C tweede concert C-serie 52e seizoen • 8 december 2012, 14.15-16.15 uur
Radio Filharmonisch Orkest Serge Baudo dirigent Dezsö Ránki piano Qigang Chen Wu Xing 1998 1951 voor orkest (Nederlandse première) Eau Bois Feu Terre Métal Ludwig van Vierde pianoconcert in G opus 58 1805-06 Beethoven Allegro moderato 1770-1827 Andante con moto Rondo: Allegro vivace pauze Claude Debussy Prélude à l’Après-midi d’un faune 1894 1862-1918 Igor Stravinsky L’oiseau de feu suite, 1909-10/1919 1882-1971 Introductie De vuurvogel en zijn dans Variaties van de vuurvogel Rondedans van de prinsessen Helse dans van koning Kasjtsjej Wiegelied Finale
C Uitzending Radio 4
Facebook
en terugluisteren en via internet
en twitter
Deze NTR ZaterdagMatinee wordt rechtstreeks uitgezonden op Radio 4. Via de ZaterdagMatineewebsite kunt u de opname terugluisteren. www.zaterdagmatinee.nl
Volg het laatstenieuws rond de NTR ZaterdagMatinee op onze eigen Facebook-pagina en klik ‘vind ik leuk!’ ... en op twitter: @ZaterdagMatinee
NTR Podium documentaires & concerten op nederland 2
Symphonic Cinema in de foyers Op beeldschermen in sommige foyers en bij de garderobe kunt u op beeldschermen een impressie bekijken van een project van MCO Educatie. Zie p.13 voor meer informatie.
2
Radio 4 Concerthuis december operamaand
Harald Hoffmann
zondag 9 december 13.00 uur · Iphigénie en Aulide: Glucks opera, voorafgegaan door een inleiding waarin Hans Haffmans met historicus Fik Meijer de Griekse mythologie induikt, en achter de schermen in het Muziektheater praat met regisseur Pierre Audi en solisten Véronique Gens en Anne Sofie von Otter. maandag 10 december 23.55 uur · Registratie van de NTR ZaterdagMatinee van 28 april jl.: Vadim Repinspeelt de Nederlandse première van het Vioolconcert van James MacMillan; de Radio Kamer Filharmonie staat onder leiding van de componist. www.ntrpodium.ntr.nl Vadim Repin
Traditiegetrouw is december Operamaand bij de NTR. Ook in het Concerthuis is er volop opera in december. In de Vocale-Muziekzaal kunt u genieten van drie recente producties van De Nederlandse Opera. Luister naar Wagners Parsifal, Glucks Ipghigénie en Auride en Rimski-Korsakovs Legende van de onzichtbare stad Kitezj. Met het Radio 4 Concert huis van radio4.nl verandert u uw huiskamer in een concertzaal. u maar wilt. radio4.nl/concerthuis
tweede concert C-serie 52e seizoen • 8 december 2012
“Ach, je moet ergens beginnen”
Claude Debussy en Igor Stravinsky componeerden in een steeds seculierder wordende wereld, een wereld, ontheiligd door industrialisatie, ontmythologiseerd door de wetenschappen. Waar heiligdommen verdwenen, werden nieuwe uitgevonden, zoals de futuristen rond 1920 bewezen met hun verafgoding van machines, snelheid en lawaai. Op dergelijk cynisme kun je Debussy en Stravinsky niet betrappen. Beiden waren weliswaar vooruitstrevend, maar ook op zoek naar een schoonheidsideaal – en vonden dat deels in echo’s uit het verleden. Debussy’s veelvuldige toespelingen op middeleeuwse kerkmuziek en Stravinsky’s evocaties van pre-christelijke culturen zeggen in feite hetzelfde, namelijk dat de mens onderdeel is van een tijdloos geheel, onderworpen aan vaste oerpatronen – of, meer algemeen gesteld, dat het zichtbare en alledaagse maar een fractie is van wat het leven te bieden heeft. Qigang Chen, oud-leerling van de immer spiritueel ingestelde Olivier Messiaen, wijst daarop vanuit Chinees perspectief: zijn muziek heeft raakvlakken met Chinese filosofie en kosmologie.
Wu Xing Compositieleerlingen van Olivier Messiaen kregen niet alleen muziektechnisch onderricht, maar werden ook meegevoerd in verhandelingen over geschiedenis, religie en natuur. Qigang Chen, tot 1988 student bij Messiaen en diens laatste discipel, kon zijn eigen geschiedenis en overtuigingen te berde brengen. Hij groeide op tijdens de Culturele Revolutie – een programma van staatsterreur om artistieke en intellectuele ‘uitwassen’ te elimineren – en zat als tiener drie jaar onder erbarmelijke omstandigheden gevangen vanwege zijn artistieke ambities. Zijn geloof in muziek werd er alleen maar sterker door, verklaarde hij achteraf. In 1977 kon hij een conservatoriumopleiding volgen en zeven jaar later een master in Parijs. Zijn leer periode bij Messiaen en andere Franse grootmeesters verruimde zijn muzikale horizon aanzienlijk, maar de Chinese identiteit van zijn composities is onmiskenbaar – geheel in lijn met de wensen van Messiaen, want ‘een compositiedocent is slechts een gids die je je eigen weg helpt te vinden’. Een opdracht van Radio France, in 1998, kwam precies op het moment dat Chen
3
orde op zaken wilde stellen in zijn muzikale expressie én zijn persoonlijke leven: meer structuur, terug naar de essentie. Een simpele stijloefening – het schrijven van een paar expressieve orkestwerkjes van elk twee minuten – groeide uit tot Wu Xing (‘vijf fases’; dikwijls, naar analogie met de Griekse vier elementen, ook met ‘vijf elementen’ vertaald). Als ‘werktitel’ gaf hij de fragmenten elk een symbool mee – en vandaaruit was het een kleine stap naar de I Ching, het eeuwenoude Chinese filosofisch-kosmologische ‘Boek der veranderingen’ dat het universum als een combinatie van vijf ‘elementen’ beschouwt. De componist karakteriseert ze aldus: “Water: het sterkste element, hoewel gekenmerkt door kalmte. In Hout vind je de meeste variatie. Vuur vertegenwoordigt leven en warmte, maar is niet agressief. Aarde is de matrix, de oorsprong van alles. Metaal verwijst naar kracht en licht.” ‘Wu Xing’ en Qigang Chen
五 行 4
Chen verklankt de elementen met een spectaculaire behandeling van het orkestinstrumentarium, waaraan diverse Aziatische slagwerkinstrumenten zijn toegevoegd. Qua kleurenpracht doet het klankbeeld soms aan Debussy denken, niet in de laatste plaats vanwege de beweeglijkheid ervan. Want het ging Chen niet zozeer om het componeren van vijf afzonderlijke miniatuurtjes, maar om het suggereren van een doorlopende lijn, zodat elk van de vijf ‘materialen’ uit het voorgaande lijkt te ontstaan.
Beethoven, quasi-improvisatorisch Westerse kunstenaars waren sinds de romantiek gewend voortdurend hun grenzen te verleggen – de grenzen van hun eigen technische kunnen, of van de verwachtingspatronen bij het publiek. Ludwig van Beethoven deed beide: het eerste door zijn groeiende doofheid te pareren met een enorme compositorische inventiviteit, en het tweede door de wensen van adel en kerk – de toenmalige broodheren van een componist – niet meer voor zoete koek te nemen. Zijn muziek werd een symbool van de revolutionaire geest die West-Europa rond 1800 inspireerde, en die het ‘gewone volk’ aanspoorde tot verzet tegen de oude machtsverhoudingen. Beethoven trad buiten de klassieke paden van zijn voorgangers. Hij rekte de gebruikelijke proporties van een muziekstuk op, versterkte contrasten in dynamiek, introduceerde vrijere compositievormen en haalde het uiterste
Het gehele concert is duidelijk geschreven door een pianist van de inventieve en ervaren soort. uit zijn thematische materiaal: de taal van een bewogen karakter. Het Vierde pianoconcert is zo’n grensverleggend werk, en demonstreert tevens hoe Beethoven zichzelf voortdurend vernieuwde. Het overstijgt de formuleachtige afwisseling van solo- en orkestpassages die bij Mozart (en vooral minder originele tijdgenoten) nog gebruikelijk was. Ook gaat ‘nummer 4’ voorbij aan de opzichtige virtuositeit van Beethovens drie eerdere pianoconcerten. In plaats daarvan ontvouwt de muziek zich ogenschijnlijk als een mijmering, een quasi-improvisatie waarin zich pas geleidelijk duidelijke contouren aftekenen. De openingsmaten zetten de toon, wanneer in plaats van de traditionele orkest-introductie een ‘vragende’ pianosolo klinkt en het orkest in een ontwijkende toonsoort antwoordt: hier treedt een zelfbewust individu de massa tegemoet. Ook in de dramatische ‘dialoog’ van het tweede deel heeft de piano dat bezwerende
Ludwig van Beethoven, door W.J. Mähler, ca. 1804
karakter, terwijl in het afsluitende Rondo niet melodie, maar een indringend ritmisch patroontje – een ander typisch Beethoven-trekje – de aandacht opeist. In elk geval is het gehele concert duidelijk geschreven door een pianist van de inventieve en ervaren soort. Want Beethoven was vooraleerst een beroemd pianist en begon vanuit die hoedanigheid te componeren. Zijn toenemende doofheid maakte concertoptredens uiteindelijk onmogelijk. De officiële première van het Vierde pianoconcert was zijn laatste podiumverschijning – en die verliep rampzalig. De zaal was ijskoud, het orkest slecht voorbereid, en het concert dat Beethoven geheel uit eigen werk had samengesteld omvatte tevens de premières van de Vijfde en de Zesde symfonie. Én van de Koorfantasie, én delen uit de Mis in C, en nog wat los spul. Het hoogst originele Vierde pianoconcert werd nauwelijks opgemerkt, en de lovende reactie van
5
een dappere recensent in de Allgemeine Musikalische Zeitung evenmin. Jaren na Beethovens dood vestigde Felix Mendelssohn, die meer meesterwerken voor vergetelheid behoedde, de publieke aandacht op dit werk – met blijvend effect.
Vrije, beweeglijke muziek In 1894 werd Debussy’s orkestwerk Prélude à l’Après-midi d’un faune voor het eerst uitgevoerd. Het was zijn eerste stap in de richting van zijn uiteindelijke ideaal: een ‘vrije, beweeglijke muziek met voortdurend veranderende kleuren’. Debussy zou de vaste patronen van de klassieke muziek achter zich laten, ‘exotische’ (vooral Aziatische) elementen toevoegen en een nieuwe manier van luisteren introduceren. Hoe vernieuwend de Prélude was, blijkt uit het commentaar dat de oer-conservatieve Camille Saint-Saëns na de première gaf: “Mooie klanken, maar net zomin een compositie als het palet van een schilder een schilderij is”. Onbedoeld was dat een compliment, want als geen andere componist van zijn tijd verstond Debussy de kunst van het weglaten – iets wat je op dat moment ook in schilderkunst en literatuur zag. Vanaf de eerste fluitsolo klinkt het werk als een spontane improvisatie, met een droomachtige sfeer die in lijn is met Debussy’s inspiratiebron, Stéphane Mallarmés gedicht L’après-midi d’un faune. Wat er precies gebeurt is onduidelijk, maar er wordt des te meer gesuggereerd: hier toont de natuur haar meest sensuele, erotische kant.
6
Vaslav Nijinsky als faun - door George Barbier, 1913
Exotiek-koorts De Vuurvogel is een bont muzikaal sprookje, uit verschillende bronnen bijelkaar gefantaseerd door diverse kunstenaars. Maar minstens zo fascinerend zijn de realiteiten achter deze fictie – de samenloop van omstandigheden waaruit een historische artistieke voltreffer groeide. In St. Petersburg was rond 1900 een artistieke beweging ontstaan die diverse uitingen van Russische kunst internationale bekendheid wilde geven. De motor daarachter was Sergej Diaghilev, een afgehaakte rechtenstudent die zich rap ontpopte als organisator van schilderijententoonstellingen, theaterproducent en impresario. Tezelfdertijd heerste in West-Europa, en vooral in Parijs, iets wat je exotiekkoorts of oriëntzucht zou kunnen noemen: een modieuze toeneiging tot verre oorden, ontstaan uit enerzijds oprechte nieuwsgierigheid
Lev Baksts kostuumontwerp voor de Vuurvogel
en anderzijds onzekerheid over het succes van eigen land. Het Parijse uitgaangspubliek wilde vervoerd en betoverd worden. Het theater voorzag in die escapistische behoefte; niet zozeer met opera’s, zoals in de tijd van de Parelvissers en Lakmé, als wel met balletten. Diaghilev zag zijn kans schoon: hij richtte een balletgroep op en koos Parijs als zijn thuisbasis.
Na een aantal balletten op bestaande muziek waagde Diaghilev zich aan een compositie-opdracht. Hij benaderde verscheidene componisten van naam, maar koos uiteindelijk voor de 27-jarige Igor Stravinsky, een zelfs in Rusland relatief onbekend componist die eerder voor Diaghilev muziek van Chopin georkestreerd had. Maar voor aankomend talent had Diaghilev een feilloze neus. Het werd een historisch succes. Enerzijds kon Stravinsky de zeer Russische fascinatie voor fantasiewerelden en sprookjes uitdragen, voortbouwend op de soms ‘exotische’ klank van zijn leermeester Rimski-Korsakov en de feeërieke balletten van Tsjaikovski. Anderzijds toonde hij een hyperoriginele en moderne aanpak, met gewaagde harmonische vondsten en een fragmentarische verteltrant vol abrupte overgangen. Vooral met de ritmische onregelmatigheden legde Stravinsky de bedrading
7
aan voor de schokken Rimski.” die hij wat later zou Zonder een imitatie uitdelen in Petroesjka te zijn is de muziek en Le sacre du printemps. wel degelijk schatAnna Pavlova, prima plichtig aan Rimskiballerina van de Korsakov. Dat blijkt balletgroep, haakte af vooral uit de orkestramet de mededeling tie – zeker waar de dat ze weigerde te sfeer van de Oriënt dansen op zulke wordt opgeroepen, ‘onzinnige muziek’. iets waarin Rimski Diaghilev daarentegen een hoge norm had vermoedde al bij een gesteld in zijn felkleublik op de eerste rige orkestwerk schetsen dat hij niet Sheherazade. Maar Sergej Diaghilev, door Valentin Serov alleen een Vuurvogel, Stravinsky’s instrumaar ook een kip met mentatie is gedurfder gouden eieren had gevonden: “Het en extremer – mede omdat hij een manuscript, volgepriegeld met potlood, (naar eigen zeggen) ‘verkwistend grote’ bevatte een meesterwerk”. orkestbezetting voorschreef. In zijn lateHet verhaal is feitelijk een samenvoere balletten zou Stravinsky zijn band ging van verschillende Russische met Rimski-Korsakovs ‘oude’ Rusland sprookjes; scenarist Alexandre Benois, laten overstemmen door zijn vernieuchoreograaf Michel Fokine en vormgewingsdrang. Maar zijn verstandhouding ver Leon Bakst hadden elk een aandeel met Russische volksmuziek was fundain deze cocktail. Het onderwerp was menteel en innig, en bleef altijd hoordoor Diaghilev zelf geleverd – een baar. Zonder klanken met een duidelijk gegeven dat al her en der in de Russifolkloristische inslag zou De Vuurvogel, sche kunst was opgedoken – en Straals volkssprookje, ondenkbaar zijn. vinsky moest bij het aanvaarden van de Bij de première was onder anderen opdracht een zekere afkeer overwinnen: Claude Debussy aanwezig, de compo“Als onderwerp trok de Vuurvogel mij nist die Stravinsky later ‘de belangrijkniet aan. Het verlangde, zoals alle ste leermeester van mijn generatie’ zou verhalende balletten, een beschrijvende noemen. Debussy, altijd wantrouwig muziek die ik niet wilde maken. Wat ik jegens andermans succes, feliciteerde vooral niet kon verdragen was de Stravinsky na afloop allerhartelijkst veronderstelling dat mijn muziek – maar voegde Stravinsky jaren later misschien een imitatie van Rimskitoe: “Ach, je moet ergens beginnen”. Korsakov zou zijn, te meer daar ik mij destijds zo afzette tegen die arme Michiel Cleij
8
c tweede concert C-serie 52e seizoen • 8 december 2012
Uitvoerenden Serge Baudo De Franse dirigent Serge Baudo studeerde compositie en directie aan het Parijse conservatorium. Hoewel hij aanvankelijk meer componeerde, richtte hij zich vanaf 1959 uitsluitend op het dirigeren. Op verzoek van Herbert von Karajan dirigeerde hij in 1962 Pelléas et Mélisande in La Scala in Milaan. Ruim tien jaar leidde hij vele producties bij het Festival van Aix-en-
Serge Baudo
Provence, met een repertoire dat reikte van Mozart tot Debussy. Zijn eerste grote contract was dat als vaste dirigent van de Parijse Opéra, naast het chefdirigentschap van het nieuw opgerichte Orchestre de Paris. Van 1970 tot 1989 was hij artistiek leider van het Orchestre National de Lyon, waarmee hij buitenlandse tournees ondernam en dat hij tot de grootste artistieke hoogten ooit bracht. In 1979 richtte hij in Lyon het Berlioz Festival op. In 1987 dirigeerde hij een productie van de complete versie van Berlioz’ Les Troyens. Serge Baudo gasteerde bij de Metropolitan Opera, de Staatsoper Wien, het (Koninklijk) Concertgebouworkest, de BBC, The Philharmonia, de Wiener Symphoniker, de symfonieorkesten van Moskou en Leningrad, het London Philharmonic Orchestra, het Yomuiri Nippon Orchestra, het NHK (Tokyo), alsmede de grote orkesten in Duitsland, Nederland en Italië, de Praagse Filharmonie en het Praags Symfonieorkest, waarvan hij inmiddels eredirigent is, en van 2001 tot 2006 artistiek leider. Zijn discografie, met veel aandacht voor het Franse repertoire, omvat opnamen met het London Philharmonic Orchestra, l’Orchestre de Paris, l’Orchestre Natio-
9
Dezsö Ránki
Andrea Felvégi
Dezsö Ránki werd geboren in Budapest en studeerde daar aan de Ferenc Liszt Muziekacademie. Hij brak internationaal door toen hij in 1969 de eerste prijs won tijdens het Internationale Schumann-Wettbewerb in Zwickau. Ránki werkte samen met dirigenten als Georg Solti, Lorin Maazel, Frans Brüggen, Edo de Waart en Iván Fischer. Hij soleerde bij belangrijke orkesten, bijvoorbeeld bij de Berliner Philharmoniker, het London Philharmonic Orchestra, het Koninklijk Concertgebouworkest en het Orchestre National de France. Ránki was te horen op het Dezsö Ránki Internationales Musikfestival (Kissinger Sommer) in Bad Kissingen. In het Concertgebouw gaf hij eerder recitals nal de Lyon en de Praagse Philharmoin de serie Meesterpianisten. Niet alleen nie. In recente jaren dirigeerde Serge Baudo producties in Berlijn, Leipzig en richt Dezsö Ránki zich op het klassieke repertoire (Mozart, Beethoven), maar Brussel, en bij de Gulbenkian Foundation (Lissabon) en Radio Lugano. Boven- ook legt hij zich toe op romantisch dien werkte hij samen met onder meer werk (Schubert, Schumann) en eigende Münchner en Dresdner Philharmoni- tijdse muziek (Bartók, Kurtág). Eerder in de Matinee: Liszt Tweede Pianoker. In Teatro Colón in Buenos Aires maakte hij furore met Honeggers Jeanne concert (1972), Bartók Derde pianoconcert (1974), Mozart Pianoconcert KV 450 d’Arc au bûcher. In december 2007 werd (1975), Mozart Pianoconcert KV 488 & Serge Baudo, naast Seiji Ozawa en Rondo KV 382 (1986), Beethoven Vierde Christoph Eschenbach, uitgenodigd pianoconcert (1990), Mozart Rondo voor de viering van de veertigste verKV 382 & Pianoconcert in Es ‘Jeune jaardag van het Orchestre de Paris. In homme’ KV 271 (1992) De Vrijdag van Vredenburg dirigeerde hij onder andere Ravels Concert voor de linkerhand (met Nikolaj Lugansky, 2011). Radio Filharmonisch Orkest Eerder in de Matinee: Debussy Pelléas et Het Radio Filharmonisch Orkest (RFO) Mélisande (2009), Frank Symfonie (2012) werd in 1945 opgericht door Albert van Raalte. Het orkest werd nadien geleid door achtereenvolgens Paul van Kempen, Bernard Haitink, Jean Fournet,
10
Willem van Otterloo, Hans Vonk, Sergiu Comissiona, Edo de Waart en Jaap van Zweden. In het seizoen 2012-2013 treedt Markus Stenz aan als chef-dirigent. De Amerikaanse dirigent James Gaffigan is vaste gastdirigent vanaf het seizoen 2011-12. Het RFO werkte samen met befaamde gastdirigenten als Leopold Stokowski, Kirill Kondrasjin, Antal Doráti, Riccardo Muti, Kurt Masur, Mariss Jansons, Michael Tilson Thomas, Gennady Rozhdestvensky en Valery Gergiev. Het orkest speelde de (Nederlandse) premières van werken van onder anderen Messiaen, Berio, Boulez, Henze, Carter, Adams, Birtwistle, Adès, Janácˇek, De Raaff, Oestvolskaja, Verbey, De Raaff, Vriend en Rijnvos. Het RFO levert belangrijke bijdragen aan de NTR ZaterdagMatinee en Het Zondagochtend Concert in het Amsterdamse Concertgebouw, en De Vrijdag van Vredenburg te Utrecht. Het RFO onderscheidt zich door bijzonder geprogrammeerde symfonische concerten en concertante opera-uitvoeringen, regelmatig betreft het eerste uitvoeringen in Nederland en wereldpremières. Naast de concerten in de omroepseries was het RFO te horen op het Festival Musica 2008 in Straatsburg onder leiding van Reinbert de Leeuw, op het Sun Festival 2009, tijdens concertreizen naar Groot-Brittannië, Duitsland en Oostenrijk onder leiding van Jaap van Zweden, in de Keulse Philharmonie en de Royal Albert Hall tijdens de BBC Proms 2011. Het Radio Filharmonisch Orkest heeft
een indrukwekkende plaat- en cd-catalogus opgebouwd. Op verschillende labels verschenen vanaf de jaren ’70 legendarische grammofoonplaten met dirigenten als Leopold Stokowski en Antal Doráti. Onder leiding van Jean Fournet werd een serie cd’s gerealiseerd met Frans repertoire. Opnamen van onder meer de complete symfonieën van Mahler onder leiding van Edo de Waart verschenen op cd, alsook een unieke Wagner-box en de complete orkestwerken van Rachmaninov. Cd’s met werken van hedendaagse componisten als Jonathan Harvey, Klas Torstensson en Jan van Vlijmen werden onderscheiden met prijzen en eervolle vermeldingen. Onder leiding van Mark Wigglesworth wordt al enige jaren gewerkt aan de opname van een Sjostakovitsj-serie en onder leiding van Jaap van Zweden aan die van de symfonieën van Bruckner. Lovend ontvangen NTR ZaterdagMatinee-opnamen van Wagners Lohengrin en Die Meistersinger von Nürnberg werden in het seizoen 2010-2011 gevolgd door de live-registratie van Parsifal, die is onderscheiden met de Edison Klassiek 2012 in de categorie Opera. www.radiofilharmonischorkest.nl volg het radio filharmonisch orkest op twitter (@radiofilhorkest) en facebook.
11
Radio Filharmonisch Orkest chef-dirigent
altviool
fagot
Markus Stenz
Francien Schatborn Huub Beckers Connie de Dreu Martina Forni Annemijn den Herder Erik Krosenbrink Robert Meulendijk Lotte de Vries Ewa Wagner Anna Magdalena den Herder Ferdinand Hügel Ernst Grapperhaus
Jos Lammerse Birgit Strahl Desirée van Vliet
honorary chief conductor
Jaap van Zweden ere-dirigent
Edo de Waart vaste gastdirigent
James Gaffigan assistent-dirigent
Wouter Padberg cello eerste viool
Bart Vandenbogaerde Semjon Meerson Mitcho Dimitrov Alexander Baev Fred Gaasterland Alberto Facanha Johnson Natalia Gabunia Mariska Godwaldt Masha Iakovleva Kerstin Kendler Karina Korevaar Anna Korpalska Pamela Kubik Leonie Mensink Theo Ploeger Peter Weimar Pieter Vel
Michael Stirling Anton Istomin Eveline Kraayenhof Wim Hülsmann Harm Bakker Mirjam Bosma Ansfried Plat Rebecca Smit Arjen Uittenbogaard Marjolein Meijer
12
Petra Botma-Zijlstra Toine Martens Fréderick Franssen Anneke Vreugdenhil Hessel Buma Jacco Groenendijk Hans Verheij trombone
Jaume Gavilan Agullo Peter Saunders Cyril Scheepmaker tuba
Bernard Beniers pauken
Maarten Smit Wilmar de Visser Annika Hope Edward Mebius Sjeng Schupp Stephan Wienjus Eduard Zlatkin Guus Grentzius Boris Oostendorp
slagwerk
Mark Haeldermans Henk de Vlieger Vincent Cox Harry van Meurs
Gisteren, rondom de generale repetitie van dit concert, was er een educatief project met ruim 200 brugklassers uit Amsterdam. Na een voorbereidende les op school, waarin o.a. het Parijs van 1910, programmatische muziek en de Ballets Russes werden behandeld, kwamen de leerlingen bijeen in de Kleine Zaal. Aan de hand van filmscènes geïnspireerd op de muziek van De Vuurvogel werden deze leerlingen ingeleid in de klankwereld van Igor Stravinsky. De filmscènes zijn gemaakt door regisseur Lucas van Woerkum. Hij noemt het genre van deze scènes Symphonic Cinema: de verhalen in programmamuziek worden vertaald naar film scenario’s. De leerlingen gingen actief met de muziek van Stravinsky aan de slag d.m.v. een bodypercussie en bezochten de repetitie van De Vuurvogel door het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Serge Baudo in de Grote Zaal. Op enkele plekken in de foyers en bij de garderobe kunt u op beeldschermen een impressie bekijken van dit project.
harp
Saskia Rekké Veronique Serpenti
fluit
Carla Meijers Thies Roorda Maike Grobbenhaar
Symphonic Cinema in de foyers
trompet
contrabas
tweede viool
Casper Bleumers Andrea van Harmelen Sarah Loerkens Jill Bernstein Esther de Bruijn Michiel Eekhof Odilia Fiedler Yvonne Hamelink Annemarie van Helderen Robbert Honorits Dana Mihailescu Renate van Riel Alexander van den Tol Laura Frenkel
hoorn
meer informatie: www.mco.nl/educatie
Dit project van MCO Educatie werd mede mogelijk gemaakt door het Amsterdams Fonds voor de Kunst en Certo Productions.
Piano/celesta
Stephan Kiefer
hobo
Maarten Dekkers Yvonne Wolters Gerard van Andel klarinet
Frank van den Brink Diede Brantjes Sergio Hamerslag
13
de de volgen n e concert zaterdag 15 december, 14.15-ca.16.10 uur Concertgebouw Amsterdam serie A
zaterdag 22 december, 14.15 uur Concertgebouw Amsterdam serie B
Klassieke lichtheid Radio Kamer Filharmonie Michael Schønwandt dirigent Ronald Brautigam piano Hartmann Vijfde symfonie Mozart Pianoconcert nr. 22 KV 482 Beethoven Achtste symfonie
Ronald Brautigam
Marco Borggreve
Karl Amadeus Hartmanns Vijfde symfonie is relatief lichtvoetig, net als Beethovens Achtste. Na zijn sombere Vierde symfonie is dat net zo opvallend als Beethovens ‘ontspanningsoefening’ na diens Zevende. Het stuk is een ‘sinfonia concertante’, en gaat terug op een trompetconcert dat Hartmann schreef in 1932, een jaar voor de Machtübernahme die zijn leven voorgoed zou veranderen. Ook in zijn ‘symfonische’ eindgedaante blijft het sterk herinneren aan het door Hindemith en Stravinsky beïnvloede vroege werk van Hartmann. De neoclassicisistische lichtheid sluit voortreffelijk aan op Mozarts Pianoconcert nr. 22, waarin Ronald Brautigam soleert.
In het bevrijde München zet Karl Amadeus Hartmann in 1945 Mahlers Vierde symfonie op het programma van het eerste concert dat hij organiseert. Hemel en aarde in twee symfonieën Daarmee stelt hij een symbolische Mahlers Vierde en Hartmanns ‘antwoord’ daad: in het gecapituleerde Duitsland kiest hij voor een door de nazi’s verboden, joodse componist, met wiens werk Radio Filharmonisch Orkest hij veel affiniteit voelt. Zijn bewogenMarkus Stenz dirigent heid spreekt ook uit Hartmanns eigen Eerste symfonie uit 1955. Het beurtelings Chen Reiss sopraan introverte en overdonderende stuk gaat Kismara Pessatti alt terug op een symfonische liederencyclus uit 1935/36, dat hij als aanklacht Hartmann Eerste symfonie tegen de ‘Plagen der Welt’ heeft gecomMahler Vierde symfonie poneerd op teksten van de Amerikaan Walt Whitman. Een symfonie? Een cantate? Hartmann worstelt met de titel. Geen wonder: naar de vorm is het nauwelijks een symfonie. Maar het is wel wat Mahler met zijn symfonieën voor ogen stond: ‘eine Welt’, een wereld, waarin alle grote menselijke ervaringen hun plaats hebben gevonden.
Chen Reiss
14
15
de de volgen n e concert
Ton Koopman
Michael Schønwandt
Hans van der woerd
Catrin Moritz
Markus Stenz
Vom Himmel hoch’
Schumanns Celloconcert
vrijdag 14 december, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
vrijdag 11 januari 2013, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
Radio Filharmonisch Orkest Groot Omroepkoor Markus Stenz dirigent Edith Haller sopraan · Martina Rüping sopraan · Elena Zhidkova alt · Christian Elsner tenor · Roderick Williams bas Bruckner Te Deum Mendelssohn Koraalcantate ‘Vom Himmel hoch da komm’ich her’ Kodály Missa brevis
Radio Kamer FIlharmonie Michael Schønwandt dirigent Andreas Brantelid cello van Onna The Treaty of Utrecht (wereldpremière) Schumann Celloconcert Brahms Derde symfonie
Weinachtsoratorium à la Koopman
Bartók en Dvorˇák in Amerika vrijdag 18 januari 2013, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
Radio Filharmonisch Orkest Sascha Goetzel dirigent Antoine Tamestit altviool Amsterdam Baroque Orchestra & Choir Ton Koopman dirigent Diepenbrock Suite Marsyas Bartók Johannette Zomer sopraan · Maarten Altvioolconcert Dvorˇák Negende Engeltjes alt · Tilman Lichdi tenor · symfonie‘Uit de nieuwe wereld’ Klaus Mertens bas Bach Weihnachts-Oratorium BWV 248 zaterdag 15 december, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
16