Jurisprudentie Personen en Familierecht Uitspraken Hoge Raad Mr. A.V.T. de Bie 16 december 2015
Onderwerpen • Actualiteiten alimentatie • Actualiteiten curatele, bewind en mentorschap • Actualiteiten familieprocesrecht
Alimentatie
HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011 beantwoording prejudiciële vragen kindgebonden budget Dilemma: • Moet het kindgebonden budget (alleenstaande ouderkop) meetellen bij de behoefte van het kind of bij de draagkracht van de ontvangende ouder? Hoge Raad: • Inkomensafhankelijke overheidsregelingen, zoals het kindgebonden budget, verminderen de behoefte niet, maar zijn bedoeld als inkomensondersteuning. • Het is aan de ouders om in de behoefte van hun kinderen te voorzien. • Het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop moeten dus bij de bepaling van de draagkracht van de ontvangende ouder meegenomen worden. Resterende vraag: op welke wijze betrekken bij de draagkracht?
HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:232 Ingangsdatum (gewijzigde) onderhoudsverplichting Casus: • Uit affectieve relatie wordt in 2001 dochter geboren. • 2004: einde relatie. Kind hoofdverblijf bij de vrouw. • 2007: man moet € 873 per maand kinderalimentatie betalen. • Man verzoekt nihilstelling subs. verlaging kinderalimentatie per 1-1-2011 en veroordeling vrouw tot terugbetaling. • Rechtbank wijst het verzoek af. • Hof heeft bij beschikking van 6-2-2014 kinderalimentatie met ingang van 1 januari 2011 op lagere bedragen vastgesteld.
HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:232 Ingangsdatum (gewijzigde) onderhoudsverplichting Hoge Raad (principaal beroep man): • Terechte klacht dat hof niet heeft beslist op het verzoek de vrouw te veroordelen tot terugbetaling. Schending 23 Rv. • Uitgangspunt is hier dat met terugwerkende kracht de rechtsgrond is ontvallen aan de door de man na 1 januari 2011 te veel betaalde kinderalimentatie en dat vrouw dus moet terugbetalen (vgl. HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1001).
HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:232 Ingangsdatum (gewijzigde) onderhoudsverplichting Hoge Raad (voorw. incidenteel beroep vrouw): Regels met betrekking tot door de rechter te bepalen ingangsdatum van (gewijzigde) onderhoudsverplichting: 1.
2. 3.
Behoedzaamheid bij ingangsdatum vóór de uitspraak, met name bij ingrijpende gevolgen voor onderhoudsgerechtigde i.v.m. terug-betalingsverplichting van hetgeen is betaald of verhaald. Behoedzaamheid geldt ook voor de rechter in hoger beroep die e in eerste aanleg gewijzigde bijdrage wijzigt. Rechter moet beoordelen of, en in hoeverre, in redelijkheid van onderhoudsgerechtigde terugbetaling kan worden verlangd van wat in overeenstemming met behoefte aan levensonderhoud reeds is uitgegeven.
HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:232 Ingangsdatum (gewijzigde) onderhoudsverplichting Hoge Raad (vervolg): • Rechter die een onderhoudsverplichting met terugwerkende kracht verlaagt moet steeds beoordelen in hoeverre een daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichting in redelijkheid kan worden aanvaard. • Specifiek verweer (“op = op”) m.b.t. terugbetaling is niet nodig. • Rechter moet zich wel baseren op “ten processe gebleken omstandigheden”. • Vgl. HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1001 en HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:520.
HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1742, terugwerkende kracht en terugbetaling Casus: • Ontbonden geregistreerd partnerschap. Eén zoon (geb. 2005) • Vrouw verzoekt vermeerdering kinderalimentatie • Rechtbank wijst verzoek toe, hof ook maar op een lager bedrag. Cassatieklacht vrouw: • Ten onrechte verzoek om niet met terugwerkende kracht te verlagen afgewezen.
HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1742, terugwerkende kracht en terugbetaling Hoge Raad: • Rechter moet aan de hand van hetgeen ten processe is gebleken beoordelen in hoeverre terugbetalingsverplichting in redelijkheid kan worden aanvaard. • Hij is daarbij niet afhankelijk van een door de onderhoudsgerechtigde gevoerd, op die terugbetaling betrekking hebbend verweer. • Bij die beoordeling is onder meer van belang: – – – – –
de omvang van de eventuele terugbetalingsverplichting hetgeen is gebleken omtrent de financiële situatie van partijen in hoeverre de eerder betaalde bijdragen reeds zijn verbruikt of deze bijdragen in overeenstemming waren met de behoefte het belang van de onderhoudsplichtige bij terugbetaling van te veel betaalde bijdragen
HR 6 maart 2015 ECLI:NL:HR:2015:520, terugwerkende kracht en terugbetaling Casus: • Partijen zijn in 1980 gehuwd en in 2004 gescheiden. • Vrouw verzoekt partneralimentatie. • Hof Den Haag (22-2-2006) partneralim. € 500 per maand m.i.v. 15-9-2005. • HR 30-3-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5688 vernietiging (motivering draagkracht) • Hof Amsterdam (3-4-2008): nihilstelling + “op=op” • Motivering: “Bijdrage pleegt van maand tot maand te worden verbruikt”. Hoge Raad: • Onbegrijpelijk oordeel, nu de vrouw de alimentatie pas na 22-2-2006 ontving • Alimentatie over eerdere periode kan niet van maand tot maand zijn verbruikt. • Maatstaf uit HR 25-4-2014, ECLI:NL:HR:2014:1001 van toepassing
HR 9 januari 2015 ECLI:NL:HR:2015:40 schulden van de alimentatieplichtige Casus: • Echtscheidingsbeschikking: partneralimentatie van € 536,57/mnd t.b.v. vrouw • Man gaat in hoger beroep: geen rekening gehouden met schuld van € 10.000 aan zijn ouders (rente 4,8%). • Hof: partneralimentatie van € 90 per maand, maar schuld telt niet mee: • Man heeft bestaan schuld onvoldoende aannemelijk gemaakt • Man heeft bovendien niet gesteld dat hij erop moet betalen. • Testament van vader van de man: schuld zal worden verrekend met erfdeel
HR 9 januari 2015 ECLI:NL:HR:2015:40 schulden van de alimentatieplichtige Hoge Raad: • Onbegrijpelijk oordeel dat man de schuld niet aannemelijk heeft gemaakt. • Vaste rechtspraak: bij het bepalen van de draagkracht moet rekening worden gehouden met alle schulden van de onderhoudsplichtige, ook met schulden waarop niet wordt afgelost. • Rechter kan redenen aanwezig oordelen om aan bepaalde schulden geen of minder gewicht toe te kennen, maar moet dit oordeel te motiveren. • Vgl. HR 14-3-2014, ECLI:NL:HR:2014:627. • Hof heeft hetzij deze hoofdregel miskend, hetzij ontoereikend gemotiveerd waarom het daarvan is afgeweken.
HR 4 december 2015 ECLI:NL:HR:2015:3478 Moet rechter draagkrachtberekening bijvoegen? Hoge Raad: • Hof berekent draagkracht van de man : alimentatie van € 530,- per maand • Volgens door de vrouw bij haar cassatierekest gevoegde draagkrachtberekening, aan de hand van de door het hof gehanteerde uitgangspunten, heeft de man een aanzienlijk hogere draagkracht • Hof heeft daarom onvoldoende inzicht in zijn oordeel gegeven. • Het verdient aanbeveling dat de rechtbanken en hoven de berekening(en) als bijlage bij de alimentatiebeschikking voegen, in voorkomend geval met vermelding van de redenen waarom zij afwijken van de uitkomst van die berekening(en).
Curatele, bewind, mentorschap
HR 24-1-2014, ECLI:NL:HR: 2014:160 Is machtigingsprocedure “zaak van beschermingsbewind” Casus: • Bewindvoerder verzoekt kantonrechter machtiging tot opheffing huwelijkse voorwaarden uit 1960 houdende koude uitsluiting. • Ktr wuijst verzoek toe zonder behandeling ter zitting. • Zoons gaan in hoger beroep. • Hof verklaart de zoons niet-ontvankelijk. Cassatiemiddel: • Zoons zijn belanghebbenden in de zin van art. 798 lid 1 Rv • Het betreft ‘een zaak van onderbewindstelling’ als bedoeld in art. 798 lid 2 Rv • Niet aanmerken als belanghebbende is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
HR 24-1-2014, ECLI:NL:HR: 2014:160 Is machtigingsprocedure “zaak van beschermingsbewind” Hoge Raad: • Zaak heeft geen rechtstreekse betrekking op rechten (of verplichtingen) van de zoons. • Cf. HR 11-1-2002, ECLI:NL:HR:2002:AD4932: art. 441 lid 2 BW (machtigingsprocedure) is een beperkte regeling, waarbij slechts rechthebbende en bewindvoerder zijn betrokken. • Machtigingsprocedure is daarom geen ‘zaak van onderbewindstelling’ ex 798 lid 2 Rv. • Dat het hier gaat om een ingrijpende rechtshandeling doet daaraan niet af. • Hof is ten onrechte niet ingegaan op het onaanvaardbaarheidsargument. • Echter geen cassatie omdat de door de zoons aangevoerde feiten en omstandigheden slechts hun standpunt herhalen dat machtiging niet verleend had behoren te worden. Vgl. HR 26-6-2015, ECLI:NL:HR:2015:1748: steeds ook toets aan 798 lid 1 Rv!
Hof A’dam 1-9-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3599, “zaak van curatele” Casus: • Hoger beroep van curandus komt tegen machtiging aan curator tot opzegging van de huurovereenkomst van curandus met de verhuurder. • Kan curandus daartegen hoger beroep instellen? Hof: • Curandus is ex 1:381 lid 6 BW bekwaam in rechte op te treden en hoger beroep in te stellen in “zaken van curatele”. • Machtigingsprocedure is echter geen zaak van curatele. • In geval van beschermingsbewind kan deze niet worden aangemerkt als 'zaak van onderbewindstelling' ex 798 lid 2 Rv. (o.a. HR 24-1-2014, ECLI:NL:HR: 2014:160).
HR 16-1-2015, ECLI:NL:HR:2015:86, ontslag bewindvoerder; gronden Casus: • Bewind over goederen verstandelijk gehandicapte. • Haar moeder is bewindvoerder. Haar zus is mentor. • Verzoek zus: omzetting bewind/mentorschap in curatele • Kantonrechter ontslaat ambtshalve bewindvoerder en zus wegens tweespalt. Nieuwe bewindvoerder/mentor. • Hoger beroep van rechthebbende en moeder. • Hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter. • Moeder heeft de financiële belangen rechthebbende niet altijd adequaat behartigd. • Cassatiemiddelen: grenzen rechtsstrijd; hoor/wederhoor
HR 16-1-2015, ECLI:NL:HR:2015:86 ontslag bewindvoerder; gronden Hoge Raad: • 1:448 lid 2 BW: kantonrechter kan bewindvoerder ambtshalve ontslaan. Hof als appelrechter kan dat ook. • De (appel)rechter is bij die beslissing daarom niet gebonden aan de gronden die belanghebbende daarvoor eventueel heeft aangevoerd. • Ook ter zitting aangevoerde feiten mogen meewegen. • Hoor en wederhoor (19 Rv) geschonden. • Moeder en rechthebbende hebben geen kennis kunnen nemen van de inhoud van een door de nieuwe bewindvoerder aan het hof geschreven brief, en zich dus ook niet daarover kunnen uitlaten.
Procesrecht
Familierechtelijke verzoekschriftprocedure: Wie is belanghebbende • In algemene verzoekschriftprocedure niet nader omschreven • In familiezaken eng criterium: “degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft” (798 Rv) • Wie is belanghebbende? Zie o.a.: – – – – –
•
HR 3-11-2000, NJ 2001, 418 (pleegouders? soms) HR 23 januari 2009, LJN BG5072 (niet: BV van DGA bij alim.) HR 21 mei 2010, LJN BL7043 (niet: broer bij uhp) HR 17 mei 2013, LJN BZ3641 (niet: mede-erven bij ontkenning) HR 12-9-2014, HR:2014:1025 (niet: niet-gezagsouder bij OTS)
Te onderscheiden van de vraag wie als verzoeker kan optreden!
Vervolg belanghebbende • Is kind belanghebbende? • Procespositie minderjarigen: – Handelingsbekwaam (art. 1:234 BW) – Procesonbekwaam (art. 1:245 lid 4 BW) • Vertegenwoordiging door ouders, voogd of BC • Hoorplicht: zie HR 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1084 (wanneer kan worden afgezien van kinderverhoor)
– Kind is wel belanghebbende: HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3535 en HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1409
HR 5-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3535, Procespositie minderjarige Casus: • Uit het huwelijk tussen de moeder en de vader is in 2001 kind geboren. In 2011 is de echtscheiding uitgesproken. • Vader verzoekt kinderrechter om OTS van het kind. • Advocaat verzoekt namens het 11-jarige kind om toezending van een afschrift van de gedingstukken. • Kinderrechter wijst dit verzoek af en stelt kind onder toezicht. • Het kind, vertegenwoordigd door moeder, stelt hoger beroep in. • Hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter.
HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3535, Procespositie minderjarige Hoge Raad: • Art. 290 lid 1 Rv bepaalt dat de verzoeker en iedere belanghebbende recht hebben op inzage en afschrift. • Ingevolge art. 798 lid 1 Rv moet in zaken betreffende het personen- en familierecht onder ‘belanghebbende’ worden verstaan: degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. • In alle familierechtelijke zaken inzake een minderjarige dient deze te worden beschouwd als belanghebbende (HR 12-9-2014, ECLI:NL:HR:2014:2665). • Minderjarigen zijn procesonbekwaam (1:245 lid 4 BW). Zij hebben wel hoorrecht ex art. 809 Rv.
HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3535, Procespositie minderjarige Hoge Raad (vervolg): • Noch uit art. 6 lid 1 EVRM, noch uit art. 12 IVRK vloeit voort dat van een effectieve uitoefening van bedoeld recht slechts sprake kan zijn indien de minderjarige zonder tussenkomst van een (wettelijk) vertegenwoordiger kennis kan nemen van de gedingstukken. • In beginsel zullen de belangen van een minderjarige in een procedure voldoende behartigd kunnen worden door zijn wettelijk vertegenwoordiger(s). Als dat niet zo is, kan de rechter een bijzondere curator benoemen (1:250 BW). • Minderjarige kan ook zelf om een bijzondere curator verzoeken (HR 4-2-2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4850). Dit is voldoende waarborg.
HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1409 Procespositie minderjarige Casus: • X en Y worden in 2001 en 2005 uit het huwelijk van hun ouders geboren. Echtscheiding in 2007. Gezamenlijk ouderlijk gezag. Hoofdverblijfplaats is bij de moeder. • X en Y verzoeken benoeming van een bijzondere curator, eenhoofdig gezag toe te kennen aan de moeder, een omgangsregeling vast te stellen en aan de ouders bepaalde eisen op te leggen. • Rechtbank wijst de verzoeken af. • Hof verklaart de kinderen niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1409 Procespositie minderjarige Hoge Raad: • Minderjarige is procesonbekwaam (1:245 lid 4 BW). • Wel bekwaam te verzoeken om een bijzondere curator en hoger beroep tegen de afwijzing daarvan in te stellen. • Hof heeft miskend dat het hoger beroep is ingesteld door de moeder als wettelijke vertegenwoordiger. • HR geeft overzicht van informele rechtsingang kind ex artt. 1:251a lid 4, 1:377g jo. 1:377a, 1:377b en 1:377e, en 1:253a lid 4 in verbinding met 1:377g BW. • NB: ingang 1:251a lid 4 staat ook nog open ná ES-procedure, tenzij de rechter daarin gezagsbeslissing heeft gegeven (HR 4 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2241).
Appellabiliteit: tussen- of einduitspraak • Tussenuitspraak: geen tussentijds hoger beroep tenzij opengesteld door rechter, 337 lid 2, 358 lid 4 Rv (HR 8 mei 2009, LJN BH3664)
• Tussenuitspraak tevens deels einduitspraak, bijv. uitspraak echtscheiding met aanhouding nevenvoorzieningen (= deelbeschikking) • HR 12 september 2008, LJN BD7077: voorl. omgangsreg. is eindbeschikking (uitz.: HR 27-9-2004, NJ 2004, 100 en HR 3-1-2012, LJN BV0541: proefcontacten bij Raad voor de Kinderbescherming) • HR 25 september 2009, LJN BI7139: voorl. alimentatie als tussenbeschikking (alimentatie vastgesteld onder voorbehoud/vatbaar voor herziening) • HR 23 maart 2012, LJN BV2507: voorl. alimentatie als eindbeschikking (alimentatie definitief vastgesteld gedurende een bepaalde periode)
Appellabiliteit: tussen- of einduitspraak (2) Appel van tussenbeschikking • Uitsluitend na verlof van rechter tot tussentijds appel (358 lid 4 Rv) • Tijdig appelleren! Geen nieuwe appeltermijn na appelverlof rechter. • Steeds appel van uitspraak ex 223 Rv mogelijk (analoog 337 lid 1 Rv)
Appel van deelbeschikking: • Bij appel deeluitspraak is ook appel tegen het interlocutoire deel mogelijk (vaste rechtspraak; HR 23 januari 2004, NJ 2005, 510) • Géén grief tegen einduitspraakdeel? Niet-ontvankelijk • Appellant kan er ook voor kiezen alléén tegen einddeel te appelleren. Dan is nog later appel tegen interlocutoir deel mogelijk (HR 7 december 1990, NJ 1992, 85; Vendex Food – Meiberg; HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2905)
HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2905 Appel van deelvonnis Casus: • A heeft een pootvissenkwekerij. B had visverwerkingsbedrijf op het terrein van A. Overeenkomst tussen beiden. • A eist betaling van contractuele boetes en schade-vergoeding wegens tekortkomingen. • In reconventie vordert B ontbinding. • Deelvonnis van 27-5-2009. In conventie wordt B toegelaten tot bewijslevering. In reconventie ontbindt de rechtbank de overeenkomst. • Eindvonnis: B veroordeeld tot betaling van € 260.000, met rente; A veroordeeld tot betaling van € 8250.
HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2905 Appel van deelvonnis Casus (vervolg): • B in hoger beroep van het deelvonnis en het eindvonnis. • A stelt incidenteel beroep in tegen beide vonnissen. • Hof vernietigt eindvonnis en wijst alle vorderingen af. • Volgens het hof kan A wegens overschrijding van de appeltermijn niet kan worden ontvangen in grieven tegen bepaalde eindbeslissingen in het deelvonnis.
HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2905 Appel van deelvonnis Hoge Raad: • Indien uitspraak door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde maakt aan de instantie, is in zoverre sprake van een einduitspraak. • Appeltermijn tegen dat deel begint op de dag na uitspraak. Wie daartegen wil opkomen, moet meteen in beroep. • Dit geldt alleen het deel van het gevorderde waaraan in het dictum van de deeluitspraak een einde is gemaakt. Wat betreft het interlocutoire deel, mag met het instellen van beroep worden gewacht tot daarin einduitspraak is gedaan. • Vgl HR 7-12-1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC0076 (Vendex Food vs. Meijberg).
HR 25 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2822 Verzoekschriftprocedure: omvang verplichte procesvertegenwoordiging Casus: • Partijen hebben een relatie gehad. Twee kinderen. • Krachtens rechterlijke beschikking moet man kinderalimentatie betalen. • Vrouw verzoekt verhoging. De man verzoekt zelfstandig om nihilstelling wegens gebrek aan draagkracht. • De rechtbank wijst het verzoek van de man af en wijzigt de hoogte van het bedrag. • De man gaat in hoger beroep.
HR 25 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2822 Verzoekschriftprocedure: omvang verplichte procesvertegenwoordiging Casus (vervolg): • Advocaat van de man onttrekt zich. Hof geeft man gelegenheid nadere financiële gegevens over te leggen. • Vervolgens heeft de man zelf nadere stukken overgelegd. • In reactie hierop stelt de vrouw dat deze stukken niet moeten worden meegenomen in de procedure. Bij eind-beschikking stelt het hof de hoogte van de bijdragen lager vast, mede aan de hand van de stukken van de man. Cassatiemiddel: • Stukken hadden moeten worden ingediend door advocaat. HR: 81 RO (!)
Dank u voor uw aandacht!
Hierna volgen nog enige toets vragen.