JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop
HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) • • • •
HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256 HR:2015:257
HR uitspraken 10 februari 2015 HR:2015:247 Hof: OM ontvankelijk in appel tegen een ter terechtzitting gegeven beslissing tot toewijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, mede gelet op art. 71 lid 3 HR: Ingevolge het eerste lid van art. 406 Sv is tegen in eerste aanleg gewezen vonnissen die geen einduitspraken zijn, hoger beroep slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak toegelaten. Geen sprake van één van de uitzonderingen van art. 406 lid 2
HR uitspraken 10 februari 2015 HR:2015:255 Rb 9-12-2009: vordering gevangenhouding toegewezen, verzoek schorsing afgewezen Hof 14-1-2010: toewijzende beschikking bevestigd, in RK gedaan schorsingsverzoek afgewezen Rb 20-1-2010: verzoek schorsing afgewezen Hof: verdachte niet-ontvankelijk, schorsingsverzoek al eerder behandeld
HR uitspraken 10 februari 2015 HR:2015:255
Art. 87, tweede lid, Sv: De verdachte die aan de rechtbank schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis heeft verzocht, kan eenmaal van een afwijzende beslissing op dat verzoek bij het gerechtshof in hoger beroep komen, uiterlijk drie dagen na de betekening. De verdachte die in hoger beroep is gekomen van een afwijzende beslissing op een verzoek om schorsing, kan niet daarna van een afwijzing van een verzoek om opheffing in hoger beroep komen. De verdachte die in hoger beroep is gekomen van een afwijzende beslissing op een verzoek om opheffing kan niet daarna van een afwijzing van een verzoek om schorsing in hoger beroep komen.
HR uitspraken 10 februari 2015 HR:2015:255 Het door het Hof genoemde "eerdere verzoek" betrof immers een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis dat is gedaan in de raadkamer waarin het hoger beroep tegen de toewijzing van de vordering gevangenhouding werd behandeld, terwijl niet is gebleken dat de verdachte reeds gebruik had gemaakt van zijn in art. 87, tweede lid, Sv voorziene recht om eenmaal in hoger beroep te komen van een afwijzende beslissing door de Rechtbank van een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis.
HR uitspraken 10 februari 2015 HR:2015:256
Rb: -het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis is louter gestoeld op de stelling van de raadsman dat de beslissing van de raadkamer om de gevangenhouding te verlenen op onjuiste gronden is geschied -geen hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de raadkamer (gevangenhouding werd geschorst) -hoger beroep tegen beslissingen van de raadkamer van de rechtbank niet open staat bij de rechtbank
HR uitspraken 10 februari 2015 HR:2015:256 HR: Tekst noch strekking van art. 69, eerste lid, Sv beperken het recht van de verdachte opheffing van de voorlopige hechtenis te verzoeken. Voor een beperking tot gevallen waarin niet eerder hoger beroep tegen de toewijzing van de vordering gevangenhouding is ingesteld of waarin het verzoek niet de gronden betreft waarop de voorlopige hechtenis is verleend, is geen plaats.
HR uitspraken 10 februari 2015 HR:2015:257 Rb 11-2-2011: Regiezitting, groot aantal onderzoekswensen toegewezen Rb 19-4-2011: Verzoek opheffing/schorsing vh; OvJ verzet zich. Rb beslist op 22-4-2011 Beschikking Rb 21-4-2011: toewijzing verzoek schorsing OvJ in appel op de voet van art. 87 Sv Hof: OvJ niet-ontvankelijk; dit was een beslissing van de Rb, geen beschikking
HR uitspraken 10 februari 2015 HR:2015:257 HR: Ingevolge art. 21, eerste lid, Sv moet op een ter terechtzitting gedaan verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis op de terechtzitting worden beslist. Een dergelijke beslissing kan niet worden aangemerkt als een beschikking. Tegen een op de terechtzitting in eerste aanleg gegeven beslissing staat op grond van art. 406 Sv voor de officier van justitie hoger beroep slechts open gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak. Die wettelijke regeling laat immers geen ruimte om meer uitzonderingen te maken dan in het tweede lid van art. 406 Sv zijn voorzien.
HR uitspraken 10 februari 2015 Dagvaarding • HR:2015:136 • HR:2015:191 • HR:2015:192
HR uitspraken 3 februari 2015 HR:2015:136 Hof verleent verstek terwijl niet een vertaling in het Roemeens of in een andere voor verdachte begrijpelijke taal van de (essentie van de) appeldagvaarding is toegezonden. Art. 260 lid 5 Sv: recht op vertaling dagvaarding HR: gelet op nationaliteit verdachte en oproeping tolk Roemeens had Hof onderzoek moeten of reden aanwezig was voor schorsing
HR uitspraken 3 februari 2015 HR:2015:191 Akte rechtsmiddel houdt adres A in Dagvaarding kan op adres A niet worden uitgereikt omdat "volgens mededeling van degene die zich op het door mij ingevulde adres bevond, de geadresseerde daar niet woont noch verblijft“ Geen GBA HR: afschrift appeldagvaarding had naar adres A moeten worden verzonden
HR uitspraken 3 februari 2015 HR:2015:192 Zitting Hof 18-6-2013: verdachte en Rm aanwezig, uitspraak op 2-7-2013 Zitting Hof 2-7-2013: heropening onderzoek, oproeping verdachte tegen nadere zitting Zitting Hof 29-10-2013: verdachte niet verschenen, Rm niet gemachtigd Oproeping voor zitting 29-10-2013 naar GBA verdachte, maar ook blijkt dat verdachte na aanbieding oproeping is verhuisd.
HR uitspraken 3 februari 2015 HR:2015:192
HR: oproeping cfm art. 588 “Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dienen de justitiële autoriteiten rekening te houden met de waarschijnlijkheid dat de verdachte van dat recht gebruik wil maken, en mag met het oog daarop van de verdachte die hoger beroep instelt en prijs stelt op berechting op tegenspraak, worden verwacht dat hij de in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke maatregelen neemt om te voorkomen dat de appeldagvaarding hem niet bereikt of de inhoud daarvan niet te zijner kennis komt, waaronder in ieder geval kan worden gerekend dat de verdachte zich bereikbaar houdt voor zijn raadsman opdat hij in voorkomende gevallen (ook) langs die weg van het tijdstip van de behandeling van zijn zaak op de hoogte komt.”
HR uitspraken 3 en 10 februari 2015 Bewijs • • • • • • •
HR:2015:197 HR:2015:202 HR:2015:253 HR:2015:261 HR:2015:264 HR:2015:272 HR:2015:274
HR uitspraken 3 februari 2015 HR:2015:197 Afscheren hoofdhaar geen letsel als bedoeld in art. 300 Sr
Maar: Onder 'mishandeling' in de zin van art. 300 Sr moet worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn alsmede - onder omstandigheden - het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. (Vgl. HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677, NJ 2014/402.)
HR uitspraken 3 en 10 februari 2015 HR:2015:202: redengevende feiten en omstandigheden moeten uit gebezigde bewijs volgen, maar als nieuwe behandeling niet tot ander uitkomst leidt, is er geen rechtens te respecteren belang bij cassatie (art. 80a RO) HR:2015:253: na valse MOT-melding kan vervolgd worden HR:2015:261: MOT-melding vereist niet vermelding alle indicatoren HR:2015:264: bewijs ‘deelneming’ criminele organisatie
HR uitspraken 10 februari 2015 HR:2015:272: Niet redengevende verklaring in bewijsmiddelen HR:2015:274 ‘Jij bent een mierenneuker’ is – gelet op de context (gedurende werk en in aanwezigheid van derden) – beledigend
HR uitspraken 3 en 10 februari 2015 Overig • • • • •
HR:2015:96 HR:2015:216 HR:2015:268 HR:2015:269 RBGEL:2015:756
HR uitspraken 3 februari 2015 HR:2015:96 De Procureur-Generaal J.W. Fokkens heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO nietontvankelijk kan worden verklaard en niet geconcludeerd. Tekst noch strekking van art. 80a RO verzet zich ertegen dat het Parket afziet van het innemen van een standpunt over toepassing van deze bepaling. Het voorschrift van art. 439, eerste lid, Sv dat de Procureur-Generaal een op schrift gestelde conclusie neemt, staat daaraan niet in de weg, aangezien deze bepaling het oog heeft op andere gevallen dan de in art. 80a RO bedoelde.
HR uitspraken 3 en 10 februari 2015 HR:2015:216 Witwassen € 220.000. Vordering b.p. € 220.000. Het hof overweegt hieromtrent dat zonder het ter beschikking stellen van de bankrekeningen van X en Y en het contant maken van het geld, de schade van het slachtoffer niet was ontstaan. HR: rechtstreekse schade HR:2015:268 Klacht bewezenverklaring ‘meermalen gepleegd’, geen belang
HR:2015:269 Herzieningsaanvraag zal naar behoren gemotiveerd moeten zijn.
Rechtbank Gelderland 9 februari 2015 RBGEL:2015:756 en 757 Vrijspraak voorbereiding levensdelicten, voorbereiding levensdelicten met terroristisch oogmerk en samenspanning met terroristisch oogmerk -deelnemen aan strijd in Syrië is terroristisch van aard, maar -niet is bewezen dat [A] een terroristisch misdrijf voor ogen had -terroristische oogmerk kan niet louter uit een ideologie van een verdachte worden afgeleid
Bedankt voor uw aandacht.