Verslag van de vergadering van de Statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid (commissie IV), gehouden op woensdag 16 juni 2004 van 14.00 uur tot 19.00 uur in de Blauwe Zaal (kamer C 319) van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr H.H.J. Boer (PvdA), mw L.K. Smit (PvdA), mw I.L. Voogd (PvdA), mw C.A. de Lange (PvdA), dhr J.W. Kok (PvdA), mw J.F.W. Boon-Themmen (VVD), dhr J.G. Abbes (CDA), mw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), mw A.M.K.D. Folkerts (voorzitter, GroenLinks), dhr E.A. van Zuijlen (GroenLinks), dhr J. Hilverts (ChristenUnie), mw T. Deinum- Bakker (D66), dhr H. Hemmes (SP), dhr T.J. Zanen (PvhN) en mw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN) Niet aanwezig: mw A.G. van Kleef-Schrör (CDA) en dhr M. Boumans (VVD) Voorts aanwezig: dhr J.C. Gerritsen (gedeputeerde), mw C.A.M. Mulder (gedeputeerde), mw R. Hut (secretaris); mw van Tright (IVAK), dhr M.C.Postma (Verslagbureau Groningen, verslag) en ambtelijke bijstand 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering om 14.00 uur en heet de commissieleden welkom. Zij deelt mee dat er twee afzeggingen zijn, namelijk van mw Van Kleef (CDA) en van dhr Boumans (VVD). Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) beklaagt zich over het feit dat door de hoge temperatuur en het ontbreken van klimaatbeheersing het vandaag niet aangenaam toeven is in de Blauwe Zaal. Hij heeft begrepen dat de commissie Landschap, Water en Milieu besloten heeft de volgende vergadering in de Statenzaal te houden. Hij zou het op prijs stellen als deze commissie dit wijze besluit zou volgen. Dhr Hemmes (SP) geeft aan daar ook groot voorstander van te zijn. Dhr Boer (PvdA) is van mening dat de opstelling in de Blauwe Zaal sympathieker is dan die in de Statenzaal, waar de onderlinge afstand tussen de leden groter is. Dat komt het debat namelijk niet ten goede. Hij ziet de oplossing eerder in een betere klimaatbeheersing in de Blauwe Zaal. De voorzitter geeft aan dat dit zal worden uitgezocht. 2.
Regeling van werkzaamheden: -
voorstellen vreemd aan de orde van de dag;
Voorstellen vreemd aan de orde van de dag hebben de voorzitter niet bereikt. -
vaststelling van de agenda.
De voorzitter maakt melding van het feit dat mw Van Tright van de IVAK de wens te kennen heeft gegeven om in te spreken met betrekking tot de beleidsbrief Cultuur. Voorts geeft ze te kennen dat mw Mulder (gedeputeerde) pas na afloop van de cultuuronderwerpen aanwezig zal zijn op de vergadering, omdat deze het leeuwendeel van de agenda vormen. Met de gedeputeerde is afgesproken dat de mededelingen en toezeggingen aan het begin van haar agendapunten worden geplaatst. De commissieleden hebben een brief gekregen van de CdK (de voorzitter van de Provinciale Staten) met de notitie van D66 over cultuur. De voorzitter is gevraagd dit aan
1
het begin van de commissievergadering aan de orde te stellen, met het verzoek om deze notitie te bespreken tijdens de vergadering van deze statencommissie bij het onderwerp cultuur. Zij legt dit verzoek nu voor aan de commissieleden en geeft te kennen alvast een voorschot hierop te hebben genomen door deze kwestie te agenderen bij agendapunt 11, de beleidsbrief bij het cultuurbeleid. Zij polst of de commissieleden daarmee akkoord gaan. Dat blijkt het geval te zijn. De voorzitter brengt de brief van 7 juni 2004 met betrekking tot het debat over het welzijnsbeleid aan de orde. Zij stelt voor deze door te schuiven naar 30 juni om 09.00 uur in verband met de omvang van de huidige agenda, omdat zij bevreesd is dat het debat over welzijn anders in de knel komt. De commissieleden gaan daarmee akkoord. Voorts heeft haar een verzoek bereikt van dhr Hilverts, die dit nu zelf zal verwoorden. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) stelt voor agendapunt 15 voortgangsrapportage onderwijs 2001-2004 te verschuiven naar de volgende vergadering. Hij refereert hier aan het feit dat de commissieleden deze rapportage pas zes dagen voor de behandeling van de commissie hebben gekregen, wat hij een te korte periode acht voor een adequate behandeling. Mw Boon-Themmen (VVD) vraagt op welke volgende vergadering dhr Hilverts doelt. Dhr Hilverts (ChristenUnie) geeft aan dat hij in elk geval niet doelt op die van 30 juni 2004. Mw Smit (PvdA) meent hieruit te mogen concluderen dat dit pas september zal gaan worden. Mocht dit intern geen beletsel voor de voortgang opleveren dat voorziet zij hier weinig problemen. In de planning staat echter vermeld dat in september/oktober de eerste versie mee zou worden gelezen, dus dan wordt het enigszins onwerkbaar. De 30e juni lijkt haar een beter alternatief. Binnen 10 werkdagen moet dit realiseerbaar zijn. De voorzitter stelt ook voor dit agendapunt door te schuiven naar 30 juni en in die agenda twee uur te reserveren voor het Welzijnsdebat en een uur voor de Onderwijsnota. Mw Boon-Themmen (VVD) stelt voor daar wel eerst het onderwijs te behandelen. De voorzitter concludeert dat de commissieleden daarmee akkoord gaan.
3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. de geagendeerde onderwerpen)
De voorzitter geeft het woord aan mw Van Tright van de IVAK. Mw Van Tright geeft aan hier vandaag in een ongewone positie te verkeren. Op 1 juni 2004 heeft zij afscheid genomen van de IVAK (Instituut voor Amateurkunst en Kunsteducatie). De nieuwe directeur van de IVAK komt op 1 september 2004, tot die tijd zal zij als adviseur van het bestuur deze portefeuille blijven beheren en het werken aan projecten voor kunsteducatie op zich nemen. Namens het bestuur kan zij melden dat formeel de nieuwe directeur Jacqueline Clements wordt. Op dit moment is zij nog directeur van de Borg Verhildersum tot 31 augustus 2004. Mw Van Tright spreekt de wens uit dat mw Clements net zo’n goede verstandhouding met de commissie zal hebben als zijzelf altijd heeft gehad. In verband met de inspreekperiode van de aangekondigde nota heeft ze beloofd in de vakantieperiode de honneurs nog waar te nemen. Met veel belangstelling heeft ze de beleidsbrief gelezen. Zij begrijpt wat er staat en hoe het tot stand is gekomen, maar zij uit wel één punt van zorg. De IVAK wordt namelijk nergens met name genoemd. Op het moment maakt de organisatie aan den lijve mee wat allemaal aan kleine onverwachte zaken kan misgaan als er continuïteitsproblemen zijn. Als de gedeputeerde vandaag of overmorgen mocht wegvallen en straks de nota wordt behandeld dan staat de IVAK opeens nergens. Mochten er dan nieuwe ambtenaren zijn, dan baseren deze zich op
2
beleidsstukken en bestaat de IVAK gewoon niet meer. Zij vraagt aan de commissieleden of deze de IVAK in verband met de geambieerde status aparte wil blijven noemen en zij deelt mee dat het hoofdpunt van de werkzaamheden voor het Kunststation C in het nieuwe aanbod voor de scholen ook al is opgenomen. Op dit moment hebben voor het komende jaar 30 van de 47 scholen laten weten hulp te willen bij het opstellen van een cultuureducatief plan. Die 17 andere scholen zijn wat trager, maar komen volgens mw Van Tright ongetwijfeld ook nog wel. Zij wenst de commissie veel succes bij haar werkzaamheden en zal te zijner tijd van iedereen nog echt afscheid nemen als zij uit het cultuurveld stapt. De voorzitter polst of bij de commissieleden behoefte bestaat te reageren op de woorden van mw Van Tright. Dit blijkt niet het geval en de kwestie wordt daarop straks meegenomen in de behandeling van het stuk. 4.
Vaststelling verslag Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid van 12 mei 2004
Dhr. Hilverts (ChristenUnie) leest op blz. 33 “[…] de begroting wordt bestudeerd”, dit moet “gepresenteerd” zijn. Voorts ziet hij tot zijn verrassing dat hem op blz. 19 een rol binnen de PvhN wordt toegedicht. Ook hij draagt het noorden een warm hart toe, maar doet dat toch liever vanuit zijn eigen ChristenUnie-fractie. Na deze beide opmerkingen wordt het verslag als dusdanig vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
De voorzitter geeft te kennen dat in deze ronde alleen de toezeggingen van gedeputeerde Gerritsen worden behandeld. 1.
De voorzitter geeft aan dat toezegging 1 blijft staan.
2.
De voorzitter reikt aan dat dit een lopend proces is, waar de gedeputeerde misschien wat naders over te melden heeft. Dat blijkt niet het geval, waarop deze blijft staan.
3.
Gedeputeerde Gerritsen zegt toe dat deze wordt nagekomen, maar dat dit niet voor de zomer gaat lukken. Dit komt deels door de voorbereidingen voor de Cultuurnota. Daar zal apart een brief over worden gestuurd.
6.
Gedeputeerde Gerritsen geeft aan bestuurlijk overleg te hebben gehad. Het Huis van de Groninger Cultuur heeft dit bestuurlijk vastgesteld en binnenkort krijgt de gedeputeerde dit formeel aangeboden, waarna het door zal worden gestuurd naar de commissieleden.
Mw Boon-Themmen (VVD) meent dat dit al een tijd speelt. Gedeputeerde Gerritsen erkent dit, in april werd hier al over besproken. Het bestuur van het Huis van de Groninger Cultuur wilde eerst bestuurlijk overleg met de gedeputeerde en het was lastig een passend plekje in beider agenda’s te vinden. Vandaar de vertraging. 11.
De voorzitter informeert de commissie dat deze van de lijst kan. Dit heeft plaatsgevonden in het kader van de Voorjaarsnota.
12.
De voorzitter geeft te kennen dat deze staat voor september 2004.
13.
Gedeputeerde Gerritsen stelt dat deze betrekking had op de vraag van dhr Zanen (PvhN) over de voorbereiding van het Statendebat over de Voorjaarsnota. Als daar behoefte aan is willen GS dit met alle plezier leveren, maar hij vraagt zich af of dit nog relevant is.
3
De voorzitter polst of dit voor een van de commissieleden nog relevant is, bij de beschrijving van de Helpmancentrale ging het met name over het multifunctionele karakter. Dit blijkt niet het geval, waarna deze toezegging van de lijst kan. 6.
Mededelingen gedeputeerde(n)
Gedeputeerde Gerritsen gaat eerst in op het overleg dat heeft plaatsgevonden met de Groninger Borgenstichting om te komen tot een andere organisatie. Het is nu zo dat directe subsidierelaties worden aangegaan met de borgen Verhildersum, Freylemaborg en Menkemaborg. De Groninger Borgenstichting zelf wordt opgeheven, voor promotie komt geen aparte stichting, iets wat zal worden meegenomen in het beleid van Toeristische Promotie en Marketing. Over dit geheel hebben de voorzitters een akkoord bereikt. Allerlei problemen rond personeel zijn opgelost, voor een deel gebeurt dit ook door de Stichting Oude Groninger Kerken. Als het akkoord definitief is zal de commissie hierover uiteraard geïnformeerd worden. Dat betekent volgens gedeputeerde Gerritsen ook dat dit in de voorstellen van de ontwerp-Cultuurnota nog naar de commissieleden toe zal komen. Wat betreft het Kunstencentrum deelt hij mee dat overeenstemming met deze organisatie is bereikt over een regeling om tot een afbouw te komen waar het gaat om cultuureducatie en om wachtgelden voor amateurkunst. Voor een onderdeel van de amateurkunst zou nog kunnen worden doorgegaan, waar het gaat om het Centrum voor Amateurkunst in de stad Groningen. Dit betekent dat daarmee de procedures tegen de provincie beëindigd worden. In nader overleg is ook vastgesteld dat de gemaakte afspraken onvoldoende zijn ingevuld. De reden hiervoor ligt besloten in het feit dat het Kunstencentrum in een marktsituatie wil opereren met Noorderkunst - het onderdeel Cultuureducatie - en ook de gelegenheid wil hebben om dat in de markt goed te doen. In overleg is gesteld dat recht gedaan moet worden aan de gedane afspraken, daar is nu overeenstemming over. Over 2004 zijn afspraken gemaakt en over 2005 op alle punten van cultuureducatie en amateurkunst. Het College heeft daar gisteren een brief over vastgesteld en die is verstuurd naar de commissieleden. Op deze manier kan voor het Kunstencentrum een aantal nieuwe zaken worden ontplooid zonder dat dit financieel al te grote problemen behoeft op te leveren en tegelijkertijd kan met de Stad een samenwerking worden opgezet - dat geldt voor de provincie - en kan eigen beleid wat dat betreft worden voorgelegd aan de commissie. Dhr Kok (PvdA) toont zich verheugd met deze mededeling, want hij was ook onaangenaam verrast door het krantenbericht in het DvhN over dit onderwerp. Hoe verhoudt het verhaal van de gedeputeerde zich met de nieuwe Cultuurnota? Als hij het goed heeft begrepen heeft de gedeputeerde toezeggingen gedaan, terwijl de Cultuurnota nog moet worden vastgelegd. Dhr Kok verkeert in opperste verwarring, te meer daar een maand eerder een beeld werd geschetst door de gedeputeerde dat direct afscheid genomen moest worden van het Kunstencentrum. Vanuit het zoeken naar een compromis zal deze actie een goede blijken te zijn, maar vanuit het in gang gezette beleid is dit voor hem een vreemde move. Hierover verneemt hij graag een nadere toelichting. Mw Deinum-Bakker (D66) hoorde het bericht op RTV-Noord en vond het briefje over deze kwestie tussen al haar papieren. Wat gaat er gebeuren met dat eenderde deel van de subsidie - 150.000 euro -, is dit samen met de stad of wat krijgt de provincie daarvan? De voorzitter verduidelijkt dat dit niet de brief betreft waar de gedeputeerde over sprak, maar een aanhangsel van de besluitenlijst van GS. Mw Deinum-Bakker (D66) geeft aan dat ze het niet als zodanig kon thuisbrengen. Gedeputeerde Gerritsen preciseert dat het beleid rond cultuureducatie hier op alle punten aan de orde is geweest. Wat dat betreft wordt dezelfde lijn vastgehouden. Voor 2003 is het zo dat recht wordt gedaan aan de bestaande afspraken – de brief die al verstuurd is
4
over de procedure die is geweest over het onderdeel 2003 met de bezwaarschriftencommissie – en voor 2004 wordt een overgangsregeling gemaakt met het oog op afspraken die de provincie alsnog gestand wil doen. Hij stelt dat dit allemaal binnen de kaders van het beleid is, maar dat de commissie daar uiteraard over geïnformeerd zal worden. Ten aanzien van het amateurkunstbeleid heeft gedeputeerde Gerritsen al eerder gesteld dat dit zal worden voorgelegd in het kader van de nieuwe Cultuurnota en dat daar nog over gediscussieerd en beslist kan worden. Dit zijn allemaal zaken die nog nader kunnen worden ingevuld. Het briefje dat mw Deinum aanhaalde is onderdeel van een besluitenlijst van GS dat is losgeraakt, zo moet dit worden opgevat. Het bedrag van 105.000 euro is eenderde van het amateurkunstbudget en is in principe gereserveerd voor een werkplaatsfunctie, wel conform door de commissie nog vast te stellen kaders van amateurkunstbeleid, in het kader van een samenwerking met de stad Groningen. GS vonden het vreemd om zelf in de stad Groningen een aparte amateurkunstfunctie te gaan opzetten, terwijl de stad met vergelijkbare ideeën bezig is. Nogmaals stelt hij dat dit volgens de lijnen van het nieuwe beleid zal moeten gaan, naar de invulling hiervan zal worden gekeken en samen met de stad Groningen zal dit worden opgezet. Daar is dit bedrag in principe voor gereserveerd. Dhr Kok (PvdA) is van mening dat dit voor 2004 een mooie tussenoplossing is, maar hoe ziet deze toezegging voor volgend jaar eruit? Het beleid moet nog worden vastgesteld, maar die eerste toezegging is al gedaan. Gedeputeerde Gerritsen geeft aan dat het budgetrecht bij PS ligt en dat daar geen misverstand over kan bestaan. Dhr Kok (PvdA) gaat uit van het hypothetische geval dat de commissie aangeeft niets te zien in het Kunstencentrum in de stad; heeft de gedeputeerde/het Kunstencentrum dan volgend jaar weer een nieuw probleem? Gedeputeerde Gerritsen stelt dat het heel helder is. Als de commissie aangeeft dat het anders moet worden aangepakt, dan zal dat ook gebeuren. Dit is gewoon een inzet die GS plegen. Dhr Kok (PvdA) vindt de tijd aangebroken voor een korte terugblik. De afgelopen jaren zijn er regelmatig zware discussies geweest met het Kunstencentrum over hun rol. De gedeputeerde heeft voor dit jaar een mooie tussenoplossing gevonden, maar deze toezegging is voor het volgende jaar ook al gedaan. Kan worden aangegeven hoe hard deze toezegging is? Als de commissie daadwerkelijk niet akkoord gaat, dan heeft het Kunstencentrum volgend jaar weer een financieel probleem. De voorzitter meent te mogen concluderen dat dhr Kok graag wil vernemen of dit een toezegging onder voorbehoud betreft. Gedeputeerde Gerritsen geeft aan dat het niet anders dan een toezegging onder voorbehoud kan zijn, omdat de nieuwe Cultuurnota nog moet worden afgesproken en dit een toezegging is van GS. Mw Deinum-Bakker (D66) stelt dat het voorbehoud natuurlijk niet als zodanig in de besluitenlijst stond vermeld. Daar staat gewoon: zal eenderde deel van 2005-2008. Dhr Zanen (PvhN) stelt dat elk nadeel zijn voordeel heeft. Hij is van mening dat samen met de stad nu maar iets moois moet worden neergezet. Gedeputeerde Gerritsen stelt dat GS de verwachting hebben dat het centrum voor amateurkunst dat de stad wil gaan opzetten goed kan aansluiten bij hun ambities en dat het bundelen van krachten samen met de muziekschool zeker perspectieven biedt, maar dat alles nog wel moet worden gerealiseerd. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) heeft een vraag naar aanleiding van dit verhaal. Is de andere partij wel duidelijk dat dit een toezegging onder voorbehoud is, of ligt hier een communicatieprobleem?
5
Gedeputeerde Gerritsen is van mening dat de andere partij goed op de hoogte is van de gang van zaken in het Provinciehuis. Het budgetrecht ligt bij de commissie en dat is hun ook bekend. De voorzitter acht het desalniettemin wenselijk dat de andere partij dit zwart op wit voor ogen krijgt, uit het DvhN of uit de notulen. Mw Boon- Themmen (VVD) geeft aan dat de termijn waarmee bepaalde zaken worden opgezegd wel in acht moeten worden genomen. Dan zit men al snel in 2006. 7.
Rondvraag
Niemand heeft een vraag voor de rondvraag voor gedeputeerde Gerritsen.
8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) a.
Brief van GS van 14 mei 2004, nr. 2004-11806/20/A.22, C (bijlage), betreffende hoge zaalhuur voor amateurinitiatieven in Stadsschouwburg en Oosterpoort
Dhr Zanen (PvhN) wil graag nog wat kwijt over bovenstaande brief. In het verleden heeft hij zelf wel ervaren dat de hoogte van de gevraagde huur ook voor amateurgezelschappen van met name de Oosterpoort zodanig is dat amateurverenigingen daar niet meer terechtkunnen. De opzet van Cultuurcentrum de Oosterpoort was oorspronkelijk toch om dit centrum juist voor iedereen die actief kunst beoefent open te stellen? Dat is verloren gegaan in de bedrijfsvoering, daar wijzen GS in de brief op. Maar als we aan de andere kant proberen amateurkunst te bevorderen, dan moet getracht worden hier een verbinding te maken. Gedeputeerde Gerritsen is het eens met dhr Zanen dat het een probleem is als de huren in de Oosterpoort te hoog worden. Bij de gemeente zal hiervoor aandacht worden gevraagd. b.
Brief van GS van 28 mei 2004, nr. 2004-13454/22/A.14, C, betreffende Provinciaal Restauratie Uitvoeringsprogramma 2004-2009
c.
Brief van GS van 26 mei 2004, nr. 2004-04525a/21/A.11, C, betreffende jaarrekeningen 2001, 2002, 2003 en begroting 2004 van Nationaal Rijtuigenmuseum
Mw Smit (PvdA) geeft aan twee korte opmerkingen te willen plaatsen over bovenstaande brief. In de brief van 26 mei staat dat de nieuwe accountant van het museum geen oordeel kon geven omtrent de getrouwheid van de jaarrekening, wat te maken had met de aansluiting op het werk van zijn voorganger, maar dat toch genoeg basis bestaat om de subsidie definitief vast te stellen. Mag zij dit interpreteren als: “We weten niet precies hoe het zit, maar bijna goed genoeg om het goed te kunnen keuren?” Nienoord is in de categorie-indeling van de professionalisering subsidierelaties van vijf sterren teruggegaan naar vier sterren. Betekent dit dat het van dramatisch naar iets minder dramatisch is gegaan? Gedeputeerde Gerritsen antwoordt dat de teruggang van vijf sterren naar vier sterren inderdaad betekent dat de categorie minder zwaar is geworden, maar dat deze subsidierelatie nog steeds zeer nadrukkelijk bewaakt wordt, ook met een toezichthouder. De andere kwestie is een formele zaak waar de nieuwe accountant aangeeft nog niet meteen alle andere aspecten van de andere accountant volledig voor zijn rekening te
6
kunnen nemen. Op hoofdlijnen kan de gedeputeerde zich hier wel over uitlaten. GS vinden samen met de toezichthouder dat op de belangrijkste punten voldoende zekerheden bestaan, zonder dat hier echt een goedkeuringsverklaring ligt. Dat de accountant dit allemaal zelf opnieuw weer tot de primaire bron aan toe zou moeten doen, achten GS niet noodzakelijk. Mw Smit (PvdA) vraagt of GS geen addertjes onder het gras zien of vrezen. Gedeputeerde Gerritsen geeft aan dat GS denken de hoofdpunten goed te pakken hebben voor het verleden. d.
Brief van GS van juni 2004, nr. 2004-14479 (bijlage), betreffende adviescommissie acute zorg
Dhr Hilverts (ChristenUnie) leest in de brief dat de adviescommissie op 1 juni 2004 van start zal gaan. Kan de gedeputeerde aangeven of dat ook is gebeurd en of er een kandidaat is gevonden voor de patiënten- en consumentenorganisaties die nog niet was ingevuld? Voorts las hij dat er een werkconferentie wordt georganiseerd met het hele werkveld. Hij weet dat de Statenleden het druk hebben, maar als het veld de moeite neemt naar de commissie toe te komen dan wil hij niet verzuimen. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) geeft aan dat hij een persberic ht van het Ministerie van VWS onder ogen kreeg waarin melding werd gemaakt van het feit dat de ministerraad op voorstel van minister Hoogervorst heeft ingestemd met het wetsvoorstel ambulancezorg. Deze wet voorziet in een eenduidiger aansturing van de ambulancezorg waarbij de zorgverzekeraars een grotere rol krijgen en de taken van de provincies komen te vervallen. Dit plaatst alles in een ander perspectief en dhr. Van Zuijlen kan zich voorstellen dat dit voor de adviescommissie ook gevolgen heeft. Mw Mulder (gedeputeerde) heeft niet het idee dat het perspectief hierdoor verandert of moet veranderen. De provincie meent dat toch een zorgtaak blijft, namelijk de zorg voor de inwoner van Groningen. De gedeputeerde stelt dat de provincie juist door ziekenhuizen en andere partijen gevraagd wordt om die neutrale rol voor de bewoner van deze provincie op zich te nemen, iets wat de provincie graag blijft doen. De commissie is inmiddels ingesteld, in eerste instantie was alleen een installering gepland maar daar hebben ze meteen een vergadering aan vastgeknoopt. Namens de patiënten- en consumentenorganisaties nam daaraan ook iemand deel. Dhr Hilverts (ChristenUnie) polst nogmaals of de commissie bij het veld aanwezig mag zijn. Mw Mulder (gedeputeerde) stelt dat als nogmaals zo’n bijeenkomst wordt georganiseerd dat zeker het geval moet kunnen zijn. Mw De Winter-Wijffels (CDA) leest dat in de aanbeveling een landelijke telefoondienst staat genoemd. Zij vraagt zich af of dat wel werkbaar zal zijn. Mw Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat voor die acute zorg een aantal vragen staat en dat die vragen nu nog moeten worden beschouwd als ideeën. Men gaat nu eerst knelpunten inventariseren met die commissie en een aantal zaken noteren en dan komt men pas met adviezen, dus alles kan ook nog anders lopen. e.
Brief van GS van 27 mei 2004, nr. 2004-14.755, CK, betreffende heroverweging Bobstart/Bobsleestarten Groningen 2004 (aanvraag in het kader van middenevenementen 2004)
7
Bespreekpunten 9.
Brief van de Adviesraad van het Bureau voor Groninger Taal en Cultuur van 31 maart 2004, betreffende Bureau Groninger taal en cultuur en het jaarverslag 2003 (doorgeschoven van de vorige vergadering)
Mw Boon- Themmen (VVD) heeft een opmerking naar aanleiding van de brief. Zij maakt daaruit op dat er een taakverdeling is, maar dat die nog niet duidelijk genoeg door de provincie voor het voetlicht is gebracht. Het Bureau Groninger Taal en Cultuur heeft de wetenschappelijke functie en het Huis van de Groninger Cultuur heeft de maatschappelijke functie, maar het Bureau Groninger Taal en Cultuur vraagt zich af of dit wel duidelijk is, omdat ze niet meer voor de maatschappelijke dienstverlening kunnen worden aangesproken. Kan de provincie dat nog wat verduidelijken? Dhr Boer (PvdA) sluit zich daarbij aan, dat er een heldere taakverdeling moet zijn tussen enerzijds het Bureau Groninger Taal en Cultuur en anderzijds het Huis van de Groninger Cultuur. Hij is van mening dat nu bepaalde zaken toch enigszins open blijven waardoor de neiging kan ontstaan dat mensen gaan ‘zwemmen’. In die zin wil hij het pleidooi van de VVD ondersteunen. In het verleden is die verdeling niet altijd helder genoeg geweest. Dhr Zanen (PvhN) memoreert aan de hoorzitting Cultuur waar van vele kanten richting het Huis van de Groninger Cultuur verlangens werden geuit, en wel zodanig dat men zich moet afvragen of een beperkt bureau dat wel allemaal kan waarmaken. Hij kan zich voorstellen dat daar keuzes gemaakt moeten worden, omdat het Huis dit niet allemaal aan zal kunnen. Voorts ma akt hij een opmerking over het jaarverslag van het Bureau Groninger Taal en Cultuur. Dhr Zanen acht de wijze waarop inhoudelijk een aardig verhaal wordt geschreven, waarin alle elementen die aan de orde zijn geweest de revue passeren, buitengewoon interessant. Hij steekt zijn enthousiasme hierover niet onder stoelen of banken. Mw Deinum-Bakker (D66) meent zich te herinneren dat op de hoorzitting Cultuur een vrouw aanwezig was van de Stichting Grunniger Toal die indertijd was opgericht om de rechtspersoon dhr. Reker onder te brengen. Deze is nu werkzaam bij het Bureau Groninger Taal en Cultuur. Zijn daar nog banden mee? De voorzitter heeft namens de GroenLinks-fractie nog een paar opmerkingen naar aanleiding van de brief en het jaarverslag. Zij heeft gezocht in het jaarverslag naar voor haar traceerbare maatschappelijke dienstverlening, dat was heel wat, maar ze had wel de indruk dat dit behoorlijk gerelateerd was aan de wetenschappelijke taak van het Bureau. Er zijn natuurlijk vragen rond maatschappelijke dienstverlening die een wetenschappelijke benadering vergen. Zij hoopt dat het Bureau deze taak wel blijft vervullen, want ook dat is uiterst relevant. Zo’n heldere taakverdeling is misschien wel wat moeilijk te formuleren, maar dit kan werkenderweg zijn weg misschien ook wel vinden. Terugverwijzen naar het Huis van de Groninger Cultuur kan dhr Reker natuurlijk te allen tijde, maar mw Folkerts denkt dat een aantal van de zaken die ze heeft gelezen heel duidelijk maatschappelijk relevante taken en maatschappelijke dienstverlening zijn. Voorts heeft ze gelezen dat een vruchtbare samenwerking tussen Huis en Bureau tot stand is gekomen, en dat verheugt haar zeer. Mw Boon- Themmen (VVD) stelt dat de taakverdeling in de brief van 31 maart toch nog echt als punt van zorg wordt aangestipt. De voorzitter beaamt dit. Gedeputeerde Gerritsen is van mening dat de taakverdeling op hoofdlijnen wel bekend is en steeds bekender wordt, omdat het Huis van de Groninger Cultuur steeds meer aan de weg timmert. Het bureau vraagt er nu aandacht voor dat de vanzelfsprekende functie
8
voor allerlei vraagstukken niet meteen openstaat, maar dat hoeft ook niet omdat gemakkelijk verwezen kan worden naar het Huis van de Groninger Cultuur. De gedeputeerde is het eens met mw Folkerts dat rondom die wetenschappelijke taken - als dit heel strikt zou worden aangepakt - veel zaken moeten worden afgewezen. Voor de uitstraling en het beoogde effect zou het echter beter zijn om daar toch enkele zaken omheen te blijven doen. Hij leest uit de brief niet over hele grote problemen die ontstaan, maar alleen dat het goed is dat gerealiseerd wordt dat niet als vanzelfsprekend daarop voor allerlei maatschappelijke zaken een beroep kan worden gedaan. Ook gedeputeerde Gerritsen is aangenaam getroffen door het jaarverslag en de grote belangstelling voor de colleges en het grote aantal studenten dat daaraan deelneemt. De contacten tussen het Stichting Grunneger Toal en het Bureau zou de gedeputeerde niet kunnen beschrijven, omdat hij dit niet precies weet. Dhr Boer (PvdA) vraagt nog wel om enige verduidelijking. De gedeputeerde signaleert dat dit wordt aangekaart in de brief, maar is het in oplossende sfeer ook zo dat de provincie in samenspraak met de universiteit hier uit gaat komen? Dhr Boer wenst te vernemen of dit nog een punt van bespreking is, daar het niet voor niets wordt gesignaleerd. Gedeputeerde Gerritsen geeft aan het niet zo zeer te zien als probleem dan wel oplossing. Hij verduidelijkt dat de provincie overleg heeft met de adviesraad en dat heel helder is wat wordt aangegeven en dat in principe ook mogelijkheden beschikbaar zijn met het Huis van de Groninger Cultuur. Mw Boon-Themmen (VVD) meent dat deze adviesraad de adviesraad van het Bureau Groninger Taal en Cultuur is. Maar de gedeputeerde heeft dit toch ook neergelegd bij het Huis van de Groninger Cultuur? Dat is de andere component in het geheel. Gedeputeerde Gerritsen stelt dat dit klopt. Aan de ene kant bestaat het Huis van de Groninger Cultuur waar een aparte subsidierelatie mee bestaat en aan de andere kant dit Bureau dat al veel langer bestaat. Met de adviesraad van laatstgenoemde wordt af en toe overleg gevoerd. De voorzitter meent te mogen concluderen dat vanuit de commissie toch een duidelijke vraag ligt aan de gedeputeerde om dit onderwerp in beide gremia nogmaals aan de orde te stellen, zodat voldoende helderheid ontstaat. Mw Deinum-Bakker (D66) leest dat het Bureau van de Groninger Cultuur dit juist graag op papier beschreven wil zien in een convenant. Zij vraagt aan de gedeputeerde of deze dat nodig acht. Gedeputeerde Gerritsen antwoordt dat de afspraak met het Bureau van de Groninger Cultuur in de vorm van een convenant nader zal worden vastgelegd. Daar zal zeker invulling aan worden gegeven. 10.
Brief van de voorzitter van de Statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid van 7 juni 2004, betreffende verslag hoorzitting Cultuur d.d. 17 maart 2004
De voorzitter stelt voor dat een eerste algemene ronde wordt gehouden over de totstandkoming van het stuk waarin de in hoofdstuk 5 vermelde algemene aandachtspunten worden meegenomen en dat daarna getracht wordt de discussiepunten om te zetten in aanbevelingen. De fracties geven dan hun mening over hoe zij tegen deze punten aankijken. Daarna zal de gedeputeerde om een reactie worden gevraagd, mede ten aanzien van de concreet geformuleerde vragen. Bekeken kan worden of het mogelijk is om al in een eerste ronde aanbevelingen te kunnen doen. In de tweede ronde kan worden afgerond en afspraken worden gemaakt over de verdere procedure. Dhr Kok (PvdA) merkt op dat dan onderwerpen aan de orde komen aan de hand van het hoorzittingsvoorstel die later via de beleidsbrief weer opnieuw aan de orde komen. Hij vraagt zich af of hij zijn kruit moet droog houden tot het allerlaatste moment, dat wil
9
zeggen, tot na de bespreking van de beleidsbrief, of dat hij al eerder met zijn punten moet komen. De voorzitter antwoordt dat dat voor haar ook een dilemma was bij de agendering. Zij heeft ervoor gekozen om dit stuk apart te agenderen omdat het een eigen stuk betreft dat naar GS gestuurd moet worden. Zij vreest dat een en ander anders door elkaar gaat lopen en stelt het op prijs om dit eerst op een goede manier af te ronden en vervolgens de beleidsbrief aan de orde te stellen. Dhr Kok (PvdA) stelt dat als enige fractie een idee heeft dat algemeen wordt gedeeld, dit dan beter aan het lijstje van de hoorzitting kan worden toegevoegd. Als dat de inzet is, zo concludeert hij, dient hij de wensen van de PvdA-fractie zo vroeg mogelijk in de discussie in te brengen, want dan kunnen deze ook snel worden omarmd en liefst ook door de gedeputeerde. Mw Deinum-Bakker (D66) stelt voor om bij de discussiepunten juist het eigen standpunt mee te nemen. Dat is juist de bedoeling. Dhr Kok (PvdA) denkt dat dan ook de beleidsbrief bij de discussie moet worden betrokken. De voorzitter meent dat dat niet nodig is, want bij de behandeling van de beleidsbrief kan blijken dat inmiddels al veel is gezegd en dat die discussie wat korter en efficiënter kan worden gevoerd. Elke fractie dient bij het eerste stuk haar visie te geven. Per hoofdstuk dient te worden nagegaan of het verslag van de hoorzitting erbij komt als aanbeveling aan GS. Daarvoor is brede steun in de commissie nodig. Anders adviseert zij dat een en ander in de eigen discussiebijdrage wordt meegenomen als het gaat om de beleidsbrief en het nieuwe cultuurbeleid. Er komen nog een aantal momenten waarop iedere fractie de mening volledig naar voren kan brengen. De voorzitter benadrukt dat zij tracht de discussie op een goede manier af te ronden, zodat het advies aan de Staten met de aanbevelingen aan GS tijdig naar de Staten gestuurd kan worden. Aldus wordt besloten. De voorzitter stelt nu voor de eerste ronde met de algemene aandachtspunten te houden. Dhr Abbes (CDA) stelt dat het ook voor het CDA een experiment is en na overleg met zijn fractievoorzitter heeft hij een algemene lijn neergezet. Hij brengt het volgende naar voren: “Al geruime tijd wordt er gewerkt aan de voorbereiding van een nieuwe Cultuurnota die van 2005 tot 2008 zal gaan gelden. Het moment is daar dat teruggeblikt en vooruitgekeken kan worden, hetgeen een vanzelfsprekende gang van zaken is bij de overgang naar nieuwe beleidsperioden. Wat nieuw is dat de Staten nu duaal moeten gaan opereren. Kaderstelling en controle zijn de twee kernpunten in de nieuwe structuur. De verslaglegging van de hoorzitting cultuur met de daarbij behorende discussiepunten is een poging om dit nieuwe dualisme enigszins vorm te geven. Met dit stuk zijn opmerkingen van het veld, van de afzonderlijke politieke partijen en van de provincie verdisconteerd. Wij proberen hiermee een kader te stellen dat wij als PS aan GS mee willen geven. Wij hopen dan ook dat de neerslag daarvan in de nieuwe Cultuurnota zichtbaar wordt. Vindt de kaderstelling op dit moment plaats, de controlerende taak van de Staten is echter permanent onderdeel van haar functioneren. Dat betekent dat het de Staten ook mogelijk moeten worden gemaakt om te controleren. Voor de CDA-fractie is het daarom klip en klaar dat voor alle gesubsidieerde instellingen die in de Cultuurnota worden genoemd doelstellingen en ijkpunten en/of meetpunten worden opgesteld. Ook al is het voor de non-profit sector moeilijk om aan deze bijna bedrijfsmatige instrumenten te wennen, toch vinden wij dat dit zal moeten. Zo hebben wij in de evaluatie van de Cultuurnota 2001-2004 kunnen lezen dat het beleidsterrein podiumkunst laat op gang is gekomen. Als reden wordt aangevoerd dat er weinig specifieke doelstellingen waren geformuleerd. Dit ontbreken van doelstellingen kost de samenleving geld en daar is niemand bij gebaat en ook niet het beleidsterrein zelf. De CDA-fractie vindt dat men deze
10
doelstellingen met meetpunten niet met een of twee oppervlakkige regeltjes kan afdoen. Hetzij in de Cultuurnota zelf, hetzij in een begeleidend stuk willen wij graag zien wat er per instelling per jaar kan worden verwacht. Ook beleidsaanpassingen horen wat ons betreft op de agenda van de commissievergadering te komen om te voorkomen dat zaken een eigen leven gaan leiden. Met deze nadruk op controle momenten komen wij onzes inziens ook tegemoet aan de behoefte van het veld aan een meer regisserende taak. Dat hebben wij op de hoorzitting kunnen horen. De CDA-fractie kan zich wat betreft het voorliggende stuk goed vinden in de inhoud. Wij proberen in te springen op een aantal maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de blijkbaar nog steeds toenemende belangstelling voor de regionale identiteit, de landelijke aandacht voor nieuwe onderwijsconcepten en de rol van cultuureducatie daarin en een accentverschuiving van publieksbereik naar de productie van kunsten. Deze punten staan in het stuk nader verklaard. Vooral dit laatste juichen wij toe, met name vinden wij aandacht voor de jeugd van belang en de intensivering van kennisuitwisseling, samenwerking en afstemming op regionaal niveau. De mening dat subsidiebehandeling eenvoudiger en sneller moeten verlopen, delen wij. De CDA-fractie hoopt en verwacht dat het subsidieadviesloket hieraan in positieve zin kan bijdragen. De roep van het veld om een duidelijke, inhoudelijke en integrale visie op het cultuurbeleid vinden wij terecht. Andere beleidsterreinen zoals landschap, ruimte, onderwijs, toerisme, welzijn en economie dienen in samenhang met cultuur te worden gezien. Afstemming op elkaar leidt bijna automatisch tot een totaalvisie ten aanzien van het cultuurbeleid van onze provincie. Een aandachtspunt vinden wij de partic uliere initiatieven die, mits zij voldoen aan relevante criteria, op financiële ondersteuning van de provincie kunnen rekenen. Hierbij dient het algemeen maatschappelijk belang voorop te worden gesteld. Veel instellingen ervaren de eis van professionalisering en de wens van de provincie tot regionale inbedding als tegenstrijdig. Helderheid is hierover gewenst, waarbij de CDAfractie met nadruk wil wijzen op de vrijwilligersactiviteiten. Professionalisering heeft het in zich om vrijwilligers te frustreren. Zet bijvoorbeeld een betaalde professionele kracht in een groep vrijwilligers en de helft van de vrijwilligers dreigt weg te lopen. Vrijwilligerswerk is in de ogen van het CDA bij uitstek cultuurparticipatie te noemen. Daar is de belangeloze belangstelling en motivatie te vinden. Zij zijn misschien wel de belangrijkste cultuurdragers in onze samenleving. Voorzichtigheid is derhalve geboden wanneer het gaat om professionalisering.” Dhr Kok (PvdA) stelt dat zijn fractie tevreden is als het gaat om het proces dat deze statencommissie het afgelopen half jaar heeft doorlopen. Hij spreekt zijn dank uit aan de griffie en wel in het bijzonder aan Rita Hut, de secretaris van de commissie, en ook de voorzitter van deze commissie verdient lof voor haar activiteiten. De PvdA-fractie is voorts inhoudelijk tevreden over het stuk. Passend bij het proces van het afgelopen halfjaar rekent dhr Kok de missie vrolijk samen groeien. Hij onderschrijft de aandachtspunten in hoofdstuk 5, evenals de andere aandachtspunten in het voorliggende stuk. De PvdA-fractie is wel uit op wat meer verbreding en verdieping. Gestreefd dient te worden naar concretere afspraken gedurende de komende vier jaar. Hij zal daarvoor concrete voorstellen formuleren die zullen zijn toegespitst op een zestal onderwerpen: de vergroting van de culturele participatie en wel in verhouding tot de amateurkunst en het behoud en versterking van de bestaande waardevolle vormen; de ontwikkeling van het culturele aanbod; de vergroting van de culturele en ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving; het ontwikkelen van meer creativiteit als het gaat om creatieve milieus, alsmede het versterken van de culturele identiteit, een totaalvisie voor de kunstensector en een integrale visie op de kunst, economie, toerisme en ruimtelijke ordening. Mw Boon- Themmen (VVD) refereert aan de leerzame hoorzitting eerder dit jaar. In het kader van het dualisme was dit een experiment. Toch blijkt bij lezing van de beleidsbrief dat de belangrijke items aardig overeenkomen. Dit zijn de aandachtspunten, zoals de
11
netwerkfunctie die de komende tijd heel belangrijk is, de integraliteit en de verhouding professionaliteit versus vrijwilligers. Ook is ICT een belangrijke technische mogelijkheid voor een hogere graad van integraliteit. Het motief dat overal uitspringt is volgens mw. Boon dat ingezet moet worden op ontmoeting van de verschillende sectoren en dat ernaar gestreefd moet worden dat uit de ontmoeting extra energie voor de cultuur wordt verkregen. Dhr Zanen (PvhN) merkt op dat de hoorzitting goed is bevallen en dat daaruit interessante impulsen zijn voortgekomen. Die zijn in de commissie en in de conclusies zo goed mogelijk verwerkt. De fractie van de PvhN legt dezelfde accenten als het CDA naar voren bracht. Voorts merkt dhr Zanen op dat vermeld staat dat meer aandacht zal worden besteed aan de vergroting van de betrokkenheid van de jeugd bij het cultuurbeleid, omdat dit ook op een ander terrein als inzet geldt. Hij vraagt of dit rijksbeleid betreft of provinciaal beleid. Vervolgens merkt hij op dat er enige spanning bestaat omtrent de regiefunctie van de provincie op een aantal terreinen en de netwerkfunctie. Dit zal in de nota terugkomen, bijvoorbeeld als het gaat om de intendant. Verder is de afbakening van cultuur – er zijn een aantal thema’s genoemd die daar onder vallen, alsmede de organisaties die daarbij horen, al of niet gerelateerd aan de subsidies – niet geheel duidelijk. De PvdA noemt monumenten als een aspect dat daarbij hoort. Zo zou je ook kunnen zeggen dat het landschap zoals zich dat heeft ontwikkeld en kenmerkend en karakteristiek is, daar ook bij gerekend kan worden. Dan dreigt het weliswaar heel breed te worden, maar ook hier dient de aandacht naar uit te gaan. Mw Deinum-Bakker (D66) merkt op dat de vraag het proces en de aandachtspunten betrof. Uit het woordelijke verslag van de hoorzitting blijkt dat het om de mensen achter de instellingen ging die hun eigen verhaal deden. Dat is zeer gewaardeerd en dat geldt ook voor de uitwerking door de secretaris en de voorzitter en, zo stelt mw Deinum, ook al is dat al eens gezegd in de werkgroep, dat mag ook hier worden gezegd. Interessant is dat op dit terrein drie fronten tegelijkertijd spelen. De commissie is als Staten bezig geweest met een hoorzitting en de uitwerking daarvan, de gedeputeerde en de ambtenaren waren bezig met de beleidsbrief en alvast met de cultuurnota en binnen D66 was ook een groepje actief om een eigen visie vorm te geven. Er liggen nu drie stukken die onafhankelijk van elkaar zijn opgesteld, maar die toch gemeenschappelijke elementen vertonen. Wat betreft het motto is gekozen voor ‘cultuurvernieuwing binnen een eeuwenoude traditie’. Dit zal later nog aan de orde komen. Voorts kan D66 zich vinden in alle aandachtspunten die uit de hoorzitting zijn gedestilleerd. De regionale identiteit, het betrekken van de jeugd bij kunst en cultuur, eenvoudiger en snellere procedures bij de subsidiebehandeling, integrale visie op het cultuurbeleid, en ruimte voor tussentijdse initiatieven zijn belangrijke punten. Dhr Hemmes (SP) is blij met het stuk en dat geldt zeker als het College het stuk overneemt. Een paar kleine puntjes zijn de volgende. Atelierruimte wordt weliswaar genoemd, maar onderbelicht blijven mogelijkheden op het platteland, bijvoorbeeld in boerderijen die niet meer onderhouden kunnen worden. Verder is de SP groot voorstander van de bereikbaarheid van de cultuur voor iedereen. Dat betekent dat zeker voort moet worden gegaan op de weg van de laagdrempelige cultuur en mogelijk kan op dit terrein meer gebeuren. Dit geldt ook voor de amateurkunst. Dhr Hemmes pleit ervoor dat meer aandacht uit gaat naar de orgels in de provincie … Dhr Abbes (CDA) merkt op het fantastisch te vinden dat de SP hiervoor pleit. Dhr Hemmes (SP) antwoordt groot voorstander te zijn van het instandhouden van de orgels, want als deze verwaarloosd worden en onbruikbaar raken, keren deze niet zomaar terug.
12
De voorzitter, sprekend namens GroenLinks, heeft het traject, naast de andere activiteiten als werkbezoeken, als een zeer waardevol proces van informatieverzameling ervaren. Het proces voorafgaand aan het stuk is ook plezierig geweest. Mogelijk is dit beleidsterrein ook het terrein waar de verschillende fracties het dichtst bij elkaar komen. Ook daardoor was het een vrolijk groeiend same nwerken. De slotbeschouwing is haar uit het hart gegrepen. In vogelvlucht is heel goed neergezet door de aanwezigen op de hoorzitting wat de problemen zijn waar de organisaties op verschillende beleidsterreinen tegenaan lopen en hoe zij geschetst hebben welke aandachtspunten de commissie mee zou kunnen nemen. Mw Folkerts denkt dat daarvan goed gebruik is gemaakt. Verder is dit stuk een goed toetsingskader voor straks als het nieuwe beleidsplan van GS voorligt. Betreffende de aandachtspunten stelt zij dat het element van ontmoeting, dat door velen als zeer belangrijk en inspirerend wordt ervaren, ook door GroenLinks van groot belang wordt gevonden. Dat geldt ook voor het punt van de samenhangende visie en de verbinding met andere beleidsterreinen. Vooral dat laatste dient beter te worden uitgebouwd. Verder noemt mw Folkerts de structurele ondersteuning voor regionale initiatieven, de roep om een minder bureaucratische en een structurele inzet te leveren in de regio’s en het element van professionaliteit en de vrijwilligers. In de fractie van GroenLinks bestaat hierover een iets andere opvatting dan de opvatting die de heer Abbes naar voren bracht. Natuurlijk kan wrijving ontstaan tussen professionals en vrijwilligers, maar het dient onderdeel te zijn van de professionaliteit om ervoor te zorgen dat vrijwilligers een goede plaats binnen de organisatie blijven behouden en/of krijgen en goed ondersteund worden, waardoor zijzelf een ander niveau van vrijwilligerswerk kunnen bereiken. Dat kan het vrijwilligerswerk op een goede manier verdiepen. De voorzitter stelt nu de hoofdstukken aan de orde. Allereerst het hoofdstuk Cultuureducatie. Mw Boon- Themmen (VVD) merkt op dat in het stuk staat dat Kunststation C jaarlijks geëvalueerd zou moeten worden. Het standpunt van de VVD-fractie is dat dit wel erg vaak is en dat de voorkeur uitgaat naar een tweejaarlijkse evaluatie. Dhr. Kok (PvdA) onderschrijft wat staat vermeld, maar vraagt aandacht voor het belang dat de PvdA-fractie hecht aan het zelf laten maken van de werkplannen. Het streven is om vraaggericht aan de slag te gaan en dit aspect is tevens goed te meten. De scholen zijn nog maar net begonnen en werkplannen zullen nog niet zijn gemaakt. Dit moet tot ontwikkeling komen en straks bij de begroting dienen daar afspraken over te worden gemaakt. Een ander aspect vormen de basisscholen. Er ligt nog een terrein braak inzake de organisatie. Hier dienen Kunststation C en de IVAK mee aan de slag te gaan. Echter, ook in het voortgezet onderwijs dient dit te worden ingevuld en dhr. Kok zou graag zien dat er aandacht aan wordt besteed in de cultuurnota. Dhr Hemmes (SP) denkt dat het goed is om Kunststation C jaarlijks te evalueren. Dhr Zanen (PvhN) meent dat in dit verband de term evaluatie wat zwaar klinkt, omdat de provincie aan deze organisatie tien jaar de ruimte biedt om te functioneren. Het is dan goed dat vanaf het begin de vinger aan de pols wordt gehouden. Dhr Abbes (CDA) merkt op dat hij persoonlijk als leraar veel te maken heeft met cultuureducatie. In een brief, handelend over de vraag hoe de betreffende school tegenover cultuureducatie staat die is verstuurd aan verschillende scholen, zijn een aantal punten naar voren gekomen die hij het College graag wil meegeven. Er bestaat aan het begin van het schooljaar behoefte aan een overzicht van het aanbod van de instellingen die werkzaam zijn op dit gebied. De scholen kunnen zich dan beter oriënteren en nagaan wat voor hun van belang is. Gedeputeerde Gerritsen vraagt of met scholen hier de basisscholen worden bedoeld.
13
Dhr Abbes (CDA) antwoordt dat het hier over het voortgezet onderwijs gaat. Een ander punt is dat veel sc holen aangaven dat het lastig is om daadwerkelijk met het geboden materiaal aan de gang te gaan door het banale feit dat er onvoldoende financiële ruimte is om formatie vrij te maken om bepaalde projecten geheel uit te voeren. Dat is jammer. Dhr Abbes denkt dat de provincie hier ook betrekkelijk weinig aan kan doen. Hier dient echter wel rekening mee gehouden te worden. Een derde punt dat naar voren kwam is dat de aansluiting bij het onderwijs zelf ook van belang is. Bepaalde onderwerpen moeten wel in het curriculum passen. Voorts is de CDA-fractie de periode van tien jaar die Kunststation C wordt geboden, veel te lang. Zij denkt eerder aan een periode van vier jaar, want dan kan genoegzaam duidelijk worden hoe het beleid gevoerd moet worden. Mw Deinum-Bakker (D66) denkt dat in plaats van een jaarlijkse rapportage met betrekking tot Kunststation C in ieder geval een hele goede voortgangsrapportage op tafel moet komen. Dit vindt D66 heel belangrijk. Een ander punt is dat het van groot belang is dat de IVAK haar werk kan blijven doen. Er word al samengewerkt met Kunststation C en in de regio wordt al gewerkt op de wijze die wordt aanbevolen. Men kent elkaar en men vernieuwt voortdurend. Mw. Deinum ondersteunt hetgeen mw Van Tright naar voren heeft gebracht. Het derde punt van D66 is dat Kunststation C eigenlijk het gehele gebied zou moeten bestrijken van het begeleiden van scholen om hun eigen wensen op papier te zetten tot en met de uitvoering. Ook daar dient steun te worden verleend, zodat continuïteit voor de scholen is gewaarborgd. De voorzitter, sprekend namens GroenLinks, gaat akkoord met de discussiepunten en de omzetting in aanbevelingen. Zij keert terug naar de gemaakte opmerkingen ten einde te bezien of daaruit aanbevelingen kunnen worden geformuleerd. De VVD wil graag een tweejarige evaluatie. Hierop zijn een aantal reacties gekomen. Evaluatie zou gezien kunnen worden als voortgangsrapportage of als monitoring gezien het grote aantal jaren. Eén fractie vond de periode van tien jaar voor het Kunststation C veel te veel. Vier jaar zou kunnen volstaan. Zij concludeert na rondvraag dat een tweejarige evaluatiecyclus niet breed wordt gedragen en dat een eenjarige cyclus blijft gehandhaafd. Voorts concludeert zij dat evenmin een reductie van de periode van tien jaar breed wordt gedragen. Het CDA kan deze wens altijd nog inbrengen in de discussie over het nieuwe cultuurbeleid. Zij constateert dat deze discussiepunten kunnen worden omgezet in aanbevelingen. Dhr Kok (PvdA) vraagt aandacht voor zijn opmerking over het voortgezet onderwijs en het zelf laten maken van een werkplan. De voorzitter merkt op dat er twee mogelijkheden zijn. Aanpassing van de tekst of aanhaking van het verslag op dit punt aan de tekst. Dhr Kok (PvdA) vraagt wat dat dan voor status heeft en wat van de gedeputeerde wordt verwacht. Mw Boon- Themmen (VVD) heeft begrepen dat de gedeputeerde hier ook iets over gaat zeggen, zodat het stuk als A- of C-stuk in de Statenvergadering moet worden behandeld. Dhr Hemmes (SP) meent dat niet alles wat opgemerkt is niet nog eens in de nota hoeft te worden opgenomen. Dhr Kok (PvdA) reageert en stelt dat het maken van opmerkingen dan niet zoveel zin zou hebben. Het gaat hem er om te vernemen wat de gedeputeerde met de gemaakte opmerkingen doet. Als op bepaalde punten geen toezeggingen worden gedaan, zal hij na
14
fractieberaad opnieuw op de betreffende punten in de Statenvergadering terugkomen. Hij heeft liever dat een en ander hier duidelijk wordt. Mw Deinum-Bakker (D66) brengt naar voren dat het hier slechts om advisering gaat. Dhr Hemmes (SP) stelt dat het wel vaker is gebeurd dat er in de commissie opmerkingen zijn gemaakt die later na het betreffende fractieberaad niet meer aan de orde kwamen. Mw Boon- Themmen (VVD) meent dat het van belang is dat toch nog even naar die opmerking over het voortgezet onderwijs wordt gekeken. Dhr Kok (PvdA) meent dat dit ook voor de IVAK zou kunnen gelden waar wel met z’n allen wordt gezegd dat, ongeacht impact of niet, de commissie ervoor gaat. De voorzitter stelt voor dat bij alle extra punten even wordt nagegaan of voldoende steun aanwezig is. Dan komt dat in het verslag. Zij stelt voor om dat niet in de tekst op te nemen, maar wel in het verslag dat dan een zware kwaliteit heeft in de zin van dat de daarin vastgelegde besluiten meegenomen worden naar GS. Mw Deinum-Bakker (D66) stelt voor dat dit voor concrete zaken als twee of vier jaar prima kan, maar dat met zaken zoals dhr Kok en zijzelf hier politiek neerleggen over bijvoorbeeld Kunststation C iedereen eerst zelf naar de fractie zou moeten kunnen gaan. In de andere discussieronden worden dan verdere besluiten genomen. Dhr Kok (PvdA) stelt dat dan het risico wordt genomen dat een deel van de discussie in de Staten wordt overgedaan. Dat zou jammer zijn. Hij heeft er geen probleem mee dat het hier een paar uur langer duurt. Mw Deinum-Bakker (D66) werpt tegen dat nog niet over de cultuurnota wordt gesproken. Dhr Kok (PvdA) acht het waardevol dat er straks een stuk ligt waarover later niet meer over hoeft te worden gediscussieerd op grond waarvan de cultuurnota straks wordt gescreend. Mw Boon- Themmen (VVD) stelt dat bij de screening ook het verslag kan worden betrokken. Dhr Zanen (PvhN) brengt naar voren dat dit een exercitie in dualisme is. Hij ondersteunt de voorzitter die ernaar streeft om tot een soort kaderstellende notitie te komen over de punten waarvoor brede steun bestaat. Later kunnen de fracties eventuele overgebleven punten wederom naar voren brengen. Dhr Kok (PvdA) denkt dat het weinig zin heeft om later nog over allerlei details te spreken. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) denkt dat dit een goed moment is om even te pauzeren. De voorzitter acht dit een goed idee. Zij benadrukt dat zij in de voorbereiding op deze vergadering getracht heeft om alle (on)mogelijkheden te voorzien en dat blijkt toch telkens weer een lastig punt te zijn. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De vergadering wordt heropend. De voorzitter stelt voor het stuk door te nemen zoals eerder is geschied en vast te stellen of de dis cussiepunten, zoals vermeld, omgezet kunnen worden in aandachtspunten. Als nieuwe elementen worden ingebracht, wordt bekeken hoe groot het draagvlak daarvoor is en worden de conclusies vermeld in het verslag. Het verslag van het betreffende deel van de commissievergadering wordt vervolgens gehecht als appendix aan het stuk. In een brief wordt het College gevraagd om daar goede nota van te nemen. Dhr Abbes (CDA) vraagt of het College ook nu kan reageren
15
De voorzitter bevestigt dat, indien het College dit wenst, zij heel goed een eerste reactie kan geven. Echter, op dit moment is het stuk nog niet klaar. De voorzitter was bezig te concluderen dat er geen draagvlak is voor een tweejarige evaluatiecyclus, maar dat de jaarlijkse evaluatie geen zware evaluatie dient te zijn, maar het karakter dient te krijgen van een voortgangsrapportage. Voorts is er geen draagvlak voor inkorting van het mandaat voor Kunststation C naar vier jaar, zoals het CDA voorstelde. De voorzitter informeert of er draagvlak is voor het voorstel van dhr Kok dat de scholen hun eigen werkplan dienen op te stellen. Dhr. Kok (PvdA) licht het voorstel toe. Het proces zoals nu is vormgegeven met Kunststation C betekent dat nu de vraag bij de scholen ligt. Zij dienen een werkplan te maken en dat is een nieuwe opgave. Tot voor kort werkten zij op basis van het aanbod en nu dienen zij zelf de vraag te gaan creëren. Zij worden dan uitgedaagd om werkplannen te maken. De eerste scholen hebben al zo’n werkplan, maar de komende periode dienen zoveel mogelijk scholen een werkplan te hebben. Als dat is gerealiseerd zal er pas werkelijk vraaggericht worden gewerkt. Het is bovendien een mooie indicator om straks na te gaan of het beleid werkt. Dhr Abbes (CDA) merkt op dat het in zijn beleving net een stap verder is dan hetgeen hij bedoelde. Hij meent dat de zaak kan worden afgedaan met een kort formulier en dat de vraag uitgaat van de scholen, waarbij een klakkeloos aanbod van cultuureducatie wordt vermeden. Dhr Kok (PvdA) onderschrijft dit beeld, maar stelt dat die vraag moet worden opgeschreven. Dat heet een cultureel werkplan. Mw Deinum-Bakker (D66) meent dat dit niet nieuw is en dat Kunststation C daar zelfs voor is opgericht. Zij gaat ervan uit dat dit inderdaad al gebeurt. Het punt dat D66 heeft ingebracht is of de scholen ook worden geholpen bij de uitvoering van de plannen. Dit is een nieuw element, want dat gebeurt op dit moment niet en daar zit juist de frictie. Dhr Kok (PvdA) vraagt waarop wordt gedoeld. Mw Deinum-Bakker (D66) licht toe dat gezorgd moet worden voor de contacten met de culturele instellingen. Kunststation C dient ook mogelijkheden te bieden voor de aanbodkanten aan de scholen. Dhr Kok (PvdA) stelt dat zij daar toch ook mee komen. Mw Deinum-Bakker (D66) antwoordt dat dat nog maar de vraag is. Een en ander is wel conform de werkwijze van de IVAK. In de praktijk heeft zij vernomen dat Kunststation C zo niet werkt en dat dit ook niet haar opdracht is. Mw Boon-Themmen (VVD) stelt dat dit wel de bedoeling is en dat een en ander uit de evaluatie zal blijken. De voorzitter refereert aan de eigen tekst: “Tenslotte dienen GS de hele procesgang van leverancier (…) tot afnemer (…) helder en concreet in de cultuurnota in beeld te brengen.” Zij informeert of dat voldoende is en concludeert dat dit inderdaad zo is. Inzake het punt van het voortgezet onderwijs vraagt zij of voldoende draagvlak aanwezig is. Dhr Kok (PvdA) licht het punt graag nog even toe. Het gaat er niet om dat net zo zwaar wordt ingezet als nu voor de basisscholen geldt. Het gaat erom dat een eerste aanzet in dialoog met alle partijen wordt gegeven om te komen tot een gelijksoortige formule als voor de basisscholen. Mw Deinum-Bakker (D66) meent dat dit dan los van Kunststation C dient te gebeuren, want die scholen hebben een ander vakkenpakket …
16
Dhr Kok (PvdA) meent dat Kunststation C ook hier dezelfde rol kan vervullen. Hij laat dat graag aan GS over. Mw Boon-Themmen (VVD) denkt dat daar dan wel behoefte aan moet zijn en dat de provincie dit niet zou moeten opleggen. De voorzitter stelt voor dat dit niet nu wordt uitgediept. De heer Abbes heeft ook al wat signalen vanuit het voortgezet onderwijs genoemd. Zij vraagt of het voldoende is of de komende periode mogelijkheden worden onderzocht in de richting van het voortgezet onderwijs. Aldus wordt besloten. De voorzitter vraagt de gedeputeerde een korte reactie te geven op de aandachtspunten uit dit hoofdstuk. Gedeputeerde Gerritsen stelt dat het College het voornemen heeft om de cultuureducatie ook voort te zetten met de IVAK en te toetsen of de vraaggerichtheid in de praktijk wordt gebracht. Op die punten zijn er vragen, maar het College is ervan overtuigd dat er uit te komen valt. De gedachte is dit zo te doen. De drie gemeenten hebben overigens een sterke positie in de IVAK. In principe wordt de zaak met de IVAK voortgezet. Inzake Kunststation C stelt de gedeputeerde dat deze organisatie de tijd moet krijgen om zich te ontwikkelen waarna evaluatie dient plaats te vinden. Als dan geconcludeerd zou worden dat sprake is van een zorgelijk verhaal, dient de vinger aan de pols te worden gehouden. Zo zou het College dit willen oppakken. Een jaarlijkse evaluatie acht de gedeputeerde enigszins voorbarig. Inzake de procesgang vindt gedeputeerde Gerritsen het een goed idee om de werkwijze duidelijker aan te geven. Reagerend op de opmerkingen over het voortgezet onderwijs stelt hij dat momenteel op dat vlak niets wordt gedaan. De inzet is volledig gericht op het basisonderwijs en de middelen ontbreken voor uitbreiding van de activiteiten. Hier ligt dus een probleem. Dhr Van Zuijlen (Groenlinks) merkt op dat hier een ambitieniveau door de Staten wordt uitgespro ken. GS geven vervolgens aan dat daarvoor het budget ontbreekt. Nu zij er twee dingen mogelijk: concluderen dat het jammer is of de overwegingen meenemen in het totaalplaatje en keuzes maken. De vraag is dus wat de Staten willen. Dhr Zanen (PvhN) neemt aan dat de gedeputeerde alvast deze opmerking maakt en dat uit de ontwerp Cultuurnota zal blijken hoe dat ligt. Misschien wordt een en ander nog wel aangepast. Dhr Hemmes (SP) meent dat de gedeputeerde duidelijk genoeg was. Mw Deinum-Bakker (D66) wijst op de dualistische verhoudingen. De eigen partij wil iets en de gedeputeerde zegt dat het problematisch is. Mw Boon- Themmen (VVD) merkt op dat bij de behandeling van de Cultuurnota dit probleem moet worden opgelost. De voorzitter concludeert dat daarop wordt teruggekomen. Gedeputeerde Gerritsen vult aan dat het ministerie van O,C en W de betreffende verantwoordelijkheden draagt. De voorzitter wijst erop dat de provincie inzake het voortgezet onderwijs een andere rol heeft dan bij het basisonderwijs. Niettemin wordt in meerderheid gesteld dat daarop een nadere oriëntatie moet plaatsvinden. Vervolgens stelt zij de amateurkunst aan de orde en wel specifiek de discussiepunten van hoofdstuk 7. Mw Boon-Themmen (VVD) is akkoord met de discussiepunten. Er wordt wel gerept over de amateurkunstnota. Zij heeft begrepen dat deze nota nog niet klaar is. Het is van belang dat die nota zo snel mogelijk wordt betrokken in de overwegingen van de Staten.
17
In het verhaal wordt ook het ontbreken van een theaterschool aan de orde gesteld. In de beleidsbrief wordt gesteld dat hieraan tegemoet zal worden gekomen. Voorts wordt er nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de dans in de regionale cultuurpla nnen. Dhr Abbes (CDA) onderschrijft de meetbare doelstellingen. Dat slaat op de beoordeling in de evaluatie. Verder is voor het CDA relevant dat het goed gaat met de amateurkunst, maar zij vraagt zic h af waarom de gemeenten moeten worden gewezen op de vercommercialisering van de amateurkunst. Dit is geen taak voor het College. De eigen verantwoordelijkheid en het eigen initiatief moeten worden ondersteund. Het CDA legt liever de nadruk op het faciliteren van de amateurkunst. Dhr Hemmes (SP) merkt op dat dit precies het tegenovergestelde is dan hij in eerste termijn naar voren bracht. Hij wil een laagdrempelige cultuur en doet een beroep op het College om hierop in te zetten. Dhr Abbes (CDA) vraagt zich af wat het College daar concreet aan zou kunnen doen. Als podium x een bedrag y vraagt voor een optreden van amateur-gezelschap z: wat kan het College dan daarvoor betekenen? De voorzitter wijst erop dat vermeld staat dat de gedeputeerde in zijn gespre kken met gemeenten hier aandacht voor moet vragen. Het is niet meer of minder dan dat. Natuurlijk zijn gemeenten zelf verant woordelijk voor de vercommercialisering van de podia en sommige gemeenten hebben daar al een middel voor gevonden, namelijk om hun amateurverenigingen meer subsidie te geven zodat zij die duurdere podia kunnen betalen. Het is bedoeld om aandacht te vragen voor het probleem dat gesignaleerd wordt in het veld. Dat is wat geconstateerd is en waarvoor aandacht wordt gevraagd. De voorzitter stelt dat als dhr Abbes het niet met de tekst eens is, deze in stemming kan worden gebracht. Zij concludeert de zaal overziend dat dit niet nodig is. Dhr Kok (PvdA) onderstreept het grote belang van de amateurkunsten. Wat de PvdAfractie betreft is dit een van de belangrijkste onderwerpen voor de komende vier jaar, zeker gezien hetgeen is gebeurd gedurende de afgelopen vier jaar. De amateurkunst wordt breed opgevat. Ook de vrijwilligers die werken bij erfgoedorganisaties en archeologische verenigingen, de heemkunde, et cetera. Veel aandacht dient in de nieuwe cultuurnota uit te gaan naar de amateurs en de vrijwilligers. Gedeputeerde Gerritsen bevestigt het belang van de amateurkunst en wil nu met een nieuw amateurkunstenbeleid komen hetgeen in de afgelopen periode is voorbereid middels een onderzoek, waarbij veel partijen betrokken zijn geweest. De betreffende notitie is bijna klaar en komt na de zomer ter beschikking. Het verhaal over werkplaatsen en ‘aanjagers’ staat nu in het teken van beleid door verankering in de regio’s. In brede zin zullen instellingen en amateurkunstverenigingen worden ondersteund. Het is niet zozeer op discipline gericht, maar op gebied waarin men elkaar kan ontmoeten en inspireren. Dit is het resultaat van genoemd onderzoek, maar ook vanuit de evaluatie van de regionale cultuurplannen die de commissie eerder heeft bereikt. Daaruit komt een zelfde signaal om te komen tot werkplaatsen en aanjagers. De voorzitter stelt nu de discussiepunten over het roerend cultureel erfgoed aan de orde (hoofdstuk 8). Die vermelden een aantal concrete vragen aan GS. Straks kan worden bekeken hoe deze kunnen worden omgebouwd tot aanbevelingen. Dhr Zanen (PvhN) merkt op dat in het stuk goed staat omschreven hoe vrijwilligers door professionals die nen te worden begeleid. Mw Boon-Themmen (VVD) vraagt zich af of de gedeputeerde in de cultuurnota aandacht kan besteden aan educatie van vrijwilligers in die zin dat vanwege de provincie een project of middelen vrij gemaakt kunnen worden. Dit zal bevorderend werken op de motivatie van vrijwilligers, zo verwacht zij. Er ontstaat dan qua opleiding een nieuwe categorie: de semi-profs.
18
Mw Deinum-Bakker (D66) onderstreept de passage waarin gesteld wordt dat in de Cultuurnota een analyse dient te worden gegeven waarom het ene museum wel en het andere geen subsidie ontvangt. Wat betreft de vrijwilligers stelt zij dat het er vooral om gaat hoe vrijwilligers worden vastgehouden. Humanitas is een goed voorbeeld van hoe vrijwilligers door een professionele kracht aan de organisatie worden gebonden. Dit zou ook bij musea het geval moeten zijn. De voorzitter meent dat de problematiek rond de vrijwilligers in dit stuk goed is geformuleerd. Het onderdeel scholing waarop mw Boon doelde is in de formulering mede geïmpliceerd en daarom pleit mw Folkerts ervoor om de tekst ongewijzigd te laten. Zij verwacht dat hoe meer vrijwilligers meedoen, hoe groter het draagvlak voor cultuur wordt. Zij stelt voor om de zin “Aandacht wordt gevraagd voor de behoefte aan subsidies voor incidentele projecten en meerjarige budgetten.” als zodanig te laten staan en de vraag aan de gedeputeerde voor te leggen. Dhr Kok (PvdA) merkt op dat er vragen liggen bij de PvdA-fractie inzake de collectie Groningen. Er wordt in de beleidsbrief nadrukkelijk op dit onderwerp ingegaan. Al eerder heeft hij in de afgelopen periode de moederrol van het Groninger Museum aan de orde gesteld waarvan maar weinig is terecht gekomen. Inmiddels ligt er een voorstel dat voorziet in het probleem. Dhr Kok heeft er goede hoop op dat dit de komende vier jaar goed gaat komen. De voorzitter concludeert dat de betreffende tekst zo als aanbeveling kan worden gehandhaafd. Gedeputeerde Gerritsen stemt in algemene zin in met de opdracht tot de ontwikkeling van een inhoudelijke en integrale visie op cultuur, maar wil dit wel concreet en specifieker maken. In de beleidsbrief sijpelt dit voornemen ook al reeds door, maar lijnen naar economie, ruimtelijke ordening, landschap en onderwijs zullen zeker aan de orde komen. Het College is het hier dus mee eens. De vraag waarom het ene museum wel en het andere niet wordt gesubsidieerd is een lastig vraagstuk, maar er zal op dit punt de komende periode actie worden ondernomen. Dat zal gebeuren nadat de Cultuurnota klaar is, want geobjectiveerd zal moeten worden waarom dit zo is. Deze ambitie wordt door het College op de middellange termijn overgenomen. De educatieve taak van het museum behoort in het budgetcontract te worden opgenomen. Aandacht wordt besteed aan ICT en het ontsluiten van collecties. De gedeputeerde wijst in dit verband op het Museumhuis dat op dit punt een project uitvoert. Het verhaal rond de vrijwilligers zit vast aan de instellingen zelf en ook bij het Museumhuis dat ook daarvoor dient. Het is goed om daarvoor apart aandacht te vragen. De werkwijze zoals vermeld is een lijn waarin het College zich herkent. De collectie Groningen krijgt aandacht in de beleidsbrief en in de uitwerking. De voorzitter stelt vervolgens het onroerend cultureel erfgoed (hoofdstuk 9) aan de orde. Dhr Hemmes (SP) onderstreept het belang van de laatste alinea van de aanbevelingen waarin aandacht wordt gevraagd voor koestering van orgels, kerken, borgen en molens. Dit zou het College zo kunnen overnemen. Dhr Kok (PvdA) merkt op dat het Belvédère-beleid bij het publiek vrijwel onbekend is. Hij benadrukt het belang van het Groninger landschap, hetgeen ook behoort tot de Groninger cultuur. In het kader van de regiovisie is momenteel een kwaliteitsteam in het leven geroepen onder voorzitterschap van de nieuwe ‘rijkslandschapsmeester’. De PvdAfractie pleit ervoor om hier in de toekomst vaker gebruik van te maken. Dhr Zanen (PvhN) reed onlangs door Noord-Groningen richting Aduard en hij kreeg een onbegrijpelijke blokkade van de horizon in het vizier en dat bleek een gigantische
19
opslagplaats van slib te zijn. Hij benadrukt dat deze daar volstrekt niet thuishoort. In het kader van het Belvédère-beleid had dit moeten zijn tegengehouden, ondanks het feit dat de gemeenteraad dit heeft goed gekeurd. Dhr Kok (PvdA) vult aan dat het bedrijventerrein van Menterwolde ook een ergerlijke verstoring van het landschap geeft. De voorzitter vat de gemaakt opmerkingen op als een onderstreping van de tekst. Zij stelt voor dat de tekst als aanbeveling wordt opgenomen. Dhr Abbes (CDA) merkt op dat hij achter de opmerkingen van de SP staat en hij ziet graag dat het belang daarvan expliciet in de cultuurnota wordt benadrukt. Dhr Hemmes (SP) denkt ook dat dit dik moet worden onderstreept. De voorzitter antwoordt dat dit in het verslag komt en dat de betreffende passage aangehaakt kan worden aan het geheel. Gedeputeerde Gerritsen geeft als reactie dat het landschap en met name de cultuurhistorische elementen heel belangrijk worden gevonden. Dat komt o.a. tot uitdrukking in de regiovisie en landschapsontwikkelingsplannen. Dat zal vertaald moeten worden in culturele planologie en het accentueren van het landschap. Hetgeen naar voren is gebracht over het onroerend cultureel erfgoed spreekt het College aan. Borgen en kerken worden opgevat als kroonjuwelen van de Groningse identiteit. Een en ander wordt uitvoerig uitgewerkt in de ontwerpnota. De voorzitter concludeert dat de commissie tevreden is als ook de orgels daarin genoemd worden. Voorts stelt zij het immaterieel cultureel erfgoed (hoofdstuk 10) aan de orde. Dhr Hemmes (SP) refereert aan de samenvatting vanuit het veld op pag. 11 en aan de vraag aan het College op pag. 12. Hij vraagt zich af of de commissie niet moet komen tot een conclusie. Dhr Boer (PvdA) merkt op dat een aantal ijkpunten staat geformuleerd. Die moeten eerst helder worden en dan is er een meetmoment waarop het eventuele succes van het Huis van de Groninger Cultuur kan worden beoordeeld. Mocht het succesvol zijn, dan moet het Huis de ruimte hebben om zich te kunnen bewijzen en dan kan altijd nog tot uitbreiding worden besloten. Het gaat de PvdA-fractie te ver om op voorhand te besluiten dat het aantal fte bij het Huis van de Groninger Cultuur moet worden uitgebreid. Dhr Hemmes (SP) meent na gesprekken met de betrokkenen dat de mogelijkheden nu al zo beperkt zijn dat zij niet waar kunnen maken waarvoor zij zijn ingehuurd. Dhr Boer (PvdA) denkt dat de vraag in dit soort gevallen bijna permanent groter is dan het aanbod. Er dienen hoe dan ook keuzes te worden gemaakt. Een heel zinvolle invalshoek is dat eerst wordt gekeken wat de ijkpunten zijn, dat daarna wordt beoordeeld, waarna eventuele uitbouw mogelijk is. Dhr Abbes (CDA) merkt op dat de CDA-fractie er precies zo over denkt als de heer Boer heeft verwoord. In die zin zou de laatste regel op pag. 11 van de samenvatting geschrapt kunnen worden. Eerst dient succes te zijn bewezen en daarna dienen verdere overwegingen te worden gemaakt. Mw Boon-Themmen (VVD) merkt op dat de tekst is gebaseerd op hetgeen door de mensen uit het veld tijdens de hoorzitting is verteld. De discussiepunten geven duidelijk aan dat de commissie zegt dat eerst de ro llen, functies en taken helder moeten zijn. Daarna kan verder worden gekeken. Dhr Abbes (CDA) is het daarmee eens en vult aan dat verder geen suggesties moeten worden gedaan.
20
Mw Deinum-Bakker (D66) denkt dat ook helder moet zijn wat de bij het Huis aangesloten organisaties aan verwachtingen en ambities droppen omdat het Huis er nu is. De voorzitter is het daar mee eens. Zij stelt voor om de vraag “Wat gaan GS hieraan doen?” te schrappen en die nu te stellen aan de gedeputeerde voor een eerste reactie Dhr Abbes (CDA) hecht er aan om te stellen dat de opmerking over ijk- en meetpunten in relatie tot het Huis in het algemeen zijn bedoeld. Er mag niet met twee maten worden gemeten. Er moet een cultuuromslag worden bewerkstelligd die geldt voor alle organisaties die subsidie van de provincie krijgen. Dhr Zanen (PvhN) meent dat als het gaat om het vaststellen van deze tekst dit wel een erg ruimhartige interpretatie is. De voorzitter bevestigt dat het hier gaat om het Huis van de Groninger Cultuur. Het is niet zo dat gesteld wordt dat de commissie iets tegen het Huis zou hebben en ook niet dat het Huis te klein zou zijn. Dhr Hemmes (SP) stelt dat iedereen de conclusie zou kunnen trekken dat men met betrekking tot de Groninger taal en cultuur een slag om de arm houdt. De voorzitter denkt dat dit zou kunnen, maar dat daarvoor andersoortige gegevens nodig zijn. De discussie is nu helder en de voorzitter concludeert dat de tekst een aanbeveling wordt. Gedeputeerde Gerritsen bevestigt dat er een prestatiecontract komt. Hij is blij te horen dat het hier niet speciaal om het Huis gaat. Het Huis is in opbouw en daarvoor is een prestatiecontract nodig. Het lijkt hem voorbarig om over eventuele uitbreiding te adviseren. Na de evaluatie kan er opnieuw naar worden gekeken. Vanuit het veld wordt overigens wel een serieus signaal afgegeven. De voorzitter stelt de media (hoofdstuk 11) aan de orde en vraagt of de tekst als zodanig kan worden omgezet in een aanbeveling. Gedeputeerde Gerritsen stelt dat het College in het kader van de cultuurnota geen aandacht zal besteden aan de media. Er is een medianota dat nog een ‘los eind’ is. Daarop zal worden teruggekomen. De voorzitter verwacht dat daarop ook wordt teruggekomen bij de bespreking van de begroting. Zij stelt de beeldende kunst en vormgeving (hoofdstuk 12) aan de orde en stelt voor om de eerste zin van de discussiepunten te verplaatsen naar de podiumkunsten. Mw Boon-Themmen (VVD) verklaart zich akkoord. Dhr Kok (PvdA) stelt dat als het gaat om het CIS (Culturele Infrastructuur Stad Groningen) het altijd lastig is te bepalen waar men het eigenlijk over heeft. Dit geldt niet alleen voor de Stad, maar ook voor de Ommela nden. Waar staan wij nu en waar willen wij over vier jaar staan? In dat kader pleit dhr Kok voor de opstelling door GS van een culturele kaart van Groningen ten einde wat meer grip te krijgen op de betreffende voorzieningen. Het volgende voorstel luidt om minimaal te streven naar een basisniveau in de regio en een topniveau in de Stad. Uiteraard staat en valt dit met een nauwe samenwerking met de gemeente Groningen zelf en ook met de gemeenten in de regio’s. Mw Boon-Themmen (VVD) vraagt of dhr Kok daarbij aan een digitale culturele kaart denkt. Dhr Kok (PvdA) vindt een digitale kaart niet zo’n slecht idee, maar uiteindelijk gaat het hem om een fysieke kaart. Inzake de CIS denkt hij dat met meer passie en planmatiger moet worden gewerkt.
21
In de beleidsnota wordt gerefereerd aan de festivals. De PvdA-fractie is in beperkte mate gecharmeerd van festivalisering van de kunsten, maar in het kader van Groningen nog meer op de kaart wordt toch gepleit, mede in het kader van de toeristische promotie, om hier meer aandacht aan te schenken en na te gaan of de drie festivals niet kunnen worden uitgebouwd naar vier of vijf festivals. Bestaande festivals zouden daarbij opgewaardeerd kunnen worden. Deze wens is te interpreteren als een vraag of dit mogelijk is en als een kans. Uit de hoorzitting is gebleken dat de marketing van de culturele sector, de ‘creatieve industrie’, voor menig kleine ondernemer een knelpunt is. Er wordt gevraagd om extra ondersteuning vanuit de provincie om een platform te initiëren en netwerken vorm te geven. De PvdA-fractie is daarvan groot voorstander. De voorzitter is gecharmeerd van het idee van een culturele kaart om deze als achtergrondinformatie te hebben voor het kiezen van speerpunten. Daarmee kan worden voorkomen dat met het badwater ook het (mooie) kindje wordt weggegooid. Zij ondersteunt dus dit pleidooi. Mw Deinum-Bakker (D66) sluit zich hierbij aan. Het lijkt een beetje op een ‘Gele Gids voor Cultuur’, een idee dat D66 al eerder heeft voorgesteld. Het moet inzichtelijk maken wat er op dit terrein voorhanden is. Gedeputeerde Gerritsen denkt dat het goed is terug te kijken naar het actieplan Culturele Infrastructuur dat anderhalf jaar geleden is aangeboden aan de Staten. Daarin wordt nagegaan hoe de culturele infrastructuur eruit ziet. Deze blijkt op hoofdlijnen, behoudens een aantal knelpunten, goed in elkaar te zitten. Het College is met veel passie bezig geweest met de oplossing van de bestaande knelpunten. Een verdere inventarisatie dient wel praktisch nut te hebben en iets op te leveren voor het beleid. Inzake de festivals is gedeputeerde Gerritsen het eens met de visie dat geïnvesteerd moet worden in de bestaande festivals. Nieuwe festivals zouden leiden tot versnippering, afleiding van de aandacht en niet tot verdieping en kwaliteitsverbetering. De gedeputeerde onderschrijft de opmerkingen die gemaakt zijn over marketing. Cultuur is een van de speerpunten bij het toeristisch marketingbeleid. Dhr Kok (PvdA) vraagt of daarin dan ook de ‘creatieve industrie’ wordt meegenomen. Onder cultuur dient niet alleen het culturele erfgoed verstaan te worden. Gedeputeerde Gerritsen licht toe dat de basisgedachte van het actieplan Culturele Infrastructuur juist de uitstraling naar de Stad is en dat wordt door creatieve milieus en een bijzonder cultuur- en kunstklimaat gerealiseerd. Programma 3 van de beleidsbrief is een uitwerking en verdieping van het actieplan. Dhr Zanen (PvhN) vraagt of met ‘creatieve industrie’ professionele kunst wordt bedoeld. Dhr Kok (PvdA) antwoordt dat daarmee wordt gedoeld op iedereen die werkzaam is op het creatieve vlak, zoals architecten, podiumkunstenaars, schilders, beeldhouwers, maar ook ontwerpers, et cet era. Elders in het land wordt ernaar gestreefd dat hiervoor ondersteuning komt. Het gaat om een broedplaats voor innovatieve ideeën. Mw Boon- Themmen (VVD) vermoedt dat het eerder om nijverheid gaat dan om een industrie. Inzake de inventarisatie stelt zij dat deze niet alleen intern, beleidsmatig, van nut hoeft te zijn. Zij denkt dat een te maken inventarisatie ook direct extern van nut kan zijn. Gedeputeerde Gerritsen vraagt of zij doelt op cultuurplannen in de regio. Hij zal hier verder over nadenken. Mw Boon-Themmen (VVD) kan zich voorstellen dat er naast een marktplaats.nl ook een cultuurplaats.nl bestaat. De voorzitter concludeert dat de betreffende discussiepunten omgezet kunnen worden in aanbevelingen.
22
Zij stelt de podiumkunsten aan de orde (hoofdstuk 13), alsmede de literatuur (hoofdstuk 14) en de regionale cultuurplannen (hoofdstuk 15). Dhr Hemmes (SP) verklaart heel nieuwsgierig te zijn naar een reactie van het College over het punt podia in de regio en de atelierruimten. De voorzitter concludeert dat de discussiepunten in deze hoofdstukken kunnen worden omgezet in aanbevelingen. Zij geeft GS ruimte voor een korte reactie. Gedeputeerde Gerritsen stelt dat in het algemeen accommodaties, podia en ateliers tot de verantwoordelijkheden behoren van de gemeenten. Het probleem van het gebrek aan atelierruimte speelt zich voornamelijk af in de Stad. Dit is een punt waar GS de gemeente aan zullen herinneren. Het probleem is in de ogen van GS aanzienlijk minder. GS zullen daar financieel niet in participeren. Dhr Zanen (PvhN) refereert aan een aardig overzichtje over de verschillende posten in de meerjarenbegroting, waarbij hem trof dat in 2008 een dramatische terugloop van middelen te verwachten is. Met name geldt dit voor ‘kunst en cultuur algemeen’ met nummer 83.01 en bij ‘cultuurbehoud’ met nummer 83.03. Hij vraagt of deze terugloop op basis van een bepaalde beleidsuitspraak tot stand is gekomen. Gedeputeerde Gerritsen antwoordt dat het collegeprogramma loopt tot 2007 en dat verklaart een ‘knik’ erna. Het betekent dat er geen commitment is afgegeven voor een langere periode. Dhr Zanen (PvhN) begrijpt dat het huidige College extra inspanningen op dit vlak heeft geleverd en dat die stopt aan het eind van de periode en dat er daarna opnieuw over beslist moet worden. Gedeputeerde Gerritsen bevestigt deze interpretatie. De voorzitter concludeert dat het stuk is vastgesteld en dat aan het stuk het verslag van deze bespreking wordt gehecht en dat dit geheel wordt doorgeleid aan de Staten als een C-stuk. Zij feliciteert de vergadering met het behaalde resultaat en ter viering daarvan wordt een pauze van vijf minuten ingelast. 11.
Brief van GS van 3 mei 2004, nr. 2004-11057/18/A.6, C, betreffende beleidsbrief cultuurbeleid 2005-2008 D66 verzoekt haar notitie 'Cultuur, vernieuwingen volgens eeuwenoude traditie' mee te nemen in de behandeling van dit onderwerp.
Dhr Kok (PvdA) kwalificeert het stuk als verrassend en inspirerend. De PvdA-fractie is verheugd over het stuk en onderschrijft het volledig. Het komt naar opvatting van de PvdA goed tegemoet aan datgene wat de afgelopen twee à drie uur is besproken. Veel wensen vanuit het veld en landelijke ontwikkelingen zijn in het stuk terug te vinden. Daarnaast is er sprake van inzichten die ook in de PvdA-fractie leven. Het stuk geeft echter geen of onvoldoende inzicht in een aantal zaken die feitelijk zo-even ook zijn besproken, bijvoorbeeld de wens om tot een integrale visie te komen: een visie voor cultuur in relatie tot toerisme en ruimtelijke ordening. Het wegvallen van oude vertrouwde faciliteiten ten aanzien van de amateurkunst. Zoeven is a l gesproken over het Kunstencentrum. De rol en de inhoud van de nieuwe werkplaats roept vragen op. Hetzelfde geldt voor de presentatie van de collectie Groningen in Stad en Ommelanden. Dhr Kok wenst te vernemen hoe concreet dit straks zal worden ingevuld. Hetzelfde geldt eveneens voor cultuureducatie. De PvdA-fractie vraagt het College of het zich aansluit bij de wens van de PvdA om de IVAK de komende vier jaar weer steun te verlenen. De gedeputeerde heeft hier vanmiddag reeds iets over meegedeeld en het blijkt goed te zitten. Andere wensen van de PvdA die dhr Kok vanmiddag reeds heeft aangestipt betreffen het topniveau van de culturele infrastructuur. Voorts wenst dhr. Kok te vernemen hoe het College de regionale plannen
23
zal voortzetten. Daarnaast is hij nieuwsgierig naar het standpunt van het College inzake de Groningse archeologie. De PvdA heeft ook meer en concrete ambities ten aanzien van culturele planologie. Last but not least vraagt de PvdA-fractie informatie over de wijze waarop een en ander financieel zal uitpakken. Het is goed dat het College ambities heeft, maar ze dienen wel betaalbaar te blijven. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt. In dat kader kijkt de PvdA-fractie ook met een scheef oog naar de bijdrage die de provincie levert aan het Groninger Museum in relatie tot de collectie Groningen. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) interrumpeert en stelt dat de laatste opmerking van dhr. Kok een enigszins cryptisch karakter draagt. Dhr Kok (PvdA) legt uit dat het een functie van het Groninger Museum is. Er ligt een ambitieus plan ten aanzien van de collectie Groningen. De PvdA-fractie hecht aan die moederrol, maar het dient allemaal straks te worden waargemaakt. Vier jaar geleden heeft de provincie veel geld aan het Groninger Museum gegeven. Er is een aantal voorwaarden gesteld, met name ten aanzien van de collectie. Dhr. Kok vraagt hoe de voorstellen zich nu verhouden tot de financiële bijdrage van de afgelopen vier jaar of voor de komende vier jaar. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) oppert dat dhr Kok het in een soort bijzin noemde. Hij stelde dat er een hoog ambitieniveau is, dat er vele wensen zijn, maar de vraag is of het budgettair haalbaar is. In dat verband leek de PvdA-fractie met een schuin oog naar het Groninger Museum te kijken. Dhr Van Zuijlen vraagt of hij dit zo moet opvatten dat de PvdA eventueel bereid is om daar geld weg te halen en in andere zaken te steken. Dhr. Kok (PvdA) merkt op dat dit nog niet nodig is. Wanneer de moederrol en de ambitieuze plannen die voorliggen om de collectie in de regio ten toon te stellen voor een belangrijk deel door het Groninger Museum worden opgepakt, dan acht de PvdA-fractie het terecht dat het geld daar ligt. Wanneer een andere partij het moet gaan doen en het Groninger Museum financieel onaangetast blijft, dan is er voor de PvdA-fractie een punt van discussie. De PvdA-fractie is verheugd over de proactieve regisseursrol. Dit voldoet aan wensen uit het veld: meer stimuleren en richting geven. De vraag is vervolgens welke opdracht de kunstintendant krijgt. Hoe gaat hij zijn activiteiten uitvoeren? Wanneer is de gedeputeerde met andere woorden over vier jaar gelukkig met betrekking tot de intendant. Hetzelfde geldt min of meer ten aanzien van de aanjagers op de regionale werkplaatsen. Ook wenst de PvdA-fractie te vernemen hoe het fenomeen werkplaatsen wordt georganiseerd. Komt hier een nieuwe organisatie voor? De afgelopen vier jaar is op organisatorisch gebied een aantal goede stappen gezet, waarbij nieuwe organisaties zijn opgericht. Dhr Kok roept op ervoor te waken dat een en ander te veel uitdijt. Hij vraagt daarom hoe de gedeputeerde dat in de nieuwe Cultuurnota denkt vorm te geven. Het bereik door verankering is positief, maar ook hiervoor gelden de vragen die de PvdAfractie al eerder heeft gesteld rondom het Kunstencentrum. Het is voorts een goed idee om naar de multifunctionele centra te stappen. Deze zijn echter bij lange na niet overal aanwezig. Ook zijn er bij lange na niet overal postkantoren, die ook worden genoemd. De PvdA-fractie is geïntrigeerd door de vraag hoe de gedeputeerde hier mee om denkt te gaan. De identiteit door ontwikkeling. Ook dit beschouwt de PvdA als een uitstekend voorstel. Opnieuw geldt ten aanzien van dit aspect de vraag met betrekking tot het Groninger Museum en de collectie. Profiel door dynamiek. Dit wordt door de PvdA onderschreven. Creatieve netwerken. Hierover is vanmiddag al ruimschoots gesproken, ook waar het gaat om de jongeren en het voortgezet onderwijs. De regionale cultuurplannen zijn ook benoemd. De PvdA is er vooral voorstander van om de komende tijd meer creatieve platforms te ontwikkelen.
24
Het verhaal van Groningen. Een uitstekend idee. De PvdA-fractie wenst in het kader van het verhaal van Groningen de regionale televisie te betrekken bij de archeologie, zodat de archeologie niet louter in de buurthuizen terechtkomt. In deze context refereert de PvdA aan de “Stichting Vertel eens”, die mogelijk ook een rol kan spelen om dit verder vorm te geven. De culturele planologie. Ook dit spreekt de PvdA-fractie aan. De PvdA wenst dat hier meer vorm en inhoud aan wordt gegeven. Culturele planologie blijkt nog veel kretologie te zijn. Het is vijf à zes jaar geleden in opkomst gekomen. Het staat volgens dhr Kok ook al in de oude Cultuurnota. In de praktijk blijkt het echter lastig om er vorm en inhoud aan te geven. De PvdA-fractie bepleit daarom de oprichting van een kennisplatform, teneinde kennis en ervaring uit te wisselen, en het opstellen van een actieplan Culturele Planologie in de nieuwe Cultuurnota. De PvdA denkt hierbij aan een koppeling van plannen als Meerstad, Blauwe Stad, de Regiovisie, Masterplan Vaarweg Lemmer-Delfzijl, de agenda van de Veenkoloniën en last but not least de sanering van bedrijventerreinen of de herstructurering van Delfzijl. Zo kan kennis met elkaar worden gedeeld. Mw Boon- Themmen (VVD) acht het een zeer geïnspireerd verhaal, zij het ook in enigszins hoogdravend proza. Zij heeft het gevoel bij het lezen van de aandachtspunten die zo-even door de commissie zijn geformuleerd dat de commissie in feite dezelfde kant op wil als de richting die de beleidsbrief aangeeft. Het is nog op een enigszins diffuus niveau en nog weinig concreet. Mw Boon spreekt de hoop uit dat dit in een later stadium zal komen. De aanjagers en de intendant. Het belangrijke van de nota is dat er consensus bestaat ten aanzien van de wens dat er een koppeling, een ontmoeting, dient plaats te vinden. Daaruit zou een extra dynamiek moeten ontstaan. Voor die koppeling kunnen mensen in worden gehuurd of voor een aantal jaren een intendant en aanjagers worden aangesteld, maar mw Boon is de mening toegedaan dat toch moet worden gekeken naar de digitale mogelijkheden die er zijn om een website te maken waarop staat wat er allemaal wordt gedaan. Deze website zou steeds moeten worden aangepast. Iemand die bijvoorbeeld met theater of met dans bezig is kan dan zien wat er verder allemaal plaatsvindt. De provincie dient de mensen zelf de mogelijkheden te laten onderzoeken om koppelingen te maken. Mw Boon wenst hiermee niet te beweren dat het niet nodig zou zijn dat een matchmaker hiermee aan de slag moet, maar om mensen de opdracht te geven en te stellen dat de intendant het allemaal moet regelen – terwijl de commissie dan zal vragen naar de ijkpunten en duidelijkheid vraagt over de doelstelling van de aanjager en de intendant en de criteria die succes bepalen – zou wellicht minder goed zijn dan de mensen zelf aan de gang te laten gaan om de match te maken. Wanneer de provincie de zaak goed in kaart brengt, dan zijn daarvoor ook goede mogelijkheden aanwezig. Dhr Hemmes (SP) geeft te kennen zich goed te kunnen vinden in het voorliggende stuk. Het is vol ambitie. De ambitie waarvan onderaan bladzijde vier wordt gerept valt buitengewoon goed in de smaak bij dhr Hemmes. Hij vraagt zich echter af in hoeverre dit is te realiseren tegen de achtergrond van het feit dat gemeenten onder druk van financiële tekorten momenteel bezig zijn met een kaalslag. Dhr Hemmes bevroedt dat de commissie deze discussie op 30 juni zal terugkrijgen, wanneer het welzijnsbeleid aan de orde zal zijn. Het is natuurlijk dweilen met de kraan open als de provincie allerlei fantastische ambities heeft – dat moet de provincie ook vooral doen. Wanneer tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat de gemeenten het water tot de lippen is gestegen, dan zijn dit juist de zaken die het eerst zullen sneuvelen. Zo reëel dient men te zijn. Dhr Hemmes is zeer nieuwsgierig naar de wijze waarop een en ander precies is ingesteld. De commissie legt geregeld werkbezoeken af. Dhr Hemmes zou de suggestie willen doen om een werkbezoek af te leggen aan ’t Vlechtwerk. Dhr Zanen (PvhN) wenst ook enkele opmerkingen te maken met betrekking tot de kunstintendant. Hij vraagt zich of dat een stap in de goede richting is en meent dat de provincie hierdoor kans loopt eerder een probleem in huis te halen dan dat de ambities kunnen worden waargemaakt. Er wordt namelijk tamelijk veel verantwoordelijkheid bij één persoon gelegd. Wanneer dit de figuur is met een geweldige uitstraling, enzovoorts,
25
dan heeft de provincie geluk en kan het de gewenste resultaten opleveren. Dhr Zanen acht het echter enigszins riskant. Misschien moet de provincie dit niet willen en zou de provincie de ambities die de kunstintendant worden toebedacht op een andere wijze gestalte moeten geven, waarbij de verschillende actieve spelers in het veld veel meer worden betrokken. De fondsvorming om de kwaliteit te bevorderen van allerlei cultuuruitingen. Dhr Zanen vraagt of dit in relatie staat tot de vraag die aan de rijksoverheid is gesteld, waarbij de provincie heeft aangegeven gezamenlijk een fonds te willen instellen. Of heeft dit betrekking op een ander fonds? Indien het gaat om hetzelfde fonds gaat het om de vraag wat de gevolgen zijn van het feit dat het Rijk niet wil. Gedeputeerde Gerritsen vraagt dhr Zanen de tekst aan te geven waarin de fondsvorming aan de orde is. Dhr Zanen (PvhN) antwoordt dat het op bladzijde twee staat vermeld: “een fondsmodel van waaruit noordelijke initiatieven ondersteund kunnen worden met als doel een hoger kwaliteitsniveau te bereiken”. Voorts wordt gewag gemaakt van het fonds op bladzijde zeven: “[…] onze ambitie om met andere noordelijke overheden te komen tot een productiefonds”. Het besluit dat is genomen om vraaggericht naar instellingen toe mogelijkheden te bieden. Dit wordt op bladzijde twee benadrukt. Kunststation C zal ‘in de benen worden gezet’, want die zal bemiddelen tussen de vraag en het aanbod. Dhr Zanen maakt zich zorgen om het aanbod wanneer de provincie hier de handen enigszins van aftrekt: is er in de toeko mst wel voldoende kwalitatief aanbod om aan de gestelde vraag te voldoen? Daarin moet natuurlijk een evenwicht worden gevonden. Dhr Zanen is van mening dat het College voorzichtig moet zijn met het leggen van het accent op Kunststation C, want dit zou aan de andere kant een probleem kunnen creëren met betrekking tot het aanbod. De voorzitter gaat in op de vraag van dhr Zanen of het fonds waar gewag van wordt gemaakt inderdaad het noordelijke fonds is. Volgens de voorzitter staat dit letterlijk in de tekst op bladzijde twee. Het is derhalve enigszins vragen naar de bekende weg. Dhr Zanen (PvhN) verduidelijkt dat zijn vraag betrekking heeft op de koppeling met een discussie met het Rijk waarin sprake was van een verdubbeling van het fonds. De voorzitter legt uit dat het om die notitie gaat. Dat staat in het stuk. Dhr Abbes (CDA) merkt op dat het CDA zich in grote lijnen in het stuk kan vinden. Het is ambitieus en veel zaken zijn zeer herkenbaar. Vanaf punt 1 ‘bereik door verankering’, sociaal-culturele samenhang, enzovoorts, gaat het om zaken die goed bij het CDA passen. Daarnaast is het stuk gebaseerd op conclusies die worden getrokken uit de evaluatie van de huidige Cultuurnota. Deze - naar opvatting van dhr Abbes redelijke conclusies worden door het CDA gedeeld. Ten aanzien van de rol van de provincie Groningen zijn voor het CDA de controlemomenten, ijkpunten, meetpunten van belang. Op de derde regel op bladzijde twee staat: “Nu vraagt het veld ons actiever te regisseren, initiatief te nemen en duidelijke keuzes te maken”. Naar inzicht van de CDA-fractie houdt dit verband met het aspect dat Provinciale Staten er dichter op kunnen zitten en het element van regisseren iets nadrukkelijker kunnen vermelden. Het komt iedere keer weer terug in de commissie. De commissie discussieert er ook over in termen van dat het goed zou zijn om een soort van sjabloon te bedenken, dat losgelaten kan worden op veel van dit soort gesubsidieerde instellingen. Hier en daar twijfelt de CDA-fractie of de hoge ambitie wel kan worden gehaald, maar tegelijkertijd is zij benieuwd of deze ambitie kan worden gehaald. Het zou fantastisch zijn wanneer de ambitie kan worden verwezenlijkt. De actieve deelname in kunst en cultuur op bladzijde vier. Dit is typisch een punt van het CDA. Bij het vorige agendapunt is hier ook al aan gerefereerd: cultuurparticipatie.
26
Kortom, dit stuk ligt natuurlijk naast het document wat de commissie onder het vorige agendapunt heeft behandeld. Daar zijn veel zaken reeds vermeld. Mw Deinum-Bakker (D66) stelt dat D66 de notitie heeft geschreven. Dat is daarom het standpunt van D66, ware het niet dat deze notitie al lang klaar was voordat de commissie deze brief ontving. De D66-fractie acht de beleidsbrief zeer prettig leesbaar. Het nodigt uit om na te gaan wat er allema al in de Cultuurnota wordt opgenomen en dit te toetsen aan de standpunten van D66. De kunstintendant. Dit zal ook bij de bespreking van de Begroting aan bod komen. Mw Deinum hoopt niet dat de kunstintendant iemand is die van boven alles gaat regelen, maar juist met de mensen en die met de ontwikkelingen en de organisaties die er zijn tot iets bijzonders komt. Het noordelijke productiefonds. De D66-fractie wenst te vernemen of het Rijk het miljoen ter beschikking zal stellen. Daar hangt alles vanaf wanneer het fonds er zou komen. Dhr Zanen (PvhN) geeft in de richting van de voorzitter aan dat dit tevens zijn vraag was. Mw Deinum-Bakker (D66) noemt voorts het belang van de multifunctionele huizen, iets wat ook in de notitie van D66 staat aangegeven. Wanneer het mogelijk is zijn daar podia. Zoiets als ’t Vlechtwerk in Noordwolde is natuurlijk uniek. Daar was een school en achterstand. Mogelijk kan in de provincie ook iets dergelijks van de grond worden getild. De economische spin-off van cultuur acht D66 van groot belang. Het versterken van de cultuurhistorische elementen in het landschap – waar dhr Kok ook telkens over spreekt. Dit is zeer belangrijk. In Friesland was indertijd het ‘monument van de maand’. Een gedeelte van de Slachterdijk – de oude zeedijk om de Middelzee – is een project geweest. Nu houdt men daar een marathon en nog andere zaken. Er hoeft niet iets te worden gekopieerd, maar het gaat om de gedachte dat aan een deel van het cultuurhistorisch landschap soms extra accent wordt gegeven. bijvoorbeeld middels een boekje. Dit kan geweldig helpen om mensen te interesseren voor het gebied. Er kan toerisme aan worden gekoppeld. Dergelijke projecten zijn er in de provincie ook wel, maar door het structureel, vaker en langjarig te doen krijgen ze een eigen gezicht. Cultuureducatie. Hierover is reeds gesproken. D66 wenst dat het plan wordt vertaald in uitvoering. Het belang dat de collectie Groningen zichtbaar blijft is voor D66 eveneens een wezenlijk punt. ICT is van belang, ook ten aanzien van de digitalisering van de collectie Groningen. D66 pleit voor een flexibel fonds voor nieuwe initiatieven, zodat niet al het geld vastligt. Dhr Hilverts (ChristenUnie) deelt mee dat bij punt 1, het stimuleren van het cultuurbereik in de regio, onder andere de postkantoren en de thuiszorg worden genoemd. Wat voor rol postkantoren en thuiszorg moeten gaan spelen is de fractie van de ChristenUnie niet geheel duidelijk. Misschien kan het College dit toelichten, want - dhr Kok refereerde hier ook al aan - de postkantoren in de regio worden minder. De mensen in de thuiszorg hebben het ook zeer druk. Bij vakantie is daar ook al sprake van onderbezetting. Dhr Hilverts verzoekt het College om een toelichting. De voorzitter wenst namens Groenlinks enkele zaken op te merken met betrekking tot dit agendapunt. In grote lijnen kan de fractie van GroenLinks het eens zijn met de uitgezette koers. De aanpak van het beter verankeren van de regionale cultuurplannen en het zoeken naar een werkplaats per regio van waaruit een culturele aanjager amateurs en professionals bij elkaar brengt, lijkt GroenLinks een goede zaak. Het moet naar inzicht van GroenLinks meer van de grond kunnen komen. De klacht van de regio’s was ook dat er veel te bureaucratisch wordt gewerkt. De GroenLinks-fractie vindt wel dat
27
het moet worden aangesloten bij datgene wat er in de regio al is, dat er kortom niet iets moet worden ‘gedropt’ vanuit de provincie en dat er niet moet worden uitgegaan van één model. Het zou bijvoorbeeld niet goed zijn om overal het Cultuurhuus te droppen in de verschillende regio’s. Het versterken van de regionale identiteit. In dit hoofdstuk is naar opvatting van de GroenLinks-fractie sprake van veel onduidelijkheden. Een voorbeeld hiervan is het Huis van de Groninger Cultuur. Datgene wat de provincie net heeft opgetuigd komt daar in het geheel niet in terug. Mw Folkerts hoopt dat de massa vrijwilligersorganisaties die de provincie op dat terrein rijk is in de Cultuurnota de nodige aandacht zullen krijgen. Ontwikkeling van talent en kwaliteit. GroenLinks acht de gedachte aan een kunstintendant spannend, doch kwetsbaar. Het is mensenwerk. Een goede kunstintendant kan geweldig werken en kan dienst doen als een enorm vliegwiel. Er dient echter goed te worden nagegaan of een kunstintendant iets oplevert. Hoe dit precies moet is lastig, want het is ook kwetsbaar om iemand tijdelijk aan te stellen. Er dient in elk geval een vorm voor te worden gevonden. Tijdens gesprekken die mw Folkerts heeft gehad met veel jonge kunstenaars toen de nota over de drie noordelijke provincies aan de orde was, bleek dat vele kunstenaars de ontmoetingsplaats zeer missen. Soms hadden ze het gevoel sterk in hun eigen kringetje aan het werk te zijn en dat ze in een soort cultureel mistlandschap leefden. Mw Folkerts acht het derhalve van groot belang om hierop in te zetten. Een intendant zou hier best iets aan kunnen doen. Aangezien het stuk mw Folkerts aanspreekt geeft zij te kennen nog niet goed te kunnen overzien wat het College uit het oude beleid laat vallen. Het is gebaseerd op de evaluatie, maar GroenLinks zou hier meer informatie over wensen te krijgen. Mw Folkerts geeft aan hier zelf nog zeker naar te zullen kijken, aangezien zij de mening is toegedaan dat het goede kind niet met het badwater mag worden weggegooid. Voorts wenst mw Folkerts gewag te maken van de IVAK, teneinde het genoemd te hebben en het aldus zorgvuldig mee te nemen. Gedeputeerde Gerritsen constateert dat veel fracties hebben aangegeven dat het een inspirerend en verrassend stuk is, maar ook behoorlijk ambitieus. De gedeputeerde is zeer verheugd met deze reactie op hoofdlijnen. Het College wenst – en dit is meteen een antwoord naar mw Folkerts toe op het laatste punt – voort te bouwen op bestaande zaken die goed zijn. Een aantal zaken is in gang gezet. De Cultuurnota is een uitstekend moment om alles weer goed af te wegen en nieuwe zaken in te zetten, maar niet om alles per definitie helemaal anders te doen. De bedoeling van de drie motto’s die het College heeft neergelegd is om enkele accenten aan te brengen. Het cultuurbereik is niet nieuw. Het College focust erop om het cultuurbereik vast te maken aan initiatieven van mensen zelf in de regio. Dit is uit de regionale cultuurplannen die in de vorige periode zijn opgezet naar voren gekomen. Het is een prima werkwijze, maar het beklijft nog te weinig en wordt nog te weinig vastgemaakt. Het College wenst dit door te zetten en vast te maken aan de regio’s. Dit is ook wat mw Deinum bedoelt. Het dient van onderop te worden opgepakt en niet allemaal te worden opgelegd. Het College bevroedt dat bij een dergelijke werkwijze het bereik zal functioneren. Er wordt niet geforceerd getracht om bepaalde groepen in een theaterzaal te krijgen. Het moet wel, maar wanneer de provincie dit vastmaakt aan bepaalde instellingen, verenigingen, enzovoorts, welke vervolgens activiteiten ontplooien, hetgeen de ronde doet waardoor mensen er bij betrokken worden, dan werkt dit en beklijft dit. Hetzelfde geldt voor cultuureducatie. Wanneer het aanbod wordt neergelegd en aangereikt, dan zal me n dit mogelijk positief bejegenen, maar het is niet van de school zelf. De hoge ambitie van het College is om het zowel met de IVAK - de gedeputeerde wenst deze instantie met nadruk te noemen en Kunststation C vast te maken aan de scholen. Is er dan voldoende aanbod? De gedeputeerde staat op het standpunt dat er zeer veel aanbod is, ook als het gaat om het roerende en onroerende culturele erfgoed, iets wat ook absoluut een aandachtspunt is. Zeer veel instellingen en musea zijn beschikbaar om er dingen mee te doen. Het dient
28
echter vooral ingevuld te worden door de scholen zelf. De gedeputeerde heeft niet de indruk dat daar een probleem ontstaat. Het College zal hier alert op zijn. Een ander belangrijk accent is dat het College altijd al veel aan monumentenzorg heeft gedaan. Dit is iets wat het College buitengewoon belangrijk vindt en waar het College de afgelopen tijd al zeer veel aandacht aan heeft besteed. Gedeputeerde Gerritsen heeft eerder in de vergadering over de borgen gerapporteerd. Het College is ook doende met de molens. De commissie heeft nog aandacht gevraagd voor de orgels. De gedeputeerde geeft aan dit goed tot zich te hebben genomen. Er is gesproken over de regionale Groninger taal en cultuur. Zo-even is nog over de afstemming gesproken. Het College heeft derhalve zelfs twee stevige initiatieven genomen. Dit wenst het College vanzelfsprekend voort te zetten. Wanneer de tekst daar niet helder genoeg over is dan wenst de gedeputeerde in elk geval aan te geven dat in de ontwerpnota daar uitvoerig op wordt ingegaan. Het gaat feitelijk telkens om daarmee bezig te zijn vanuit een bepaalde filosofie. Deze filosofie is ontwikkeling. Alleen maar streven naar behoud is namelijk uiteindelijk het einde, want dan blijft het statisch. Het College kiest voor een dynamische aanpak. Bij monumenten dient te worden gedacht aan nieuwe functies, bij taal en cultuur aan nieuwe invullingen, bijvoorbeeld de Stichting Nei die met Groningse popmuziek bezig is. Dergelijke initiatieven maken het weer levend om ook bestaande verenigingen waar heel veel vrijwilligers bij betrokken zijn daarin mee te nemen. Het derde accent ligt in het verlengde van het Actieplan Culturele Infrastructuur waarin wordt gesteld dat het niet alleen voor de Stad maar voor de hele regio van belang is om dynamiek in de kunstensector te brengen. Dat geeft een uitstraling, een dynamiek en een profilering. Dit is in de RO-sector, maar ook in de economie van groot belang voor vestiging van het klimaat, enzovoorts. Dat zijn de hoofdkeuzes. De gedeputeerde merkt dat de commissie aangeeft dat de hoofdkeuzes – die politieke keuzes zijn – voor een groot deel kunnen worden gevolgd, al wordt er wel verzocht om specificaties, uitwerkingen en zijn er enkele vragen bij. Dit is goed om vast te stellen en belangrijk. In antwoord op de vraag die neergelegd is over het financieel perspectief stelt de gedeputeerde dat het financieel perspectief is dat het College in de afgelopen jaren in de Voorjaarsnota, bijvoorbeeld voor het Actieplan Culturele Infrastructuur en ook het Huis van de Groninger Cultuur, aanzienlijke bedragen heeft uitgetrokken. Dit geldt eveneens voor het budget Stimulering Kunst en Cultuur. Dit bedraagt circa 700.000 euro. Het College zal nu geen plus maken. In de afgelopen Voorjaarsnota is er een incidenteel en fors bedrag voor het Groninger Museum opgenomen. Het College zal echter in de Cultuurnota niet structureel een plus aanbrengen, maar het College wenst de extra ruimte die in 2003 is gemaakt te bestendigen. Dat is het perspectief. Dit betekent dat er ook keuzes moeten worden gemaakt. Deze discipline mag van de Staten en het College worden gevraagd. De vraag die hierbij cruciaal is, is hoe de uitgangspunten kunnen worden gerealiseerd en hoe ze kunnen worden vertaald in concrete initiatieven. Dit zijn de initiatieven die het College aan de Staten voorlegt. Het College zal ook expliciet aan de Staten melden welk oud beleid zal worden ingeleverd. Het maken van deze keuzes is noodzakelijk. Het College zal deze keuzes dan ook maken. Een belangrijke lijn betreft de intendant en de aanjagers. De aanjagers hebben met name te maken met de werkplaatsfunctie. Op het regionale vlak betekent dit het aanhaken bij bestaande instellingen – geen nieuwe instellingen – als schouwburgen. Het College zal hierop terugkomen hoe dit exact gestalte zal krijgen. Daar dienen centraal mensen te zijn die van onderop bezig gaan met amateurverenigingen, et cetera. Er is vanuit de regio echt vraag om dit te doen. Dit moet het College concreet uitwerken en zal hier in de ontwerp-Cultuurnota op terugkomen. De gedeputeerde kan zich vinden in de opmerking van dhr Zanen ten aanzien van de kunstintendant dat het wel kwetsbaar is. Het komt er op aan dat de kunstintendant iets brengt. Het is mogelijk hierbij de plank mis te slaan. Naar opvatting van de gedeputeerde dient het zodanig te worden georganiseerd dat het ingebed is in een breder verband. Wel moet ervoor worden gezorgd dat de keuze goed wordt gemaakt. Als dat goed gebeurt dan kan hierin een enorme meerwaarde zitten, aldus de gedeputeerde. Het College heeft
29
in de evaluatie met de GAC (Groninger Adviescommissie Cultuur) en de PABK (Provinciale Adviesraad Beeldende Kunst) vastgesteld dat er veel van hetzelfde is. Het zijn steeds dezelfde mensen. Een hele hoop mensen is er ook niet. Waarom niet? Ook vaak mensen uit de regio. Er zijn tal van initiatieven, maar waarom komen deze initiatieven niet uit de startblokken? Willen ze dat niet? Hier liggen kansen, bijvoorbeeld rond het Tryater van theaterleider Jos Thie, dat aangeeft dat een sterke verankering in de regio kan ontstaan door met de regio in te zetten, initiatieven te ontplooien met verenigingen en bestaande instellingen, waardoor nieuwe zaken worden gecreëerd die ook van de regio zelf zijn en die ook een eigen klankkleur geven aan de regio. Het hoeft derhalve geen hoogdravende kunst met de grote K te zijn, maar wel zaken die kwaliteit hebben. Het College denkt dat een kunstintendant daarvoor absoluut nieuwe initiatieven kan geven. Het College zal onderzoeken of het mogelijk is om de kwetsbaarheid van het aanstellen van een kunstintendant te verminderen. Dhr Hemmes en mw Deinum zijn geïnspireerd door ’t Vlechtwerk. De gedeputeerde stelt dat het een fantastisch initiatief is. Hij bekent het nog nimmer te hebben bezocht, maar het spreekt hem buitengewoon aan. Het zou mooi zijn wanneer de provincie meer die richting op zou gaan. Gedeputeerde Mulder is namens het College bezig met de multifunctionele centra. Het College heeft ten aanzien van deze centra al initiatieven genomen, maar loopt nu aan tegen de financiële beperkingen van de gemeenten. Inderdaad is dit een probleem dat het College op allerlei punten tegenkomt. Toch acht het College het van belang als benadering om tegenwicht te bieden aan het wegvallen van lokale voorzieningen als postkantoren. Het College wenst het draagvlak te versterken door het bundelen van voorzieningen. Er zijn reeds diverse voorbeelden van beschikbaar. Het College wenst hier sterk in te investeren. Gedeputeerde Mulder heeft dit de Staten aangeboden en het is nu in werking. Het is een belangrijke stap. Het College is de opvatting toegedaan dat dit ook kansen biedt aan cultuur: bibliotheken, andere initiatieven, misschien de genoemde werkplaats. De relatie naar andere beleidsterreinen, zoals RO en economie is in het stuk op hoofdlijnen uitgewerkt, maar zal terugkomen. Het punt van de culturele planologie. De gedeputeerde wenst hier een dikke streep onder te plaatsen. Het is buitengewoon belangrijk en het College is voornemens er meer aan te doen. Het voorbeeld van de Slachterdijk is zeer treffend. Met Kunst werd deze oude dijk gemarkeerd. Met Friesland loopt het project Lemmer-Delfzijl. Het is een buitengewoon beeldbepalend element, waar bijzondere zaken plaatsvinden. Dit wordt gemarkeerd met een kunstproject. Het gaat natuurlijk niet alleen om kunst, het gaat ook om het landschap zelf en de vormgeving van de openbare ruimte en architectuur, stedenbouw. Het College wenst derhalve meer een koppeling te maken met de RO-sector, met de Regiovisie. Dit is een stap die het College voornemens is te zetten. De regionale cultuurplannen. Er is een evaluatie geweest. Het College heeft gesteld daarmee door te willen gaan. De provincie is nu met gemeenten in de slag om ze aan te sporen ook door te gaan. Daar doet zich precies hetzelfde punt voor dat dhr Hemmes aanroerde, namelijk de vraag of gemeenten dit kunnen betalen. Veel gemeenten geven echter aan het van belang te vinden en bereid te zijn tot voortzetting, omdat er dan meer gebeurt dan anders mogelijk is. Het is een goed signaal. Het Groninger Museum heeft de bijzondere aandacht van dhr Kok. Dit is het College bekend. Het College zal toezien op de moederrol die men wenst waar te maken. Het College wil zeer graag dat er meer gaat gebeuren met de historische collectie. Het historisch museum of het centrum voor geschiedenis is er nog niet. Dit zal nog geruime tijd kunnen duren. De provincie heeft echter wel een schitterende collectie. De ambitie dient derhalve te zijn om hier iets mee te doen. Dit past nadrukkelijk in het verhaal van Groningen. De gedeputeerde koppelt hieraan de gedachte van D66 om te flexibiliseren. Het is feitelijk een zeer brede gedachte. Het College zal dit onderzoeken. Het College ziet op dit punt een mogelijkheid om middels flexibiliteit ervoor te zorgen dat de collectie af en toe zichtbaar wordt gemaakt. Dan is er geen historisch museum, maar een budget Historische Collecties. Dit zijn gedachten die in het College spelen. In zijn algemeenheid
30
spreekt de gedachte het College ook wel aan, maar ook moet worden vastgesteld dat er heel veel instellingen zijn die het zeer behoorlijk doen. Om daar zomaar op te gaan korten ten behoeve van een flexibel budget gaat een stap te ver, aldus de gedeputeerde. Er is een aantal, dat het buitengewoon goed doen, ook musea. Die staan al geruime tijd in de Cultuurnota. Men kan dan origineel zijn en stellen dat het allemaal anders moet, maar het College is van mening dat dit vastgehouden dient te worden. Die rem zit er op. Mw Boon reikt aan dat naast de kunstintendant ook de digitale mogelijkheden zouden kunnen worden benut. In de ogen van de gedeputeerde zijn hier al veel verschillende zaken voor. Deze heeft hij niet direct op het netvlies, maar zullen erbij worden betrokken. Natuurlijk kunnen hierdoor zaken worden gefaciliteerd. De vraag van mw Deinum en dhr Zanen ten aanzien van O,C en W. Het College heeft vorige week donderdag overleg gehad met de staatssecretaris. Er zijn afspraken gemaakt, die op het moment van de Cultuurnota naar buiten zullen komen. Afgesproken is om tot dat moment – de derde dinsdag in september – geen mededelingen over deze afspraken te doen. De gedeputeerde betreurt het hierover geen mededelingen te kunnen doen, maar het is de afspraak. De regionale identiteit moet inderdaad worden uitgewerkt. Mw Van Tright (IVAK) geeft te kennen dat, toen zij het College zo-even vroeg om de IVAK met name in de beleidsbrief op te nemen, zij niet wist dat de IVAK al breed is uitgemeten in de nota die nu ter bespreking in de commissie voorligt. Mw Van Tright stelt zeer verheugd te zijn met de herhaalde toezegging van de gedeputeerde dat de IVAK en het Kunststation C een rol zullen spelen in de volgende periode met betrekking tot de cultuureducatie. De IVAK zal zeker in doorgaande ‘leerlijn’ ervoor zorgen dat het provinciale beleid zoals hier is uitgesproken heel goed tegen het licht wordt gehouden, zodat de provincie datgene wat in de IVAK wordt geïnvesteerd ook in beleid terugkrijgen. Mw Van Tright acht het enigszins zorgelijk dat de financiële verdeling pas later zal worden afgewogen. Het College en de commissie zullen dit begrijpen. Mw Van Tright spreekt de hoop uit dat ook dit in orde zal komen. In tweede termijn Dhr Kok (PvdA) merkt op dat in het stuk – en ook in het vervolgstuk over de Begroting, dat later zal worden besproken –het College voortdurend gewaagt van de dynamiek van de kunstensector in Groningen. Dhr Kok vraagt of het mogelijk is om het begrip ‘dynamiek’ concreter te definiëren. Voorts herhaalt dhr. Kok zijn vraag naar de werkplaatsen. Het fenomeen spreekt tot de verbeelding. Er is ook al een schot voor de boeg gedaan over het aantal: één per regio, hetgeen zou resulteren in vier à vijf werkplaatsen. De PvdA-fractie wenst hier een onderbouwing van of in elk geval een toezegging dat in een vervolgronde hier een onderbouwing voor wordt gegeven. Het staat ook in relatie met de culturele infrastructuur en de bewonersaantallen, zo neemt dhr. Kok aan. Tot slot het verhaal van Groningen. Dhr Kok heeft ervoor gepleit om de archeologie daarbij te betrekken en is benieuwd of dit ook zal gebeuren. Mw Boon- Themmen (VVD) stelt zeer verheugd te zijn dat de gedeputeerde heeft toegezegd dat hij goed zal nadenken over de invulling van de intendant. Dhr Hemmes (SP) roept zijn voorstel in herinnering om een werkbezoek aan ’t Vlechtwerk af te leggen. Hij vraagt de andere fracties om een reactie. Dhr Zanen (PvhN) deelt mee de ontwerp-Cultuurnota met belangstelling tegemoet te zien. Hij vraagt of de Cultuurnota nog voor de zomer zal verschijnen. De voorzitter vraagt de fracties kort te reageren op het voorstel van dhr Hemmes. Mw Deinum-Bakker (D66) merkt op dat het weliswaar in de provincie Fryslân ligt, maar dat ’t Vlechtwerk in de Stellingwerven ligt en dat men zich daar derhalve Drents voelt. Dhr Hilverts (ChristenUnie) roept in herinnering dat hij ook had gevraagd naar de thuiszorg. Hij vraagt of voor de thuiszorg hetzelfde geldt als voor de postkantoren.
31
Gedeputeerde Gerritsen legt uit dat de multifunctionele eenheden ook goed kunnen worden gerealiseerd op thuiszorgposten. De ontwerp-Cultuurnota zal of net voor of net na de zomer verschijnen. De intendant is een gedachte die het College zal gaan uitwerken, waarbij een aantal opmerkingen wordt betrokken die in de commissie zijn gemaakt, bijvoorbeeld over digitalisering. Archeologie zit inderdaad in het verhaal van Groningen en past daar in, bijvoorbeeld de archeologische informatiepunten. De werkplaatsen. Deze maken natuurlijk onderdeel uit van de notitie Amateurkunsten die de commissie zal ontvangen. Inderdaad wordt er gedacht aan één werkplaats per regio. Zo-even werd gesproken over de Stad, waar het Kunstencentrum een rol zou kunnen spelen. In andere regio’s zou dit vastgemaakt kunnen worden aan een culturele voorziening. Overige zullen nog moeten worden ingevuld. Het zou kunnen voortbouwen op of een verdieping aanbrengen in de regionale cultuurplannen. Daar is het idee ontstaan om het daar zo te doen. Daarbij zit het College inderdaad aan een aantal regionale voorzieningen te denken. In totaal zal het dan gaan om vier à vijf werkplaatsen. Dhr Kok (PvdA) stelt dat er nu nog moeilijk beelden bij te krijgen zijn. Als de amateurs daar naar toe moeten en het betreft een grote regio, zou dit geen slimme oplossing kunnen zijn. In het vervolg verwacht dhr Kok te vernemen welke criteria het College hanteert om één of twee of helemaal geen werkplaatsen in een regio op te richten. Gedeputeerde Gerritsen wenst die vraag mee te nemen. Dit is een punt om goed te onderzoeken in de nieuwe uitwerking. De dynamiek in de kunstensector heeft er onder andere mee te maken dat het nu eigenlijk een soort passief systeem is, waarbij aanvragen kunnen worden ingediend en worden beoordeeld, waarin datgene wat uit de samenleving voortkomt als een soort gegeven wordt beschouwd. Het College wenst dit om te draaien. Het tweede betreft de zaken rond creatieve milieus, kunstenaarsinitiatieven en dergelijke zaken. Het College denkt hierbij aan het faciliteren van ontmoetingsplaatsen of broedplaatsen. De voorzitter sluit het agendapunt af. Zij vraagt met welke kwalificatie de brief moet worden doorgeleid naar de Staten. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat het stuk in het geheel niet in de Staten hoeft te worden behandeld. Het is een brief ter kennisgeving. De commissie heeft erover gesproken, dat is voldoende. De voorzitter legt uit dat het in dat geval een C-stuk wordt. Mw Boon- Themmen (VVD) denkt dat dit betekent dat de provincie er nu al ‘de boer mee opkan’. Mw Deinum-Bakker (D66) geeft aan dat het al bij mensen is. 12.
Brief van GS van juni 2004, nr. 2004-15001, FC (bijlage), betreffende uitwerking vijf thema's waarbij in deze commissie de bespreking van het thema "Cultuur" uit de Programmabegroting plaatsvindt
Mw Boon-Themmen (VVD) vraagt of het de bedoeling is dat de commissieleden het format of de indeling gaan beoordelen, of dat er inhoudelijk wat over gezegd gaat worden. De voorzitter geeft aan dat alles geoorloofd is. De commissie moet aangeven hoe zij vindt dat het hoofdstuk cultuur in de programmabegroting terug moet komen en of dit dan een goed voorbeeld is of dat we vinden dat het anders moet. Mw Boon- Themmen (VVD) stelt dat haar fractie het een goed voorbeeld vindt. Bij het punt media had ze een uitroepteken gezet, dit relateerde ze enigszins aan de zoektocht naar indicatoren.
32
Dhr Kok (PvdA) stelt dat de PvdA-fractie bepaald nog niet tevreden is. De fractie is wel blij met het voorstel omdat dit prikkelde om hier verder over na te denken. Dit is ook bepaald geen gemakkelijke stof. Hij heeft enkele vragen en voorstellen om grip op de materie te krijgen. Bij cultuurbereik gaat het met name om de betrokkenheid van met name de Groningers. Mede in het licht van de discussie die vanmiddag heeft plaatsgevonden, zou de PvdAfractie ook de bezoekers aan onze provincie hierbij willen betrekken. Voorts vraagt dhr Kok zich af waarom taal hier expliciet wordt genoemd, onder de definitie van ‘cultuur’ valt taal namelijk vanzelfsprekend ook. Wat betreft het erfgoed is een verbreding ook gewenst. Alles moet beter gedigitaliseerd ontsloten worden en vaker voor een breed publiek worden gepresenteerd. Op dit moment is het nog algemeen beschreven. De dynamiek in de Kunstensector in Groningen versterken. Ook met de toelichting van gedeputeerde Gerritsen blijft het voor dhr Kok de vraag wat dynamiek nu precies inhoudt. Is het een idee om te praten over culturele infrastructuur en dan te zorgen voor dat basisniveau en het topniveau in de stad Groningen? Hoe moet dynamiek gezien worden in relatie met het vestigingsklimaat? De algemene opvatting is steeds dat kunst in cultuur moet worden gebracht omdat we het vestigingsklimaat in Groningen willen verbeteren. De PvdA is hier voorstander van, maar vervolgens bestaat in dit kader als het gaat om de begroting ook de wens om daar grip op te krijgen en het eventueel te sturen. Het punt media ligt helemaal gevoelig. Wat is een gezonde basis? Het landschap hoort natuurlijk ook bij de cultuur, maar dit laat dhr Kok over aan de commissie Landschap, Water en Milieu. Vervolgens gaat het over de prioritering en dan wordt het nog lastiger. Eerst wordt gerept over het cultureel bereik. Een aantal nulmetingen zou doorgevoerd kunnen worden en daar kan een heel wetenschappelijk monitoringsysteem onder gelegd worden. Dat is niet de bedoeling, want het moet wel pragmatisch zijn. Met de zes deelterreinen van cultuur is de fractie echter niet tevreden. Zij daagt de gedeputeerde uit om daar wat verder op in te gaan, en daar wil de PvdA-fractie best behulpzaam bij zijn. Bij de definitie van ‘cultuurbereik’ heeft dhr Kok zo-even reeds een schot voor de boeg gedaan. Ten aanzien van het erfgoed onderstreept ook dhr Kok het belang van en het verdere verwerken in een doelstelling van digitalisering. Inhoudelijk is hij niet zo goed op de hoogte van de waarde van de collectie van Groningen en die tachtig procent wenst hij derhalve toegelicht zien voordat daar een keuze in wordt gemaakt. Voorts wil de PvdA ook de presentatie van het erfgoed nader gepreciseerd zien. Het moeten vrij toegankelijke tentoonstellingen - in bijvoorbeeld postkantoren of multiculturele centra - zijn en wat de PvdA betreft minimaal vier. Bij de kunsten haalt dhr Kok nogmaals het opstellen van een culturele kaart aan. Dat geeft naar zijn idee meer inzicht in de dynamiek. Als met de gedeputeerde een afspraak zou kunnen worden gemaakt dat over een of twee jaar zo’n kaart als prestatie-indicator voorligt, zou dat mooi zijn. Daarna kan dan verder worden gepraat over het wel of niet halen van welk niveau. Dhr Kok leest dat kunsten steeds meer worden ingezet voor economie. Hoe maken we dat grijpbaar wat betreft het vestigingsklimaat? Het aanbod bij media spreekt de PvdA-fractie aan, maar of dat helemaal in relatie ligt met wat eerder in discussie is geweest - de financiën - is sterk de vraag. Dhr Hemmes (SP) geeft aan dat het voor iedereen nog wennen is. Het valt hem op dat het punt cultuur erg vaag is gesteld en heel summier is weergegeven. Dit had wel wat uitgebreider gemogen. Als geen meetpunten en doelstellingen zijn aangegeven blijft alles
33
nogal zweven. Met betrekking tot de media vindt dhr Hemmes de opmerking “zorgen voor een gezonde regionale omroep” ook vaag. Met betrekking tot welke prijs wil hij als Statenlid bijvoorbeeld graag weten. Dat leest hij hierin niet terug. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat het hele verhaal van de Duale Begroting een antwoord is op de www-vraag: “Wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen en wat mag het kosten? Wat in de opzet - begrijpelijkerwijs, want het gaat om de aanloopfase - fundamenteel onjuist is, is de vraag wat het mag kosten. Dit bedrag van 15,8 miljoen moet toch eigenlijk het sluitstuk van het hele verhaal zijn, vindt dhr Van Zuijlen. Eerst moet bepaald worden wat de wensen zijn, daarna wat hiervoor wordt ingezet en ten slotte pas de bedragen genoemd. De beoogde doelstellingen worden op deze manier wel een heel erg ingekaderd. Hij meent te begrijpen dat de doelstelling is dat meer Groningers meer betrokken moeten worden bij activiteiten. Is dat meetbaar? In het stuk wordt daar een goede poging toe ondernomen. Een longitudinaal bevolkingsonderzoek te beginnen met een nulmeting is wenselijk. Dit is echter erg kostbaar, maar tegelijkertijd dient dit soort zaken wel te worden ondernomen om te kunnen beoordelen of provinciaal beleid effect heeft. Dhr Van Zuijlen zet liever in op een iets lager ambitieniveau. Zo’n onderzoek als hierboven onderzoekt de langetermijneffecten, maar Statenleden zitten hier meestal geen vijftien jaar. In eerste instantie moet genoegen worden genomen met de deelterreinen en met de middelen daartoe, zoals cultuurbereik, erfgoed, et cetera. Dan kan na een periode van vier jaar worden gekeken en dan kunnen de doelen concreter worden gemaakt. Met betrekking tot de concreetheid van cultuurbereik leest hij in de eerste zin van de beleidsbrief: “In de kleine kernen staan de voorzieningen onder druk, daarom wordt in verschillende provinciale beleidsvelden nagedacht over de mogelijkheden om functies onder één dak te brengen.” Hierop verwachtte hij een vervolg van hoeveel multifunctionele centra er in de toekomst gaan komen met een duidelijke provinciale bemoeienis, waarbij gemeten kan worden of de partners in het veld tevreden zijn over de manier waarop de provincie zich ermee heeft bemoeid en waar allemaal een culturele insteek in zit. Dhr Van Zuijlen vindt alleen terug dat het opzetten van culturele netwerken moet leiden tot zes. Deze zijn er echter waarschijnlijk al wel. Wordt bij deze zes aangesloten? Wat is een netwerk? Welke bemoeienis wenst de provincie daarbij te hebben? Wenst het College ze te initiëren of erop aan te sluiten? Allemaal vragen, maar het kernverhaal over de centra mist dhr. Van Zuijlen in het geheel. Bij het erfgoed is de zaak al veel duidelijker. Het instandhoudingpercentage is tachtig procent. Dhr Van Zuijlen kan niet goed inschatten wat dit precies betekent maar het geheel ziet er positief uit. Vier toegankelijke presentaties per jaar is ook een helder en meetbaar begrip, waar hij mee uit de voeten kan. De vraag naar de dynamiek bij de kunsten houdt dhr Van Zuijlen ook bezig. Dynamiek is aardig, maar hij ziet niet hoe deze terugkomt in dit verhaal over de prioriteiten en indicatoren. Met name het verhaal over de opleiding mist dhr Van Zuijlen. Een opleiding is een uitstekend middel om dynamiek aan te jagen en in Groningen zitten in elk geval twee instellingen – de Rijksuniversiteit en de Hanzehogeschool – die pretenderen de kenniscentra van het Noorden te zijn. Daar moet de provincie op aan kunnen sluiten. Het realiseren van een dergelijke opleiding kan een hele concrete doelstelling zijn voor de komende vier jaar. Een kunstintendant is een middel en volgens hem geen doel. Het realiseren van een dergelijke positie lijkt niet een doelstelling als zodanig, GroenLinks verneemt liever wat daarmee bereikt moet worden. Het verhaal van de festivals en instellingen kan de goedkeuring van de GroenLinks-fractie wegdragen. De gewenste ontwikkelingen worden feitelijk omschreven als: “Laten we het nu doen met wat we hebben en daarop inzetten”.
34
De media is een gevoelig punt. Dhr Van Zuijlen leest dat over de kwaliteit in elk geval niets gezegd kan worden, maar deze discussie ligt nog open en hoort bij het verhaal over de indicatoren, waar met smart naar uit wordt gezien. De conclusie is dat het voorliggende stuk als pilot wel heel erg prematuur is, dit kan wat betreft de GroenLinks-fractie nooit rechtstreeks op deze manier de Begroting in. Dhr Zanen (PvhN) kan zich in grote lijnen vinden in de woorden van zijn voorganger. Juist bij cultuur is de mate van uitwerking erg beperkt en vaag gebleven, behalve de kunstenintendant die met 1,0 fte heel duidelijk staat beschreven. Met betrekking tot de media is dhr Zanen ook van mening dat deze discussie nog gaande is, gezien de zin over kwalitatieve informatie: “[…] dat geen positie wordt ingenomen ten aanzien van de inhoud en kwaliteit van programma’s”. Het is maar de vraag of men ten aanzien van de inhoud van programma’s niet een mening moet hebben. Als bijvoorbeeld sprake is van een programma dat gericht is op de jeugd dan vindt dhr Zanen een kwantitatieve prestatie-indicator wel voorstelbaar. Dhr Hemmes (SP) kan zich voorstellen dat men iets kwijt wil over de kwaliteit van een bepaald product, maar aan de inhoud van de landelijke pers dient een politieke partij niet de vingers te branden. Dit zou hetzelfde zijn als wanneer dhr Zanen zich met de inhoud van het DvhN zou willen gaan bemoeien. Dhr Zanen (PvhN) stelt dat het DvhN gewoon een particuliere onderneming is met winstoogmerk, iets heel anders dan een publieke omroep die gedeeltelijk gefinancierd wordt door de provincie. Het gaat hem niet om de journalistieke verantwoordelijkheid, maar wel over de zaken die de zender biedt. In het stuk komen drie zaken aan de orde: informatieve, educatieve en culturele programma’s, maar volgens hem mogen het bereik en het tijdstip er ook wel bij worden betrokken. Ook over de doelgroepen verneemt de PvhN graag meer. Dit zijn zaken die met de programmaleiding open besproken moeten kunnen worden. Dit is een belangrijk instrument waar veel geld aan wordt gegeven, derhalve moet de kwaliteit ook goed zijn. Dhr Hemmes (SP) is van mening dat opmerkingen over de kwaliteit op een heel ander vlak liggen dan het zich inhoudelijk bemoeien met een programma. Dhr Zanen (PvhN) is niet van mening dat een programma op zijn inhoud bekritiseerd moet worden, maar dat niet vergeten mag worden dat deze inhoud voor de provincie heel relevant is. Mw Smit (PvdA) vraagt aan dhr Zanen of hij werkelijk zou willen dat wanneer de Staten aangeven een programma voor jeugd te willen, zij zover kunnen gaan dat voor Klokhuis wordt gekozen in plaats van Idols, omdat laatstgenoemde misschien van inferieure kwaliteit is. Mw Smit kan zich voorstellen dat daar gericht op doelgroepen misschien een uitspraak over gedaan zou mogen worden in de trant van een aanbeveling, maar dat de provincie ook zou moeten aangeven hoe dat zou moeten, gaat haar veel te ver. Dhr Zanen (PvhN) stelt dat inderdaad de mogelijkheid bestaat om aanvullende zaken te vragen als er extra voor wordt betaald. Dat is een aspect die ook in de medianota zit. Maar hij denkt dat je wel degelijk een discussie kunt hebben met de zender over welke zaken zij de komende tijd aan de orde hebben en dat men daar gerust opvattingen over mag hebben. Hij noemt hier het streektaalgebruik waar wat meer aandacht aan besteed zou kunnen worden. Voorschrijven is niet de bedoeling, maar de relatie van de provincie met deze zender moet wel uit de verf kunnen komen, aldus dhr Zanen. Daar moet een open en publieke discussie over kunnen plaatsvinden. Mw Boon-Themmen (VVD) is van mening dat de provincie zich daar niet mee moet bemoeien, als ze opeens Fries zouden gaan praten mag aan de bel worden getrokken, maar eerder niet. Dhr Abbes (CDA) constateert dat over inhoudelijke zaken al veel gezegd is en daar kan zijn fractie zich gedeeltelijk wel in vinden. Het stuk is echter te vaag en moeilijk hanteerbaar geworden, dat wordt nu duidelijk. GroenLinks stelde dat het stuk prematuur
35
was omdat eerst de bedragen worden genoemd. Hier kan dhr Abbes deels mee instemmen, maar anderzijds is het wel zo dat de Begroting beter in de hand wordt gehouden als de bedragen tevoren worden vastgesteld en niet achteraf moet worden geconstateerd dat de Begroting fors is overschreden. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat vooruit wordt gelopen op een kerntakendiscussie die ongetwijfeld gaat komen en is de mening toegedaan dat deze methode zich daar goed voor leent. Hij is zich ervan bewust dat dit nu nog niet aan de orde kan zijn. Dhr Abbes (CDA) stelt dat zijn fractie de kwestie van meetbaarheid ook te vaag acht. Aan de ene kant wordt gesteld dat de meetbaarheid slecht is, maar de beïnvloedbaarheid sterk. Dit staat naar opvatting van dhr Abbes haaks op elkaar. Als de beïnvloedbaarheid sterk is, dan is juist veel beweging mogelijk en is er veel meer aanleiding om zaken te gaan meten. Als hier geen beweging in zit zou het veel lastiger zijn om een bepaald punt vast te stellen. Die meetbaarheid zou dhr Abbes wat anders vorm gegeven willen zien. Mw Deinum-Bakker (D66) is van mening dat het erom gaat wat de commissie in de Programmabegroting wenst te hebben en of de leden straks kunnen zien of gekregen is wat men qua geld en inzet graag wilde hebben. Mw Deinum kreeg de indruk dat de commissieleden dan de indicatoren maar met elkaar moesten geven en dat met de Jaarrekening zal worden betracht of dat al dan niet is verkregen. Zoals het hier staat verwoord, zijn veel zaken later niet goed meetbaar. Het opzetten van culturele netwerken in de regio is later bijvoorbeeld slecht meetbaar. Dit zou beter omschreven moeten worden. Bij de zes deelterreinen van cultuur vraagt mw Deinum zich ook af welke dit zijn. Hier hadden meerdere keuzes moeten staan waaruit gekozen had kunnen worden. De aangegeven intensiteit, kracht en uitstraling van de netwerken en samenwerkingsvormen wenst D66 nader gespecificeerd te zien. Voorts dient te worden aangegeven wat hiermee precies wordt beoogd. Bij erfgoed is hetzelfde aan de hand, hier wenst de D66-fractie te vernemen wat die tachtig procent van de waarde precies inhoudt, anders kan ze niet controleren of daaraan wordt voldaan. Bij kunsten komt de kunstenintendant ter sprake. Deze is een middel en geen doel. Wat gaat deze persoon eigenlijk precies doen? Ten aanzien van de indicatoren geldt de vraag wanneer er sprake is van tevredenheid over datgene wat is aangegeven en datgene wat is gebeurd en de vraag of het mogelijk is om na te gaan hoe dat gebeurd is en voor wie. Aangegeven wordt dat de grote instellingen vier stuks bedragen. Mw Deinum vraagt zich af wat dit precies inhoudt. Hoe moet zij later verifiëren wat bij deze vier grote instellingen precies is gebeurd. Dan kan beter worden gesteld dat op die manier, dat en dat zou moeten worden bereikt. De media. Kwalitatieve informatie zou alleen van beschrijvende aard kunnen zijn staat in de laatste zin. Men kan zich afvragen of de programmering van RTV-Noord en Radio Noord alleen voor een breed publiek is of dat voor specifieke doelgroepen wordt gewerkt. Dergelijke brede zaken zijn indicatoren waarop kan worden getoetst of de organisatie heeft voldaan qua aanwezige hoeveelheid geld. Als deze uitwerking zo in de Programmabegroting komt, dan ontstaan bij de jaarrekening grote problemen. De omschrijving dient anders te worden. Gedeputeerde Gerritsen verduidelijkt dat dit stuk is gemaakt door een statenwerkgroep, deze heeft een pilot gemaakt en gesteld meer vat op de drie W’s te willen omdat dan duidelijker wordt hoe hiermee om te gaan richting de Begroting. Hij ziet dit als een eerste proeve waar het bij sommige beleidsterreinen beter gelukt is dan bij andere, maar dat een eerste stap is gezet. Hij kan niet aangeven of het stokje nu bij GS komt te liggen of dat de statenwerkgroep hier zelf verder mee aan de slag gaat. Het is wel van groot belang dat er serieus invulling aan wordt gegeven en dat duidelijk wordt aangegeven wat men wil. De gedeputeerde constateert dat vandaag op deze vergadering al heel wat piketpaaltjes in de goede richting geslagen zijn. De commissieleden hebben gelijk als ze de doelen helder geformuleerd willen zien, maar hier moet pragmatisch mee om worden
36
gegaan. Longitudinale onderzoeken zouden bijvoorbeeld in eerste instantie veel te veel in de papieren gaan lopen. Daarom is gesteld dat niet de uiteindelijke doelen, maar tussenliggende doelen en middelen worden gemeten. De gedeputeerde erkent dat dit te betreuren is. Het welzijn van de mensen, hun kritisch en creatief vermogen en hun manier om zich fit te blijven voelen dankzij cultuur wenst de gedeputeerde natuurlijk ook heel graag op papier te zien. Dat is helaas slecht meetbaar, maar pogingen zullen daartoe wel worden ondernomen. Voor het College is het van belang dat wordt aangetoond dat zaken bereikt en gecontroleerd kunnen worden. De gedeputeerde geeft aan niet in te gaan op de uitlokking van dhr Zanen met betrekking tot de media. Daarover is een brief toegezegd en daarin zal hierop worden teruggekomen. De gedeputeerde stelt dat er op dit moment een overgangsfase in cultuurbeleid is. Hij is de mening toegedaan dat moet worden nagegaan of zaken pragmatisch kunnen worden opgelost, gemakkelijk meetbaar worden en dat alles ook redelijk hard vast te stellen is. Dat zijn de uitgangspunten en dat stelt de gedeputeerde hier niet direct op tafel te kunnen leggen. Hij zou daar echter graag met de commissieleden of de statenwerkgroep van gedachten over wisselen. In tweede termijn Dhr Kok (PvdA) meent begrepen te hebben dat de commissie haar huiswerk nu heeft gedaan en veranderingen hier vandaag dus verder niet vastgesteld worden. De voorzitter constateert ook dat hier een lacune dreigt te ontstaan, zij zegt toe dat uit te zullen gaan zoeken, zodat de beschrijving van het vervolg in het verslag kan worden opgenomen. Zij was ervan overtuigd dat dit een stuk vanuit GS was, maar dat bleek niet zo te zijn. Mw Deinum-Bakker (D66) vult aan dat dit wel een ambtelijk stuk betreft. Zij betwijfelt of de werkgroep Duale Begroting überhaupt nog wel bestaat. Die heeft een ander stuk geproduceerd en dit is hiervan een ambtelijke uitwerking. Gedeputeerde Gerritsen stelt dat hier heel goed een ambtelijke ondersteuning van de statenwerkgroep kan hebben plaatsgevonden. Mw Deinum-Bakker (D66) merkt op dat het stuk gericht is aan de leden van PS met een handtekening van de secretaris en de CdK. Dhr Zanen (PvhN) stelt dat het aanvankelijk zo was dat de werkgroep ook ambtelijke bijstand ontving, maar dat daar op een gegeven moment van is afgestapt en de werkgroep zelf zijn werk heeft gedaan, waarna het vervolgens is overgedragen aan de organisatie van GS. Vanuit het ambtelijke apparaat is dus voor elke inhoudelijke statencommissie een thema uitgewerkt, zoals was afgesproken. Gedeputeerde Gerritsen geeft aan dat dit waarschijnlijk juist is, maar dat de regie bij de statenwerkgroep heeft gelegen. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) leest ook duidelijk GS van de provincie Groningen onder de brief. GS hebben dit dus klaarblijkelijk overgenomen. De voorzitter geeft aan daardoor ook een beetje in verwarring te zijn geraakt. Zij stelt voor de voortgang van dit traject in het Presidium aan de orde te stellen. Alle opmerkingen zijn opgeslagen in het verslag en zij zal over het verloop verder terugrapporteren. Dhr Kok (PvdA) stelt dat vanmiddag ook de hoorzittingnotitie is vastgesteld en daarin is nogmaals gerefereerd aan 14 januari 2004 toen ijkpunten zijn vastgesteld voor het Huis van de Groninger Cultuur. Hoe verhoudt zich die afspraak met het voorliggende? Lopen deze beide parallel en sluit het een het andere niet uit? De voorzitter neemt ook aan dat het een in het andere moet passen.
37
Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) wenst van de gedeputeerde te vernemen hoe de voortgang op de afdeling - bij GS - op dit punt is, omdat een begroting in de maak is. Lijkt dat hier dan op, wordt dat veel meer concreet? Als GS er niet mee komen zou de ruimte namelijk kunnen worden genomen om naar aanleiding van de eigen nota – vooruitlopend op de nota die gaat komen van GS – op basis van de resultaten van vandaag de besluitvorming naar die indicatoren toe te sturen. Dat is een mooie uitdaging. Gedeputeerde Gerritsen antwoordt dat het beleid daar helemaal niet over gaat, dus dat daar ook niet over kan worden gerapporteerd. Dhr Zanen (PvhN) geeft aan dat het een kwestie van abstractieniveau is. Het idee is dat men niet verder hoeft te gaan in de activiteiten van een afdeling door op programmaniveau te gaan zitten en een aantal concrete indicatoren te benoemen. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) riposteert dat hier niet eens op programmaniveau wordt gesproken, maar dat dit op het themaniveau cultuur zit en dan ook nog eens over onderdelen van een thema. Dit betekent twee lagen onder het programma. Het programma is Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid, het thema is cultuur en de onderwerpen zijn cultuurbereik, media, et cetera. Mw Deinum-Bakker (D66) meent dat het een Programmabegroting is die van de Staten is en een Productbegroting van GS. De provincie zet de grote lijnen uit en de details zitten in de Productbegroting van GS, maar in de Programmabegroting moet wel staan wat men wil bereiken, wat eraan gedaan gaat worden en wat dat mag kosten. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) geeft aan dat mw Deinum dit niet kan weten omdat ze vorig jaar nog geen Statenlid was, maar toen zijn bij de voorjaarsnota hele heldere afspraken gemaakt over op welk niveau wordt meegedacht. Gedeputeerde Gerritsen is van mening dat dhr. Van Zuijlen een heel heldere vraag stelt, waar met zijn allen naar gekeken moet worden. Ten aanzien van het punt van dhr Kok over de prestatiecontracten van het Huis van de Groninger Cultuur gaat het erom op welk niveau dit allemaal gebeurt, daar zijn afspraken over gemaakt om dat wat meer op themaniveau in de Programmabegroting te doen. Het staat de commissieleden echter vrij daarover informatie in te winnen. De voorzitter concludeert dat het punt hiermee voldoende is afgerond en dat in het verslag zal worden neergelegd hoe het vervolg van dit traject gaat worden vormgegeven. Noot van de secretaris: het vervolg van het traject ligt bij het College van GS. De voorzitter gaat nu over op de agendapunten met betrekking tot welzijn en opent allereerst de behandeling van de toezeggingenlijst. De gedeputeerde Mulder is gearriveerd en zal de beantwoording op zich nemen. 5.
Toezeggingenlijst (vervolg)
2.
Mw Mulder (gedeputeerde) informeert de commissie dat 11 mei jl. een bijeenkomst is geweest op bestuurlijk niveau met gemeenten. Daarvan is een verslag vastgelegd dat een basis gaat vormen voor een beknopte discussienotitie die de commissie na de zomer zal ontvangen.
5.
De voorzitter meldt dat hier duidelijk de datum van november 2004 staat genoteerd dus dat deze toezegging blijft staan. Zij refereert eraan dat net een uitnodiging is ontvangen van Bureau Rechtshulp Noord voor de aftrap van het antidiscriminatiebureau.
7.
Mw Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat ze het verheugende bericht heeft gekregen dat er een overkoepelende vereniging van de stichting Noodopvang in
38
onze provincie komt. Op korte termijn zal ze met de voorzitter van de stichting in oprichting een gesprek hebben, waarbij ze ook de ingediende aanvragen zal meenemen. Het blijkt bij de Marne op een vergissing te stoelen. Aan de Commissaris was hierover ook een brief gestuurd en deze heeft op 30 september daarop geantwoord. Men was de mening toegedaan dat dit de brief was die beantwoord had moeten worden, maar er is nog een brief binnengekomen bij de afdeling en die zal alsnog beantwoord worden, verduidelijkt de gedeputeerde. 8.
De voorzitter concludeert dat deze schriftelijk is beantwoord en van de lijst kan.
9.
De voorzitter concludeert dat deze schriftelijk is beantwoord en van de lijst kan.
10.
De voorzitter concludeert dat deze schriftelijk is beantwoord en van de lijst kan.
14.
De voorzitter concludeert dat deze ook van de lijst kan omdat dit bij de Voorjaarsnota is gebeurd.
15.
Mw Mulder (gedeputeerde) informeert dat deze toezegging in GS is geweest en dat de commissie in juni een evaluatie met betrekking tot de zorgboerderijen ontvangt.
6.
Mededelingen gedeputeerde (vervolg)
Mw Mulder (gedeputeerde) heeft twee mededelingen die ook als persbericht zijn uitgegaan. Ten eerste het feit dat GS 168.480 euro beschikbaar hebben gesteld als steun aan gemeenten voor het opzetten van lokale loketten voor Wonen, Zorg en Welzijn. Dit was eigenlijk een onderbesteding vanuit het vorige budget met betrekking tot het opzetten en ontwikkelen van zorgprojecten. GS hebben gemeend dat nu de WMO op stapel staat, maar ook gezien het feit dat gemeenten aangeven dat de vermaatschappelijking van zorg doorgaat en men graag door wil met loketten, het goed zou zijn om daar een bedrag in cofinanciering samen met de gemeenten aan te besteden en te proberen een provinciaal model te creëren – weliswaar geen blauwdruk, maar wel op maat in de gebieden –, zodat straks de gemeenten een loket hebben, maar ook een soort keten achter dat loket voor Wonen, Welzijn en Zorg. De voorzitter meent te begrijpen dat er een soort fonds is, waar geme enten een beroep op kunnen doen… Mw Mulder (gedeputeerde) vult aan dat dit fonds nu ook al bestaat om zorg te ontwikkelen (Stimuleringsfonds Zorg). Uit het vorige fonds waren nog gelden over die op deze manier zijn ingezet voor de gebieden. Mw Deinum-Bakker (D66) heeft gelezen dat deze loketten straks voor gemeenten verplicht worden met de Wet voor de Maatschappelijke Ondersteuning. Dat vindt ze een verbetering voor de inwoners. Mw Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat dit het geval is als de wet doorgaat. Zij spreekt van een stimulans om dit nu samen met cofinanciering op te gaan zetten. De voorzitter vraagt of voor dat fonds nog criteria ontwikkeld gaan worden. Mw Mulder (gedeputeerde) is van mening dat dit heel duidelijk beschreven staat in het persbericht. Ten tweede is naar aanleiding van een tweetal sessies met gemeentelijke besturen – waar het ging om asielzoekersbeleid – en een aantal gesprekken met vluchtelingenwerk uiteindelijk gekomen tot een subsidiëring van een informatiepunt voor asielbeleid. Dit wordt uitgevoerd door vluchtelingenwerk. Zij hebben aangegeven dat er verschillende centra zijn die verdwijnen, hetgeen betekent dat met de mensen die in deze centra zaten ter ondersteuning aan asielzoekers ook kennis en know-how dreigde te verdwijnen. Hierop is gesteld dat het goed zou zijn als er een provinciaal steunpunt zou komen waar
39
niet alleen asielzoekers, maar ook andere instanties terechtkunnen met vragen die nu leven op het gebied van het nieuwe terugkeerbeleid. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) vraagt of de commissie daarover een kleine notitie tegemoet mag zien met betrekking tot de reikwijdte, want hem is niet helemaal duidelijk met wat voor soort vragen men daar terecht kan. Betreft dit juridische vragen, vragen over vertrek, enzovoorts? Mw Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat dit in de brief met betrekking tot subsidiëring duidelijk staat vermeld. Mochten na lezing van deze brief toch nog vragen rijzen, dan zal zij deze beantwoorden.
7.
Rondvraag (vervolg)
Mw Boon-Themmen (VVD) had gehoopt dat de gedeputeerde bij de mededelingen ook de voortgang van het probleem van de jongeren in jeugdgevangenissen aan de orde zou stellen. Zij meende begrepen te hebben dat daar 26 juli een bestuurlijk overleg over zou plaatsvinden, dat is uitgesteld tot 31 augustus, maar dat inmiddels ten aanzien van de snelle behandeling van deze kinderen wel voortgang is geboekt. Mw Mulder (gedeputeerde) geeft aan zelf in een delegatiecommissie van het IPO te zitten die overleg heeft gehad met minister Donner. Deze heeft aangegeven dat een noodplan moet worden opgezet voor de pupillen die op dit moment in de jeugdgevangenis zitten. Dat noodplan houdt in dat de behandeling versneld moet worden ingezet in de inrichtingen op dit moment. Een aantal jaren geleden kenden ze hier twee cliënten: a) via het civielrechtelijke traject die hulp benodigden en b) een aantal dat daadwerkelijk daar hun straf uitzat. Langzamerhand is in de afgelopen jaren voor de eerst genoemde groep de behandeling verdwenen wegens bezuinigingen. In het noodplan moet deze behandeling weer zo snel mogelijk terugkomen in de inrichtingen, zodat ook voor deze pupillen weer goed gezorgd kan worden. Zij geeft aan dat dit een noodoplossing betreft. Inmiddels is een adviescommissie samengesteld waar het IPO ook aan deelneemt, waar bestudeerd gaat worden hoe op lange termijn opvang ontwikkeld moet worden voor deze jongeren. De gedeputeerde verduidelijkt dat het jongeren betreft die civielrechtelijk in deze inrichtingen zitten. Mw Boon-Themmen (VVD) vraagt of dit opvang in de regio betreft. Mw Mulder (gedeputeerde) stelt dat dit bekeken zal worden met een landelijke dekking. Zij geeft aan te wachten op de reactie van deze commissie om aan de slag te kunnen. De voorzitter stelt dat het hier gaat om jongeren die echt op basis van een justitieel besluit zijn opgenomen in de jeugdgevangenis. In de provincie bestaat ook het fenomeen van hele gedragsmoeilijke kinderen, die eigenlijk zouden moeten worden opgevangen in een 24-uursinstelling, maar daar niet terecht kunnen omdat de setting onvoldoende geschikt is. Mw Folkerts onderstreept nogmaals het belang ervan dat hier ook in noordelijk verband gezamenlijk naar een oplossing wordt gezocht. Nu worden deze kinderen allemaal naar bijvoorbeeld Groot Emmaus in Ermelo gebracht, omdat hiervoor in deze regio op dit moment geen voorziening is, behalve een instelling als het behandelingsinstituut Hoeve Boschoord in Drenthe. Als deze jongeren daar zijn uitbehandeld kunnen ze vervolgens echter nergens meer terecht. Dat is een aanpalende categorie, voor dat je het weet zitten deze jongeren ook in hetzelfde circuit en moeten wel naar de jeugdgevangenis terwijl dat eigenlijk niet nodig geweest zou moeten zijn. Mw Mulder (gedeputeerde) stelt dat de commissie dit ook breder zal bestuderen, maar het feit ligt er dat in het Noorden weinig voorzieningen zijn. Dit probleem zal goed moeten worden onderzocht. Er dient alvast overleg plaats te vinden als de eerste contouren in Den Haag zichtbaar beginnen worden.
40
13.
Brief van GS van 14 mei 2004, nr. 2004-07063a/20/A.21, W, betreffende subsidieverzoek voor Europees congres kinderopvang in oktober in Groningen (artikel 10 Kaderverordening subsidies, op verzoek van mw A. de Winter-Wijffels)
Mw De Winter- Wijffels (CDA) stelt dat bij haar ten aanzien van dit subsidieverzoek enkele vragen leven. Wat is het rendement als iemand wordt gesubsidieerd en wat wordt Groningen en de Groninger burger daar beter van zijn vragen waarmee zij elk subsidieverzoek normaliter toetst. Een week later vernam zij voorts uit een GS-besluit dat geen congressen worden gesubsidieerd omdat het Groninger Congresbureau al gefinancierd wordt. Zij leest over een bedrag van 296.000 euro en deelt dat voor de duidelijkheid door 200 deelnemers. Dit komt neer op circa 3000 euro per deelnemer! Gasten betalen echter hun eigen reis- en verblijfskosten werd vermeld in de brief. Het congres moet dan wel heel uitbundig worden. Zij heeft het programma bestudeerd en vroeg zich daarop af of dit het geld wel waard was. Zij vraagt zich af of het geld niet beter besteed kan worden. Mw Mulder (gedeputeerde) gaat eerst in op de status van het congres. Zij verduidelijkt dat deze gezien moet worden in het kader van het voorzitterschap van de EU dat Nederland krijgt toebedeeld. De Engelse premier Blair gaf gisteren aan dat hij kleine landen niet zo geschikt achtte om het voorzitterschap op zich te nemen, maar dat Nederland daar een uitzondering op was. Nederland moet dat nu bewijzen, vindt mw Mulder. Het is voor Groningen heel erg moeilijk om zich überhaupt op de kaart te zetten voor een Europees congres omdat onze hotelaccommodaties vaak ontoereikend zijn. In Nederland zal met de congressen die op stapel gaan toch een verdeling moeten worden gemaakt. Voorts wil Groningen zich ook op de kaart zetten en laten zien dat hier in het Noorden ook een aantal zaken kunnen worden besproken met betrekking tot de EU. Met name dit congres was wat betreft de grootte en reikwijdte hiervoor geschikt. Het onderwerp betreft intergratie, onderwijs, kinderopvang en welzijn, zaken die in Groningen ook veel aandacht krijgen. Het zou interessant zijn om eens een vergelijking te maken hoe andere Europese landen deze zaken oppakken op dit gebied. De gedeputeerde denkt hier bijvoorbeeld aan de kleine opvang op het platteland, maar heeft hier ook voorschoolse voorzieningen als de peuterspeelzaal voor ogen, waar meer taalachterstandproblemen - bij de autochtone bevolking - aan de orde zijn, dan in veel andere delen van Nederland het geval is. Het programma behelst een aantal workshops op dit gebied en daar kan de kennis over en weer verrijkt worden. Voorts zal een aantal mensen vanuit de provincie dit congres kunnen bezoeken om hun kennis te vergroten. Mw De Winter vroeg waarom dit allemaal zoveel geld moet gaan kosten. De gedeputeerde geeft aan dat tien nieuwe lidstaten bij de EU zijn gekomen en dat deze niet tot de rijkste landen binnen de gemeenschap behoren. Om te vermijden dat mensen uit de nieuwe lidstaten het congres uit geldoverwegingen zouden moeten laten schieten is gesteld dat het goed zou zijn als deze groep met name van de reis- en verblijfskosten wordt gevrijwaard. De buitenlandse gasten - voor een groot deel uit de nieuwe lidstaten dragen financieel niet bij, maar de deelnemers uit Nederland wel. Mw De Winter- Wijffels (CDA) wil toch nog kort ingaan waarom GS hebben besloten om het congres te subsidiëren, omdat het Groninger Congresbureau wordt gesubsidieerd. Dit lijkt inconsequent. Mw Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat voorwaarde voor dit congres was - omdat het een Europees Congres betreft - dat de overheden hier wel in moeten participeren en steun moeten verlenen. In de uitnodiging valt te lezen dat de provincie ook met name genoemd wordt. Intern is bestudeerd hoe de kosten gedrukt kunnen worden, moet dit bijvoorbeeld alleen bij Welzijn worden gelegd of ook ergens anders? Besloten is dat hier ook een stuk economisch belang bij zit en dat ook P&O belanghebbende is. Dhr Abbes (CDA) vraagt zich af hoe dit naar de burger toe is te verkopen. Hij kan zich goed vinden in de voorgenomen activiteiten, maar een dergelijk bedrag per persoon is
41
vragen om moeilijkheden, hoe sympathiek elke burger ook tegenover een financiële tegemoetkoming voor de nieuwkomers zal staan. Mw Smit (PvdA) kan haar verbazing niet langer onder stoelen of banken steken. Nederland is straks als land voorzitter van de EU en er staat een congres gepland over kinderopvang. Zij refereert allereerst aan een Europees congres dat zij twee jaar geleden heeft bezocht over emancipatie, waar ook allemaal kandidaat-lidstaten aanwezig waren. Het thema was daar ook emancipatie, mannen, vrouwen, werken en kinderen, een hot Europees item, concludeert ze. Het is juist enorm goed dat (Noord-) Nederland daarin participeert en laat zien hoe het ook kan. Op deze manier kan kennisdeling plaatsvinden, derhalve is mw Smit van mening dat dit heel goed verkoopbaar is, juist uit een beginsel van solidariteit. Mw De Winter- Wijffels (CDA) geeft aan dat de CDA-fractie aan de doelstellingen ook helemaal niet wil tornen. Als subsidie wordt aangevraagd wordt nu eenmaal vaak een begroting gemaakt die dusdanig hoog is, dat vervolgens een heleboel zaken zoals eigen bijdrage helemaal niet behoeven te worden gefinancierd. In die zin blijft mw De Winter de zaak kritisch volgen. Mocht het congres deze 296.000 euro nu niet ontvangen, gaat het gehele congres dan bijvoorbeeld niet door? Als de overheid altijd maar klaarstaat, organiseert het wel heel gemakkelijk en kan men zich afvragen of de deelnemers nu komen omdat het gefinancierd wordt of omdat men de kennis die te vergaren is zo van belang acht. Dat wil zij helder voor ogen krijgen. Mw Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat deze financiële bijdrage een voorwaarde was. Uit de brief valt op te maken dat ESF-gelden het leeuwendeel van het bedrag voor hun rekening nemen en vervolgens het ministerie, deze moesten eerst hun betrokkenheid tonen voordat verdere stappen werden ondernomen. Mw Smit (PvdA) vraagt of mw De Winter met de beantwoording tevreden is. Mw De Winter-Wijffels (CDA) geeft aan dat ze nu nog geen inzic ht heeft hoe de begroting is en waar de bedragen nu exact naar toe gaan. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat hier de uitvoering van beleid aan de orde is en constateert dat mw De Winter vragen stelt over het al of niet goed plaatsvinden van deze uitvoering. Of GS wel zorgvuldig genoeg kijken naar de begroting van een dergelijke instelling is nogal een pittige vraag, vindt dhr Van Zuijlen. Mw De Winter-Wijffels (CDA) geeft aan hier als volksvertegenwoordiger te zitten en dat ze het volste recht heeft om te vragen hoe de vork in de steel zit. Dhr Boer (PvdA) is ook van mening dat zij dit recht heeft, maar wil wel van haar weten of zij na de beantwoording anders tegenover het subsidieverzoek is komen te staan. Mw De Winter-Wijffels (CDA) geeft aan dat de brief ter kennisname is verkregen en dat ze heeft gepiept hierover wat meer informatie te willen. Die heeft ze nu. De voorzitter geeft aan dat piepen wel betekent dat een zaak wordt besproken en dat vervolgens moet worden besloten of deze brief gewoon door kan gaan zodat die subsidie kan worden afgegeven. Mw De Winter-Wijffels (CDA) blijft dit een fors bedrag vinden. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) verklaart van mw De Winter helderheid te willen. Het pieprecht is juist om helderheid te verschaffen. Een deel van haar vraag was of dit wel een goed doel betrof, maar het andere deel van de vraag wekt de suggestie dat misschien wel geld over de balk wordt gegooid. Hier komt de zorgvuldigheid waarmee GS met de provinciale gelden omgaan in het geding. Mw De Winter- Wijffels (CDA) stelt dat een vertrouwensvraag helemaal niet aan de orde is. Zij wilde weten waarom dit congres gesubsidieerd werd en daarop heeft ze antwoord gekregen. Ten tweede blijven de bedragen voor haar aan de forse kant. Als de gedeputeerde uitlegt dat dit congres georganiseerd wordt vanwege het Europese
42
voorzitterschap en dat ook vanuit de provincie dit congres zal worden bezocht, kan ze hier in het beleid wat mee doen. Dhr Van Zuijlen (GroenLinks) meent te mogen concluderen dat dhr Abbes ook geen angst meer behoeft te hebben dat dit morgen in de krant verschijnt en dat alles zorgvuldig, rechtmatig en terecht heeft plaatsgevonden. Dhr Abbes (CDA) constateert dat de zaak enigszins uit de hand loopt. Zijn fractie staat achter de doelstellingen en achter het congres, maar vindt alleen het bedrag buitensporig hoog. Mw Boon-Themmen (VVD) verneemt graag of het eventuele verslag dat van dit congres wordt gemaakt ook ter inzage in Statenkast komt te liggen. Mw Mulder (gedeputeerde) geeft aan hier zorg voor te zullen dragen. De voorzitter sluit dit agendapunt af en concludeert dat de subsidie wordt verstrekt. 14.
Brief van GS van 3 mei 2004, nr. 2004-12467/18/A.20, W, betreffende sluitende aanpak kindermishandeling
Dhr Hilverts (ChristenUnie) vraagt zich af waaruit de 60.000 euro wordt betaald en hoe en wanneer de terugkoppeling naar de Staten plaatsvindt. In de brief worden de publiekscampagnes AMK en Huiselijk Geweld genoemd. Kan de gedeputeerde aangeven of deze campagnes ook aanslaan in onze provincie? Kindermishandeling is iets verschrikkelijks, de ChristenUnie is blij dat het College dit aanpakt en de Staten zullen hier ook de vinger aan de pols moeten houden. Kinderen die mishandeld zijn mogen niet ook nog eens verdrukt worden tussen regelgeving en instanties. Mw De Winter-Wijffels (CDA) concludeert dat hard gewerkt wordt om de aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling sluitend te maken. Uit het veld hoort de CDAfractie nog steeds geluiden dat hier nog wel haken en ogen aan zitten, waarop zij pleit voor voortvarendheid in de aanpak. Mw De Winter verneemt vaak van mensen die vroeger in dit circuit werkten dat alles toen best goed op orde was, de lijnen korter waren en alles veel overzichtelijker was. Groot en log werkt nu eenmaal contraproductief. Hoe kan bewerkstelligd worden dat dit kleine en overzichtelijke organisaties worden waar de lijnen kort zijn en weinig verkokering is? Een sluitende aanpak is ook volgens mw De Winter een ingewikkeld proces en zij pleit ervoor dat vooral de contouren niet te groot gemaakt moeten worden. Kan de gedeputeerde ten slotte aangeven uit welk budget dit bedrag van 60.000 euro zal komen? Mw Deinum-Bakker (D66) geeft aan dat de D66-fractie heel erg is geschrokken van deze brief. Als het beleid in 2003 al wordt ingezet en gerefereerd wordt aan het geval in Roermond dat al twee jaar geleden heeft plaatsgevonden en bezien wordt wat allemaal nog moet gebeuren en hoe moeilijk alles ligt, dan bevreemdt het ten zeerste dat dit niet sneller gaat. Vandaar dat D66 de gedeputeerde vraagt duidelijk uit te leggen hoe dit is verlopen. Iedereen kent het probleem en de goede wil zal er ook wel zijn, maar dan is het onbegrijpelijk dat nu halverwege 2004 de hele boel nog moet worden opgestart. Dhr Boer (PvdA) vraagt of mw Deinum het idee heeft dat nu helemaal bij nul wordt begonnen. Zij wekt de suggestie dat dit het eerste plan van aanpak is. Mw Deinum-Bakker (D66) leest ook de datum 2003. Maar als zij leest wat allemaal nog moet plaatsvinden en welke onderzoeken voor een goed verloop er nog op worden losgelaten, dan loopt alles veel te traag. Dhr Boer (PvdA) stelt dat dit ook een aandachtspunt bij de Voorjaarsnota is geweest en ook een van de overwegingen om extra gelden ter beschikking te stellen... Mw Deinum-Bakker (D66) interrumpeert en geeft aan dit de wachtlijsten betrof en dat hier de samenwerking van partijen aan de orde is.
43
Dhr Boer (PvdA) stelt dat een goede samenwerking tot een oplossing van de wachtlijsten zal bijdragen. Bij een effectieve aanpak moet de provincie worden betrokken en dit is daar een uitgelezen onderdeel van. Het beeld dat mw Deinum schetst dat pas nu aan de slag wordt gegaan is veel te negatief. Dit is een onderdeel van de totale aanpak. Mw Deinum-Bakker (D66) is van mening dat dhr Boer haar verhaal verkeerd interpreteert. Zij geeft alleen aan dat alles al zo lang bezig is, dat nog zoveel moet gebeuren en dat ze wenst te vernemen waarom dit zolang duurt. Dhr Hilverts (ChristenUnie) is van mening dat tussen Roermond en nu al heel wat is gebeurd. Hij refereert aan de publiekscampagne Huiselijk Geweld en van het AMK, dat brengt toch ook zaken met zich mee waarop op een gegeven moment moet worden gekeken naar de organisatie. Mw Deinum-Bakker (D66) vraagt of dhr Hilverts tevreden is met de huidige stand van zaken. Dhr H ilverts (ChristenUnie) heeft zo-even in zijn betoog al aangegeven dat de vinger aan de pols moet worden gehouden, maar dat niet gesteld kan worden dat niets gebeurd is. Extra gevallen zijn door de grote inzet boven tafel gekomen, waarop extra moet worden ingezet. Vandaar dat de organisatie onder de loep moet worden genomen. Mw Deinum-Bakker (D66) stelt nogmaals dat ze niet de mening is toegedaan dat niets is gebeurd, alleen dat gezien de tijd die eraan is besteed het zeer betreurenswaardig is dat alleen nog maar dit punt in het traject is bereikt. De voorzitter is van mening dat de gedeputeerde hierover haar licht moet laten schijnen. Mw Boon- Themmen (VVD) kan zich de frustratie van mw Deinum wel voorstellen. Het duurt allemaal lang. Op een gegeven moment is gesteld dat knelpunten aanwezig zijn, na een hele poos is men erachter gekomen dat die moeilijk oplosbaar zijn en nu gaat het AMK een voorstel ontwikkelen voor een sluitende aanpak. Dit voorstel wordt te zijner tijd bij de betrokken organisaties vastgesteld en dan moet voor het ontwikkelen van een convenant naar aanleiding van die voorstellen nog 60.000 euro worden uitgetrokken door de provincie. Dat begrijpt mw Boon ook niet helemaal. Mw Mulder (gedeputeerde) schetst eerst de actuele stand van zaken en de vertragende factoren in het proces. In november 2003 zijn de partijen bij elkaar geroepen waar een knelpunt Kindermishandeling is geconstateerd en waar de wenselijkheid voor een sluitende aanpak in het Groningse veld werd geuit. Daarnaast liep de landelijke publiekscampagne ook al. Bij het AMK waren op een gegeven moment wachtlijsten, de provincie heeft toen aan de Inspectie voor Jeugdzorg gevraagd of zij wilden bestuderen r of de procedures effectief en efficiënt plaatsvinden en ordentelijk gebeuren. Daarop ontving de provincie een positief rapport. Voorts is de provincie in de gebieden bezig geweest om te kijken hoe met gemeenten en Bureau Jeugdzorg de link tussen Jeugdzorg en het veld goed kan worden neergezet. Daar was extra geld voor ontvangen, ook vanuit de doeluitkering, met name om de doorstroom vanuit de gemeente richting jeugdzorg goed neer te zetten. Daarmee is de provincie druk doende, maar dit moet ook hard op papier worden gezet, zodat convenanten gesloten kunnen worden. Met betrekking tot de traagheid geeft ze aan dat met spelers in het veld wordt gewerkt die de beste bedoelingen hebben maar ook hun belangen willen behartigen. Voorts heeft de Wet op de Jeugdzorg ervoor gezorgd dat de positie van Jeugdzorg Groningen ook anders werd door opsplitsing van Bureau Jeugdzorg en het hulpaanbod. De gedeputeerde geeft aan dat hard gewerkt wordt en dat wordt geprobeerd om - in de beleidsvoornemens die er zijn bij Bureau Jeugdzorg - per 1 januari 2005 een plan van aanpak te krijgen hoe dit probleem verder moet worden opgelost. Zij krijgt al oplossingen richting een caseload-verruiming, zodat per fte meer zaken behandeld kunnen worden zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen. Hiervoor zal voorts worden bestudeerd of op de overhead kan worden bespaard. In het hulpaanbod zal niet worden gesneden, benadrukt de gedeputeerde.
44
De huidige stand van zaken. In april waren bij het AMK 128 wachtenden en in januari waren dit 125, een soort van stabilisatie is er wel volgens de gedeputeerde. Zij is echter ook van mening dat deze wachtlijsten geheel moeten verdwijnen. In tweede termijn Mw De Winter-Wijffels (CDA) dankt de gedeputeerde voor haar beantwoording. Zij hoorde de opmerking dat alle spelers zo hun belangen hebben. Mag ze daar een ondertoon uit proeven dat het hier en daar nog wel stroef gaat om partijen bij elkaar te krijgen? Mw Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat het bij elkaar krijgen geen probleem is, maar én met de nieuwe Wet op de Jeugdzorg én de verschuivingen - bijvoorbeeld ook van de GGZ - naar Bureau Jeugdzorg spelen hier ook belangen van mensen in de organisaties een rol. Het zou ook slecht zijn om dat te ontkennen. Mw Deinum-Bakker (D66) stelt dat de achtergrond van haar vraag de zorg is dat kinderen tussen de wal en het schip vallen. Doordat instanties soms toch allemaal naast of achter elkaar werken. Mw De Winter-Wijffels (CDA) wil nog wel graag vernemen uit welk budget de 60.000 euro komt. Mw Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat deze 60.000 euro uit de doeluitkering afkomstig is, die specifiek vanuit het ministerie gegeven is om het jeugdbeleid en de jeugdzorg aan elkaar te koppelen. De voorzitter concludeert dat dit stuk voldoende is behandeld en als C-stuk richting Staten zal gaan. 15.
Sluiting
De voorzitter geeft aan dat de brief van GS van mei 2004, nr. 2004-14116/22/A.15, W, betreffende voortgangsrapportage onderwijs 2001-2004 en planning onderwijsnota 2004-2008 (op deze vergadering in eerste instantie geagendeerd als agendapunt 15) verschoven is naar 30 juni 2004 en dat op die dag van 9.00-10.00 uur dit punt aan de orde zal komen, waarna vervolgens tot 12.00 uur het welzijnsbeleid (op deze vergadering in eerste instantie geagendeerd als agendapunt 16) aan de orde zal komen. Vervolgens sluit zij de vergadering om 19.00 uur.
45
Toezeggingenlijst Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid (16 juni 2004) 1.
De budgetfinancieringsovereenkomst wordt naar alle waarschijnlijkheid aan het einde van 2003 afgesloten. Deze toezegging zal blijven staan vanwege het feit dat de staatssecretaris het wetsontwerp heeft teruggenomen. Inhoudelijk gaan de voorbereidingen door. (gedeputeerde Gerritsen, cie. 18/02/2004) De toezegging blijft staan. (gedeputeerde Gerritsen, cie. 07/04/2004, cie. 12/05/2004 en cie. 16/6/2004))
2.
De nota betreffende het asielzoekersbeleid wordt voorlopig aangehouden. (gedeputeerde Mulder, cie. 18/02/2004) Het beleidsstuk volgt. (gedeputeerde Mulder, cie. 12/05/2004) Naar aanleiding van de bijeenkomst met de gemeenten is een verslag gemaakt dat zal leiden tot het opstellen van een notitie. Deze zal na de zomer verschijnen. (gedeputeerde Mulder, cie. 16/6/2004).
3.
De Staten worden schriftelijk geïnformeerd over de evaluatie van de herstructurering binnen het bibliotheekwerk. De toezegging blijft staan, het proces is in volle gang. (gedeputeerde Gerritsen, cie. 18/02/2004 en cie. 07/04/2004, 12/05/2004 en 16/6/2004)
4.
Verkend zal worden of andere indicatoren toegepast kunnen worden dan louter financiële bij het beoordelen van het functioneren van RTV-Noord. Dit is een punt van nader onderzoek. Met RTV-Noord loopt hierover een discussie. Dit aspect wordt meegenomen in de cultuurnota. (gedeputeerde Gerritsen, cie. 18/02/2004) Brief volgt. Getracht wordt deze vóór de zomer aan de Staten toe te zenden. (gedeputeerde Gerritsen, cie. 12/05/2004) Voor de zomer gaat niet lukken in verband met de voorbereiding van de cultuurnota. De staten worden na de zomer via een aparte brief geïnformeerd. (gedeputeerde Gerritsen, cie. 16/06/2004)
5.
In november 2004 zal een voortgangsrapportage verschijnen over het antidiscriminatiebureau Groningen. (gedeputeerde Mulder, cie. 26/11/2003 en cie. 14/01/2004) Toezegging blijft staan. (gedeputeerde Mulder, cie. 12/05/2004 en 16/6/2004)
6.
De commissie zal worden geïnformeerd over de uitwerking van de ijkpunten met betrekking tot het Huis van de Groninger Cultuur evenals over de concrete resultaten. Begin april zullen GS via een brief PS informeren. (gedeputeerde Gerritsen, cie. 18/02/2004) Het stuk is beschikbaar en volgt zo spoedig mogelijk. (gedeputeerde Gerritsen, cie. 12/05/2004 en 16/6/2004)
7.
De commissie ontvangt in september 2004 de tweedejaarsversie van de rapportage van het plan van aanpak van RTV-Noord. (gedeputeerde Gerritsen, cie. 12/5/2004 )
46