Beleidsplan 3 decentralisaties in het sociaal domein 2015-2018
September 2014
99-3
Voorwoord Voor u ligt het beleidsplan - 3 decentralisaties in het sociaal domein met als titel “Samen”. Met de overname van belangrijke zorgtaken van het Rijk met ingang van 1 januari 2015 staan wij voor een grote opgave. We moeten de zorg en de begeleiding naar werk van onze inwoners vormgeven met minder geld. Daarentegen zijn we aan minder regels gebonden en kunnen meer maatwerk leveren. Dat was een wens van velen. We kunnen een einde maken aan de spaghetti van hulpverleners in een gezin en we werken aan een inclusieve samenleving, een samenleving waarin iedereen mee kan doen. De titel van het beleidsplan “Samen” is natuurlijk niet voor niets gekozen. We moeten het samen doen, de gemeente met haar inwoners. Wij zullen vaker een beroep op onze inwoners doen en hopen dat zij die hulp ook uit zichzelf aanbieden. Wij zullen zelf moeten leren om wat meer afstand te nemen, initiatieven te laten bloeien en niet in de bureaucratische modus te schieten. Onze leidraad moet daarbij zijn NIVEA: Niet Invullen Voor Een Ander. In dit beleidsplan staan de uitgangspunten beschreven over de manier waarop wij de kanteling in ons denken en handelen in het sociaal domein willen vorm geven. Ik wens ons allen veel succes bij deze enorme transitie en transformatie opgave.
Lia Roefs Wethouder Samenleving
99-4
2/28
Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................................................ 5 1. Doelen, uitgangspunten en resultaten ........................................................................................... 7 2. Inwoners ....................................................................................................................................... 9 2.1 Wat we verwachten van onze inwoners .................................................................................... 9 2.2 Wat kunnen inwoners van de gemeente verwachten ................................................................ 9 2.3 Communicatie een belangrijk aspect ........................................................................................ 9 3. Voorzieningen ............................................................................................................................. 11 3.1 Multifunctionele accommodaties ............................................................................................ 11 3.2 (Integrale) kindcentra ............................................................................................................. 11 3.3 (Passend) Onderwijs.............................................................................................................. 11 3.4 Vrije tijd/verenigingen/dorpsraden .......................................................................................... 12 3.5 Vrijwilligers en mantelzorgers ................................................................................................ 12 3.6 Gezondheid ........................................................................................................................... 12 3.7 Samenwerking met partners in de zorg .................................................................................. 13 4. Sociaal team ............................................................................................................................... 14 5. 3 decentralisaties in het sociaal domein ...................................................................................... 15 5.1 Intergemeentelijke samenwerking .......................................................................................... 15 5.2 Inkopen ................................................................................................................................. 15 5.3 Keuzevrijheid en inkomensregelingen .................................................................................... 15 5.4 Cliëntondersteuning ............................................................................................................... 16 5.5 Verantwoording ..................................................................................................................... 16 5.6 Financiën ............................................................................................................................... 17 5.7 Samenwerking met zorgverzekeraars .................................................................................... 17 5.8 Vervoer .................................................................................................................................. 17 5.9 Dorpsdagvoorziening ............................................................................................................. 17 5.10 ‘Right to challenge’ .............................................................................................................. 17 5.11 Landelijke voorzieningen zintuiglijk gehandicapten............................................................... 17 5.12 Continuïteit van zorg ............................................................................................................ 18 6. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ................................................................................. 19 6.1 Algemene voorzieningen ........................................................................................................ 19 6.2 Maatwerkvoorzieningen ......................................................................................................... 20 6.3 Kwaliteitsnormen ................................................................................................................... 21 6.4 Overgangsregeling bestaande gebruikers AWBZ en Wmo ..................................................... 21 7. Jeugd .......................................................................................................................................... 22 7.1 Algemene voorzieningen ........................................................................................................ 22 7.1.1 Centrum Jeugd en Gezin (CJG) ....................................................................................... 22 7.1.2 Crisishulp en opvang ....................................................................................................... 22 7.1.3 Kindertelefoon ................................................................................................................. 23 7.2 Maatwerkvoorzieningen ......................................................................................................... 23
99-4
3/28
7.2.1 Jeugdhulp ....................................................................................................................... 23 7.2.2 Jeugdbescherming en jeugdreclassering ......................................................................... 23 7.2.3 Jeugdzorgplus ................................................................................................................. 23 7.3 Afstemming jeugd en onderwijs ............................................................................................. 24 7.4 Kleine doelgroepen met specialistische zorg .......................................................................... 24 7.5 Kwaliteitsnormen ................................................................................................................... 24 8. Participatie .................................................................................................................................. 25 8.1 Lokale voorzieningen ............................................................................................................. 25 8.2 Regionale voorzieningen........................................................................................................ 26 8.3 Aansluiting participatiewet en passend onderwijs ................................................................... 27 9. Tot slot: werk aan de winkel ........................................................................................................ 28
99-4
4/28
Inleiding In dit beleidsplan geven we als gemeente inhoud aan de 3 decentralisaties in het sociaal domein. Bij deze decentralisaties gaat het om de extramurale ondersteuning binnen d e nieuwe Wmo, alle vormen van jeugdhulp en jeugdzorg en de veranderingen op het gebied van werk en inkomen (participatiewet). De gedachte achter de decentralisaties is dat gemeenten op lokaal niveau beter in staat zijn de ondersteuning aan hun inwoners te bieden. De hoofdopdrachten zijn: ervoor zorgen dat onze inwoners de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben; de complexe wereld van zorg, begeleiding en ondersteuning voor de inwoners eenvoudig en eenduidig organiseren; de ondersteuning / zorg betaalbaar houden. In het proces van deze decentralisaties maken we onderscheid tussen transitie en transformatie: 1. Het transitieproces (vooral de structuur) gaat over het veranderen van het ‘huidige stelsel’. De rijksoverheid heeft eerder geconstateerd dat de huidige organisatie van ons zorgstelsel tekortschiet. Het is te duur, te versnipperd en vol met perverse prikkels. 2. Het transformatieproces (vooral de inhoudelijke vernieuwing en cultuur) is gericht op een verandering in het denken en doen van inwoners, professionals, gemeente, kortom iedereen vanuit zijn/haar rol. We dienen meer uit te gaan van eigen kracht, wat een persoon zelf kan, eerder problemen signaleren en ondersteuning bieden, en integrale hulp te bieden volgens de ‘één gezin, één plan, één regisseur’-gedachte. In onderstaand schema geven we de structuur van het beleidsplan weer. De afzonderlijke taken hebben onderling allemaal met elkaar te maken. Het geheel is een integraal proces. Daar hebben we aandacht voor. Om overzicht te creëren, knippen we het schema in delen. Zo bouwen we het beleidsplan op. We beginnen bij de inwoners zelf en komen als laatste bij de formele vormen van zorg. Dat is de richting die we ook in werkelijkheid zoveel als moge lijk nastreven.
99-4
5/28
Het opstellen van een beleidsplan over de 3 decentralisaties is een wettelijke verplichting en heeft betrekking op de periode 2015-2018. Maar dat is niet de enige reden waarom we het beleidsplan maken. Het beleidsplan is een bruikbaar document om alle betrokken partijen goed te informeren en duidelijke kaders met elkaar af te spreken en zo keuzes te maken voor de toekomst. De raad van de gemeente Bergen stelt het beleidsplan vast. Evaluatie van het beleidsplan Het is belangrijk om het proces en de gemaakte keuzes goed te volgen en te monitoren. We doen een 0-meting en evalueren het beleidsplan regelmatig, waarbij we nadrukkelijk kijken of we resultaat boeken. De resultaten, de maatschappelijke effecten, geven antwoord op de doelstellingen die we in dit plan benoemen. Bij de evaluatie bezien we of doelstellingen moeten worden bijgesteld. Coalitieprogramma 2014-2018 In het coalitieprogramma 2014 – 2018 “SAMEN WERKEN AAN EEN LEEFBAAR, STERK EN SOCIAAL BERGEN” wordt ook een accent gelegd bij de decentralisaties. De in het coalitieprogramma aangegeven doelstellingen en uitgangspunten vinden dan ook z’n weerslag in dit beleidsplan. In het coalitieprogramma staat onder andere aangegeven: “Als gemeente is onze insteek om via deze nieuwe taken de sociale positie te versterken van onze inwoners. Van de buurt waarin ze wonen. Maar ook het versterken van alle netwerken, instellingen, scholen, ondernemers en individuele bewoners die daaraan een bijdrage leveren. Deze verster king gebeurt bij voorkeur door laagdrempelige en preventieve inzet. De eigen kracht en verantwoordelijkheid van de inwoner is daarbij leidend.” Als leidraad door het gehele proces is de burgerparticipatie enorm belangrijk. In het voorwoord van de portefeuillehouder wordt dit nog eens nadrukkelijk onderstreept. Het coalitieprogramma zegt hierover: “Een sterkere participatie van onze burgers is een belangrijk element voor de komende jaren. Niet voor niets is de verantwoordelijkheid die burgers en verenigingen nemen en gaan nemen cruciaal voor het sterk houden en maken van Bergen en daarmee haar gemeenschap.” Daarnaast heeft de raad van de gemeente Bergen unaniem het speerpunt “sociale cohesie” richting 2030 bepaald. Met dit speerpunt kan de bestaande burgerkracht in onze gemeente verder ontwikkeld worden. Is er alle ruimte om de maatschappelijke verbindingen te maken die nodig zijn om de zelfsturing en de zelfredzaamheid te vergroten. Binnen het benoemde speerpunt kan de facilitering en ondersteuning verder vorm gegeven worden. Naast het coalitieprogramma hebben we ook de uitkomsten van de drie inwoneravonden, de werkbijeenkomst met raads- en commissieleden, en gesprekken met onze partners in onderwijs en zorg, meegenomen bij het opstellen van ons beleidsplan.
99-4
6/28
1. Doelen, uitgangspunten en resultaten In de inleiding beschrijven we de noodzakelijke transitie en transformatie binnen het sociaal domein. Op basis daarvan maken we een keuze. Wij kiezen voor een focus die niet ligt op het genezen van mensen (cure), maar op het zorgen voor elkaar (care). Om deze focus inhoud te geven stellen wij dan ook als hoofddoel om:
‘de sociale positie van onze inwoners te versterken’ Hierbij benoemen we een tweetal subdoelen: 1. ‘het versterken van de sociale cohesie’; 2. ‘het aanjagen van eigen verantwoordelijkheid van onze inwoners’. Deze doelen laten zich vertalen in resultaten. Wij willen de volgende resultaten bereiken: Onze inwoners participeren in de samenleving en slagen er in om problemen zoveel mogelijk zelf, met hun sociaal netwerk of door zelf inkopen op te lossen; Onze inwoners en het sociaal team weten elkaar goed te vinden; Onze inwoners zijn meer zelfredzaam; Onze inwoners doen minder beroep op individuele maatwerkvoorzieningen; Onze jeugd groeit veilig en gezond op; Onze inwoners hebben zoveel als mogelijk een baan naar vermogen; Onze inwoners voeren een passende tegenprestatie uit indien zij een beroep doen op het sociaal vangnet. Om vast te stellen of we deze resultaten behalen, volgen we onze inwoners die wij ondersteunen binnen het zogenaamde leefplan. Samen met professionals ontwikkelen we hiervoor een standaard instrument. Hierin beoordelen we de beginsituatie van inwoners op een scala van onderwerpen op bijvoorbeeld mobiliteit en werk. Periodiek herhalen we dit proces en kijken naar verbetering. 1
Daarnaast vragen we aanbieders een set outcomecriteria te hanteren. Deze outcomecriteria gebruiken we om na te gaan of de verleende hulp bijdraagt aan de gestelde doelen in het leefplan. Voor alle decentralisaties vraagt dit verschillende sets. Hieronder beschrijven we ze op hoofdlijn. Wmo 1. Doelrealisatie, 2. Tevredenheid. Jeugd 1. Doelrealisatie, 2. Tevredenheid, 3. Uitval. Participatiewet 1. Doelrealisatie, 2. Tevredenheid.
1
99-4
Outcomes richten zich op het meten van de uiteindelijke effecten van beleid.
7/28
Buiten de geformuleerde doelstellingen en resultaten, vinden we het ook belangrijk dat de manier waarop we de ondersteuning en zorg vormgeven zich verder ontwikkelt. Voor het gehele sociaal domein formuleren we de volgende uitgangspunten: Iedereen doet mee Algemene voorziening gaat voor maatwerkvoorziening De inwoner en zijn/haar eigen kracht staat centraal, voor zichzelf en voor zijn /haar dorp Versterken van eigen regie – zelfredzaamheid – participatie Zo dichtbij mogelijk Zo lang mogelijk thuis Minder bureaucratie Integrale en creatieve oplossingen (doorbreken verkokering) Bij ondersteuning werken wij vanuit 1 gezin, 1 plan 1 regisseur Sturen op resultaat en budget
99-4
8/28
2. Inwoners In het hele proces van de decentralisaties in het sociaal domein is de inwoner het meest belangrijk. Bij de formulering van onze doelen hebben we duidelijk aangegeven dat we de sociale positie van onze inwoners willen versterken. Dit kan alleen bereikt worden als inwoners op eigen kracht, voor zichzelf en voor het dorp, meedoen. Wij willen dat mensen zoveel mogelijk actief deelnemen aan de samenleving.
2.1 Wat we verwachten van onze inwoners Eigen kracht inzetten Meer verantwoordelijkheid nemen Meedoen op basis van eigen vermogen (wat je kunt, ook doen) Vrijwilligerswerk doen Hulp binnen eigen leefomgeving bieden. Mantelzorg verlenen Kortom: actief deelnemen aan de samenleving! We streven naar een volwaardige betrokkenheid van alle inwoners, burgerparticipatie!
2.2 Wat kunnen inwoners van de gemeente verwachten Wij bieden een vangnet voor onze inwoners die het op eigen kracht (even) niet redden. Dit vangnet is enerzijds gebaseerd op wettelijke verplichtingen en anderzijds op beleidskeuzes die we in deze gemeente maken. Voor een nadere uitwerking hiervan verwijzen we naar hoofdstuk 5. Voor een goede voorlichting en inspraak over de mogelijkheden van ons sociaal stelsel en verwachtingen van degenen die hier aanspraak op maken, heeft de gemeente een verantwoordelijkheid op het gebied van participatie en ondersteuning. Met de decentralisaties wordt de groep van mensen die een beroep doet op een vorm van ondersteuning groter en meer verschillend. We willen ondersteuning bieden die als billijk, logisch en acceptabel ervaren wordt door onze inwoners,in het bijzonder zij die een beroep doen op een van de vormen van ondersteuning. We blijven continu met inwoners, op allerlei manieren, in gesprek over de aanstaande veranderingen binnen het sociaal domein. Burgerparticipatie verdient structurele aandacht. In de op te stellen participatieverordening wordt, naast de cliëntenparticipatie, de burgerparticipatie concreet uitgewerkt.
2.3 Communicatie een belangrijk aspect Het hele proces van de decentralisaties valt of staat met communicatie. Geen transitie en transformatie zonder communicatie. In het hele traject is communiceren met inwoners individueel en als dorp, maatschappelijke organisaties, professionele partijen en gemeenteraad van het grootste belang. Daarin zullen we informatie geven waar mogelijk, maar richten we ons vooral ook op het goed luisteren naar onze inwoners. Waar hebben zij behoefte aan, met welke oplossingen komen zij zelf, waar zien zij mogelijkheden. Het uitgangspunt is, zoals in de inleiding al aangegeven: NIVEA.
99-4
9/28
Dit betekent dat de we komende jaren veel en op verschillende manieren contacten gaan leggen en onderhouden met onze inwoners. We hebben daarin al een goede traditie en verstandhouding opgebouwd. Dit is de basis om verder te gaan en social media en nieuwe werkvormen daaraan toe te voegen. In een communicatiekalender hebben we voor de komende maanden onze aanpak beschreven . Het is geen statisch document; het verandert door de ontwikkelingen of als blijkt dat er behoefte is aan andere / meer inzet van communicatie.
99-4
10/28
3. Voorzieningen Het bevorderen van het welzijn van mensen en de leefbaarheid in het dorp doen we ook door het inzetten van ‘voorzieningen’. Voorzieningen in de breedste zin van het woord. Het kunnen ook fysieke accommodaties zijn. Het kenmerk van deze voorzieningen is dat zij voor iedereen toegankelijk zijn. Je hebt geen toegangsbewijs (‘indicatie’) nodig om er gebruik van te maken. Voordelen zijn dat het minder stigmatiserend is (iedereen kan er immers gebruik van maken), het biedt schaalvoordelen en kan extra kosten voor inzet van maatwerkvoorzieningen (voor 1 persoon) voorkomen.
3.1 Multifunctionele accommodaties Onze gemeente heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het realiseren en in stand houden van goede accommodaties in de gehele gemeente. Maatschappelijke, economische en demografische ontwikkelingen op landelijk en lokaal niveau leiden tot een herijking van het gemeentelijk accommodatiebeleid. Te denken valt aan accommodaties zoals schoolgebouwen, gymzalen en multifunctionele centra. De gemeente faciliteert de aanwezigheid van voldoende en kwalitatief goede accommodaties op de schaal van de gehele gemeente. Uitgangspunt is dat we komen tot multifunctionele accommodaties voor onderwijs en kinderopvang, voor mogelijkheden tot sport, ontspanning , ontplooiing, ontmoeting en zorg voor elkaar. Om daarmee de leefbaarheid in het dorp te bevorderen. De vorm en omvang van activiteiten en accommodaties kan per kern verschillen. Zij hangt grotendeels af van de financiële (on)mogelijkheden in investering en exploitatie. Gelet op het afnemend gebruik van sommige accommodaties én de daarmee samenhangende realiseerbaarheid van de exploitatie, komt de vraag aan de orde of het clusteren van deze accommodaties in een kern, uiteindelijk een betere oplossing bie dt.
3.2 (Integrale) kindcentra Sinds enkele jaren is er een trend om kinderopvang, peuterspeelzalen en het basisonderwijs te integreren in (integrale) kindcentra. Landelijk en lokaal bestaat er een groot (maatschappelijk) draagvlak voor deze integratie. Ook speelt dat er slimme oplossingen gezocht moeten worden voor de gevolgen van de daling van het aantal leerlingen (krimp) zoals in de gemeente Bergen. De kindcentra bieden opvang en educatie voor alle kinderen van 0 -12 jaar, waarin gewerkt wordt aan talentontwikkeling en het bieden van gelijke kansen aan alle kinderen. Kinderen die dat nodig hebben, krijgen binnen het kindcentrum de zorg en extra aandacht die nodig is. Kortom, er wordt gezorgd voor een ononderbroken ontwikkelingslijn voor kinderen. De kin dcentra kennen één pedagogisch-didactische visie. Dit gaat dus verder dan de brede scholen, waarin het vooral om samenwerking gaat.
3.3 (Passend) Onderwijs Het onderwijs is een belangrijke partner in het opvoeden en opgroeien van kinderen. Op school weet de leraar hoe het gaat met de kinderen / jongeren en hij kan vroegtijdig signaleren als het niet goed dreigt te gaan. Scholen krijgen door de Wet passend onderwijs een zorgplicht, zij moeten elk kind
99-4
11/28
een goede onderwijsplek bieden. Het accent verschuift van het medisch labelen van kinderen, naar wat zij daadwerkelijk nodig hebben om onderwijs te volgen. Er wordt expliciet gesproken over onderwijsondersteuning van leerlingen. De gemeenten overleggen met het onderwijs welke ondersteuning het kind nodig heeft en de praktische uitwerking daar van.
3.4 Vrije tijd/verenigingen/dorpsraden In Bergen zijn veel verenigingen op verschillende gebieden actief. Zij organiseren activiteiten, zorgen voor ontmoeting en sociale cohesie in de dorpen en zijn gesprekspartner voor de gemeente. Verenigingen en dorpsraden zijn belangrijk voor de sociale cohesie in onze gemeente. Ze willen en kunnen daarin veel betekenen. Niet alleen de verenigingen zijn belangrijk voor de sociale cohesie, ook de informele netwerken spelen in de gemeente een grote rol. Denk aan groepjes mensen die bij elkaar komen, iemand die een aantal klussen voor buurtbewoners doet enzovoorts. Dorpsraden kunnen wellicht nog meer betekenen voor het dorp dan ze nu al doen. In de verdere uitvoering van dit beleid zullen we de dorpsraden dan ook nauw betrekken. In de kern Nieuw Bergen is er geen dorpsraad en moeten we zoeken naar andere vormen van participatie.
3.5 Vrijwilligers en mantelzorgers De inzet van vrijwilligers en mantelzorgers is essentieel om de participatiesamenleving verder vorm te geven. Het is van belang om mensen die zich belangeloos inzetten te ondersteunen bij de uitvoering van de taken die zij op zich hebben genomen. Hiermee voorkomen we dat zij overbelast raken en vinden zij erkenning voor hun inzet. De gemeente zorgt voor beschikbaarheid van ondersteuning, begeleiding en training voor mantelzorgers en vrijwilligers. Op de inwoneravonden werd door de aanwezigen aangegeven dat er steeds minder mensen zijn die langdurig en intensief vrijwilligerswerk willen doen. Ook jongeren voelen zich, aldus de aanwezigen, niet bijzonder geroepen om vrijwilligerswerk te doen. Ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers is zeer gewenst. In de afgelopen jaren is het vrijwilligersbeleid ondersteund do or een professionele kracht. Er is ook een website in de lucht ‘klik -bergen’. Daar wordt vraag en aanbod van vrijwilligers(werk) met elkaar gematcht. We oriënteren ons op andere vormen van ondersteuning. Een pakket collectieve verzekeringen voor vrijwilligers blijft gehandhaafd. De mantelzorgers worden eveneens ondersteund door een professionele kracht, die ook de inzet van de vrijwillige thuiszorg coördineert. Voor de komende jaren wordt bekeken hoe de ondersteuning verder vorm krijgt en zal het mantelzorgcompliment lokaal worden ingevuld.
3.6 Gezondheid Met het lokale gezondheidsbeleid willen we een bijdrage leveren aan het voorkomen en verminderen van gezondheidsproblemen. Daarbij zullen de thema’s gezondheidspreventie, eigen verantwoordelijkheid en het verbinden van zorg- en welzijnsactiviteiten nadrukkelijk centraal staan. Hiermee sluiten we aan bij de landelijke ontwikkelingen en de 3 decentralisaties. Dit betekent een verdere uitwerking van de thema’s gezond gewicht, middelengebruik en eenzaamheid.
99-4
12/28
3.7 Samenwerking met partners in de zorg Investeren in preventie is belangrijk, evenals het bieden van passende ondersteuning aan de inwoners. Voor onze inwoners is het van belang dat we komen tot een goede afstemming van preventie, ondersteuning en zorg, dat we nieuwe schotten voorkomen en het algemeen belang voor ogen hebben. Samenwerking met diverse partijen is noodzakelijk. De huisartsen in Bergen hebben een signalerende en verwijzende functie. Het sociaal team dient een goede relatie te onderhouden met onze huisartsen. We verwachten veel van onze zorgaanbieders. Een nieuwe samenwerkingsgerichte aanpak, gericht op de vraag van de inwoner en ruimte voor professionals om eigen afwegingen te maken. We vinden het daarom belangrijk om in gesprek te gaan met zorgaanbieders. Aan de ene kant hebben ze ons zicht geboden op aantallen inwoners die een beroep doen op zorg en welke zorg zij nu ontvangen. Aan de andere kant consulteerden we hen voordat we onze inkoop startten. Een aantal professionals van zorgaanbieders is gevraagd plaats te nemen in het sociaal team van de gemeente Bergen. De huidige zorgaanbieders hebben hiervoor kosteloos een aantal uur beschikbaar gesteld. Ook voor de zorgaanbieders geldt dat we geen nieuwe schotten creëren.
99-4
13/28
4. Sociaal team Het sociaal team is een belangrijke schakel in het totale systeem van ondersteuning en zorg. Het sociaal team opereert op de scheidslijn van welzijn en zorg. Dit betekent dat het team de inwoners en hun sociale omgeving versterkt en ondersteunt. Het team kijkt naar de inwoner als individu maar stimuleert ook buurt en dorpsinitiatieven, om zwaardere zorg te voorkomen. Het team is de centrale voordeur voor de inwoner. Vanuit het keukentafelgesprek wordt een gekantelde oplossing (leefplan) ingezet. Samenwerking met inwoner, zijn omgeving, het dorp, voorliggende basis en collectieve voorzieningen (onderwijs, verenigingen, politie) en professionals zijn van belang. Het team is – waar mogelijk – een tijdelijke springplank, waarna de inwoner het zelf weer oppakt. We hebben gekozen voor de beste mensen aan de voordeur. De leden van het team zijn generalist, zijn breed georiënteerd en bekijken een ondersteuningsvraag op alle leefgebieden. Waar mogelijk bieden ze zelf ondersteuning, waar nodig schakelen ze spec ialistische kennis in. Gewerkt wordt volgens de systematiek van 1 gezin, 1 plan en 1 regisseur. Inwoners kunnen ook bij het sociaal team terecht voor informatie en advies. Voor jeugdigen en hun ouders kan dit zowel bij het sociaal team als bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).
99-4
14/28
5. 3 decentralisaties in het sociaal domein Een aantal zaken die we als gemeente organiseren, geldt voor alle drie de decentralisaties in het sociaal domein. Dit past binnen ons uitgangspunt om integraal te denken en verkokering tegen te gaan.
5.1 Intergemeentelijke samenwerking Vanwege de grote omvang, financiële risico’s en op onderdelen wettelijke verplichtingen pakken de gemeenten in de regio Noord-Limburg bepaalde taken gezamenlijk op. Het betreft hier de gemeenten Beesel, Bergen (L), Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venray en Venlo. Deze gemeenten ondertekenen een modulaire gemeenschappelijke regeling om deze intergemeentelijke samenwerking te bekrachtigen. De gemeente Venlo vervult de rol van centrumgemeente in de regio Noord-Limburg. Dit wil zeggen dat zij extra taken vervult op gebied van bijvoorbeeld ‘beschermd wonen’. Zij krijgt hiervoor ook extra financiële middelen van het Rijk.
5.2 Inkopen Op regionaal niveau sluiten we met iedere aanbieder (groot en klein) een raamovereenkomst, die aan de door gemeenten opgestelde eisen voldoet. Dit gebeurt voor 1 november 2014. Lokaal bepalen we vervolgens van welke van de gecontracteerde aanbieders wij diensten afnemen. Zoveel als mogelijk sluiten we voor één dienst met meerdere aanbieders een contract, zodat onze inwoners keuzevrijheid hebben. Door de keuze voor het ‘bestuurlijk aanbesteden’ is het mogelijk continu aanbieders toe te voegen aan de raamovereenkomsten en tussentijds contracten bij te stellen. Op basis van het inkooptraject vragen we aanbieders onder andere om een verklaring omtrent gedrag (VOG) voor al hun werknemers.
5.3 Keuzevrijheid en inkomensregelingen Ondersteuning moet voor iedereen beschikbaar zijn, ongeacht hoogte van het inkomen en het vermogen. We kiezen voor een benadering waarbij we keuzevrijheid bieden, terwijl we tegelijkertijd aan kostenbeheersing doen. Keuzevrijheid Cliënten kunnen vrij kiezen uit zorgaanbieders waar we een contract mee hebben . Cliënten mogen zelf kiezen voor één van de aanbieders die gecontracteerd zijn voor een maatwerkvoorziening. Er is dan sprake van het leveren van Zorg In Natura (ZIN). Persoonsgebonden budget Mocht een inwoner liever met een persoonsgebonden budget (PGB) werken om zelf een zorgaanbieder te contracteren dan kan dat. We zijn hiertoe als gemeente verplicht. Met PGB is er volledige keuzevrijheid. Om grip te houden op kwaliteit en effectiviteit brengt het Rijk de uitvoering van het PGB onder bij de Sociale VerzekeringsBank (SVB). Inwoners kiezen zelf hun zorgaanbieder en geven de SVB het contract door en opdracht om te betalen. Wij maken de financiële middelen rechtstreeks over naar de SVB. Deze uitvoering noemen we PGB op basis van trekkingsrecht. Bij de
99-4
15/28
voorwaarden en eisen om in aanmerking te komen voor een PGB sluiten we aan bij de wettelijke vereisten. We werken ze uit in de verordening. Eigen bijdrage We mogen een eigen bijdrage vragen aan inwoners voor het gebruik van voorzieningen met uitzondering van rolstoelen. Daarbij stimuleren we dat de markt algemene voorzieningen oppakt. Als dit niet op de reguliere markt beschikbaar is, dan bieden we inwoners een maatwerkvoorziening. Om het gebruik van voorzieningen te remmen heffen we – conform een eerder genomen raadsbesluit – een maximale eigen bijdrage en besparen zo op de kosten. Het Rijk legt de maximale eigen bijdrages per inkomensgroep vast. De hoogte van de eigen bijdrage is daarmee automatisch inkomensafhankelijk. Van een aantal algemene voorzieningen is wettelijk bepaald dat deze kosteloos beschikbaar zijn. Gemeentelijk gericht maatwerk Op dit moment zijn er verschillende landelijke en gemeentelijke inkomensrege lingen voor mensen met een chronische ziekte of beperking. Na afschaffing van enkele landelijke regelingen, krijgen gemeenten de taak hiervoor plaatsvervangende regelingen te treffen. We compenseren hen, omdat ze structureel kosten maken door hun aandoening. We vormen de verschillende inkomensregelingen 2 om tot gemeentelijk gericht maatwerk . Uitgangspunt blijft dat we mensen compenseren voor (directe en verborgen) meerkosten door hun bijzondere omstandigheden. De wet biedt ons een aantal mogelijkheden om het gemeentelijk gericht maatwerk vorm te geven. We kiezen daarbij voor een combinatie van collectieve (aanvullende) zorgverzekering en individuele bijzondere bijstand. Om de uitvoeringskosten en administratieve lasten laag te houden, kiezen we voor de collectieve zorgverzekering. De collectieve zorgverzekering dekt het overgrote deel van de kosten van chronisch zieken. In individuele gevallen kan extra maatwerk nodig zijn. Hiervoor zetten we waar nodig bijzondere bijstand in. Wie in aanmerking komen voor de ze maatregelen, werken we uit in de verordening.
5.4 Cliëntondersteuning Cliëntondersteuning is een wettelijk bepaalde algemene voorziening. Cliëntondersteuning versterkt de zelfredzaamheid en participatie door ondersteuning met informatie, advies en alg emene ondersteuning. Bovendien is het kosteloos en toegankelijk voor alle inwoners van Bergen. In de gemeente Bergen zal MEE Limburg voor een belangrijk deel de cliëntondersteuning uitvoeren. Voor cliënten, die niet meer zelfstandig in staat zijn beslissingen te nemen, bestaat de mogelijkheid om zich te laten vertegenwoordigen. Hierbij sluiten we ons aan bij wat over vertegenwoordigers in het Burgerlijk Wetboek is opgenomen.
5.5 Verantwoording Het Rijk en gemeenten maken afspraken over de informatie die gemeenten aan moeten leveren. Het Rijk maakt met gemeenten afspraken over een intensieve monitoring van bereikte resultaten. Ook vergelijkt het Rijk de gemeentelijke uitgaven over het gehele sociaal domein tussen gemeenten. De gemeente verschaft de gegevens kosteloos aan de minister.
2
99-4
Buiten de vormen die wij organiseren, blijven fiscale regelingen ter compensatie voor deze doelgroep van kracht.
16/28
5.6 Financiën Het Rijk hevelt financiële middelen voor de uitvoering van de decentralisaties over in het deelfonds sociaal domein binnen het gemeentefonds. Onze huidige uitgaven op dit onderdeel worden daaraan toegevoegd. Binnen deze budgettaire kaders vormen we het beleid voor het sociaal domein. In de behandeling van de begroting 2015 komt dit verder aan de orde.
5.7 Samenwerking met zorgverzekeraars Gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders delen eenzelfde belang: passende ondersteuning en zorg leveren voor alle inwoners. We stemmen daarom ondersteuning en zorg af en voorkomen nieuwe schotten. Zorgverzekeraar VGZ vervult in de regio Noord -Limburg de functie van zorgkantoor. Met VGZ leggen we afspraken vast in een convenant. We maken afspraken over preventie, doorverwijzing en aansluiting van welzijn en medische zorg. De zorgverzekeraar helpt ons met haar expertise op het gebied van inkoop, bekostiging en sturing.
5.8 Vervoer Wij zijn per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor het vervoer van onze inwoners die ondersteuning ontvangen binnen de Wmo, Jeugdwet en Participatiewet. We verwachten dat ze dit zoveel als mogelijk zelf regelen. Waar dit niet mogelijk is, regelen we dit voor hen. Vervoer is nu als integraal onderdeel ondergebracht bij de inkoop van diensten. In de toekomst gaan we doelgroepenvervoer ontwikkelen met de gemeenten in de regio Noord-Limburg.
5.9 Dorpsdagvoorziening De gemeente heeft de opdracht om een ondersteuningsstructuur voor alle inwoners te organiseren. We willen naar meer algemene voorzieningen die toegankelijk zijn voor alle inwoners. Een voorbeeld van een algemene voorziening is de dorpsdagvoorziening. Met de dorpsdagvoorzieni ng willen we een schakel zijn tussen thuis blijven wonen en een beroep doen op intramurale zorg. Het is daarmee een belangrijke pijler in het voorkomen van zwaardere problematiek. De dorpsdagvoorzieningen zijn een initiatief van inwoners van een dorp zelf. Zij bepalen de invulling en functie van de voorziening op basis van de gedachte hier heeft mijn dorp behoefte aan. De reguliere vormen van dagbesteding kopen we gewoon in.
5.10 ‘Right to challenge’ Uiteindelijk is de decentralisatie van taken een decentralisatie naar de inwoners. Inwoners krijgen het recht om de gemeente uit te dagen als ze denken dat ze op buurtniveau de zorg en welzijn beter kunnen organiseren dan de gemeente. We bekijken welke waarborgen we moeten treffen.
5.11 Landelijke voorzieningen zintuiglijk gehandicapten
99-4
17/28
Voor cliënten met een zintuiglijke beperking die behoefte hebben aan specialistische ondersteuning, zijn landelijke inkoopafspraken gemaakt.
5.12 Continuïteit van zorg Voor de continuïteit van zorg neemt het sociaal team een belangrijke plek in. Zij zorgt voor de monitoring en verbinding. Daarnaast zijn er nog bijzondere regelingen bij de overgang van jeugd. De Jeugdwet hanteert een leeftijdsgrens van 18 jaar voor de ver schillende vormen van jeugdhulp en de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregelen. Na het 18e jaar vinden ondersteuning, hulp en zorg in de regel plaats vanuit een ander wettelijk kader, zoals Wmo of Zvw. Jeugdhulp kan onder bepaalde voorwaarden doorlopen tot maximaal het 23ste levensjaar. Voor gesloten jeugdzorg is de doorloop beperkt tot hooguit zes maanden na het 18e jaar.
99-4
18/28
6. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 De doelstelling van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is het ondersteu nen van zelfredzaamheid en participatie. Onder zelfredzaamheid verstaan we het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Onder participatie verstaan we deel nemen aan het maatschappelijk verkeer. Vanaf 1 januari 2015 heeft de gemeente binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) de volgende taken: Extramurale ondersteuning, waaronder begeleiding, inclusief vervoer, kortdurend verblijf en de doventolk ondersteuning; Beschermd wonen en de inloopvoorziening GGZ; Gemeentelijk gericht maatwerk (als bedoeld in paragraaf 5.3); Cliëntondersteuning; Mantelzorgondersteuning en -compliment; Het leveren van hulpmiddelen, aanpassingen en diensten die de zelfredzaamheid in de eigen leefomgeving bevorderen bijvoorbeeld: een traplift, rolstoel of schoonmaakondersteuning ; Het leveren van vervoersvoorzieningen om de participatie te bevorderen, bijvoorbeeld een scootmobiel of pas voor de Regiotaxi. In Bergen willen we graag dat inwoners elkaar opzoeken om elkaar te helpen, voordat zij een beroep doen op de gemeente. Om dit te bereiken ondersteunen we vrijwilligers en mantelzorgers en organiseren we laagdrempelige voorzieningen. Zo willen we de sociale cohesie en eigen kracht van onze inwoners versterken. Daar waar meer nodig is, zoeken we samen met onze inwoners naar een oplossing op maat. Binnen de Wmo maken we onderscheid in algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Deels organiseren we die lokaal, deels regionaal en soms zelfs op landelijk niveau. Hieronder werken we de lijn uit, waarvan we verwachten dat onze inwoners die langslopen. Ook hebben we aandacht voor een aantal bijzondere voorzieningen.
6.1 Algemene voorzieningen Algemene voorzieningen zijn voor alle inwoners beschikbaar. Het is een aanbod van producten en diensten waarvan iedereen gebruik kan maken, jong en oud, met of zonder beperking. Primair kopen onze inwoners die voldoende zelfredzaam zijn op de particuliere markt de benodigde diensten en producten in om hun beperkingen in het participeren te compenseren. Leveranciers van bijvoorbeeld hulpmiddelen en huishoudelijke hulp vragen we daarom zich ook te richten op de particuliere markt. Deze algemene voorzieningen vervangen dan een deel van de individuele maatwerk voorzieningen. Dit leidt tot een besparing in de kosten en tot veel minder bureaucratie. De gemeente stelt een aantal algemene voorzieningen beschikbaar. Voorbeelden daarvan zijn onafhankelijke cliëntondersteuning voor inwoners met een ondersteuningsvraag (zie paragraaf 5.4) en de kans die we inwoners bieden om ontmoetingsplaatsen in de dorpen te realiseren waar eenieder gebruik van kan maken (zie paragraaf 5.9).
99-4
19/28
Landelijke algemene voorziening Wij zijn verantwoordelijk voor het bieden van anonieme hulp op afstand aan onze inwoners, zeven dagen per week, 24 uur per dag. Het gaat hier bijvoorbeeld om inwoners die kampen met psychische problemen of eenzaamheid, of mensen die door een ingrijpende le vensgebeurtenis tijdelijk behoefte hebben aan contact. Deze telefonische anonieme hulpdienst bieden we aan als gratis algemene voorziening en wordt op landelijk niveau georganiseerd. Hiertoe doet het Rijk een greep uit de financiële middelen binnen het deelfonds sociaal domein in het gemeentefonds.
6.2 Maatwerkvoorzieningen Maatwerkvoorzieningen zijn afgestemd op de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van de persoon zelf. Zij richten zich op mensen die beperkingen ondervinden bij de zelfredzaamh eid en participatie. Een onderzoek naar de beperkingen en de mogelijkheden van de persoon zelf liggen aan de basis voor het toe- of afwijzen van een maatwerkvoorziening. Als de inwoner zich kan ontwikkelen in participatie en zelfredzaamheid zetten we de ondersteuning tijdelijk in. Waar mogelijk kopen inwoners zelf de benodigde ondersteuningsproducten en –diensten in. Lukt dit niet, dan leveren wij de benodigde ondersteuning en brengen hiervoor een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in rekening. Uitgangspunt is dat wij alleen inwoners ondersteunen die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen. Wij zijn het vangnet, voor als het nodig is. Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen zijn: hulpmiddelen in de vorm van bijvoorbeeld een rolstoel of scootmobiel, woningaanpassingen, schoonmaakondersteuning, individuele of collectieve begeleiding, vervoer naar dagbesteding en collectief vervoer in de vorm van de Regiotaxi. In de ‘verordening maatschappelijke ondersteuning’ beschrijven we op welke wijze en op basis van welke criteria iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. Regionale maatwerkvoorzieningen Op regionaal niveau organiseren we in samenwerking met centrumgemeente Venlo meer specifieke / specialistische maatwerkvoorzieningen. Het gaat hier om: Maatschappelijke opvang Dit betreft het bieden van tijdelijk onderdak, begeleiding, informatie en advies. Het is gericht op mensen met vaak meervoudige problemen die al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Bij vrouwenopvang spelen daarbij problemen in de relationele sfeer, dreiging of geweld, waardoor de thuissituatie is verlaten. Veilig thuis (Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling - AMHK) Op 1 januari 2015 voegen we het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en het Advies - en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) samen tot één front office onder de naam ‘Veilig thuis’. Het AMHK geeft uitvoering aan wettelijke taken op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit moet leiden tot een samenhangende aanpak. Beschermd Wonen Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische aandoening. De centrumgemeente (in ons geval Venlo), is verantwoordelijk voor beschermd wonen. Hiervoor ontwikkelt Venlo het ‘spoorboekje
99-4
20/28
bijzondere reizigers’, wat moet leiden tot één (boven)regionaal knooppunt voor kennis en expertise over verschillende leefgebieden.
6.3 Kwaliteitsnormen We zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de ingekochte ondersteuning. De Wmo en Jeugdwet bieden ons basisnormen. De Wmo en Jeugdwet maken de door ons gecontracteerde aanbieders van maatschappelijke ondersteuning ook direct verantwoordelijk voor toepassing van de geformuleerde landelijke professionele standaarden. Bovendien formuleren we kwaliteitseisen in de veror dening en is hiervoor aandacht in het inkoopproces. Bij een persoonsgebonden budget (PGB) heeft de budgethouder zelf de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning.
6.4 Overgangsregeling bestaande gebruikers AWBZ en Wmo Inwoners die op dit moment gebruik maken van voorzieningen die per 1 januari 2015 onder onze verantwoordelijkheid vallen, krijgen te maken met overgangsregelingen. Voor AWBZ indicaties 3 ‘begeleiding’ geldt dat de bestaande indicatie uiterlijk geldig is tot 1 januar i 2016 . Daarnaast is vastgelegd dat wij met cliënten met een bestaande indicatie vanaf 1 november 2014 tot en met 31 december 2015 een keukentafelgesprek kunnen hebben.
3
99-4
Voor inwoners met een indicatie ‘beschermd wonen’ geldt een overgangstermijn van vijf jaar
21/28
7. Jeugd Als gezegd in hoofdstuk twee, gaan we uit van de eigen verantwoordelij kheid van gezinnen en de samenleving. Opgroeien is iets wat je zelf moet doen. Opvoeden moeten we niet te snel overnemen, alleen als het echt niet anders kan. Wij willen dat onze kinderen en jongeren (de jeugd) gezond en veilig kunnen opgroeien en zich optimaal kunnen ontwikkelen. Voor de meeste kinderen in Bergen is dat geen probleem. Sommigen hebben af en toe een steuntje in de rug nodig, anderen hebben meer langdurige ondersteuning nodig. We gaan uit van de genoemde uitgangspunten en zetten daarom in o p preventie. De in hoofdstuk 3 genoemde kindcentra zijn hiervan een voorbeeld. Per 1 januari 2015 zijn wij verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp en jeugdzorg. Net zoals in de Wmo wordt onderscheid gemaakt tussen algemene en maatwerkvoorzieningen . De algemene voorzieningen zijn vrij toegankelijk voor iedereen. Voor maatwerkvoorzieningen is een verwijzing nodig van sociaal team, huisarts, jeugdarts of medisch specialist. Algemene voorzieningen Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar Jeugd- en jongerenwerk Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Onderwijs, peuterspeelzalen en kinderopvang Sociaal team Veilig Thuis: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk Geweld (AMHK) Crisisdienst voor spoedeisende jeugdhulp Kindertelefoon Cliëntondersteuning Vertrouwenspersoon
Maatwerkvoorzieningen Ambulante jeugdhulpverlening Residentiële jeugdzorg Jeugd GGZ Ondersteuning van jeugdigen met een beperking o Groepsbegeleiding (inclusief vervoer) o Individuele begeleiding o Persoonlijke verzorging o Kortdurend verblijf Jeugdbescherming Jeugdreclassering Jeugdzorgplus Pleegzorg
7.1 Algemene voorzieningen 7.1.1 Centrum Jeugd en Gezin (CJG) In de gemeente Bergen is sinds 1 januari 2008 een CJG gevestigd. Een (fysieke) plek waar ouders en jeugd terecht kunnen met vragen over opvoeden en opgroeien. Het CJG biedt ondersteuning en begeleiding op maat. Inwoners bezoeken het inlooppunt in De Samens prong beperkt. De medewerker werkt meer ‘vindplaatsgericht’; ze is regelmatig te vinden op de basisscholen, peuterspeelzalen en kinderopvang. Deze werkwijze van het CJG kan prima voortgezet worden in het nieuwe jeugdstelsel en de opzet van het sociaal team. Dit stemt overeen met de wens van de raad.
7.1.2 Crisishulp en opvang
99-4
22/28
Gemeenten zijn er in acute situaties, waar onmiddellijke actie nodig is, verantwoordelijk voor dat de jeugdhulp altijd direct bereikbaar en beschikbaar is. Dit betekent dat er altijd (24/7) iemand bereikbaar is die crisisinterventie kan bieden en de jeugdige op een snelle en deskundige manier naar de juiste hulp kan verwijzen. Crisisinterventie gebeurt door de crisisdienst. Daarnaast moet de benodigde hulp ook direct worden geleverd. Het verlenen van jeugdhulp in crisissituaties is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder. De regio’s Noord- en Midden-Limburg kiezen ervoor gezamenlijk de huidige inzet van toeleiding en verlening van jeugdhulp in crisissituaties in 2015 te continueren. 7.1.3 Kindertelefoon De gemeente is er op basis van de Jeugdwet verantwoordelijk voor dat jeugdigen gratis en anoniem advies kunnen krijgen bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Deze functie wordt momenteel vervuld door de Kindertelefoon (onderdeel van Bureau Jeugdzorg). Die wordt met ingang van 2015 landelijk in stand gehouden en gefinancierd door de VNG, in elk geval voor vier jaar.
7.2 Maatwerkvoorzieningen 7.2.1 Jeugdhulp Onder jeugdhulp verstaan we ambulante hulp, dagbehandeling / daghulp, 24 -uurs jeugdzorg. Wij zorgen voor een dekkend aanbod van jeugdhulp. Dit maakt onderdeel uit van het regionale inkooptraject. Voor de coördinatie, inzet, en nazorg van jeugdigen die een beroep doen op jeugdhulp is het sociaal team aan zet. Naast het sociaal team zijn ook huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten wettelijk bevoegd om rechtstreeks te verwijzen naar (specialistische) hulp. Zij stellen het sociaal team hiervan op de hoogte. 7.2.2 Jeugdbescherming en jeugdreclassering Van jeugdbescherming is sprake bij een door de kinderrechter opgelegde maatregel die ingrijpt in het gezag van de ouders ter bescherming van een jeugdige. Van jeugdreclassering is sprake bij een door de kinderrechter opgelegde begeleiding van jeugdigen tussen 12 en 18 jaar (met mogelijke doorloop tot 23 jaar) die verdacht worden van of veroordeeld zijn voor een strafbaar feit. Het doel is recidive te voorkomen en de maatschappelijke participatie van deze jeugdigen te vergroten. Bij uitvoering van jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregelen hebben de gezinsvoogd c.q. de jeugdreclasseerder afstemming met een professional van het sociaal team. De professional van het sociaal team kent de situatie van het gezin vaak het beste en houdt het overzicht over de totale inzet van zorg voor het gezin, ook na afloop van de maatregel. De gemeenten van Noord- en Midden-Limburg en de Raad voor de Kinderbescherming hebben afgesproken dat zij in de onderlinge samenwerking handelen volgens het samenwerkingsprotocol. Voor alle afspraken geldt dat hiervan gemotiveerd afgeweken kan worden bijvoorbeeld als de (veiligheid)situatie van het kind erom vraagt. 7.2.3 Jeugdzorgplus Jeugdzorgplus is hulp voor jongeren die we gesloten behandelen voor ernstige gedrag - en opvoedingsproblemen. Deze maatregel legt de kinderrechter op. Het doe l van de behandeling is
99-4
23/28
jongeren met zeer ernstige gedragsproblemen succesvol te laten terugkeren in de samenleving. De geboden hulp helpt de jongeren ook op weg naar scholing en werk. Het gaat bijna altijd om ‘onder toezicht’ gestelde jongeren. Vanwege de hoge kosten per jongere wordt jeugdzorgplus regionaal ingekocht om zo wisselingen in benodigde capaciteit en financiële risico’s op te vangen.
7.3 Afstemming jeugd en onderwijs Zowel in de jeugdwet als in de wet passend onderwijs is aangegeven dat de plannen op elkaar afgestemd moeten worden. Afgevaardigden uit het onderwijs gaven input bij de opzet van het sociaal team. Het sociaal team maakt de verbinding met het onderwijs.
7.4 Kleine doelgroepen met specialistische zorg Voor een kleine groep jeugdigen is specialistische zorg vereist. In het regionaal transitiearrangement zijn met alle leveranciers die zorg leveren in de regio afspraken gemaakt over de continuering van deze zorg in 2015.
7.5 Kwaliteitsnormen We zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de ingekochte ondersteuning. De Wmo en Jeugdwet bieden ons basisnormen. De Wmo en Jeugdwet maken de door ons gecontracteerde aanbieders van maatschappelijke ondersteuning ook direct verantwoordelijk voor toepassing van de geformuleerde landelijke professionele standaarden. Bovendien formuleren we kwaliteitseisen in de verordening en is hiervoor aandacht in het inkoopproces.
99-4
24/28
8. Participatie De beoogde inwerkingtreding van de Participatiewet is 1 januari 2015. Op 2 december 2013 is het wetsvoorstel invoering Participatiewet aan de Tweede Kamer aangeboden. Duidelijk is dat we met fors minder middelen, fors meer mensen moeten helpen. De doelstelling van de Participatiewet is om iedereen met arbeidsvermogen naar werk toe te leiden, bij voorkeur naar regulier werk. Het huidige stelsel van voorzieningen is te complex, heeft onbedoelde bijeffecten en past niet bij de huidige arbeidsmarkt. De eigen kracht en de mogelijkheden van mensen worden onvoldoende benut, waardoor een te grote groep mensen onnodig niet werkt of niet in een reguliere baan werkt. Er bestaan in de huidige situatie voor mensen met arbeidsvermogen verschillende regelingen: de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet w erk en bijstand (WWB). Deze vallen allen onder de nieuwe Participatiewet. Het streven van de gemeente Bergen is dat inwoners zoveel mogelijk zelfstandig zijn. Een betaalde baan is het beste middel om dit doel te bereiken en te participeren in de samenlevi ng. Dat is niet voor iedereen mogelijk. In dat geval kan ook een deeltijdbaan, gesubsidieerde baan, vrijwilligerswerk of mantelzorg in aanmerking komen. Een baan naar vermogen is dan ook niet altijd een reguliere volledige baan. Doet een inwoner een beroep op een uitkering, dan verwachten we dat diegene daar een passende bijdrage aan de samenleving voor levert.
8.1 Lokale voorzieningen Beschut werk De gemeente overlegt met lokale aanbieders van arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk om samen ‘beschermde werkplekken’ te organiseren. We gaan er van uit dat elke vorm van dagbesteding voor de beroepsbevolking arbeidsmatig moet zijn, waardoor we besch ut werk uit de Wsw koppelen aan arbeidsmatige dagbesteding uit de AWBZ. De gemeente Bergen heeft een aantal participatie en re-integratie aanbieders dat momenteel diensten aanbiedt in de DAS aanbesteding (Dynamisch Aankoop Systeem). Ondersteuning regelen we zoveel als mogelijk dicht bij huis. Dit betekent dat we de uitvoering van beleid zoveel mogelijk lokaal organiseren en waarde hechten aan bestaande lokale samenwerking sverbanden en initiatieven. Lokale aanbieders faciliteren en stimuleren we om zich in te zetten om werknemers met potentie bij reguliere werkgevers te plaatsen. Werken met loonwaarde Gemeenten bepalen in overleg met de werkgever de loonwaarde van de arbeidsgehandicapte. De loonwaarde is de in geld uitgedrukte productiviteit of economische waarde van het werk dat iemand doet of kan doen. Loonkostensubsidie De Participatiewet introduceert een nieuw en specifiek instrument loonkostensubsidie voor mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie kunnen we waar nodig voo r een langere periode inzetten en is gericht op mensen met een arbeidsbeperking. Het instrument loonkostensubsidie zetten gemeenten vanuit het Participatiebudget ook tijdelijk in om mensen aan het werk te helpen. Deze mogelijkheden blijven bestaan.
99-4
25/28
Werkgevers kunnen straks dus loonkostensubsidie krijgen voor arbeidsgehandicapte werknemers die een productiviteit hebben lager dan het wettelijk minimumloon.
8.2 Regionale voorzieningen Werkgeversdienstverlening Goede werkgeversdienstverlening is een essentiële succesfactor om daadwerkelijk meer banen te vinden voor mensen met een arbeidsbeperking. Werkgevers willen en kunnen niet met iedere afzonderlijke gemeente zaken doen. Dit geldt voor de al bestaande instrumenten, maar ook voor de instrumenten loonkostensubsidie en voor beschut werk, die met de Participatiewet voor de gemeentelijke doelgroep beschikbaar komen. Bij de uitwerking van bovenstaande instrumenten is het voorkomen van overbodige bureaucratie het uitgangspunt. Het is daarom van belang dat gemeenten samenwerken in arbeidsmarktregio’s. Dit is ook vastgelegd in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI). Op grond van die wet zorgen UWV en gemeenten ervoor dat er in iedere regio één aanspreekpunt is waar werkgevers terecht kunnen voor informatie en advies. Wij werken samen met de gemeenten in de regio Noord-Limburg. Op dit moment krijgt de regionale werkgeversdienstverlening nader vorm. De zeven regiogemeenten werken daarin samen met onder andere het UWV en de drie SW-bedrijven in de regio. Deze regionale aanpak laat onverlet dat gemeenten een belangrijke rol (blijven) vervullen naar lokale werkgevers. Op dit moment krijgt de regionale en subregionale werkgeversdienstverlening nader vorm. Een en ander moet per 1 janu ari 2015 volledig geïmplementeerd zijn. Werkbedrijven en beschut werk Uitgangspunt voor de inrichting van de Werkbedrijven is een lichte structuur met een praktische invulling. De Werkbedrijven gaan de verbindende schakel vormen tussen mensen met een arbeidsbeperking en werkgevers. Het Werkbedrijf heeft geen directe relatie met de huidige Sociale Werkvoorzieningsbedrijven (WAA). Het SW -bedrijf gaat door met het hervormingsproces tot een meer efficiënte bedrijfsvoering voor de huidige Wsw’ers. Tegenprestatie In het licht van een meer inclusieve en pro-actieve samenleving, past het ook om de relatie tussen het recht op uitkering en de plicht tot tegenprestatie nadere invulling te geven. Onder het motto ‘voor wat, hoort wat’ mogen we aan een bijstandsgerech tigde vragen een tegenprestatie te leveren, ook wanneer re-integratie dus (nog) niet tot de mogelijkheden behoort. We zetten dit instrument dan ook in, volgens eerder geuite wens van de raad. Hierbij is belangrijk de bijstandsgerechtigde te motiveren en te stimuleren. Een kille verplichting zal weinig duurzaam zijn. We stellen kaders om te borgen dat het instrument het doel, ‘meedoen’, dient. Aan de te verrichten tegenprestatie worden ook wettelijk wel voorwaarden gesteld. Omdat de tegenprestatie in juridische zin een opdracht van de gemeente is en niet als vrijwilligerswerk mag worden getypeerd, zal de gemeente ervoor moeten zorgen dat de burgers van wie een passende tegenprestatie wordt gevraagd, afdoende tegen aansprakelijkheid en arbeidsongeschiktheid verzekerd zullen zijn.
99-4
26/28
8.3 Aansluiting participatiewet en passend onderwijs In het Op Overeenstemming Gericht Overleg tussen de samenwerkingsverbanden onderwijs en de gemeenten is onlangs afgesproken dat in te stellen werkgroepen voorstellen zullen formu leren voor de overgang en overlap tussen deze wetten. De werkgroepen zijn hiermee aan de slag. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om vragen als: wat hebben ondernemers nodig om stageplekken in te richten voor leerlingen; welke vaardigheden hebben leerlingen nodig om te kunnen functioneren bij een bedrijf.
99-4
27/28
9. Tot slot: werk aan de winkel In dit beleidsplan hebben we de hoofdlijnen geschetst. In de komende maanden is het belangrijk om samen met alle betrokken partijen de concrete uitvoering op te pakken, actie te ondernemen en plannen te realiseren. Belangrijkste doel is om de zorg en ondersteuning vanaf 1 januari 201 5 goed georganiseerd te hebben. Dit betekent in ieder geval dat ons sociaal team aan de slag is en dat de inkoop van diensten goed geregeld is, zodat we de zorg en ondersteuning kunnen bieden die nodig is. Dit vergt nog veel inzet van aanbieders en gemeente. Daarnaast hebben we de volgende opgaven, zoals: opstellen en vaststellen van de verordeningen voor de Participatie, Jeugd en Wmo; vormgeven van de cliëntenparticipatie en burgerparticipatie en daarvoor een verordening opstellen en vaststellen; opstellen van een uitvoeringsplan voor jeugd; ontwikkelen van kindcentra; besluiten nemen over het accommodatiebeleid en daar uitvoering aan geven; het beleid voor mantelzorgers en vrijwilligers omzetten in concrete acties; verdere invulling geven aan de functie van combinatiefunctionaris; in gang zetten van de ontwikkeling van dorpsdagvoorzieningen; met de dorpsraden afstemmen wat zij zien als hun rol, welke acties zij zouden willen ondernemen; het informeel netwerk in onze gemeente in kaart te brengen en bekijken welke betekenis dat netwerk kan hebben in de decentralisaties; actualiseren van het minimabeleid; uitwerking speerpunt sociale cohesie. Kortom, veel werk te doen. De inbreng van iedereen in onze gemeente is daarbij belangrijk. Dat kan zijn in de rol van vrijwilliger, mantelzorger, lid van een vereniging, buurman of fami lielid, als professional , als commissie en/of raadslid.
99-4
28/28