Kadernota met bouwstenen voor de transitie en transformatie van het sociaal domein Gemeente Baarn
Kadernota Bouwstenen voor de transitie en transformatie van het sociaal domein in gemeente Baarn 2014-2015
Inhoudsopgave 1
2.
3.
4.
5.
6.
7. 8.
Inleiding 1.1 Waarom een kader sociaal domein 1.2 Decentralisatie en transformatie 1.3 Krachten bundelen 1.4 Context 1.5 Totstandkoming kader Drie transities binnen het Sociaal Domein 2.1 De taken op hoofdlijnen 2.2 Samenhang 2.3 Samenvatting Al vastgestelde uitgangspunten voor de transformatie binnen het Sociaal Domein 3.1 Vastgestelde sturingsprincipes en inhoudelijke uitgangspunten Transformatie: basisinfrastructuur 4.1 Bestaande structuren 4.2 Invulling nieuwe opgaven 4.2.1 Kanteling 4.2.2 Basisinfrastructuur 4.2.3 Toeleiding tot het sociale domein 4.2.4 Digitaal loket Transformatie: Lokaal team 5.1 Waarom een lokaal team? 5.2 Maatschappelijke effecten van een lokaal team 5.3 Wat is en doet een lokaal team? 5.4 Bemensing van het lokale team 5.5 Financiering van het lokale team 5.6 Toegang tot inkomensvoorzieningen en arbeidstoeleiding 5.7 Schil rondom het lokale team 5.8 Nog uit te werken dilemma’s rondom het lokale team Transformatie: bedrijfsvoering binnen het sociale domein 6.1 Inkoop en verantwoorden binnen het sociaal domein 6.2 Backofficetaken sociaal domein 6.3 Sturing 6.4 Risicoafdekking 6.5 Financiering specialistische zorg 6.6 Begroting gemeente Baarn Kwaliteit binnen de transformatie Samenvatting
Bijlage 1 Bijlage 2
Afkortingenlijst Regionale samenwerking
2 2 2 3 3 3 4 4 5 7 8 8 13 13 13 13 14 16 17 18 18 19 19 20 20 23 23 24 25 25 26 27 27 28 29 31 32 34 35
Pagina 1 van 36
1
Inleiding
Gemeenten krijgen nieuwe taken op het gebied van zorg en ondersteuning. Er komt een nieuwe Jeugdwet, een uitbreiding van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en een geheel nieuwe Participatiewet. De komst van deze nieuwe taken in 2015 bieden gemeente en organisaties in Baarn kansen om zorg en ondersteuning slimmer en minder versnipperd in te richten. De nieuwe taken zorgen ook voor een extra uitdaging. Doordat het Rijk fors bezuinigt op de huidige budgetten zijn aanpassingen van beleid en uitvoering nodig. Gemeente en maatschappelijke partners staan samen voor de uitdaging om zorg en ondersteuning zo vorm te geven dat inwoners de hulp krijgen die zij nodig hebben: zo licht als mogelijk en zo zwaar als noodzakelijk. Wij hebben de gelegenheid aangegrepen om een integraal beleidsplan voor de decentralisaties op te stellen op basis van de vele overeenkomsten en kansen die wij zien om de ondersteuning aan mensen integraler op te pakken,. Dit doen we omdat we voor samenhangende vraagstukken ook samenhangende oplossingen willen vinden. 1.1. Waarom een kader sociaal domein De ontwikkelingen op de beleidsterreinen binnen het sociaal domein grijpen meer en meer op elkaar in. Door het beleid op de verschillende terreinen in samenhang op te pakken, kan het krachtiger, effectiever en efficiënter worden. Daarvoor heeft de gemeente Baarn een integraal richtinggevend kader nodig op het sociaal domein. Dit strategisch kader is de kapstok voor de nadere uitwerking van het inhoudelijke beleid en uitvoering. Het kader schetst op hoofdlijnen wat we de komende periode willen realiseren. Het geeft vorm aan de inrichting van het sociaal domein en draagt bij aan een cultuurverandering bij burgers, maatschappelijke organisaties en gemeente. Een cultuurverandering die uitgaat van de eigen kracht van mensen en waarbij eventuele ondersteuning zo dicht mogelijk bij mensen wordt georganiseerd. Deze verandering is niet van vandaag op morgen gerealiseerd. Het is een proces waarin we gezamenlijk moeten groeien. Na vaststelling van de kaders kunnen gemeente en maatschappelijke partners samen aan de slag om de opgave verder vorm en inhoud te geven. Dan wordt ook voor de inwoners van Baarn concreter wat de veranderingen voor hen gaan betekenen. Het sociaal domein is nog volop in ontwikkeling. Dat betekent dat deze nota een ontwikkeldocument is. In de loop van 2014 zal duidelijk worden op welke punten en wanneer eventueel aanvullende besluitvorming door de raad en college noodzakelijk is. 1.2. Decentralisatie en transformatie Bij de decentralisaties gaat het om de overheveling van de taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en bijbehorende budgetten naar de gemeente. De gemeente Baarn wil de zorg en ondersteuning goedkoper, slimmer en minder versnipperd organiseren. In deze nota worden daarvoor kaders gesteld. Hiervoor is een transformatie nodig - een geheel andere manier van denken en doen van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en de gemeente. Samenwerking is nodig om optimaal gebruik te maken van de kracht van de Baarnse samenleving. Maar het realiseren van intensieve samenwerking gebaseerd op nieuwe principes en uitganspunten is een proces dat tijd nodig heeft.
Pagina 2 van 36
De opgave wordt in twee fases uitgevoerd. Het eerste deel is de voorbereiding voor feitelijke overdracht van taken en cliënten op 1 januari 2015 (de decentralisatie). Het tweede deel volgt in de jaren daarna (de transformatie). 1.3. Krachten bundelen Bij het zoeken naar oplossingen om dingen slimmer, beter en goedkoper te doen, sluiten we aan bij de kracht van Baarn: de korte lijnen die de gemeente heeft met de maatschappelijke organisaties, de goede samenwerking tussen organisaties onderling en de ideeën die leven bij maatschappelijke organisaties om nog beter gebruik te maken van de kracht van de samenleving. Nieuwe opgaven vergen een omslag in denken en doen. Door steeds alert te blijven op kansen en mogelijkheden tot verbetering kunnen we de beoogde transformatie realiseren. Belangrijk is steeds uit te gaan van kansen en mogelijkheden om zelfredzaamheid van inwoners te versterken. Vanuit dat perspectief zullen sommige maatschappelijke partners er de komende periode taken en cliënten bij krijgen en anderen niet of juist minder. In sommige gevallen zullen bestaande taken en functies zelfs beëindigd worden. Dit is een onvermijdelijk gevolg van de forse bezuinigingen. 1.4. Context Het kader Sociaal Domein valt onder het raadskader Toekomstvisie en Structuurvisie 2030. Het sociale, fysieke en economische domein kunnen niet los van elkaar gezien worden. Er is een sterke mate van beïnvloeding tussen deze drie domeinen. Ontwikkelingen vanuit de fysieke structuur leveren een bijdrage aan het sociale domein. Zo heeft bijvoorbeeld de inrichting van de openbare buitenruimte, waar het sociale leven zich afspeelt, effect op de mate van ontmoeting en bijvoorbeeld gevoelens van veiligheid. 1.5. Totstandkoming kader Bij de totstandkoming van dit plan is al volop gebruik gemaakt van de kennis en ervaring in Baarn, de regio en de 'koploper'-gemeenten. Er zijn veel gesprekken met aanbieders in de regio geweest. De lokale maatschappelijke partners op alle relevante beleidsterreinen zijn geconsulteerd voor het opstellen van dit plan. Op 7 januari 2014 is met de maatschappelijke partners over een integrale en vernieuwde aanpak van het sociaal domein gesproken. Ook is in het proces van het schrijven van deze nota de Wmo-raad betrokken. Deze nota start met een kort overzicht van de drie transities, vervolgens beschrijven wij de uitgangspunten voor de transformatie van het sociaal domein. De volgende hoofdstukken gaan over de basisinfrastructuur, het lokale team, bedrijfsvoering en kwaliteit. De nota eindigt met de samenvatting.
Pagina 3 van 36
2.
Drie transities binnen het sociaal domein
In 2015 heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor nieuwe en bestaande taken in het sociale domein. In dit hoofdstuk wordt de samenhang tussen de taken toegelicht. 2.1. De taken op hoofdlijnen In onderstaande tabel is aangegeven wat de huidige en de nieuwe taken zijn. Huidige en toekomstige verantwoordelijkheden van de gemeente (Bron: Nota “Gemeente Bunschoten zijn wij samen”) Welke Tot 2015 Vanaf 2015 Verantwoordelijkheden vanaf 2015 taak Jeugd Preventie Alle overige 1. Voorzieningen regelen voor jeugdhulp bij taken jeugd problemen met opgroeien/opvoeden en de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie; 2. Laagdrempelig advies geven over en inzetten van jeugdhulp; 3. Toegang tot het gedwongen kader/uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering. Wmo Negen Wijziging 1. Bevorderen sociale samenhang, mantelzorg prestatieprestatievelden; en vrijwilligerswerk, toegankelijkheid van velden extra: AWBZ voorzieningen, diensten en ruimten voor begeleiding, mensen met een handicap, veiligheid en beschermd leefbaarheid in de gemeente, voorkomen en wonen bestrijden van huiselijk geweld en preventie. 2. Ondersteunen zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, met chronische psychische of psychosociale problemen d.m.v. algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. 3. Beschermd wonen en opvang. Participatie WWB en Extra: Mensen Arbeidsparticipatie van iedereen met beperkte -wet Wsw1 met deel arbeidscapaciteit Wajong Inkomens- (Bijzondere) InkomensBrede inkomensondersteuning regelingen Bijstand; ondersteuning schuldhulpverlening
1
Wet Werk en Bijstand (WWB) en Wet sociale werkvoorziening (Wsw)
Pagina 4 van 36
2.2. Samenhang In de wetten zijn overeenkomsten te vinden. De Jeugdwet sluit aan op de Wmo en de Participatiewet. En in de wetten wordt gewezen op het belang van een integrale werkwijze. Een toelichting: Overeenkomsten in de wetten Bevorderen van zelfredzaamheid en (arbeids)participatie Bij alle taken gaat het er in grote lijnen om dat de gemeente de zelfredzaamheid en (arbeids)participatie van haar inwoners die daar problemen mee hebben, ondersteunt. Inwoners van alle leeftijden met een beperking: een verstandelijke beperking, een psychisch of psychosociaal probleem of andere beperking. De gemeente heeft de vrijheid om per inwoner te bepalen wat nodig is. Zowel binnen de Wmo als binnen de Jeugdwet wordt gesproken over algemene voorzieningen, die voor iedereen toegankelijk zijn en maatwerkvoorzieningen, waarvoor een beschikking nodig is. In de beleidsnotities/verordeningen wordt dit uitgewerkt en zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Bijvoorbeeld als voor de jeugd ambulante begeleiding vrij toegankelijk is, dan zal dit voor volwassenen ook zo worden toegepast. Ontschot budget: de gemeente krijgt de mogelijkheid budgetten ontschot in te zetten. Aansluiting: Jongeren met een beperking die onder de Jeugdwet vallen, komen als zij 18 jaar worden onder de Wmo en de Participatiewet te vallen. Een goede ondersteuning vanuit de Jeugdwet/basisvoorzieningen is belangrijk om te voorkomen dat er onnodig een beroep wordt gedaan op de Wmo en de Participatiewet. Bijvoorbeeld door het halen van een startkwalificatie vermindert de kans op een uitkering via de Participatiewet. En als jongeren met beginnende problemen bij verslaving tijdig gesignaleerd en begeleid worden, is de kans groter dat zij geen grote verslavingsproblemen krijgen en geen beroep hoeven te doen op de Wmo als zij 18 jaar zijn. Integraal In de Wmo wordt nadrukkelijk genoemd dat oplossingen voor de verbetering van zelfredzaamheid en participatie integraal moeten zijn afgestemd met: jeugdhulp, hulp bij opvoeding, mogelijkheden van een zorgverzekeraar, mogelijkheden van publieke gezondheid, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen en schuldhulpverlening. De wetten bieden de mogelijkheid om beleidsplannen samen te voegen: de Jeugdwet, de Participatiewet, de Wmo, de Wet passend onderwijs maar ook de Wet publieke gezondheid, de Wet Schuldhulpverlening en de nieuwe regeling voor inkomensondersteuning. Dit omdat de onderliggende problemen in het sociale domein in hoge mate gemeenschappelijk zijn (minder specialisatie, meer ontzorgen, meer inzetten op eigen kracht, minder middelen beschikbaar). En omdat vanuit alle wetten een bijdrage geleverd kan worden aan de zelfredzaamheid en participatie. Bij inwoners kan er sprake zijn van “gestapelde” problemen die met alle transities te maken hebben. Juist vanwege dit soort complexe vraagstukken zijn stevige verbanden tussen werk, inkomen, zorg, jeugd, onderwijs en gezondheid noodzakelijk. Voor inwoners die hiermee te maken hebben, is belangrijke winst te boeken in het kader van één huishouden, één plan, één regisseur. Pagina 5 van 36
Hieronder is de integraliteit van de decentralisaties weergegeven.
Naast afstemming binnen de drie decentralisaties is ook afstemming noodzakelijk met de ontwikkelingen rondom passend onderwijs, Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en de SAVE teams. Passend onderwijs Op 1 augustus 2014 treedt de Wet passend onderwijs in werking. Passend onderwijs betekent dat kinderen en jongeren zoveel mogelijk binnen het reguliere onderwijs naar school gaan, ook als zij een extra onderwijsondersteuningsvraag hebben. Scholen hebben voor kinderen die bij hen worden aangemeld een zorgplicht om ouders toe te leiden naar een school met een passend aanbod als de school van aanmelding dit niet heeft. Samenwerkingsverbanden hebben budget om aan kinderen en jongeren extra ondersteuningsaanbod toe te kennen binnen het reguliere onderwijs. Daarnaast kunnen de samenwerkingsverbanden verwijzen naar speciaal onderwijs. Soms hebben gezinnen meer ondersteuning nodig dan alleen op onderwijsgebied. Het regelen van een goede afstemming met het lokale team zal dan ook noodzakelijk zijn. Steunpunt Huiselijk Geweld en SAVE teams Vanaf 2015 zullen het Steunpunt Huiselijk Geweld en het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) samengevoegd worden. Het AMK is onderdeel van Bureau Jeugdzorg Utrecht. De SHG’s vallen nu onder de centrumgemeenten Amersfoort en Utrecht. Deze gemeenten maken een voorstel voor de inrichting van één nieuwe organisatie, met als uitgangspunt een duidelijke verbinding met het lokale niveau. Het AMK fungeert als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling en moet na een melding onderzoeken of er sprake is van kindermishandeling en zo nodig hulpverlening op gang brengen. Gezinnen die te maken krijgen met gedwongen vormen van hulpverlening, zoals jeugdbescherming of jeugdreclassering, worden in de toekomst beter bediend vanuit de gedachte huishouden centraal en één huishouden, één plan.
Pagina 6 van 36
Om dat te bewerkstelligen is er in Utrecht en Amersfoort gestart met zogenaamde SAVE teams (Samenwerken aan Veiligheid). Jeugdreclassering, spoedeisende hulp, AMK en Jeugdbeschermingwerkers gaan opereren vanuit één team met generalisten. Zo kan één en dezelfde werker vanuit verschillende regelingen/maatregelen het gezicht vormen naar het betreffende gezin. De SAVE teams werken nauw samen met de lokale teams. De bedoeling is dat alle gemeenten in de provincie Utrecht met deze teams gaan werken. Als het gaat om de precieze invulling van de taken die het SAVE team oppakt, zal ook aangesloten worden bij landelijke richtlijnen voor gecertificeerde instellingen (die nog in ontwikkeling zijn, gekoppeld aan de vereisten in de Jeugdwet). 2.3. Samenvatting. De drie decentralisaties worden zoveel mogelijk in samenhang opgepakt, er zijn immers veel raakvlakken te vinden tussen de verschillende transities. De meerwaarde voor burgers zal er dan ook in zitten dat problemen voortaan in samenhang aangepakt worden. Dit is overzichtelijker en effectiever dan gefragmenteerde hulpverlening. Daarnaast zal deze integrale aanpak goedkoper moeten zijn, er wordt immers fors bezuinigd op de budgetten.
Pagina 7 van 36
3.
Al vastgestelde uitgangspunten voor de transformatie binnen het sociaal domein
In 2013 hebben de colleges van de gemeenten in de regio Eemland besloten om samen te werken op de transities van het sociaal domein. Binnen de gemeente Baarn zijn in de perspectiefnota /begroting de volgende sturingsprincipes vastgesteld. In 2013 is de gemeenteraad over de regionale samenwerking en de sturingsprincipes met een informatiebrief geïnformeerd. 3.1.
Vastgestelde sturingsprincipes en inhoudelijke uitgangspunten
Sturingsprincipes 1. Waar mogelijk voeren wij de taken zelf2, zo dicht mogelijk bij onze inwoners uit. Indien de lokale Baarnse schaal niet toereikend is voor de opgave, werken we samen in de Regio Amersfoort. 2. Op de beleidsterreinen die de decentralisaties raken, werken we al langer samen in de regio, zowel als het gaat om het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op regionale opgaven als voor de voorbereiding voor gezamenlijke uitvoering van diensten. Indien regionale schaal niet toereikend is voor realisatie van de opgave wordt verkend welke bovenregionale samenwerking het meest wenselijk is. 3. Financiële effecten van de decentralisaties vertalen wij als volgt lokaal: effecten worden zonder compensatie doorvertaald; opvangen van overige kortingen/extra taken binnen het eigen programma; inzetten van andere dekkingsmogelijkheden.
Ook gaan wij in deze kadernota uit van de regionale uitgangspunten die eerder door het college van de gemeente Baarn op 15 oktober 2013 zijn vastgesteld. Deze inhoudelijke uitgangspunten en bovenstaande sturingsprincipes vormen de basis voor zowel de verandering van werkwijze (transformatie) als voor de inkoop van de ondersteuning van de inwoners van de gemeente Baarn. Inhoudelijke uitgangspunten 1. Preventie is de basis 2. Inwoners staan centraal 3. Zelfredzaamheid – eigen kracht 4. Eigen kracht in netwerken 5. Wederkerigheid 6. Iedereen kan meedoen 7. 1 huishouden – 1 plan – 1 regisseur 8. Communicatie -------------------------------------------------------------------------------------------------------------9. De Piramide (bovenstaande 8 punten zijn samengevat in de Piramide) 2
“Zelf”: de gemeente Baarn als opdrachtgever.
Pagina 8 van 36
Hieronder werken wij de negen uitgangspunten verder uit. 1. Preventie is de basis We leggen de nadruk op oplossingen ‘dichtbij’ en op preventieve maatregelen door te investeren in de nulde lijn en eerste lijn. Onze doelstelling is om zo de druk op de duurdere (tweede lijns)zorg terug te dringen. Aandacht voor gezondheid (meer bewegen, gezonder leven, minder roken & alcohol) en onderwijs is hierbij noodzakelijk. Tevens willen we het zelfoplossend vermogen in de samenleving meer benutten; meer vrijwilligers, minder professionals. Hiernaast is aandacht nodig voor het stimuleren van informele zorg, maatschappelijke initiatieven en het verenigingsleven. 2. Inwoners staan centraal Wij zijn er van overtuigd dat wij goed in staat zijn om de situatie van onze inwoners adequaat en op individueel niveau te benaderen en indien nodig ondersteuning te bieden. Om te komen tot effectieve oplossingen die maatwerk bieden, zijn verbindingen nodig. Dat betekent dat we binnen de gemeente nadrukkelijk met elkaar moeten samenwerken om te voldoen aan de vraag van onze inwoners en om op deze manier de samenhang tussen de decentralisaties in goede banen te leiden. Wij houden zoveel mogelijk rekening met persoonlijke voorkeuren en mogelijkheden van inwoners en willen hen keuzevrijheid geven. Dit zien wij als een groot goed, maar daarbij geldt dat we heel kritisch kijken naar welke kosten we vergoeden. 3. Zelfredzaamheid – eigen kracht We gaan altijd uit van wat mensen zelf kunnen, van de eigen kracht van onze inwoners. Mensen zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor het eigen welzijn en dat van hun naasten. De gemeente heeft hierin een voorwaardenscheppende rol. Er zijn ook inwoners die (tijdelijk) niet (volledig) kunnen participeren in de samenleving vanwege psychische, sociale, verstandelijke, fysieke of financiële beperkingen. Waar de kwetsbaarheid groot is en de eigen kracht tekort schiet, zijn zorg en ondersteuning noodzakelijk. Als gemeente gaan we, samen met die inwoners, zoeken naar oplossingen. We lossen het niet op vóór, maar zoeken naar mogelijke oplossingsrichtingen mét de inwoner. Als men daar niet goed uitkomt, is professionele hulp beschikbaar, waarbij collectieve voorzieningen voorgaan op individuele voorzieningen. Als gemeente zijn wij er ons van bewust dat een groep in onze maatschappij zeer kwetsbaar is en dat wij van hen niet kunnen verlangen dat zij alles op eigen kracht kunnen realiseren. Voor deze inwoners blijft hulp beschikbaar. 4. ‘Eigen kracht’ in netwerken Ondersteuning is gericht op het versterken van het sociale netwerk, de zelfredzaamheid en eigen kracht van inwoners. Het versterken van het netwerk betekent in dit geval dat de omgeving van de ‘hulpvrager’ explicieter dan nu een taak krijgt bij het oplossen van problemen van die ‘hulpvrager’. 5. Wederkerigheid Wij verwachten van onze inwoners dat zij initiatief nemen en zoveel mogelijk zelf regie houden en nemen over hun eigen leven. Wij vinden dat mensen zich ook af moeten vragen wat zij voor de maatschappij kunnen doen in plaats van wat de maatschappij voor hen kan doen. Uiteraard zullen Pagina 9 van 36
we als gemeente en andere organisaties mensen ondersteunen en helpen wanneer zij (tijdelijk) niet in staat zijn om maatschappelijk voldoende mee te kunnen doen. Wij verwachten van (maatschappelijke) organisaties dat zij ook hun bijdrage willen leveren, bijvoorbeeld door het in dienst nemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. 6. Iedereen kan meedoen We streven naar een samenleving die zo is ingericht dat iedereen met of zonder beperking overal aan mee kan doen in plaats van dat er allerlei aparte voorzieningen worden getroffen. Dit wordt ook wel een ‘inclusieve samenleving’ genoemd. We kijken naar wat inwoners wel kunnen, in plaats van wat ze niet kunnen. Hierbij denken wij bijvoorbeeld aan reguliere scholen waar kinderen met een lichte psychische, sociale of lichamelijke handicap gewoon les kunnen krijgen of lid worden van reguliere sportverenigingen waar iedereen op zijn/haar eigen niveau kan sporten. 7. 1 huishouden– 1 plan – 1 regisseur De gedachte 1 cliënt – 1 plan – 1 regisseur is een kerngedachte bij de huidige decentralisaties. Indien meerdere hulpverleners betrokken zijn bij de hulp/ondersteuning van een cliënt, is het belangrijk dat hier regie op wordt gevoerd. Er moet te allen tijde worden voorkomen dat hulpverleners langs elkaar werken. Via deze methode wordt samenwerkt tussen de verschillende domeinen (en hun bestuurslagen en professionals), inclusief sociale netwerken en informele aanbieders. De cliënt en zijn omgeving worden actief betrokken in dit proces. Er wordt niet over, maar met de cliënt gesproken. Er zijn situaties mogelijk waarbij een bepaalde aanpak beter tot haar recht komt wanneer de situatie in een huishouden integraal wordt bekeken. Dan wordt gesproken van 1 huishouden – 1 plan – 1 regisseur. 8. Communicatie De beweging die wordt ingezet in het sociaal domein is een beweging die veel mensen op verschillende manieren raakt. Deze beweging vraagt om zorgvuldige communicatie. Maar zeker ook om communicatie die flexibel is en oog heeft voor individuele behoeftes en maatschappelijke ontwikkelingen. Aan de basis van onze communicatie-inzet staat een degelijke informatievoorziening die past bij de informatiebehoefte van inwoners. Naast tijdige en gerichte informatie, zijn ook verschillende vormen van interactie belangrijk in onze communicatie. Inzet van deze interactie is het gebruik maken van kennis en kunde van professionals en ervaringsdeskundigen en het samen ontwikkelen van nieuwe manieren van werken. Op die manier zorgen we voor inspiratie, onverwachte verbindingen en initiatieven. 9. De ‘Piramide’ Bovenstaande acht inhoudelijke uitgangspunten moeten leiden tot een beweging in het sociale domein. Deze beweging is hieronder in een piramide weergegeven en geeft aan hoe wij het sociaal domein vormgeven.
Pagina 10 van 36
Toelichting op piramide. Gemeenten maken onderscheid tussen de verschillende soorten dienstverlening en doelgroepen; van het reguliere leven tot de situatie waarin sprake is van multi problematiek. In de praktijk blijkt dat de kosten voor specialistische ondersteuning het grootste deel van het budget beslaan. De piramide voor de kosten van voorzieningen in het sociaal domein is omgekeerd ten opzichte van de klantenpiramide. Reguliere leven: Uit praktijkervaringen blijkt dat circa 80-85 procent van de inwoners wel eens gebruik maakt van een voorziening in het sociaal domein. De klanten zijn mensen die een regulier leven leiden, en geen bijzondere aanspraken op hulp of ondersteuning hoeven te doen. De gegeven ondersteuning betreft vaak laagdrempelige (collectieve) voorzieningen voor informatie en advies, zoals een Centrum voor Jeugd en Gezien (CJG), een buurtvoorziening, welzijnswerk of een algemene voorziening, zoals de Jeugdgezondheidszorg (JGZ). De dienstverlening is vooral gericht op preventie en het versterken (en behouden) van de zelfredzaamheid van de burger. Onderdeel van dit reguliere leven zijn de zogenaamde “vindplaatsen” als onderwijs, huisarts, sportvereniging, woningcorporaties, die een wezenlijke signaleringsrol kunnen gaan vervullen dichtbij de burger/het gezin voor de gehele ondersteuningspiramide. Individuele ondersteuning: Ongeveer 12-15 procent van de inwoners doet een beroep op lichtere en zwaardere vormen van zorg en hulpverlening. Het gaat vooral om individuele voorzieningen of trajecten, zoals een Wet werk en bijstand-uitkering, een thuiszorgvoorziening, of om diverse vormen van jeugdzorg. De voorzieningen zijn er vooral op gericht mensen weer terug te laten keren naar het reguliere leven (bijvoorbeeld door middel van een reïntegratietraject bij werk en inkomen).
Pagina 11 van 36
Of het gaat erom mensen met een chronische beperking zo goed mogelijk te laten deelnemen aan het reguliere leven (bijvoorbeeld door beschermd werken of individuele Wmo-voorzieningen voor chronisch zieken). Multiprobleemsituaties: Tenslotte is er een beperkte groep van circa 3-5 procent van de inwoners, die meerdere zware vormen van hulp tegelijk ontvangt, vanuit meerdere terreinen in het sociaal domein. In deze gevallen is altijd sprake van complexe problematiek die vaak niet alleen het individu raakt, maar het hele gezin en/of de gehele omgeving die de situatie als problematisch ervaren. Laatstbedoelde groep wordt wel aangemerkt als de multi probleemgezinnen.
Pagina 12 van 36
4.
Transformatie: basisinfrastructuur
De basisinfrastructuur is het geheel van organisaties, diensten en voorzieningen dat tot doel heeft de samenhang tussen de mensen te versterken, de leefbaarheid te vergroten en de participatie in steden, dorpen en wijken te bevorderen (Bron: Thesaurus Zorg en Welzijn). In dit hoofdstuk geven wij een beeld van de huidige structuren en beschrijven wij de transformatie van de basisinfrastructuur voor de komende jaren. 4.1. Bestaande structuren We merken al enige jaren dat het sociaal domein aan het veranderen is. We hebben ons beleid daar steeds op aangepast. We hebben de afgelopen jaren al tal van zaken ontwikkeld die bijdragen aan de huidige sociale samenhang van de Baarnse samenleving. Voorbeelden hiervan zijn:
4.2. Invulling nieuwe opgaven Om te kunnen werken volgens de uitgangspunten en sturingsprincipes uit hoofdstuk 3 is naast bovenstaande bouwstenen een heel andere manier van werken noodzakelijk. In deze paragraaf beschrijven we hoe we die andere manier van werken vorm willen geven. 4.2.1 Kanteling De Wmo, die in 2007 van kracht is geworden, is een wet die zegt: ‘Iedereen moet mee kunnen doen aan de samenleving‘. Centraal hierbij staat een omslag van het claimen van voorzieningen ('Ik heb er recht op') naar resultaatgericht werken (de vraag van de klant ofwel het resultaat staat centraal). De nieuwe manier van werken noemen we de Kanteling en is in januari 2013 door de gemeente Baarn ingevoerd. Pagina 13 van 36
De Kanteling gaat verder dan het anders inrichten van de Wmo-dienstverlening binnen de gemeentelijke organisatie. Het gaat nadrukkelijk ook over een nieuw samenspel met klanten en partnerorganisaties. Dit vraagt echter ook een verandering bij de klant zelf. De Wmo gaat in eerste instantie uit van zijn eigen kracht en verantwoordelijkheid. De relatie tussen klant en gemeente wordt hiermee meer wederkerig. Het is niet langer de klant die een voorziening vraagt en de gemeente die de aanvraag beoordeelt, maar de klant die samen met de gemeente in kaart brengt wat zijn mogelijkheden en belemmeringen zijn en met welke oplossingen hij/zij zonodig kan worden ondersteund. Mensen helpen allereerst zichzelf, vervolgens elkaar en als dat allemaal niet voldoende is, biedt de gemeente een vangnet. In eerste instantie zet de gemeente hiervoor algemene en collectieve voorzieningen in en pas daarna is een toekenning van individuele voorzieningen aan de orde. Per januari 2015 zullen er voor het sociale domein nieuwe verordeningen van kracht worden De Kanteling zal niet alleen in de Wmo-verordening, maar ook in de Jeugdzorg-verordening een belangrijke rol gaan spelen. Uitgangspunt De Kanteling die is ingezet in de Wmo is ook het uitgangspunt voor de andere transities. Dit uitgangspunt zal in de vast te stellen verordeningen Wmo, Jeugd, Werk en Inkomen verwerkt worden. 4.2.2. Basisinfrastructuur In de piramide op blz. 11 bevindt de basisinfrastructuur zich in het de onderste laag, het reguliere leven van mensen. De basisinfrastructuur bestaat uit toegankelijke, niet geïndiceerde voorzieningen. De basisinfrastructuur is gericht op het versterken van eigen kracht en preventie. De maatschappelijke partners maar ook de vele verenigingen, kerkelijke instanties en vrijwilligersorganisaties in de basisinfrastructuur spelen een cruciale rol in de samenleving. In de onderstaande figuur (blz. 15) staan voorbeelden van instellingen die binnen de basisinfrastructuur een rol spelen. Zij spelen een belangrijke rol in de preventie van (specialistische) zorg. Dat kan enerzijds door een goede signaleringsfunctie zodat tijdiger ingrijpen mogelijk is. Een andere mogelijkheid is dat zij al dan niet gezamenlijk diensten en producten ontwikkelen die meer aansluiten op de vragen en behoeften van kwetsbare groepen. Dit kan weer leiden tot betere ondersteuning en meer participatie van kwetsbare inwoners. Nieuwe producten en diensten die erop gericht zijn de eigen kracht van de inwoners te versterken kunnen bovendien leiden tot een verschuiving van relatief hoge kosten voor individuele ondersteuning naar meer collectieve voorzieningen die geschikt zijn voor een bredere doelgroep. Dit sluit aan bij de door de gemeente al ingezette ontwikkeling rondom Welzijn nieuwe stijl. Welzijn biedt voorliggende, laagdrempelige en collectieve vormen van ondersteuning. De professional neemt het probleem niet over, maar stimuleert en versterkt de eigen kracht en deelname aan de samenleving. Professionals dragen effectief bij aan de zelfredzaamheid van de burger en gaan uit van de mogelijkheden, niet van beperkingen. Welzijn zoekt hierbij actief samenwerking met andere organisaties zoals nu al is ingezet in het Maatjesproject met Kwintes en de samenwerking met Stichting Welzin in de wijk Oosterhei.
Pagina 14 van 36
Ook het versterken en ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers is voor de basisinfrastructuur van belang. De gemeente Baarn brengt vanuit haar regierol de verbinding tussen verschillende partijen in de basisinfrastructuur tot stand. Het proces van de kanteling, Welzijn nieuwe stijl, subsidieafspraken gericht op preventie en afstemming met maatschappelijke partners levert een bijdrage aan een sterke Baarnse basisinfrastructuur. Om de vernieuwing en verbetering te realiseren is het noodzakelijk om te onderzoeken of er loketten en informatiepunten afgebouwd kunnen worden. Daarnaast worden de huidige subsidies en inkoopcontracten doorgelicht. Doel is om binnen bestaande budgetten een transparante nieuwe basisinfrastructuur te creëren. We geven meer ruimte aan activiteiten en initiatieven georganiseerd door bewoners en ondernemers. De eigen kracht van bewoners staat daarbij voorop. De kennis en ervaringen die wij vanuit de proeftuin “persona’s” opdoen, dient als basis voor deze doorlichting. De wijze waarop de gemeente Baarn de basisinfrastructuur verder wil versterken, wordt in een beleidsnotitie verder uitgewerkt.
Uitgangspunt. Randvoorwaarden voor versterking preventie en signalering basisinfrastructuur leggen wij vast in aangepaste subsidieafspraken. Uitgangspunt hierbij is dat nieuw voor oud komt en dat dan bestaande vormen van ondersteuning (oud) afgebouwd moeten worden. Dit om stapeling te voorkomen.
Pagina 15 van 36
4.2.3. Toeleiding tot het sociaal domein Eén van de belangrijkste thema’s waarover een visie moet worden bepaald en ingrijpende keuzes moet worden gemaakt, is de toegang tot voorzieningen binnen het sociaal domein. Iemand met een ondersteuningsvraag moet de weg naar de juiste ondersteuning zelf kunnen vinden, hiernaar kunnen worden verwezen, of moet daar naar toe geleid worden. Met “toeleiding” of “toegang” bedoelen we het proces met als beginpunt het moment waarop de burger zich meldt (of wordt gemeld) met een enkel- of meervoudige ondersteuningsvraag op het gebied van deelname aan de samenleving, waarbij de zelfredzaamheid in het geding is, tot het moment waarop passende ondersteuning geboden kan worden. De toeleiding kan betrekking hebben op het eerste signaal, de eerste melding van een probleem tot aan het moment van het inzetten van zorg in een multi probleem(gezins)situatie. Hier kan van alles tussen zitten, van de buurvrouw die helpt met boodschappen doen tot het toekennen van een individuele voorziening. Er kan sprake zijn van zowel enkelvoudige als meervoudige problematieken. Bij de toeleiding is het van belang een integrale benadering toe te passen, zodat alle relevante aspecten van het sociaal domein in beeld zijn. Door de nieuwe doelgroepen en taken waar de gemeente verantwoordelijk voor wordt en de samenhang binnen de taken, gaan we dit toeleidingsproces gedeeltelijk opnieuw inrichten. Globaal ziet het proces voor alle transities er als volgt uit:
Mensen met een eenvoudige vraag, kunnen terecht komen bij de loketten die er nu al zijn. Er worden afspraken gemaakt in welke situaties de vraag te complex wordt. In die gevallen zal een doorverwijzing naar het lokale team (zie hoofdstuk 5.) plaatsvinden. Huisartsen Een belangrijke groep, waarmee de gemeente Baarn afspraken gaat maken zijn de huisartsen. Huisartsen behouden de bevoegdheid om de toegang tot de jeugd-GGZ met een doorverwijzing te regelen. Daarnaast vormen huisartsen een belangrijke groep voor signalering van sociale problematiek van andere doelgroepen dan jeugd. Wettelijk worden gemeenten verplicht met huisartsen af te stemmen in het zogenoemde Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO). Pagina 16 van 36
Het samenspel tussen huisarts, lokaal team en burger/cliënt is vanuit het gezamenlijk doel, om de specialistische zorg zo min mogelijk te belasten, van groot belang. Zorgverzekeraars Gemeenten zijn samen met zorgverzekeraars verantwoordelijk voor de zorg die mensen thuis ontvangen. Hierin kunnen zij samenwerken, ten behoeve van de gewenste samenhang. Zo kan in het lokale team ook de wijkverpleegkundige een rol krijgen. De wijkverpleegkundige valt onder de zorgverzekeringswet en daarmee is het een verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar. Over de samenwerking met de zorgverzekeraars worden in samenwerking met de regio afspraken gemaakt. 4.2.4. Digitaal loket Dit onderdeel is een belangrijk element in de organisatie van het sociaal domein, omdat veel burgers van de gemeente bij het zoeken naar hulp en ondersteuning eerst via internet en de social media hun weg proberen te vinden. De basis hiervoor vormt de sociale kaart waarmee de gemeente Baarn in 2014 start. Het is de ambitie om zo veel mogelijk antwoorden op hulp en ondersteuning via het digitale loket aan te bieden. Om dit goed te kunnen laten functioneren is ‘een gezicht achter het loket’ van belang. Het digitale loket vormt een belangrijke informatie- en adviesfunctie. Wat de toeleiding tot voorzieningen betreft heeft het digitaal loket alleen een ondersteunende rol. Het digitale loket heeft een sterke relatie met het (nog op te zetten) Klant Contact Centrum van de gemeente Baarn.
Pagina 17 van 36
5.
Transformatie: Lokaal team
Dit hoofdstuk beschrijft het systeem voor het sociale domein met het lokale team in de kern. Hoewel nog vele afwegingen gemaakt moeten worden, zijn voor de inrichting, sturing en bekostiging al wel generieke keuzes te maken. Het werken met een lokaal team is een totaal nieuwe manier van werken, waarbij leren en doorontwikkelen van cruciaal belang zijn. Dit zal grotendeels in de praktijk vormgegeven worden. Daarom is ruimte voor innovatie belangrijk. 5.1. Waarom een lokaal team? Een lokaal team is een interdisciplinair, ambulant en proactief opererend team van beroepskrachten die op wijk- en huishoudensniveau (multi)problematiek signaleren en zorgen dat kwetsbare bewoners op een passende manier geholpen worden. In veel grote gemeenten zijn de afgelopen jaren lokale teams gevormd. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de meer integrale aanpak al op vrij korte termijn tot positieve effecten leidt (o.a. versterking van zelfredzaamheid). Pas op lange termijn worden deze naar verwachting ook zichtbaar in een verlaging van de specialistische zorgkosten. Binnen de regio Amersfoort alsook in het regionaal transitie arrangement jeugd is het voorstel opgenomen om te werken met een lokaal (jeugd & gezins) team. De visie van de gemeente Baarn is dat door het lokale team de afstemming tussen verschillende hulpverleners (nog meer) zal verbeteren en dat de professionele drukte rondom een huishouden zal verminderen waardoor de slagvaardigheid in ondersteuning toeneemt. Daarnaast wordt het lokale team geplaatst tussen de zelfzorg en de gespecialiseerde zorg in. Daarmee fungeert het team als één van de toegangspoorten tot de tweedelijnszorg.
Uitgangspunt De gemeente Baarn zet een lokaal team in dat verantwoordelijk is voor de hulp en ondersteuning aan Baarnse inwoners. Hiervoor zal de gemeente Baarn primaire randvoorwaarden voor het werken met lokale teams (inclusief budgetten en mandaten) ontwikkelen. Pagina 18 van 36
5.2. Maatschappelijke effecten van een lokaal team Door de inzet van een lokaal team en het daarbij behorende versterken van de basisinfrastructuur wil de gemeente Baarn een aantal maatschappelijke effecten bereiken, uitgaande van het goede wat er al is. Onderstaand een overzicht van de gewenste effecten en de globale resultaten. Het gaat om de volgende maatschappelijke effecten: Er is een afname van het gebruik van zwaardere vormen van zorg, door het bevorderen van eigen kracht, preventie en snel ingrijpen. Om deze situaties snel te kunnen identificeren, is onder andere een systematiek van (vroeg)signalering van belang. Er is een afname van het aantal multi probleemsituaties, door het voeren van regie op de hulpverlening aan deze huishoudens. De inzet van het sociale netwerk en/of informele organisaties is groter geworden in plaats van de inzet van professionele organisaties. De (arbeids)participatie van inwoners is bevorderd. Initiatieven van inwoners in hun buurt/hun omgeving zijn toegenomen. Maatschappelijke resultaten: Inwoners doen mee naar hun eigen vermogen, ongeacht hun beperkingen. Zij ervaren zo min mogelijk drempels, fysiek of sociaal, om deel te nemen aan het dagelijkse leven. Kinderen, jongeren en volwassenen kunnen veilig opgroeien en zich ontwikkelen. Problemen van mensen zijn vroegtijdig gesignaleerd, ter voorkoming van erger. 5.3. Wat is en doet een lokaal team? Het lokale team binnen de gemeente Baarn is een model dat problemen vroeg, licht en gericht afvangt en daarbij passende lichte interventies inzet. Waar nodig, verwijst het door naar specialistische ondersteuning en, waar mogelijk, naar ondersteuning in het netwerk van de hulpvrager of specifieke interventies (bijvoorbeeld thuisbegeleiding). Daarbij zou het voortdurend moeten gaan over het zien en benutten van kansen. Er zijn veel zaken waar een lokaal team in aanleg een adequate rol kan spelen, maar zeker niet altijd. Bijvoorbeeld bij huiselijk geweld, angst- en depressiestoornissen bij pubers en schuldenproblematiek is eerder en vooral gespecialiseerde professionele hulp nodig. Bij de vormgeving van het lokale team zullen alle huidige vormen van hulpverlening (opvoedingsondersteuning door verschillende aanbieders waaronder het maatschappelijk werk) onder de loep genomen worden en onderzocht worden hoe dit aanbod gepositioneerd zal worden. De uitkomsten van de proeftuinen (regionaal en lokaal) rondom lokale teams zullen hierbij meegenomen worden. Sommige functies (waaronder informatie en advies) worden versterkt in de basis(zorg)voorzieningen, andere functies (zoals feitelijke hulpverlening) kunnen worden gepositioneerd in het lokale team. Een loket en een lokaal team (zie paragraaf 4.2.3.) vullen elkaar aan. Voorkomen moet worden dat eenvoudige vragen, direct worden doorverwezen naar een lokaal team, omdat dit onnodig kostenverhogend werkt. Dit vraagt om duidelijke afspraken en een goede samenwerking.
Pagina 19 van 36
Casus Een moeder meldt zich bij de huisarts met stressklachten en een opvoedvraag, haar zoontje (5 jaar) heeft heftige driftbuien. Huisarts heeft doorverwezen naar het lokale team. Het lokale team wordt gebeld door moeder en een hulpverlener van het team komt de volgende dag op huisbezoek. Moeder verteld dat ze er helemaal doorheen zit. Haar zoontje heeft elke dag driftbuien en zij weet hier niet mee om te gaan. Ook op school gaat het niet goed. School heeft moeite met de omgang met deze jongen. Daarnaast heeft moeder schulden en opent zij de post uit angst niet meer. Niemand weet van deze problematiek af omdat moeder zich schaamt. Haar sociale netwerk is beperkt. Moeders prioriteit ligt bij de omgang met haar zoontje. De hulpverlener van het lokale team spreekt met moeder af dat zij bijhoudt wanneer de driftbuien plaats vinden, hoe deze zich uiten en hoe zij hierop reageert. Daarnaast gaat de hulpverlener van het lokale team naar school voor een observatie van het kind. Uit deze observatie volgen adviezen voor de leerkracht, er wordt gedacht aan een gedragsstoornis. De hulpverlener neemt de regie op zich. Samen met moeder en school wordt besloten deze jongen toe te leiden naar een onderzoek in de tweede lijn. Zoon is onderzocht en er volgt een adviesgesprek. Hierbij is moeder, leerkracht en de hulpverlener van het lokale team aanwezig. De hulpverlener pakt vanaf hier de begeleiding over van de tweedelijns organisatie. Thuis wordt gestart met Video Home Training om moeder meer inzicht te geven en weer in haar kracht te zetten door zich vooral te richten op dingen die goed gaan en deze te gebruiken om dit weer uit te bouwen. Door de erkenning en begrip die moeder heeft gekregen durft zij hier nu meer over te praten. Zij doet dit nu bijvoorbeeld met andere moeders op het schoolplein. Hier ervaart zij veel steun van. Ook familie en vrienden zijn nu op de hoogte. Deze bieden ondersteuning in bijvoorbeeld oppassen ter ontlasting van moeder. Omdat de situatie van haar zoon nu opgepakt wordt is er bij moeder iets meer ruimte om ook andere zaken op te pakken. Moeder pakt een grote stapel post uit de kast en samen openen we deze. Samen wordt er een budgetplaatje gemaakt en worden schuldeisers gebeld. Er komt een plan van aanpak waar moeder zelfstandig mee verder kan. Kortom, door generalistische, maar ook specialistische kennis binnen het wijkteam kunnen meerdere problemen opgepakt worden. De begeleiding vanuit een tweedelijns organisatie is niet nodig omdat deze kennis ook bij de hulpverlener aanwezig is. Zo houdt het gezin de ene vertrouwde hulpverlener, die direct bereikbaar is voor het gezin en thuis kan begeleiden/oefenen. De kosten voor het tweede lijns traject worden hierdoor beperkt. Het sociale netwerk wordt erbij betrokken, zodat het gezin niet alleen afhankelijk is van hulpverlening.
5.4. Bemensing van het lokale team Het lokale team bestaat uit een aantal professionals, dat met elkaar in een specifiek geografisch gebied verantwoordelijk is voor hulp en ondersteuning. Deze professionals moeten op termijn toegroeien naar een generalistische manier van werken. Van medewerkers wordt gevraagd het eigen specialisme te verbreden naar een generalistische taakuitvoering. Overigens is het de bedoeling dat het lokale team divers wordt samengesteld, afhankelijk van de kenmerken van de populatie. Niet alle soorten generalistische zorg en ondersteuning hoeven in het lokale team aanwezig te zijn. Er zullen ook generalisten met specialistische kennis aan het lokale team deelnemen. Essentieel voor goede samenwerking en voor effectief generalistisch handelen is het goed bijstaan, trainen en coachen van het lokale team.
Pagina 20 van 36
Een generalist kijkt samen met de inwoner en zijn of haar gezin op welke terreinen het huishouden onvoldoende zelfredzaam is en ondersteuning nodig heeft. De eerste afweging daarbij is hoe het huishouden kan worden versterkt in de eigen kracht en wat het netwerk rondom het huishouden hierin kan betekenen. De generalist is erop gericht om mensen te ondersteunen bij het normale leven of het herstel daarvan. De generalist kijkt samen met het huishouden naar alle levensdomeinen, stelt samen met de persoon of het gezin een plan op. In het proces van de ondersteuning is de generalist van begin tot eind betrokken, heeft de generalist de mogelijkheid specialistische expertise te betrekken en heeft hij het overzicht over de in te zetten (specialistische) zorg. De generalist fungeert als coach (begeleiding) van het huishouden, als regisseur (inschakelen van specialisten) en als aannemer (regelen en doen). In eerste instantie, om ervaring op te doen, bestaat het lokale team uit uitgeleende professionals, onder leiding van de gemeente. Het voordeel hiervan is dat de gemeente direct betrokken is bij de structuur en processen van het team, ervaring kan opdoen en als partner helpt om het lokale team (door) te ontwikkelen. Denk bijvoorbeeld aan eisen over formatie (en eventueel inzet personeel gemeente), competenties die aanwezig moeten zijn in het team en overlegstructuren. Een ander voordeel is dat verschillende aanbieders deel kunnen nemen aan het lokale team en er diversiteit aan kennis en kunde wordt meegebracht. Het risico van het inzetten van uitgeleend personeel is dat het kan leiden tot dubbele loyaliteiten tussen moederorganisatie en het lokale team en een voortzetting van de oude verkokering. Zoals eerder genoemd, is het goed bijstaan en begeleiden van het team noodzakelijk om deze risico’s tegen te gaan. Naar de toekomst toe wordt onder andere onderzocht of het team uitgevoerd kan worden door één of meerdere (hoofd)aanbieders. Dit kan middels een contract of een subsidieverstrekking. Het veld regelt dan zelf de sturing en de processen van het lokale team en de gemeente maakt afspraken op resultaat voor de populatie. Uitgangspunt Bij de start van het lokale team gaan wij uit van nauwe samenwerking tussen gemeente en instellingen waarbij instellingen medewerkers aan het lokale team uitlenen.
5.5. Financiering van het lokale team. Binnen de basisvormen van financiering van het sociaal domein onderscheiden wij twee manieren, namelijk: 1. Betaal je voor aanbod of resultaat (technisch: wat is je betaaltitel)? 2. Betaal je op basis van populatie of caseload (technisch: wat bepaalt het volume)? Op de volgende bladzijde zijn deze manieren in een schema weergegeven.
Pagina 21 van 36
Een groot onderscheid in termen van sturing is of je betaalt voor het (helpen) bereiken van een resultaat (onafhankelijk van wat daarvoor is gedaan), of voor het leveren van aanbod (geleverde productie of het in de lucht houden van een functie). Bekostiging in de zorg of het sociale domein is tot nu toe vooral gericht op aanbod. Voorbeelden van functiebekostiging zijn de beschikbaarheid van de spoedeisende hulp, het runnen van een buurthuis of sociaal project, of het inschrijftarief van de huisarts. Voorbeelden van “productiebekostiging” zijn tandarts, consult huisarts, apotheek, eerste lijnsdiagnostiek en het merendeel van de huidige bekostiging in de tweede lijn. Echter, op veel delen van het sociale domein past juist betalen voor resultaat erg goed. Bijvoorbeeld, het compenseren van een burger geeft geen recht op een bepaald aanbod, maar is primair gericht op het resultaat: op een leefgebied weer goed functioneren. De gemeente Baarn kiest als het om de financiering van het lokale team gaat om een groeipad. Wij werken met een kwalitatief hoogwaardige invulling van de functies van het lokale team waarbij het beoogde effect van meer eigen kracht, toeleiding naar basiszorg en het beperken van specialistische inzet haalbaar is. Om die reden willen wij in de bekostiging niet tot uitdrukking brengen dat het volume bepalend is (het aantal cliënten), maar de ondersteuning /zorg om te komen tot een regievoering en zorgverlening op de juiste maat. Dit houdt in dat wij voorstellen in de eerste fase het lokale team functiegericht te bekostigen. Op termijn willen wij onderzoeken om het budget voor het lokale team wel te baseren op populatiebekostiging. Dat wil zeggen dat de bekostiging plaatsvindt op basis van kenmerken van de populatie en dat afgerekend wordt op het behalen van prestaties voor de populatie als geheel. De meeste gemeenten onderschrijven het belang van betalen voor resultaat, als onderdeel van populatiebekostiging: dit sluit aan bij onder meer het gedachtegoed uit de Wmo – ‘ondersteuning’ in plaats van ‘recht op’. De prikkels staan bij deze vorm van bekostiging grotendeels de juiste kant op. Populatiebekostiging gaat uit van één budget voor de gehele populatie en dus kent deze vorm geen volume opdrijvende prikkels.
Pagina 22 van 36
Uitgangspunt Bij de start van het lokale team gaan wij uit van financiering gericht op de werkzaamheden (functies) die het team verricht. Een voorbeeld van een functie is begeleiding van mensen. 5.6. Toegang tot inkomensvoorzieningen en arbeidstoeleiding De toegang tot inkomensvoorzieningen en arbeidstoeleiding blijft bij de regionale sociale dienst Werk en Inkomen Baarn, Bunschoten, Soest. Deze expertise onderbrengen in het lokale team lijkt voorlopig niet efficiënt. Het lokale team kan mogelijk wel op onderdelen een rol spelen zoals bij de activering naar werk, inzet van vrijwilligers bij schuldhulpverlening. De samenwerking tussen de medewerkers van de Sociale Dienst en het lokale team wordt uitgewerkt.
Uitgangspunt. De gemeente Baarn brengt de toeleiding tot inkomensvoorzieningen en arbeidstoeleiding niet onder bij het lokale team, maar onderzoekt de samenwerking tussen de sociale dienst en het lokale team. 5.7. Schil rondom het lokale team Het lokale team vormt een scharnierpunt tussen specialistische/specifieke zorg enerzijds en de lokale informele en formele preventie en ondersteuning anderzijds. Beiden vormen als het ware een schil om het team heen. Voor het goed laten functioneren van het team is het van belang dat het team toegang heeft tot specialistische consultatie, advies en diagnostiek om te bepalen wanneer specialistische zorg in het kader van één huishouden, één plan aan de orde is. Op dit onderdeel zijn bijvoorbeeld ook afspraken gemaakt in het kader van het regionaal transitiearrangement jeugdzorg. Het regionaal organiseren van deze ondersteuningsschil biedt betere garanties voor het beschikbaar zijn van een kwalitatief hoogwaardige expertise voor diagnose en advies. Het besluit tot de toeleiding blijft in principe een zaak van het lokale team, dat ook de regie behoudt bij het vervolg.
Pagina 23 van 36
De schaalgrootte van het lokale team is nog één van de ontwikkelvragen. Vooruitlopend hierop kunnen we al wel concluderen dat alles op lokaal niveau organiseren, zou leiden tot versnippering van capaciteit en hiermee inefficiëntie. Om het lokale team goed te kunnen laten functioneren, organiseren we daarom een aantal functies op regionaal niveau. Uitgangspunt. Specialistische expertise en diagnostiek ter ondersteuning van het functioneren van het lokale team wordt regionaal georganiseerd en ingekocht. 5.8. Nog uit werken dilemma’s rondom het lokale team. De daadwerkelijke invulling van het lokale team hangt af van de inhoudelijke keuzes rondom functie en taken van het lokale team. Ook de demografische gegevens en het gebruik van ondersteuning binnen de gemeente Baarn bepaalt hoe het team eruit komt te zien, hoe groot het team wordt, of er meer dan één team komt en welk geografisch gebied het team kan bedienen. Deze nota geeft nog geen antwoord op deze vragen. Ook de juridische aansprakelijkheid, de aansturing, het mandaat van het lokale team moet nog verder uitgewerkt worden. Dit hoofdstuk zal vragen oproepen die nu nog niet beantwoord kunnen worden. Als uitwerking van deze kadernota ontwikkelen wij samen met de regio en onze maatschappelijke partners een voorstel over hoe het lokale team er precies uit komt te zien.
Pagina 24 van 36
6.
Transformatie: bedrijfsvoering binnen het sociale domein
De decentralisaties zullen per 1 januari 2015 plaatsvinden. Ook al is er wat betreft de beschikbare budgetten soms nog sprake van een ‘dagstand’, de algemene uitkering zal rond die datum meer dan verdubbeld worden. Dat betekent niet alleen dat inhoudelijk veel nieuw beleid ontwikkeld moet worden, maar ook de bedrijfsvoering moet zich in een snel tempo gaan richten op de nieuwe zorgtaken. Met zorgaanbieders sluiten wij bijvoorbeeld nieuwe contracten af, waarin afspraken rond bekostiging worden opgenomen. Dat vereist een goede sturing vanuit de financiële kaders en vraagt dus ook een stevige inbedding van de nieuwe taken in de P&C-cyclus.
6.1. Inkoop en verantwoorden binnen het sociaal domein. De subsidiëring en contractering (verder kortheidshalve inkoop genoemd) van zorgaanbieders geschiedt niet door het lokale team. Afhankelijk van de soorten zorg en onder meer de complexiteit en omvang vindt inkoop plaats op landelijk, bovenregionaal, regionaal en lokaal niveau. Voor de decentralisatie jeugdzorg is al een overzicht gegeven welke soorten zorg op welk niveau worden ingekocht (zie bijlage 2). In vervolg op het opstellen van de regionale transitiearrangementen en in overleg met de betrokken gemeenten in regio Eemland en de provincie Utrecht wordt thans een voorstel voor de vormgeving van de inkoop voorbereid. Wij vinden daarbij onder meer belangrijk dat: goede afstemming plaatsvindt tussen de diverse niveaus waarop wordt ingekocht (vergelijkbare werkwijzen, geen dubbelingen); aangezien met alle zorg en ondersteuning leverende partijen een relatie moet worden onderhouden, professionele inkooporganisaties noodzakelijk zijn; iedere toegelaten zorgaanbieder een contract heeft met één heldere set verantwoordingscriteria. Zo houdt de gemeente overzicht over de taken die zorgaanbieders voor de gemeente uitvoeren en worden meerdere verantwoordingsregiems voorkomen; getoetst en bewaakt wordt of zorgaanbieders voldoen aan de toelatingscriteria en de overige contractuele afspraken om door de gemeente bekostigde zorg te mogen leveren; Pagina 25 van 36
contractmanagement en relatiebeheer uitgevoerd wordt en wordt toegezien op de kwalitatieve en kwantitatieve levering en beschikbaarheid van het aanbod. Een belangrijke functie bij de toetsing van de afspraken is de analyse van de productie-, waardering- en kwaliteitsgegevens van en over de zorgaanbieder. Slecht presterende zorgaanbieders (bijvoorbeeld lage waarderingen, lage scores op effectmetingen, veel klachten of relatief dure behandelingen) worden ter verantwoording geroepen.
Het Rijk onderzoekt, gezien het streven tot een integrale benadering van inwoners, of er een meer integrale toezichtbenadering mogelijk is door de Inspectie van de Gezondheidszorg (IGZ), de Inspectie Jeugdzorg (IJZ), de Inspectie van het Onderwijs (IvhO), de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) en de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVJ). 6.2. Backofficetaken sociaal domein De verschillende gemeenten in de Regio Amersfoort hebben besloten samen te werken binnen het sociale domein. Vanaf de zomer van 2013 hebben de gemeenten in de Regio Amersfoort gemeenschappelijke uitgangspunten voor de ontwikkelingen in het sociale domein vastgesteld en in november 2013 besloten een aantal taken in een gezamenlijke uitvoeringsvorm onder te brengen. Gekozen is bij de samenwerking op het gebied van het sociale domein in 2015, en waarschijnlijk ook 2016, één gemeente aan te wijzen die namens alle gemeenten in de regio de taken uitvoert, is. Het voordeel van deze keuze is dat de kennis op één plek is gecentraliseerd, het voor 2015 vorm gegeven kan worden en de kosten overzichtelijk lijken. Andere keuzes zoals een nieuwe gemeenschappelijke regeling of uitbesteden aan een externe partij hebben deze voordelen minder of niet. Op basis van schaalgrootte en mogelijkheden is de gemeente Amersfoort binnen de regio de enige gemeente die dit op korte termijn kan realiseren. In februari 2014 heeft het bestuurlijk over Sociaal Domein het besluit genomen dat de gemeente Amersfoort voor het jaar 2015 en (een deel van) 2016 de uitvoerende gemeente voor de Wmo en de Jeugdzorg wordt op de volgende vier beleidsarme taken: 1. 2. 3. 4.
Inkoop en contractering Backoffice ondersteuning (administratie, registratie) Beheer digitaal loket/Beheer informatie- en administratiesystemen Kwaliteits- en budgetbewaking/Verzorging stuurinformatie en beheersmaatregelen
We moeten ons realiseren dat 2015 een jaar van transformatie is. De wijzigingen op het sociale domein beginnen vorm te krijgen, maar de uiteindelijke manier van werken is waarschijnlijk medio 2015 nog niet volledig duidelijk. Daarmee is het zeker denkbaar dat de uitvoeringsorganisatie die in 2015 de taken uitvoert, dit mogelijk langer moet doen dan één jaar. Zeer reëel is dat naast 2015 het jaar 2016 ook een jaar van transformatie wordt en de uitvoeringsorganisatie voor 2016 dezelfde is als in 2015. Deze twee jaren kunnen vervolgens gebruikt worden om een definitieve keuze over de uitvoering te maken.
Pagina 26 van 36
De beleidsintensieve taken (verzorgen kennissysteem en ondersteunende expertises en beleidsvoorbereiding en beleidsvertaling) waarop wij regionaal samenwerken worden voorlopig niet in één organisatie ondergebracht. Dit omdat er in de verschillende gemeenten nog niet volledig duidelijk is hoe binnen de gemeenten het sociale domein zal worden georganiseerd en hier mogelijk het uitgangspunt: “lokaal wat lokaal kan” in het gedrang komt. 6.3. Sturing Hoe kan de gemeente de financiële risico’s aan de voorkant van het proces beperken? In de in november 2013 verschenen handreiking “sturing en bekostiging van de 2e lijn, knoppen voor inrichten, prikkelen en beheersen” van onder andere de VNG wordt daartoe mogelijkheden beschreven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in 2015 en de periode 2016-2018. In 2015 wordt er een meer rigide financiële sturing gevoerd met meer zekerheid voor budget (begrenzing van budget per aanbieder), beperking van transitiekosten en minder ruimte voor innovatie. Dit jaar kan worden gezien als een basis van waaruit gecontroleerd kan worden gebouwd aan kosten- en kwaliteitsbeheersing. Bij deze startsituatie past een relatief eenvoudige subsidierelatie zonder aanbesteding, met aanvullende kwaliteitsafspraken op gebied van structuur, processen en resultaten. In de jaren daarna wordt toegewerkt naar een minder rigide aanpak, waarbij een rijker pallet aan sturingsinstrumenten beschikbaar is. 6.4. Risicoafdekking De verschillende regiogemeenten hebben nog grote, financiële, vraagtekens rond de decentralisaties en transities. Een nadere uitwerking vanuit het Rijk wordt nog verwacht en vervolgens moeten de consequenties nog vertaald worden naar de lokale situatie. Daarbij is duidelijk dat er per gemeente meerdere, en vaak verschillende, dilemma’s gelden. De algemene lijn is, dat één en ander in 2015 budgettair neutraal dient te verlopen. Bij de verschillende kokers binnen het sociale domein zijn de ontwikkelingen richting 2015 niet altijd duidelijk. Vanwege die onduidelijkheden over 2015 is het op dit moment alleen zinvol om voor de koker Jeugd en een deel van de koker AWBZ (Dagbesteding specifiek, Individuele begeleiding intensief, Kortdurend verblijf en Vervoer maatwerk) naar gezamenlijke risico afdekking te kijken omdat daar voldoende duidelijkheid is. Op basis van het Jeugdarrangement zijn afspraken met de zorgaanbieders gemaakt zodat continuïteit van zorg is gegarandeerd. De afspraak in het Jeugdarrangement zorgt ervoor dat 80% van het beschikbare budget vastligt (beschikbaar voor de zorginstellingen), zonder dat zeker is dat deze 80% voldoende is. Een risico is dat de 80% overschreden wordt zonder dat specifiek te achterhalen is wat de oorzaak is. Voortbouwend op de afspraken binnen het (boven-)regionale Jeugdarrangement is het wenselijk om regionaal afspraken te maken wat te doen als er sprake is van budgetoverschrijding aan de kant van de zorginstellingen. De afspraken die nu gemaakt zijn met de zorginstellingen garanderen een zekere continuïteit bij de zorginstellingen, maar noodzaken de instellingen ook tot kostenreductie. Het is zeer de vraag of de zorginstellingen de kostenreductie kunnen realiseren en gelijktijdig de continuïteit van zorg kunnen garanderen. Daarnaast is de lokale inrichting om doorgeleiding naar de 2e lijns zorg te beperken nog sterk in ontwikkeling. Pagina 27 van 36
In nader uit te werken (inkoop-) contracten tussen de regio en de zorgaanbieders moeten afspraken gemaakt worden in welke gevallen de zorgaanbieder(-s) verantwoordelijk zijn voor budgetoverschrijdingen en in welke gevallen de regio (-gemeenten). De gemeenten moeten niet aangeslagen worden voor slechte bedrijfsvoering bij een aanbieder. Zijn er echter zaken die de aanbieder niet kan beïnvloeden of niet duidelijk waren bij de contractvorming (bijvoorbeeld wijzigende rijksregels of beslissingen van andere instanties als rechtbanken) ligt er ook een verantwoordelijkheid bij de gemeenten in het kader van de continuïteit van zorg. Er zijn nog veel vragen, maar budgetoverschrijdingen in de koker jeugd zijn zeer wel denkbaar. Een belangrijke succesfactor om overschrijding te voorkomen is de daadwerkelijke ombuiging van doorstroom naar 2e lijns zorg door het lokale team. Of dit al in 2014 en 2015 gerealiseerd gaat worden is niet aan te geven. Voorgesteld wordt om het risico van budgetoverschrijding in de zorg als regio gezamenlijk af te dekken en wel naar rato van het aantal inwoners. Concreet zou dat inhouden dat, in voorkomend geval, er niet 80% maar 82% van het budget nodig is voor de zorginstellingen, de regiogemeenten naar rato (conform de verdeling die het Rijk hanteert: op basis van historische budgetten) het verschil bijleggen (2% is ongeveer € 1,2 mln.). De voorgestelde verdeelsleutel lijkt op dit moment de meest objectieve en onderbouwde. Voor de AWBZ zijn nog geen gedetailleerde afspraken gemaakt zoals bij jeugd, maar de verwachting is dat voor die delen van de AWBZ een zelfde opzet van risico afdekking kan worden gevonden. Als de onderdelen van de AWBZ nader uitgewerkt zijn en er (boven-)regionale afspraken liggen, kunnen deze vertaald worden naar een zelfde opzet als voor jeugd. Dekking van een budgetoverschrijding zal door de individuele gemeenten zelf moeten worden gerealiseerd. Dit risico wordt in de risicoparagraaf van het sociaal domein meegenomen. 6.5. Financiering specialistische zorg In paragraaf 5.4. is al gesproken over de financiering van het lokale team. Daar is ook een overzicht gepresenteerd van verschillende bekostigingsopties. Voor specialistische zorg en specifieke voorzieningen streven wij het juiste maatwerk na. Bekostiging die volume opdrijvend werkt of die standaardproducten bevordert dragen niet aan deze doelstelling bij. De professionals en instellingen die zorg leveren in het ‘specialistische’ aanbod zullen in het eindbeeld overwegend worden bekostigd op de werkelijk door hen gerealiseerde uren en het door de gemeente bepaalde tarief. Het gaat hier dus om een productiebekostiging. Tijd die een zorgprofessional aan de cliënt besteedt, wordt vergoed. Het maximaal te besteden aantal uur per cliënt is bepaald in het toegangsbesluit Voor een ander deel zal specialistische zorg worden bekostigd op basis van beschikbaarheid, of een combinatie van beschikbaarheid en prestatiebekostiging. Ook op termijn worden professionals en instellingen die zorg leveren in het ‘specialistische’ aanbod voor een belangrijk deel bekostigd op de werkelijk door hen gerealiseerde uren en het door de gemeente bepaalde tarief. Ons streven is de bekostiging op basis van beschikbaarheid zo veel mogelijk te verminderen. Pagina 28 van 36
Kunst blijft om de specialist te prikkelen om doorverwezen burgers niet onnodig lang en zwaar te helpen. Dat kan naar de toekomst toe door benchmarken, mede op basis van de zwaarte-indicatie van de basis. Daarbij heeft het lokaal team belang bij het tijdig terugnemen van burgers. Dat belang kan gedeeld worden met de specialist, door een bonus te zetten op het verlagen van het volume en de kosten bij de specialist (bijvoorbeeld via zogenaamde 'shared savings' -afspraken, die naast het lokaal team ook de specialist belonen om minder te produceren, terwijl de resultaten in de populatie gelijk blijven, waardoor de specialist tevens een prikkel heeft om te investeren in het lokaal team om dat kwalitatief goed mogelijk te maken). Uitgangspunt. Specialistische zorg wordt de eerste jaren zo veel mogelijk bekostigd op basis van productie. De gemeente betaald hierbij voor diensten die voor een specifieke cliënt zijn uitgevoerd (geleverde zorg x tarief). Bekostigingsprincipes zijn een essentieel onderdeel van de beweging in het sociale domein. Met de keus voor een bekostigingsmodel moeten prikkels ontstaan om eigen verantwoordelijkheid, keuzevrijheid en zorg en ondersteuning op maat te bevorderen. Dat betreft enerzijds de bekostiging van het lokale team zelf. Anderzijds willen wij bevorderen dat bij de toegang tot specialistische inzet van capaciteit meer maatwerk wordt geboden, in plaats van standaardtrajecten zoals nu nog vaak het geval is. Dit doen we bijvoorbeeld door de inzet van het persoonsgebonden budget (PGB) mogelijk te maken. Het PGB werkt in hoofdlijnen als volgt. Iemand met een ondersteuningsvraag meldt zich bij het lokale team. Als op basis van het gesprek blijkt dat er behoefte is aan een vorm van specialistische/specifieke vorm van zorg, verleent het team toegang (‘indicatiebesluit’) tot deze zorg. Het toegangsbesluit kan worden ‘verzilverd’ in de vorm van een PGB of in de vorm van Zorg in natura (ZIN). ZIN wordt geleverd door, door ons (soms in bovenlokaal verband) gecontracteerde zorgaanbieders. Het PGB kan een cliënt besteden bij een door hemzelf uitgezochte zorgaanbieder. Doordat de toegang tot deze voorziening, integraal vanuit het lokale team is georganiseerd, ligt het hiermee ook voor de hand het PGB-systeem integraal (in ieder geval vanuit jeugd en Wmo) te organiseren. Uitgangspunt. Een vorm van PGB mogelijk te maken en waar nodig het instrument PGB ‘sociaal domein breed’ in te zetten. 6.6 Begroting gemeente Baarn Het kabinet heeft bepaald dat de middelen voor de Wmo, Jeugd en Participatiewet via een sociaal deelfonds ter beschikking zullen worden gesteld aan gemeenten (brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken van 9 oktober 2013 over de vorming van het sociaal deelfonds). Dit fonds heeft als doel beleidsvrijheid te ondersteunen. Hoewel het in principe een ontschot budget is, wordt binnen het deelfonds wel een verdeling van de middelen aangereikt. Het budget is geoormerkt, een eventueel overschot mag niet aan andere zaken worden besteed. Het inkomensdeel van de Participatiewet (uitkeringen) blijft buiten het deelfonds.
Pagina 29 van 36
Uitgangspunt Binnen de begroting van de gemeente Baarn wordt onderzocht om de middelen voor de Wmo, Jeugd en de Participatiewet ontschot in te zetten.
Pagina 30 van 36
7.
Kwaliteit binnen de transformatie
Het meten van zowel resultaten als kwaliteit is essentieel voor de transformatie van het sociaal domein. De vernieuwde aanpak moet immers leiden tot een samenhangende aanpak, tegen minder geld, voor degenen die het echt nodig hebben. Daarbij is het van belang dat de beperkte middelen effectief en efficiënt ingezet worden. Inzichtelijk hebben van de resultaten maakt het mogelijk om gedurende het transformatieproces bij te sturen. Kwaliteitscriteria
Als het gaat om de kwaliteit van ondersteuning dan monitoren we met name het proces. Hiervoor kan de cliënt- en/of inwonertevredenheid gemeten worden. Ook zal het beleid op kwaliteit getoetst worden, door na te gaan of de beoogde inhoudelijke resultaten worden bereikt. Daarnaast gelden er wettelijke kwaliteitseisen voor maatschappelijke ondersteuning. In gesprek met aanbieders worden de wettelijke eisen aangevuld met de eisen die wij samen met inwoners en aanbieders tot de standaard willen benoemen. Naast kwantitatieve metingen van kwaliteit, willen wij met belangrijke partners (zoals scholen, huisartsen, politie) in gesprek over de resultaten van de nieuwe aanpak. Zo krijgen we een steeds beter zicht op mogelijkheden om de kwaliteit en samenwerking te verbeteren.
Kwaliteitsbewaking Bij kwaliteitsbewaking zoeken wij de balans tussen het verkrijgen van een goed beeld van het proces en de resultaten enerzijds en het beperken van de administratieve lasten anderzijds. Bij uitvoering van toezicht en handhaving zullen we ons baseren op de wettelijke uitgangspunten die voor de verschillende wetten zullen gelden. Bij het bewaken van kwaliteit kunnen ook de gebruikers van ondersteuning een rol spelen. Vanuit de principes van integraliteit en efficiency is het niet handig om voor iedere decentralisatie de cliëntondersteuning, cliëntparticipatie klachten en bezwaarschriften afhandeling afzonderlijk te regelen. Anderzijds gaat het soms om heel verschillende doelgroepen, met ongelijksoortige vraagstukken en andere zorgverleners. Ook kan het zijn dat de wetgeving verschillende eisen aan kwaliteitsbewaking gaat stellen. De beantwoording van de vraag naar de uiteindelijke vormgeving hiervan zal in nauw overleg met regio gemeenten plaats vinden. Daarbij denken wij aan het werken met een landelijke vertrouwenspersoon en een eenvoudige klachtenregeling. Door duidelijke kaders, goed opgeleide professionals en een goede bewaking van kwaliteit proberen we risico’s op incidenten en calamiteiten te voorkomen. Deze zijn echter niet volledig uit te sluiten. Met maatschappelijke partners en de regiogemeenten zullen wij voor dit soort situaties een vangnet en communicatietraject afspreken.
Pagina 31 van 36
8.
Samenvatting
Bij de decentralisaties gaat het om de daadwerkelijke overheveling van de taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en bijbehorende budgetten naar de gemeente. De Gemeente Baarn wil de zorg en ondersteuning goedkoper, slimmer en minder versnipperd organiseren. In deze nota worden daarvoor de kaders gesteld. Om dit te kunnen doen is een transformatie nodig: een geheel andere manier van denken en doen van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en de gemeente. Samenwerking is nodig om optimaal gebruik te maken van de kracht van de Baarnse samenleving. Maar het realiseren van intensieve samenwerking gebaseerd op nieuwe principes en uitgangspunten is een proces dat tijd nodig heeft. De opgave wordt in twee fases uitgevoerd. Het eerste deel is de voorbereiding voor feitelijke overdracht van taken en cliënten op 1 januari 2015 (de transitie). Het tweede deel volgt in de jaren daarna (de transformatie). Deze nota is dan ook een groeidocument. In de loop van 2014 zal duidelijk worden op welke punten en wanneer eventueel aanvullende besluitvorming door de raad en college noodzakelijk is. In ieder geval vindt er een nadere uitwerking op de basisinfrastructuur en op toeleiding tot het sociaal domein en het lokale team in een beleidsnotitie plaats. Veel veranderingen kunnen niet op korte termijn gerealiseerd worden. Tot 2015 kunnen we vooral inzetten op al werkende weg leren. Het proces zal zich stapsgewijs vernieuwen volgens het principe “nieuw voor oud”. Hierbij is een gekantelde werkwijze waarbij eigen kracht, inzet informeel netwerk (en een goede ondersteuning van dat netwerk) en goede basisvoorzieningen de belangrijkste focus zijn in het vernieuwingsproces. De beweging in het sociale domein is in een piramide weergegeven. Deze piramide vormt de kern van de uitgangspunten in het sociaal domein.
De financiële effecten van de decentralisaties vertalen wij lokaal als volgt: effecten worden zonder compensatie door vertaald; opvangen van overige kortingen/extra taken binnen het eigen programma; inzetten van andere dekkingsmogelijkheden.
Pagina 32 van 36
De volgende uitgangspunten zijn uit deze nota te destilleren: De Kanteling die is ingezet in de Wmo is ook het uitgangspunt voor de andere transities. Dit uitgangspunt zal in de vast te stellen verordeningen Wmo, Jeugd, Werk en Inkomen verwerkt worden. Randvoorwaarden voor versterking preventie en signalering basisinfrastructuur leggen wij vast in aangepaste subsidieafspraken. Uitgangspunt hierbij is dat nieuw voor oud komt en dat dan bestaande vormen van ondersteuning (oud) afgebouwd moeten worden. Dit om stapeling te voorkomen. De gemeente Baarn zet een lokaal team in dat verantwoordelijk is voor de hulp en ondersteuning aan Baarnse inwoners. Hiervoor zal de gemeente Baarn primaire randvoorwaarden voor het werken met lokale teams (inclusief budgetten en mandaten) ontwikkelen. Bij de start van het lokale team gaan wij uit van nauwe samenwerking tussen gemeente en instellingen waarbij instellingen medewerkers aan het lokale team uitlenen. Bij de start van het lokale team gaan wij uit van financiering gericht op de werkzaamheden (functies) die het team verricht. Een voorbeeld van een functie is begeleiding van mensen. De gemeente Baarn brengt de toeleiding tot inkomensvoorzieningen en arbeidstoeleiding niet onder bij het lokale team, maar onderzoekt de samenwerking tussen de sociale dienst en het lokale team. Specialistische expertise en diagnostiek ter ondersteuning van het functioneren van het lokale team wordt regionaal georganiseerd en ingekocht. Specialistische zorg wordt de eerste jaren zo veel mogelijk bekostigd op basis van productie. De gemeente betaald hierbij voor diensten die voor een specifieke cliënt zijn uitgevoerd (geleverde zorg x tarief). Een vorm van PGB mogelijk te maken en waar nodig het instrument PGB ‘sociaal domein breed’ in te zetten. Binnen de begroting van de gemeente Baarn wordt onderzocht om de middelen voor de Wmo, Jeugd en de Participatiewet ontschot in te zetten.
Pagina 33 van 36
Bijlage 1
AMK AWBZ BEL-combinatie CJG GGZ IGZ IJZ ISZW IvhO IVJ JGZ OOGO P&C-cyclus SHG SAVE team Wajong Wmo Wsw WWB
Afkortingenlijst
Algemeen Meldpunt Kindermishandeling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gemeentelijke bestuursvorm tussen Bunschoten, Eemnes en Laren Centrum voor Jeugd en Gezin Geestelijke Gezondheidszorg Inspectie van de Gezondheidszorg Inspectie Jeugdzorg Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Inspectie van het Onderwijs Inspectie Veiligheid en Justitie Jeugdgezondheidszorg Op Overeenstemming Gericht Overleg Planning & control-cyclus Steunpunt Huiselijk Geweld Samenwerken aan Veiligheid Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten Wet maatschappelijke ondersteuning Wet sociale werkvoorziening Wet Werk en Bijstand
Pagina 34 van 36
Bijlage 2
Regionale samenwerking
Voor de gemeenten in Regio Amersfoort staat het doelmatig organiseren van de decentralisaties en het belang van de inwoners voorop. Uitgangspunt bij de hervormingen die nu in gang zijn gezet op het sociale domein is voor ons de individuele ondersteuningsbehoefte van onze inwoners; de structuur die nodig is om dit te organiseren is volgend. Wij werken daarbij samen via logische verbanden waarbij de inhoud leidend is. Waar mogelijk voeren wij de taken zelf3 uit, dicht bij onze inwoners. Indien de lokale schaal voor wat betreft de decentralisaties niet toereikend is voor de opgave (voor bijvoorbeeld inkoop of het ontwikkelen van de uitvoering) is de Regio Amersfoort het samenwerkingsverband waarbinnen wordt samengewerkt. Voor wat betreft de verschillende beleidsterreinen in de Regio Amersfoort die de decentralisaties raken, wordt al langer binnen de regio samengewerkt. Deze samenwerking betreft zowel het ontwikkelen van een gezamenlijke visie voor de regionale opgaven, als voorbereidingen voor bijvoorbeeld gezamenlijke uitvoering van diensten. De Regio Amersfoort bestaat uit negen gemeenten: Amersfoort, Baarn, Barneveld, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest en Woudenberg. Drie gemeenten in de Regio Amersfoort nemen door hun geografische ligging (provinciegrens) of bestuursvorm (BEL-combinatie) een bijzondere positie in. De Regio Amersfoort bestaat uit ofwel ca 280.000 inwoners (6 gemeenten) ofwel ca 380.000 gemeenten (9 gemeenten). AWBZ
(huiselijk) geweld
Maatsch. opvang
Verslavingszorg
Jeugdzorg
Amersfoort
X
X
X
X
X
Passend onderwijs X
Baarn
X
X
X
X
X
X
Bunschoten
X
X
X
X
X
X
Eemnes
X
X
X
X
X
Leusden
X
X
X
X
X
X
Nijkerk
X
X
X
X
Soest
X
X
X
X
X
X
Woudenberg
X
X
X
X
X
X
Veenendaal
X
X
X
Rhenen
X
Renswoude
X
3
“zelf”: de gemeente Baarn als opdrachtgever.
Pagina 35 van 36