A
gemeente Eindhoven
Decentralisaties Sociaal Domein 2015
WIJeindhoven: ‘landingsbaan’ voor de drie decentralisaties
Mens & Maatschappij I.s.m. de sectoren Werk en Zorg & Inkomen
Oktober 2013
mda/QC13018010
Oktober 2013
WIJeindhoven: de landingsbaan voor de drie decentralisaties - notitie over de drie decentralisaties Mens & Maatschappij
Colofon
Uitgave Gemeente Eindhoven Mens & Maatschappij I.s.m. de sectoren Werk en Zorg & Inkomen Datum Oktober 2013
gemeente Eindhoven
Oktober 2013
WIJeindhoven: de landingsbaan voor de drie decentralisaties - notitie over de drie decentralisaties
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ................................................................................................................................................. 3
1
INLEIDING .................................................................................................................................4
2
DE DECENTRALISATIES IN EEN NOTENDOP ............................................................................5 2.1 DECENTRALISATIE JEUGDZORG ..........................................................................................5 2.1.1 Algemeen ..................................................................................................................5 2.1.2 Inhoud en doel...........................................................................................................5 2.1.3 Versnelling & transitiearrangement..........................................................................5 2.1.4 Keuzevrijheid .............................................................................................................6 2.2 DECENTRALISATIE AWBZ .................................................................................................7 2.2.1 Algemeen ..................................................................................................................7 2.2.2 Inhoud en doel...........................................................................................................7 2.2.3 Keuzevrijheid .............................................................................................................8 2.3 PARTICIPATIEWET...............................................................................................................8 2.3.1 Algemeen ..................................................................................................................8 2.3.2 Inhoud en doel...........................................................................................................9 2.3.3 Keuzevrijheid ...........................................................................................................10
3
SAMENHANG IN 3D ...........................................................................................................11
4
WIJEINDHOVEN IS ‘LANDINGSBAAN’ ........................................................................14 4.1 4.2 4.3 4.4
UITGANGSPUNTEN 3D ......................................................................................................14 FINANCIËLE OPGAVE ........................................................................................................17 RISICO’S DECENTRALISATIES ............................................................................................17 MIJLPALEN EN PLANNING .................................................................................................18 Bijlage 1: Informatieve websites .................................................................................................... 19 Bijlage 2: Meer informatie over Decentralisatie Jeugdzorg ........................................................... 20 Bijlage 3: Meer informatie over Decentralisatie AWBZ ................................................................ 25 Bijlage 4: Meer informatie over de Participatiewet........................................................................ 28 Bijlage 5: Tijdlijn 3 decentralisaties .............................................................................................. 29
gemeente Eindhoven
3
1
Inleiding
De gemeente Eindhoven krijgt met de overheveling van de Jeugdzorg, AWBZ naar Wmo (waarbij ook de aanpassing van de huidige Wmo), en de invoering van de Participatiewet omvangrijke nieuwe verantwoordelijkheden. Dit gaat vergezeld de opgave zaken volgens nieuwe uitgangspunten én efficiënter te organiseren. De decentralisaties gaan weliswaar gepaard met overdracht van extra baten, maar zijn tegelijkertijd voorzien van flinke efficiencykortingen. Daarnaast worden extra bezuinigingen op reeds bestaande budgetten doorgevoerd. Door meer in te zetten op eigen kracht en samenkracht (sociale basisinfrastructuur), een generalistische werkwijze waarbij minder snel wordt doorverwezen naar duurdere tweedelijns voorzieningen, en het uitgangspunt ‘nieuw voor oud’ is de verwachting dat WIJeindhoven deze financiële opgave deels op kan vangen. Daarnaast worden aanvullende maatregelen genomen waarbij aandacht is voor een efficiëntere organisatie. De opbrengsten van deze werkwijze openbaren zich echter niet direct. De organisatie en cultuurverandering kosten tijd. Ook is het niet overal en altijd mogelijk direct het ‘oude aanbod’ te vervangen voor een alternatief. Het betreft een groeimodel. De voorbereidingen van de decentralisaties zijn in volle gang terwijl de wetteksten niet bekend/dan wel vastgesteld zijn. Bij alle drie de wetten is er sprake van diverse onderwerpen die landelijk nog gevoelig liggen. Het is onduidelijk wat voor invloed het landelijke proces zal hebben op het eindresultaat. Het landelijke politieke proces zal ook van invloed zijn op de omvang van het pakket aan verantwoordelijkheden Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt kort beschreven wat de decentralisaties inhouden. Aangezien er nog veel onzekerheden zijn, is het mogelijk / zeer waarschijnlijk dat op punten zich nog wijzigingen voordoen. Toch kunnen we het ons niet permitteren om te wachten om verdere voorbereidingen te treffen. Hoofdstuk 3 beschrijft onderwerpen die in samenhang opgepakt kunnen worden en niet afzonderlijk per decentralisatie georganiseerd hoeven te worden. In hoofdstuk 4 worden de uitgangspunten beschreven die wij willen hanteren bij het nader uitwerken van de aankomende wetten om de vertaling naar de Eindhovense situatie te kunnen maken.
4
gemeente Eindhoven
2 De decentralisaties in een notendop 2.1
Decentralisatie Jeugdzorg
2.1.1
Algemeen
Met de nieuwe Jeugdwet worden de verantwoordelijkheden van de gemeenten met betrekking tot de jeugdzorg uitgebreid. Vanaf 2015 zullen alle vormen van jeugdhulp onder de gemeenten vallen. Dat betekent dat gemeenten vanaf dat moment naast de bestaande taken ook verantwoordelijk worden voor de gesloten jeugdzorg, de huidige provinciale jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd (ook in het kader van jeugdstrafrecht), de zorg voor verstandelijk beperkte jongeren, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. 2.1.2
Inhoud en doel
Het kabinet Rutte I besloot in 2010 dat de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdzorg wordt gedecentraliseerd naar gemeenten: b geïndiceerde jeugdzorg; b jeugdbescherming; b jeugdreclassering; b kindertelefoon; b gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus); b AWBZ functies begeleiding, persoonlijke verzorging en het bijbehorende kortdurende verblijf tot 18 jaar; b zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen tot 18 jaar* (jeugd-VB); b geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ). * Met uitzondering van de verblijfszorg voor vb-jeugdigen (verstandelijk beperkten) die dit levenslang nodig hebben, dit blijft in de kern AWBZ.
De decentralisatie van de jeugdzorg moet op 1 januari 2015 een feit zijn en wordt geregeld in de nieuwe Jeugdwet. Naar verwachting treedt de wet in op 1 januari 2015. Deze wet vervangt de huidige Wet op de Jeugdzorg en de jeugdzorgonderdelen uit andere wetten, zoals de Zorgverzekeringswet (jeugd-GGZ) en AWBZ (jeugd-GGZ en jeugd-VB). 2.1.3
Versnelling & transitiearrangement
De Versnelling Op 12 juni 2013 heeft het college van B&W besloten, samen met de gemeenten van Zuid Oost Brabant, per 1 jan. 2014 het mandaat te aanvaarden voor de enkelvoudige ambulante (provinciale) jeugdzorg. In Zuid Oost Brabant betreft dit 1400 cliënten. Hiervoor is een bedrag van 4,2 mln gemoeid. Naar verwachting is 28% hiervan voor de gemeente Eindhoven. In de uitvoering is Eindhoven nog behouden aan de bestaande regelgeving met betrekking tot verantwoording. Dit betekent e.e.a. voor de uitvoering in de WIJeindhoventeams. Hierover is
gemeente Eindhoven
5
een gesprek gaande met de provincie en het ministerie van VWS. De versnelling geeft Eindhoven de mogelijkheid ambulante zorg vanuit de WIJeindhoventeams te bieden en hierdoor ervaring op te doen met de volgende punten: • Afspraken met jeugdzorgaanbieders over zorgverlening en verantwoordingsinformatie; • Beheersen uitgaven en voorkomen we wachtlijsten; • Routing en inzet ambulante zorg via WIJeindhoven-teams en via zorgaanbieder; Transitie-arrangement: verplichte overgangsregeling Alle gemeenten hebben vanuit afspraken tussen het Rijk en de VNG de opdracht gekregen om met de regio te komen tot regionale transitie-arrangementen. Doel van deze arrangementen is : b De continuïteit van zorg realiseren. b Bestaande en nieuwe cliënten tot aan 1/1/2015) continuïteit van zorg en aanbieder bieden in 2015. Peildatum: 31/12/2014. b De frictiekosten beperken. Gemeenten zijn als nieuwe bestuurlijk verantwoordelijke partij niet aansprakelijk voor frictiekosten. Toch wordt in de bestuurlijke afspraken gesproken over het beperken van frictiekosten. Gemeenten kunnen een belangrijke rol spelen in het beperken van frictiekosten door tijdig voor 1 januari 2015 duidelijkheid te geven richting aanbieders over welke type zorg ze in welke volume zullen gaan afnemen. Dan kunnen aanbieders daarop anticiperen door de gemeentelijke keuzes door te vertalen in hun bedrijfsvoering.
2.1.4 b
b
b
b
Keuzevrijheid
Bovenlokale samenwerking: Ten aanzien van de Jeugdzorg geldt dat bovenlokale samenwerking op enkele punten een vereiste is. Vaak is dit ingegeven vanuit het oogpunt van risicospreiding, positie ten opzichte van de instelling en benodigde schaalgrootte. De memorie van toelichting geeft de volgende suggesties: taken op het terrein van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering, gesloten jeugdhulp, vormen van gespecialiseerde jeugdhulp, de inrichting van een AMHK en de kindertelefoon. Wanneer in 2016 blijkt dat deze samenwerking onvoldoende van de grond is gekomen, wordt een en ander alsnog bepaald in een AMVB. De ruimte voor de gemeente zit in het vormgeven van: de routing naar ondersteuning, de toegang (beoordeling situatie) tot ondersteuning en het type ondersteuning dat wordt geboden, Samenwerking met onderwijs: de geboden ondersteuning vanuit de gemeente is het meest effectief wanneer deze aansluit bij de ontwikkeling van een kind en de ondersteuning die wordt geboden via school. In het kader van passend onderwijs heeft het onderwijs de verantwoordelijkheid ‘passende’ ondersteuning te bieden bij onderwijs gerelateerde problemen. Een goede afstemming is hierbij noodzakelijk. Kwaliteit: In de huidige conceptwettekst worden eisen (certificering) gesteld ten aanzien van de beroepskrachten die de feitelijke jeugdhulpverlening mogen verlenen. Hiermee beoogt men de kwaliteit te borgen. Processen en registratie: er is een flink aantal AMVB’s in de maak die naar verwachting de ruimte verder in zullen perken;
6
gemeente Eindhoven
b
b
Landelijke inkoop: een aantal instellingen en voorzieningen zal landelijk worden ingekocht. Hierbij valt te denken aan zeer specialistische aandoeningen (bijv. anorexia), de functie van vertrouwenspersoon, de database van gevalideerde opvoed en opgroeiinformatie voor de informatie en adviesfunctie. Voor het overgrote deel van de specialistische ondersteuning staat het de gemeente vrij naar eigen inzicht (subsidie) overeenkomsten te sluiten Protocollen, verordening: in veel gevallen staat nu in de conceptwettekst dat de gemeente met betrekking een onderwerp iets moet regelen/organiseren. De wijze waarop de gemeente dit doet is vrij. Ter ondersteuning komen er voorbeeld verordeningen en protocollen.
2.2
Decentralisatie AWBZ
2.2.1
Algemeen
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is onderdeel van de herinrichting van de langdurige zorg. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot een landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg wordt georganiseerd. Cliënten met een lichtere zorgvraag, die voorheen intramurale zorg zouden ontvangen, krijgen voortaan de zorg in de eigen omgeving. De extramurale verpleging wordt overgeheveld van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet (Zvw). Gemeenten worden met de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. De aanspraken op deze zorg worden tegelijkertijd beperkt. Wmo 2015 is een kaderwet, gemeenten krijgen beleidsvrijheid hoe zij haar inwoners gaan ondersteunen. Op onderdelen houdt het Rijk de mogelijkheid open om aanvullende maatregelen van bestuur te stellen. 2.2.2
Inhoud en doel
In het regeerakkoord van het kabinet Rutte II, is de keuze gemaakt om het stelsel van langdurige zorg in Nederland te herzien. De regering heeft hier drie motieven voor: b Het verbeteren van de kwaliteit van ondersteuning en zorg. b Het vergroten van de betrokkenheid in de samenleving (meer voor elkaar zorgen). b Financiële houdbaarheid van de langdurige zorg. Met de herziening langdurige zorg blijft er een kern-AWBZ over voor de meest kwetsbare mensen, voor wie deelname aan de samenleving niet (meer) mogelijk is. Zij houden het recht op passende zorg in een beschermende, intramurale omgeving. Dit betekent een uitkleding van de huidige AWBZ waarbij overige verantwoordelijkheden respectievelijk in de Wmo en ZvW worden ondergebracht. Zorg gericht op herstel van een aandoening of het tegengaan van verslechtering wordt volledig ondergebracht in de Zorgverzekeringswet. De nieuwe Wmo (2015) beoogt inwoners met een beperking een adequate ondersteuning te bieden bij het voeren van regie op het eigen leven, het uitvoeren van algemene dagelijkse
gemeente Eindhoven
7
levensverrichtingen en het ontmoeten van anderen, zodat zij langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en participeren in de maatschappij. De verantwoordelijkheden die de naar de gemeente komen zijn: b Sociale samenhang, veiligheid en leefbaarheid in de gemeente bevorderen, alsmede huiselijk geweld voorkomen en bestrijden b Mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen b Voorkomen dat inwoners op ondersteuning aangewezen zijn b Algemene voorzieningen bieden b Maatwerkvoorzieningen bieden voor ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie b Maatwerkvoorzieningen bieden voor opvang Er is een aantal verplichte onderdelen en processtappen opgenomen in de wet. Net als in de huidige Wmo draagt het gemeentebestuur zorg voor de maatschappelijke ondersteuning. De gemeenteraad stelt hiervoor periodiek een plan op (nu is dat nog elke 4 jaar) en stelt een verordening vast. Nieuw in de Wmo 2015 is de wettelijke vastlegging van het proces dat de gemeente moet doorlopen om de vraag van haar inwoner om ondersteuning te beantwoorden. Inwoners moeten zich melden en dan volgt een onderzoek. Als de inwoner de behoefte aan ondersteuning niet zelf kan oplossen of in zijn netwerk, dan wordt bekeken of algemene voorzieningen (sociale basisstructuur) uitkomst biedt. Pas in laatste instantie kan een beroep worden gedaan op de maatwerkvoorziening. 2.2.3
Keuzevrijheid
Op dit moment is de conceptwettekst nog niet bekend. Wel is duidelijk dat het een kaderwet zal worden. Over het algemeen brengt dit veel ruimte met zich mee. Op dit moment loopt er een discussie over de te zetten stappen in kaderwet. Maar is nog wel zeer afhankelijk van het wetgevingstraject. Zo is het is nog onduidelijk of het verstrekken van PGB aan banden gelegd zal worden en welke keuzevrijheid de gemeente hierbij heeft. Het zelfde geldt voor het hanteren van inkomensgrenzen bij het verlenen van hulp bij het huishouden.
2.3
Participatiewet
2.3.1
Algemeen
Het Kabinet wil dat alle mensen als volwaardige inwoners kunnen participeren in de maatschappij. Bij voorkeur via een reguliere baan, maar als dat (nog) niet kan, dan door op een andere manier te participeren in de maatschappij. Nog te veel mensen staan aan de kant in Nederland. Mensen moeten meer kans krijgen om mee te doen en waar mogelijk zelf in hun levensonderhoud te voorzien. Nu is de regelgeving versnipperd en nodigt deze niet altijd uit tot participatie. Uitgangspunt is dat iedereen moet werken naar vermogen. Met de invoering van de Participatiewet komt er één regeling voor iedereen die een beroep deed op de WWB, Wajong of Wsw. Gemeenten moeten er straks voor zorgen dat mensen
8
gemeente Eindhoven
(regulier) werk krijgen en het inkomen aanvullen als mensen niet (geheel) het minimumloon kunnen verdienen. Er komt hiervoor een ontschot budget. Werkgeversorganisaties en bonden willen samenwerken met gemeenten in de werkbedrijven die in de 35 arbeidsmarktregio’s tot stand worden gebracht (Sociaal Akkoord d.d. 11 april 2013). 2.3.2
Inhoud en doel
Wajong voor 100% duurzaam geen arbeidsvermogen De Wajong is per 1 januari 2015 alleen toegankelijk voor mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Het zittend bestand van de Wajong wordt beoordeeld op arbeidsvermogen. Als Wajongeren geen arbeidsvermogen hebben, dan behouden zij het recht op Wajong. Wanneer er sprake is van arbeidsvermogen, dan zal het recht op Wajong eindigen en horen zij tot de doelgroep van de Participatiewet. Tevens is er vanaf 1 januari 2015 geen instroom in de Wsw meer mogelijk. Het aantal werkplekken neemt daardoor geleidelijk af met ongeveer 5% per jaar (sterfhuisconstructie). Het kabinet spreidt de efficiencykorting op de sociale werkvoorziening over zes jaar in plaats van over drie jaar. Ook gaat de efficiencykorting vanaf 2015 pas in (in plaats van 2013). 35 werkbedrijven Sociale partners en gemeenten gaan 35 Werkbedrijven vormen om mensen met een arbeidsbeperking aan de slag te helpen bij reguliere werkgevers of via beschut werk. Hoe dit kan worden georganiseerd wordt op dit moment uitgewerkt in de zogenaamde ‘werkkamers’. Gemeenten hebben de lead bij de vorming van de Werkbedrijven. De Werkbedrijven gaan de verbindende schakel vormen tussen mensen met een arbeidsbeperking en werkgevers. De regionale indeling van de Werkbedrijven volgt de huidige 35 regionale arbeidsmarktregio’s waarbij aangesloten wordt bij de voorwaarden die de wet Suwi stelt en de al bestaande infrastructuur zoals werkpleinen en werkgeversservicepunten. Beschut werk Gemeenten krijgen binnen de wettelijke kaders ruimte om zelf beschut werk als een voorziening te organiseren. Structureel is er uiteindelijk budget voor dertigduizend werkplekken (in plaats van de huidige negentigduizend). Dit budget wordt afgestemd op honderd procent van het wettelijk minimumloon. Loonkostensubsidie Er komt het instrument loonkostensubsidie in plaats van loondispensatie. De doelgroep betreft de inwoners waar de gemeente een re-integratieverantwoordelijkheid voor heeft en die arbeidsvermogen hebben maar verminderd productief zijn (degene die niet in staat is om 80% van het WML te verdienen bij een werkgever). Gemeenten bepalen de loonwaarde en leggen methode vast in een verordening. De hoogte van de loonkostensubsidie is maximaal 70% van het WML, de loonwaarde wordt jaarlijks herbepaald. De duur van het instrument is onbeperkt (indien dit noodzakelijk is).
gemeente Eindhoven
9
Werkgevers In het sociaal akkoord is afgesproken dat werkgevers garant staan voor 125.000 extra banen voor een doelgroep die moeilijk aan de slag komen. De werkgevers in de markt voor 100.000 en de overheidswerkgevers voor 25.000 extra banen. Werkgevers in de markt (inclusief zorg) stellen zich garant voor 2.500 extra banen in 2014, 5.000 extra banen in 2015 en oplopend met 1.000 banen per jaar naar 10.000 extra per jaar in 2020, tot in 2026 een aantal van 100.000 is bereikt. In aanvulling daarop stelt de overheid zich garant voor 2.500 extra banen per jaar vanaf 2014, tot een maximum is bereikt van 25.000 banen. De regering bereidt een wettelijk quotum voor dat in werking treedt als werkgevers minder banen realiseren dan is afgesproken in het Sociaal Akkoord. 35 arbeidsmarktregio’s Goede dienstverlening aan werkgevers en werknemers is essentieel. Het moet voor werkgevers eenvoudig zijn om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Werkgevers willen zo min mogelijk administratieve last ervaren bij het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. UWV en gemeenten spelen een sleutelrol bij het ontzorgen en het effectief ondersteunen van werkgevers. Hiertoe zijn UWV en VNG medio 2012 overeengekomen dat de dienstverlening aan werkgevers georganiseerd zal moeten worden vanuit 35 arbeidsmarktregio’s. De arbeidsmarktregio’s krijgen één aanspreekpunt waar werkgevers terecht kunnen voor informatie en advies. Deze onderwerpen zijn opgenomen in de wijziging van de wet Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen. De wijzigingen moeten per 1 januari 2015 volledig geïmplementeerd zijn. De VNG is met het ministerie in overleg over randvoorwaarden voor decentralisatie, inperking van de financiële risico’s en beleidsvrijheid. De Participatiewet moet nog verder worden uitgewerkt en daarna in de Tweede Kamer worden behandeld. De rol van de gemeente verschuift naar een meer arbeidsmarktgerichte benadering. Dit gebeurt in arbeidsmarktregio’s. Na goedkeuring van de Tweede Kamer en na behandeling en goedkeuring van de Eerste Kamer zal de wet in werking treden. De streefdatum voor inwerkingtreding van de Participatiewet is 1 januari 2015. 2.3.3
Keuzevrijheid
De ruimte zit bij de Participatiewet vooral in het vormgeven van de re-integratie. Denk hierbij aan loonkostensubsidie, de loonwaarde bepaling, werkgeversbenadering. Daarnaast zit er waarschijnlijk beleidsruimte in de maatregelenverordening. Inperking van de ruimte zit in het feit dat in het sociaal akkoord is vastgelegd dat wordt gewerkt in arbeidsmarktregio’s. De komende periode wordt gekeken welke activiteiten op bovenlokaal en welke activiteiten op lokaal of wijkniveau plaats moeten vinden. We moeten er alert op zijn dat er op regionaal niveau zaken geregeld kunnen worden, maar dat de uitvoering nog altijd dichtbij de inwoner georganiseerd kan worden.
10
gemeente Eindhoven
3
Samenhang in 3D
Het is voor de gemeente van belang om te zorgen dat de decentralisaties niet vanuit de kokers naar nieuwe kokers getransporteerd gaan worden. Om echt te komen tot een verbetering van de ondersteuning aan inwoners en om ondersteuning te kunnen bieden aan zij die het echt nodig hebben, is het belangrijk om de samenhang te zien. Het gaat er dan om waar de inwoners centraal gesteld kunnen worden en niet de afzonderlijke wetten of regelingen. Hieronder een aantal voorbeelden van onderwerpen waarbij de dwarsverbanden evident zijn en de samenhang dus gezocht dient te worden. Integrale aanpak op Sociaal Domein Het gemeentelijk takenpakket wordt groter. Ook stijgen de inkomsten uit het gemeentefonds. Samenhang aanbrengen tussen jeugd, werk en zorg is in de nieuwe situatie eigenlijk geen vrijblijvende keuze meer. De decentralisaties richten zich immers op personen die vaak op alle fronten een vraag hebben / ondersteuning nodig hebben. In Eindhoven is WIJeindhoven vastgesteld. Dit betreft een aanpak waarbij ontkokering, integraliteit en eigen kracht / burgerkracht en inzet van sociale netwerken centraal staan. Onderdeel hierbij is dat ook de druk op de specialistische voorzieningen afneemt. Meer wordt geregeld in de eerste lijn en veel meer dan nu het geval is, gebruik wordt gemaakt van basisvoorzieningen en de sociale netwerken die burgers hebben. Arrangementen vanuit de vraag opstellen Er worden nieuwe wetten door het Rijk opgesteld. Helaas betreft dit geen integrale wet voor alle taken die overkomen. Daarom zal op lokaal niveau de integraliteit moeten worden aangebracht. Door de vraag van de inwoner centraal te stellen en niet het ‘probleem’ (wet), komen we tot arrangementen waarin de verschillende onderwerpen als logisch verweven zitten. Een voorbeeld hiervan is de aanpak van de generalistenteams, waarbij niet voor ieder leefgebied en andere professional bij een huishouden wordt ingezet. Samenwerking Zorgverzekeraars en het Zorgkantoor Door de decentralisaties worden de samenwerking met de zorgverzekeraars en het zorgkantoor belangrijk. Zij financieren immers een deel van de ondersteuning die inwoners ontvangen. Preventie is voordelig voor deze partijen, waardoor zij mogelijk geïnteresseerd zijn om te investeren in deze preventie. Ook is het belangrijk om complementair aan elkaar te zijn en zorgen dat overlap voorkomen wordt. Kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking Veel jongeren uit het praktijkonderwijs stromen nu in de Wajong, dat is straks de Participatiewet. Geadviseerd wordt om preventief in te zetten en zorgen voor goede samenwerking met het onderwijs (passend onderwijs) en de arbeidsmarkt, zodat deze
gemeente Eindhoven
11
jongeren geen aanspraak hoeven te maken op de Participatiewet, maar kans maken op betaald werk.
Afspraken met andere verwijzers Huisartsen, kinderartsen, jeugdpsychologen zijn voorbeelden van beroepsgroepen die kunnen verwijzers naar 2e lijns ondersteuning die door de gemeente wordt gefinancierd. Vanuit de gedachte een gezin, een plan, een contactpersoon, maar ook vanuit de beheersbaarheid is het wenselijk heldere afspraken te maken met deze beroepsgroepen en ziekenhuizen. Arbeidsmatige dagbesteding en beschut werken zoveel mogelijk combineren Zowel in de AWBZ (straks WMO) als in de WWB (straks Participatiewet) zijn er activiteiten waarbij arbeidsmatige dagbesteding aan de orde is. Bij de WMO wordt dit dagbesteding genoemd, bij de WWB (straks Participatiewet), de WSW. Een deel van de groep van de WSW heeft overeenkomsten met de doelgroep van de WMO. Het gaat dan om de groep waarbij de verdiencapaciteit minder dan 20% is. Sec geredeneerd betreft dit een groep mensen die drukken op de financiën van de gemeente. Echter het is interessant om te onderzoeken op welke wijze de begeleiding aan inwoners gebundeld kan worden. Het rendement in het efficiënter vormgeven van deze activiteiten, maar ook in het voorkomen van andere (dure) zorgkosten als gevolg van het ontbreken van een goede invulling van een dag. Vervoer van doelgroepen Gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor leerlingen, Wsw- en Wmo-vervoer. Daar komen de vervoerscomponent van de huidige AWBZ-functie begeleiding en vervoer in het kader van Jeugdzorg bij. Ook hier zijn samenwerking en bundeling sleutelwoorden. Hierbij valt te denken aan één centrale inkoop, indicatiestelling en / of uitvoering. Bijvoorbeeld: In de uitvoering kan dit betekenen dat verschillende doelgroepen samen in een voertuig reizen. Inrichting nazorg Wanneer mensen een tijdje intensieve specialistische ondersteuning hebben gehad van bijvoorbeeld een verpleeghuis, een ziekenhuis of een jeugdzorginstelling is het van belang dat het toerusten en voorbereiden van deze mensen op de thuiskomst en een zo groot mogelijke zelfredzaamheid. Dit vraagt om afspraken tussen financiers en uitvoerende instellingen.
Regionale samenwerking Gemeenten zijn niet onbekend met bovenlokale of regionale samenwerking. In sommige wetten is dit ook als verplichting opgenomen. Het blijft belangrijk om te kijken wat goed is om dicht bij de inwoner te organiseren, maar tevens dient ook naar de regionale component gekeken te worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de werkgeversbenadering en inkoop van zeer specialistische ondersteuning.
(Hoogwaardig) handhaven
12
gemeente Eindhoven
De definitie van handhaving is ‘het doen naleven van wet- en regelgeving, zodat deze wetten en regelingen worden benut en toegepast overeenkomstig hun doel en strekking’. Voor de Participatiewet betekent het een rechtmatige en doelmatige verstrekking van de bijstand. De nadruk ligt op preventie (bijvoorbeeld door goede voorlichting te geven), maar er is ook sprake van controle op maat en waar nodig een sanctie die is afgestemd op de gedraging en de persoonlijke omstandigheden. Bij de overheveling van de AWBZ-taken naar de WMO, vindt een aantal ingrepen plaats (m.n. meer zorg in natura, minder PGB’s) waardoor de fraudegevoeligheid afneemt. Toch blijft er aandacht voor handhaving in de WMO, om ervoor te zorgen dat de voorzieningen, evenals de bijstandsuitkeringen, alleen worden toegekend aan diegenen die er recht op hebben. Voor Jeugdzorg geldt dat de handhavende taken vallen onder de jeugdbescherming en jeugdreclassering, waarvan de uitvoering voorbehouden is (en blijft) aan daartoe gemachtigde instellingen. Op het gebied van handhaving zal voor de genoemde terreinen veel aandacht zijn voor preventie en nazorg. Deze taken kunnen grotendeels belegd worden bij de generalist van WIJeindhoven. Verder zal de samenwerking tussen de verschillende (interne en externe partijen) verder worden geïntensiveerd. Opdrachtgeverschap Binnen de drie decentralisaties spelen veel thema’s die raakvlakken hebben met elkaar en met het thema opdrachtgeverschap. Hierbij valt te denken aan, wel of niet aanbesteden, concurrentiestelling, zelf doen of uitbesteden. Maar ook het uitvoeren van bijvoorbeeld indicaties en het soort indicaties dient teruggebracht te worden en eenvoudiger. Maar ook monitoring is van belang. Het is belangrijk om goed na te denken op welke wijze het opdrachtgeverschap het beste vormgegeven kan worden, teneinde te komen tot de beste prijs-kwaliteit verhouding. Concluderend Het vernieuwde sociaal domein moet een samenhangend systeem worden, waarbij de integrale situatie van de inwoner centraal staat. Uit bovenstaande dwarsverbanden blijkt dat een integrale implementatie van de drie decentralisatie vraagt om integrale (bestuurlijke) aansturing, visievorming, ontwikkeling en implementatie.
gemeente Eindhoven
13
4
WIJeindhoven is ‘landingsbaan’
De onderliggende kernbegrippen van de decentralisaties zijn dezelfde: eigen kracht, samenkracht en participatie. Deze begrippen sluiten volledig aan bij WIJeindhoven waardoor een integrale benadering van de decentralisaties en de opbouw van alle facetten van WIJeindhoven niet meer dan logisch is. Ook gezien de dwarsverbanden, zoals gepresenteerd in voorgaand hoofdstuk, staat integraliteit voorop. Dit komt ook terug in de uitgangspunten die wij hebben geformuleerd voor de drie decentralisaties.
4.1
Uitgangspunten 3D 1.
WIJeindhoven is landingsbaan voor de drie decentralisaties. We organiseren de nieuwe (en vernieuwde) verantwoordelijkheden vanuit de drie decentralisaties conform de uitgangspunten van WIJeindhoven. De nieuwe verantwoordelijkheden vanuit de 3D’s bieden, in combinatie met de bestaande verantwoordelijkheden, de mogelijkheid de beoogde systeeminnovatie daadwerkelijk door te voeren en de sociale basisstructuur, 1e en 2e lijn opnieuw vorm te geven.
2.
Eindhoven hanteert een ontschot budget binnen het sociaal domein. We hanteren een (zoveel als mogelijk) ontschot budget voor het sociaal domein, zodat daadwerkelijk ondersteuningsoplossingen op maat kunnen worden ontwikkeld in Eindhoven. Bovendien wordt hiermee afwenteling of doorschuiven naar andere regelingen voorkomen.
3.
Eindhoven neemt de maximale ruimte, binnen de wet- en regelgeving, om WIJeindhoven goed neer te kunnen zetten. We respecteren de wettelijke minimum vereisten, zoals deze worden gehanteerd in de begeleidende wetgeving die gepaard gaat met de decentralisaties. Daarbinnen nemen we de maximale ruimte om WIJeindhoven door te kunnen ontwikkelen.
4.
Besparingen zoveel mogelijk realiseren door anders te werken. De nieuwe en vernieuwde verantwoordelijkheden gaan gepaard met substantiële verminderingen van bestaande budgetten. Per huidige inwoner die nu ondersteuning krijgt via AWBZ, jeugdzorg of Wajong, zal vanaf 2015 minder ondersteuningsbudget beschikbaar zijn. Eindhoven wil de noodzakelijke besparingen zoveel mogelijk realiseren door met een andere werkwijze meer effect met minder professionele inspanningen te sorteren. Met de MKBA 2.0 brengen we in beeld wat daarin mogelijk is en of aanvullende maatregelen nodig zijn.
5.
Uitvoering dichtbij de inwoner, tenzij.... WIJeindhoven gaat uit van kleinschaligheid en nabijheid. Dat zal in het nieuwe sociaal domein ook voorop staan, en dus is uitvoering op wijkniveau voor de hand liggend. Er kunnen redenen om stedelijk, regionaal of
14
gemeente Eindhoven
landelijk samen te werken, bijvoorbeeld effectiviteit (denk aan de werkgeversbenadering in het kader van werk&inkomen), efficiency (gezamenlijke inkoop van specialistische zorg) of verplichting vanuit het Rijk (denk aan de regionale transitie-arrangementen jeugdzorg). Integraal waar kan, decentralisatie specifiek waar nodig. WIJeindhoven betekent een nieuw sociaal domein waarin we niet meer spreken over ‘doelgroepen’; daarvoor in de plaats komen meer maatwerk en gebundelde integrale voorzieningen. We willen zoveel mogelijk op een eenduidige manier werken, sturen, inkopen en verantwoorden in het nieuwe sociaal domein. We ontwikkelen het nieuwe model dus zoveel mogelijk integraal, geredeneerd vanuit de ambities van WIJeindhoven. Er zijn ook verantwoordelijkheden en specifieke groepen die om afzonderlijke voorzieningen en sturing vragen (denk bijvoorbeeld aan jeugdbescherming en jeugdreclassering). Deze zullen we afzonderlijk oppakken.
6.
7.
Gefaseerde opbouw. De nieuwe wetten zullen (zo is de ambitie) op 1 januari 2015 ingaan, en dan is de verbrede verantwoordelijkheid van de gemeente een feit. Het zal echter niet zo zijn dat per 1 januari 2015 de complete implementatie van het nieuwe sociaal domein een feit is. Ten behoeve van continuïteit van dienstverlening aan bestaande cliënten, en voldoende waarborgen voor kwaliteit van ondersteuning aan nieuwe cliënten (en overigens ook als gevolg van de huidige onduidelijkheid in wetgeving) hanteren we een groeimodel. Of liever gezegd, blijven we een groeimodel hanteren, zoals we nu al doen met de implementatie van de WIJ-teams. Geleidelijk zal de systeeminnovatie WIJeindhoven gevuld worden met vernieuwing van matschappelijke rolverdeling en dienstverlening. Dit betekent dat op onderdelen tijdelijk 2 systemen naast elkaar kunnen bestaan (het regionaal transitie arrangement jeugdzorg is een voorbeeld van deze fasering). Overigens blijft de noodzaak van maatschappelijke innovatie en de financiële opgave, zorgen voor urgentie om daarbij oldoende vaart te maken.
8.
Eigen kracht en samenkracht staan centraal. Met het versterken van de sociale basisstructuur willen we de zelf- en samenredzaamheid van Eindhovenaren versterken, zodat het beroep op de (professionele) 1e en 2e lijn van inwoners afneemt en de ruimte ontstaat inwoners die dat echt nodig hebben de juiste specialistische ondersteuning te bieden. Als inwoners toch professionele ondersteuning nodig hebben moet die aanvullend en versterkend zijn op de eigen en samenkracht van de desbetreffende inwoner. Professionele ondersteuning is waar mogelijk tijdelijk en gericht op het vergroten van de eigen kracht van de inwoner. Dat kan niet altijd (denk aan beperkingen als gevolg van ouderdom), en dan is het zoveel mogelijk verankeren van de ondersteuning in de sociale omgeving van inwoner het devies. Ook zal een bewoner altijd gevraagd worden of er interesse is om vrijwillig zijn of haar competenties in te zetten om een ander te helpen.
9.
Het versterken van de sociale basisstructuur is een verantwoordelijkheid van de hele stad. De gemeente kan hierin aanjagen, faciliteren en verbindingen leggen. Zo zal de gemeente stimuleren dat bedrijven, maatschappelijke organisaties, scholen
gemeente Eindhoven
15
(bijvoorbeeld in het kader van passend onderwijs), verenigingen en vrijwilligersorganisaties toegankelijk zijn voor (waar mogelijk) alle inwoners van onze stad. Ook worden onderlinge contacten tussen inwoners en burgerinitiatieven gestimuleerd en waar nodig ondersteund. 10. Voor de gemeente nieuwe groepen hebben ‘oude’ verwachtingen en beelden Met het principe dat ondersteuning altijd aanvullend is op de eigen- en samenkracht van inwoners willen we een verschuiving realiseren van zwaardere, specialistische en langdurige ondersteuning naar lichtere en kortdurende alternatieven. Daarbij verdwijnt ook het recht op zorg. Hierbij is een volwassen dialoog met de inwoners noodzakelijk. Hierbij komen ook zaken als wederkerigheid aan bod 11. Keuzevrijheid die aansluit bij de wensen van de inwoners. De gemeenteraad heeft al aangegeven dat het persoonsgebonden budget (PGB) als mogelijkheid behouden moet worden voor het behoud van keuzevrijheid. Het college onderzoekt wat mogelijk is binnen de wettelijke mogelijkheden. Aanvullend hierop wil het college van inwoners weten op welke onderdelen en in welke mate de inwoners van Eindhoven keuzevrijheid van belang vinden. Denk bijvoorbeeld aan: interactieve planvorming, invloed op de uitvoering, inzage, recht tot amendering of beheer eigen dossier, etc.) 12. We willen een regel- en procedurearm sociaal domein. De huidige toeleidings- en uitvoeringspraktijk in AWBZ, jeugdzorg en Wajong is onpersoonlijk, bureaucratisch en belemmerend. We moeten ervoor zorgen dat dat in het nieuwe sociaal domein verdwijnt. Eindhoven streeft naar een vermindering van het aantal regels, procedures en protocollen ten opzichte van de ‘oude’ situatie. Het vakmanschap en handelingsruimte van de professional in dialoog met de inwoner moet voorop staan. Uiteraard blijft monitoring van maatschappelijk resultaat in relatie tot bestede middelen van groot belang. We ontwikkelen handzame dashboards en sturingsinstrumenten die daarbij helpen en ons in staat stellen verantwoording af te leggen. 13. Participatie, samenspraak en draagkracht van de stad passen bij het ‘nieuwe sociaal domein’ Met de decentralisaties komt een ‘nieuwe’ groep mensen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente met een bestaande organisatiegraag en verwachtingen. Deze groep een plek vinden in het sociale domein in de nieuwe vorm. Organisatie en verwachtingen moeten hierbij aansluiten. Het betrekken van cliëntenraden, inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties, scholen en verenigingen is hierbij van groot belang.
16
gemeente Eindhoven
4.2
Financiële opgave
De decentralisaties hebben betrekking op drie onderdelen van het sociale domein: jeugdzorg, het extramurale deel van de AWBZ (Wmo 2015) en participatie/werk (Participatiewet). Met de verantwoordelijkheden en taken zou naar globale indicatie, op landelijk niveau, volgens de het huidige stelsel bruto ca.18½ mld euro gemoeid zijn in 2015. De decentralisaties gaan gepaard bezuinigingen die stapsgewijs oplopen tot structureel ca. 3½ mld (landelijk) euro. Hierdoor resteert netto een overdracht van middelen naar gemeenten van ca. 15 mld euro. In onderstaande tabel ziet u een indicatie van wat dit betekent voor Eindhoven. De middelen zijn afkomstig van verschillende departementen, provincies, AWBZ en Zvw. Voorlopige indicatie voor Eindhoven in 2017 X € 1 miljoen Decentralisatie Jeugdzorg 48,9 AWBZ 90,3 Wmo n.b. Participatiewet 49,3 49,3 TOTAAL n.b.
Korting -4,3 -22,6 - 9,3 - 8,3 44,5
Budget 44,6 67,7 n.b. 41,1 n.b.
De cijfers van de kadernota 2014-2017 van april 2013 zijn, voor zover mogelijk, geactualiseerd na de Mei-circulaire 2013. Genoemde getallen zijn dan ook indicatief. Er is voor 2017 gekozen in verband met de oplopende bezuinigingen in de jaren 2014, 2015, 2016. Gezien de recente onderhanderhandelingen over de bezuinigingen is het nog niet mogelijk zekerheid te geven over de cijfers. Het is de bedoeling dat de met de decentralisaties gemoeide budgetten in de toekomst gebundeld worden. Hiermee krijgt Eindhoven de mogelijkheid in te spelen op de samenhang in de verschillende problemen waar degenen die ondersteuning nodig hebben mee te maken hebben.
4.3
Risico’s decentralisaties
Het is duidelijke dat de overheveling van nieuwe verantwoordelijkheden middels de decentralisaties een omvangrijke operatie is. Om succesvol te kunnen zijn in de transformatie en kostenbesparing zijn de volgende punten van belang: b Afhankelijkheid van Rijk voor echte deregulering en ontschotting b Budgettaire kortingen direct van kracht per 1/12015, maar realisatie is ontwikkelingsmodel b Afhankelijkheid van kamerbehandeling nieuwe wetten en mogelijke verdere inperking van vrijheid in dit landelijke proces b Cultuur en mentaliteitsverandering bij inwoners, instellingen, professionals en eigen organisatie kost tijd b Afhankelijkheid van landelijke proces voor voldoende voorbereiding- en implementatietijd definitieve wetgeving. Hiermee kunnen ook de frictiekosten worden beperkt.
gemeente Eindhoven
17
Voor de organisatie in Eindhoven termen als ‘span of control’, slim faseren in de opbouw de grote aandachtspunten. WIJeindhoven moet kunnen groeien als concept en als uitvoeringspraktijk. Het college laat verschillende werkgroepen cijfermatige analyses uitvoeren om aannames te controleren, daarnaast wordt in de huidige praktijk van WIJeindhoven gekeken op welke wijze een en ander het beste kan worden georganiseerd en getoetst in de praktijk. Een andere belangrijke maatregel is de doorrekening, van alle toekomstige interventies in het sociaal domein (inclusief de gevolgen van de decentralisaties) middels een tweede Maatschappelijke Kosten Baten Analyse. Met dit instrument worden de effecten berekend van het voorgenomen werkwijze en de gekozen wijze van interveniëren.
4.4
Mijlpalen en planning
Wat Overgangsregeling 2015: Jeugd wettelijke plicht “De versnelling”: enkelvoudige ambulante jeugdzorg alvast naar de gemeente MKBA 2.0: kwantificeert de inhoudelijke en bedrijfsmatige operationalisering uit het implementatieplan en biedt inzicht in de financiële opgave en te verwachten maatschappelijk rendement Verordeningen (waar mogelijk in samenhang), wettelijke plicht Integraal uitvoeringsprogramma per jaar (Jeugdwet en Wmo 2015), wettelijke plicht Wijziging Wwb Inwerkingtreding Participatiewet, Jeugdwet en Wmo 2015
18
Wanneer gereed 31 okt 2013 Aanvang 1 jan 2014 1e kwartaal 2014
1e kwartaal 2014 1e kwartaal 2014 1 juli 2014 1 jan 2015
gemeente Eindhoven
Bijlage 1: Informatieve websites
De ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Voor de meest actuele informatie verwijzen wij graag naar de volgende websites. Sociaal domein http://www.vng.nl/onderwerpenindex/bestuur/decentralisaties-sociaal-domein http://www.movisie.nl/kennisdossier/decentralisaties http://k2.nl/brabantskenniscentrumjeugd/publicaties/e-book-transitie-gemeentelijk-sociaaldomein/ Jeugd http://www.voordejeugd.nl/ondersteuning/ondersteuning/transitiebureau http://www.vng.nl/onderwerpenindex/jeugd http://kennisnetjeugd.nl/ http://nji.nl/
AWBZ/Wmo 2015 http://www.invoeringwmo.nl/content/het-transitiebureau http://www.vng.nl/onderwerpenindex/maatschappelijke-ondersteuning Participatiewet http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/re-integratie/participatiewet-bevordert-reintegratie http://www.vng.nl/onderwerpenindex/sociale-zaken/participatiewet http://www.divosa.nl/
gemeente Eindhoven
19
Bijlage 2: Meer informatie over Decentralisatie Jeugdzorg
Uitgangspunten Naast een bestuurlijke en financiële decentralisatie streeft de overheid naar een omslag, oftewel transformatie, in de ondersteuning, hulp en zorg voor jeugdigen. Het landelijk transitieplan jeugd (mei 2013) noemt de volgende uitgangspunten voor een nieuw jeugdstelsel: b preventie en uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden (eigen kracht) van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk; b demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; b eerder de juiste hulp op maat te bieden, om het beroep op dure gespecialiseerde hulp te verminderen; b integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’; door ontschotting van budgetten ontstaan meer mogelijkheden voor betere samenwerking en innovaties in ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen; b meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden en vermindering van administratieve lasten; b betrokken professionals die sociale netwerken in de omgeving van het gezin weten in te schakelen en die kunnen samenwerken met vrijwilligers en familieleden en hun kracht weten te benutten. In de transformatie spelen inwoners (gezinnen), professionals, zorgorganisaties en gemeenten ieder hun eigen rol: b Van inwoners vraagt het een omslag in de omgang met en inzet van sociale netwerken, professionals en gemeenten; b Op het niveau van de professionals moet de transformatie gestalte krijgen in de andere manier van werken met kinderen, jongeren en gezinnen, van samenwerken en van zich tot elkaar verhouden: meer vrije regelruimte om per gezin de juiste hulp te bieden; b Ook moet de transformatie gestalte krijgen in een andere wijze van aansturen van professionals binnen de organisatie: meer verantwoordelijkheid naar de professional; b Tot slot krijgt de transformatie voor in vernieuwde samenwerking (opdrachtgever en opdrachtnemerschap) tussen gemeente en uitvoerend veld met meer verantwoordelijkheid naar de zorgorganisaties.
Lokaal en regionaal Gemeenten moeten uiterlijk één jaar voordat de Jeugdwet in werking treedt bovenlokale afspraken maken over de wijze waarop zij hun nieuwe taken vormgeven. Het gaat minimaal om afspraken over de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering, Advies
20
gemeente Eindhoven
en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) en gesloten jeugdhulp. De gemeenten in de regio Zuid Oost Brabant hebben met het bestuursakkoord: ’21 voor de jeugd’ de volgende afspraken gemaakt met betrekking tot regionale samenwerking.
Zorgvorm
Niveau van regionale samenwerking
Ambulante zorg aan kind en gezin
Product- en prijsafspraken met grote instellingen, waarbij lokaal bepaald wordt welke en hoeveel zorg al dan niet wordt ingekocht
Dagbehandeling
Nadere uitwerking in regionaal verband
Dag- en nachtopvang
Gezamenlijke inkoop met risicospreiding
Toezicht en rechterlijke macht: Jeugdbescherming/jeugdreclassering
Gezamenlijke inkoop, waarbij de gemeente zelf het volume bepaalt
Speciale producten
Crisishulp
Gezamenlijke inkoop met volumegarantie voor instelling. Op termijn komt er wellicht 1 brede lokale crisisdienst voor het gehele sociale domein
AMHK
Gezamenlijke inkoop met volumegarantie voor instelling (AMHK= algemeen meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling)
Kindertelefoon
Afwachten landelijke besluitvorming
Kwaliteit De volgende wettelijke kwaliteitseisen gelden voor alle vormen van jeugdhulp, kinderbeschermings-maatregelen en jeugdreclassering: b verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering; b norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om zo nodig geregistreerde professionals in te zetten; b voorschriften omtrent informatie, toestemming, dossiervorming en bescherming van de persoonlijke levenssfeer; b verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; b meldplicht calamiteiten; b meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp. Extra wettelijke kwaliteitseisen voor aanbieders Gecertificeerde aanbieders van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroeien opvoedingsvraagstukken krijgen extra wettelijke kwaliteitseisen opgelegd. Ook voor jeugdhulpaanbieders van verblijf en intensieve ambulante jeugdhulp in het gedwongen kader gelden de extra wettelijke kwaliteitseisen. Voor de verplichte jeugd-GGZ en jeugd-VB blijven de kwaliteitseisen van de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz ) gelden.
gemeente Eindhoven
21
De extra wettelijke kwaliteitseisen hebben betrekking op: b hulpverleningsplan; b systematische kwaliteitsbewaking; b klachtrecht; b medezeggenschap; b verslaglegging over toepassing van b de wettelijke kwaliteitseisen; b maatschappelijke verantwoording. Certificering In het nieuwe jeugdstelsel is de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp voorbehouden aan gecertificeerde aanbieders. Certificering betekent dat instellingen moeten voldoen aan een vastgelegd normenkader. Het certificaat wordt uitgereikt, geschorst en ingetrokken door een certificerende instelling. Vanwege de rijksverantwoordelijkheid is gekozen voor verplichte (wettelijke) certificatie en niet voor vrijwillige certificering door de sector zelf. Toezicht door het Rijk danwel gemeenten Het Rijk houdt toezicht op gecertificeerde aanbieders van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering, gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en jeugdhulpaanbieders die verblijf aanbieden. Ook wordt toezicht gehouden op aanbieders van intensieve ambulante jeugdhulp in het gedwongen kader. Op alle overige vormen van jeugdhulp houdt de gemeente toezicht. De wijze waarop het gemeentelijke toezicht wordt vormgegeven is aan gemeenten. Gemeenten kunnen hiervoor bovenlokale samenwerking zoeken of indien gewenst het Rijkstoezicht inhuren.
Financiële consequenties Ruimte ten aanzien van kostenbeheersing Gemeenten hebben de verplichting om verwijzingen door artsen te accepteren, door de gespecialiseerde jeugdhulp en de kinderbeschermingsmaatregelen en door de jeugdreclassering. De gemeente moet afspraken maken om de kosten van deze hulp in te kunnen beheersen. Mogelijk is dit een aanzienlijk deel van het totale jeugdhulpbudget dat wordt overgeheveld aan gemeenten. Een belangrijk deel van de uitgaven is door de gemeenten niet of maar voor een zeer beperkt deel te beïnvloeden. Hierdoor zal de efficiencykorting volledig op de andere uitgaven komen te drukken. Daarbij komt dat het wetsvoorstel hoge verwachtingen heeft van de mogelijkheden om via decentralisatie en regie door gemeenten preventie en ambulante zorg te bevorderen om op deze wijze gespecialiseerde ondersteuning terug te dringen. Ruimte ten aanzien van keuzevrijheid voor de inwoner- Persoonsgebonden budget (pgb) Na de overheveling van financiële middelen voor jeugdhulp zijn gemeenten niet verplicht tot het verstrekken van pgb’s. Gemeenten kunnen zelf bepalen of en wanneer een inwoner voor
22
gemeente Eindhoven
een pgb in aanmerking komt (‘kan-bepaling’). Eindhoven kan zelf de afweging maken of en in welke situatie een pgb een goed en wenselijk alternatief vormt voor zorg in natura. Bij jeugdhulp op grond van een rechterlijke maatregel is geen pgb mogelijk. De reden daarvoor is dat in deze situaties niet aannemelijk is dat de ouders in staat zijn regie te voeren op het budget voor de zorg voor de jeugdige. Eigen bijdrage Er komt géén eigen bijdrage in de jeugdzorg. Dit is afgesproken in het regeerakkoord van oktober 2012 tussen VVD en PvdA voor het kabinet Rutte II. Omvang en korting op transitie jeugdzorg Op dit moment wordt hard gewerkt om inzicht te krijgen in het aantal Eindhovense jeugdigen dat gebruik maakt van jeugdzorg, jeugd AWBZ en Jeugd GGZ voorzieningen. Hierbij wordt gestreefd naar een beeld van de omvang, het type hulpverlening, de kosten, aantal aanspraken per persoon en geografische concentratie in Eindhoven. Onzekerheid over budget De huidige onzekerheid over het definitieve budget blijkt deels nog onvermijdelijk: • Het is onduidelijk hoe de voorgenomen maatregelen om de kosten van persoonsgebonden budgetten beheersbaar te houden financieel uitpakken. • Na 2011 zijn aanvullende bezuinigingen aangekondigd, waarvan nog niet duidelijk is hoe ze het budget voor de jeugdzorg beïnvloeden. • De definitieve gegevens over de uitgaven die in 2012 zijn gedaan voor jeugdzorg zijn nog niet beschikbaar. Beschikbaar cijfermateriaal Het Rijk heeft met de gemeenten afgesproken dat het budget wordt gebaseerd op de uitgaven die in 2012 zijn gedaan. VWS verwacht in de loop van 2013 de definitieve gegevens beschikbaar te hebben. De Algemene Rekenkamer beveelt de staatssecretaris van VWS aan om zich tot het maximale in te spannen om inderdaad over betere gegevens over 2012 te beschikken en op basis hiervan een herberekening van het hele budget uit te voeren. Om toch een beeld te geven van volgen hieronder de landelijke ramingen. Cliënten kunnen gebruik maken van meerdere regelingen.
Aantallen in Eindhoven (LANDELIJKE) Aantallen cliënten en uitgaven aan Jeugdzorg in 2011 Aantallen 2011 Budget in mln. euro’s Jeugdbescherming 51.000 337 Jeugdreclassering 17.000 Provinciale Jeugdzorg (pjz) 107.000 1.223 Jeugdzorg Plus 3.000 192 Curatieve GGZ: Zvw 248.000 632 AWBZ indicaties: Jeugd-lvg, Jeugd GGZ 83.000 1.263
gemeente Eindhoven
23
Bron: Algemene Rekenkamer, 2013, Budget decentralisatie jeugdzorg (op basis van gegevens van het ministerie van VWS). Op 1 januari 2011 woonden in Eindhoven 57.938 kinderen en jongeren van 0 t/m 23 jaar (dat is 26,8% van de 216.036 inwoners van Eindhoven) en zijn er 29.327 gezinnen (26,7% van het totaal aantal particuliere huishoudens in Eindhoven). Dit aandeel jeugdigen is wat lager en dit aandeel gezinnen is wat lager dan het gemiddelde percentage van vergelijkbare andere gemeenten (respectievelijk 28,2% en 30,1%). Het aantal cliënten van de jeugdzorg is snel gegroeid. Het SCP schat de jaarlijkse groei van het aantal cliënten van de provinciale jeugdzorg voor de periode 2000-2009 op 3,5%, voor de curatieve Jeugd GGZ op 8% en voor de jeugd-lvg op meer dan 8%. De gewogen gemiddelde groei van het aantal cliënten in de tweedelijnsjeugdzorg komt daarmee uit op circa 7%, in een periode waarin het aantal kinderen in Nederland toenam met slechts ¼% per jaar. Rijk en gemeenten staan daarmee voor een dubbele budgettaire opgave: niet alleen om vanaf 2015 de in het Regeerakkoord beoogde doelmatigheidswinsten te realiseren, maar ook om in de periode 2013-2015 de groeitrend uit het verleden om te buigen.
24
gemeente Eindhoven
Bijlage 3: Meer informatie over Decentralisatie AWBZ
Uitgangspunten voor de nieuwe visie op langdurige zorg b Uitgaan van wat mensen (nog) wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen b Als ondersteuning nodig is, wordt allereerst gekeken naar het eigen, sociale netwerk en de financiële mogelijkheden van betrokkenen en wordt de hulp dichtbij georganiseerd b Voor diegene die – ook met steun van de omgeving – niet zelfredzaam kan zijn, is er op participatie gerichte ondersteuning en/of passende zorg b De meest kwetsbare mensen krijgen recht op passende zorg in een beschermde, intramurale omgeving Reikwijdte maatschappelijke ondersteuning 2015: b Bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld b Ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale probleem zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving b Bieden van opvang , hierbij gaat het om maatschappelijke opvang (vrouwen/mannen, verslaafden, maar ook beschermd wonen/RIBW). Naar verwachting krijgt Eindhoven hier een taak als centrumgemeente.
Lokaal en regionaal Met de Wmo 2015 krijgt elke gemeente de verantwoordelijkheid om de ondersteuning voor de inwoners met een beperking te organiseren. Voor bepaalde zaken, bijvoorbeeld opvang inclusief het beschermd wonen, worden centrumgemeenten aangewezen. Te verwachten is dat Eindhoven als centrumgemeente aangemerkt zal worden. Maar een overige verplichting tot regionale samenwerking zoals in de Jeugdwet of Participatie wet is er niet. Eindhoven heeft voor de invulling van Wmo 2015 duidelijk gekozen voor de landingsbaan WIJeindhoven en daarmee ook voor een eigen koers. We staan open voor regionale samenwerking als dat bijdraagt aan het realiseren van WIJeindhoven en natuurlijk het delen van kennis, zoals bijvoorbeeld in het overleg AWBZ bij het SRE. Er is nog geen keuze gemaakt voor de taak van informatie, advies en cliëntondersteuning. De huidige MEE financiering (uit de AWBZ) gaat ook naar de gemeenten. Hierbij is er een keuze hoe we dit als gemeente gaan invullen en of we hierbij regionaal gaan samenwerken.
Kwaliteit De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning ligt bij de aanbieder die deze levert. De gemeente is verantwoordelijk voor goede uitvoering van wettelijke taken (integraal sociaal domein) en moet bij het sluiten van overeenkomsten met de
gemeente Eindhoven
25
aanbieders toetsen of zij aan deze eisen (blijven) voldoen. In de wet wordt een basisnorm vastgelegd waar kwaliteit aan moet voldoen: b Veilig, doeltreffend, doelmatig, cliëntgericht b Afgestemd op behoefte, samen b In overeenstemming met professionele standaards b Rekening houdend met rechten van de cliënt b Aanbieders van maatwerkvoorzieningen moeten een meldcode vaststellen hoe zij omgaan met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling. b Aanbieder (behalve van hulpmiddelen en woningaanpassingen) en zijn personeel zijn in bezit van een VOG (verklaring omtrent gedrag) Om de landelijke kwaliteit te bewaken worden er professionele standaards voor ondersteuning ontwikkeld met alle betrokken partijen. Hierbij is een rol weggelegd voor het Zorginstituut en KING. Het Rijk kan middels een AMvB deze standaards rechtstreeks op aanbieders van toepassing laten zijn. Naast de kwaliteit krijgen worden gemeente ook verantwoordelijk voor een goede uitvoering van wettelijke taken, handhaving en toezicht. De IGZ (Inspectie voor de gezondheidszorg) houdt toezicht op toepassing van de landelijke kwaliteitsstandaards door aanbieders en rapporteert gevraagd en ongevraagd aan B&W. Natuurlijk blijven gemeenten verantwoordelijk voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering. Als een cliënt opzettelijk verkeerde informatie heeft verstrekt aan B&W, waardoor een verkeerd besluit is genomen kan het college geheel of gedeeltelijk het geld terugvorderen. Hiervoor krijgt zij in de Wmo 2015 een executoriale titel (in de huidige Wmo ontbreekt deze titel).
Financiële consequenties De herziening van de langdurige zorg is onder andere ingegeven omdat deze financieel niet meer houdbaar was. De Wmo 2015 kent een brede verantwoordelijkheid voor een grote groep inwoners met een beperking. Hiervoor krijgt de gemeente geld dat wordt toegevoegd aan het gemeentefonds. De financiële consequenties liggen op 2 velden: decentralisatie AWBZ en huidig budget Wmo. Het budget dat overkomt voor de verantwoordelijkheden vanuit de AWBZ zijn nog niet bekend, zij worden bekend gemaakt in de septembercirculaire 2013. Wel is bekend dat het gaat om een landelijke korting van 25% op de bestaande budgetten. De verdeling van de landelijke budgetten gaat op basis van historische gegevens. Een eerste inschatting kunnen we maken op basis van de Vektis gegevens. Op basis van deze historische gegevens hebben we inzage in de budgetten AWBZ voor begeleiding en persoonlijke verzorging in Eindhoven. Dit is dus alleen een indicatie van de grootte van de bedragen die er nu in omgaan. Het budget wordt een geclausuleerd recht in de Wmo 2015. Het budget is een optie tot maatwerk en is alleen een alternatief voor een maatwerkvoorziening. De cliënt kan niet om een budget vragen ipv een algemene voorziening. Op verzoek van de cliënt kan een budget worden aangevraagd indien hij: De daaraan verbonden taken verantwoord kan uitvoeren
26
gemeente Eindhoven
b b b
Motiveert waarom aanbod in natura niet passend is Kwaliteit ondersteuning naar oordeel gemeente voldoende is gewaarborgd Mogelijkheid om bij verordening nadere, beperkende regels vanuit doelmatigheid te stellen b In beginsel wordt geen budget ter financiering informele zorg ingezet tenzij de inzet van het budget aantoonbaar effectiever en doelmatiger is in de ondersteuning Het budget wordt uitgekeerd middels het trekkingsrecht. Bij wet wordt het SVB aangewezen als kassier. Het is nog niet duidelijk hoe dit gefinancierd gaat worden.
Eigen bijdrage Voor de maatwerkvoorziening kan een eigen bijdrage worden gevraagd aan de cliënt (die 18 jaar of ouder is) tot de hoogte van de kostprijs van de voorziening. Net als in de huidige wetgeving moet bewaakt worden dat de cliënt voor Wmo en AWBZ niet meer betaalt dan zijn maximale eigen bijdrage die hij op grond van zijn inkomsten (met kleine vermogensbijtelling) kan betalen. Ook in de Wmo 2015 komen er geen inkomensgrenzen.
Aantallen in Eindhoven Op basis van de gegevens van het CIZ en Vektis (zorginkoop) hebben de volgende aantallen een indicatie voor extramurale AWBZ zorg.
Begeleiding< 18 Begeleiding 18+ Persoonlijke verzorging<18 Persoonlijke verzorging 18+
CIZ indicatie (11-2013) 600* 3075 150 3330
Vektis zorginkoop Totaal Met tussen haakjes ZiN (2012) en PGB (2011) 921 (272 + 649 3682 (2748 + 934) 139 (23 + 116) 5311 (4684 + 627)
*Opmerking: begeleiding voor cliënten jonger dan 18 jaar gaat over naar de Jeugdwet. Naast het CIZ worden er voor deze doelgroep ook indicaties afgegeven door bureau jeugdzorg. Momenteel wordt gewerkt aan een nadere analyse van deze gegevens.
gemeente Eindhoven
27
Bijlage 4: Meer informatie over de Participatiewet
Lokaal en regionaal Eindhoven werk nu samen met 5 andere gemeenten in het zogeheten ERGON verband. Zij trekken samen op in de voorbereidingen van de Participatiewet. Hierbij valt te denken aan zaken als één werkgeversbenadering. Het sociaal akkoord versterkt de al ingeslagen richting om de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden vorm te geven in 35 arbeidsmarktregio’s en het maakt deze richting een stap concreter. Gemeenten en sociale partners zorgen ervoor dat er 35 Werkbedrijven komen. Dit betekent niet dat dit fysieke loketten moeten zijn. Dit kunnen ook netwerkorganisaties zijn. Deze Werkbedrijven zijn de schakel tussen de werkgever en de mensen met een arbeidsbeperking die aan de slag worden geholpen. Hiermee worden de kansen op succesvolle plaatsing vergroot. Gemeenten hebben de lead en werken samen met UWV en sociale partners. Gemeenten en sociale partners werken het Werkbedrijf samen uit in de onlangs opgerichte Werkkamer. Omvang Standcijfers 30 augustus 2013 WWB: Wajong: Wsw:
5.600 2800 1.375(hele Ergon regio) 1.978)
Naast de participatiewet is er ook het voornemen van het kabinet de Wet Werk en Bijstand aan te scherpen met ingang van 1 juli 2014. Het betreft de volgende wijzigingen: b beperking stapeling uitkeringen binnen huishouden (kostendelersnorm) b uniformering arbeids- en re-integratieverplichtingen én maatregelen: o algehele arbeids- en re-integratieplicht (geen categoriale ontheffingen) o verplicht opleggen tegenprestatie naar vermogen o aanscherping maatregelen en uniformering (3 maanden geen WWB) b intensivering armoedebeleid b invoeren zoektijd 4 weken ook voor WWB 27+ Met de voorbereidingen op de participatiewet wordt rekening gehouden met de aanscherping van de Wwb en andersom. Het belang van hoogwaardig handhaven neemt hierbij toe. Het huidige gemeentelijk handhavingsaanpak wordt hierop aangepast. Hierbij is expliciete aandacht voor de rol van de WIJgeneralist.
28
gemeente Eindhoven
Bijlage 5: Tijdlijn 3 decentralisaties
Jeugdwet
Van AWBZ naar Wmo 2015
Participatiewet
2012
2012
2012
Wetstraject: consultatie van concept Jeugdwet
2013 Wetstraject: Behandeling e wet in 2 Kamer
2014 Wetstraject: verwachte publicatie jeugdwet in Staatsblad
Wetstraject: Kabinet eRutte 1 wetsvoorstel naar 2 Kamer; controversieel verklaring na val kabinet Rutte 1; opname in regeerakkoord Rutte 2
2013
2013 Tbv decentralisatie AWBZ wordt de Wmo grondig herzien. Het wetsvoorstel ligt in het 3e kwartaal ter advies voor aan RvS. Naar verwachting gaat het wetsvoorstel in het najaar naar de 2e kamer.
Wetstraject: voorjaar 2013 indienen wetsvoorstel bij 2e Kamer.
2014
2014
Wetstraject: verwachte publicatie jeugdwet in Staatsblad
2015
2015
1 januari: Transitie jeugdzorg naar gemeenten
1 januari: gemeenten verantwoordelijk voor extramurale begeleiding, persoonlijke verzorging en nieuwe werkwijze WMo 2015 en cliëntondersteuning
gemeente Eindhoven
Wetstraject: beleidsbrief contouren participatiewet (21-12)
1 juli: invoering aanscherping Wet werk en bijstand
2015 1 januari: stopzetten nieuwe instroom in Wsw 1 januari: naar verwachting invoering Participatiewet
29