STUDIE 79 OPLEIDINGSPROFIEL ergotherapie
OPLEIDINGSPROFIEL ergotherapie
studiegebied opleiding optie sector
: : : :
gezondheidszorg fysische behandelingen ergotherapie gezondheidszorg
Werkgroep opleidingsprofielen van de Vlaamse Hogescholen in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad D/1998/6356/18 De leden van de werkgroep opleidingsprofielen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het opleidingsprofiel. De Vlor heeft enkel ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
INHOUD
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
INHOUD
VOORWOORD
1
HOOFDRUBRIEK 1: INLEIDING 1.1 Identificatie van het opleidingsprofiel 1.2 Opdracht 1.3 Ontwikkelingsproces 1.4 Legitimatie
1 1 1 1
HOOFDRUBRIEK 2: SITUERING VAN DE OPTIE C.Q. OPLEIDING 2.1 Gegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 Beroepenstructuur 2.1.2 Geraadpleegde beroepsprofielen 2.1.3 Visie 2.2 Gegevens uit de onderwijswereld 2.2.1 Studiegebied, opleidingen en opties 2.2.2 Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties 2.2.3 Diploma's en getuigschriften 2.2.4 Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma's voor de opleiding 2.2.5 Gelijkaardige opleidingen en diploma's in het buitenland 2.2.6 Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen. 2.2.7 Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen 2.2.8 Infrastructuur 2.2.9 Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de optie c.q. opleiding (30ste dag na openstelling) 2.2.10 Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten van de optie c.q. opleiding volgens SO-vooropleiding, ervaring met HO, geslacht, leeftijd en studieresultaten 2.2.11 Reële studieduur 2.2.12 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland 2.3 Verantwoording van de optie c.q. opleiding
3 3 3 3 4 5 5 5 5 5 8 9 9 9 9 10 10 10 10
HOOFDRUBRIEK 3: HET OPLEIDINGSPROFIEL 3.1 De exacte benaming van de optie c.q. opleiding 3.2 De globale omschrijving van de optie c.q. opleiding 3.3 Het beroepsgericht opleidingsprofiel 3.3.1 Bijeenbrengen van de relevante beroepsprofielen 3.3.2 De concrete uitwerking van de vertaalslag 3.3.3 Aanvullende gegevens met betrekking tot de optie c.q. opleiding 3.4 Sleutelkwalificaties 3.5 De kern van het opleidingsprofiel 3.5.1 Karakteriseren van de optie/opleiding 3.5.2 Eventuele verwantschappen met anderen
11 11 11 11 11 12 18 18 19 19 20
HOOFDRUBRIEK 4: MEDEWERKERS
21
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
1
VOORWOORD
H
et decreet betreffende de hogescholen van de Vlaamse Gemeenschap bepaalt in art. 12 par. 1 : "Voor 1 mei 1998 worden de basisopleidingen en opties getoetst op hun (...) maatschappelijke relevantie, het beroepsprofiel en de inhoudelijke kwaliteit. Op basis van deze evaluatie kan de Vlaamse regering de opleidingen en opties herschikken vanaf oktober 1998". In uitvoering van deze decretale bepaling heeft de minister aan de Vlaamse Onderwijsraad verzocht overleg te organiseren inzake beroepsprofielen, opleidingsprofielen en basiscompetenties (brief aan de voorzitter van de Vlor 22 maart 1995). Het opleidingsprofiel - de tweede fase in het proces - is de vertaling van het beroepsprofiel door het onderwijs naar een aangepaste opleiding. In het Hoger Onderwijs komt een opleidingsprofiel in twee stappen tot stand: de overheid bepaalde reeds een kwalificatiestructuur, dit is het geheel van studiegebieden, opleidingen en opties, met de daaraan verbonden certificering. Deze kwalificatiestructuur wordt vervolgens door het onderwijsveld, meer bepaald door de betrokken hogescholen, in gezamenlijk overleg per optie voorzien van basiscompetenties. De overheid legt de aldus geformuleerde basiscompetenties vast. Inhoudelijk is het aanbod gericht op de professionele vorming, de persoonsvorming en de maatschappelijke integratie. De Koepelcommissie Opleidingsprofielen van de Vlaamse Onderwijsraad werd ingeschakeld als coördinerend orgaan bij het opstellen van de opleidingsprofielen. De Koepelcommissie heeft sectorcommissies opgericht waaronder de sectorcommissie "Gezondheidszorg". Op haar beurt heeft de sectorcommissie "Gezondheidszorg" experten aangesteld per opleiding/optie om de opleidingsprofielen concreet uit te schrijven. De sectorcommissie zal de aangemaakte opleidingsprofielen voorleggen aan de Raad Hoger Onderwijs. Deze zorgt voor legitimering. Het gelegitimeerde opleidingsprofiel wordt als voorstel overgemaakt aan de overheid.
2
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
HOOFDRUBRIEK 1 INLEIDING
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel Opleidingsprofiel : Sectorcommissie :
1.2
Ergotherapie Gezondheidszorg
Opdracht Opdrachtgever Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, de heer Minister L. Van den Bossche. Opdracht Een opleidingsprofiel aanmaken voor de opleiding ergotherapie. Doelstelling Het ontwikkelen van basiscompetenties voor de opleiding "Ergotherapie". De kloof tussen het arbeidsveld en het onderwijsveld verkleinen door de beroepsactiviteiten te betrekken op vaardigheden.
1.3
Ontwikkelingsproces Het opleidingsprofiel werd aangemaakt volgens de DVO-handleiding en is derhalve consistent met de door de DVO gevraagde rubrieken. Vergaderingen: − Vergaderingen met de VLOR : 07/11/1996 -28/11/96 - 20/02/97 - 20/03/97 15/05/97 - 9/10/97 − Vergaderingen met de verschillende opleidingen ergotherapie en de beroepsvereniging: 3/12/96 - 17/12/96 - 14/1/97 - 6/2/97 - 13/3/97 - 21/4/97 - 22/5/97 3/7/97 - 16/12/97.
1.4
Legitimatie Het opleidingsprofiel dient gelegitimeerd door de Raad voor het Hoger Onderwijs.
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
3
HOOFDRUBRIEK 2 SITUERING VAN DE OPTIE C.Q. OPLEIDING
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld
2.1.1
Beroepenstructuur Bron − beroepsprofiel van de ergotherapeut − decreet betreffende de hogescholen, 13 juli 1994, deel 1, bijlage 1 Het beroep van ergotherapeut kadert binnen het studiegebied gezondheidszorg basisopleidingen van één cyclus: Fysische behandelingen − − − −
ergotherapie kinesitherapie orthopedie podologie
Logopedie en audiologie − logopedie − audiologie Laboratorium- en voedingstechnologie − farmaceutische en biologische technieken − medische laboratoriumtechnologie − voedings- en dieetkunde Verpleegkunde − − − − −
geriatrische verpleegkunde kinderverpleegkunde psychiatrische verpleegkunde sociale verpleegkunde ziekenhuisverpleegkunde
Vroedkunde Aanverwante beroepen Geen Voorlopig wel brugfunctie mogelijk met de andere opties fysische behandelingen
2.1.2
Geraadpleegde beroepsprofielen Het opleidingsprofiel werd aangemaakt op basis van één beroepsprofiel nl. het beroepsprofiel van de ergotherapeut.
4
2.1.3
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
Visie Bron Beroepsprofiel van de ergotherapeut. KB 8 juli 1996 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten. Uit deze bronnen kunnen de volgende elementen aangehaald worden Het beroep van ergotherapeut situeert zich in de sector "Gezondheidszorg" waarin de medische en paramedische beroepsbeoefenaars werkzaam zijn. Ergotherapie is een paramedisch beroep in de zin van art. 22bis van het KB nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies. In bijlage van het KB van 8 juli 1996 verscheen een lijst van de technische prestaties die door ergotherapeuten mogen worden verricht met toepassing van art. 23 º1, eerste lid, van het KB nr. 78 van 10 november 1967. De ergotherapie bevat zowel therapeutische als agogische benaderingen waarbij gestreefd wordt naar de optimale persoonlijke autonomie van het individu op het gebied van wonen/zelfzorg, werken/taken en ontspanning/vrije tijd. De essentie van de ergotherapie maakt dat ergotherapeuten kunnen tewerkgesteld worden in de welzijns- en in de gezondheidszorg van de 1ste, 2de en 3de lijn. In elk van deze voorzieningen ontplooien ergotherapeuten een grote verscheidenheid aan ergotherapeutische activiteiten. De hoofdactiviteit bestaat uit ergotherapeutische interventies door middel van het onderzoeken, behandelen en begeleiden van mensen met beperkingen en handicaps. Het beroepsprofiel is fundamenteel stabiel, maar evolueert uiteraard mee met de veranderingen op het brede maatschappelijke vlak. Vandaar dat zich nu reeds trends aftekenen voor de toekomst. − meer en meer komen geriatrische patiënten voor in het bestand van de ergotherapeut − er tekenen zich belangrijke perspectieven af in de thuiszorg en thuisbegeleiding − het KB van 8 juli 1996 legt de nadruk op de adviesfunctie van de ergotherapeut inzake aanpassingen en hulpmiddelen voor personen met beperkingen en/of handicaps − ditzelfde KB heeft ook bijzondere aandacht voor de adviezen van de ergotherapeut inzake woning- en omgevingsaanpassingen − kwaliteitscontrole van het ergotherapeutisch handelen krijgt meer aandacht − tenslotte oefent de vooruitgang op het vlak van informatica en technologie, ook op het terrein van de ergotherapie, een belangrijke invloed uit
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld
2.2.1
Studiegebied, opleidingen en opties
5
Bron − decreet betreffende de hogescholen, 13 juli 1994, deel 1, bijlage 1 − memorie decreet VII, 6 februari 1996 Studiegebied Gezondheidszorg Basisopleiding van één cyclus : ergotherapie In Vlaanderen zijn er 2 inrichtende machten : autonome hogescholen en privaatrechterlijke hogescholen. Er zijn 8 scholen: − Autonome Hogeschool West-Vlaanderen, Renaat de Rudderlaan, 6, 8500 Kortrijk − Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, Campus HTI, Spoorwegstraat, 12, 8200 Brugge-St. Michiels − Autonome Hogeschool Gent , Vesalius, Keramiekstraat, 80, 9000 Gent − Katholieke Hogeschool voor Gezondheidszorg Oost-Vlaanderen, St. Lievenspoortstraat, 143, 9000 Gent − Autonome Hogeschool Antwerpen, Van Aertselaerstraat, 31, 2170 AntwerpenMerksem − Katholieke Sociale Hogeschool Brussel en Parnas Dilbeek, Stationstraat, 301, 1700 Dilbeek − Provinciale Hogeschool Limburg, Stadsomvaart, 94, 3500 Hasselt − Katholieke Hogeschool Kempen, Kleinhoefstraat, 4, 2440 Geel
2.2.2
Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties Nihil.
2.2.3
Diploma's en getuigschriften Bron − decreet betreffende de hogescholen, 13 juli 1994, deel 1, bijlage1 − KB 8 juli 1996 betreffende de toegang tot het beroep van ergotherapeut In zoverre men hogeschoolonderwijs bedoelt worden enkel de diploma’s van Gegradueerde in de ergotherapie (benaming sedert 1994) en Gegradueerde in de arbeidstherapie aanvaard door de beroepssector.
2.2.4
Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma's voor de opleiding Bron Statistisch jaarboek van het Vlaams Onderwijs 1995-1996, afdeling informatie en documentatie, Koningsstraat, 7 - 1000 Brussel. (Tel. 02.219.36)
6
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
Studiegebied: Gezondheidszorg Basisopleiding van één cyclus : Fysische Behandelingen Optie: ergotherapie Per provincie De opleiding ergotherapie kan gevolgd worden in de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Limburg en Vlaams Brabant. Per onderwijsnet De opleiding ergotherapie kan gevolgd worden in 3 autonome hogescholen, in 4 katholieke hogescholen en in 1 provinciale hogeschool. 2.2.4.1 Aantal diploma's per provincie
Einde academiejaar 1983-1984 1984-1985 1985-1986 1986-1987 1987-1988 1988-1989 1989-1990 1990-1991 1991-1992 1992-1993 1993-1994
Oost-Vlaanderen mannen Vrouwen 14 146 28 127 16 117 14 126 16 79 13 67 5 53 2 37 9 34 2 27 5 44
totaal 160 155 133 140 95 80 58 39 43 29 49
Einde academiejaar 1991-1992 1992-1993 1993-1994
Antwerpen mannen 2
Vrouwen 4 10 9
totaal 4 10 11
Einde academiejaar 1991-1992 1992-1993 1993-1994
Vlaams-Brabant mannen Vrouwen 4 1 5 1 7
totaal 4 6 8
Einde academiejaar 1990-1991 1991-1992 1992-1993 1993-1994
Limburg mannen 3 1 1 -
totaal 27 26 31 26
Vrouwen 24 25 30 26
7
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
Einde academiejaar 1983-1984 1984-1985 1985-1986 1986-1987 1987-1988 1988-1989 1989-1990 1990-1991 1991-1992 1992-1993 1993-1994
West-Vlaanderen Mannen vrouwen 9 49 13 46 9 41 1 34 5 23 7 19 27 2 11 1 12 3 18 3 14
totaal 58 59 50 35 28 26 27 13 13 21 17
einde academiejaar 1983-1984 1984-1985 1985-1986 1986-1987 1987-1988 1988-1989 1989-1990 1990-1991 1991-1992 1992-1993 1993-1994
Totaal Mannen 23 41 25 15 21 20 5 7 11 7 11
totaal 218 214 183 175 123 106 85 79 90 97 111
vrouwen 195 173 158 160 102 86 80 72 79 90 100
2.2.4.2 Aantal diploma's per onderwijsnet/inrichtende macht Einde academiejaar
1983-1984 1984-1985 1985-1986 1986-1987 1987-1988 1988-1989 1989-1990 1990-1991 1991-1992 1992-1993 1993-1994 1994-1995
Autonome Hogescholen
M 13 24 13 9 9 13 1 10 5 2
V 87 74 66 73 43 31 22 24 17 24 28 37
Provinciale Hogescholen
T 100 98 79 82 52 44 23 24 27 24 33 39
M 3 1 1 2
V 24 25 30 26 35
Katholieke Hogescholen
T 27 26 31 26 37
M 10 17 12 6 12 7 4 4 4 6 6 9
V 108 99 92 87 59 54 58 34 37 36 46 82
T 118 116 104 93 71 61 62 38 41 43 52 91
8
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
2.2.4.3 Aantal diploma's opgesplitst per geboortejaar en geslacht
1966 en voor 1967 en voor 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
eind academiejaar 1992-1993 M V 1 2 2 2 2 1 4 6 1 34 2 40 -
eind academiejaar 1993-1994 M V 1 2 2 5 1 13 5 31 2 49 -
eind academiejaar 1994-1995 M V 1 1 2 2 1 10 5 17 3 54 3 67 1
2.2.4.4 Aantal diploma's per hogeschool
Autonome Hogeschool West Vlaanderen Katholieke Hogeschool BruggeOostende Autonome Hogeschool Gent Vesalius Katholieke Hogeschool voor Gezondheidszorg Gent Autonome Hogeschool Antwerpen Katholieke Hogeschool Brussel Parnas Dilbeek Provinciale Hogeschool Limburg
2.2.5
19911992 8
19921993 7
19931994 4
19941995 3
19951996 12
totaal
5
14
13
23
20
75
11
7
18
17
21
74
32
23
31
56
54
196
4
10
11
18
26
69
4
6
8
12
12
42
26
31
26
45
37
165
34
Gelijkaardige opleidingen en diploma's in het buitenland Bron Brochure COTEC (Commitee of Occupational Therapists for the European Communities). Land Denemarken Spanje Portugal Finland Italië België Frankrijk Nederland Engeland Zweden Ierland
Titel Ergoterapeut Therapeuta Ocupational Terapeuta Ocupational Occupational therapist Therapista occupazionale Gegradueerde in de Ergotherapie Ergotherapeute Ergotherapeut Occupational Therapist Occupational Therapist Occupational Therapist
Duur 3 jaar 3 jaar 3 jaar 3 jaar 3 jaar 3 jaar 3 jaar 4 jaar 4 jaar 4 jaar 4 jaar
Onderwijsorganisatie Hogeschool Universiteit Hogeschool Hogeschool Hogeschool Hogeschool Universiteit Hogeschool Universiteit Universiteit Universiteit
9
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
2.2.6
Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen. Geen gegevens bekend.
2.2.7
Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen − − − − −
Provincie Antwerpen : 2 hogescholen Provincie Vlaams Brabant : 1 hogeschool Provincie Limburg: 1 hogeschool Provincie Oost-Vlaanderen: 2 hogescholen Provincie West-Vlaanderen: 2 hogescholen
In het totaal zijn er dus 8 hogescholen met de opleiding Ergotherapie.
2.2.8
Infrastructuur − goed uitgeruste les- en practicalokalen met audiovisuele ondersteuningsapparatuur − het nodige materiaal om vaardigheden nodig i.f.v. het beroep te kunnen oefenen (testmateriaal, hulpmiddelen, computers,...) − bibliotheek met vakliteratuur (boeken, internationale tijdschriften en databanken).
2.2.9
Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de optie c.q. opleiding (30ste dag na openstelling) academiejaar 1995-1996 1996-1997
1ste studiejaar
2de studiejaar
3de studiejaar
J 62 64
J 23 29
J 16 23
M 346 444
T 408 510
M 237 220
T 260 249
M 188 229
T 204 252
Totaal J 101 116
M 771 893
T 872 1009
10
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
2.2.10 Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten van de optie c.q. opleiding volgens SO-vooropleiding, ervaring met HO, geslacht, leeftijd en studieresultaten Bron Inspectie HO, hogescholen (95-96). Op een totaal van 408 studenten SO-vooropleiding Algemeen 234 Beroeps 5 Kunst Secundair 7 Technisch 162 Indeling in generatiestudenten en niet-generatiestudenten Generatie 292 Niet-generatie 116 Onderwijsniveau in het voorgaande jaar van de generatiestudenten Andere 6 Gewoon secundair 284 HOBU 1 Universitair onderwijs 1 Onderwijsniveau in het voorgaande jaar van de niet-generatiestudenten Andere 19 HOBU 79 Universitair Onderwijs 18
2.2.11 Reële studieduur Bron : inspectie HO, hogescholen Deze gegevens zijn ons op dit moment onbekend voor wat betreft de totaliteit van de hogescholen.
2.2.12 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland Zie 2.2.5.
2.3
Verantwoording van de optie c.q. opleiding De opleiding Ergotherapie is de enige opleiding die binnen het hogeschoolonderwijs leidt tot het beroep van ergotherapeut. Dit beroep is wettelijk erkend bij K.B. van 8 juli 1996.
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
11
HOOFDRUBRIEK 3 HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1
De exacte benaming van de optie c.q. opleiding Studiegebied : Gezondheidszorg Basisopleiding : Ergotherapie
3.2
De globale omschrijving van de optie c.q. opleiding Het doel van deze opleiding kan als volgt worden geformuleerd: het geven van een algemene voorbereiding op het beroep van ergotherapeut ten dienste van de onderscheiden terreinen van de ergotherapie. De opleiding dient de grondslag te leggen voor het zelfstandig en in team kunnen vervullen van de ergotherapeutische interventies en het vermogen te ontwikkelen om mede vorm te geven aan het beroep van ergotherapeut. De hogeschoolopleiding richt zich op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar.
3.3
Het beroepsgericht opleidingsprofiel
3.3.1
Bijeenbrengen van de relevante beroepsprofielen Beroepsprofiel van de ergotherapeut. Alle vaardigheden die vermeld worden in het opleidingsprofiel situeren zich binnen alle werkvelden van de ergotherapie, waaronder in ieder geval: de fysieke revalidatie, de geestelijke gezondheidszorg, de bejaardenzorg en de zorg voor mensen met ontwikkelingsstoornissen.
12
3.3.2 Functioneel geheel 1 Ergotherapeutisch interventieplan opstellen
Onderdeel
1.1Exploreren en inventariseren van mogelijkheden en beperkingen
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
De concrete uitwerking van de vertaalslag Basiscompetentie Vaardigheid 1.1.1 De student kan een anamnese uitvoeren bij de cliënt, het cliëntsysteem en de verwijzer. 1.1.2 De student kan de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt en het cliëntsysteem inventariseren. 1.1.3 De student kan alle relevante en noodzakelijke gegevens van andere deskundigen verzamelen, analyseren en interpreteren. 1.1.4 De student kan d.m.v. testen en specifiek ergotherapeutisch assessment (met inbegrip van houdings- en bewegingsanalyse) onderzoek verrichten naar de aard en de oorzaak van motorische klachten en symptomen met het oog op de ergotherapeutische interventie. 1.1.5 De student kan d.m.v. testen en specifiek ergotherapeutisch assessment onderzoek verrichten naar de aard en de oorzaak van cognitieve klachten en symptomen met het oog op de ergotherapeutische interventie. 1.1.6 De student kan d.m.v. testen en specifiek ergotherapeutisch assessment onderzoek verrichten naar de aard en de oorzaak van sensorische klachten en symptomen met het oog op de ergotherapeutische interventie. 1.1.7 De student kan d.m.v. testen en specifiek ergotherapeutisch assessment onderzoek verrichten naar de aard en de oorzaak van intra- en interpersoonlijke klachten en symptomen met het oog op de ergotherapeutische 1.1.8 De student kan de klachten en symptomen relateren aan de ruimere context van de functioneringsgebieden van de cliënt te weten: wonen, productiviteit en ontspanning. Hij kan de problemen ergotherapeutisch formuleren.
Weten (1) - inzicht (2) – toepassing (3) - integreren (4) Kennis Algemeen Ondersteunende kennis − Begrippen van mechanica (2) − De terminologie van de lichaamsoriëntatie; de wetten van de spierwerking; principes van biomechanica, evenwicht en posturale functies (3) − De algemene anatomische beschrijving van beenderen, spieren en gewrichten (2) en hun functie (3) − De neuro-anatomische beschrijving van het centrale en het perifere zenuwstelsel (2) en hun functie (3) − De beschrijving van het verloop van de craniale bloedvaten (2) en hun functie (2) − Basiskennis over cellen, weefsels en organen (1) − Werking van ademhalings- en bloedsomloopstelsel (2) − Kennis van afweermechanismen van het lichaam (2) − Begrippen van vegetatieve integratie, genetica, fysiologie van de beweging en van de prikkeling en biochemie (2) − Algemene pathologie (2) − Locomotorische pathologie en traumatologie (2) − Neuro-vasculaire pathologie en traumatologie (2) − Neuro-musculaire pathologie en rheumatologische aandoeningen (2) − Neuropathologie (2) − Psychopathologie bij kinderen, volwassenen en bejaarden (2) − Oncologie (2) / Gerontologie (2) − Telkens: beschrijving, medisch handelen en classificatie. − Algemene psychologie. Inzichten in motivatie; leerpsychologie, functieleer, de belangrijke psychologische scholen, psychotherapeutische en ortho(ped)agogische kaders (2) − Ontwikkelingspsychologie met inzichten in de affectiefdynamische, cognitieve en relationele ontwikkeling van de persoon doorheen de levensloop (2) − Inzicht in test- en onderzoeks-
Contextgegevens
Attitude − accuratesse − beslissingsvermogen − contactbereidheid − empathie − kritische ingesteldheid − imagobewustzijn − zelfstandigheid − dienstverlenende ingesteldheid.
A Werkomstandigheden − bureel en benodigdheden. − algemene communicatiemiddelen (telefoon, fax,...) − archief en dossierkasten − computer en software − audiovisuele middelen − onderzoeksmateriaal − therapieruimtes en therapiemateriaal Hulpmiddelen − screeningsonderzoeken − vragenlijsten en observatielijsten i.f.v. anamnese − onderzoeks- en testmateriaal − ondersteunende software en randapparatuur
13
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
1.2 Bepalen van doelen, plannen van de interventie
2 Het uitvoeren van een ergotherapeutische inteventie
1.2.1 De student kan preventieve en/of curatieve interventiedoelen op korte en lange termijn formuleren. 1.2.2 De student kan de hiërarchie van de doelen bepalen en de eind- en subdoelen operationaliseren. 1.2.3 De student kan de interventiestrategie bepalen. 1.2.4 De student kan eisen formuleren waaraan aanpassingen, woningaanpassingen, hulpmiddelen, orthesen, materiaal en therapieomgeving moeten voldoen. De student kan de cliënt informeren en met hem overleggen over het interventie plan en de interventiedoelen
2.1 Behande- 2.1.1 De student kan aan de cliënt len, befuncties en vaardigheden geleiden aanleren. en onder- 2.1.2 De student kan met de cliënt steunen functies en vaardigheden inoefenen. 2.1.3 De student kan functies en vaardigheden integreren in de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. 2.1.4 De student kan de cliënt motiveren tot daadwerkelijk handelend omgaan met zijn mogelijkheden en/of beperkingen. 2.1.5 De student kan gebruik maken van specifieke technieken, materiaalverwerkende activiteiten, spelactiviteiten, creatief-expressieve activiteiten, activiteiten uit het dagelijkse leven, e.a.
psychologie (2) − Inzicht in neuropsychologie (2) Beroepsspecifieke kennis − Ontleden van handelingen (met inbegrip van houdingsen bewegingsanalyse) (3) − Ontleden van verstoord handelen en bewegen (3) − Principes van motorisch leren en feedback (3) − Palpatoire Anatomie (3) − Begrippen van sociale psychologie (3) − Inzichten in het communicatieproces, communicatieve vaardigheden en therapeutische basisvaardigheden (4)
− Begrippen van sociologie, agogie en antropologie i.v.m. wonen, productiviteit en ontspanning (2) − Kennis van aanverwante beroepen in de gezondheidszorg (2) − Organisatie van de gezondheids- en welzijnszorg (2) − Ergotherapeutische evaluatietechnieken (4) − Methodiek van het ergotherapeutisch handelen (4) − Kennis van hulpmiddelen, aanpassingen, met inbegrip van woning- en omgevingsaanpassingen, verplaatsingshulpmiddelen en orthesen (4) − Ethiek van de hulpverlening (2) − Ethische code voor ergotherapeuten (4) Algemeen ondersteunende kennis − idem als vermeld onder functioneel geheel 1. − Noties van reanimatie en eerste hulp (3) Beroepsspecifieke kennis − Idem als vermeld onder functioneel geheel 1 − Het analyseren van handelingen naar functies en vaardigheden (4) − Analyseren van de impact van verschillende dysfuncties op het handelen (4) − Kennis over het trainen van functies (4) − Kennis over arbeidsrehabilitatie, zelfredzaamheidstraining en vrijetijdsmanagement (4)
− doorzettingsvermogen − kritische ingesteldheid − zin voor initiatief − contactbereidheid − empathie − flexibiliteit − omgaan met stress − zelfstandigheid − resultaatgerichtheid − beslissingsvermogen − accuratesse − dienstverlenende ingesteldheid − imagobewustzijn − veiligheidsbewustzijn − zin voor esthetiek − loyauteit − zin voor relativering
− therapiemateriaal aangepast aan de specifieke stoornissen uit het ergotherapeutisch domein − didactische hulpmiddelen − technische hulpmiddelen − specifieke therapieprogramma's − therapeutische, didactische softwaretoepassingen en randapparatuur
14
2.2 Ontwerpen vervaardigen en aanpassen van ergotherapeutische hulpmiddelen
3 Evalueren
3.1 Observeren
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
2.1.6 De student kan de interventie zowel individueel als in groep organiseren. 2.1.7 De student kan afwijkende houdingen, handelingen en gedrag corrigeren. 2.1.8 De student kan afwijkende houdingen, handeling en gedrag bijsturen. 2.1.9 De student kan zoeken naar de nodige compensatiemogelijkheden. 2.1.10De student kan de cliënt instrueren in het omgaan met aanpassingen en hulpmiddelen. 2.1.11De student kan gewrichtsbeschermende principes hanteren binnen zijn therapeutisch handelen. 2.2.1 De student kan bestaande hulpmiddelen kritisch evalueren. 2.2.2 De student kan hulpmiddelen ontwerpen, maken en aanpassen. 2.2.3 De student kan tijdelijke revalidatiehulpmiddelen maken uit op lage temperatuur vervormbaar materiaal. 2.2.4 De student kan materiaal en therapie-omgeving aanpassen in functie van het accentueren van hun ergotherapeutische waarde en/of de veranderde mogelijkheden van de cliënt. 2.2.5 De student kan zowel functioneren in de intramurale als in de extra-murale voorzieningen. 3.1.1 De student kan het handelingsgedrag van de cliënt observeren en weet daar de gepaste ergotherapeutische consequenties uit te trekken.
− Specifieke kennis van ergotherapeutische media o.a. materiaalverwerkende activiteiten, spelactiviteiten, creatiefexpressieve activiteiten, activiteiten uit het dagelijkse leven, educatieve en therapeutische software (4) − Het aanwenden van deze activiteiten als medium van therapie (4) − Materiaalkennis (3) − Groepsdynamica (4) − Ergonomie (4) − Kennis over verstrekkers, ondersteunende instanties en aanvraagmodaliteiten (2) − Noties van veiligheid (3) − Kennis over het ontwerpen, maken, aanpassen en gebruiken van hulpmiddelen (4) − Filosofie rond het aanwenden van hulpmiddelen (3) − Transfers (4) − Kennis over gewrichtshygiëne en manutentie zowel naar de cliënt als naar de hulpverlener (4) − Rolstoeltraining (4) − Kennis over organisatie van de ergotherapeutische thuiszorg (3)
Algemeen ondersteunende kennis − idem als functioneel geheel 1 en 2 − Kennis over observatie en interpretatie (4) − Begrippen van kwaliteitszorg (3) Beroepsspecifieke kennis − Ergotherapeutische assessment methodes met inbegrip van informatica (4) − Mondelinge en schriftelijke verslaggeving met inbegrip van informatica (4)
3.2 Evalueren
3.2.1 De student kan permanent de kwaliteit van zijn eigen therapeutisch handelen evalueren. 3.2.2 De student kan evalueren of de cliënt het geleerde in de praktijk brengt. 3.2.3 De student kan evalueren of de huidige leefomstandighe-
− kritische ingesteldheid − contactbereidheid − empathie − zelfstandigheid − accuratesse − imagobewustzijn
− materiaal voor ergotherapeutisch assessment met inbegrip van soften hardware
15
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
3.3 Rapporteren
4 Samenwerking en Overleg
4.1 Overleggen
4.2 Samenwerken
den van de cliënt positief of negatief interfereren met de interventie. 3.2.4 De student kan de kwaliteit van de therapeutische relatie evalueren. 3.2.5 De student kan de samenwerking binnen het team evalueren. 3.2.6 De student kan binnen de thuiszorg en de nazorg het functioneren van de cliënt evalueren i.v.m. wonen, zelfzorg, werken, taken, ontspanning, vrije tijd. 3.3.1 De student kan op passende wijze rapporteren naar verwijzer, behandelingsteam of vragende instantie. 3.3.2 De student kan een afrondings-, overdracht- of doorverwijzingsverslag maken. 3.3.3 De student kan therapiegegevens rapporteren ten behoeve van registratie. 4.1.1 De student kan overleggen met de cliënt en het cliëntsysteem over de hulpvraag en de interventie. 4.1.2 De student kan overleggen met het behandelend team over de organisatie van de interventie. 4.1.3 De student kan overleggen over de inhoud en de organisatie van de nazorg met de mantelzorg, de eerstelijnszorg en/of de permanente begeleiding.
4.2.1 De student kan participeren aan intra- en interdisciplinair overleg. 4.2.2 De student kan contacten onderhouden met externe deskundigen. 4.2.3 De student kan deelnemen aan besprekingen die betrekking hebben op de cliënt en het cliëntsysteem.
Algemeen ondersteunende kennis − Principes van recht en wetgeving met inbegrip van sociale wetgeving (2) − Deontologie (3) Beroepsspecifieke kennis − Organigram van de tewerkstellende instantie en eigen plaats daarin (2) − Grensgebieden en overlappingen bij multidisciplinaire aanpak en modus operandi ter plekke (2) − Samenstelling van het team en de bijdrage van elk lid tot het algemeen behandelingsplan (2) − Vakterminologie en wetenschappelijke terminologie (4)
− aandacht voor competentieontplooiing − contactbereidheid − assertiviteit − zin voor samenwerken − beslissingsvermogen − loyauteit
16
5 Informatie verstrekken en voorlichten
5.1 Informeren
5.2 Adviseren
6 Toegepast weteschappelijk onderzoek doen
7 Ontwikkelen van in-
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
5.1.1 De student kan de cliënt informeren over alle aspecten van het ergotherapeutisch onderzoek. 5.1.2 De student kan de cliënt informeren over alle aspecten van de ergotherapeutische interventie, preventieve maatregelen en nazorg.
5.2.1 De student kan advies geven i.v.m. het behoud van de harmonie tussen draagkracht en draaglast van de cliënt en het cliëntsysteem. 5.2.2 De student kan advies geven in verband met zelfredzaamheid, productiviteit en ontspanning. 5.2.3 De student kan advies geven met betrekking tot het voorkomen, wegnemen, verminderen en/of aanpassen van handelingsverstorende factoren in woon-, werk- en ontspanningsmilieu. 5.2.4 De student kan advies geven over woningaanpassing en hulpmiddelen voor het verhogen van de zelfredzaamheid, communicatie en verplaatsing. 5.2.5 De student kan ergonomisch advies geven naar woon- en werksituaties. 5.2.6 De student kan advies geven over ondersteunende instanties. 6.0.1 De student kan in samenwerking met ergotherapeuten toegepast onderzoek doen naar aspecten van het beroep. 6.0.2 De student kan wetenschappelijke onderzoeksliteratuur kritisch evalueren. 6.0.3 6.0.3. De student kan eigen onderzoekswerk kritisch evalueren en bijsturen. 7.0.1 De student kan de actuele ontwikkelingen binnen de ergotherapie volgen en situe-
Algemeen ondersteunde kennis − idem vorige functionele gehelen Beroepsspecifieke kennis − idem vorige functionele gehelen. − Kennis over verwijzingsprocedures in de gezondheidszorg (2) − Kennis over procedures en criteria voor het evalueren van resultaten van preventieve maatregelen (3) − Mondeling en schriftelijk formuleren van adviezen op basis van gesignaleerde problemen (4) − Kennis over casemanagement (3) Kennis over software in functie van woningadvies en werk- en ontspanningssituatie (3)
Algemeen ondersteunende kennis − idem vorige functionele gehelen − Toegepast wetenschappelijk onderzoek met inbegrip van noties van statistiek (4) Beroepsspecifieke kennis − idem vorige functionele gehelen Algemeen ondersteunende kennis − idem vorige functionele gehe-
− kritische ingesteldheid − zin voor initiatief − flexibiliteit − loyauteit − resultaatgerichtheid − zin voor samenwerking − contactbereidheid − empathie
− kritische ingesteldheid − zin voor initiatief − flexibiliteit − omgaan met stress − zin voor samenwerking − resultaatgerichtheid − accuratesse
− vakliteratuur
− zelfstandigheid − leergierigheid
− vakliteratuur
− aangepaste software en randapparatuur
17
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
dividuele kennis en kunde.
8 Organiseren van de beroepspraktijk
ren. len. 7.0.2 De student kan zelfstandig informatie opzoeken en kan Beroepsspecifieke kennis deze ook verwerken − idem vorige functionele gehe7.0.3 De student kan congressen en len. symposia volgen en de aan− Kennis over recente ontwikkegeboden informatie verwerlingen op ergotherapeutisch ken. vlak (2) − Kennis over de historiek (1) en de ontwikkeling van het beroep (2) 8.0.1 De student heeft inzicht in de Algemeen ondersteunende organisatie van de gezondkennis heidszorg. − idem vorige functionele gehe8.0.2 De student kan de verwijs-, len onderzoeks- en behandelingsgegevens verzamelen in Beroepsspecifieke kennis een patiëntendossier. − idem vorige functionele gehe8.0.3 De student heeft inzicht in len dossierbeheer. − Kennis over arbeids- en ar8.0.4 De student kan het managebeidsspecifieke wetgeving (2) ment van de eigen dienst be- − Kennis over inhoud, doel en waken middelen in verband met management van de ergodienst (3) − Kennis over geautomatiseerd dossierbeheer (3)
− zin voor initiatief − aandacht voor competentieontplooiing − flexibiliteit − assertiviteit − zelfstandigheid − beslissingsvermogen − accuratesse
− archief − management en documentatiebeheer − aangepaste software en randapparatuur
18
3.3.3
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
Aanvullende gegevens met betrekking tot de optie c.q. opleiding 3.3.3.1 Het onderwijsprogramma De hieronder geformuleerde voorstellen voor wat betreft het onderwijsprogramma zijn louter indicatief en hebben geenszins de bedoeling een belemmering te vormen tot het uitwerken van een concreet programma: − Onderwijsactiviteiten met betrekking tot ergotherapie : min. 60% waarvan min.25% theorie en min. 30% practicum − Ondersteunende wetenschappen : min. 30% − Eindwerk : studiebelasting van minimum 12 studiepunten − Stage (met inbegrip van stageadministratie, supervisie en stage casuïstiek) 1000 uren (KB 8 juli 1996) 3.3.3.2 Globale opleidingsduur De opleiding ergotherapie behoort tot het hoger onderwijs van één cyclus en duurt 3 jaar. 3.3.3.3 Relatieve opleidingsduur van de functionele gehelen De opleidingsduur per functioneel geheel is als dusdanig niet te formuleren. De meeste tijd gaat echter naar functioneel geheel 2. 3.3.3.4 Opleidingsniveau Binnen de "Europese structuur van de opleidingsniveaus zoals bepaald in artikel 2, lid 2 van het Besluit van de Europese raad van 16 juli 1985 inzake de vergelijkbaarheid van getuigschriften tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap menen wij dat de opleiding ergotherapie zich situeert op niveau 5.
3.4
Sleutelkwalificaties nooit Abstract denken Accuratesse Assertiviteit Beslissingsvermogen Commercieel inzicht Contactbereidheid Creativiteit Dienstverlenende ingesteldheid Doorzettingsvermogen Een werkplan kunnen maken Empathie Flexibiliteit Imagobewustzijn Inzicht in de arbeidsorganisatie/ organisatievermogen Kritische ingesteldheid Kunnen omgaan met informatie Kwaliteitsbewustzijn Leerbekwaamheid
zelden
Regelmatig
veel
zeer veel ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
19
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
nooit
zelden
Leergierigheid Loyauteit Omgaan met stress Planmatig denken Problemen onderkennen en oplossen Productieve taalvaardigheid MVT Productieve taalvaardigheid moedertaal Receptieve taalvaardigheid moedertaal Receptieve taalvaardigheid MVT Resultaatgerichtheid Solidariteit Veiligheids- en milieubewustzijn Verantwoordelijkheidszin Zelfstandigheid Zelfvertrouwen Zin voor initiatief Zin voor samenwerking Zin voor esthetiek
3.5
De kern van het opleidingsprofiel
3.5.1
Karakteriseren van de optie/opleiding
Regelmatig
veel
zeer veel ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
Een ergotherapeut moet in staat zijn een ergotherapeutisch interventieplan op te stellen. Dat betekent dat de student bij het beëindigen van de studies een verwijzing kan analyseren, anamnesegegevens kan verzamelen, interpreteren en onderzoek kan doen. Hij/zij moet in staat zijn om ergotherapeutische doelstellingen op korte en lange termijn te formuleren en de ergotherapeutische interventie te plannen. Op het vlak van de ergotherapeutische interventie moet de student de verschillende behandelings-/interventiemogelijkheden, methodes en technieken leren kennen, verwerven en toepassen telkens in functie van de problematiek binnen het ergotherapeutisch gebied. Hij/zij dient interventies te kunnen uitvoeren, aangepast aan de hulpvrager en rekening houdend met de totale persoon van de cliënt. Hij/zij moet ergotherapeutische hulpmiddelen kunnen ontwerpen, vervaardigen en/of aanpassen. Het evalueren en rapporteren van behandelingsgegevens is evident. Wat betreft samenwerking leert de student te werken binnen een organisatie die hulpverlening verstrekt. In teamverband is hij/zij bereid op gepaste wijze informatie door te geven en op te vragen. Een ergotherapeut dient advies en informatie te kunnen verstrekken. Dat betekent dat een student bij het beëindigen van de studies aan verschillende populaties voorlichting kan geven in functie van wonen, werken en vrije tijd. Hij/zij kan stoornissen screenen en doorverwijzen naar andere instanties indien nodig.
20
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
Op vlak van research is een student in staat nuttige onderwerpen binnen het ergotherapeutisch vakgebied te signaleren, zelfstandig onderzoek uit te voeren of hieraan mee te werken en kritisch te evalueren. Daarbij wordt de student aangemoedigd om zijn/haar individuele kennis en kunde voortdurend te ontwikkelen. Tenslotte moet de student in staat worden gesteld om zijn/haar beroepspraktijk te organiseren.
3.5.2
Eventuele verwantschappen met anderen Afhankelijk van het werkveld werkt de ergotherapeut samen met andere hulpverleners.
OPLEIDINGSPROFIEL ERGOTHERAPIE
21
HOOFDRUBRIEK 4 MEDEWERKERS Aan het uitschrijven van het opleidingsprofiel Ergotherapie werkten mee: ♦ Baetens Myriam, Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende ♦ De Knop Greet, Katholieke Sociale Hogeschool Brussel en Parnas Dilbeek ♦ Derre Roland, Autonome Hogeschool Gent (expert opleidingsprofiel ergotherapie) ♦ De Vylder Linda, Autonome Hogeschool Antwerpen ♦ Himschoot Paul, Provinciale Hogeschool Limburg ♦ Op de Beeck Bie, Katholieke Hogeschool Kempen ♦ Questier Marie-Paule, Katholieke Hogeschool voor Gezondheidszorg Oost- Vlaanderen - Gent ♦ Seeuws Pierre, Voorzitter Nat. Belgische Federatie voor Ergotherapeuten ♦ Van Handenhoven Wilfried, Autonome Hogeschool Gent ♦ Willem Guido, Autonome Hogeschool West-Vlaanderen