Kadernota decentralisaties sociaal domein Van transitie naar transformatie
Juni 2014
PAGINA 2 VAN 12
1. Inleiding In het sociale domein voltrekt zich in hoog tempo een aantal fundamentele veranderingen. Per 1 januari 2015 verandert voor inwoners het nodige als verantwoordelijkheden in het veld van zorg en ondersteuning bij gemeenten komen te liggen. Het contact tussen inwoner en overheid wordt dichterbij georganiseerd, zodat we de ondersteuning beter en meer op maat kunnen bieden. De eigen kracht en talenten van de inwoner en zijn netwerk komen meer centraal te staan, met oog voor wat iemand zelf kan. We willen graag dat iedereen meedoet en niemand langs de zijlijn komt te staan. Waarbij we eigen verantwoordelijkheid als basisprincipe hanteren. Als gemeente gaan we de komende jaren de verantwoordelijkheid dragen voor de Jeugdzorg, nieuwe Wmo-taken vanuit de AWBZ en voor de Participatiewet. Hiermee worden we geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en re-integratie. Een kans om het anders te doen. En om het beter te doen. Anders en beter betekent ook: zoveel mogelijk doen met de beschikbare middelen. We maken ons sterk voor een soepele overgang van de taken. Daarbij zetten we eerst in op het doorgaan van de ondersteuning. Mensen die aangewezen zijn op hulp kunnen rekenen op onze steun. De decentralisatie van bevoegdheden, verantwoordelijkheden en middelen van het rijk naar lokaal niveau dwingt de gemeente, maatschappelijke instellingen, bedrijven en inwoners om zich te bezinnen op hun rol en positie in het lokale sociale domein. Het versterken van de samenredzaamheid van inwoners, maatschappelijke instellingen en bedrijven past daar goed bij. De noodzaak om samen te werken aan vernieuwing en nieuwe verhoudingen is groter dan voorheen. Dit geldt ook voor de vierde decentralisatie, die van passend onderwijs, waarbij de regie niet zo zeer bij de gemeente maar bij het onderwijs ligt. Om de kansen die de decentralisaties bieden optimaal te benutten, is het zaak te komen tot meer samenhang op het terrein van de participatie, ondersteuning en jeugdzorg. Hiermee ontstaat een unieke kans om het complexe sociale domein te vereenvoudigen. De oplossing lijkt te liggen in een integrale benadering die aansluit bij het sociale leven en problematiek en ruimte laat voor de verschillen tussen inwoners en hun omgeving. Het systeem verandert niet van de ene op de andere dag. Een stelselwijziging waarbij vooral de structuur centraal staat (nieuwe regels, wetten, financiële verhoudingen) is niet voldoende om een nieuwe manier van werken in het lokale sociale domein te bereiken. Het is een proces van zoeken en leren. Van verkennen en ontwikkelen. Het transformatieproces reikt dan ook verder dan 1 januari 2015. Dit vergt een verandering naar een nieuw lokaal samenspel, een nieuwe cultuur, nieuwe verhoudingen en nieuwe werkwijzen. Als gemeente zijn we – als lokale overheid, dicht bij de inwoner – als geen ander in staat die transformatie gestalte te geven. Daarin zoekend naar een balans tussen beheersen en vertrouwen, ruimte geven aan de regie van individuele inwoners en zelf de regie houden over de financiële consequenties.
PAGINA 3 VAN 12
Zonder het exacte eindresultaat te kennen, moeten we nu een aantal besluiten nemen over de kaders die aan de basis liggen van het nieuwe stelsel. Kaders die voortborduren op de in 2013 in de Visie op het sociaal domein geformuleerde ambities. Kaders die richting geven aan het transitieproces en het bouwen aan de nieuwe sociale infrastructuur. Leeswijzer Na de inleiding en planning schetsen we in hoofdstuk 2 onze visie en ambitie in het sociaal domein. In hoofdstuk 3 formuleren we kaders voor continuïteit en vernieuwing in het sociale domein. In de bijlage geven we nadere informatie over de veranderingen, doelgroepen, toegang en vormen van bekostiging. Planning Op 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor de nieuwe taken. In de periode daarnaar toe zal nog heel veel moeten gebeuren om de overgang en de transitie goed te laten verlopen. We zijn hierbij sterk afhankelijk van de landelijk voorgestelde planning voor de decentralisaties Jeugdzorg, WMO 2015 en de Participatiewet. De Jeugdwet is inmiddels aangenomen door de Eerste Kamer. Eind juni 2014 buigt de Eerste kamer zich over de Participatiewet. Besluitvorming over de Wmo door de Eerste kamer is begin juli 2014 voorzien. Het transitieproces vraagt om urgentie. We willen immers de continuering garanderen van ondersteuning van kwetsbare inwoners per 1 januari 2015. Tegelijkertijd moeten we er rekening mee houden dat nieuwe informatie en wijzigingen in wetgeving en/of budgetten ertoe kunnen leiden dat er aanvullende of gewijzigde besluiten nodig zijn. Om tot praktische uitvoering te komen, moet er nog veel worden uitgewerkt en doordacht. Dit gebeurt onder andere door het opstellen van beleidsplannen en verordeningen en het opstellen van implementatieplannen.
PAGINA 4 VAN 12
2. Visie en ambitie In het najaar 2013 heeft de gemeenteraad de visie op het sociaal domein vastgesteld. Daarin is de volgende visie en ambitie geformuleerd: “In Nederland is een omslag gaande van een centrale verzorgingsstaat naar een lokale participatiesamenleving. Ook de gemeente Hoogeveen werkt aan deze verandering. Wij willen optimaal ruimte geven aan de dynamiek de samenleving en de kracht van inwoners om zelf oplossingen te zoeken voor maatschappelijke vragen. Ook waar het gaat om de eigen gezondheid, de opvoeding van de kinderen, het vinden van een baan; mensen zijn primair zelf verantwoordelijk. In eerste instantie lossen zij zelf hun problemen op, al dan niet met behulp van hun sociale netwerken. Voor mensen die dat echt nodig hebben, organiseert de gemeente een vangnet. Niemand mag tussen wal en schip vallen.” De visie en ambitie zijn vertaald in de volgende uitgangspunten: •
•
•
•
•
•
Participatie op eigen kracht Bij alle vormen van ondersteuning (zorg, welzijn, inkomen) geldt dat actieve deelname aan de samenleving voorop staat Bij het zoeken naar een geschikte vorm voor deelname aan de samenleving gaan we uit van de eigen talenten en mogelijkheden Eigen verantwoordelijkheid, zelfregie en keuzevrijheid Mensen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid, hun deelname aan de samenleving en het organiseren van hulp en ondersteuning als ze dat nodig hebben De focus ligt niet op de problemen, maar op mogelijkheden en kansen. Bij zelfregie hoort ook keuzevrijheid. Ruimte voor zelfoplossend vermogen Als mensen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn, moeten we ze ook de kans geven die verantwoordelijkheid te nemen. Dat betekent: problemen niet overnemen en het zelfoplossend vermogen een kans geven. Focus op kwetsbare inwoners Het overgrote deel van de mensen redt zich zelf prima. Een klein deel van de mensen (10-15 procent) is tijdelijk minder zelfredzaam, komt daar niet op eigen kracht helemaal uit of weet de weg naar instanties niet te vinden. Ongeveer vijf procent van al onze inwoners is langdurig, en wellicht permanent, afhankelijk van de overheid. Dat accepteren we en we bieden hen de zorg en ondersteuning die daarvoor nodig is. Inzetten op sociale netwerken Iemand die er zelf niet uit komt, doet in eerste instantie een beroep op zijn of haar sociale netwerk. Een inwoner die wel voor ondersteuning aanklopt bij de gemeente heeft mogelijk slechts een beperkt netwerk of voelt zich bezwaard om het netwerk aan te spreken. Mogelijk begint het netwerk overbelast te raken. Het is dan ook gewenst dat er bij het contact tussen de beroepskracht en de hulpvrager iemand uit het sociale netwerk aanwezig is. Voorkomen is beter dan genezen Zelfredzaamheid is ook op tijd ondersteuning vragen. Voorkomen is beter dan genezen Preventie voorkomt vaak een beroep op dure (specialistische) zorg. Een belangrijke preventieve werking gaat uit van de samenleving zelf: de zorg en vrijwillige inzet voor elkaar, gesteund en mede mogelijk gemaakt door de gemeente.
PAGINA 5 VAN 12
•
•
•
Collectief voor individueel We motiveren mensen om zoveel mogelijk gebruik te maken van algemene diensten en voorzieningen. Daarnaast zetten wij in op het collectiviseren van voorzieningen. Pas in laatste instantie hoeven mensen dan een beroep te doen op individuele professionele ondersteuning of begeleiding. Vraaggericht werken vanuit directe leefwereld Eenvoudige vragen behandelen we snel en efficiënt. Als er meer aan de hand is gaan beroepskrachten naar de mensen toe. Hulpvragen analyseren wij vanuit het gehele ‘systeem’ van sociale relaties om de hulpvrager heen. Ook willen we voorkomen dat er teveel hulpverleners in een huishouden actief zijn. Daarom vindt er coördinatie plaats op basis van 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur. Met een oplossing op maat sturen op resultaat De omstandigheden waarin iemand verkeert zijn altijd uniek. En als elke situatie uniek is, moet de oplossing maatwerk zijn. Zo staat ook niet langer het aanbod van een instelling centraal maar het te behalen resultaat. Het belang van de inwoner gaat boven het institutioneel belang van instellingen. De gemeente gaat hier actief op sturen.
PAGINA 6 VAN 12
3. Kaders voor continuïteit en vernieuwing in het sociale domein Zonder het exacte eindresultaat te kennen, moeten we nu een aantal richtinggevende besluiten nemen om de implementatie verder te kunnen voorbereiden. Alleen dan kunnen we als gemeente tijdig klaar zijn. Kaders die een vervolg zijn op de in 2013 door de gemeenteraad vastgestelde Visie op het sociaal domein. Nodig voor de transitie maar gericht op de noodzakelijke transformatie. De kaders hebben we voorzien van een globale maar zo concreet mogelijke uitwerking. In 2014 werken we ze verder uit in beleidsplannen en uitvoeringsnotities. 1. We zetten in op het vergroten van eigen kracht van onze inwoners • Startpunt: talenten en mogelijkheden van mensen. • Eigen kracht is het leidende principe bij het beleid voor het sociale domein. We spreken inwoners aan op wat redelijkerwijs van hen verwacht kan worden. De inspanning van de gemeente is aanvullend daarop. • Ons handelen uit zich in het zien, herkennen, ruimte geven aan, behouden en vergroten van de eigen regie en zelfredzaamheid van inwoners, ook in ondersteuningstrajecten en ongeacht hun leeftijd. • Uitgangspunt is een situatie waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner en zijn netwerk centraal staat. Het zwaartepunt wordt daarbij verschoven van zwaardere ondersteuning naar lichtere vormen van ondersteuning. • Inwonerinitiatieven maar ook het ondersteunen van vrijwilligerswerk en mantelzorgers krijgen alle aandacht en ruimte. 2. Nieuwe, gedecentraliseerde taken en verantwoordelijkheden op grond van de Jeugdwet, de WMO en de Participatiewet, voeren we uit met de budgetten die het rijk daarvoor beschikbaar stelt • De beschikbare budgetten zetten we in ten behoeve van de in de drie wetten geformuleerde doelen. • We gaan de budgetten ontschotten. • Binnen de wettelijke kaders gaan we uit van het principe dat degenen die de ondersteuning en zorg zelf kunnen betalen, dat ook doen. 3. De transities Jeugdwet , Wmo en Participatiewet zijn complex en omvangrijk. In de sturing, bekostiging en inkoop gaan we daarom uit van een groeimodel • Als gemeente willen we sturen op kwaliteit , zorggebruik, innovatie en kosten. • Het jaar 2015 beschouwen we als een overgangsjaar waarin we de huidige bekostigings - en inkoopvormen zoveel mogelijk continueren. • Bij de bekostiging van individuele (maatwerk)voorzieningen bevorderen we dat waar die vrijheid er is, keuzevrijheid voor inwoners bestaat. Dat kan per decentralisatie verschillen. • Voor de toekomst willen we gefaseerd doorgroeien naar nieuwe bekostigingsvormen die het beste passen bij de uit te voeren taak en voorzien in de volgende voorwaarden: - ruimte voor diversiteit en innovatie; - een breed aanbod om maatwerk en waar nodig keuzevrijheid te realiseren; - op voorhand geen goede aanbieders uitsluiten; - ook kansen voor kleinere, gespecialiseerde leveranciers; - zoveel mogelijk voorkomen van zorgverspilling, misbruik en fraude;
PAGINA 7 VAN 12
•
•
•
Voor de jeugdzorg streven we in de periode van het Regionaal Transitiearrangement (RTA) 2014-2016 naar een model waarbij de risico’s voor de individuele gemeenten afnemen, maar waarbij wel voldoende prikkels zijn ingebouwd voor individuele gemeenten om afwenteling op andere gemeenten te voorkomen. In deze overgangsperiode zullen we soms concessies moeten doen aan de hier geformuleerde uitgangspunten. Er zal een verschuiving plaats moeten vinden van gedetailleerde contractvoorwaarden naar een geformuleerde maatschappelijke opgave. Eenvoud in regelgeving en procedures dragen staan hierbij voorop. Bij inkoop en contractering zijn kwaliteit en betrokkenheid van de huidige leveranciers van maatschappelijke dienstverlening het uitgangspunt.
4. Maatschappelijke dienstverlening bestaat zoveel mogelijk uit vrij toegankelijke, algemene voorzieningen • Het beleid en de uitvoering zijn gericht op het zoveel mogelijk bieden van lichtere vormen van maatschappelijke dienstverlening en op het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van zwaardere vormen van maatschappelijke dienstverlening. Preventie en vroegsignalering staat voorop. • Lichtere vormen van maatschappelijke dienstverlening worden als algemene, vrij toegankelijke voorzieningen geleverd. • De gemeente realiseert voldoende algemene en voorliggende voorzieningen. • Zwaardere en specialistische vormen van maatschappelijke dienstverlening zijn niet vrij toegankelijk en worden via een beschikking toegekend aan de cliënt. Het aanbod sluit aan op de individuele situatie. • De indicatiestelling tot niet vrij toegankelijke voorzieningen voeren we de eerste jaren waar mogelijk zelf uit. Daarbij houden we rekening met wettelijke vereisten en noodzakelijke deskundigheid. • De huidige toegang willen we continueren. We gebruiken de komende periode om toe te groeien naar vormen van toegang waarbij we kiezen voor een integrale aanpak op de juiste schaal. Daarbij maken we onderscheid tussen enkelvoudige en meervoudige vragen en tussen complexe en niet complexe problematiek. • Daar waar meervoudige ondersteuning geboden wordt, is er voor elk huishouden één plan, één aanpak en één aanspreekpunt. De ondersteuning is samenhangend en waar nodig organiseren we doorzettingsmacht. • Professionals zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van uitvoering en de gemeente stellen hen daartoe in de gelegenheid. • Gedurende de periode van het RTA (2014-2016) vindt de inkoop voor de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van de jeugdzorg op Drents niveau plaats.
PAGINA 8 VAN 12
5. Continuïteit van jeugdzorg en WMO-ondersteuning garanderen we op grond van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen • In 2015 ligt het accent op continueren van het bestaande. We moeten cliënten hun zorg kunnen garanderen. Met behoud van professionaliteit. Uiteraard binnen de daarvoor beschikbare budgetten. We kiezen voor een soepele overgang en een zachte landing. Daarin blijven we, waar mogelijk, samenwerken met de bestaande aanbieders. • Met in achtneming van de termijnen voor continuïteit, wordt zo spoedig mogelijk gestart met de ontwikkeling van vernieuwende arrangementen voor maatschappelijke dienstverlening. Dit gebeurt in samenspraak met cliënten(organisaties) en aanbieders van zorg, ondersteuning, begeleiding en dagbesteding. 6. Voor samenwerking met andere gemeenten geldt als uitgangspunt: “lokaal waar het kan en regionaal waar nodig” • De gemeenten werken, voor zover relevant, zowel bestuurlijk als ambtelijk nauw samen voor wat betreft de drie decentralisatiedossiers. Het uitgangspunt daarbij is: lokaal waar het kan en regionaal waar nodig. • Voor de jeugdzorg werken de 12 gemeenten in Drenthe nauw samen. Die samenwerking is geborgd in het regionaal transitiearrangement (RTA). • Voor de maatschappelijke opvang is er sprake van een formele samenwerking met de centrumgemeenten Assen en Emmen. Het is nu nog onduidelijk of en hoe lang deze constructie onder de nieuwe Wmo blijft bestaan. 7. Gemeente de eerste jaren aan het stuur • Onze regierol varieert van actief sturend, dan wel passief sturend tot faciliterend waar het kan en moet. De eerste jaren leggen we het accent op actief sturend. Bij initiatieven vanuit de samenleving zien we voor ons een faciliterende rol weggelegd. • Onze regierol in het sociale domein krijgt vorm door – naast het reguliere toezicht op maatschappelijke effecten en middelen – ook toezicht te houden op processen, procedures, kwaliteit, budget en samenwerking.
PAGINA 9 VAN 12
Bijlage 1. 2. 3. 4.
Wat gaat er veranderen Doelgroepen Proces toegang Bekostigingsvormen
1.
Wat gaat er in 2015 veranderen?
•
De gemeente wordt als gevolg van de nieuwe jeugdwet verantwoordelijk voor alle jeugd en opvoedhulp, de jeugdbescherming en jeugdreclassering, en de aanpak van kindermishandeling. Ook de jeugd GGZ en de zorg voor kinderen met een lichte verstandelijke beperking worden gemeentelijke verantwoordelijkheden.
•
Wijzigingen in de WMO geeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van mensen met een beperking, de dagbesteding, ‘kort verblijf’ buitenshuis en het begeleid wonen. De gemeente was al verantwoordelijk voor het bevorderen van participatie en zelfredzaamheid van bewoners.
•
Door de participatiewet zal er vanaf 2015 geen nieuwe instroom meer zijn in de sociale werkvoorziening. De gemeente zal waar nodig zelf vormen van beschut werken organiseren. De Wajong staat vanaf 2015 alleen nog open voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Jongeren die niet aan die criteria voldoen vallen onder de participatie wet en zijn daarmee aangewezen op de gemeente voor ondersteuning bij de re/ integratie naar werk.
•
De Wet passend onderwijs regelt dat zoveel mogelijk leerlingen regulier onderwijs kunnen volgen en dat kinderen die dat nodig hebben speciaal onderwijs krijgen. Verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze wet ligt bij het onderwijs. De gemeente moet vanuit de Jeugdwet ‘op overeenstemming gericht overleg’ voeren met de organisatie voor passend onderwijs.
PAGINA 10 VAN 12
2.
Doelgroepen
Participatiewet De instroom van nieuwe doelgroepen ziet er de komende jaren naar verwachting als volgt uit: Omschrijving 2015 2016 2017 2018 Instroom nieuwe doelgroep "niet beschut" Instroom nieuwe doelgroep "Wajongers" Instroom nieuwe doelgroep "beschut werken"
12 20 5
34 60 17
57 100 29
67 120 40
Wmo 2015 Overzicht cliënten met AWBZ begeleiding die per 1 januari 2015 onder nieuwe Wmo vallen Aantal Percentage Doelgroep 155 13% Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek 480 41% Volwassenen met psychiatrische problematiek 305 31% Volwassenen met een verstandelijk beperking 35 3% Volwassenen met een zintuigelijke beperking 185 15% Volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte Jeugdwet Overzicht aantal jeugdigen tot 18 jaar binnen de huidige jeugdzorg die per 1 januari 2015 onder de Jeugdwet vallen.
PAGINA 11 VAN 12
Opmerking: gebaseerd op gegevens 2010 en 2011
3.
Toegang en Indicatiestelling
Toegang en indicatiestelling
Hoe zorgt de gemeente ervoor dat de juiste burger, op het juiste moment, gebruik kan maken van de juiste ondersteuning?
PAGINA 12 VAN 12
4.
Bekostiging
Drie basisvormen van bekostiging: Productiebekostiging
een vorm van bekostiging waarbij de gemeente met een aanbieder vooraf diensten, activiteiten of trajecten definieert. De betaling vindt plaats overeenkomstig de per dienst, activiteit of traject overeenkomen prijs. Dit kan ook een verzameling van diensten, activiteiten of trajecten zijn.
Populatiegerichte bekostiging
een vorm van bekostiging waarbij de gemeente met een aanbieder voor een afgebakende groep inwoners (deelpopulatie of geografische afbakening) een maatschappelijke taak of opdracht overeenkomt en deze betaalt voor het behaalde (meetbare) resultaat bij deze maatschappelijke taak of opdracht voor deze groep.
Functiegerichte bekostiging
een vorm van bekostiging waarbij een gemeente betaalt voor de beschikbaarheid van een met een aanbieder overeengekomen functie.
Naast de drie genoemde vormen zijn er in de praktijk verschillende varianten van deze basisvormen mogelijk en zijn er voor verschillende functies of vormen van ondersteuning ook combinaties van bekostigingsvormen mogelijk. kinderen, jongeren, volwassenen of ouderen zijn. We werken volgens het principe ‘één