Hoorcollege 8 06-11-2012 Duitsland Karel de Grote kroning kerstnacht 800. Zijn zoon Lodewijk de Vrome, moest van Karel de Grote niet naar de paus gaan om zich te laten kronen. Dit heeft hij uiteindelijk wel gedaan. Lodewijk had 3 zonen. Bij het Verdrag van Verdun is het in 3 delen op gesplitst. Het westen werd Frankrijk, het middenrijk is in 925 opgegaan in het oosten. De Nederlanden behoorden tot het middenrijk. Het keizerrijk werd het Heilig Roomse Rijk genoemd. Het oostelijke rijk is uiteindelijk in Duitse handen terecht gekomen. De Karolingen hielden eerst de macht in handen, maar in de 9 e eeuw kwam er een neef die als koning is gekozen, in plaats van dat het een kwestie van erfopvolging was. Dit is de basis voor het houden van verkiezingen van een keizer. Het Heilige Roomse Rijk van de Duitse natie bestond van 800 – 1806 (Duizendjarig rijk). In 1933 begon men aan het 3e duizendjarig rijk. Dit bestond 12 jaar. Feodalisering van de maatschappij: Men zocht bescherming bij ambtenaren (graven e.d.). Veel plaatselijke heersers, die eigenlijk uit naam van de keizer regeerden, trokken zich weinig aan van het keizerlijk gezag. Ze maakten de baantjes erfelijk, met een leengebied. De keizer had geld nodig, waardoor men onderhandelde met de keizer. Dit leidde tot een privatisering van het keizerrijk. Er moest steeds een nieuwe keizer worden gekozen. Maar wie mocht dit kiezen? Dit is vastgelegd in de Gouden Bul (1356). Er kwamen 7 keur(=kies) vorsten. Zij hadden de bevoegdheid om de keizer aan te wijzen. Dit bestond uit de geestelijkheid (aardsbisschoppen Keulen, Mainz, Trier) en 4 wereldlijke vorsten (Paltsgraaf van de Rijn, Hertog van Saksen, Markgraaf van Brandenburg, Koning van Bohemen). De keizer wilde dus goede contacten hebben met de keurvorsten. Tijdens het leven van de regerende keizer werd de opvolger aangewezen. Deze werd gekozen als Rooms Koning. Otto de I, II en III werden keizer. Langzaamaan sprak men over het ‘Roomse’ rijk. In de 12 e eeuw kwam Friedrich aan de macht, ook wel Barbarossa genoemd. Vanaf dat moment sprak men van het ‘Heilig’ Roomse rijk. De universiteit van Bologna is opgericht, waarbij Friedrich hulp vroeg om meer macht te krijgen. Hij mocht wetgeving uitvaardigen. Op de Rijksdag heeft hij veel besluiten genomen, waaronder het schenken van een privilege aan studenten. Friedrich wilde hiermee de juristen aan zijn kant krijgen. Zo wilde men het keizerschap meer macht geven. Op den duur kwam het keizerschap in handen van de Habsburgse keizers (1438). Zij kwamen oorspronkelijk uit Zwitserland. Albrecht II werd als keizer gekozen. Ondanks dat het principe van verkiezing hetzelfde bleef, bleef de macht bij de Habsburgers. De Habsburgers voerden een huwelijkspolitiek. De kinderen werden uitgehuwelijkt in politiek gunstige zin: Zonen en dochters werden uitgehuwelijkt aan keurvorsten. Tot 1806 zijn de Habsburgers keizers gebleven van het Heilig Roomse Rijk. Zij vestigden zich in Wenen, waardoor dit de hoofdstad was. Toch was de daadwerkelijke macht van de keizer klein, doordat er veel andere hertogen en graven waren. In 1453 wordt Constantinopel veroverd door de Turken, waarmee het Oost-Romeinse rijk eindigt. Constantinopel heette vanaf toen Istanbul. In Moskou zetelde de tsaar, waardoor dit de derde hoofdstad werd. Doordat Constantinopel, de hoofdstad van het Oost-Romeinse/ byzantijnse rijk viel, kwam Turkije naar het Byzantijnse rijk te liggen. Tussen deze landen was een verschil in godsdienst. De Turken zijn uiteindelijk verslagen. In 1495 werd het hoogste gerechtshof opgericht: Reichskammergericht Wetzlar. Maximiliaan I (Habsburgers, 15e eeuw) richtte dit op. Zij moesten oordelen naar het recht van de keizer: het Romeinse recht. Dit was echter een krachteloze poging. Een visitatiecommissie moest misstanden ontdekken. Privilegium de non evocando: Een zaak uit een lagere rechtsbank kan overgeheveld worden naar een keizerlijke rechtbank. Wanneer hij dit niet doet, kan hij een privilege geven om het door de lagere rechtbank te laten beoordelen. Hij deed dit vaak omdat hij geld nodig had voor het financieren van soldaten (huurlingen). Privilegium de non appellando: Men kan niet in Hoger Beroep gaan, waardoor de plaatselijke rechtbank het hoogste gerecht was. Zij konden dus hun eigen recht toepassen. Het Romeinse recht vormde het subsidiaire recht. Aangezien het plaatselijke recht zwak was, moesten lagere gerechtshoven vaak toch een beroep doen op het Romeinse recht. Karel V (1500 – 1558) was de kleinzoon van Maximiliaan, en had dus veel gebieden te besturen. Dit omvatte bijna heel Europa, met uitzondering van Frankrijk. Daarnaast bezat hij veel gebieden in Amerika. Constitutio Criminalis Carolina (1532): Het invoeren van een humaner strafrecht. Dit wetboek kon niet exclusief worden verklaard, omdat hij daar niet genoeg macht voor had. Het wetboek werd een subsidiair recht, naast het plaatselijk recht. Het was een salvatorische clausule: Men gebruikte dit recht als het plaatselijk recht geen
oplossing bood. Vanuit het Rijk is er nooit een codificatie ingevoerd. Daarom waren er codificaties per gebied, waaronder vanaf de 18e eeuw die van het Koninkrijk Pruisen. De markgraaf (grensgebied) van Brandenburg regeerde hier. Men wilde meer gebied, dus veroverde men Polen gedeeltelijk. Uiteindelijk kwam Frederik II van Pruisen aan de macht (1712 – 1786). Hij maakte grote Pruisische legers. Frederik wilde graag een codificatie. Hij was een man van de Verlichting: Hij wilde niet op anderen vertrouwen, maar er zelf uitkomen natuurrecht: het menselijk verstand. Hij werd een Verlicht Despoot genoemd doordat hij aan andere de voorliefde van het natuurrecht oplegde. De grote vijand van het natuurrecht is het Romeinse recht. Velen konden geen Latijn lezen, terwijl het Romeinse recht Latijn was. Frederik was tegen advocaten en rechters, omdat er in het Romeinse recht altijd tegenstrijdigheden waren. Hierdoor kreeg de rechter te veel macht. Daarom wilde Frederik iets hebben wat begrijpelijk en eenduidig is. In 1746 gaf hij de opdracht om een codificatie te maken. Men baseerde dit op het Romeinse recht. Toen in 1749 het eerste deel werd aangeboden, wilde hij dit niet. Het recht moest namelijk gebaseerd worden op het natuurrecht. Vervolgens werd de codificatie op de lange baan geschoven. In 1780 ontstond het geval van Molenaar Arnold: De buurman beperkte de waterstroom naar de molen, waardoor Arnold uit zijn huis moest. Arnold en zijn vrouw stuurden brieven naar de koning. De koning kwam voor Arnold op. Daarop werd er een nieuwe opdracht gegeven voor een codificatie in 1780. In 1791 maakte Suarez een ontwerp. Dit ontwerp was te dik. Hij maakte een volkscodex: een uittreksel van het wetboek. Zo ontstaat er een wetboek voor de jurist en een wetboek voor de leek. Er werd een prijsvraag uitgegeven, waarin men wilde weten wat er in een wetboek moet. De bevolking wilde een polygamie, zodat de last van het kinderschap verdeeld kon worden. In 1794 ontstond het Allgemeines Landrecht für die Preussischen Staaten (ALR). Bijzonderheden: Eigenlijk was dit helemaal geen codificatie, omdat het plaatselijke gewoonterecht bleef bestaan. Hierdoor was het dus niet exclusief. Encyclopedisch van aard. Omdat Frederik niet wilde dat de rechters een beslissing namen door brede interpretatie, verbood hij het geven van commentaar in een wetboek. Justinianus had ook een dergelijk verbod uitgevaardigd, maar dan voor de handschriften. Tot 1900 werkte dit voor het privaatrecht. De rest bleef tot 1946, na WO II.
Hoorcollege 9 13-11-2012 Duitsland en Oostenrijk Völkerschlachtdenkmal (16 – 19 oktober 1813). Napoleon werd bij Waterloo verslagen. In Duitsland bestonden er verschillende staten. Daardoor was het makkelijker om Napoleon te verslaan. Men wilde een eenheidsstaat. Thibaut: Eenheid van recht scheppen door het maken van een codificatie(1814). Daardoor ontstond er volgens hem een eenheidsstaat. Overal in de wereld waar een eenheidsstaat was, kwam een codificatie. Thibaut doet het dus precies andersom. Eerder had Napoleon Duitsland veroverd. De keizer van het Heilig Roomse Rijk had de macht. In 1803 begon het het Reichsdeputationshauptschluss: Het reorganiseren van het Heilig Roomse Rijk door vorsten te mediatiseren. Kleine vorstendommen werden onder grotere geplaatst, en grote onder de keizer. Doel: Slechts een paar vorsten hebben een band met de keizer, deze band kun je makkelijker doorsnijden. 1806: Rijnbond. Grote vorsten stapten uit het Roomse Rijk en kwamen onder bescherming van Napoleon. Dit kon hij doen omdat hij in 1805 een overwinning had geboekt bij Austerlitz (Oostenrijk) tegen de Oostenrijkers en de Russen. De Pruisen heeft hij in 1806 bij Jena verslagen, waardoor hij het voor het zeggen had. Franz II van het Heilig Roomse Rijk werd in 1806 Franz I, Keizer van Oostenrijk. Tot 1918 bleven er keizers in Oostenrijk bestaan, daarna moest hij afstand doen van de troon. Savigny en de Historische School Tegenstander van Thibaut was Friedrich Carl von Savigny. Hij zorgde ervoor dat Duitsland geen codificatie kreeg in de 19e eeuw. In 1818 was er een nieuwe universiteit gesticht in Berlijn, waar hij les gaf. Het Pruisische Algemeine Landrecht, de Franse Code Civil en het Algemeines burgerliches gezetzbuch van Oostenrijk waren codificaties die von Savigny bekeek. Aartshertogin Maria Theresia van Oostenrijk werd aangevallen. Maria wilde meer politieke eenheid om vijanden tegen te gaan. Dit deed zij door het maken van een codificatie. In 1753 kwam die opdracht. Dit leek teveel op het Romeinse recht, dus wilde men er meer natuurrecht in. In 1801 kwam er een nieuwe commissie onder leiding van von Zeiller. In 1811 ontstond zo het ABGB.
Deze was exclusief verklaard, in tegenstelling tot het Pruisische recht. Ook was alleen het burgerlijk recht gecodificeerd, in tegenstelling tot het Pruisische recht dat een encyclopedie vormde. Savigny was tegen het natuurrecht, en dus ook tegen de wetboeken. Volgens Savigny is een codificatie niet juist, omdat recht een historisch verschijnsel is. Het groeit. Er komen steeds nieuwe rechtsregels bij. De rechtswetenschap moet het geldende recht in de historische ontwikkeling bestuderen. Vervolgens moet je het verband tussen de begrippen van het grondrecht leggen. Dit kunnen de Duitse juristen volgens hem niet. Dus er kan geen goed wetboek gemaakt worden. Dus moest er een rechtswetenschap ontstaan. Hierdoor ontstond de Historische School. Men moest kijken naar het Romeinse recht, want dit had de langste geschiedenis. Hij schreef over het nu geldende recht. De volgelingen van Savigny heetten Pandektisten. Men begon de studie men de Institutionen: Historische ontwikkeling. Vervolgens werd dit uitgelegd: Pandekten. Door Savigny kreeg Duitsland dus nog geen codificatie. ABGB: Wanneer de wet niet uitgelegd kan worden door interpretatie of analogie, mag de rechter een beslissing nemen op grond van het natuurrecht. Op 1 januari 1900 kwam er uiteindelijk een Duits wetboek. Mommsen 1899. Theodor Mommsen schreef een politiek testament. Hij beschouwd zijn leven als mislukt, omdat hij graag wat had willen bereiken in de politiek. Maar in Duitsland kun je geen fatsoenlijke politiek bedrijven, omdat Duitse burgers te veel in de pas lopen met wat men van hen verlangt. Mommsen kreeg de nobelprijs van de literatuur voor een boek over de geschiedenis van Rome. Slag bij Teutenburgerwoud: Drie Romaanse stammen werden in 9 na Christus verslagen door de Germanen. Volgens de Duitsers vond dit plaats in het Teutenburgerwoud. Volgens Mommsen was dit gebeurd op een plek waar sinds het jaar 9 geen Romeinse meer te vinden waren. Een andere man bewees dit later. 1848: Poging om Duitsland aan een democratische grondwet te helpen. Men zocht een Duitse vorst, namelijk de koning van Pruisen. De Pruisische koning sloeg dit af, omdat hij zich daarmee zou onderwerpen aan het parlement en de grondwet. Uiteindelijk is er onder leiding van Otto van Bismarck toch een Duitse eenheidsstaat kwam. Vraag: Groot of klein Duitsland? Er waren namelijk 2 heersers: de keizer Van Oostenrijk en de koning Pruisen. Bij de groot Duitse variant zou de keizer de macht krijgen. Dus kwam er een klein Duitsland. Von Bismarck zorgde ervoor dat Oostenrijk zich afscheidde. Door een oorlog uit te lokken met Frankrijk, sloten de rest van de kleine staatjes zich bij de Pruisen aan. Napoleon III werd in 1852 keizer. De protestantse koning vocht tegen de Katholieke Franse koning. Door een publicatie van een brief van de katholiek, verklaarde Frankrijk de oorlog aan Duitsland. In de spiegelzaal ontstond een nieuw Duits keizerrij. Otto von Bismarck werd Rijkskanselier. Lex Lasker: Bevoegdheden met betrekking tot het privaatrecht werden overgeheveld aan het rijk. Toen kon er een commissie komen die een wetboek kon maken. In het Zuid-Westen van Frankrijk gold de Franse Code Civil. In andere delen van Duitsland paste men ook het regionale recht toe. Dus kwam er een commissie die het Duitse privaatrecht voor heel Duitsland deed gelden. Heinrich Dernburg schreef het Bürgerliches Gesetsbuch. Men vond het wetboek te juridisch, en het was niet sociaal genoeg. Een nieuwe commissie veranderde di een klein beetje. Zo werd in 1900 het Bürgerliches Gesetsbuch. In Japan werd het wetboek ook ingevoerd. Aanval wetboek: Rudolf von Jhering. Was tegen Pandektistiek. Dit stond te ver van de logica af. Interessenjurisprudenz in plaats van de Begriffsjurisprudenz. Herman Kantorowicz: Freirechtsbeweging. Men wilde het wetboek wegdoen. De rechter is autonoom: De rechter is zelf een bron van rechtsregels. Hierdoor kwam het in het Zivilgesetzbuch. 1933. Derde rijk: NSDAP wilde het Romeinse recht afschaffen, en een Duits wetboek maken. Door ruime interpretatie kon men de Joden te oordelen. 1949. Ontstaan Bondsrepubliek. Vernieuwing: Bundesverfassungsgericht. Wetten mochten getoetst worden aan de grondwet. Hoorcollege 10 20-11-2012 Nederland 1555 Karel V doet afstand van de regering. Hij was keizer van het Heilig Roomse rijk en had veel andere gebieden om over te besturen door middel van huwelijkspolitiek. Bovendien was hij een Habsburger. De hertogen van Bourgondië hadden hun invloedssfeer naar
het noorden (de Nederlanden) uitgebreid. Zo waren ze graaf van Holland, graaf van Vlaanderen, hertog van Brabant, enz. Hierdoor ontstond een personele unie: Toevallig hadden deze gebieden dezelfde heerser, maar er was geen centrale staat. Door de Bourgondische erfenis erfde Karel V dit allemaal. Er was echter geen eenheidstaat. In totaal waren er 17 gebieden. Doordat Karel V een groot machtsgebied had, verlegde hij de regeringszetel naar Brussel. Vanuit hier bestuurde hij de Nederlanden. Karel V wilde graag het recht van de Nederlanden uniformeren. Hij begon daarom met een homologatiebevel: Men moest het gewoonterecht op schrift stellen en opsturen naar Brussel. Daar zou hij ze goedkeuren. (1) De Nederlanden vonden echter dat Karel V zich niet mocht bemoeien met het gewoonterecht. Om hertog te worden had hij namelijk overal een eed moeten zweren, waarin hij stelde dat er niet zou worden getornd aan de privileges en gewoonterechten. Ook begon Karel V met een bureaucratie. Hij benoemde ambtenaren die namens hem moesten regeren. De adel keek echter neer op ambtenaren, omdat ze gestudeerd hadden. Ze hadden namelijk Romeins recht bestudeerd. Van oudsher gingen de overheidsbaantjes namelijk naar de adel. O.a. Nassau vond dit niets. (2) Men was dus ontevreden over de ambtenaren. Karel V was teleurgesteld in 1555. De Vrede van Augsburg was gesloten, wanneer er een eind gemaakt werd aan de godsdienstoorlog. Luther had de stellingen aan de muur geslagen, waardoor de hervormde kerk ontstond. Sommigen bleven katholiek, anderen werden hervormd. Karel stond aan de katholieke kant. Bij de Vrede van Augsburg werd bepaald dat de keizer niet meer zou bepalen welke godsdienst er heerste, maar de plaatselijke vorst. Daarom doet hij afstand van de regering, en geeft de macht aan zijn zoon, Philips II. Hij nam alle titels over, met uitzondering van de titel van keizer van het Heilig Roomse Rijk. Philips vervolgde de protestanten. Zo ontstond er een Bloedraad waar in het geheim rechtgesproken werd. Bovendien werd er een nieuwe belasting ingevoerd: 10% belasting op alle goederen. Willem van Oranje Willem van Oranje was stadhouder in een deel van de Nederlanden. Hij was katholiek. Men vond dat de baantjes niet meer aan ambtenaren gegeven moesten worden. De opstand van godsdienst brak in 1566 in de zuidelijke Nederlanden uit door middel van de Beeldenstorm. Willem van Oranje koos voor de kant van de protestanten. Hij verliet in 1567 de Nederlanden, en ging naar Duitsland. Hij probeerde daar troepen bij elkaar te krijgen. Dit heeft geleid tot de Slag bij Heiligerlee (23 mei 1568). Dit wordt wel gezien als het begin van de 80 jarige oorlog. Men overwon onder leiding van de broer van Willem van Oranje, graaf Adolf. Doordat het Spaanse leger nog niet volledig aanwezig was, was het makkelijker om ze te verslaan. Graaf Adolf overleed tijdens deze strijd. Daarna kwam de hertog van Alva eraan, waardoor men vluchtte. Afscheiding van Spanje In januari 1579 werd de Unie van Utrecht gesloten, waarbij de 7 Nederlanden (Goudland) afspraken om gezamenlijk militair op te trekken tegen de Spanjaarden. Zij zouden een gezamenlijk leger hebben met als opperbevelhebber Willem van Oranje. Dus defensie en buitenlandse zaken werden samen uitgevoerd. Zo ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In 1581 vaardigde men het Plakkaat van Verlathinge af: De landsheer, Philips II, werd afgezworen. Uit dankbaarheid als leider van de opstand wilde men Willem van Oranje tot koning kronen in de Nederlanden. Balthasar beroofde van Oranje van het leven. Men vroeg of van Anjou of Elizabeth I d.m.v. de graaf van Leicester koning wilde worden. Elizabeth wilde dit alleen wanneer de Nederlanden volkssoevereiniteit erkende. Zo kon zij een wet aan laten nemen waarmee de soevereiniteit aan de keizer werd overgedragen. Hierdoor ontstond er een absolute macht (Frankrijk, Lodewijk XIV). De Nederlanden wilden dit niet. Maar waar berust de soevereiniteit van de Nederlanden dan? De Deductie van Vrancken werd geschreven: De landsheer heeft de soevereiniteit gekregen van de Statenvergadering. Hierin waren de adel, geestelijkheid en burgerij vertegenwoordigd. De soevereiniteit kwam bij het volk te liggen. Dit werd pas in 1648 bij de Vrede van Münster erkend. Staatsinrichting De Staten-Generaal zag toe op defensie en buitenlandse zaken. Op andere gebieden bleef de soevereiniteit bij de Staten van de afzonderlijke gewesten. Zij vormen samen de Statenbond. Er werd gestemd met last (volmacht) en ruggespraak. Dit wil zeggen dat er tijdens een vergadering geen besluiten genomen mogen worden zonder toestemming van de aparte Staten. De vertegenwoordigers moeten dus steeds terug om te overleggen. Uiteindelijk wilde men een systeem zonder last en ruggespraak. De Republiek kende naast de Staten-Generaal de Raad van State. De Raad van State regelde het dagelijks bestuur van de republiek. Op 31 december 1564 schreef Willem van Oranje dat zijn onderdanen godsdienstvrijheid wilde. Volgens andere bronnen beschouwde hij zich als een katholiek vorst, maar gaf hij andere delen godsdienstvrijheid. De Raad van State moest zorgen dat het geld bij het leger kwam
en hadden een belangrijke taak in Generaliteitslanden: Gebieden die buit waren gemaakt van de vijand, en die bestuurd werden door de Staten-Generaal. Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In 1648 werd de Vrede van Münster gesloten waardoor Nederland officieel erkend werd als Republiek. De hertogen stonden het hoogst, daarna kwamen de graven. Deze Vrede van Münster leidde ook tot een einde van de godsdienstoorlogen. Formeel is in 1648 pas een einde gekomen aan de banden met het Heilig Roomse Rijk. Een stadhouder betekent plaatsvervangers. Dit omdat ze Filips vervingen. Maar wat moest er gebeuren met de stadhouder, toen de landsheer werd afgezworen? Men kon moeilijk afscheid nemen van het ambt van stadhouder. Uit eerbied voor de diensten van Willem van Oranje bleef het bestaan. Een stadhouder treedt op namens de soeverein (Staten-Generaal), waardoor het een ambtenaar was van de Staten-Generaal. Doordat elk gewest zelf mocht kiezen, was er in het westen vaak een opvolger van Willem van Oranje, terwijl men in het Noorden koos voor een andere tak van de Oranjes. Men kon de stadhouders ook niet benoemen. Daardoor waren er twee stadhouderloze tijdperken: 1650 – 1672 en 1702 – 1747. Een stadhouder was opperbevelhebber van het leger. Dit zorgde ervoor dat men graag oorlog wilde. Tussen 1609 en 1621 was er het Twaalfjarig bestand. Dit omdat het de handel bedreigde. Ook was er een godsdienststrijd rondom de predestinatieleer: Heeft de mens een vrije wil, of is de mens voorbestemd? Maurits trok dit conflict aan waardoor de oorlog doorgezet werd. Er ontstonden spanningen tussen de stadhouder en de regering. Daardoor wilden sommige gewesten het zonder stadhouder doen. In 1747 werd er opnieuw een stadhouder benoemd: Willem IV, afstammeling van de Friese tak van de Oranjes. Het ambt van stadhouder laat hij erfelijk verklaren. Men vocht tegen Oostenrijk. Dit werd in 1747 ook uitgevochten in de Republiek. Daarom wilde men een stadhouder, een opperbevelhebber van het leger. In Engeland was Willem IV koning. Daarom werd hij ook wel koning-stadhouder genoemd. Hij was protestants, waardoor Engeland en Ierland protestant werd. Democraten: Gegoede kooplieden die niet de baantjes hadden in de Staten-Generaal, maar wel graag in het bestuur wilden. Zij stonden aan de kant van de stadhouder. Willem IV wilde hen steunen onder voorwaarde dat het stadhouderschap erfelijk werd. Daartegenover stonden de regenten. Toen Willem V aan de macht kwam, waren de democraten en regenten tegen hem. Zij vormden samen de patriotten. In 1780 vond er een slag vaart, waardoor de Nederlandse vloot niet meer uit durfde te varen. Zo werd er door Engeland een schip in beslag genomen, waarbij er papieren opdoken waarin stond dat Nederland een wapenhandel had met Amerika. De Engelsen verklaarden daarop de oorlog aan Nederland. De patriotten gaven de opperbevelhebber van het leger, de stadhouder, de schuld. Zo ontstond er een scheiding tussen de stadhouder en de burgers tegenover de patriotten. De stadhouder was niet overal welkom meer. Willem V moest uitwijken naar Gelderland voor de patriotten van Holland en Utrecht. In 1781 werd er een pamflet geschreven, genaamd ‘Aan het volk van Nederland’, door Johan Derk van der Capellen tot den Pol. Hij richtte zich tot het volk van Nederland in het enkelvoud. Dit leidde tot de Nederlandse Revolutie op 15 september 1787 waarbij er gestreden werd tussen de patriotten en prinsgezinden. De koning van de Pruisen onderdrukten dit. De Patriotten vluchtten naar Frankrijk.
Hoorcollege 11 27-11-2012 Staatsinrichting Nederland Voor 1579 was Nederland deel van het Heilige Roomse Rijk. In 1579 komt Nederland in opstand tegen de Spanjaarden, en ontstaat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Zij zijn soeverein en autonoom. Tussen 1795 en 1806 wordt de stadhouder verjaagd. Zo ontstaat in 1798 de Bataafse Republiek. Hierdoor ontstaat een eenheidsstaat. In 1806 wordt Lodewijk Napoleon koning van Holland. In 1810 wordt hij verjaagd door zijn broer. Nederland wordt dan ingelijfd bij Keizerrijk Frankrijk. Wij zijn op dat moment dus een provincie van Frankrijk. Frankrijk wordt verslagen, en vanaf 1814 ontstaat er een constitutionele monarchie. Willem I wordt koning. De Raad van State en de Staten-Generaal regelen de buitenlandse betrekkingen en de defensie. Verder zijn er geen gemeenschappelijke organen. Ieder gewest maakt zijn eigen wetgeving. De Stadhouder heeft geen soevereiniteit maar is opperbevelhebber van het leger. De Republiek eindigt in 1766 door een strijd van de patriotten en prinsgezinden. Willem V moet uiteindelijk vluchten. Het is namelijk de vraag of Nederland de Verenigde Staten moet erkennen. Wanneer ze dit doen, maken ze kans op oorlog met Engeland. De stadhouder wil graag oorlog voeren, dus worden de Verenigde Staten erkend. Er breekt een Nederlands-Engelse oorlog uit. De zondebok van dit conflict wordt de prins van Oranje. Een belangrijke patriot is Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Hij richt zich daarbij tot het volk van Nederland. Dit is bijzonder omdat er zeven gewesten waren, en hier werd men gezamenlijk
aangesproken. De theorie is dat de soevereiniteit bij het volk behoort te liggen. Willem V vlucht naar Gelderland. Hij wil de grens over, dit lukt niet. Hij krijgt hulp van de Pruisen, omdat hij met een zus van de koning van Pruisen getrouwd is. De patriotten vluchten naar Frankrijk. In 1795 komen de Franse troepen met de patriotten terug. Zo komt de Republiek ten val: Willem V verlaat met een schip Nederland en gaat naar Engeland. Zijn zoon, Willem I, zal later de eerste koning van Nederland worden. In 1798 wordt dan de Bataafse Republiek uitgeroepen. Men streed of deze staat federalistisch of gezamenlijk moet zijn. De unitaristen winnen, waardoor er een eenheidstaat ontstaat. De Batavieren kwamen ooit in opstand tegen de Romeinen. Omdat zij ook in opstand kwamen, wordt Nederland de Bataafse Republiek genoemd. Ontwikkeling Burgerlijk Wetboek De Bataafse Republiek is ontstaan. De Republiek krijgt een Grondwet: De Republiek is één en ondeelbaar. Men kan nu gaan nadenken over een codificatie. Men wil een wetboek op het gebied van het burgerlijk recht en op het gebied van het strafrecht. Er wordt een commissie ingesteld o.l.v. Hendrik Constantijn Cras. Cras: Welke rechtsbronnen moeten we gebruiken? In Nederland gold autonomie met betrekking tot de wetgeving. Er zijn verschillende rechtsbronnen, te weten: * het lokale recht: wetgeving van de overheid en de steden, dit bestond voornamelijk uit strafrecht. * het gewoonterecht: onoverzichtelijk. Op het gebied van het privaatrecht stelde het gewoonterecht weinig voor. * het Romeins recht: Dit was de subsidiaire rechtsbron. Het Romeinse recht werd het Romeinse recht als het belangrijkste recht gezien, aangezien het gewoonterecht niet veel voorstelt. Bovendien was het Romeinse recht belangrijk omdat het werd onderwezen aan de Universiteit. Zo ontstond er RoomsHollandsrecht, Rooms-Groningsrecht: Een mengeling tussen Romeinsrecht en plaatselijk gewoonterecht. Het Rooms-Hollandse recht was het meest belangrijk. Hugo de Groot schreef over het Rooms-Hollandse recht: De Inleidinghe tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid. Dit boek is van groot belang omdat dit boek later in het onderwijs gebruikt wordt, en is het eerste boek dat in het Nederlands geschreven werd. Hugo de Groot is een man van het natuurrecht. ‘Zelfs als er geen God is, is er wel natuurrecht’. Hij begint het natuurrecht als afzonderlijk vak te bestuderen. Toch pleit hij in zijn boek niet voor het natuurrecht. Hij erkent dat het Romeinse recht het positieve (geldende) recht is. Volgens hem is het beter om in sommige gevallen het natuurrecht toe te passen. * Natuurrecht: Dit is nieuw. Er komt een aanval op het Romeinse recht van de natuurrechtgeleerden. Het Romeinse recht is namelijk geschreven in een vreemde taal, is te absolutistisch, bevat lange procedures en is afkomstig van een vreemd volk. Zij vinden dat het natuurrecht het subsidiaire recht moet worden. Er ontstaat onenigheid tussen Schorer (natuurrecht) en Vitringa (Romeins recht). Vitringa heeft dezelfde opvatting als Van Bijnkershof (president hof Holland, Zeeland en Friesland): Men moet niet kijken naar het natuurrecht, want dit zijn slechts meningen van mensen. Bovendien zitten er verschillen in de optekening van het natuurrecht. Waarom is het gek dat het natuurrecht op schrift wordt gesteld? Dit hoeft niet omdat het voor iedereen altijd geldt. Moest het wetboek exclusief worden, of moest het gewoonterecht blijven bestaan? Hij vond dat het gewoonterecht moet blijven bestaan, en dat het wetboek dus niet exclusief werd verklaard. Dit wilde hij omdat hij federalist was: Hij wilde de oude toestand, inclusief oude rechtsbronnen, te laten bestaan. Uiteindelijk gebruikte hij het natuurrecht, Romeins recht en gewoonterecht. Als uitgangspunt heeft hij het boek van Hugo de Groot genomen. Na twee jaar is het wetboek van Cras er nog steeds niet. In 1804 komt er een ontwerp, maar dit is te dik en te professoraal. Het werd dus afgekeurd door de Hoge Raad. Kenmerken van het ontwerp Cras: Men streeft naar materiële volledigheid om willekeur tegen te gaan. Hiermee lijkt het op het Algemeines Landrecht van Pruisen. Het is in de volkstaal geschreven. Het moest geschreven zijn voor het volk. Lodewijk Napoleon In 1806 verandert de staatsinrichting. In 1804 heeft Keizer Napoleon het Heilige Roomse Rijk verslagen. Hij probeert overal in Europa handlangers op de troon te krijgen. In Nederland komt Lodewijk Napoleon op de troon, door een verdrag te sluiten. De Bataafse Republiek zou worden omgevormd tot het Koningrijk Holland. Nederland moest Frans worden van de Keizer. Lodewijk Napoleon voelt zich echter steeds meer Nederlanden: Leert Nederlands en het volk dweept met hem. Hij bouwde paleis Soestdijk. Lodewijk Napoleon was onze eerste
constitutionele monarch. Hij zorgt er voor dat wij uiteindelijk een wetboek krijgen. Willem I wordt door een staatsgreep koning, maar Lodewijk Napoleon is op legale wijze aan de macht gekomen. Lodewijk wil een wetboek maken. De Keizer wil dat het een Frans wetboek worden. Frankrijk heeft de Code Civil, Nederland moet ook een dergelijk wetboek krijgen. Van der Linden krijgt de opdracht om een wetboek te maken. Dit ontwerp is klaar in 1807, maar wordt afgekeurd omdat het te Nederlands is. Napoleon krijgt de opdracht om dit wetboek aan te passen aan het Franse Code Civil. Zo ontstaat er het ‘Wetboek Napoleon ingerigt voor het Koningrijk Holland’ in 1809. Dit is het eerste wetboek op het gebied van het privaatrecht, en is niets anders dan de Franse Code Civil aangepast aan de Nederlandse omstandigheden. Dit is echter maar twee jaar van kracht. Vraag: Napoleon staat voor keizer Napoleon. Verschil is dat de rechterlijke macht van Frankrijk niet is ingevoerd. In 1809 is het Romeinse recht formeel afgeschaft. Lodewijk Napoleon wordt door zijn broer verjaagd omdat hij de handel met Engeland toelaat. Lodewijk Napoleon vlucht in een koets naar Italië. In 1810 wordt Nederland ingelijfd in het keizerrijk Frankrijk. In 1811 wordt de Franse Code Civil ingevoerd. In 1813 wordt Napoleon bij Waterloo verslagen. Het Congres van Wenen wordt gehouden. Nederland wordt een koninkrijk, met als eerste koning, koning Willem I. De Code Civil blijft gelden tot 1838! Willem I Willem I gaat een wetboek maken. Hij wilde weten wat het Nationale Recht is. Hij laat dit uitzoeken door de commissie Kemper. In 1816 was het ontwerp klaar. Dit bleek echter achterhaald door politiek omstandigheden. Dit komt omdat België erbij kwam. Het tweede ontwerp Kemper (1820) wordt niet ingevoerd omdat de Belgen verzet voeren onder leiding van Nicolai. Zijn vinden het te Nederlands. De Code Civil blijft ondertussen gewoon gelden. Nicolai In 1830 maakt Nicolai een verslag. Dit is echter ook achterhaald door politieke omstandigheden, aangezien België zich afscheidt. In 1838 wordt het ontwerp Nicolai aangepast, doordat het ‘bevrijdt wordt van de Belgische smetten’. Zo worden er typisch Nederlandse bepalingen ingezet. Zo wordt in 1838 het Burgerlijk Wetboek ingevoerd. Dit wetboek zal gelden tot 1992. Inmiddels is er een nieuw wetboek waar men opnieuw lang over heeft gedaan. Eduard Maurits Meijers, hoogleraar in Leiden, schrijft in 1938 bij het 100 jarig bestaan van het Wetboek dat er een nieuw Burgerlijk Wetboek moet komen. Zijn tegenstander, Scholten, schreef ook in de feestbundel: Een nieuw wetboek is niet nodig, want het is een rustig bezit. Meijers krijgt uiteindelijk zijn zin. Hij wordt opgepakt en moet naar een concentratiekamp. Hier maakt hij een nieuw ontwerp. In 1954 overlijdt hij, maar zijn idee blijft bestaan. Het huidige Burgerlijk Wetboek is uiteindelijk pas ingevoerd in 1992. In 1992 werd bovendien de Europese eenwording een feit.
Hoorcollege 12 04-12-2012 Kenmerken van Engeland: In Engeland is men de receptie van het Romeinse recht niet ondergaan. In Engeland is de wetgeving niet gecodificeerd. Gedeelten van Engeland waren onder invloed van de Romeinen. In de Middeleeuwen had men in veel gebieden geen eigen rechtssysteem, dus namen velen het Romeinse recht over. In Engeland was dit echter niet nodig, want men had al een eigen krachtig rechtstelsel. Na de Romeinse tijd, in het begin van de 5 e eeuw, zijn de Romeinse troepen weggetrokken. De Angelen en de Saksen vielen Engeland binnen vanuit Europa en vestigden zich daar. De Kelten zijn naar de rand van Engeland verdreven. In Engeland ontstond een lappendeken van kleine koninkrijkjes. Men hanteert over plaatselijk gewoonterecht. In 1066 vond een belangrijk omslagpunt plaats. Willem de Veroveraar verovert Engeland. Hij regeerde van 1066 – 1087. De Vikingen hadden veel plunderingen verricht in Europa. Zo kwamen zij ook in Normandië, en werden hertogen van Normandië. Hierdoor werden zij leenmannen van de koning. Echter, zij waren machtiger dan de koning. Willem de Veroveraar noemde zichzelf koning van Engeland door familiebanden. Hij veroverde Engeland door Harrold te verslaan. Dit kon omdat Harrold net ergens anders had gevochten. Door middel van propaganda wilde Willem de Veroveraar het volk achter zich krijgen. Hij liet een groot kleed borduren, waarop stond dat Harrold een bedrieger was. Willem wilde alles strak regeren door een overzicht te verwerven van mensen die personele grond bezaten. Zo had hij een overzicht van de rechthebbenden van grond. Men kende in Engeland een leenstelsel. Het was niet zo dat de opperste leenheer koning was. Daar heeft Willem verandering ingebracht: Hij
organiseerde een strak leenstelsel. Zo is Elizabeth op dit moment koningin van het leenstelsel. Op het gebied van het recht was het niet nodig om een vreemd recht te gebruiken, aangezien er een strakke organisatie heerste. De koning van Frankrijk en de hertog van Bourgondië wilden hun gebied uitbreiden, waardoor er steeds strijd ontstond. De Franse koning trouwde met Eleonora uit Aquitanie. Zij kreeg alleen maar dochters, dus hij liet het huwelijk nietig verklaren. Dit kon hij doen omdat hij familie was van Eleonora. De kerkelijke rechtbank vernietigde het huwelijk. Daardoor trouwde Henri II met Eleonora. Het gebied van Eleonora viel op deze manier toe aan Henri II. Henri II heeft drie maatregelen genomen waardoor er een eigen Engels recht ontstaat: Justices in Eyre (1178 tot 1971): Dit zijn koninklijke rechters die op pad werden gestuurd, zodat mensen hun zaken konden voorleggen aan de rechter. Daarnaast waren er plaatselijke rechters die het gewoonterecht hanteerden. Mensen konden kiezen. Bij de plaatselijke rechtbanken werd berecht aan de hand van godsoordelen: trial by battle, vuurproef, waterproef. Bij de koninklijke rechtbank vond het oordeel op rationale basis plaats, waardoor zij meer aanhang hadden. Het probleem is dat er maar weinig van deze rechters zijn. Zo kwam een rechter maar één keer in de zeven jaar voor. In 1215 werd Jean afgedwongen door middel van het Magna Charta. Dit werd als een soort codificatie gezien. Hierin stond dat er altijd koninklijke rechters moesten zijn. In Westminster moest altijd een rechter zijn. Men kon de zaak dus ter plaatse of in Londen voorleggen. Writs: Bevelschriften van de koning. Doordat beide partijen een bevelschrift willen om gelijk te krijgen. Hierdoor moest een writ pas terug bij de koning komen als de reizende rechters geen uitkomst boden. Jury: Een koninklijke rechter kwam uit Londen en wist niet welke partij gelijk had. Aangezien de buren vaak meer weten van een zaak, werd er een jury samengesteld. Er werden dus getuigen bijeengeroepen. Dit is bevestigd in de Magna Charta: Men mag alleen beoordeeld worden door gelijken. Rechters waren altijd beschikbaar in de Westminster Hall. In deze hal zaten verschillende rechtbanken. Om aan de kou te ontkomen droegen zij een pruik. Het Hoger Huis vormde het hoogste wetgevend orgaan. Sinds 2009 heet dit de Supreme Court. Doordat er één plaats was waar al het Engelse recht zich voltrekt, konden er uniforme regels toegepast worden. Volgens de writs kon je naar de rondreizende rechter of de Court of Common Pleas. Zo konden civielrechtelijke claims daar neergelegd worden. Dit moest echter altijd betrekking hebben over de koning. Dus als het ging om rechten met betrekking tot de grond tussen particulieren, viel dit onder het belang van de koning, aangezien de koning de hoogste leenheer was. De rechters werden betaald door de partijen, dus de rechters wilden zo veel mogelijk zaken behandelen. Zo ontstond er concurrentie tussen de Court of Common Pleas (civiel) en de Court of King’s Bench (strafrechtelijk). In die tijd werd het onderscheid tussen civiel en strafrechtelijk niet zo nauw genomen. Bijvoorbeeld de onrechtmatige daad. Het slachtoffer mocht vroeger schadevergoeding vragen en de straf van de dader bepalen. Men moest dan naar de Court of King’s Bench. Deze vraag om schadevergoeding heet een ‘thourts’. In de VS hanteert men dit systeem nog steeds. De jury oordeelt en bepaalt het schadebedrag. Dit in tegenstelling tot Nederland, hier valt het gedeeltelijk onder het civiele recht. De Court of King’s Bench zorgden dat zij steeds meer zaken naar zich toe trokken. In de ‘writs’ stond bij welke rechter een burger moest komen. De koning en zijn personeel schreven ‘writs’. Dit personeel stond onder leiding van de Lord Chanchelor. Zo heeft de common law zich ontwikkeld aan de hand van writs. De Lord Chanchelor stelde een nieuwe writ op als er geen eerdere zaken waren over een bepaald geval. Daarin stond hoe men het moest afhandelen. In de oudheid ontwikkelde het recht zich in Rome door eerst naar de praetor te gaan: hij besliste of je naar de rechter mocht op basis van zijn edict. In Engeland ontwikkelde zich het precedentenstelsel: Een uitspraak werd een regel. In Engeland beweerde men dat het recht niet werd gemaakt door de rechters, maar gevonden door middel van gewoonterecht. Door te wijzen naar de uitspraak van een rechter kon je bewijzen dat een regel langdurig in gebruik was. Het probleem was dat veel rechters weer opnieuw oordeelden. Pas vanaf de 19 e eeuw kreeg één precedent rechtskracht. Men was overal codificaties gaan maken. Bij het precedentenrecht was de enige rechtszekerheid dat de rechter zich aan een eerdere uitspraak moet houden, ook al is hij het hier niet mee eens. De enige manier om hier vanaf te komen is om in hoger beroep te gaan. De Hoogste rechter mag alle uitspraken vernietigen, aangezien de rest onder hem staat. Naast de Court of Common Pleas en de Court of King’s Bench was er ook de Court of the Exchequer. De Court of the Exchequer ging over de financiële zaken. Zij oordeelden over belastingplichtigen. De belastingbetaler werd voor de baron (rekenkamer) gebracht. Privaatrechtelijke vorderingen werden ook onder de Court of the Exchequer gebracht. Door de verschillende rechtbanken was er soms veel onduidelijkheid. Het Engelse recht, de common law, ontstond rond 1255. Er had zich een stelsel van writs ontwikkeld, waardoor men concludeerde dat een ander recht niet nodig was. Er is een boek geschreven door Bracton, waarin de common law op
schrift is gesteld. Soms maakt men hier nog gebruik van. Brackton heeft het hierin over de precedenten. Hij gebruikt ze als illustraties van de toepassing van de regels van de common law. In 1258 kwam er een instantie die zich ging verzetten tegen het uitvaardigen van writs, genaamd ‘Provisions of Oxford, het Engelse parlement. Zij vonden dat zij moesten bepalen welke regels geldend zijn. Wanneer de koning een nieuwe writ uitvaardigt, vaardigt hij min of meer een nieuwe wet uit. Deze wetgeving is echter niet een taak van de koning, maar van het parlement, vonden ze. In de Provisions of Oxford stond dat de koning alleen nog maar writs uit mocht vaardigen die zijdelings te maken hadden met bestaande writs. Hierdoor kon men niet meer zo snel een nieuwe writ vragen.