STUDIE 154 OPLEIDINGSPROFIEL Maatschappelijk assistent
OPLEIDINGSPROFIEL Maatschappelijk assistent Studiegebied Opleiding Graad
: : :
Optie
:
Sector
:
sociaal-agogisch werk sociaal werk maatschappelijk assistent maatschappelijke advisering maatschappelijk werk personeelswerk sociaal-cultureel werk sociaal-cultureel werk
Werkgroep opleidingsprofielen van de Vlaamse Hogescholen in opdracht van de Vlaamse onderwijsraad D/2000/6356/24 De leden van de werkgroep opleidngsprofielen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het opleidingsprofiel. De Vlor heeft enkel ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
I N H O U D
NOTA BIJ LEZING HOOFDSTUK 1: ALGEMENE ANALYSE
2
1
Opleidingsprofiel sociaal werk 1.1 Identificatie van het opleidingsprofiel 1.2 Opdracht 1.3 Ontwikkelingsproces 1.4 Legitimatie
2 2 2 2 3
2
Situering van de opleiding 2.1 Gegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 Beroepenstructuur 2.1.2 Geraadpleegde beroepsprofielen 2.1.3 Visie 2.2 Gegevens uit de onderwijswereld 2.2.1 Algemene situatieschets 2.2.2 Aantal studenten in het academiejaar 1997/98 2.2.3 Aanvaarde diploma’s binnen de sector 2.2.4 Evolutie van het aantal uitgereikte diploma’s 2.2.5 Infrastructuur 2.3 Studenteninstroom 2.3.1 Algemeen 2.3.2 Leeftijd 2.3.3 Regionale verdeling 2.3.4 Studentenpopulatie eerste jaar naar geslacht 2.3.5 Studentenpopulatie eerste jaar naar vooropleiding 2.4 Uitstroom en tewerkstelling
3 3 3 3 4 4 4 5 6 6 6 7 7 7 7 8 8 8
3
Programma’s 3.1 Eerste jaar 3.2 Twee jaar 3.3 Derde jaar 3.4 Vaststellingen
9 10 11 14
HOOFDSTUK 2: DE OPLEIDING SOCIAAL WERK NADER BEKEKEN
15
1
De kern van het beroepsprofiel
15
2
De kern van het Opleidingsprofiel 2.1 Menswetenschappelijke begrippen, gegevens en theorieën kunnen gebruiken 2.2 De werkterreinen kennen, de sociale kaart kunnen hanteren 2.3 Methodisch leren handelen 2.4 Wetgeving kennen en kunnen toepassen 2.5 Een professionele houding aannemen 2.6 Sociaal-ethische reflectie op het beroepsoptreden
16 16 17 17 18 19 19
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
HOOFDSTUK 3:
DE GEMEENSCHAPPELIJKE STAM
20
OPLEIDINGSPROFIELEN MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
20
1
Ter inleiding 1.1 Gemeenschappelijke stam 1.2 Hantering van het basisschema opleidingsprofielen 1.2.1 M.b.t. functionele gehelen 1.2.2 M.b.t. contextgegevens
20 20 20 20 20
2
Specifieke klemtonen in het opleidingsprofiel per optie 2.1 Maatschappelijke advisering 2.2 Maatschappelijk werk
21 21 21
HOOFDSTUK 4: 1 2
OPTIESPECIFIEKE OPLEIDINGSPROFIELEN
32
Overzicht van centrale opleidingssegmenten t.o.v. optiespecialisatie
32
Specifieke klemtonen in het opleidingsprofiel per optie 2.1 Maatschappelijke advisering 2.2 Maatschappelijk werk 2.3 Personeelswerk 2.4 Sociaal-cultureel werk
33 33 34 35 36
HOOFDSTUK 5:
PEDAGOGISCH MODEL
38
1
Vooraf
38
2
Kenmerken 2.1 Generalisatie opleiding 2.2 Praktijkgerichtheid 2.3 Eigen didactiek 2.4 Een eigen sfeer
38 38 38 39 39
BIBLIOGRAFIE
40
REDACTIE
41
Bijlage 1: lijst van de medewerkers
42
Bijlage 2: verslag vergadering 08.03.'95 Vereniging Vlaamse Hogescholen
44
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
1
NOTA BIJ LEZING
Om de autonomie van de tekst met het oog op verspreiding niet te schaden zijn de bijlagen niet als dusdanig vermeld op de plaatsen waar ze bij lezing dienen ingevoegd te worden. Voor bredere verspreiding zijn deze bijlagen nl. overbodig. Er dienen voor de preciesheid echter wel twee bijlagen te worden gehanteerd: e
1 bijlage betreft de identificatiegegevens van de verschillende hogescholen of departementen waar de opleiding sociaal werk wordt georganiseerd. De bijlage is een uitbreiding van tabel 1. e
2 bijlage betreft de concretisering van het studieprogramma. Deze bijlage omvat de programma-afspraken gemaakt binnen de V.V.S.H., dd. 8.03.1995. Deze bijlage dient gekoppeld te worden aan vaststelling 4 op p. 3 onder 3.4 vaststelling. Beide bijlagen zijn te vinden na de bibliografie.
2
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
HOOFDSTUK 1 : ALGEMENE AN ALYSE
1
Opleidingsprofiel sociaal werk1
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel Het opleidingsprofiel dat hier wordt ontwikkeld is dat van Maatschappelijk Assistent en verwijst naar het wettelijk erkend diploma met dezelfde benaming. De basisopleiding wordt Sociaal Werk genoemd en bevat de volgende opties waarvan de gevolgde optie gesanctioneerd wordt met het diploma van maatschappelijk assistent: − maatschappelijke advisering; − maatschappelijk werk; − personeelswerk; − sociaal-cultureel werk; − syndicaal werk. Het opleidingsprofiel is voorgelegd aan de opleidingscommissie van de sectorcommissie Sociale Zorg.
1.2
Opdracht Opdrachtgever is de heer Van den Bossche L., minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken. De opdracht bestaat in het uitwerken van een opleidingsprofiel voor de opties binnen de basisopleiding Sociaal Werk die toegang geven tot het diploma van Maatschappelijk Assistent. De doelstelling is dubbel. Enerzijds is er het uitschrijven van de gemeenschappelijke stam en de daaraan gekoppelde vereiste basiscompetenties die voor een beginnende maatschappelijk, assistent noodzakelijk zijn. Anderzijds is er het formuleren van de specifieke basiscompetenties en werkvoorwaarden per optie waarbinnen de student afstudeert.
1.3
Ontwikkelingsproces De Vereniging van Vlaamse Sociale Hogescholen heeft sinds 1994 werk gemaakt van het uitschrijven van beroepsprofielen, opleidingsprofielen en basiscompetenties voor de Maatschappelijk Assistent (cfr. het in 1996 gepubliceerde boek onder auspiciën van de VVSH: Leren en werken als maatschappelijk as2 sistent. Op basis van dat werk en rekening houdende met de richtlijnen van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, gepubliceerd in Handleiding voor het schrijven van opleidingsprofielen voor het Hogeschoolonderwijs zijn de optie-
1
2
In deze basisopleiding bevindt zich ook de optie "Assistent in de psychologie" die gesanctioneerd wordt met een geëigend diploma nl. "gegradueerde assistent in psychologie". Hier wordt enkel ingegaan op het opleidingsprofiel van de maatschappelijk assistent. VVSH, Leren en werken als maatschappelijk assistent, Leuven, Garant 1996
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
3
opleidingsprofielen besproken in de opleidingscommissie van de sectorcommissie Sociale Zorg van de Vlaamse Onderwijsraad. Daar werd de reeds door de VVSH geformuleerde wens om tot een duidelijker uittekening van het gemeenschappelijk opleidingsprofiel voor alle opties die toegang geven tot het diploma Maatschappelijk Assistent te komen door de ander partners van de Sectorcommissie onderlijnd. Dan is de opdracht gegeven aan een werkgroep binnen de VVSH om deze gemeenschappelijke opleidingsstam en de specificiteit van de opleidingsprofielen per optie duidelijker te formuleren en aan de Raad Hoger Onderwijs voor te leggen.
1.4
Legitimatie Het gemeenschappelijk opleidingsprofiel en de specifieke optieonderdelen worden gelegitimeerd door de Raad voor het Hoger Onderwijs.
2
Situering van de opleiding
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld
2.1.1
Beroepenstructuur De maatschappelijk assistent als professionele werker is tewerkgesteld in diverse sectoren van het welzijnswerk, en binnen grotere gehelen, in diensten die zich voor de bevordering van het welzijn van medewerkers / klanten / cliënten inzetten. Daartoe werken maatschappelijk assistenten vaak: − vrij zelfstandig in een organisatie, vb. sociaal-juridische dienstverlening in een dienst ledenverdediging, vb. personeelsverantwoordelijke; − in interdisciplinaire teams samen met beroepsbeoefenaars van aanverwante disciplines , vb. als maatschappelijk assistent in een P.M.S.-team; − met specialisten van andere disciplines aan een gemeenschappelijke opdracht, vb. als educatief medewerker in een museum; Aanverwante beroepen zijn pedagoog, socioloog, jurist, orthopedagoog, regent.
2.1.2
Geraadpleegde beroepsprofielen Hier kan verwezen worden naar de beschrijving van de beroepenstructuur in het reeds geciteerde werk Leren en werken als maatschappelijk assistent en naar de beroepsprofielen die in een vroegere fase in de VLOR zijn ingediend en werden goedgekeurd: − − − − −
het beroepsprofiel Maatschappelijke advisering; het beroepsprofiel Maatschappelijk werk; het beroepsprofiel Personeelswerker; het beroepsprofiel Sociaal-cultureel werker; het beroepsprofiel Medewerker Sociaal beleid, decretale term syndicaal werk.
Daarnaast zijn er de beroepsprofielen van assistent in de psychologie en orthopedagoog waarvan de opleidingen binnen hetzelfde studiegebied vallen.
4
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
In een verwijzing naar Nederland kunnen de volgende publicaties geciteerd worden: Maatschappelijke Dienstverlening, Beroependomeinprofiel en SCW beroe3 pendomeinprofiel gepubliceerd in 1996 door de Stuurgroep Beroepenstructuur van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn.
2.1.3
Visie De maatschappelijk assistent heeft een eigen plaats in de bevordering van het welzijn van personen en groepen in de Vlaamse/ Belgische/ Europese samenleving. De aard van zijn interventies liggen op de verschillende grote domeinen van het menselijk handelen. Hij verleent hulp aan mensen die met kleine of grote problemen geconfronteerd worden en daardoor in hun persoonlijk en sociaal functioneren geremd worden. Hij informeert en verleent diensten aan personen/groepen m.b.t. hun rechten en plichten in de diverse samenlevingsverbanden waarin zij betrokken zijn / wetgevingen en reglementen waaraan zijn onderworpen zijn. Hij werkt preventief t.a.v. (bedreigde) mensen of groepen om te voorkomen dat die in (nog sterkere) probleemsituaties terechtkomen. Hij hanteert een collectieve probleemaanpak wanneer hij personen en groepen ondersteunt bij het opkomen voor hun rechten in één of meerdere samenlevingsverbanden. Hij zet educatieve processen op om personen en groepen te begeleiden bij het verwerven van inzichten en houdingen die nodig zijn om de kwaliteit van hun persoonlijk leven en van hun gemeenschapsleven te verbeteren. Hij is in staat in een organisatie te werken om de efficiëntie en de kwaliteit van het werk te verhogen. Hij is in staat een dossier op te maken, bij te houden en af te werken in overleg met de betrokkene. Hij verricht studiewerk om de ontwikkelingen die zich op diverse terreinen van het maatschappelijk gebeuren voordoen te kunnen volgen. De specificiteit van de beroepsuitoefening van de maatschappelijk assistent is dat hij vanuit een globale benadering in relatie tot personen en groepen handelt.
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld
2.2.1
Algemene situatieschets Uit het verslag van de opleidingsdoorlichtingen maatschappelijk assistent en maatschappelijk adviseur in 12 hogescholen (5) zijn een aantal gegevens geput. Zij worden voor zover mogelijk geactualiseerd. Tot in het academiejaar 1994-1995 vormen de opleidingen “maatschappelijk assistent” en “maatschappelijk adviseur” afzonderlijke afdelingen binnen het sociaal hoger onderwijs van het korte type. Vanaf het academiehaar 1995-1996 zijn beide opleidingen, zoals reeds hoger geschetst, ondergebracht in het studiegebied “sociaalagogisch werk” waar ze opties zijn binnen de basisopleiding van één cyclus “sociaal werk”. De twaalf vestigingsplaatsen waar de opleiding tot maatschappelijk assistent worden georganiseerd, worden hieronder weergegeven.
3
N.I.Z.W., Beroependomeinprofiel, Maatschappelijke Dienstverlening, Utrecht, 1996 125 pp. En Beroependomeinenprofiel, Sociaal-cultureel Werk, Utrecht, 1996.
5
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
Tabel 1: Overzicht van de hogescholen en de aangeboden opties (academiejaar 1997-1998) Nr
Sociale Hogeschool Departement Sociaal-agogisch werk
1
Hogeschool Antwerpen Departement Sociale Agogiek Karel de GroteHogeschool Antwerpen Erasmushogeschool Brussel Katholieke Vlaamse Sociale Hogeschool en Parnas Brussel Hogeschool Limburg Diest Katholieke Hogeschool Kempen Geel Hogeschool Gent Gent Sociale Hogeschool KVMW Gent Autonome Hogeschool West-Vlaanderen Departement HIEPSOKortrijk Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen IPSO-Kortrijk Katholieke Hogeschool Leuven Departement Sociale Hogeschool Heverlee Autonome Hogeschool West-Vlaanderen Departement VesaliusHiss- Oostende
2
3 4
5 6
7 8 9
10
11
12
2.2.2
Maatschappelijke advisering
Maatschappelijk werk
Personeelswerk
Sociaalcultureel werk
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
✗
Syndicaal werk
✗
✗
✗
Aantal studenten in het academiejaar 1997-1998 Tabel 2: Overzicht van de studentenaantallen per hogeschool, in het academiejaar 1997-1998 Jaar 1ste jaar 2de jaar 3de jaar Ma Adv. Ma Werk Pers. Werk S. Cul. We Synd. We Totaal
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
135 66
238 151
78 68
126 87
297 85
289 107
247 126
465 311
66 61
180 125
315 180
102 46
33 12 23
75 24 36
53 9
5 48 28 34
4 54 14 36
14 68 24 37
269
524
212
298
444
511
481
23 2 137 26 68 28 12 90 12 44 20 1051 188 431
75 41
10
43 19 23
638
189
27 29
Totaal
Ten overstaan van het academiejaar 1993-1994 is de studentenpopulatie gestegen met 47%.
2538 1413
675 170 345 20 5236
6
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
Het gemiddelde studentenaantal per hogeschool/departement Sociaalagogisch Werk - opleiding Sociaal Werk, is gestegen met 40%. In het derde jaar vertonen de getallen per optie een verschillend verloop; Maatschappelijke Advisering stijgt met 41%, Maatschappelijk Werk met 70%, Personeelswerk met 70%, Sociaal-cultureel Werk met 136% en Syndicaal Werk daalt met 25%.
2.2.3
Aanvaarde diploma's binnen de sector Er zijn maar een beperkt aantal sectoren waar de toegang tot het beroep voorbehouden is voor maatschappelijk assistent, bvb. in de sociale dienst van het OCMW. In de meeste gevallen beweegt de afgestudeerde maatschappelijk assistent zich in een werkveld waar hij het moet opnemen met afgestudeerden van heel verschillende richtingen, ook, en vooral, uit het universitair onderwijs.
2.2.4
Evolutie van het aantal uitgereikte diploma's De aantallen van de gediplomeerden van de laatste 5 jaar zien er als volgt uit: Tabel 3: Uitgereikte diploma’s in de periode 1993-1997 Optie
1993
1994
1995
1996
1997
1998
Maatschappelijk adviseur Maatschappelijk Werk Personeelswerk Sociaal-cultureel Werk Syndicaal Werk Totaal
46 370 124 141 14 695
50 394 120 147 25 736
59 497 116 211 25 908
47 567 110 251 28 1003
66 608 144 268 20 1106
268 2436 614 1018 92 4448
Uit dit overzicht blijkt een sterke stijging van het aantal gediplomeerden, in een periode van vijf jaar. De verdeling ervan over de opties ziet er als volgt uit:
2.2.5
Optie
1993
1997
Maatschappelijk adviseur Maatschappelijk Werk Personeelswerk Sociaal-cultureel Werk Syndicaal Werk Totaal
6,6 53,3 17,9 20,2 2 100
5,9 54,9 13,2 24,2 1,8 100
Infrastructuur Zowat alle vestigingsplaatsen zijn vrij gemakkelijk te bereiken met het openbaar vervoer, soms omdat een speciale busdienst de campus tijdens de lesuren verbindt met een nabijgelegen station, meestal omdat een frequente bus- en/of tramdienst een halte heeft in de onmiddellijke omgeving. Zes hogescholen of departementen zijn gevestigd in oudere woonkernen van grote Vlaamse steden en hebben geen of zeer beperkte eigen parkeergelegenheid. Werkruimte voor de lectoren blijft in alle hogescholen eerder bescheiden. Voor de deeltijdse lectoren is er in de meeste gevallen enkel een gemeenschappelijke
7
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
ruimte, die eventueel moet gedeeld worden met lectoren van andere afdelingen. Ook hier dient er rekening mee gehouden dat sinds de fusies er zich wijzigingen in sommige hogescholen hebben voltrokken of aan het voltrekken zijn.
2.3
Studenteninstroom
2.3.1
Algemeen In het doorlichtingrapport wordt vermeld dat in 1993 1.824 studenten startten in het 1ste jaar. Op basis van gegevens van dit jaar (1997) bedraagt de instroom 2.546 studenten.
2.3.2
Leeftijd Leeftijd
19934
1993 in %
19975
1997 in %
-18 en 18 19 20 21 22 23 24 25 en 25+ totaal
656 621 329 134 51 21 7 5 1824
35,6 34 18 7,3 2,6 1,1 0,2 0,2 100
920 845 485 163 63 36 13 21 2546
36 33 19 6,5 2,5 1,5 0,5 1 100
Hieruit blijkt een minimale toename van het aantal generatiestudenten en ook een lichte toename van het aantal oudere studenten.
2.3.3
Regionale verdeling In 1994 bleek uit het cijfermateriaal van de doorlichtingcommissie een relatief geringere deelname van studenten uit de provincie Limburg. Deze provincie, maar ook de provincie West-Vlaanderen waar nochtans drie vestigingsplaatsen zijn, vertoonden een negatief studentensaldo. Vanuit Limburg gingen de studenten blijkbaar vooral naar Brabant en in mindere mate naar Antwerpen, wat in hoofdzaak de in het oostelijk deel van deze provincie gelegen vestigingsplaatsen ten goede komt. De aantrekkingskracht van een universiteitsstad en de in de WestOost-richting beter ontwikkelde verkeersassen hadden een studententransfer van West- naar Oost-Vlaanderen voor gevolg. De huidige situatie is op dat punt niet onderzocht maar de toename van het aantal studenten in het departement Sociaalagogisch Werk van de Hogeschool Limburg is een aanduiding van verschuiving.
4 5
In absolute cijfers uitgedrukt in absolute cijfers uitgedrukt
8
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
2.3.4
Studentenpopulatie eerste jaar naar geslacht Ook hier wordt een vergelijking gemaakt worden tussen de cijfergegevens van 1993 en de gegevens van 1997. Tabel 5: Studentenpopulatie eerste jaar naar geslacht Geslacht
19936
1993 in %
19977
1997 in %
Jongens Meisjes totaal
549 1275 1824
30 70 100
727 1819 2546
28,5 71,5 100
De trend dat ongeveer 2/3de van de studenten meisjes zijn wordt bevestigd en wordt zelfs nog een weinig versterkt in dit overzicht van de populatie van het 1ste jaar.
2.3.5
Studentenpopulatie eerste jaar naar vooropleiding Tabel 6: Studentenpopulatie eerste jaar naar vooropleiding Diploma
19938
1993 in %
19979
1997 in %
ASO TSO KSO BSO Andere Totaal
1203 563 11 45 2 1824
66 31 1 2 0,1 100
1554 869 28 69 23 2546
61 34,1 1,1 2,7 1 100
Deze vergelijking van twee momentopnames doet vermoeden dat er gaandeweg een verschuiving van ASO naar TSO plaatsvindt. Bij “andere diploma’s” gaat het vooral om studenten met een buitenlands diploma. Het aantal allochtone studenten in de opleiding maatschappelijk assistent is niet onderzocht. Uit de beschikbare gegevens van 1997 kan opgemaakt worden dat 58% rechtstreeks uit het secundair komt waar dit in 1993 60% was.
2.4
Uitstroom en tewerkstelling Over de tewerkstelling zijn moeilijk exacte cijfers te bundelen. Uit algemene gegevens blijkt dat er momenteel weinig of geen problemen zijn om als afgestudeerde aan het werk te komen. Een bepaald (stijgend) deel van de afgestudeerden studeert verder aan een universiteit of een andere hogeschool.
6 7 8 9
In absolute cijfers uitgedrukt idem idem idem
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
3
9
Programma's De volgende analyse is uitgevoerd op basis van de "programma's" en niet van lesfiche- of cursusanalyses. Vanuit dat vertrekpunt kunnen eventueel verkeerde ordeningen gebeurd zijn. De tendensen zijn evenwel duidelijk.
3.1
Eerste jaar
3.1.1
Er is een gemeenschappelijke stam van vakken uit de menswetenschappen die er als volgt uitziet: 3.1.1.1 Economie: het vak economie komt zonder "titelverschillen" voor in het programma van alle hogescholen en heeft een eenvormige studiepuntentoekenning: 4 a 5 met (7x) 5 studiepunten. 3.1.1.2 Filosofie: komt voor onder meerdere titels en kent een studiepuntenwaarde variërend van 3 tot 8 met de meest voorkomende waarde van 5 studiepunten (5x). 3.1.1.3 Geschiedenis: wordt vrij uniform benoemd en kent een studiepuntenaantal van 3 tot 6, met een hoogste frequentie voor 3 met (5x). 3.1.1.4 Psychologie: wordt ook praktisch altijd zo genoemd, en krijgt een studiepuntenaantal tussen 4 en 8, met een meest voorkomende waarde van 5 (5x). 3.1.1.5 Rechtsvakken: waarin diverse deeltakken op uiteenlopende wijze aan bod komen: Inleiding tot het Recht, Grondwettelijk en Administratief Recht, Burgerlijk Recht, Sociaal Recht... Het aantal toegekende studiepunten loopt van 5 tot 12 met een meest voorkomend studiepuntental van 8, Dit wijst op het belang dat dit luik in de opleiding inneemt. 3.1.1.6 Sociologie: is een wetenschappelijke discipline waarvoor meerdere 'vaktitels' of titels voor delen worden gebruikt. Hier lopen de toegekende studiepunten sterk uiteen, tussen 4 en 12 met een meest voorkomende waarde van 5 (6x). 3.1.1.7 Niet algemeen voorkomend of in elk geval onderdelen die niet expliciet in de programmatabel van het eerste jaar van iedere hogeschool vermeld zijn: a Demografie (2x) expliciet vermeld; b Medico-sociale wetenschappen en/of Biologie met verschillende benamingen en met een studiepuntentoewijzing van 3 tot 5. De meest voorkomende frequentie is 3 (6x); c Statistiek wordt in de helft van de programma's vermeld met een bijna constante toekenning van 3 studiepunten.
10
3.1.2
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
Het tweede grote luik in het programma van het eerste jaar houdt verband met de theorie van de agogiek, de organisatie van het Welzijnswerk, de agogische, administratieve en technische vaardigheden nodig voor de uitoefening van het beroep van maatschappelijk assistent. In enkele hogescholen worden studenten hier, naar gelang van de keuze voor een optie, gedurende een beperkt aantal uren ingeleid in de specificiteit van de gekozen optie. 3.1.2.1 Agogiek: wordt door een beperkt aantal hogescholen in het eerste jaar ingelegd, voor een studiepuntenwaarde van 3. 3.1.2.2 Organisatie van het Welzijnswerk: alle hogescholen leggen een cursus in die handelt over de organisatie van het Welzijnswerk, de deelsectoren, de sociale kaart. Hier lopen de studiepunten uiteen van 5 tot 12. 3.1.2.3 Agogische/sociale en communicatieve vaardigheden: dit vakgebied is moeilijk af te bakenen op basis van de titels in het programmaoverzicht. Soms wordt expliciet "Agogische Vaardigheden" vermeld, soms staat er practica, groepswerk, projectwerk en kan er worden vermoed dat het betrekking heeft op het aanleren van agogische vaardigheden. 3.1.2.4 Andere: a Administratieve rapportage; b Creatieve training; c Informatica; zijn vakken die hierbij ook vermeld worden. Indien men dit geheel samentelt komt men tot een toegewezen studiepuntenaantal dat schommelt tussen 5 en 20.
3.2
Tweede jaar In het tweede jaar wordt de eigenheid van het inhoudelijk en pedagogisch concept van iedere hogeschool nog duidelijker, door de wijze waarop het programma wordt uitgewerkt.
3.2.1
De menswetenschappelijke stam voor wat betreft zijn "algemeen voorkomen in het programma van elke hogeschool", versmalt. 3.2.1.1 Economie: komt in iedere hogeschool doorgaans voor onder de titel Sociale Economie, met een studiepuntenaantal van 3 a 5 met een hoogste frequentie voor 3 (7x). 3.2.1.2 Filosofie / Godsdienst: komt in ieder programma voor met een studiepuntental van 3 tot 5, met een hoogste frequentie voor 3 (7x). 3.2.1.3 Recht: met een sterk uiteenlopende studiepuntentoekenning van 3 tot 1, met meest (5x) voorkomend: 6 studiepunten.
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
11
3.2.1.4 Niet verplicht: voor alle studenten in iedere opleiding zijn: a Psychologie met nogal uiteenlopende titels, en met een studiepuntenaantal van 3 tot 12. b Sociologie met vermelding van deelvakken van de sociologie met een studiepuntenaantal van 3 tot 7. c De Methodiekvakken nemen een belangrijke plaats in het programma van iedere hogeschool in. In ieder programma komen zowel: - de persoongerichte (individuele) hulpverlening; - de groepsgerichte benadering; - de maatschappelijke activering/ opbouwwerk; - methoden en technieken van het sociologisch onderzoek; - informatica; voor. In sommige hogescholen volgen studenten naar gelang van de gekozen optie niet alle methodiekvakken. Het toegewezen studiepuntenaantal varieert tussen 15 en 23; cijfer dat wijst op het belang dat aan dit programmaonderdeel wordt gehecht.
3.2.2
Stage Dit praktijkluik komt in ieder programma voor en wordt in een aantal gevallen gekoppeld aan literatuurstudie of een werkstuk. De studiepunten bedragen 8 tot 17.
3.2.3
Keuzevakken (wijziging aan oorspronkelijke tekst...) Zoals reeds hoger werd aangestipt, leggen 6 van de 12 hogescholen in het tweede jaar een aantal keuzevakken in, die gevolgd worden door de studenten die voor een bepaalde optie kiezen. De toegewezen studiepunten voor deze optieonderdelen verschillen sterk van hogeschool tot hogeschool nl. van 6 tot 27.
3.3
Derde jaar Het derde jaar wordt in iedere hogeschool per optie georganiseerd. Soms zijn er wel enkele optieoverstijgende vakken. De ingelegde programma's vertonen voor wat betreft de kernelementen een belangrijke mate van gemeenschappelijkheid. Wel worden nogal verschillende titels gebruikt voor vakken die vermoedelijk ongeveer eenzelfde inhoud dekken. De specifieke inhoudelijke en didactische opstelling van iedere hogeschool blijkt duidelijk uit de eigen programmastructuren.
3.3.1
Maatschappelijke advisering De grote gemeenschappelijke delen zijn: 3.3.1.1 De rechtsvakken: met het accent op specifieke rechtsthema's en de toepassing van recht in concrete situaties. Hier gaan 10 tot 16 studiepunten naartoe.
12
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
3.3.1.2 Methoden van de Sociaal-juridische dienstverlening: in sommige programma's worden thema’s gespecificeerd; 3 tot 18 studiepunten gaan naar deze opleidingsonderdelen. 3.3.1.3 Stage: het aantal studiepunten dat hier naartoe gaat varieert van 19 via 22 en 24 (2x) tot 25. 3.3.1.4 Het eindwerk: krijgt ook een verschillend aantal studiepunten: 5, 6, 8, 9, of 10.
3.3.2
Maatschappelijk werk Het gemeenschappelijk accent binnen alle opleidingen MW is de gerichtheid op de werkmethoden, thema's en terreinen. 3.3.2.1 Werkmethoden: komen in ieder programma voor. In bepaalde opleidingen wordt dit beperkt tot de individueel gerichte werkmethoden (hulpverlening). Meestal echter, komen ook de andere, zoals groepsgerichte- en activeringsmethoden aan bod. 8 tot 21 studiepunten worden hieraan toegekend. 3.3.2.2 Werkterreinen en werkveldgerichte thema's: worden overal ingelegd, met 3 tot 9 studiepunten. 3.3.2.3 Stage: komt overal aan bod, met studiepunten variërend tussen 15 en 25. 3.3.2.4 Eindwerk: krijgt een aantal studiepunten dat ligt tussen 5 en 10. 3.3.2.5 Niet algemeen in het programma zijn: a Filosofie: dat uitdrukkelijk in twee opleidingsprogramma's vermeld wordt. b Organisatiekunde, welzijnsbeleid: dat expliciet in vier opleidingsprogramma's is opgenomen. c Psychologie. d Recht en rechtstoepassingen. e Sociologie.
3.3.3
Personeelswerk Ook hier is er een sterke gemeenschappelijke stam met betrekking tot praktijkgerichte methodieken, m.n. rond Sociale Wetgeving en Human Resources. 3.3.3.1 Methodiek en techniek van het personeelswerk: neemt een heel belangrijke plaats in het programma in; 4 tot 16 studiepunten worden daaraan toegekend. 3.3.3.2 Recht, rechtstoepassing en arbeidsrecht: is een andere constante in het programma P.W. en krijgt 3 à 7 studiepunten toegewezen. 3.3.3.3 Personeelsadministratie: komt ook in ieder curriculum voor; 3 tot 7 studiepunten gaan daar naartoe. 3.3.3.4 Stage: krijgt volgende studiepunten toegewezen: 15, 19, 20 (2x), 23, 24 (3x).
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
13
3.3.3.5 Eindwerk: zit met de toegekende studiepunten op hetzelfde niveau als de andere opties: 5 (2x), 6 (2x), 9 (2x) en 10 (2x). 3.3.3.6 Niet gemeenschappelijk zijn: a Bedrijfseconomie. b Kwantitatieve onderzoeksmethoden. c Psychologie en Sociologie.
3.3.4
Sociaal-cultureel Werk In de programma's van deze optie zijn dezelfde kernluiken gemeenschappelijk voor alle opleidingen. 3.3.4.1 S.C.W.-visie: op basis van de titels worden 4 tot 15 studiepunten toegekend aan programmaonderdelen die betrekking hebben op visie en methoden in het S.C.W. 3.3.4.2 S.C.W.-methodieken en technieken: krijgen in ieder programma eveneens ruime aandacht. Daarbij wordt aandacht besteed aan zowel individuele, groepsgerichte als activerende methoden en technieken; 6 tot 21 studiepunten worden daaraan toegekend. 3.3.4.3 Stage: Wordt hier ook op een gelijkaardige wijze als in de andere opties gewaardeerd: 19, 20 (2x), 22, 23 en 24 (3x). 3.3.4.4 Eindwerk: Ook hier zijn de waarderingen vergelijkbaar met de studiepunten in andere opties: 5, 6 (2x), 8, 9 (2x), 10 (2x). 3.3.4.5 Niet gemeenschappelijk of niet direct uit de programmaopgave afleidbaar zijn: a Administratieve vaardigheden. b Beleid en organisatie. c Psychologie. d Sociologie.
3.3.5
Syndicaal Werk / Sociaal Beleid Daar deze optie slechts door één hogeschool wordt georganiseerd is een bundeling niet nodig. De krachtlijnen van het programma zijn vergelijkbaar met deze van de andere opties. 3.3.5.1 Methodiekvakken: met o.a. methoden van sociale dienstverlening, groepsvaardigheden, agogiek en organisatiebeleid met een totaal van 15 studiepunten. 3.3.5.2 Filosofie: met 3 studiepunten. 3.3.5.3 Sociale politiek en milieubeleid: met 4 studiepunten. 3.3.5.4 Sociaal recht: met 3 studiepunten.
14
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
3.3.5.5 Sociale bewegingen en welzijnswerk: met 6 studiepunten. 3.3.5.6 Stage: met 26 studiepunten. 3.3.5.7 Eindwerk: met 6 studiepunten.
3.4
Vaststellingen 1 Uit de analyse blijkt een belangrijke mate van convergentie in de studieprogramma's. Dit is vooral zichtbaar in het eerste jaar en dat m.n. rond de menswetenschappelijke studieonderdelen. 2 Uit alle studieprogramma's blijkt expliciete aandacht voor de organisatie, praktijk en de achterliggende visies van de werkvelden waarvoor wordt opgeleid. 3 Alle opleidingen besteden uitvoerig aandacht aan de agogisch / methodische studieonderdelen. Wel is er een grote mate van verscheidenheid in de concretisering, wellicht afhankelijk van de verschillen in visies binnen de diverse hogescholen. 4 Aandacht voor de stagepraktijk (in 26 en 36 jaar), en de behandeling ervan, is zeer gelijklopend. 5 De programmastructuur blijkt conform te zijn aan de vroeger gemaakte afspraken rond een MINIMUMPROGRAMMA, binnen de Vlaamse Vereniging voor Sociale Hogescholen. 6 Onder invloed van de ontwikkelingen in de diverse werkgebieden, tekent zich gaandeweg een sterkere optiespecialisatie af. 7 Waar vroeger de opleiding tot maatschappelijk assistent eerder algemeen van aard was, verschuift ze nu naar een meer optiespecifieke differentiatie. Dit tekende zich eerst hoofdzakelijk af in het derde jaar. Nu zien we dat een aantal hogescholen die specialisatie ook reeds in een tweede jaar vormgeven.
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
15
HOOFDSTUK 2: DE OPLEIDING SOCIAAL WERK NADER BEKEKEN
1
De kern van het beroepsprofiel Maatschappelijk assistenten vervullen een brugfunctie tussen mens en samenleving. Ze verlenen op een professionele wijze diensten om het persoonlijk, interpersoonlijk en maatschappelijk functioneren van mensen te bevorderen, en belemmeringen die daarbij optreden op te heffen. Aangrijpingspunten voor interventies van maatschappelijk assistenten zijn: 1 de rechten, de verantwoordelijkheid en de aspiraties van mensen, in hun diverse posities en sociale rollen: − vader, moeder, partner, enz. in primaire sociale verbanden; − gebruiker van diensten en voorzieningen; − deelnemer, lid of vrijwilliger in het kader van het georganiseerde sociaal en cultureel leven; − werknemer van een onderneming, instelling of dienst; − burger in de samenleving. 2 de eisen en de verwachtingen vanuit de samenleving, belichaamd door instellingen, voorzieningen e.d. 3 de spanningen en conflicten die optreden in de wisselwerking tussen individu / groep en de sociale omgeving; het gaat daarbij zowel om individuele moeilijkheden als om collectieve, maatschappelijke problemen. De interventies zelf beogen zowel mensen toe te rusten met capaciteiten die ze nodig hebben in hun persoonlijk en maatschappelijk leven, als in de samenleving (en haar instellingen en voorzieningen) de voorwaarden te realiseren, om mensen tot hun recht en aan hun rechten te laten komen. Maatschappelijk assistenten oefenen hun beroep uit in dienstverband. Ze zijn actief in vele sectoren van het maatschappelijk bestel: in de gezondheids- en welzijnszorg, de justitie, het onderwijs, het sociaal-cultureel werk, het bedrijfsleven, de vakbonden, enz. Het hierboven omschreven beroepsprofiel krijgt naargelang de sector en zelfs op subsectorieel niveau, ten dele een andere invulling. Een meer gedifferentieerde benadering dringt zich dan ook op. Precieze empirisch-wetenschappelijke analyses van functies en loopbanen van maatschappelijk assistenten zijn niet voorhanden. In de basisopleiding maatschappelijk assistent zijn een aantal opties uitgebouwd: maatschappelijk werk, sociaal-cultureel werk, personeelswerk, maatschappelijke advisering. De gemaakte opdeling volgt zo getrouw mogelijk de realiteit van het werkveld.
16
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
Voorlopig, d.w.z. zolang grondig wetenschappelijk onderzoek geen alternatieven aanreikt, biedt de VVSH-publicatie 'Leren en werken als maatschappelijk assistent' (Leuven, Garant, 1996) de beste invalshoek. Bij de voorbereiding van deze publicatie is per optie het beschikbare (semi-)wetenschappelijk studiewerk, alsook een groot aantal vertegenwoordigers van de diverse werkterreinen maatschappelijk assistenten maar ook andere professionals en beleidsverantwoordelijken -, geraadpleegd. De profielen houden rekening met recente evoluties op het terrein en bieden dus een actueel overzicht van de taken van maatschappelijk werkers, respectievelijk sociaal-cultureel werkers, personeelswerkers en maatschappelijk adviseurs.
2
De kern van het opleidingsprofiel Nu volgt een schets van de belangrijkste pijlers van het opleidingsprofiel: in de basisopleiding aanwezig te stellen en door de studenten te verwerven professionele competenties. We maken voorlopig abstractie van de specifieke competenties per optie; deze worden in infra nader toegelicht. Vooraf moet duidelijk zijn dat het professionele handelen van de maatschappelijk assistent praktisch, en zowel probleemformulerend als probleemoplossend van aard is. In wezen handelt de maatschappelijk assistent altijd in unieke situaties. De sociale hogescholen menen dat er geen standaardrecepten en procedures bestaan om mensen te helpen, te vormen, enz. Professionele handelingsbekwaamheid verwerven, betekent dan ook dat studenten: − zich grondig scholen op menswetenschappelijk en methodisch vlak; − tezelfdertijd zich trainen om, in steeds wisselende situaties, creatief en pragmatisch te zoeken naar adequate probleemformuleringen en oplossingen. De opleiding tot maatschappelijk assistent bestaat uit: een multidisciplinaire menswetenschappelijke vorming; de studie van de organisatie van de verzorgingsstaat en training in het hante5 ren van de sociale kaart ; − de studie van agogische methoden en training in het hanteren van die methoden en van sociale vaardigheden; − stages op het terrein (het gaat om een intensieve leertijd, onder supervisie van een lector en een beroepskracht, die de student moet toelaten stapsgewijs een beginnende beroepsbekwaamheid te verwerven); − reflectie op theorie en praktijk via supervisie, papers en een eindwerk. − −
2.1
Menswetenschappelijke begrippen, gegevens en theorieën kunnen gebruiken De opleiding tot maatschappelijk assistent wil practici vormen, die op een professionele wijze probleemformulerend en probleemoplossend kunnen handelen. Een brede multidisciplinaire vorming in de mens- en maatschappijwetenschappen is noodzakelijk: −
5
om inzicht te verwerven in de actuele uitdagingen van mens en maatschappij;
Sociale Kaart betekent hier: een overzicht van de voorzieningen waarop mensen, volgens hun vragen en noden, een beroep kunnen doen.
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
17
om concrete persoonlijke, interpersoonlijke en maatschappelijke problemen, én hun bredere context, te kunnen begrijpen; − om de complexe wisselwerking te begrijpen tussen persoonlijke moeilijkheden en maatschappelijke problemen. −
De multidisciplinaire wetenschappelijke onderbouw van de opleiding tot maatschappelijk assistent kan dan ook niet herleid worden tot algemene persoonsvorming of maatschappelijk - culturele vorming, in de rand van het eigenlijke opleidingsprofiel. Ze maakt daarentegen wezenlijk deel uit van de opleiding. De studenten moeten inzicht verwerven in en gebruik kunnen maken van de fundamentele begrippen, de denkstijlen en de belangrijkste verworvenheden van de mens- en maatschappijwetenschappen. Bovendien moeten zij zich kunnen oriënteren in de literatuur die, vanuit één of meerdere disciplines, menselijke en maatschappelijke problemen beschrijft en analyseert. De meest relevante disciplines voor maatschappelijk assistenten zijn: filosofie, sociologie, economie, recht, psychologie en biologie voor gedragswetenschappen (de genetische bepaaldheid van de mens!). Essentieel is ook dat de studenten inzicht hebben in de politieke en sociale geschiedenis van de Moderne en de Hedendaagse Tijd.
2.2
De werkterreinen kennen, de sociale kaart kunnen hanteren Alle studenten moeten inzicht verwerven in de organisatie van de moderne verzorgingsstaat. Ze moeten de diverse werkterreinen van maatschappelijk assistenten kennen (zie het overzicht bij de optiespecifieke beroepsprofielen in 'Leren en werken als maatschappelijk assistent'). Naargelang de optiekeuze moet de student een grondig inzicht verwerven in en een praktische vertrouwdheid met één specifiek werkterrein. Hij moet inzicht hebben in het overheidsbeleid t.a.v. dit werkterrein, de organisatie van het werkterrein, de evoluerende visies op doelstellingen en taken, de actuele knelpunten. Om cliënten en doelgroepen te kunnen informeren over, en te kunnen assisteren bij het gebruik van de voorzieningen van de verzorgingsstaat, moeten studenten op een vaardige wijze de sociale kaart leren hanteren.
2.3
Methodisch leren handelen Methodisch werken vormt een belangrijke pijler van het professionele handelen van elke maatschappelijk assistent, of het nu gaat om het formuleren en oplossen van individuele, relationele of maatschappelijke problemen en of dit handelen nu bestaat in het werken met individuen, groepen of organisaties. Sociale en communicatieve vaardigheden vormen de basis van alle methodisch optreden. Tijdens de opleiding moeten de studenten inzicht verwerven in de basismechanismen van interactie communicatie en besluitvorming, zowel interpersoonlijk, als in groepen en binnen en tussen organisaties. Tevens moeten ze getraind worden in het toepassen van: − observatietechnieken; − gespreks- en vergadertechnieken (deelnemen aan en leiden van gesprekken en vergaderingen);
18
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
− −
technieken om conflicten te hanteren en te onderhandelen; rapportagetechnieken.
In verschillende doseringen, naargelang de praktijksituatie, en in functie van het curatief of preventief handelen, moeten maatschappelijk assistenten bovendien onderlegd zijn in: − het methodisch begeleiden van personen en hun directe omgeving; − het methodisch begeleiden van educatieve processen; − het methodisch interveniëren in organisaties (bedrijven, instellingen...) en netwerken van organisaties; − het methodisch activeren en mobiliseren van een doelgroep of achterban; − het methodisch beïnvloeden van beleidsinstanties. Tijdens de opleiding moeten studenten inzicht verwerven in de belangrijkste (in wisselwerking tussen theorie en praktijk ontstane) modellen van methodisch handelen en in de professionele en wetenschappelijke discussie erover. Welke methodes diepgaander worden behandeld en getraind, zal mede afhangen van de optie en de voorkeur van de betrokken hogeschool. De studenten moeten, zowel via training binnen de hogeschool als tijdens stages, de vaardigheid verwerven om: − interventies (éénmalige tussenkomsten of langerlopende programma's of projecten) te plannen; − adequate methodes te kiezen, vertrekkend van de probleemdiagnose, in functie van te bereiken doelstellingen, rekening houdend met de cliënt of de doelgroep en het organisatorische en maatschappelijke kader; − procesmatig te handelen (d.w.z. dat men zijn interventies en methodes kan bijsturen tijdens het proces, op basis van evaluatie, rekening houdend met de evoluerende mogelijkheden van de cliënt of doelgroep en/of wijzigingen in de situatie). Voor wie met mensen werkt en hun situatie helpt aanpakken is het leven belangrijker dan de leer. Daarom moeten studenten zich de attitude eigen maken om op een niet-dogmatische wijze om te gaan met het methodisch arsenaal. Ze moeten ook de elementaire creativiteit ontwikkelen om, inspelend op concrete situaties, handelingsschema's te vernieuwen of zelfs te ontwerpen.
2.4
Wetgeving kennen en kunnen toepassen Rechten en plichten van mensen zijn onder meer neergelegd in de wetgeving. Het instrumenteel kunnen omgaan met regelgeving is een essentieel onderdeel van de competentie van maatschappelijk assistenten. De omvang en de complexiteit van de wetgeving brengt mee dat er tijdens de opleiding noodgedwongen keuzes worden gemaakt. Het bijbrengen van een encyclopedische juridische kennis kan geen doelstelling zijn van de basisopleiding. Alle studenten moeten een basiskennis verwerven: − van de structuur van het rechtssysteem, de indeling van het recht en de hiërarchie van de rechtsbronnen; − van de sociale wetgeving, meer bepaald het arbeidsrecht en het sociale zekerheidsrecht. Naargelang van de optie, moet de sociale wetgeving verder worden uitgediept en moeten de studenten een grondige kennis verwerven van andere onderdelen van het recht (zie verder: opleidingsprofielen per optie).
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
19
Al even belangrijk als het kennen van wetgeving, is het verwerven van de vaardigheid om wetgeving te consulteren en ze probleemgericht toe te passen.
2.5
Een professionele houding aannemen Deskundigheidsontwikkeling vereist, naast permanente bijscholing, systematische reflectie op het beroepsoptreden. Dit laatste veronderstelt integratie van theorie en praktijk: het systematiseren van praktijk, het beoordelen van de eigen praktijk vanuit de theorie en het in vraag stellen en/of ontwikkelen van theorie vanuit de praktijk. Deze vaardigheid én attitude moet de studenten tijdens de basisopleiding al bijgebracht worden en moet overigens het resultaat zijn van de gehele opleiding. Stageverslagen, supervisiegesprekken, papers en het eindwerk zijn in dit verband goede instrumenten. De studenten moeten ook vertrouwd gemaakt worden met werkvormen die in de praktijk worden toegepast om het professionele handelen te ondersteunen, zoals werkbespreking, supervisie en intervisie.
2.6
Sociaal-ethische reflectie op het beroepsoptreden De opleiding tot maatschappelijk assistent kan niet herleid worden tot de opleiding van een soort 'sociaal ingenieur'. Waardevrij is het handelen van de maatschappelijk assistent nooit. De studenten moeten gestimuleerd worden tot ethische reflectie op het beroep en hun beroepsoptreden. Kennis van de sociaal-ethische aspecten van het beroep en een sociaal-ethisch bewogen houding zijn niet te miskennen basiskwalificaties van de afstuderende maatschappelijk assistent.
20
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
HOOFDSTUK 3: GEMEENSCHAPPELIJKE ST AM OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCH APPELIJK ASSISTENT
1
Ter inleiding
1.1
Gemeenschappelijke stam Wat volgt is eerst de beschrijving van de 'gemeenschappelijke stam' van de beroepsopleiding. Het perspectief van de opleiding is dat van het opleiden van 'beginnende experts' wat samenvalt met het opleiden voor specifieke beroepsvelden (zie optie-uitbouw). Het benoemen van een gemeenschappelijke stam in de opleiding van maatschappelijk assistenten is dus deels arbitrair en artificieel, gezien de gemeenschappelijke stam tegelijk verweven zit met de verdere opties (specialisaties in de loop van de opleidingscarrière).
1.2
Hantering van het basisschema 'opleidingsprofielen'
1.2.1
M.b.t. 'functionele gehelen' Het opleidingsprofiel dat hier is uitgewerkt is het opleidingsprofiel SW voor zover van toepassing op de opleiding tot maatschappelijk assistent. Het concept "functionele gehelen" wordt in onderhavige tekst hierna gehanteerd in twee bewegingen. In eerste instantie, met het oog op het omschrijven van het overkoepelend opleidingsprofiel, wordt met functionele gehelen bedoeld de algemene taakgerichtheid die in de opleiding SW wordt ingebouwd. Alle studenten, afgezien van hun specifieke beroepsoriëntatie (optiespecifieke opleiding) worden georiënteerd op een bepaald taakgedrag. In tweede instantie worden functionele gehelen afgebakend per optiegerichte opleiding, daarbij gaat het dan om taakgehelen die voor een specifieke beroepsuitoefening gelden. Hier wordt nadrukkelijk de link gelegd met de specifieke beroepsprofielen zoals die zijn beschreven in 'Leren en Werken ais maatschappelijk assistent’. Het einddoel is het vormen van 'beginnende experts'.
1.2.2
M.b.t. 'contextgegevens' Contextgegevens worden hier begrepen als 'de context waarin de benoemde basiscompetenties in de opleiding worden bewerkt'. Het gaat daarbij om de specifieke omstandigheden die de eigenheid van dit soort opleiding uitmaken en die leiden tot een specifiek onderwijs (basisconcept). Ingrediënten daarvan zijn o.a. (aansluitend op het bovenstaande) de nood aan geïntegreerde kennis / inzichten en handelingsoriëntaties, zodanig dat zowel de persoonlijke als de maatschappelijk - culturele component ingebouwd wordt in de onderwijsstrategieën. Het gaat o.a. ook om het 'leren leren', het gaat om het leren op grond van beginnende praktijkervaring, etc. Dit leidt tot een typisch eigen (pedagogisch) basisconcept dat voor alle opleidingen een vergaande vorm van gemeenschappelijkheid laat
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
21
zien, naast het feit dat elke hogeschool nadrukkelijk haar eigen accenten en specificeringen heeft (zie overzichtschema hoofdstuk 4 §1, p.26) GEMEENSCHAPPELIJKE STAM De formulering van de gemeenschappelijke stam van de opleiding tot maatschappelijk assistent, gebeurt in twee delen. Eerst (in hoofdstuk 3, pp. 20-25) wordt de stam geformuleerd als betrof het een zuiver en éénduidig spoor. Daarna (in hoofdstuk 4) wordt, gegeven de feitelijke verwevenheid van de gemeenschappelijke stam met de optiespecialisaties, ingegaan op de verbinding gemeenschappelijke stam - optiespecifieke opleidingselementen. Beide delen moeten in één beweging gelezen worden.
2
Specifieke klemtonen in het opleidingsprofiel 'per optie'
2.1
Maatschappelijke advisering Maatschappelijke adviseurs worden opgeleid om een correcte en efficiënte sociale dienstverlening te verzekeren. Centrale bestanddelen van hun takenpakket zijn: toepassing van de sociale wetgeving (RSZ, arbeidswetgeving en meer en meer ook de huurwetgeving, consumentenwetgeving e.d.), dossierbeheer van lonen en sociale uitkeringen, en het wegwijs maken van mensen in hun rechten en plichten, bemiddeling tussen mensen en instanties. In sociale organisaties is de dienstverlening gekoppeld aan belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding. a B as is c om pe te n ti e Op een deskundige wijze sociale regelgeving kunnen toepassen, i.f.v. het beantwoorden van concrete en omlijnde vragen, maar ook met het oog op het continue beheer van meer complexe dossiers. Sociaal-juridische informatie/advies (rechten en plichten) kunnen verlenen. De rechten van leden/gebruikers kunnen behartigen t.a.v. derden. b K en n is - in zi c ht − de collectieve arbeidsverhoudingen: het stelsel van collectieve arbeidsverhoudingen, krachtlijnen van het sociaal-economische beleid, actuele sociaal-economische problemen; − de basisstructuren en de dynamiek van de verzorgingsstaat. De invloed van Europa op de herschikking van de verzorgingsstaat; − de dynamiek van de oude en de nieuwe sociale bewegingen; − grondige praktische kennis van de sociale wetgeving: RSZ (inclusief de residuaire stelsels), individueel arbeidsrecht, arbeidsreglementering, collectief arbeidsrecht; − basiskennis van het burgerlijk recht en van de fiscale implicaties van arbeids- en sociale zekerheidsregelingen; − de grondige sociaaljuridische vorming moet toelaten snel zijn weg te vinden in andere domeinen van het brede sociale recht (huurwetgeving, consumentenwetgeving, vreemdelingenwetgeving); − documentatiesystemen (teksten, informatica) inzake sociale wetgeving; − communicatietechnieken, m.i.v. onderhandelings- en bemiddelingstechnieken. c V aar d i gh e de n − sociale regelgeving kunnen consulteren en toepassen; − sociaal-administratieve dossiers (lonen, sociale uitkeringen) kunnen aanleggen en beheren;
22
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
kunnen communiceren, in het bijzonder in staat zijn om mensen in diverse posities (leden, klanten, bedrijven,...) en met een uiteenlopende voorkennis, voor te lichten over hun rechten en plichten; − informatica kunnen gebruiken (bestanden raadplegen, informatie invoeren, berekeningen maken,...); − kunnen onderhandelen en bemiddelen met sociaal-juridische regels als inzet. −
d At t it u des Accuratesse, beslissingsvermogen, contactbereidheid, dienstverlenende ingesteldheid, doorzettingsvermogen, empathie, imagobewustzijn, kritische ingesteldheid, loyauteit, openheid, resultaatgerichtheid, zelfstandigheid, zin voor samenwerking, discretie.
2.2
Maatschappelijk werk Centraal in het takenpakket van (beginnende) maatschappelijk werkers staan zowel dienstverlening aan als psycho-sociale begeleiding (hulpverlening, individueel of in groep) van mensen. Dossierbeheer staat in functie van de dienstverlening en de begeleiding. Het vormt ook de basis, enerzijds van rapportage aan instanties die beslissingen moeten nemen ten behoeve van cliënten, en anderzijds van interne (binnen de eigen dienst) en externe (t.a.v. beleidsinstanties) signalering van veel voorkomende problemen. a B as is c om pe te n ti e Op een deskundige wijze ondersteuning en begeleiding kunnen bieden aan mensen met psychosociale problemen (mensen die met moeilijkheden kampen in hun interacties / relaties met de onmiddellijke of ruimere sociale omgeving). Deskundig advies kunnen verlenen aan instanties die beslissingen moeten nemen ten behoeve van cliënten. Veel voorkomende problemen kunnen signaleren. b K en n is - in zi c ht − de sociale kaart en ruimer; de organisatie van de verzorgingsstaat; − de sociale wetgeving (R.S.Z., arbeidswetgeving, bijstandsregelingen); − andere relevante wetgeving, zoals vb. de OCMW-wetgeving, capita selecta uit het burgerlijk recht en het straf- en jeugdbeschermingsrecht; − de determinanten van het menselijk gedrag en van psychosociale problemen; − het verband tussen individuele moeilijkheden en maatschappelijke problemen; − communicatietechnieken; − diverse hulpverleningsmodellen en -methodes; − systemen van (geïnformatiseerde) registratie in het maatschappelijk werk; − methodes om problemen te signaleren; − het overheidsbeleid t.a.v. de welzijnszorg. c V aar d i gh e de n − zelfstandig een professionele, dienstverlenende en / of hulpverlenende relatie kunnen aangaan, onderhouden en afsluiten met bijzondere aandacht voor de zelfwerkzaamheid van de cliënt; − de sociale situatie van cliënten kunnen onderzoeken en hun hulpvragen en de achterliggende problemen kunnen begrijpen; − kunnen inschatten in hoeverre dienstverlening, psychosociale begeleiding of een combinatie van beide een antwoord kunnen bieden op de hulpvraag van de cliënt. Kunnen inschatten in hoeverre andere interventies noodzakelijk of wenselijk zijn;
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
23
− in crisissituaties snel de gepaste hulp kunnen bieden of er een beroep kun-
nen op doen;
− op een doelgerichte wijze (o.a. sociaal-juridische) informatie kunnen opzoe-
ken en toepassen;
− informatieve en ondersteunende gesprekken kunnen voeren met cliënten; − de optimale werkvormen van psychosociale begeleiding kunnen kiezen en
toepassen;
− hulpverleningsgesprekken kunnen voeren (twee- en groepsgesprekken); − instanties die beslissingen moeten nemen ten behoeve van cliënten kunnen
voorlichten en adviseren.
24
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
FUNCTIONEEL GEHEEL : 1 ORIËNTEREN
ONDERDEEL 1.1:
Behoeftenreceptie (verkenning)
BASISCOMPETENTIE
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
➢ behoeften en problemen (bij individuen, groepen, organisaties) kunnen opsporen (behoeftenpeiling) - behoeften begrijpen en signaleren
y informatie inwinnen, en behoeften van individuen, groepen, organisaties kunnen analyseren binnen een bredere en geobjectiveerde context
✓ ✓ ✓ ✓
➢ inschatten probleemoplossend vermogen (cliënt of organisatie)
y observeren
❖ humane wetenschappen: (a. maatschappelijke, sociale en psychologische structuren, mechanismen, ontwikkelingen en vraagstukken b. maatschappelijk geldende waarden/normen en van afwijkende stromingen/reacties) ❖ sociale kaart ❖ groepsdynamische processen en (micro-, meso- en macro-) machtsverhoudingen ❖ observatietechniek ❖ motivatieachtergronden ❖ culturele achtergronden en socialisatiemechanismen
ONDERDEEL 1.2:
BASISCOMPETENTIE
➢ contactvermogen
openheid kritische zin creativiteit inzicht
✓ openheid ✓ empathie
Contactlegging met individuen / groepen / actoren in een sociaal systeem VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y communiceren met actoren in diverse posities
❖ communicatie- en gesprekstechnieken ❖ communicatievormen / omgangsvormen ❖ relatietypologieën
✓ empathie ✓ dienstverlenende ingesteldheid ✓ inschattingsvermogen
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
❖ cliënt (systeem)benaderingen ❖ ordeningsmodellen en behoeftenschalen
✓ distantie ✓ objectiveringszin ✓ analytische zin
FUNCTIONEEL GEHEEL : 2 ONTWERPEN
ONDERDEEL 2.1: BASISCOMPETENTIE
Analyse en diagnose
➢ probleem afbakenen y onderzoeken en hanteerbaar maken y rekening houden met ➢ draaglast/draagkracht wat de eigen instelling van cliënten / doelte bieden heeft groepen kunnen afwe- y hiërarchieën onderkengen nen in (pro➢ vragen, behoeften, bleem)situaties situatietekening tot diagnose kunnen verwerken
25
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
ONDERDEEL 2.2:
Planmatig uittekenen
BASISCOMPETENTIE
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
➢ doel-middelenstrategie y systematisch en profesuitwerken sioneel handelen
✓ nabijheid en distantie t.a.v. de doelgroep waarop hij betrokken is ✓ realiteitszin
y haalbare handelingsroutes uitzetten / handelingsruimte creëren
ONDERDEEL 2.3:
Uitwerken naar doelgroep, omstandigheden en organisatie
BASISCOMPETENTIE
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
➢ doelgroepgerichtheid
y agogisch-didactische vaardigheden hanteren
❖ sociale en psychologische gedragsmechanismen ❖ agogische modellen en fasebenaderingen ❖ werkvormen
✓ aansluiten bij de vertreksituatie van doelgroepen / cliënten / actoren ✓ creativiteit
➢ werken binnen concrete kaders
y eigen deskundigheid en eigen/andermans beroepskwalificaties hanteren
❖ beroepsprofiel(en) ❖ methoden en technieken ❖ teamwerking
✓ zakelijkheid gekoppeld aan betrokkenheid (en kan dat doseren naargelang van de concrete situatie) ✓ improviseren
➢ werken vanuit een organisatieperspectief
y doelstellingen en beleidsperspectieven van organisatie hanteren y samenwerkingsverbanden aangaan y onderhandelingsmethoden hanteren y instappen in benaderingen van community organisation en netwerkanalyses
❖ werkveld m.b.t. zorg / ✓ zin voor organisatie en ondersteuning / vortaakafspraken ming / welzijn ✓ ❖ sociaal-administratieve regels ❖ beheer en beleid, public relations en management
26
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
FUNCTIONEEL GEHEEL : 3 INTERVENIEREN
ONDERDEEL 3.1:
Hulpverlening (bijstand en opvolging gericht op individuen of groepen)
BASISCOMPETENTIE
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
Algemeen: ❖ kennis uit humane wetenschappen ❖ communicatie- en gesprekstechnieken (individu- en groepsgericht) ❖ methodiek van hulpverlening
✓ contactgerichtheid ✓ empathie ✓ gerichtheid op samenwerking met cliënt ✓ flexibiliteit ✓ kritische ingesteldheid ✓ realiteitszin ✓ beslissingsvermogen ✓ acceptatie
➢ basis van hulpverley het beste hulpaanbod ningsoptiek beheersen zoeken op basis van behoeften, wensen en beperkingen van de hulpvrager y de hulpvrager begeleiden in de voorbereiding / uitvoering en evaluatie van de hulp y processen en relaties hanteren die van dienst zijn in dit proces y sociale kaart kunnen hanteren
ONDERDEEL 3.2:
Dienstverlening
BASISCOMPETENTIE
➢ reageren met deskundige ondersteuning
ONDERDEEL 3.3: BASISCOMPETENTIE
➢ gericht zijn op voorkomen, en risicobeheersing
Specifiek: ❖ sociale kaart ❖ verschillende gesprekstypes
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y geschikte dienstverlening aanbieden y verwijzen en samenwerken y functionele en op maat geleverde interventie y beheersing sociaal administratieve vaardigheden
❖ praktische kennis sociale wetgeving ❖ kennis van diensten en regelgeving
✓ zakelijkheid
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y voorlichten y informatie en advies geven y doorverwijzen y presenteren (mondeling en schriftelijk)
❖ voorlichtingskunde ❖ risicofactoren (en protectieve factoren = positieve) bij bepaalde probleemsituaties of doelgroepen
✓ ✓ ✓ ✓
Preventie (elementair)
empatisch vermogen realiteitszin analytische vermogen samenwerking
27
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
ONDERDEEL 3.4:
Ondersteuning en activeren (collectief optreden van cliënten en ondersteunen van de organisatie waarvoor men werkt)
BASISCOMPETENTIE
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
❖ doelgroepanalyse ❖ maatschappelijke en situatieanalyse ❖ uitgangspunten en doelstellingen van organisaties kennen en kunnen interpreteren ❖ "ombudsstrategieën" beheersen
✓ solidariteit ✓ professionele distantie
➢ denken en handelen in cliëntgerichte ondersteuning en binnen (sociale) verbanden y collectiveringsvaardigheden hanteren y belangenbehartiging hanteren y motivatie ontwikkelen y beleidscontext hanteren organisatiegerichte ondersteuning y bijdrage tot de ontwikkeling van de organisatie y disfunctioneren van de organisatie helpen corrigeren
ONDERDEEL 3.5:
Educatie
BASISCOMPETENTIE
➢ gericht op verandering door leren
ONDERDEEL 3.6: BASISCOMPETENTIE
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y vormingsbehoeften formuleren y werken met de vertreksituatie van cliënten / doelgroep y vormingsplan opstellen
❖ educatiemethoden ❖ leerstijlen ❖ programmeringstechnieken ❖ didactische werkvormen
✓ leerhouding ✓ inlevingsvermogen ✓ realiteitszin
Animatie
*
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
➢ ontspanningsfunctie
y ontspanningsbehoeften afbakenen, binnen de grenzen van eigen professioneel terrein (instellingsspecifiek)
❖ spelvorming ❖ brede scala van culturele activiteiten
✓ ludieke capaciteiten ✓ creativiteit
➢ toeleiden naar culturele behoeften
y culturele drempels kunnen helpen overwinnen
❖ kennis van het actuele culturele landschap
✓ culturele belangstelling
*
Dit gearceerde onderdeel hoort slechts bij de gemeenschappelijke stam, voor zover het om opleidingen gaat die in een grote mate 'generalistisch' zijn. Opleidingen die meer specialistisch en dus optiegebonden zijn uitgebouwd zullen dit onderdeel ontwikkelen binnen het optiespecifieke opleidingsgebied van de sociaal-cultureel werker. ** ??????????????waar moet dit ** staan ???? Dit gearceerde onderdeel hoort slechts bij de gemeenschappelijke stam, voor zover het om opleidingen gaat die in een grote mate 'generalistisch' zijn. Opleidingen die meer specialistisch en dus optiegebonden zijn uitgebouwd zullen dit onderdeel ontwikkelen binnen het optiespecifieke opleidingsgebied van de personeelswerker.
28
ONDERDEEL 3.7:
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
Belangenbehartiging & beleidsbeïnvloeding
BASISCOMPETENTIE
➢ gericht op structureel handelen
ONDERDEEL 3.8: BASISCOMPETENTIE
➢ managementsoptiek hanteren
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y beleidscontext hanteren y onderhandelen y functioneel communiceren
❖ beleidscontexten (macro- meso- en microniveau) ❖ onderhandelingstechnieken
✓ zakelijkheid ✓ doelgerichtheid
Personeelsbeheer & personeelsbeleid VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y personeelsbestand volgen y functies en posities hanteren
❖ sociale zekerheid ❖ administratieve kennis ❖ loon- en weddemechanismen ❖ personeelsbeheerssystemen ❖ werving & selectieprocedures ❖ bedrijfseconomie ❖ bedrijfsbeleid ❖ beleidsinstrumenten personeel ❖ PMIS (personnel management information systems)
✓ zakelijkheid ✓ inlevingsvermogen
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y organisatie zien als dynamisch geheel y doelstellingen van organisatie hanteren y kwaliteitsgericht optreden
❖ organisatiekunde ✓ besluitvaardigheid ❖ organigrammen hanteren ❖ organisatieformules ❖ positie- en machtsverhoudingen
y human recources sturen
ONDERDEEL 3.9: BASISCOMPETENTIE
➢ instellingsgericht reageren
✓ maturiteit
✓ economische affiniteit
Organisatieontwikkeling
29
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
ONDERDEEL 3.10: Dossierbeheer BASISCOMPETENTIE
➢ deskbeheer (administratieve afhandeling)
➢ opvolging van organisatorische taakgehelen (bv. afdelingsbeheer, projectmanagement, netwerkorganisatie, casemanagement e.d.)
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y rapporteren y informatiesysteem beheren y toewerken naar informanten y organiseren en delegeren y taakgebied sturen
❖ administratieve kennis ❖ taalbeheersing ❖ documenteringsystemen ❖ vormen van geïnformatiseerd dossierbeheer ❖ (zie ook onder functioneel geheel 6 'organisatiegericht handelen'
✓ accuraatheid
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y met de doelgroep evalueren y zelfevaluatie hanteren y eigen handelen bespreekbaar maken
❖ evaluatiemodellen en technieken
✓ afstand nemen ✓ reflexief vermogen
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y clusters / ordenen / concretiseren y voorstellen formuleren
❖ sociaal-economische informatie ❖ sociaal politieke informatie ❖ beleidscontexten
FUNCTIONEEL GEHEEL : 4 EVALUEREN
BASISCOMPETENTIE
➢ proces- en productgericht evalueren ➢ contextevaluatie hanteren ➢ evaluatiegegevens benutten
FUNCTIONEEL GEHEEL : 5 PROFESSIONALISEREN
ONDERDEEL 5.1:
Signalering
BASISCOMPETENTIE
➢ situaties en problemen veralgemenen ➢ gericht communiceren ➢ beleidskaders hanteren
30
ONDERDEEL 5.2:
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
Monitoring
BASISCOMPETENTIE
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
➢ kwaliteitsgericht werken
y kwaliteitsmodellen hanteren
❖ kwaliteitszorgmodellen ❖ evaluatiemodellen
➢ nieuwe behoeften / terreinen ontdekken t.b.v. de eigen organisatie ➢ kritisch reflecteren op eigen werk en dat van collega's
y opvolgen y uitvoeren van elementair onderzoek
❖ onderzoeksmethoden ❖ statistische dataverwerking
✓ precisie ✓ continuïteit ✓ professionele betrokkenheid
y feedback hanteren
❖ supervisie / intervisieprocedures
ONDERDEEL 5.3:
Vakmanschap ontwikkelen
BASISCOMPETENTIE
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
➢ vakliteratuur bijhouden y vakinformatie hanteren ➢ randliteratuur hanteren (zie gesteund op humane wetenschappen en op meth. kennis van spec. vakgebied
❖ professionele eigenheid
✓ vakmanschap
➢ ontwikkelingen rond beroepsgroep volgen ➢ eigen (machts)positie hanteren
❖ eigen beroepsstatus en -positie ❖ filosofisch-ethische gebieden ❖ eigen deontologie
✓ kritische zin ✓ afstand nemen
➢ participeren aan onderzoek
ONDERDEEL 5.4:
y reflecteren op eigen beroepspositie y sociaal-ethische dimensie in zijn werk, en zijn deontologische positie hanteren y eigen deskundigheid opeisen en verdedigen y wetenschappelijke onderzoeksbenaderingen volgen
Deskundigheidsbevordering
BASISCOMPETENTIE
➢ eigen directe bijscholing en vorming organiseren ➢ gericht op permanente vorming ➢ eigen persoon sturen in relatiegericht optreden
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y metacognitie y zelfreflectie y ervaringsleren y supervisie y intervisie y eigen persoonlijkheid integreren in professioneel optreden
❖ professionele instelling ✓ leergierigheid ✓ dynamiek
❖ zelfkennis ❖ kennis van sterke en zwakke kanten ❖ professionele relatievormen
31
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
FUNCTIONEEL GEHEEL : 6 ORGANISATIEGERICHT HANDELEN
ONDERDEEL 6.1:
Coördinatie
BASISCOMPETENTIE
➢ leiding geven ➢ werken met nietprofessioneel opgeleiden
ONDERDEEL 6.2:
➢ werkplanning
ATTITUDE
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y teamleiderschapsstijlen hanteren
❖ organisatieformules ❖ time-management
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y afspraken definiëren en opvolgen y workload hanteren
❖ vormen van teamorganisatie ❖ teamrollen ❖ kennis van deskundigheden van aanverwante beroepsgroepen
✓ ✓ ✓ ✓
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y beleid hanteren als instrument y in beleidstermen (mee)denken
❖ beleidscontexten ❖ beleidsvormen
✓ vertaalgerichtheid tussen beleid en doelgroepen
loyauteit / solidariteit flexibiliteit functionaliteit kritische zin
Beleidsbijdrage leveren
BASISCOMPETENTIE
➢ beleidsgevoelig reageren en optreden
ONDERDEEL 6.4:
KENNIS
Teamwerking
BASISCOMPETENTIE
ONDERDEEL 6.3:
VAARDIGHEID De student kan:
Beheersbijdrage leveren
BASISCOMPETENTIE
➢ elementaire organisatorische-financiële en personele operaties hanteren
VAARDIGHEID
KENNIS
ATTITUDE
De student kan:
De student heeft basiskennis van en/of inzicht in:
Student gedraagt zicht (met):
y communicatie binnen organisaties beheersen y regelend optreden
❖ ❖ ❖ ❖
✓ verplaatsen in andere rationaliteit
p.r.-technieken controletechnieken personeelsbeheer soc. adm. vaardigheden ❖ managementstijlen
32
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
HOOFDSTUK 4: OPTIESPECIFIEKE OPLEIDINGSPROFILERING
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de specifieke opties die geënt zijn op de gemeenschappelijke stam. In het hieronder opgenomen schema wordt geïllustreerd hoe de verschillende interventietaken van maatschappelijk werkenden in de opleiding spelen. Alle interventietaken krijgen in de opleiding hun beslag. Per optie worden echter specifieke accenten gelegd, waarbij blijkt dat op bepaalde interventietaken intensiever wordt ingegaan. Die taken zijn in onderhavig schema gearceerd weergegeven, zodat zichtbaar wordt hoe de gemeenschappelijke stam en de optiespecialisatie in elkaar grijpen, en hoe elke optie daardoor een eigen inkleuring krijgt. 1
In §2 p. 28 wordt dan het opleidingsprofiel per optie gespecificeerd. Een volledig overzicht van de optiespecifieke profielen is te vinden in ‘Leren en werken als maatschappelijk assistent’. Vertrekpunt is het schema op p. 27. In de uitwerking van de optieprofilering wordt niet meer ingegaan op het algemeen niveau van de interventiegebieden (dat is reeds gebeurd in de beschrijving van de gemeenschappelijke stam in hoofdstuk 3). Hier wordt enkel specifieker aandacht besteed aan die gebieden die door elke optie nader worden uitgediept en die in het schema gearceerd zijn weergegeven. De uitwerking is niet exhaustief, wel indicatief en niet arbitrair. Ze dient om te illustreren hoe de diverse opties hun specialisatie uitwerken en verantwoorden.
1
Overzicht van centrale opleidingssegmenten t.o.v. optiespecialisatie Interventietaken HULPVERLENING DIENSTVERLENING PREVENTIE ONDERSTEUNING /
Maatschappelijke advisering
Maatschappelijk werk
Sociaal-juridische
zorggericht
Personeelswerk
Sociaal-cultureel werk
ACTIVERING
EDUCATIE ANIMATIE BELANGENBEHARTIGING & BELEIDSBEÏNVLOEDING
PERSONEELSBEHEER & BELEID ORGANISATIEONTWIKKELING
DOSSIERBEHEER
1
Over optie 'Syndicaal Werk' bestaat op dit moment nog geen consensus, zodat deze optie buiten de behandeling van deze paragraaf blijft.
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
2
Specifieke klemtonen in het opleidingsprofiel per optie
2.1
Maatschappelijke advisering
33
Maatschappelijke adviseurs worden opgeleid om een correcte en efficiënte sociale dienstverlening te verzekeren. Centrale bestanddelen van hun takenpakket zijn: toepassing van de sociale wetgeving (RSZ, arbeidswetgeving en meer en meer ook de huurwetgeving, consumentenwetgeving e.d.), dossierbeheer van lonen en sociale uitkeringen, en het wegwijs maken van mensen in hun rechten en plichten, bemiddeling tussen mensen en instanties. In sociale organisaties is de dienstverlening gekoppeld aan belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding. a.
bas is c om pe te nt i e Op een deskundige wijze sociale regelgeving kunnen toepassen, i.f.v. het beantwoorden van concrete en omlijnde vragen, maar ook met het oog op het continue beheer van meer complexe dossiers. Sociaal-juridische informatie/ advies (rechten en plichten) kunnen verlenen. De rechten van leden/ gebruikers kunnen behartigen t.a.v. derden.
b.
k enn is - i n zic h t de collectieve arbeidsverhoudingen: het stelsel van collectieve arbeidsverhoudingen, krachtlijnen van het sociaal-economische beleid, actuele sociaal-economische problemen; de basisstructuren en de dynamiek van de verzorgingsstaat. De invloed van Europa op de herschikking van de verzorgingsstaat; de dynamiek van de oude en de nieuwe sociale bewegingen; grondige praktische kennis van de sociale wetgeving: RSZ (inclusief de residuaire stelsels), individueel arbeidsrecht, arbeidsreglementering, collectief arbeidsrecht; basiskennis van het burgerlijk recht en van de fiscale implicaties van arbeids- en sociale zekerheidsregelingen; de grondige sociaal-juridische vorming moet toelaten snel zijn weg te vinden in andere domeinen van het brede sociale recht (huurwetgeving, consumentenwetgeving, vreemdelingenwetgeving); documentatiesystemen (teksten, informatica) inzake sociale wetgeving; communicatietechnieken, m.i.v. onderhandelings- en bemiddelingstechnieken.
c.
v aar d i gh e de n sociale regelgeving kunnen consulteren en toepassen; sociaal-administratieve dossiers (lonen, sociale uitkeringen) kunnen aanleggen en beheren; kunnen communiceren, in het bijzonder in staat zijn om mensen in diverse posities (leden, klanten, bedrijven,...) en met een uiteenlopende voorkennis, voor te lichten over hun rechten en plichten; informatica kunnen gebruiken (bestanden raadplegen, informatie invoeren, berekeningen maken,...); kunnen onderhandelen en bemiddelen met sociaal-juridische regels als inzet. -
d.
at t it ud es Accuratesse, beslissingsvermogen, contactbereidheid, dienstverlenende ingesteldheid, doorzettingsvermogen, empathie, imagobewustzijn, kritische ingesteldheid, loyaliteit, openheid, resultaatgerichtheid, zelfstandigheid, zin voor samenwerking, discretie.
34
2.2
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
Maatschappelijk werk Centraal in het takenpakket van (beginnende) maatschappelijk werkers staan zowel dienstverlening aan als psychosociale begeleiding (hulpverlening, individueel of in groep) van mensen. Dossierbeheer staat in functie van de dienstverlening en de begeleiding. Het vormt ook de basis, enerzijds van rapportage aan instanties die beslissingen moeten nemen ten behoeve van cliënten, en anderzijds van interne (binnen de eigen dienst) en externe (t.a.v. beleidsinstanties) signalering van veel voorkomende problemen. a.
bas is c om pe te nt i e Op een deskundige wijze ondersteuning en begeleiding kunnen bieden aan mensen met psychosociale problemen (mensen die met moeilijkheden kampen in hun interacties/relaties met de onmiddellijke of ruimere sociale omgeving). Deskundig advies kunnen verlenen aan instanties die beslissingen moeten nemen ten behoeve van cliënten. Veel voorkomende problemen kunnen signaleren.
b.
k enn is - i n zic h t de sociale kaart en ruimer; de organisatie van de verzorgingsstaat; de sociale wetgeving (RSZ, arbeidswetgeving, bijstandsregelingen); andere relevante wetgeving, zoals vb. de OCMW-wetgeving, capita selecta uit het burgerlijk recht en het straf- en jeugdbeschermingsrecht; de determinanten van het menselijk gedrag en van psychosociale problemen; het verband tussen individuele moeilijkheden en maatschappelijke problemen; communicatietechnieken; diverse hulpverleningsmodellen en -methodes; systemen van (geïnformatiseerde) registratie in het maatschappelijk werk; methodes om problemen te signaleren; het overheidsbeleid t.a.v. de welzijnszorg. -
c.
v aar d i gh e de n zelfstandig een professionele, dienstverlenende en / of hulpverlenende relatie kunnen aangaan, onderhouden en afsluiten met bijzondere aandacht voor de zelfwerkzaamheid van de cliënt; de sociale situatie van cliënten kunnen onderzoeken en hun hulpvragen en de achterliggende problemen kunnen begrijpen; kunnen inschatten in hoeverre dienstverlening, psychosociale begeleiding of een combinatie van beide een antwoord kunnen bieden op de hulpvraag van de cliënt. Kunnen inschatten in hoeverre andere interventies noodzakelijk of wenselijk zijn; in crisissituaties snel de gepaste hulp kunnen bieden of er een beroep kunnen op doen; op een doelgerichte wijze (o.a. sociaal-juridische) informatie kunnen opzoeken en toepassen; informatieve en ondersteunende gesprekken kunnen voeren met cliënten; de optimale werkvormen van psychosociale begeleiding kunnen kiezen en toepassen; hulpverleningsgesprekken kunnen voeren (twee- en groepsgesprekken); instanties die beslissingen moeten nemen ten behoeve van cliënten kunnen voorlichten en adviseren; -
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
-
-
d.
2.3
35
cliënten kunnen doorverwijzen naar andere hulpverleners diensten en instanties; kunnen bemiddelen bij instanties; op basis van geregistreerde gegevens een dossier kunnen samenstellen en veel voorkomende problemen kunnen signaleren; kunnen samenwerken in een team met andere hulpverleners meer bepaald maatschappelijk werkers of professionals van een andere discipline; een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van het beleid van de eigen dienst, meer bepaald inzake dienstverlening en hulpverlening.
at t it ud es Accuratesse, assertiviteit, beslissingsvermogen, contactbereidheid creativiteit, dienstverlenende ingesteldheid, doorzettingsvermogen, empathie, flexibiliteit, imagobewustzijn, kritische ingesteldheid, loyaliteit, omgaan met stress, openheid, resultaatgerichtheid, zelfstandigheid, zin voor initiatief, zin voor samenwerking, discretie.
Personeelswerk Deze optie leidt op tot generalistische personeelswerkers. Afgestudeerden moeten in staat zijn verantwoordelijkheid te dragen geïnformatiseerde systemen; voor diverse aspecten van het personeelsbeleid, bij te dragen voor diverse aspecten van het personeelsbeleid en bij te dragen tot het Integrale Human Resources Management. a.
bas is c om pe te nt i e Binnen de context van een bedrijf (profit en social-profit sector), (aspecten van) het personeelsbeleid kunnen (helpen) uittekenen, uitwerken en uitvoeren.
b.
k enn is - i n zic h t modellen van organisatieopbouw en -ontwikkeling; evoluties in het denken over mens en organisatie; de sociaal-economische realiteit en de arbeidsproblematiek; de collectieve arbeidsverhoudingen; aspecten van bedrijfseconomie; theorieën inzake arbeidsmotivatie en -gedrag; de sociale wetgeving (individueel en collectief arbeidsrecht, arbeidsreglementering, sociale zekerheidsrecht); historisch overzicht van het personeelsbeleid. Actuele ontwikkelingen in en modellen van het personeelsbeleid; technieken van personeelsbeleid: personeelsplanning, wervings- en selectietechnieken, functieanalyse en -waardering, beloningssystemen, beoordelingssystemen...; groepsdynamica en groepswerk; communicatietechnieken (waaronder zeker onderhandelen); informatica i.f.v. personeelsbeheer; -
c.
v aar d i gh e de n sociale wetgeving kunnen consulteren en toepassen; personeelsdossiers kunnen aanleggen en administratief beheren; gegevens, vb. inzake personeelsverloop, loonkostenevolutie… kunnen verwerken en statistisch weergeven; kunnen werken met specifieke toepassingen van informatica in het personeelsmanagement; kunnen werken met personeelsinformatiesystemen; -
36
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
-
-
-
d.
gespreks- en vergadertechnieken beheersen in functie van functionele individuele contacten en groepsbijeenkomsten met collega's, directie, medewerkers en externen; conflicten kunnen hanteren en kunnen onderhandelen; modellen van personeelsbeleid, methodes binnen en instrumenten van het personeelsbeleid concreet kunnen toepassen (cfr personeelsplanning, wervings- en selectietechnieken, functieanalyse en -waardering, beloningssystemen, beoordelingssystemen,…); beleidsmatig kunnen handelen, d.w.z. de strategische, tactische en operationele keuzes onderkennen en kunnen duiden in het organisatieen personeelsbeleid. het eigen handelen kunnen situeren in die context.
at t it ud es Accuratesse, assertiviteit, beslissingsvermogen, contactbereidheid, dienstverlenende ingesteldheid, doorzettingsvermogen, empathie, flexibiliteit, imagobewustzijn, kritische ingesteldheid, leergierigheid, loyauteit, omgaan met stress, openheid, resultaatgerichtheid, veiligheids- en milieubewustzijn, zelfstandigheid, zin voor initiatief, zin voor samenwerking.
-
2.4
Sociaal-cultureel werk Sociaal-cultureel werkers worden opgeleid om in het brede sociaal-cultureel veld processen van educatie, maatschappelijke activering en / of animatie te organiseren en begeleiden. Tot het takenpakket van sociaal-cultureel werkers behoren veelal ook beleidsvoorbereidende en -uitvoerende taken. In een aantal organisaties werken beroepskrachten nauw samen met vrijwilligers. a.
bas is c om pe te nt i e Met en voor leden of deelnemers sociaal-culturele programma's en projecten (met een klemtoon op educatie en / of activering en / of animatie) kunnen plannen, programmeren en organiseren. Sociaal-culturele activiteiten kunnen begeleiden. Het lokale jeugd- en cultuurbeleid kunnen helpen voorbereiden en uitvoeren
b.
k enn is - i n zic h t sociale en culturele ontwikkelingen en uitdagingen; mechanismen van politieke besluitvorming, met een klemtoon op het lokale en bovenlokale beleidsniveau; de geschiedenis en de actuele verschijningsvormen van het sociaalcultureel en educatief werk met diverse doelgroepen; de organisatie van en de beleidsontwikkelingen in het sociaal cultureel werk; concepten en methodes van sociaal-cultureel werk (educatieve programma's, samenlevingsopbouw, culturele animatie en dergelijke); groepsdynamica en groepswerk; communicatietechnieken; audiovisuele technieken; -
c.
v aar d i gh e de n contacten kunnen leggen met diverse doelgroepen; inzicht kunnen verwerven in de leefsituatie, de sociale, educatieve en culturele behoeften, de motivatie en de agogische draagkracht netwerken van organisaties kunnen tot stand brengen en sturen; sociale acties kunnen leiden, kunnen onderhandelen met instanties; kunnen samenwerken met vrijwilligers; kunnen samenwerken in een team; -
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
-
d.
37
een bijdrage kunnen leveren aan beleidsvoorbereidend, - bepalend en uitvoerend werk binnen een sociaal-culturele organisatie of een overheidsdienst.
at t it ud es Assertiviteit, beslissingsvermogen, contactbereidheid, doorzettingsvermogen, empathie, flexibiliteit, imagobewustzijn, kritische ingesteldheid, leergierigheid, loyaliteit, omgaan met stress, openheid, resultaatgerichtheid, zelfstandigheid, zin voor esthetiek, zin voor initiatief, zin voor samenwerking.
38
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
HOOFDSTUK 5: PEDAGOGISCH MODEL
1
Vooraf De opleiding tot maatschappelijk assistent steunt, in Vlaanderen, voor een belangrijk deel van het pedagogisch concept op een gemeenschappelijke visie van alle hogescholen die deze basisopleiding aanbieden. Het is belangrijk dit in een opleidingsprofiel mee te expliciteren. Dit concept sluit aan bij de visie op het beroep van Maatschappelijk Assistent zoals dat in hoofdstuk 2 §4 (pp. 14-18) is verwoord. De belangrijkste kenmerken worden hierna opgesomd.
2
Kenmerken
2.1
Generalistische opleiding Het gaat om een opleiding waarbij de student in de loop van de opleiding een aantal inzichten, vaardigheden en houdingen verwerft die hem moeten in staat stellen als maatschappelijk assistent te werken. Dit werk zal zich situeren in één van de werkvelden. Vandaar dat het nodig is dat hij een aantal basisinzichten, vaardigheden en houdingen heeft die hij kan toepassen in een specifieke situatie en die hij kan overdragen in andere situaties. Tevens wordt de student uitgedaagd om als student zelfstandiger te leren omgaan met opleiding en bijscholing. Zo wordt er bewust de relatie gelegd tussen de basisopleiding en de permanente vorming. Tevens wordt er naar gestreefd de maatschappelijke werkelijkheid vanuit verschillende menswetenschappelijke achtergronden te benaderen en de verschillende methoden in het werken met mensen te integreren. Zo wordt binnen de basisopleiding Sociaal Werk de Maatschappelijk Assistent gevormd tot werker die potentieel inzetbaar is in een verscheidenheid van werksituaties. Dit wordt mogelijk gemaakt door een goede dosering van generalistische opleiding en specialisatie in de opties.
2.2
Praktijkgerichtheid Het geheel van de opleidingsonderdelen dient gericht te zijn op de praktijk van de maatschappelijk assistent. Deze gerichtheid dient ingebouwd in de vakken door de toepassing van aangeleerde theoretische modellen en begrippen op de realiteit van de diverse tewerkstellingssectoren. Daarnaast dient dit ook te gebeuren, zowel in practica als in seminaries, waar binnen de hogeschool theorie en praktijk op elkaar betrokken worden. Zo ook in de stages waar de studenten in staat gesteld worden de verworven inzichten, vaardigheden en houdingen in de praktijk uit te proberen, te ontwikkelen en te toetsen.
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
2.3
39
Eigen didactiek In de opleiding tot maatschappelijk assistent wordt een eigen didactiek ontwikkeld waardoor de ontwikkeling tot professionele werker en de integratie van theoretische inzichten, basishoudingen en concrete vaardigheden wordt nagestreefd. De koppeling tussen theorie en praktijk is daarbij essentieel. Het sluitstuk is de stage in het 2de en 3de jaar die één derde van de opleidingsduur in het 2de en 3de jaar omvat. Deze stages worden op een systematische wijze begeleid. De stages zijn een essentieel onderdeel van de opleiding. De doelstellingen, de concrete toewijzing van stageplaatsen, de begeleiding en de evaluatie zijn op een heel duidelijke wijze geformuleerd. Dit leren in de praktijk steunt op de bijdrage van de stageleider uit de instelling die voor de dagelijkse begeleiding instaat. De begeleider vanuit de hogeschool zorgt voor het bewaken van het leerproces zoals het vanuit de opleiding is uitgetekend. Supervisie en intervisie zijn werkvormen die intens gehanteerd worden.
2.4
Een eigen sfeer Er is een opvoedingsklimaat waarin:
2.4.1 De student centraal staat Er wordt getracht in de diverse pedagogische situaties met de mogelijkheden en wensen van de studenten rekening te houden. De student wordt als een volwaardige partner in dit vormingsproces beschouwd. Daarbij zijn er volgende aandachtspunten: a. Er wordt getracht de culturele en maatschappelijke belangstelling van de student te verruimen. b. Er wordt gewerkt aan de persoonlijke ontwikkeling van de student in een professioneel perspectief en aan zijn mogelijkheden tot kritisch denken. c. De student wordt via diverse wegen gestimuleerd om mee vorm te geven aan de eigen opleiding.
2.4.2 De relatie met het werkveld een essentieel onderdeel uitmaakt van de opleiding Dit gebeurt op diverse wijzen. De meest voorkomende zijn: a. De contacten met organisaties en werkers om stages voor studenten mogelijk te maken. b. Het aanspreken van praktijkmensen om de eindwerken van derdejaarsstudenten te bevragen. c. Het vragen van praktijkmensen om in diverse cursussen informatie te geven over eigen werk, inhoud, methodiek... d. Het betrekken van mensen uit het werkveld in advies- en overlegorganen die het beleid van de hogeschool bespreken.
2.5
Engagement Vergeten we niet het engagement van medewerkers van de hogeschool in de praktijk en projecten die in het werkveld worden ontwikkeld worden.
40
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
BIBLIOGRAFIE
Beroepsprofiel en basiscompetenties van de Ieraren, VLOR, juli 1997 COENJAERTS D., Opstellen en optimaliseren van opleidingsprofielen Karel de Grote-Hogeschool, Directie Academische Planning, Kwaliteitszorg en Public Relations, december 1995, 9 pp. + bijlagen D'HAVE W., Opleidingsdoorlichtingen Maatschappelijk Assistent en Maatschappelijk Adviseur over 12 hogescholen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Inspectie H.O., academiejaar 1994/95,36 pp. + bijlagen D.V.O., Handleiding voor het schrijven van opleidingsprofielen voor het Hoger Onderwijs, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs , Dienst Onderwijsontwikkeling, november 1996, 69 pp. Eindtermendocument Sociaal Dienstverlener, behorende tot het deelraamwerk Maatschappelijke Dienstverlening van de kwaliteitsstructuur voor de sector Gezondheidszorg, Dienstverlening, Welzijn en Sport, code 10431, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1996, 22 pp. EVERAERT P., Enkele gedachten voor de formulering van eindtermen voor de afdeling ‘maatschappelijk assistent’ niet gepubliceerde nota, 28/11/1992, 11 pp. NIZW, Stuurgroep Beroepenstructuur, Beroependomeinprofiel Maatschappelijke Dienstverlening, Utrecht, NIZW-uitgeverij 1996, 125 pp. NIZW, Stuurgroep Beroepenstructuur, Beroependomeinprofiel Sociaal-cultureel Werk, Utrecht, NIZW-uitgeverij, 122 pp. Opleidingsprofiel: Gespecialiseerd opvoeder - begeleider, ontwerptekst Conferentie VLOR, 25.06.1997, 66 pp. VAN RYMENANT C., Analyse van de opleidingscurricula en de beroepsprofielen van de maatschappelijke assistent, en de sociaal (en cultureel) pedagoog, Fac. Psychologie en opvoedkunde, VUB (lic. Verhand.) 1991, 80 pp. En bijlage Voorlichtingsdienst HBO-Raad, Profiel van het vernieuwd Hoger SociaalAgogisch Onderwijs, Den Haag, juni 1993, 95 pp. V.V.S.H., Piet Messiaen (red.), Leren en werken als maatschappelijk assistent, Leuven, Garant, 1996, 101 pp.
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
41
REDACTIE
De redactie van dit opleidingsprofiel was in de handen van André Desmet, Roger Oosterlinck en Wim Verzelen. De tekst is behandeld binnen de Vereniging voor Vlaamse Sociale Hogescholen. Dit Opleidingsprofiel Maatschappelijk Assistent - opleiding Sociaal Werk ligt in het verlengde van de publicatie rond het beroepsprofiel van de maatschappelijk assistent, in ‘Leren en werken als maatschappelijk assistent’, Garant 1996.
42
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
BIJLAGE 1
Lijst van de medewerkers: ◆
Dhr. Jules Boven Katholieke Hogeschool Kempen Departement Sociaal Werk Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
◆ ◆
Dhr. Dirk Coppejans Mevr. Gerlinde Roels Autonome Hogeschool West-Vlaanderen -VAH Departement H.I.E.P.S.O. Renaat De Rudderlaan 6 8500 Kortrijk
◆ ◆
Dhr. Eddy De Seranno Dhr. Roger Oosterlinck Sociale Hogeschool Katholiek Vormingscentrum voor Maatschappelijk Werk Sint-Annaplein 31 9000 Gent
◆
Dhr. André Desmet Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Departement IPSOC - departement sociaal-agogisch werk Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
◆
Mevr. Marleen Durnez Katholieke Vlaamse Sociale Hogeschool Brussel en Parnas Dilbeek Departement Sociale Hogeschool Poststraat III 1030 Brussel
◆
Dhr. Paul Everaert Katholieke Hogeschool Leuven Departement Sociale Hogeschool Heverlee Groeneweg 151 3001 Heverlee Dhr. Rob Larik Hogeschool Antwerpen Departement Sociale Agogiek Campus Sociale Hogeschool Kasteelstraat 17 2000 Antwerpen
◆
◆ ◆
Dhr Piet Messiaen Dhr. Wim Verzelen Karel de Grote Hogeschool Departement Sociaal-Agogisch Werk Amerikalei 182 2000 Antwerpen
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
◆ ◆
Mevr. Martine Mets Dhr. Erik Van den Storme Erasmushogeschool - Brussel Departement Sociaal-Agogisch Werk Brogniezstraat 46 1070 Brussel
◆
Dhr. Luc Verhalle Hogeschool West- Vlaanderen VAH. Departement Vesalius-mSS Leffingestraat I 8400 Oostende
◆
Dhr. André Verstraelen Hogeschool Limburg Departement Sociaal- Agogisch Werk Campus Diest Boudewijnvest 3 3290 Diest
◆
Dhr. Maurice Walgraeve Hogeschool Gent , Departement Sociaal -Agogisch Werk Voskenslaan 270 9000 Gent
43
44
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
BIJLAGE 2
VERENIGING VLAAMSE SOCIALE HOGESCHOLEN Vergadering 08.03.'95 Aanwezig: Marc Van Mechelen (HICMW Brussel), André Verstraelen (Demergouw Diest), Willy Breugelmans (Demergouw Diest), Alex van der straeten (HISS De Haan), Piet Messiaen (HIMW Antwerpen), Rik Carmen (VCVO Brussel), Irene Hermans (KVH Antwerpen), Luc De Mey (Ipsoc Kortrijk), Chris Buseyne (SHH Heverlee), Martien Loos (SHH Heverlee), Roger Oosterlinck (KVMW Gent), Roland Vermeesch (Hiepso Kortrijk), Jules Boven (SH Geel), Marie-Louise Van Gool (SH Geel), Fernand Vanderheeren (SHIPSS Gent), R.C. Dernets (Vesaliusinstituut Oostende). Verontschuldigd: Marleen Durnez (HIMCW Brussel), Miet T'Jonck (KVMW Gent), Jan Brodala (SH Geel), Paul Everaert (SH Heverlee), Martine Mets (HISKWA Brussel), Eric Van Nuffel (HISS De Haan). 1
Verslag
Het verslag van de vergadering van 09.02.'95 wordt goedgekeurd. 2
Welkom
Welkom aan Luc De Mey, de nieuwe directeur van IPSOC Kortrijk. 3
Uitgebreide samenstelling
In het raam van de uitwerking van het minimumprogramma van de nieuwe opleiding sociaal werk (decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap), vergadert de VVSH in een bijzondere samenstelling: ook de vertegenwoordigers van de afdelingen assistent in de psychologie en enkele vertegenwoordigers van het beroepenveld (leden van de formele werkgroep die het advies m.b.t. het minimumprogramma sociaal werk overmaakt aan de Vlor) nemen aan de besprekingen deel (zie ook het verslag van de VVSH-vergadering van 09.02.'95). 4
Advies minimumprogramma aan de Vlor
De VVSH besliste op de vorige vergadering mee te werken aan het initiatief van de Vlor om op zeer korte termijn een advies voor te bereiden over het minimumprogramma van en de te verwerven basiscompetenties in de opleiding sociaal werk. Een advies over de beroeps- en opleidingsprofielen zou nadien worden voorbereid.
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
45
Inmiddels heeft de Vlor de strakke timing weer wat afgezwakt. Daarom beslist de vergadering de nodige tijd te nemen om een advies voor te bereiden, wat onder meer inhoudt dat het definitief advies over het minimumprogramma en de basiscompetenties steunt op een akkoord over de beroeps- en opleidingsprofielen. De werkzaamheden worden geenszins verdaagd, maar nu er niet meer onder tijdsdruk moet gewerkt worden kan het advies grondiger worden voorbereid. Volgende werkwijze wordt afgesproken: − nu komen tot een beslissing m.b.t. het minimumprogramma van het eerste jaar. Naast de knelpunten die overbleven na de vorige vergadering moet ook rekening gehouden worden met de integratie van de afdeling assistent in de psychologie in de opleiding sociaal werk; − nu enkel een minimale invulling geven aan het minimumprogramma van het tweede en het derde jaar; − dit resultaat al overmaken aan de Vlor; − vanaf de eerstvolgende bijeenkomst een voor een de nota's: 'beroeps- en opleidingsprofielen' bespreken; − na het bereiken van een akkoord over de beroepsprofielen het eindadvies voorbereiden, waarin aandacht besteed wordt aan de profielen en aan de minimumprogramma's en de basiscompetenties. 5
Minimumprogramma eerste jaar
De discussie over het op de vorige vergadering uitgewerkte ontwerpminimumprogramma draait rond volgende punten: − vertegenwoordigers van de afdeling maatschappelijk assistent menen allen dat het vak 'biologie voor gedragswetenschappen' een plaats verdient in de opleiding, maar er blijven meningsverschillen over de vraag of dit vak in het minimumprogramma moet opgenomen worden, of het in het eerste dan wel in het tweede jaar moet geprogrammeerd worden en over de benaming (alternatief: 'medico-sociale wetenschapppen'?) en de inhoud van het vak (toegespitst op erfelijkheidsleer en neurofysiologie versus gezondheidsleer en ziektebeelden); − vertegenwoordigers van de afdeling assistent in de psychologie menen dat het vak 'biologie voor gedragswetenschappen' (toegespitst op erfelijkheidsleer en neurofysiologie), in functie van hun opleidingsprofiel en curriculum, een essentieel onderdeel moet worden van het minimumprogramma van het eerste jaar sociaal werk; − vertegenwoordigers van de afdeling assistent in de psychologie menen dat, in functie van hun opleidingsprofiel, het vak 'recht en sociaal recht' een te groot gewicht krijgt in het ontwerpminimumprogramma; zij hebben ook moeite met de opname in het minimumprogramma van het vak 'sociale en politieke geschiedenis en actuele problemen'; − vertegenwoordigers van de afdelingen maatschappelijk assistent en maatschappelijk adviseur menen dat de evenwichtige opbouw van het minimumprogramma teloor gaat als 'sociale en politieke geschiedenis' zou verdwijnen en het vak 'recht en sociaal recht' tot een minimum wordt herleid. een minimumprogramma voor maatschappelijk assistenten en adviseurs zonder een stevig hoofdstuk 'recht en sociaal recht' in het eerste jaar valt moeilijk te verdedigen.
46
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
Rekening houdend met de verschillende verzuchtingen wordt een akkoord bereikt over volgend minimumprogramma: Vakken 1 Basiswetenschappen − − − − − − − 2 − 3
filosofie sociale en politieke geschiedenis en actuele problemen sociologie economie psychologie recht en sociaal recht 1 biologie voor gedragswetenschappen
Studiepunten 27 3 3
Contacturen (60') 9,5 1 1
4 4 4 6
1,5 1,5 1,5 2
3 10 10 6 6
1 3,5 3,5 4 4
43
17
Terreinvakken
inleiding en organisatie sociaal werk Methoden
− methode sociaal werk Totaal
6
Minimumprogramma tweede en derde jaar
Voorzitter Jules Boven heeft op basis van het 'huiswerk' van verschillende instituten een synthesenota gemaakt. De verregaande gelijklopendheid van de voorstellen vanuit de instituten m.b.t. het eerste jaar, is helemaal niet meer terug te vinden in de aanbreng m.b.t. het tweede en het derde jaar. Een advies dat verder reikt dan de benoeming van enkele vaktitels, met de minimaal toe te kennen studiepunten en te besteden contacturen, is op korte termijn niet haalbaar. Zo'n advies formuleren vergt overigens voorafgaandelijk een grondige discussie en een akkoord over de beroepsprofielen, de opleidingsprofielen en de minimumkwalificaties. En een eindadvies m.b.t. het tweede en het derde jaar zal de instituten de nodige speelruimte moeten laten om een eigen inhoudelijk en onderwijskundig project door te voeren. Er wordt een akkoord bereikt over volgende minimumprogramma's, die bij wijze van voorlopig advies worden overgemaakt aan de Vlor. Minimumprogramma tweede jaar Vakken 1 Basiswetenschappen − filosofie − psychologie − sociologie − (soc.) economie − (soc.) recht 2 Methode − methode sociaal werk 3 Beroepspraktijk m.i.v. stage Totaal
1
Studiepunten 15 3 3 3 3 3
Contacturen (60') 5 1 1 1 1 1
12 12 13 40
4 4 (10) 9 + (10)
Definitieve titel van het vak nog nader af te spreken. Dit ontwerp zal bij wijze van advies overgemaakt worden aan ge Vlor.
OPLEIDINGSPROFIEL MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT
47
Minimumprogramma derde jaar Vakken 1 Terreinvakken 2 Methoden 3 Beroepspraktijk m.i.v. stage 4 Eindwerk Totaal
Studiepunten 9 9 18 5 41
Contacturen (60') 3 3 (12) 6 + (12)
De vaktitel 'Beroepspraktijk m.i.v. stage' impliceert dat er naast de stage ook andere practica kunnen worden ingericht. Het eindwerk in het derde jaar wordt uitdrukkelijk als een apart vak benoemd. De uitdrukking als contacturen van het gewicht in het studieprogramma van de beroepspraktijk heeft weinig zin. Daarom worden de cijfers tussen haakjes geplaatst. 7
Verdere werkzaamheden
Vanaf de eerstvolgende vergadering wordt dus prioriteit gegeven aan de nota's 'beroepsprofielen, opleidingsprofielen en minimumkwalificaties'. Stand van zaken: de nota SCW is klaar; de nota PW wordt nog besproken met een vertegenwoordiging van het werkveld; de nota MW wordt mogelijk voorgelegd aan het werkveld en moet nog aangevuld worden met een hoofstuk minimumkwalificaties; de nota's SW en M. Adv. Zijn in voorbereiding; de nota AIP zal geschreven worden op basis van bestaande documenten. Tegen de volgende vergadering leest iedereen de nota SCW en de prefinale teksten MW en PW. De nota SCW wordt op de volgende vergadering grondig besproken. Dan wordt ook afgesproken wanneer de andere nota's aan bod komen.