ONGEWIJZIGD VASTGESTELDE NOTULEN
GEMEENTE DEN HAAG
RIS156233CV1_13-jan-2009 van de openbare vergadering van de COMMISSIE STEDELIJKE ONTWIKKELING EN RUIMTELIJKE ORDENING Datum en tijd Woensdagmiddag 2 juli 2008, aanvang 14.10 uur Plaats Raadzaal in het stadhuis, Spui 70 te Den Haag Aanwezig: de heer R. van de Laar, voorzitter de heer W.J. Pijl, ChrUnie/SGP mevrouw I. Gyömörei, SP mevrouw A. van den Heuvel, VVD de heer M.J. Santbergen, CDA mevrouw S. Cohen Jehoram, PvdA mevrouw I. Michels-Spee, VVD mevrouw H. Weening, GL de heer G.H.M. Wijsmuller, HSP de heer D. Groenewold, PPS de heer W. van der Velden, LPF mevrouw M. de Jong, D66 de heer H. Küçük, ID Mede aanwezig: de heer M. Norder, wethouder Bouwen en Wonen Van ambtelijke zijde o.a.: mevrouw N. Breunis, secretaris commissie SRO, notulist de heer M. Weller, secretaris commissie JB mevrouw R. de Visser, bestuursadviseur BW de heer R.M. Caster, bestuursadviseur VBBM de heer A.J.P. van Holsteijn, bestuursadviseur SWE (bij agendapunt E3) de heer D. van der Harst, DSO/HOB (bij agendapunt E2) Insprekers: de heer C. de Jager, SPIONN de heer Otten
A.
Opening. Mededelingen. Vaststelling agenda
De voorzitter opent de vergadering en verwelkomt de aanwezigen. Van diverse commissieleden is het verzoek ontvangen om de achtste voortgangsrapportage integrale handhaving woonwagencentra voor het zomerreces in de commissie te bespreken, namelijk op woensdag 9 juli 2008. Mevrouw De Jong heeft hier op zich geen bezwaar tegen, maar de speciale aanleiding is haar onduidelijk. Wat is de reden om elke voortgangsrapportage te bespreken? De heer Wijsmuller verwijst naar een rondvraag en naar de uitwerking van de motie Vonk om herplaatsing van (woonwagen)bewoners in familieverband mogelijk te maken. De actiegebied-
1
aanwijzing Escamplaan loopt af op 3 september 2008. Het gaat hem niet om een uitvoerige bespreking van de voortgangsrapportage. De heer Pijl en mevrouw Gyömörei steunen deze argumentatie. Mevrouw Gyömörei verwijst voorts naar de toezegging van wethouder Norder om nog voor het zomerreces te spreken over de verhuizing van de Escamplaan. Zij wil een situatie als bij de Leyweg voorkomen. De stukken waren in eerste instantie toegezonden voor de vergadering van 2 juli 2008. De voorzitter concludeert dat de commissie geen bezwaar heeft tegen een extra vergadering op woensdag 9 juli 2008. Hijzelf is dan verhinderd, dus de heer Pijl zal hem als voorzitter vervangen. Afgesproken wordt te vergaderen van 10.00 uur tot uiterlijk 12.00 uur. Afgesproken wordt verder agendapunt E2 te behandelen voor E1 en punt E4 voor punt E3. Hiermee wordt de agenda gewijzigd vastgesteld. B.
Vaststelling lijst ingekomen stukken
Na het zomerreces en na overleg met wethouder Norder zal een termijnagenda aan de commissie worden gezonden. De commissie neemt kennis van: * een brief d.d. 3 juni 2008 van wethouder BW inzake “Leefbaar en Veilig: een rapportage over handhaving Bouwregelgeving 2007 en het uitvoeringsprogramma voor 2008” (RIS 155472); * een uitnodiging van wethouder BW (Afdeling Archeologie) voor de presentatie van een onderzoek in Solleveld op 4 juli 2008; * raadsmededeling 2008.136 d.d. 17 juni 2008 over uitwerking motie Laakhaven West (coffeeshop-boot) (RIS 155974) (geagendeerd bij commissie VBF); * het gewijzigd raadsvoorstel Nota van Uitgangspunten Kijkduin (RIS 155071) (raadsbehandeling op 10 juli 2008); Op verzoek van mevrouw Gyömörei wordt de geheime brief d.d. 1 juli 2008 van wethouder VBBM inzake verlenging van een intentieovereenkomst (DSO/20082223) aangehouden. Op verzoek van mevrouw Gyömörei zal een brief d.d. 17 juni 2008 van wethouder BW inzake de barometer herstructurering (RIS 155979) met drie bijlagen worden betrokken bij de bespreking van de consequenties van het Rekenkamerrapport “Van bouwen naar wonen” na het zomerreces Op verzoek van mevrouw Gyömörei en mevrouw Michels wordt raadsmededeling 141 d.d. 24 juni 2008 met informatie over vastgoed, ambtelijke huisvesting en het informatie-systeem BORG (RIS 156057) aangehouden totdat de heer De Liefde hiervan kennis heeft kunnen nemen. Een brief d.d. 27 juni 2008 van de Commissie Loosduinen en de Werkgroep Masterplan Kijkduin inzake de Nota van Uitgangspunten Kijkduin wordt betrokken bij de raadsbehandeling op 10 juli 2008. Een brief d.d. 24 juni 2008 van wethouders Norder en Baldewsingh aan cie SRO met de nota Volkstuinen in Den Haag (RIS 156058) wordt na het zomerreces geagendeerd voor een nader te bepalen vergadering van commissie SRO. Een brief d.d. 26 juni 2008 van wethouder BW met de beantwoording van vragen over de nota uitgiftebeleid 2008 - 2009 (RIS 156220) wordt meegenomen bij de commissiebehandeling van de gewijzigde nota uitgiftebeleid op 3 september 2008. Een brief d.d. 1 juli 2008 van wethouder BW inzake Roggeveenstraat – plannen Haag Wonen (RIS 156258) wordt geagendeerd op een nader te bepalen datum na het zomerreces.
2
C.
Rondvraag
Mevrouw Cohen Jehoram vraagt om een brief over Wateringse Veld. Zij leest van alles in de krant, maar weet nog van niets. Naar aanleiding van een vraag van mevrouw Cohen Jehoram bericht de voorzitter dat het rapport van de Rekenkamercommissie “Van bouwen naar wonen. Prestatie-afspraken met corporaties” rechtstreeks naar de raad van 18 september 2008 gaat. Inhoudelijk zal de brief van 29 mei 2008, welke op 26 juni 2008 in de commissie buiten aanwezigheid van de wethouder met de Rekenkamer is besproken, na het zomerreces in de commissie mèt de wethouder worden besproken. De heer Santbergen vult aan dat het voornemen bestaat het raadsvoorstel op 18 september 2008 te amenderen. De consequenties voor het college en de werkwijze zullen na het reces worden besproken. D.
Advieslijst
Er is geen advieslijst voor deze vergadering. E.
Beraadslaging over
E2.
Brief d.d. 10 juni 2008 van de wethouder SWE aan de commissie SWEI met de programmabegroting 2009 Bedrijvenschap Harnaschpolder (RIS 155667)
Agendering vindt plaats op verzoek van de heer Colijn (SP), gedaan tijdens de vergadering van commissie SWEI op 26 juni 2008. De leden van commissie SWEI zijn uitgenodigd de behandeling van agendapunt E2 bij te wonen. Het Bedrijvenschap Harnaschpolder is een gemeenschappelijke regeling tussen de gemeenten Den Haag, Delft en Midden-Delfland. De gemeenteraad kan op 10 juli 2008 zijn zienswijze kenbaar maken op de begroting 2009 van het bedrijvenschap. Het Algemeen Bestuur Haaglanden dient vóór het zomerreces de begroting bij de provincie in te dienen. Mevrouw Gyömörei vindt de programmabegroting moeilijk leesbaar. Zij had als raadslid graag een beter leesbaar stuk willen hebben, want zij moet het kunnen uitleggen aan inwoners van Den Haag. Ook de begeleidende brief is niet helder. Op pagina 18 staan risico’s genoemd. De uitgeschreven risico’s bevatten voortdurend termen als “niet in te schatten, moeilijk te kwantificeren”. Het uitgiftetempo werkt kostenopdrijvend. Wanneer gesproken wordt over opbrengsten uit de woningbouw, van welke risicofactor is dan sprake en over hoeveel vierkante meters gaat het? Wanneer iets niet is in te schatten, wil zij in ieder geval graag een bandbreedte. Op pagina 12 wordt gesproken over het risico op verlies van inkomsten indien niet alles volledig kan worden aangekocht. Aan het eind van pagina 13 staat een minbedrag van € 0,3 miljoen; dit wordt genoemd een veelverlies aan inkomsten. Dat staat in geen verhouding tot alle andere genoemde miljoenen, waar dat veelverlies aan inkomsten niet wordt genoemd. Een deel van het antwoord zou kunnen zijn dat de begroting specifiek voor de Harnaschpolder is. Naar aanleiding van pagina 18 (met tabellen) over het risico van 75% bij zelfrealisatie stelt zij dat het ene uitgeschreven risico niet in verhouding is tot de procentuele verdeling. Wethouder Norder bevestigt dat de Harnaschpolder een zeer lastige ontwikkeling is, omdat het deels niet binnen het gebied Den Haag ligt en Den Haag het op planologisch gebied (bestemmingsplan, onteigening, aanschrijving e.d.) niet voor het zeggen heeft. Dat is Midden-Delfland. Hij kent alle samenwerkingsverbanden van de gemeente en alle PPS-verbanden waarin de gemeente samenwerkt met andere publieke of private partijen. Vaak slaat het risico terug op het grondbedrijf. Hij kan zich de zorg van de SP voorstellen. Wethouder Kool van Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Economie is in het college verantwoordelijk voor dit bedrijvenschap. De risico’s zijn op pagina’s 11, 12 en 13 inhoudelijk toegelicht en op pagina 18 gekwantificeerd. Aangegeven wordt wat het negatieve effect zou kunnen zijn in een “worst case” scenario. Niet alle risico’s kunnen maximaal worden ingeschat; dat zou leiden tot een onrealistisch tekort.
3
Ook wordt aangegeven wat het effect is van een positieve benadering. Vervolgens wordt een inschatting gemaakt van de risico’s: de kans dat het zich voordoet. De uitkomst daarvan is de gewogen bandbreedte (van - € 9 tot - € 1,6 miljoen). Het totaal effect is - € 5 miljoen tot + € 2,9 miljoen. Voor dit forse bedrag is een voorziening geregeld, gecombineerd met een verwachting van de uitgifteprijs. Een ander lastig aspect van de ontwikkeling van de Harnaschpolder is dat de samenwerking met Midden-Delfland nog betrekkelijk kort is in tegenstelling tot het Industrieschap Plaspoelpolder, waar Rijswijk en Den Haag al 75 jaar samenwerken. Moeilijke elementen zijn bepaalde ontsluitingen en een aantal grote eigenaren. De ontwikkeling is essentieel, o.a. met het oog op Nieuw Binckhorst. Mevrouw Gyömörei leest - in het kader van de bandbreedte van - € 9 tot - € 1,6 miljoen – op pagina 2 van de brief dat deelnemende gemeenten voor gelijke delen bijdragen in het negatief saldo van € 5,4 miljoen. Daarboven (dus tot - € 9 miljoen) draagt Den Haag bij voor 65% en Delft voor 35%. Hoe groot schat de wethouder dat risico in? Wethouder Norder vindt dat moeilijk in te schatten. In het overzicht worden alle mogelijke factoren genoemd. Het Dagelijks Bestuur, waarin spreker met wethouder Kool zitting heeft, heeft de directie de moeilijke opdracht gegeven om het tekort verder terug te dringen. Hij houdt de vinger aan de pols, want een tekort drukt op het grondbedrijf. De voorzitter concludeert dat de commissie akkoord gaat met de programmabegroting 2009 en de begrotingswijziging 2008 van het Bedrijvenschap Harnaschpolder. De SP maakt een voorbehoud in verband met fractieberaad. E1.
Brief d.d. 13 juni 2008 van wethouder BW over scenario’s Buitenhaven Scheveningen (RIS 155661)
De commissie wordt om advies gevraagd over drie scenario’s/ontwikkelingsrichtingen van een buitenhaven. De scenario’s betreffen een homeport terminal. scenario 1: met een minimaal noodzakelijke golfbreker; scenario 2: nabij het Norfolkterrein, landaanwinning met stedelijk programma en natuur; scenario 3: nabij de landaanwinning parallel aan de kust, landaanwinning met stedelijk programma en natuur. De voorzitter geeft het woord aan de inspreker. Het betoog van de heer De Jager van SPIONN is opgenomen als bijlage 1. De heer Groenewold herinnert eraan dat de PPS in het verleden altijd voorstander is geweest van de ontwikkeling van een buitenhaven. Hij noemt dit bij voorkeur niet een vierde haven, want wanneer de derde haven gedempt wordt, zou de buitenhaven de derde haven zijn. Zijn fractie heeft indertijd een initiatiefvoorstel ingediend voor een buitenhaven. De financiering daarvan zou worden opgebracht vanuit de ontwikkeling van het Norfolk-terrein. Daar zijn nu andere plannen voor. Hij leest dat alles kostendekkend moet worden gerealiseerd. Dat is logisch, maar dat zou moeten komen vanuit een woningbouwprogramma. In scenario 1 is geen woningbouwprogramma opgenomen. Hij citeert: “Aangezien er in dit scenario nauwelijks of geen stedelijk programma wordt gerealiseerd als kostendrager, is de financiële haalbaarheid zonder substantiële subsidie zeer gering.” Verder leest spreker niets over subsidies. Is naar de mogelijkheid van landelijke of Europese gelden gekeken of gebeurt dat nog? Wanneer het consortium het onderzoek doet, wordt niet gekeken naar het verkrijgen van subsidies. Woningbouw vormt dan de basis voor de financiering. Scenario 1 is dan niet haalbaar, maar de voorkeur van zijn fractie gaat juist uit naar dit scenario. De ontwikkeling van natuur is een mooie optie. Hij pleit ervoor om in ieder geval een onafhankelijke partij te laten meedoen aan het onderzoek. Het is begrijpelijk dat het consortium ook onderzoek doet. De onafhankelijke partij zou ook andere opties voor de financiering kunnen onderzoeken. Hij noemt in dit verband het Havenbedrijf Rotterdam, dat veel ervaring met havenuitbreidingen heeft. Dat is geen vreemde optie, want bij de ontwikkeling van de haven in New York is bijvoorbeeld het havenbedrijf van Dubai betrokken.
4
Op pagina 4 bevat de tekst onder “technisch” veel taal- en stijlfouten. Hij vraagt hier in het vervolg beter op te letten. Pagina 5 bevat een tekst over natuur en milieu: “Tevens dienen de milieukundige effecten van de buitenhaven te worden onderzocht”. Is dat de MER-procedure? Op pagina 7 (onder toelichting, scenario 1) staat dat dit in economische zin minder bijdraagt aan de werkgelegenheid en het toerisme in de haven, omdat er geen stedenbouwkundige ontwikkeling is. Is dat ook zo wanneer de modules van zeezeiljachthaven en een visserijhaven worden meegenomen? Naar zijn mening draagt het dan wel bij in economische zin. Mevrouw Gyömörei heeft een procedurevraag. Wat wordt in dit stadium van de commissie verwacht? De voorzitter antwoordt dat op dit moment slechts een eerste mening van de commissieleden wordt gevraagd. Het college gaat daar verder mee aan de slag. Alle drie scneario’s worden na vervolgonderzoek concreter uitgewerkt. De fractie van de heer Santbergen is voorstander van de aanleg van een vierde haven, een buitenhaven. In vele opzichten geeft dit iets extra aan de ontwikkelingen in Scheveningen. Als randvoorwaarde wordt het ruimte bieden aan de ontwikkeling van de visserij aangegeven. Wat heeft de wethouder hierbij in gedachten? Verder wordt gesproken over het draagvlak onder de bevolking en onder de ondernemers van Den Haag en Scheveningen. Het CDA ondersteunt dit van harte, maar herinnert eraan dat in de vorige ronde nauwelijks sprake was van draagvlak. Wat doet de wethouder om dat te verbeteren? Spreker mist twee elementen onder de randvoorwaarden, namelijk dat de kwaliteit van de haven moet worden verbeterd of minimaal gehandhaafd. Hetzelfde geldt voor de consequenties richting het strand. De onderbouwing van het consortium over de economische ontwikkelingen heeft spreker al diverse malen gehoord. Eén van zijn vragen aan vertegenwoordigers van het consortium was in hoeverre men hard kon maken dat het verwachte aantal cruiseschepen daadwerkelijk zal aanleggen. Daar heeft hij – althans schriftelijk – geen hard antwoord op gekregen. Hoe realistisch is het geschetste perspectief? Op een vraag van mevrouw De Jong over de invloed van gebeurtenissen als 11 september 2001 of van stijgende olieprijzen antwoordt spreker, dat hij een en ander laat afhangen van de normale economische ontwikkeling die redelijkerwijs kan worden verwacht, dus zonder extremen. Als referentiehaven wordt San Diego genoemd. Hier is echter sprake van een volledig ander klimaat en een andere bevolking. San Diego ligt op een andere breedtegraad. Bovendien wordt San Diego voor militaire doeleinden gebruikt. Mede naar aanleiding van een vraag van mevrouw Cohen Jehoram stelt spreker dat het consortium en de gemeente als uitgangspunt hebben dat de ontwikkeling van een buitenhaven en een cruiseterminal met een additioneel bouwprogramma (kostendekkend) moet worden gerealiseerd. Hij vindt dit een zwak punt. Er wordt vanuit gegaan dat het aanvullende woningbouwprogramma direct naast de te ontwikkelen haven wordt gesitueerd. Daar heeft het CDA in het kader van het milieu grote problemen mee. Hij kan zich voorstellen dat het bouwprogamma elders in de stad wordt gebouwd. In dit verband noemt hij Rotterdam als voorbeeld. Mevrouw Gyömörei wijst erop dat daarbij sprake is van verschillende economieën: de cruisehaven in Scheveningen is gericht op de luxe economie, terwijl de ontwikkeling van de Rotterdamse haven zich richtte op investering in de overgang van stukgoed naar containeroverslag. De heer Santbergen is het daarmee eens, maar hij heeft bedoeld een vergelijking te trekken op abstracter niveau in de zin van waar financiële impulsen vandaan kunnen komen. De overheid zou ontwikkelingen niet altijd kostendekkend moeten doen, zoals met het woningbouwprogramma in Scheveningen. Er zijn meerdere wegen om iets te financieren. Mevrouw Weening vraagt de heer Santbergen aan welke andere locaties hij denkt voor het woningbouwprogramma om de financiering rond te krijgen. Ze is benieuwd naar het realiteitsgehalte van zijn suggestie.
5
De heer Santbergen antwoordt dat de Structuurvisie 2010 vol staat met locaties voor een woningbouwprogramma. Het is in dit stadium af te raden om exacte locaties te noemen. Dat is een kwestie van onderhandelingen tussen ontwikkelaars en het college dan wel de wethouder. Er zijn in Den Haag veel ontwikkelingslocaties. Op de vraag van mevrouw Weening of hij vasthoudt aan het uitgangspunt dat het kostendekkend moet zijn, antwoordt spreker dat een en ander moet worden gefinancierd. Dat is wat anders dan kostendekkend. De visserij is geen branche die veel mogelijkheden biedt om zaken te financieren. De visserij heeft een steuntje in de rug nodig. Hij vraagt het college om meer ruimte te bieden aan de visserij en incidenteel iets voor de (zee)vissershaven te doen. Een vierde haven moet niet alleen kostendekkend zijn met een woningbouwprogramma. De financiering kan op een andere manier worden ingevuld. De intentie om de golfbrekers op gelijke wijze vorm te geven als nu vindt spreker jammer. Dit is een mooie gelegenheid om de creativiteit van waterbouwers kans te geven. Wat betreft natuur en milieu valt het op, dat er tevens nieuwe landaanwinning wordt gerealiseerd als reservering, die ter compensatie zou kunnen dienen voor het verlies aan natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. Is dat verlies dat er al is of dat nog gaat komen in Natura 2000 en welke gebieden zijn dat dan? Mevrouw Cohen Jehoram herinnert aan de eerdere grote discussie in de commissie. De PvdA heeft toen aangegeven wel wat te zien in een buitenhaven. De fractie wees indertijd op de werkgelegenheid, op de uitplaatsing van de grote vloot, de ontwikkelingsmogelijkheden voor de visserij, het verplaatsen van vrieshuizen uit de tweede haven en duurzame energie. Van dit laatste vindt zij overigens niets terug in de voorliggende scenario’s. Zij noemt hierbij het energie halen uit zout-zoet-overgangen en windenergie. Haar fractie uitte ook twijfels in verband met het Natura 2000-gebied (de Habitatrichtlijn). Er wordt uitgegaan van aanleg van nieuwe natuur, maar dat is niet dezelfde natuur. De wens om daarmee de verloren gegane natuurwaarden van Natura 2000-gebied te compenseren, is niet in een keer te realiseren. Een Natura 2000-gebied ken een bepaalde bescherming en alleen wanneer sprake is van een groot maatschappelijk belang (dijken of grootschalige energie-opwekking) mag een dergelijk gebied worden aangetast. Zij betwijfelt of dat hier het geval is. Aan het eind van de discussie werd gevraagd om een MKBA (een maatschappelijke kosten-baten-analyse, die het rendement van een investering voor de gehele maatschappij weergeeft.) om daarna een nut en noodzaak-discussie te kunnen voeren. De voorliggende brief lijkt te veel op een haalbaarheidsonderzoek. De raad kent het instrument van de vraag aan het college om een startnotitie. Dat zou een goede werkwijze zijn. De procedure is als volgt. De raad bepaalt of over een onderwerp een startnotitie wordt gemaakt. De startnotitie bevat een korte en heldere probleemstelling en een korte, heldere schets van de beoogde oplossingsrichtingen. De raad maakt de startnotitie in de regel niet zelf, maar vraagt het college een startnotite op te stellen. Spreekster vraagt het college een dergelijke startnotitie op te stellen over de buitenhaven. Mevrouw De Jong zegt bij interruptie dat een startnotitie referendabel is. Voor de heldere vraagstelling is het nodig om alle scenario’s eerst goed naast elkaar af te wegen, zodat een keus tussen A en B kan worden voorgelegd. De voorliggende brief met scenario’s is nog te breed. Eerst moeten nog onderzoeken volgen. Mevrouw Cohen Jehoram stelt zich voor op basis van de discussie in de commissie enkele richtingen te bepalen. Haar voorkeur gaat uit naar scenario 1. Haar fractie wil bepaalde elementen meenemen in het onderzoek, namelijk welke effecten zijn er op de natuur en zijn er mitigerende maatregelen mogelijk? Welke inzet wordt gepleegd op duurzame energie-oplossingen? Spreekster is niet enthousiast over het woningbouwprogramma op de voorgestelde locatie nabij een natuurgebied en buiten de zeewering. Het gaat om een slecht ontsloten gebied met rijkeluiswoningen. Zou scenario 1 zonder woningbouwprogramma kunnen? Ze adviseert serieus onderzoek te verrichten naar de subsidiemogelijkheden en de totale kosten. Het kan eenvoudig worden gehouden zonder kostbare diepzeegeul, zodat in ieder geval de trawlers terecht kunnen. Spreekster heeft horen spreken over bedragen als € 40 en € 50 miljoen. Dat vindt zij niet onoverkomelijk. Dat is een ander kostenplaatje dan wanneer duinen worden opgeworpen, infrastructuur en riool moeten worden aangelegd. Het consortium is als belanghebbende niet de aangewezen instelling om dat onderzoek te verrichten.
6
Zij geeft in overweging een prijsvraag uit te zetten. Wanneer het consortium wel wordt belast met het onderzoek, dient in ieder geval een second opinion te worden uitgevoerd, wellicht door het Havenbedrijf Rotterdam of een betrouwbare consultant. In het NRC stond recent een artikel over de cruises naar Rotterdam; deze blijken sterk af te nemen (een derde). Hoe belangrijk is die cruisemarkt voor Scheveningen. Wat levert het op? Wat zijn de meerkosten? Wat is het (financiële) verschil tussen een “port of call” en een “homeport”? Voor een homeport moeten meer investeringen worden gepleegd. Wethouder Norder licht de status van zijn brief toe. De commissie behoeft in dit stadium geen voorkeur uit te spreken voor een scenario. Veel feiten op het gebied van milieu, kosten e.d. moeten nog uit nader onderzoek blijken. De PvdA-fractie had aangegeven een gedegen onderzoek te wensen aan de hand van een modulair opgebouwde onderzoeksopzet. De vraag is of wat voorligt compleet is of dat er nog vragen zijn. De fractie van mevrouw De Jong is altijd terughoudend geweest ten opzichte van een vierde haven. Wel was D66 voorstander van een cruiseterminal, maar dan meer op de locatie van de Norfolkline. Die locatie blijkt te klein te zijn. D66 heeft ook al jaren gevraagd naar een zeezeilhaven. Mede dankzij de enthousiaste inzet van mensen – het consortium – liggen thans enkele scenario’s voor. Een vierde haven heeft een grote impact op het milieu. Dat moet goed worden uitgezocht. Van de compensatie van bestaande natuur door nieuwe natuur moet men maar afwachten hoe dat uitpakt. Alle scenario’s geven een grote toename van verkeer, zowel van passagiers van cruiseschepen als van de bewoners van de nieuwe woningen. Het gebied zal onherkenbaar veranderen. Wanneer de resultaten van het nader onderzoek bekend zijn, verwacht D66 wel een bijbehorend afgebakende notitie, waarin niet meer wordt verwezen naar nog uit te voeren onderzoeken naar verkeerstechnische afwikkeling e.d. Onder verwijzing naar de werkbespreking inzake Kijkduin geeft zij in overweging de stakeholders, belangenverenigingen en bewonersorganisaties goed te betrekken bij de plannen voor een cruiseterminal. Spreekster vraagt bijzondere aandacht voor de surfers en om zaken als golfbrekers verder uit te werken. Zij wil het surfstrand zo houden. Verder wijst zij op de kustverdedigingsplannen van staatssecretaris Huizinga en van premier Balkenende voor de Scheveningse kust. Graag verneemt zij hier een reactie op in de uitwerking van de gemeentelijke plannen. Ze ondersteunt de vraag naar “port of call” en een “homeport” en wijst in dit verband op Southampton dat op dezelfde breedtegraad ligt als Scheveningen. Verder wil ze een realistisch “doorkijkje” naar de komende jaren over de verwachtingen voor de cruisemarkt (passagiersaantallen), bij voorkeur ook van mensen die niet verbonden zijn aan het consortium. De voorkeur van haar fractie gaat op dit moment uit naar scenario 1, onafhankelijk van de financiële mogelijkheden en verdere uitwerking. Spreekster vraagt wie de kosten betaalt van het beheer van de uitgebaggerde vaargeul, vooral wanneer de cruisemarkt wel instort. Verder sluit ze zich aan bij het verzoek om een onafhankelijk oordeel. Rotterdam kent een onafhankelijk havenbedrijf, terwijl dit in Den Haag nog in het gemeentelijk apparaat is ingebed. Wellicht is een onafhankelijk havenbedrijf in Scheveningen mogelijk. Mevrouw Weening meldt dat GroenLinks op basis van gezond verstand niet direct enthousiast is over de plannen voor een cruiseterminal. In het begin leek het idee wel aardig, maar al gauw werd het groter met grote zeewaartse uitbreiding en aantasting van natuurgebieden. Het geschetste beleidskader spreekt ook van zeewaartse uitbreiding. Zij vreest dat er voor GroenLinks belangrijke waarden onder druk komen te staan. Anderzijds spreekt de mogelijkheid op structurele werkgelegenheid, met name voor laag opgeleide Hagenaars, haar fractie wel weer aan. Ze is dan ook benieuwd naar de uitkomsten van het onderzoek, dat – zo stelt zij nadrukkelijk – voor haar fractie geheel vrijblijvend is. De wethouder spreekt over besluitvorming over voorkeursvarianten in het komende najaar. Haar fractie wil dat de raad de handen vrij houdt om te eventueel te kunnen concluderen niets te willen. Ook heeft ze geen zin in een tijdsklem. Er wordt al gesproken over 2009 en voor het einde van deze collegeperiode zou er al een besluit moeten zijn gevallen. Ze vraagt zich af of dat kan. De planning is naar haar mening te krap, zeker wanneer er een MER-procedure moet worden gevolgd.
7
In die MER ziet haar fractie graag de meest milieuvriendelijke variant meegenomen, modulair opgebouwd, zodat elementen daarvan kunnen worden meegenomen voor de uiteindelijk te kiezen variant. Scenario 1 moet realistischer; hiervoor kunnen andere financieringsmogelijkheden in kaart worden gebracht. Nu wordt het afgeschreven zonder woonprogramma. Zo wordt reeds nu voorgesorteerd op een grootschalige zeewaarts uitgebreide haven en het is de vraag of dat gewenst is. Mevrouw Cohen Jehoram informeert naar het standpunt van mevrouw Weening over haar voorstel om scenario 1 uit te laten werken door een andere partij. Mevrouw Weening vindt dat dat niet zou moeten hoeven. De wethouder moet inzetten op onderzoek van alle scenario’s in alle redelijkheid en een objectieve toets achteraf. Het moet mogelijk zijn alle scenario’s op een objectiveerbare wijze te onderzoeken. Waarom wordt de “port of call” niet meegenomen als afzonderlijk scenario? Dat zou een tweede minimale variant kunnen zijn en het is van belang om effecten te kunnen vergelijken. Het is van belang de verschillende varianten van uitvoering van de terminal in beeld te krijgen. Er wordt nog geen duidelijk beeld geschetst van wat een terminal is en hoe deze kan worden uitgevoerd. Er is grote variatie mogelijk in het programma dat op de terminal wordt gerealiseerd. Zij ziet dit graag in een soort modules terug in de resultaten van het onderzoek. Wat betreft de randvoorwaarden worden natuur en milieu genoemd, maar de effecten worden vooral op het land (Natura 2000-gebied) getoetst. Er is ook een grote maritieme component. Zij vraagt dit nadrukkelijk mee te nemen in het onderzoek naar de effecten. Ten aanzien van Natura 2000 wordt nu al gesproken over compensatie. Dat moet dan wel heel substantieel zijn. Het is belangrijk dat er draagvlak is bij de genoemde (natuur)organisaties, zoals Stichting Duinbehoud, Stichting Noordzij, de Provincie, het Hoogheemraadschap van Delfland en de AVN. Dat draagvlak moet inzichtelijk zijn in het onderzoeksresultaat. Als financiële randvoorwaarde is spreekster er voorstander van ook de financiële effecten van het beheer, onderhoud en de exploitatie op lange termijn mee te nemen. Nu wordt uitsluitend gekeken naar de financiering van de aanleg. Ze vraagt de uitwerking van de randvoorwaarden aan de commissie voor te leggen voordat het onderzoek daadwerkelijk van start gaat. Wie financiert het onderzoek? Ze gaat ervan uit dat dat deels het consortium is en deels de gemeente. Hoeveel middelen draagt de gemeente hieraan bij? Verder sluit haar fractie zich aan bij het verzoek om een onafhankelijke toetsing achteraf: een second opinion. Zij verwacht dat er niet alleen modulair wordt onderzocht, maar dat de onderzoeksresultaten modulair worden gepresenteerd, zodat de schuifmogelijkheden en de onderlinge relaties tussen de hoofdbestanddelen van de scenario’s inzichtelijk worden gemaakt. Dan kan dat de functie van een MKBA hebben. Vervolgens informeert zij naar de stand van zaken van de Zandmotor. Wethouder Norder was hier toch niet zo enthousiast over? GroenLinks vindt van groot belang dat, wanneer de gemeente de verre visserij wil faciliteren, er ook harde afspraken worden gemaakt over verduurzaming van de sector. Verder dient de gemeente als ambitie te hebben dat de cruiseterminal de meest duurzame ter wereld wordt. Het consortium was daar op zich enthousiast over. Mevrouw Michels vindt het prima dat onderzoek wordt gedaan naar de meerwaarde van een cruiseterminal en een buitenhaven. De VVD staat niet bij voorbaat negatief tegenover uitbreiding van de havencapaciteit en een eventuele cruiseterminal. Wel dient zorgvuldig onderzoek te worden gedaan naar de positieve en negatieve gevolgen van een vierde haven. De economische, financiële, technische, juridische, ruimtelijke en verkeerstechnische aspecten moeten nog worden onderzocht. De globale uitkomsten van het onderzoek komen al in het najaar 2008. Dat is wel een hoog tempo en in die zin sluit ze zich aan bij de woorden van mevrouw Weening over een tijdsklem. Hoe wenselijk en hoe realistisch is de planning? Moeten de besluiten met verstrekkende gevolgen voor Den Haag en Scheveningen nog in deze collegeperiode worden genomen? In het oog springen zaken als 40 tot 50 hectare nieuw land, schepen van 310 meter lang en 50 meter hoog en 700 woningen met bijbehorend verkeer. De VVD-fractie acht het niet realistisch dat binnen één jaar alle aspecten zorgvuldig onderzocht zijn en dat een second opinion door derden (die geen belang hebben bij dit project) kan zijn uitgevoerd. De gemeente en het consortium zijn belanghebbenden.
8
Dat is op zich geen probleem, maar bij een dergelijk groot en toekomstbepalend project is een onafhankelijk second opinion over de kwaliteit van het project en de resultaten van alle onderzoek meer dan gewenst, vooral met het oog op het ontbreken van kennis hierover bij de gemeente en de gemeenteraad. Zorgvuldigheid gaat boven snelheid. Spreekster vraagt het college daarom een nieuwe en realistische planning. Vragen van mevrouw Cohen Jehoram over het programma met 900 nieuwe woningen en het bouwen in de duinen wil spreekster in afwachting van de onderzoeksresultaten nog niet beantwoorden. De heer Pijl stelt vast dat besluitvorming over de derde haven heeft plaatsgevonden. Dit besluit zal naar de mening van ChristenUnie/SGP op Scheveningen nog jaren nagalmen. Deze fractie was en is voorstander van het behoud van de derde haven. Nu dat besluit echter is gevallen, stelt deze fractie zich ten aanzien van een alternatief minder gereserveerd op. Eén van de randvoorwaarden voor de verdere planontwikkeling Scheveningen Havens is ruimte te bieden aan de ontwikkelingen van de visserij. Het is opmerkelijk dat een andere belangrijke sector, de offshore, hier niet wordt genoemd. De fractie gaat ervan uit dat als de plannen voor het Noordelijke Havenhoofd gerealiseerd zijn, het gehele gebied dan is ingevuld en volgebouwd. De vrees bestaat dan dat er op langere termijn geen mogelijkheden zullen zijn voor expansie van de bedrijven aldaar. Ondernemingen moeten kunnen groeien. Een nieuw havengebied met een nieuwe buitenhaven kan hiervoor mogelijkheden scheppen en soulaas bieden. Zo niet, dan vertrekken bedrijven naar elders en gaat werkgelegenheid verloren. De verre visserij moet ook in de toekomst voor Scheveningen behouden blijven. Deze sector schept mogelijkheden voor de offshore. Het is nu al bekend, dat schepen van tijd tot tijd bij gebrek aan ruimte in de Scheveningse haven uitwijken naar IJmuiden. De fractie schat in dat de eerste haven (waar het visserijgebeuren inclusief de staandewandvisserij is geconcentreerd) na de planvorming te weinig ruimte biedt. De ChristenUnie/SGP heeft grote moeite met een stedelijk woningbouwprogramma in de directe omgeving van de havens en Duindorp. De voorkeur gaat dan uit naar scenario 1 met de mogelijke aanvullende modules beperkte landaanwinning en groen, zeezeiljachthaven en visserijhaven. De wethouder stelt dat de financiële haalbaarheid zonder substantiële subsidies zeer gering is. De fractie vindt het dan logisch om andere bronnen aan te boren. De fractie van de heer heer Küçük wacht in verband met het vroege stadium eerst de onderzoeksresultaten af voordat een standpunt wordt gegeven over een van de scenario’s. De heer Wijsmuller stelt vast dat de daadwerkelijke onderzoeksopdracht nog niet aan de commissie is voorgelegd. Er worden slechts globale schetsen gegeven. Voor spreker staat vast dat een buitenhaven op de langere termijn een zeer bepalende ontwikkeling is voor de natuur, de economie en het kostenplaatje. Dan is de vraag of hier wel op een reële en objectieve wijze wordt onderzocht? Het onderzoek zal grotendeels door een belanghebbende worden verricht. Hij vindt dit een merkwaardige gang van zaken. Een second opinion zou dan de door een belanghebbende aangeleverde bouwstenen toetsen, maar wellicht moeten er andere bouwstenen worden aangeleverd. De gang van zaken doet hem denken aan ADO. Ook daar waren de initiatiefnemers de experts die de bouwstenen aanleverden. Er was een aantal beslismomenten waarbij steeds werd uitgegaan van allerlei positieve scenario’s. Later is gebleken dat daar veel “lucht” in zat. Dat heeft allerlei consequenties gehad, juist voor de gemeente. Dat dreigt hier weer te gebeuren. Ook de planning is vreemd. Om alle gevolgen goed te kunnen overzien, dient daarvoor de tijd te worden genomen. Naar aanleiding van het voorstel van mevrouw Cohen Jehoram voor een (referendabele) startnotitie zegt spreker het van belang te vinden dat de Hagenaars zich hierover kunnen uitspreken. Daarvoor zouden de gemeenteraadsverkiezingen een goed moment zijn. Het uiteindelijke moment van besluitvorming zou dan door een juiste planning na de verkiezingen kunnen vallen. Alle scenario’s gaan uit van een cruiseterminal. De vraag is of dat de enige manier is om een buitenhaven te ontwikkelen. De cruisemarkt is een gevoelige, dus daar zijn risico’s aan verbonden. Hij vreest dat de raad de fuik van een cruiseterminal (op basis van een onderzoek door een belanghebbende) inzwemt en daar doet de Haagse Stads Partij niet aan mee. De heer Van der Velden vindt “de wet van klets”van toepassing op deze vergadering.
9
Hij stelt vast, dat er drie varianten voorliggen en dat nader (economisch, waterschapstechnisch, verkeerstechnisch en milieu) onderzoek moet volgen. Hij heeft er geen probleem mee dat onderzoek wordt uitgevoerd door de belanghebbende. Hij zal de resultaten kritisch bezien. Hij adviseert de wethouder geen advies in te winnen bij het havenbedrijf van Rotterdam, want deze gemeente heeft problemen met de Rotterdamse cruiseterminal. Het aantal passagiers is teruggelopen in het afgelopen jaar en voor Amsterdam geldt hetzelfde. Toch gelooft spreker niet dat de cruisemarkt instort. Hij heeft recent een rapport gelezen over de ontwikkelingen in de bouw van het aantal cruiseschepen. Die bouw gaat nog jaren door. Mevrouw Cohen Jehoram ziet met belangstelling die cijfers tegemoet, want haar is uit informatie juist gebleken, dat de bouw van cruiseschepen is stilgelegd. De heer Van der Velden antwoordt dat zijn laatste werkkring gerelateerd was aan de bouw van havens. Hij volgt de ontwikkelingen op dit vlak en wordt nog steeds als adviseur geconsulteerd. Zijn conclusie is dat er nog steeds flink wordt gebouwd. De cruisemarkt met toeristen neemt toe. Hij wacht de onderzoeksresultaten af. Naar aanleiding van de inbreng van de heer Pijl over de offshore is spreker van mening dat Scheveningen niet de meest geijkte locatie is voor een offshore thuishaven vanwege het gigantische benodigde materiaal en de bijbehorende infrastructuur. Tenslotte wijst hij erop dat op alle tekeningen de havenmond gericht is op het noordwesten. Dat is niet juist. Gelet op de wind en de stromingen moeten de pieren west lopen, anders kan geen schip bij storm aangemeerd blijven liggen. Mevrouw Gyömörei sluit zich aan bij het betoog van mevrouw Weening. Ze wil de vrijheid houden om niet te kiezen voor een cruiseterminal. Ze vreest dat Duindorp wordt opgegeven wanneer een cruisehaven wordt aangelegd en dringt er daarom op aan de maatschappelijke - en milieu-effecten bij het onderzoek te betrekken. Ze begrijpt de keuze voor een homeport, maar hoe denkt Den Haag de concurrentie aan te gaan met Rotterdam en Amsterdam, waar de cruisemarkt niet loopt? Ze wacht met belangstelling de onderzoeken af. Aangegeven staat, dat indien een of beide modules worden toegepast, dit een verdichting van het stedelijk programma betekent. Deze zinsnede heeft een behoorlijke impact. Ze vreest dat de raad in een fuik met variant 4 wordt gedreven. Haar fractie zou daar geen voorstander van zijn en wil eerst gedegen onderzoek. Wie draagt de kosten van het onderzoek? Haar fractie wil geen blanco cheque afgeven voor de kosten. Mocht het onderzoek uitwijzen dat een homeport cruisehaven niet verstandig is, moet de variant om het niet te doen nog openstaan. Wethouder Norder benadrukt dat slechts een simpele vraagstelling aan de orde is. Met de commissie is in februari 2008 afgesproken, dat een onderzoek met een modulaire opbouw zou worden gestart. Eerst zou voor het zomerreces een snelle en grove benadering over de soort varianten worden voorgelegd. Dat ligt nu voor. Een verdere verfijning komt in het najaar 2008 met (een grove) MKBA naar de commissie. Op basis daarvan wordt een verdiepingsslag gemaakt met mogelijke opnieuw een MKBA. Het resultaat daarvan leidt tot een voorstel. Op dit moment heeft spreker geen idee wat dat voorstel zou kunnen inhouden, omdat het onderzoek nog moet volgen. De impact op natuur, verkeer, milieu e.d. en de kosten zijn nog onbekend. Naar aanleiding van opmerkingen van mevrouw Cohen Jehoram en mevrouw Weening zegt spreker dat op basis van het onderzoek een voorstel wordt voorgelegd om in het geheel geen cruisehaven of vierde haven aan te leggen. Het consortium is de aanjager van de huidige discussie. Het college wil het consortium het eerste deel van het onderzoek laten uitvoeren. Het consortium heeft een kennisvoorsprong op de gemeente. Het college laat regelmatig onderzoek door private partijen doen. Over het algemeen verloopt dat zeer goed. Hij noemt in dit verband de vele stedenbouwkundige studies voor bijvoorbeeld Laakhaven-West of Wateringse Veld. De private partij heeft daar een groot belang in, namelijk dat het goed onderzoek is, want anders draait de private partij op voor de kosten. Spreker kan zich de opmerkingen van de commissieleden op dit punt voorstellen. Ook hij vindt objectiviteit van belang. Hij wil dit waarborgen door: * een externe onafhankelijke begeleidingscommissie met deskundigen in te stellen; * second opinions te vragen (op onderdelen als maritieme zaken); * een klankbordgroep met omwonenden en belanghebbenden in te stellen.
10
De kosten van het onderzoek tot en met fase 1 (dus tot het najaar) worden gedragen door het consortium. Kosten van zaken als de MER, de MKBA, de inhuur van externen en van second opinions worden gedragen door de gemeente, ook om belangenverstrengeling te vermijden. Hij stelt vast dat enkele commissieleden een lichte voorkeur aangeven voor scenario 1. Hij tekent hierbij aan dat het onderste beeld van scenario 1 als gevolg van de zandaanwinning het uiteindelijke resultaat in de eindfase zou worden. In dit verband wijst hij op IJmuiden. Naar aanleiding van de vraag om elders het stedenbouwkundig programma uit te voeren merkt hij op dat scenario 1 enkele honderden miljoenen euro’s onrendabel zou zijn. Mevrouw Cohen Jehoram is geïnformeerd over andere bedragen. Hoe groter de terminal, hoe duurder, maar voor trawlers en de RWS-boot is een vrij eenvoudige constructie voldoende. Wethouder Norder merkt op dat wanneer het zuidelijk havenhoofd wordt gesloopt en er sprake is van een uitbuiging om daar een haven in te maken, komt dat op hoge kosten. De verplaatsing van het havenhoofd is het kostbare element. Veel of weinig uitbuigen maakt dan niet zoveel uit. De opbrengsten van een grotere haven, geschikt voor zowel visserij als een cruiseboot, levert hoge inkomsten op. De optie om het woningbouwprogramma elders te realiseren, lijkt interessant, maar dat hoeft niet in dit onderzoek te worden meegenomen. De verdiencapaciteit van een wijk als Wateringse Veld is een andere dan een woningbouwprogramma op de onderhavige locatie. Er zijn in het laatste geval geen verwervingskosten, maar de locatie heeft wel veel opbrengstpotentie. De vraag of in module 1 visserij en zeezeilen zijn opgenomen, beantwoordt spreker bevestigend. Daarvoor dient wel extra havenkade te worden gemaakt; dat zijn extra kosten. Het is wel goed voor de economie van Scheveningen en Den Haag. Subsidiemogelijkheden zijn in dit stadium nog niet bekeken. Het draagvlak is verder inderdaad een belangrijk punt. De hardheid van de cijfers van het consortium over het aantal cruiseschepen is onderdeel van het onderzoek, waar in de sfeer van een second opinion aandacht aan zal worden besteed. In de berekening van de nieuwe vissershaven wordt ervan uitgegaan dat deze kostendekkend is. Het creatief omgaan met golfbrekers is een kwestie van uitwerking. Bij landaanwinning voor Natura 2000-gebied (het Westduinpark) ontstaat andere wind en zoutspray. Of de kwaliteit daarmee minder wordt, is de vraag. Los van het feit dat er natuur bijkomt, is er een mogelijke verandering van het milieu daar. Dat is punt van onderzoek. De extra natuur is een bijdrage om mogelijke kwaliteitsvermindering te compenseren. Enkele commissieleden en SPIONN hebben aandacht gevraagd voor de toegankelijkheid (afstand) en kwaliteit van het strandgebied voor Duindorp en achterliggende wijken in het verlengde van tramlijn 12. Spreker zal dit als vraag aan het onderzoek toevoegen. Het surfstrand is al als onderzoekselement opgenomen. Duurzame energie staat in deze fase nog niet expliciet genoemd, maar dit komt terug in de MER. Er zijn diverse vormen van duurzame energie denkbaar. Het aspect duurzaamheid komt terug in de concretiseringsslag. Spreker voelt op dit moment absoluut niet voor een prijsvraag. Hij wil eerst het afgesproken pad volgen. Naar aanleiding van de suggestie om een startnotitie op te stellen zegt hij dat dit dan wel op het juiste moment in het proces moet zijn. Het is de vraag of dit instrument wel moet worden gebruikt. Het is inderdaad referendabel, maar de gemeente moet wel eerst weten waar die over praat voordat een zinvolle vraag aan de stad kan worden voorgelegd. Daarom wil hij eerst onderzoek verrichten en daarna pas bezien op welke wijze aan de besluitvorming vorm wordt gegeven. Het najaar is daarvoor te vroeg. In het najaar 2008 volgt een verfijning met (een grove) MKBA van de scnario’s. Op basis daarvan wordt een verdiepingsslag gemaakt met mogelijk opnieuw een MKBA en een risico-inschatting. Het resultaat daarvan leidt tot een voorstel in mei/juli 2009. Dat voorstel kan van alles zijn: van nadere studie tot afzien van een vierde haven. Het college wil eerst goede en eerlijke informatie delen met de commissie. Op het aspect havenbedrijf en het beheer van de haven(s) zal in een latere fase worden teruggekomen. De plan m.e.r. is opgestart met alle drie scenario’s. De uitkomst daarvan is de verdiepingsslag. De locatie MER is veel diepgaander.
11
Spreker is het eens met de stelling van het havenbedrijf Rotterdam niet om advies moet worden gevraagd. De port of call is beperkter dan een homeport, maar dezelfde schepen moeten kunnen aanmeren. Maritiem maakt het dus niet veel uit, er is wel een groot verschil voor de spinoff aan de landzijde. Dan is een port of call beperkter. Spreker waarschuwt ertegen te veel verschillende varianten uit te werken. De Zandmotor is een onderzoeksvraag en geen realisatievraag. De eventuele komst van een buitenhaven is een ingewikkeld vraagstuk met een enorme impact op de stad. Hij stelt voor een en ander nu eerst te onderzoeken, zodat college en raad op basis van feiten een gewogen en verstandige afweging kunnen maken. Een buitenhaven heeft voordelen voor de economie, het toerisme, de sport, de visserij en werkgelegenheid, maar kent ook nadelen ten aanzien van natuurgebied, milieu en verkeer. Mevrouw Cohen Jehoram vraagt om een planning. Wanneer vindt de wethouder dat het moment is aangebroken voor een startnotitie? Zij roept de wethouder op scenario 1 zeer serieus uit te werken. Mevrouw Weening vraagt bij de financiële randvoorwaarden nadrukkelijk aandacht te besteden aan de lange termijn exploitatie in plaats van alleen aan de financieringsaspecten van de aanleg. Zij is benieuwd naar de kosten van het onderzoek of is het onderzoek van de gemeente uitsluitend standaardprocedure? Verder heeft zij gevraagd of de uitwerking van de randvoorwaarden in de vorm van een onderzoeksopdracht aan de commissie wordt voorgelegd. Wethouder Norder zal een aanvullende brief aan de commissie sturen met een planning en met zijn standpunt over de suggestie van een startnotitie. Het aspect van de langere termijn exploitatie zal hij expliciet meenemen in de vraagstelling. De kosten van het onderzoek zijn verdeeld over consortium en gemeente, zoals hij in zijn beantwoording heeft aangegeven. De kosten van de gemeente zijn redelijk overzichtelijk en komen ten laste van de post ontwikkeling Scheveningen Havens. De uitwerking van de randvoorwaarden in de vorm van een onderzoeksopdracht zal niet aan de commissie worden voorgelegd. Het college zet het onderzoek uit op basis van de discussie in de commissie. Het onderzoeksresultaat wordt aan de commissie voorgelegd. De voorzitter neemt de suggestie van mevrouw De Jong over om een commissiebijeenkomst te houden met de stakeholders en organisaties. Zodra de onderzoeksresultaten bekend zijn, zal een dergelijke bespreking worden georganiseerd. Hij stelt vast dat de wethouder kennis heeft genomen van de opmerkingen van de commissie. De heren Van der Velden en Küçük verlaten de vergadering.
E4.
Raadsmededeling 2008.142 d.d. 24 juni 2008 over het concept-collegebesluit deelname in V.o.f. aardwarmte (RIS 156223)
Zes partijen hebben een overeenkomst aardwarmte Den Haag v.o.f. opgesteld als eerste stap in de realisatie van geothermie voor Den Haag Zuidwest. Het college wil hierin participeren met een BV genaamd “Haagse hitte”. Op grond van de gemeentewet, artikel 160, lid 2, wordt de raad in de gelegenheid gesteld in de raad van 10 juli 2008 wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Mevrouw Gyömörei heeft onvoldoende gelegenheid gehad dit agendapunt voor te bereiden. De raadsmededeling is op te korte termijn aan de commissie toegezonden. Zij maakt een voorbehoud. De heer Santbergen merkt op dat twee (vertrouwelijke) overeenkomsten op zeer korte termijn ter inzage zijn gelegd. Hij vraagt om uitstel. Mevrouw Weening heeft wel enkele vragen aan de wethouder, maar meent dat het punt, gelet op de inhoud, zonder probleem kan worden besproken.
12
Wethouder Norder stelt dat het een vrij simpel besluit betreft. Over het onderwerp heeft de raad in het verleden al een besluit genomen. Het collegebesluit betreft de juridische PPS-constructie. De voorzitter stelt vast dat de commissie geen wensen en bedenkingen heeft met betrekking tot de deelname in v.o.f. aardwarmte. De SP maakt een voorbehoud. E3.
Brief d.d. 27 mei 2008 van wethouder Bouwen en Wonen over stand van zaken huisvesting arbeidsmigranten (RIS 155274)
Er is een nadere verkenning gemaakt van potentiële panden en locaties voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Overleg met marktpartijen is gevoerd over huisvesting in bijvoorbeeld “mobile homes” of wooncontainers. Momenteel worden afwegingen gemaakt met betrekking tot verruiming van kamerbewoning. Mevrouw Cohen Jehoram is blij met de brief en de inventarisatie van mogelijke locaties. De wethouder is op de goede weg, ook met het overleg met de bedrijven. Gesproken wordt over een termijn waarbinnen de huisvesting kan worden gerealiseerd door de bedrijven. Die termijn ligt binnen drie à vier maanden na de bouwvergunning. Hoe lang duurt het voordat zo’n bouwvergunning wordt afgegeven? Haar fractie ondersteunt de aangegeven denkrichting over verruiming van kamerbewoning. Het is een goede manier om uit de impasse te komen en naar betere huisvesting te gaan. Zij vindt het een goede zaak ten aanzien van kamerbewoning te werken met verplichte certificering. Verder is de bestuurlijke boete in aantocht. Dat is een goede benadering van huiseigenaren en huurders, maar vooral van de tussenpersonen (koppelbazen, uitzendbureau’s). De heer Pijl vindt de wethoudersbrief een duidelijke notitie. Hij informeert naar artikel 17 WRO en het begrip tijdelijkheid. Hoe is dat artikel in de nieuwe Wro geregeld? Blijft dat hetzelfde? Van drie aangegeven locaties staat een uitzetting in de notitie, behalve ten aanzien van de Lozerlaan. Graag een toelichting. Mevrouw Gyömörei noemt de verhuurkosten van € 50 per week per persoon, afhankelijk van het aantal te realiseren slaapplaatsen. Is dat een marktconforme prijs? Bij de uitzendbureau’s staat op pagina 3: “Bij exploitatie kunnen voorwaarden worden geformuleerd die regelen dat alleen arbeidsmigranten van bonafide NEN-gecertifeerde bureau’s enz.”. Dat spreekt haar aan. Zij stelt een tekstwijziging voor door kunnen te veranderen in zullen. Dan is zeker dat het echt gebeurt. Gesproken wordt over het toevoegen van kwalitatief hoogwaardige kamerbewoning. Daar is haar fractie een voorstander van, maar voorgesteld wordt dat in de hele stad toe te laten. Wordt daarmee niet de deur opengezet naar toestanden in wijken als Regentesse/Valkenboskwartier, die net zo hard bestreden zijn? Er kan een omzettingsvergunning van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte worden afgegeven. Dat is nodig, maar geeft druk op de onderkant van de woningmarkt bij de starters. In feite worden reguliere woningen omgezet naar een variant op kamerbewoning. Waar gaan de startende gezinnen dan naar toe? Wat betreft de bestuurlijke boete is spreekster enigszins cynisch. Daar wordt al zo lang op gewacht. Zij is het ermee eens dat goed gemonitord met worden. Ze dringt erop aan een manier te zoeken waarop een en ander gelijkwaardig en met mate wordt verspreid over de stad. Tenslotte geeft ze de wethouder een bepaalde denkrichting mee. Er wordt (terecht) ruimte gecreëerd voor nieuwe groepen. Die groepen moeten worden gefaciliteerd, maar mogen andere groepen niet verdringen. In dit verband noemt ze woonwagenbewoners. Een tijdelijke vijfjarigheid lijkt voor hun op dit moment een eeuwigheid. Over de nieuwe Wro citeert zij uit een brief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitkomsten van de Migrantentop. Daarin wordt gesteld dat een aantal gemeenten graag zou zien dat de periode voor tijdelijke vrijstelling langer dan vijf jaar wordt. Wat denkt de wethouder hiervan? Spreekster zou dat niet wenselijk vinden. Mevrouw Weening vraagt wanneer de volgende – meer concrete - rapportage wordt uitgebracht. Aangegeven wordt dat de gemeente niet streeft naar concentratie. Aan welke eenheden per locatie wordt dan gedacht?
13
GroenLinks juicht hergebruik van harte toe. Dat is van groot belang bij dit soort tijdelijke voorzieningen. Het is mogelijk te denken over eisen en voorwaarden ten aanzien van andere dan alleen bouwgerelateerde zaken. Dan gaat het over leefbaarheid, veiligheid en parkeren. Het is zeker van belang dat te doen en daarbij dient tevens rekening te worden gehouden met de leefbaarheid van de mensen die er gaan wonen. In dit verband noemt zij het voornemen van het plaatsen van containers langs een spoorstrook. Op pagina 3 van de brief staat het handhavingsinstrumentarium. Dat moet nog enigszins worden aangescherpt. Ze is benieuwd op welke wijze dat kan en welke gedachten de wethouder daarover heeft mede in relatie tot de bestuurlijke boete. Tenslotte informeert ze naar de financiële aspecten. Uit welke middelen wordt de dekking gerealiseerd? Mevrouw Michels vraagt hoe de tijdelijke bebouwing van de leegstaande kavels eruit gaat zien. Zijn dat op elkaar gestapelde units, zoals bij bouwlocaties? Dat zou zonde zijn. Nederland kent aanbieders van flexibele bouweenheden die er fraaier uitzien en herbruikbaar zijn. De VVD is blij met de denkrichting van het college inzake kamerbewoning en ziet de nota Kamerbewoning graag tegemoet. Het gelijk laten oplopen met de invoering van bestuurlijke boetes is voor haar fractie geen vereiste. Bepaalde aspecten van het beleid zouden hierop kunnen vooruitlopen. Hierbij denkt zij aan het gebruik van het certificaat van de SKW in combinatie met de onttrekkings- en omzettingsvergunning. Zonder certificaat geen vergunning! Als iemand dan toch kamers verhuurt, is die illegaal bezig. De aanvragers zijn bekend bij de gemeente en kunnen periodiek worden gecontroleerd. Bij overtreding kunnen dezelfde instrumenten worden ingezet als thans door het handhavingsteam. Er is dus geen reden om te wachten. Tenslotte stelt spreekster vast dat de brief over verruiming van locaties en kamerbewoning gaat en uitdrukkelijk niet over wat de gemeente moet doen om MOE (Mensen uit Oost-Europa) te bedienen. De fractie van de heer Santbergen is blij met de verruiming, zoals aangegeven in de brief. Hij sluit zich aan bij een aantal gestelde vragen. Hij gaat ervan uit dat de verruiming geen betrekking heeft op de brand- en veiligheidseisen. De heer Wijsmuller vindt het op zich positief dat het college op deze manier werk maakt van de huisvesting van arbeidsmigranten. De Haagse Stads Partij zou graag de nadruk leggen op hergebruik van leegstaande ruimtes (en minder op het gebruik van containers). Daar zou een slag in kunnen worden gemaakt. Er zijn voorbeelden te noemen van leegstaande kantoren, waar een goede andere bestemming aan kan worden gegeven, hoewel dan ongetwijfeld tegen bepaalde problemen wordt opgelopen. Welke zijn dat (afgezien van de eigendomskwestie)? Daar geeft de brief weinig inzicht in. Zijn fractie vindt het gebruik van containers op leegstaande stroken in het groen in de Schenkstrook en de Vlietzone-West uitermate onwenselijk. Een en ander sluit aan bij de door mevrouw Cohen Jehoram en de heer Sepers gestelde vragen naar aanleiding van berichtgeving over de leegstand in Nederland. Schetst het college in de voorliggende brief wel een volledig beeld of is er meer mogelijk op het gebied van hergebruik van leegstaande ruimtes? Wethouder Norder stelt vast dat de commissie op hoofdlijnen positief staat ten opzichte van de aanpak van huisvesting van arbeidsmigranten. De impact daarvan op de stad is behoorlijk groot. De toename van het aantal MOE (Polen, Hongaren, Roemenen) neemt snel toe. Een half jaar geleden was de prognose tussen 7.000 en 10.000 mensen. Het aantal aanwezigen is (op basis van de GBA-gegevens) thans tussen de 10.000 en 15.000 mensen. De Europese Unie heeft het besluit genomen over hoe vrij kan worden omgegaan met goederen en diensten en het aanbieden van arbeid. Er is geen discussie meer over het feit dat de betrokkenen een absolute bijdrage leveren aan de regionale en nationale economie. Er zijn ongeveer twintig gemeenten waar de komst van arbeidsmigranten zeer voelbaar is. Voor Den Haag is dat het gevolg van het nabijgelegen Westland en een groot havengebied. Het doorlopende vraagstuk is dan de huisvesting. De gemeente acht het noodzakelijk te voorzien in minimaal 2.500 wooneenheden. Van de illegale praktijken zoals overbewoning betreft 60% MOE. Hij noemt drie mogelijkheden voor het realiseren van huisvestingsmogelijkheden:
14
*
omkatten van leegstaande gebouwen naar woningen. Dit is een lastige kwestie. Hierover is overleg gevoerd met eigenaren van lang leeg staande kantoren. Die eigenaren zien er tegen op veel kosten te maken voor het omkatten, terwijl de kantorenmarkt over een jaar of twee mogelijk weer aantrekt. * verruiming van kamerbewoning, waarbij de spreidingsvraag aan de orde is. Het mag niet zo zijn dat alle kamerbewoning in één wijk terecht komt, zoals in het verleden in het Regentesse/ Valkenboskwartier. Dit zal worden gemonitord. Sturen is niet makkelijk. Het ingezette stevige handhavingsbeleid zal worden gehandhaafd. * tijdelijke (vijf jaars-)locaties op basis van artikel 17 Wro. Dit is hetzelfde artikel als onder de oude WRO met de termijn van vijf jaar. Hierover heeft spreker contact gehad met marktpartijen. Men is bereid units te plaatsen, maar de termijn van vijf jaar is te kort om deze behoorlijk te kunnen afschrijven. Dan moet er geld bij. Voorgesteld wordt vier locaties voor vijf jaar te bestemmen via artikel 17 Wro met de afspraak dat na die periode een aantal andere locaties worden aangewezen om nog een exploitatietermijn van vijf jaar te doen. Op die manier wordt het financieel haalbaar en kan een huurprijs van € 50 per week per persoon worden gehanteerd. De wijze van monitoren is nog onbekend, maar het is van belang de vinger aan de pols te houden. De exacte locatie aan de Lozerlaan kan hij op dit moment niet aangeven. Hij zal de commissie hierover informeren in de eerstkomende voortgangsrapportage die hij periodiek zal uitbrengen. Wat betreft aantallen gaat het om 200 eenheden per locatie. Bij een hoger aantal wordt het te massaal en komt de leefbaarheid in gevaar. Spreker zal in de Nota Kamerbewoning terugkomen op de verruiming van de kamerbewoning. Wat betreft het bezwaar tegen bouwen in het groen zegt hij dat de GAVI-kavel (A4-zone), die als locatie is genoemd, geen groengebied is. Het rapport bevat een ruime inventarisatie met locaties als de Schenkstrook en Vlietzone-West, maar de brief bevat de vier locaties waar op korte termijn wordt ingezet. Gevraagd is naar het moment waarop de bouwvergunning kan worden verleend. Spreker streeft ernaar de commissie nog voor het zomerreces te berichten over de kamerbewoning en de start van de artikel 17 Wro-procedure ten behoeve van besluitvorming in het najaar. De bestuurlijke boete is wel van belang. De maximale boete voor illegaal omzetten van zelfstandig wonen naar onzelfstandige woonruimte of woningonttrekking bedraagt € 18.000,--. De dekking is een vraagstuk met de corporaties. De containerwoning moet een bijdrage vormen aan de stad en dan is het uiterlijk belangrijk. In de diverse aanbiedingen zal worden gelet op dat aspect. Spreker komt terug op de certificering van kamerbewoning. De brandveiligheidseisen blijven onveranderd van toepassing. Hij neemt het tekstvoorstel van mevrouw Gyömörei over ten aanzien van pagina 3. De voorzitter stelt vast dat de commissie met instemming heeft kennisgenomen van de brief. De heer Pijl verlaat de vergadering. E5.
Notitie Overweging Structuurvisie d.d. 10 juni 2008 van de heer M. Santbergen (CDA) (RIS 156022)
De voorzitter stelt voor – in het kader van het duale stelsel - een eerste discussie te voeren buiten aanwezigheid van de wethouder. De uitkomsten daarvan worden voorgelegd aan de wethouder met het verzoek om commentaar. Wethouder Norder is voornemens na het zomerreces – en los van deze discussie in de commissie - een notitie uit te brengen waarin het college een aantal aspecten naar voren brengt in relatie tot de structuurvisie. Hij is benieuwd naar de resultaten van de commissiediscussie en zal daar graag op ingaan. Mevrouw Cohen Jehoram stelt voor eerst deze notitie van het college af te wachten alvorens als commissie in discussie te gaan.
15
De voorzitter antwoordt dat dat een mogelijkheid is, maar zijn voorstel moet worden gezien in het kader van het duale systeem. Mevrouw Weening begrijpt dat argument, maar wil voor een serieus debat meer tijd uittrekken, bijvoorbeeld in de extra vergadering op 9 juli 2008. De vorzitter wil nu eerst een eerste ronde in de commissie. Hij geeft vervolgens het woord aan de inspreker, de heer Otten. Wethouder Norder verlaat de vergadering. De heer Santbergen vindt het plezierig dat zijn notitie nog voor het zomerreces in eerste termijn in de commissie wordt besproken. Hij is benieuwd naar de reacties van de commissieleden. Hij licht zijn notitie toe. De hoeveelheid woningen en de te bebouwen oppervlakte in de structuurvisie krijgen erg de nadruk. Hij constateert dat voor de verkeersinfrastructuur nog veel wordt verwezen naar onderzoeken en toekomstige verbeteringen, terwijl de ontwikkeling van het “stenen stapelen” maar doorgaat. Verder komt het onderdeel groen er bekaaid vanaf. Sportaccommodaties en andere voorzieningen worden in de plannen meestal niet meegenomen. De ambitie ten aanzien van het beoogde inwoneraantal lijkt hem, gezien de landelijke trend voor een lagere bevolkingsprognose, te hoog. Het is belangrijk dat de midden- en hogere inkomens aan de stad worden gebonden of blijven gebonden. Deze ambitie wordt te weinig gerealiseerd met de woningdifferentiatie, die doorgaans aan bod is. Spreker ziet scheefwonen als een reden dat bepaalde doelen niet worden gehaald. Dat is mede ingegeven door de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek in relatie tot de woningmarkt voor de lagere inkomens. Die woningen zijn moeilijk bereikbaar voor die doelgroep en voor starters. De structuurvisie gaat meer over kwantiteit dan over kwaliteit. Er is onvoldoende relatie met de woningmarkt. Spreker doet aanbevelingen over het beschrijven van elementen zonder voorwaarden in masterplannen; de verbanden tussen bevolkingsgroei, woningmarkt en stedelijke ontwikkelingen (moeten duidelijker zijn); een oplossing voor de toegankelijkheid van sociale woningbouw (de groep scheefwoners moet het aantrekkelijk worden gemaakt om ruimte te maken voor de echte doelgroep). Mevrouw De Jong vindt deze duale bespreking een spannende methodiek. Zij deelt de conclusie 1 van de heer Santbergen over de infrastructuur, dat bij veel plannen het sluitstuk dreigt te worden. Bij nota’s van uitgangspunten/masterplannen wordt altijd aangegeven dat de verkeersafwikkeling in een later stadium aan de orde zal komen. Zij ziet liever een compleet plan, zoals in aanbeveling 1 wordt gesteld. Zij zou de stelling dat geen saldo is op te maken van bestaand, toekomstig en verloren groen willen opnemen in de aanbevelingen. D66 heeft altijd gepleit voor een minimum aantal m² groen per inwoner. Inventariseer wat verloren gaat aan groen en wat wordt gecompenseerd. Groen moet harder in de plannen worden opgenomen. D66 heeft een duidelijke opvatting over het percentage 30% sociale woningbouw. Als er sprake is van reeds 30% bestaande sociale woningbouw per stadsdeel, behoeft er niet in elk plan per se 30% sociale woningbouw bij te komen. Spreekster kan zich niet geheel aansluiten bij conclusie 5 over de hogere en middeninkomens die de stad uit blijven gaan, omdat er een tekort is aan woningen met een tuin. Er zullen ook mensen zijn met een midden of hoger inkomen die in appartementen willen of gaan wonen, zeker ouderen. Den Haag heeft maar een beperkt grondgebied en er is te weinig grond voor huizen met een tuin. In aanbeveling 2 wordt het college verzocht verbanden aan te geven tussen de bevolkingsgroei, de woningmarkt en stedelijke ontwikkeling. Dat is logisch, maar tweejaarlijks is naar haar mening te vaak. Om elke twee jaar alle prognoses en scenario’s bij te stellen, leidt tot een te grote werkbelasting voor DSO. Zij ziet ook graag een oplossing voor de toegankelijkheid van sociale woningbouw, maar betwijfelt of het dan voldoende is om het de groep scheefwoners aantrekkelijk te maken ruimte te maken voor de echte doelgroep.
16
Zij vraagt zich in het algemeen af of temporisering bij alle masterplannen aan te bevelen zou zijn. Wanneer de gemeente meer ruimte neemt, kan door de andere maatschappelijke omstandigheden automatisch met andere aantallen worden gewerkt binnen een masterplan. Mevrouw Gyömörei bedankt de heer Santbergen voor de inspirerende notitie. Zij deelt niet alle conclusies, maar wil zeker meedenken over dit goede initiatief richting een zeer voortvarende wethouder, die misschien wat moet worden afgeremd. Bedoelt de heer Santbergen met de verkeersinfrastructuur ook de eventuele parkeerbehoefte? Zij mist dit element vaak in plannen. Spreekster deelt het standpunt van de heer Santbergen over het groen en noemt in dit verband ook het spelen van kinderen. Dat betekent niet dat elke speelplek moet worden aangegeven, maar het is goed de 3%-norm (300 m² buitenspeelruimte per hectare) in de aanbevelingen op te nemen. Haarc fractie deelt de constatering nadrukkelijk niet dat er ruim voldoende sociale woningen zouden zijn. Mevrouw De Jong voerde in haar betoog aan, dat wanneer in een stadsdeel reeds 30% sociale woningbouw is, dat er dan geen nieuwe sociale woningbouw meer bij hoeft. Daarmee ontstaat echter een langzame verdunning van de sociale woningmarkt. De voorliggende notitie is ingegeven door het terugkerende aspect van de midden- en hogere inkomens. Er moet toch ook rekening worden gehouden met het feit dat een grote stad nu eenmaal vooral lagere inkomens aantrekt. Zij wil de armoede de stad niet uitprogrammeren. Het afkalven van de 30% norm maakt van Den Haag een elitestad, waarvoor niet meer voor iedereen ruimte is. De heer Santbergen heeft in zijn notitie conclusies getrokken. Wat betreft de aanbevelingen is zij niet tegen aanbeveling 1, maar zij ziet graag de 3% norm speelruimte toegevoegd. Met aanbeveling 2 is zij het gedeeltelijk eens. Haar fractie is voorstander van een tweejaarlijkse bijstelling. De periode van tien jaar is te lang. Aan de andere kant wil zij DSO niet te zwaar belasten, dus misschien is een driejaarlijkse bijstelling mogelijk. Ter aanvulling van aanbeveling 2 adviseert zij de plannen in onderlinge samenhang te bezien met een risico-analyse. Onderdelen van de masterplannen komen in uitvoering. Op dat moment gaat de prognose schuiven. Zij wil – in navolging van de heer Santbergen - graag dat overzicht. Ten aanzien van aanbeveling 3 stelt ze ook een oplossing voor de toegankelijkheid van sociale woningbouw te willen, maar met deze vertaling stemt zij niet in. Scheefwonen ontstaat door een vorm van schaarste, bijv. aan financiële middelen. Het financiële gat tussen een sociale huurwoning en een starterswoning is te groot. Scheefwonen geeft echter ook een economische impuls aan wijken; de middenstand kan beter draaien. De heer Groenewold verlaat om 17.25 uur de vergadering. Mevrouw Cohen Jehoram wijst erop dat een sociale woning een onrendabele top heeft die uit algemene middelen wordt betaald. Bij scheefwonen komt deze ten goede aan mensen die dat niet per se nodig hebben. Wat is het standpunt van mevrouw Gyömörei daarover? Mevrouw Weening zegt dat er in Den Haag 96.000 sociale woningen voor de doelgroep zijn. Daarvan wordt bijna 10% (9400 woningen) bewoond door mensen uit hoge inkomensgroepen (ten laste van de gemeenschap). Welke voordelen biedt dat in de zin van leefbaarheid voor een buurt? Er is een wachtlijst voor de doelgroep. Mevrouw Gyömörei ziet daar wel voordelen van voor een buurt. Ze wil scheefwoners wel enthousiasmeren om te verhuizen naar een duurdere woning. Dat percentage van 10% is verspreid over de stad. Er is dus geen sprake van concentratie. Bovendien is er niet alleen sprake van sociale huurwoningen, maar ook van sociale koopwoningen. De cijfers over scheefwonen zijn lager dan door het CPB wordt gesteld. Scheefwonen biedt economische voordelen voor de wijk. In de discussie over scheefwonen dient ook de discussie over de hypotheekrente-aftrek en de huurtoeslag te worden betrokken. De huurder heeft na de realisering van de sociale huurwoning weinig meer te maken met de onrendabele top. De persoon uit de doelgroep kwam na de bouw met een laag inkomen te wonen in een sociale huurwoning, maakte carrière en kreeg vervolgens geen huurtoeslag meer. Zij ziet deze scheefbewoning niet als verspilling van gemeenschapsgeld.
17
Mevrouw Cohen Jehoram zegt in het kader van de voorliggende notitie behoefte te hebben aan structuur, bijvoorbeeld door te discussiëren aan de hand van een initiatiefvoorstel. Concrete voorstellen vindt zij in de notitie onvoldoende terug. Wel is zij blij met de analyse. Zij steunt de suggestie van mevrouw De Jong om conclusie 3 (saldo groen opnemen) als concreet voorstel in te dienen. De heer Wijsmuller wijst op het aangenomen initiatiefvoorstel van GroenLinks, op basis waarvan instrumenten worden ontwikkeld. Er wordt een topindicator ingesteld en op initiatief van de PvdA heeft wethouder Norder toegezegd om per masterplan de groenbalans inzichtelijk te maken. Er zijn echter nog geen masterplannen aan de commissie voorgelegd, dus op dat punt tasten de leden nog in het duister. Mevrouw Cohen Jehoram is het daarmee eens. In feite is het dus niet nodig conclusie 3 als concreet voorstel op te nemen. Haar fractie houdt vast aan het percentage 30% sociale woningbouw. Er is vraag naar sociale woningbouw, mede omdat er veel wordt gesloopt in Den Haag. Ook is haar fractie voorstander van gemengde wijken. Voorkomen moet worden dat wijken ontstaan waar alleen maar mensen aan de onderkant wonen. Dat is een van de redenen om ook duurder te bouwen in zwakkere wijken en om ruimte te maken in sterke wijken voor sociale woningbouw. Er zijn ook mensen die juist minder gaan verdienen bijvoorbeeld door een scheiding, ziekte of verlies van arbeid. Die moeten in dezelfde wijk een woning kunnen vinden, zodat, bijvoorbeeld, de kinderen op dezelfde school kunnen blijven. Zij is het eens met aanbeveling 1. Aanbeveling 2 wil zij graag betrekken bij de toegezegde Woonvisie 2009. Spreekster is benieuwd naar de resultaten van het onderzoek dat de VVD heeft aangevraagd. Wie verlaten de stad en welke redenen geven zij daarvoor aan? Ook de PvdA wil graag een oplossing voor de toegankelijkheid van sociale woningbouw. Er zijn niet te weinig sociale woningen in Den Haag, maar deze zijn niet beschikbaar o.a. door bewoners met een iets beter inkomen en mensen met een hoog inkomen. Er bestaat sociale oudbouw met huren van € 200,-- of € 300,-- per maand, die wordt bezet door scheefwoners. Mevrouw Gyömörei vraagt of dat de woningen zijn die gesloopt moeten worden, omdat ze niet meer voldoen aan “de eisen van deze tijd”. Mevrouw Cohen Jehoram zegt dat er ook veel oudere sociale woningbouw wordt opgeknapt, zoals in Mariahoeve. Een gevolg van de herstructurering is dat alleen de mensen die er echt recht op hebben, terugkomen in de sociale woningbouw, maar dat is geen sympathieke wijze van omgaan met scheefwonen. Naast het feit dat de onrendabele top van te voren moet worden gefinancierd, moeten, doordat de beschikbaarheid laag is, telkens opnieuw onrendabele toppen worden gefinancierd. De PvdA wil echt van bouwen naar wonen door niet de bouw te financieren (in grond, stenen of verlaging van de erfpachtinkomsten) maar door in de mensen te investeren. Zij noemt in dit verband de mogelijkheid van een gemeentelijke huursubsidie. Mevrouw Gyömörei meent dat dit inkomensbeleid is en dus niet is toegestaan. De heer Wijsmuller doet een ordevoorstel. De ideologische discussie over scheefwonen kan naar aanleiding van de Woonvisie 2009 worden gevoerd. De heer Santbergen heeft het aspect scheefwonen alleen in het kader van de structuurvisie genoemd. Hij stelt voor de discussie nu te beperken tot de relatie daarmee. Mevrouw Cohen Jehoram wilde inderdaad een reactie van de wethouder vragen in het kader van de Woonvisie. Zij stelt de vraag of niet op een ander wijze moet worden omgegaan met de financiering. In andere delen van Nederland gebeurt dat ook. Andere gemeenten en corporaties financieren de bewoner, niet de (nieuwbouw)woning. Wanneer mensen dan meer gaan verdienen, worden ze financieel gestimuleerd om door te stromen. Verder roept spreekster op tot het beperken van onderhuur. Zij verlaat vervolgens om 17.40 uur de vergadering.
18
Mevrouw Michels bedankt voor de notitie. Zij wil meer cijfermatige onderbouwing. Onder verwijzing naar de site van het CBS waar de bevolkingsgroei zichtbaar wordt gemaakt, stelt zij vast dat er de komende 20 jaar een overschot is aan ouderen. Daarna trekt dat weer recht. Zij wil weten of er wel voor de juiste mensen wordt gebouwd. Momenteel beschikt Den Haag over 50% inwoners met een laag inkomen, 30% met een middeninkomen en 15% met een hoog inkomen. Uitgangspunt bij de structuurvisie was behoud en uitbreiding van de middeninkomens in verband met het voorzieningenniveau. Dat is van groot belang. Zoals het er nu uit ziet, is dat niet het geval. Die analyse heeft ook de heer Santbergen gemaakt. Het scheefwonen leidt haars inziens wel degelijk tot problemen. Zij is het ermee eens dat de onderkant van de samenlevbing “naar boven moet klimmen” op de maatschappelijke ladder, maar die ladder mag aan de onderkant niet te breed worden, waardoor iedereen elkaar gaat verdringen. De VVD wil een andere opbouw. Hoe ziet het college de opbouw in Den Haag? Ten aanzien van het percentage 30% sociale woningbouw, waar velen hard aan vasthouden, merkt ze op dat er momenteel 68% sociale woningbouw in Den Haag is en 50% lagere inkomens. Er is een discrepantie. Wat wil Den Haag? Is dat de stad als emancipatiefabriek of als remmer? In het laatste geval vertrekken de middeninkomens. Dat heeft veel effecten op de stad. Mevrouw Gyömörei wijst erop dat er nou eenmaal meer mensen zijn met een laag dan een hoog inkomen. In grote steden zijn meer keuzes voor mensen die minder bedeeld zijn, waardoor die mensen er voor kiezen in de stad te wonen. De woorden van mevrouw Michels doen haar denken aan een VVD-variant van de maakbare samenleving. Een inkomen beneden de € 20.000,-- wordt geacht een laag inkomen te zijn, maar een paar euro daarboven op betekent al dat men gerekend wordt tot de middeninkomens. Dat betekent echter niet dat men duurder kan gaan wonen. Mevrouw Michels wil dat er serieuzer wordt gekeken naar het percentage sociale woningbouw bij alle masterplannen. Er wordt alsmaar gehamerd op 30%. Wethouder Norder heeft bij de target van 16.200 woningen aangegeven, dat hij eerst alle sociale woningbouw zal realiseren, omdat hij daar de hoogste subsidies op krijgt. De boete is slechts € 1.000,-- per niet geleverde woning. Mevrouw Gyömörei wijst op de gemaakte afspraken dat eerst een gedeelte duur/middelduur wordt gebouwd en pas aan het eind van de rit wordt voldaan aan het percentage sociale woningbouw. Nu, na al die jaren, wordt pas prioriteit gegeven aan de sociale woningbouw. Mevrouw Michels zegt dat de wethouder de sociale woningbouw aan de voorkant van de rit heeft ingevuld. Haar fractie vindt dat er al veel sociale woningbouw is. In de analyse van de heer Santbergen is er 1,47 voor de doelgroep sociale woningbouw. Zij ziet hier een ongewenste discrepantie. Wat wil de stad voor de middengroepen bereiken? Die middengroep is niet zo groot. Die bestaat bijvoorbeeld uit leraren en politie-agenten en die kunnen moeilijk een woning vinden in Den Haag. Den Haag wil graag kwaliteit, maar wat is dat? Dat is voor de VVD wat anders dan voor de SP. Voor een alleenstaande is kwaliteit wat anders dan voor een gezin. Uit onderzoek is gebleken dat voor een ieder geldt dat buitenruimte (groot balkon of tuin) als kwaliteit wordt ervaren. Ook voorzieningen leiden tot kwaliteit, maar de voorzieningen voor een gezin zijn anders dan voor ouderen. Dat moet in de masterplannen naar voren komen. Ook mobiliteit is in een dienstenmaatschappij als de Nederlandse van groot belang. Mobiliteit is een realiteit die niet “aan de achterkant” van het masterplan moet worden geplaatst. Ook veiligheid is belangrijk. Dat is bij masterplannen vaak nog een onderbelicht aspect. Naar aanleiding van een vraag van mevrouw Gyömörei herinnert spreekster aan een wandeling door de VINEX-locatie Wateringse Veld, waar veel jonge gezinnen wonen. Men kan de toekomstige problemen met de pubers in deze gezinnen nu al voorspellen, dus daar moet de gemeente rekening mee houden. Er zijn nog geen masterplannen aan de commissie voorgelegd. De structuurvisie was bedoeld op langere termijn. De plannen worden in de toekomst uitgevoerd. Zij vraagt daarom om een planning bij elk masterplan. De heer Wijsmuller vindt het wezenlijk om – nu ervaring is opgedaan met enkele nota’s van uitgangspunten – te bekijken in hoeverre de raad beter kan sturen.
19
De voorliggende notitie met inventarisatie is daarvoor een goed moment. Groen is wel geregeld voor de masterplannen, maar op andere punten als mobiliteit, verkeersinfrastructuur en voorzieningen nog niet. De raad zal daarvoor naar instrumenten moeten zoeken. Hij is benieuwd naar de notitie van wethouder BW. Een nota Mobiliteit is in voorbereiding en zal naar verwachting eind 2008 worden gepresenteerd. Het verdient de voorkeur pas na de vaststelling van de mobiliteitsnota een masterplan te bespreken. De masterplangebieden moeten goed ontsloten kunnen worden. De nota Mobiliteit kan niet alles in detail regelen, maar moet wel de contouren aangeven waarbinnen de stadsuitbreidingen binnen de stad kunnen worden gefaciliteerd. Scheveningen en de Noordwestelijke Hoofdroute zijn hier belangrijke punten, maar ook bijvoorbeeld de Binckhorst. De discussie over de toegankelijkheid van de sociale woningmarkt vindt hij zeer interessant. De doelstelling van de structuurvisie was immers om vooral hoger opgeleiden naar Den Haag te lokken. Dan is het de vraag of dat uiteindelijk wordt gerealiseerd en of dat doorstroming in de stad oplevert of dat nieuwe mensen van buiten de stad worden aangetrokken. Dat inzicht is lastig te geven. De raad moet een instrument ontwikkelen om te kunnen toetsen of de structuurvisie aan de behoefte voldoet. Hij zit daarom niet zo vast aan het percentage van 30% sociale woningbouw, zolang maar aantoonbaar is dat voor de verschillende doelgroepen voldoende ruimte is. Hij is geen voorstander van het aanpakken van scheefwonen als hèt probleem. In die zin deelt hij het standpunt van mevrouw Gyömörei op hoofdlijnen. Het is goed voor de economie, want het bestedingspatroon van de mensen verbetert. De herstructureringsopgave van de achterkant geeft druk op het sociale woningaanbod. Het gaat uiteindelijk om de kwalitatieve discussie. Het lijkt alsof er veel wordt gevraagd aan het college, maar DSO maakt voortdurend prognoses; deze dienst is daar speciaal op ingericht. Hij noemt in dit verband “Den Haag in cijfers”. Het is zinnig een koppeling te maken aan de masterplannen en te bezien of nieuwe inzichten leiden tot een ontspanning van de discussie en de harde woningaantallen. Het omslagpunt van groei naar krimp in 2018/2019 is ook al in de prognoses van DSO zichtbaar. Het inwonertal van Den Haag gaat dan omlaag. Hij vindt de voorgestelde koppeling, zoals in aanbeveling 2, heel zinnig. Mevrouw Weening bedankt de heer Santbergen voor dit goede initiatief. Het is een goede aanzet voor invulling van het dualisme. Wel moet nog worden gezocht naar de juiste vorm. De huidige bespreking is enigszins frustrerend. Er is onvoldoende ruimte voor onderlinge discussie en tegelijkertijd staat men er te lang bij stil. Beter was geweest een brief van de commissie aan de wethouder. Toch is het van groot belang er duaal in te zitten en de goede vragen te stellen. Ook in de notitie worden enkele goede vragen gesteld. Ze wil vasthouden aan het initiatiefvoorstel van GroenLinks Groenproof, dat op 3 juli in commissie VML wordt besproken. Verder noemt zij groen als topindicator. Zij roept de raad op hier goed op toe te zien. Spreekster deelt de in de notitie genoemde aandachtspunten als verkeersontsluiting en kwaliteit (van de openbare ruimte bijvoorbeeld) en nodigt de raad/commissie uit hier initiatieven op te nemen. Dat is de juiste weg om tegenwicht te bieden aan het college. Zij deelt de constatering dat in het streven naar realisering van aantallen woningen af en toe de kwaliteit uit het oog wordt verloren, maar zij deelt niet de mening dat dat vervolgens niet wordt gecorrigeerd. Zij roept op tot concrete initiatieven op dit punt. Wat betreft de bevolkingsprognoses is zij ervan overtuigd dat op de langere termijn in Den Haag geen sprake zal zijn van krimp. Het is een actueel thema en andere regio’s hebben grote problemen met de prognoses. Daar zullen beleidsmatige en politieke keuzes moeten worden gemaakt. Voor Den Haag is dat niet het geval. Zij daagt degenen die het niet met haar eens zijn, uit, te laten zien of dat wel het geval is. De heer Wijsmuller wijst op Den Haag in Cijfers en de prognoses van DSO. Die wijzen uit dat in 2019 minder inwoners zullen zijn in Den Haag. Mevrouw Weening antwoordt dat er al uitvoerig bij de verklaring daarvan is stilgestaan. Er zal geen sprake zijn van krimp (in de autonome bevolking) in Den Haag op de langere termijn. Zij kan (en is daartoe bereid) vele prognoses en cijfers tegenover de stelling van de heer Wijsmuller stellen. Ze deelt wel de conclusie dat de aandacht voor kwaliteit uit het oog wordt verloren.
20
Het is interessant met elkaar de discussie te voeren over de aanpak van scheefwonen. Het is waar dat aan scheefwonen ook voordelen zijn verbonden, zoals een meer gemêleerde buurt en de sociale liftfunctie. Maar er gaan gemeenschapsmiddelen in en daar moet men voorzichtig mee omgaan. De huidige toestand is echter niet acceptabel: de helft van de sociale woningen wordt bewoond door mensen met een hoog inkomen en de helft van de doelgroep is genoodzaakt in een duurdere woning te wonen. De problematiek is complex. Ze stelt voor hier nadrukkelijk op in te gaan in het kader van de Woonvisie. Mevrouw Gyömörei merkt op dat dit soort discussies zich altijd richten op de gemeenschapsgelden die in sociale woningen wordt gestoken en nooit op de gemeenschapsgelden die via de hypotheekaftrek worden uitgegeven. Mevrouw Weening verschilt niet van mening met mevrouw Gyömörei over de hypotheekaftrek, maar dat neemt niet weg dat mensen met lage inkomens moeten kunnen wonen in de voor hen bedoelde woningen. Zij wil graag denken in beschikbare aantallen sociale woningen voor de doelgroep en niet in het creëren van een dogmatisch percentage nieuwbouw. GroenLinks vindt het van groot belang om de gemengheid van wijken te handhaven. Binnen die kaders wil zij nadenken over manieren om dat te verwezenlijken. Haar fractie zal binnenkort met een advies komen hoe de scheefwoners, met behulp van de corporatie, kunnen worden verleid om door te stromen. De Woonvisie is een goede gelegenheid voor de discussie. Tenslotte vraagt zij om voorzichtigheid met de in de notitie van de heer Santbergen genoemde cijfers. Op pagina 4 wordt gesteld dat er ruim voldoende sociale woningen zijn (per doelgroeper 1,47). Ze heeft ook een berekening gemaakt aan de hand van de Haagse Woningmarktmonitor 2006 en komt uit op een ander getal, namelijk 1,08. In 2020 zal dat 1,3 zijn vanwege het feit dat de doelgroep kleiner wordt vanwege de sociale lift. De heer Santbergen is blij met de reacties. Hij licht toe waarom deze notitie is opgesteld. Zijn fractie heeft hiervoor gekozen in plaats van voor een initiatiefvoorstel vanwege de kans dat dat laatste niet werd aangenomen. Nu ontstaat er aan de hand van de notitie een goede discussie met zowel coalitie als oppositiepartijen. Op zich is hij wel bereid er een initiatiefvoorstel van te maken, maar het is nu van belang de aanbevelingen aan te vullen, zodat de wethouder er een reactie op kan geven. Scheefwonen is nu nadrukkelijk in beeld gekomen, maar dat was niet zijn bedoeling. Hij wilde aangeven dat een belangrijk deel van de te bouwen woningen niet gericht is op de doelgroep die juist bij de start van de structuurvisie bedoeld was om te kunnen zorgen voor een breder draagvlak voor de voorzieningen. Het is niet dat het CDA geen sociale woningbouw wil, maar zijn fractie wil wel het aantal scheefwoners verminderen. De Woonvisie is het juiste moment voor die discussie. Volgens planning worden de Woonvisie en de nota Mobiliteit eind 2008 uitgebracht en dat is net te laat. Dan hobbelt het achter de planvorming aan. Hij wil eerst de nota’s in de commissie/raad bespreken en laten vaststellen en dan pas de masterplannen aan de orde stellen. Mevrouw Michels noemt in dit verband ook de Hoogbouwvisie (verdichtingsnotitie) en de Appartementenstrategie. Mevrouw Weening vraagt of de heer Santbergen de norm van 30% sociale woningbouw in masterplangebieden wil loslaten. GroenLinks wil dat percentage bij nieuwbouw vasthouden vanwege het belang van gemengde wijken. De heer Santbergen wil de masterplannen goed bestuderen op het aspect differentiatie om te bezien of voldaan wordt aan de doelstelling van de structuurvisie. Dat is nu niet het geval. Het percentage sociale woningbouw zou kunnen worden verlaagd naar 20% of 25%. Ook de Provincie geeft in haar beleidsdoelstellingen aan niet te strak om te gaan met bepaalde percentages. Op de vraag van mevrouw Weening of hij het percentage van 30% sociale woningbouw als oorzaak ziet van het probleem dat onvoldoende voor de in de structuurvisie beoogde doelgroep kan worden gebouwd, antwoordt hij dat dat één van de oorzaken is. Andere oorzaken liggen in de keuzes van het college. Spreker wil de discussie over inwonertal en prognoses op dit moment stoppen in afwachting van de goede cijfers en de juiste definiëring. Hij zal de aanbevelingen in zijn notitie aanscherpen.
21
De voorzitter concludeert dat een waardevolle, diepgaande en interessante discussie is gevoerd. Hij zal met de heer Santbergen namens de commissie een brief concipiëren, waarin rekening wordt gehouden met de gevoerde discussie en de diversiteit daarin. Deze brief zal aan wethouder Norder worden voorgelegd met het verzoek om een formele reactie. Na het reces zal de discussie worden hervat. F.
Sluiting
De voorzitter bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en hij sluit om 18.15 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van commissie SRO van 3 september 2008. De secretaris,
de voorzitter,
22