GRIFFIE
1
Samenvattend verslag van de vergadering van de commissie Stadsontwikkeling en Leefomgeving, gehouden op dinsdag 28 september 2004, aanvang 19.00 uur. Aanwezig: De heren E. Ottens (voorzitter), J. Hoek (secretaris), H. Bakker (GroenLinks), S. Broersma (PvdA), P. Bruijns (PvdA), S. Commandeur (VVD - gedeeltelijk), P. Elenbaas (VOCH), H. van Lunteren (VVD), L. Pinxten (D’66), C. Schaap (CDA), J. van der Tuin (CDA) en R. Witteveen (PvdA) De dames L. van Diest (GroenLinks), J. van Diepen (D’66) en J. Kamphuis (Hoorns Belang) Afwezig: De heren P. Manshanden (GroenLinks), A. van der Meer (OuderenUnie) en H. de Vries (Hoorns Belang). Uitgenodigd van het college van B & W: Wethouders C. van Weel-Niesten en H. Hansen. Insprekers Agendapunt 4, de heer C. de Greeuw. Samenvattend verslag. | 1 Vaststellen agenda en mededelingen. De voorzitter legt uit dat de vergadering in tweeën is gedeeld, met tot 20.00 uur aandacht voor twee bespreekpunten die zijn doorgeschoven van de vorige vergadering. | 2 De Linten, uitwerken van het beeldkwaliteitsplan voor het gedeelte Dorpsstraat/Zwaag. Samenvatting van de fractiestandpunten. GroenLinks (L. van Diest). GroenLinks is blij met deze nota. Men vindt dat in de notitie goed beschreven en voorkomen wordt dat doorzichten worden volgebouwd. GroenLinks is voorstander van functionele diversiteit binnen het lint, maar men vindt dat economische functies mogelijk moeten zijn. Tenslotte vindt GroenLinks dat de nieuwbouw van de Bangert/Oosterpolder op ruime afstand van de linten moet worden gehouden. Hoorns Belang (J. Kamphuis). Hoorns Belang vindt het een goede notitie. Ook vindt men dat er voldoende waarborgen zijn opgenomen om het landelijk karakter te behouden. D’66 (J. van Diepen). D’66 vindt dat de notitie zorgvuldig is voorbereid. Men hoopt dat deze ook zo uitgewerkt wordt. VOCH (A. Stam). De VOCH gaat akkoord met de inhoud van de notitie. VVD (H. van Lunteren). De VVD vindt dat de notitie zorgvuldig is samengesteld en men kan zich vinden in de voorstellen die gedaan worden. CDA (C. Schaap). Het CDA vindt het een goede notitie. Voorts vindt het CDA dat de linten niet volgebouwd moeten worden en dat er een doorzicht gehouden moet worden naar de open ruimte. Tenslotte vindt het CDA dat er in de notitie veel panden worden genoemd die op de gemeentelijke monumentenlijst komen. Hij vindt dit niet altijd noodzakelijk. Als voorbeeld noemt hij Dorpsstraat 5. PvdA (P. Bruijns). De PvdA is onder de indruk over de wijze waarop de notitie tot stand is gekomen. Men vindt echter dat er wel gekeken moet worden wat de effecten van deze notitie zijn en wat hierover in een eerder stadium is afgesproken. Het
GRIFFIE
2
Beeldkwaliteitplan voor De Linten is het beleidskader voor de bebouwing in de linten. De bedoeling van dit plan was om de bebouwing in de linten te fixeren en niet om deze vol te bouwen. Als hij dan nu naar de voorliggende notitie kijkt dan vindt de PvdA dat het lint langzamerhand volstroomt en dat dit in strijd is met eerder gemaakte afspraken. Voorts wijst hij erop dat de notitie de opmaat is voor de verstedelijking en hoe er omgegaan moet worden met de overige linten. Bij de PvdA ontstond het gevoel dat deze notitie geschreven is omdat het college een aantal verplichtingen is aangegaan in het kader van Bangert/Oosterpolder. Dit zou een soort koppelverkoop zijn, hetgeen niet wenselijk is. De PvdA is in principe tegen bebouwing van De Linten, maar men vindt dat er in het verstedelijkte gebied nog wel ‘iets’ gedaan kan worden. Tenslotte geeft hij aan dat het appartementencomplex Dorpsstraat 143 niet in overeenstemming is met de afspraken die gemaakt zijn over de bebouwing van de linten. De PvdA gaat dan ook niet akkoord met de aanvragen die in de notitie worden voorgelegd. De heer Van Lunteren vindt dat er in het Beeldkwaliteitplan geen sprake is van het fixeren van bebouwing. Tevens geeft hij aan dat de commissie vóór de zomer een besluit heeft genomen over Dorpsstraat 143. De heer Bruijns wijst erop dat het Beeldkwaliteitplan de basis zou moeten zijn voor de bestemmingsplannen en niet de tussenstap zoals die hier wordt voorgesteld. Hij zou van het college willen weten waarom deze tussenstap gemaakt is. Tevens geeft hij aan dat er afspraken zijn gemaakt over de drie gebieden in De Linten en dat hierbij absoluut niet is afgesproken dat er daarin zonder meer gebouwd mag worden. De heer Van Lunteren wijst erop dat er in de voorliggende notitie zeer zorgvuldig wordt gekeken waar en onder welke voorwaarden er gebouwd mag worden. Hij leest in de notitie niet dat er klakkeloos gebouwd gaat worden. Reactie van het college. Wethouder Hansen is verheugd dat de commissie in meerderheid instemt met deze notitie. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Bruijns dat de afspraken die in het beeldkwaliteitsplan zijn gemaakt geschonden zouden worden, verwijst hij naar pagina acht van het beeldkwaliteitsplan. Hier staat vermeld dat er terughoudend met het toevoegen van woningen moet worden omgegaan, dat er sprake moet zijn van een zorgvuldige inpassing, dat er sprake moet zijn van maatwerk op kavelniveau en dat het toevoegen van woningen alleen mogelijk is als dit leidt tot een verbetering van de kwaliteit van het lint. De heer Bruijns geeft aan dat kavelsplitsing niet werd toegestaan, terwijl dat in de voorliggende notitie nu wel wordt toegestaan. Nogmaals merkt hij op dat er met de PvdA best te praten valt over ‘enkele woningen’ in het verstedelijkt lint. Wethouder Hansen geeft aan dat de tussenstap gemaakt is omdat het Beeldkwaliteitplan te weinig concreet was om deze direct te kunnen vertalen in een bestemmingsplan. Ten aanzien van de opmerkingen van de heer Bruijns over eventuele verplichtingen in het kader van Bangert/Oosterpolder en eventuele koppelverkoop die mogelijk zou hebben plaatsgevonden, wijst hij erop dat hiervan geen sprake is. Er is gekeken naar een evenwichtige inrichting van het gebied, waarbij de afspraken die in het verleden zijn gemaakt gerespecteerd dienen te worden. Vervolgens verwijst hij naar de notulen van de commissie Stadsontwikkeling en Leefomgeving van 17 juni 2004 waarin hij de commissie gevraagd heeft om een principe-uitspraak te doen over een aantal particuliere belangen met betrekking tot het perceel Dorpsstaat 143. De commissie heeft hem toen het vertrouwen gegeven om hiermee door te gaan. De voorzitter vraagt zich af, omdat de wethouder het toen over een perceel en een project had, of de commissie hierdoor niet op het verkeerde been is gezet. De heer Bruijns merkt op dat de commissie de wethouder 17 juni 2004 het vertrouwen gegeven heeft, niet wetende dat het om een appartementencomplex ging. De heer Van Lunteren wijst erop dat het uitwerkingsplan van de linten op 17 juni 2004 was geagendeerd en dat volgens hem daarin heel duidelijk vermeld stond dat het om een appartementencomplex ging. De voorzitter wijst erop dat
GRIFFIE
3
in de aanbiedingsbrief van het college alleen het adres wordt genoemd. Hierdoor zou de indruk kunnen ontstaan dat er op het desbetreffende perceel één woning zou worden gebouwd. Mevrouw Van Diest meldt dat GroenLinks ook niet op de hoogte was dat het om een appartementencomplex ging. Wethouder Hansen verwijst naar analyse twee (toevoegen van woningen in het lint) van het uitwerkingsplan dat op 17 juni 2004 besproken zou worden. Hierbij staat duidelijk vermeld dat het om een appartementencomplex gaat. Ook was hierbij een situatieschets toegevoegd. Hij vindt het dan ook niet reëel dat er nu gesteld wordt dat commissieleden niet op de hoogte waren dat het om een appartementencomplex ging. De voorzitter herhaalt dat hij meerdere fracties heeft gehoord over het feit dat men niet heeft meegekregen dat het om een complex ging. Hij had graag gezien dat dit explicieter vermeld zou zijn in de aanbiedingsbrief. Hij vindt dat het college in dit geval niet kan volstaan met vermelding hiervan alleen in de achterliggende notitie. Reacties van de raad in tweede termijn. PvdA – De heer Bruijns wijst erop dat als deze notitie wordt aangenomen dit ook de opmaat is voor de bebouwing van de overige linten. Hij wijst er nogmaals op dat er met de PvdA gesproken kan worden over bebouwing in het verstedelijkte lint, maar dat men geen bebouwing in het landelijk gebied wenst. Wethouder Hansen merkt op dat er nog over de overige linten zal worden gesproken in deze commissie. CDA – De heer Schaap wenst nog terug te komen op de Dorpsstraat 143. Als hij de tekst leest dan staat er inderdaad twintig appartementen, maar als hij dan naar het plaatje kijkt dan wordt er gesproken over een landhuis. Hij vindt dit een wat misleidend beeld. Wethouder Hansen merkt op dat het appartementencomplex de verschijningsvorm van een landhuis heeft. Vervolgens geeft de heer Schaap aan dat hij nog geen antwoord heeft gekregen op zijn vraag waarom er zoveel woningen op de monumentenlijst worden geplaatst. Wethouder Hansen merkt op dat de fractie van het CDA er zelf in 2001 voor pleitte om zeer zorgvuldig met deze woningen om te gaan en om deze bebouwing te waarborgen. De gemeentelijke monumentenlijst biedt hiertoe een mogelijkheid. De heer Van der Tuin vraagt zich af of het CDA dit destijds zo bedoeld heeft. Hij geeft aan dat hij zal nagaan hoe dit destijds verwoord is. Wethouder Van Weel merkt op dat het CDA destijds een voorstel heeft gedaan in het kader van de bebouwing van de Bangert/ Oosterpolder om vooral het karakter van de linten te behouden en ervoor te zorgen dat de karakteristieke woningen op de monumentenlijst zouden komen. Op basis hiervan heeft de Monumentencommissie het college geadviseerd. Conclusie voorzitter. 1. De voorzitter constateert dat de commissie in meerderheid instemt met de stedenbouwkundige visie ‘Zicht op de linten’ voor de Dorpsstraat. Ook constateert hij dat er bij de invulling van de overige linten verzocht wordt rekening te houden met een onderscheid tussen het landelijke- dan wel het stedelijke gebied. 2. De voorzitter constateert dat de commissie ermee instemt dat de functie van de kavel Dorpsstraat 263 gewijzigd wordt van ‘(2e fase) parkeren’ in ‘wonen’. 3. De voorzitter vindt dat het een zaak van het college is om aansluitend met de betrokken grondeigenaren te communiceren over de wenselijkheid van de extra kavel(s). Hij adviseert het college om dit niet actief te doen en zeker niet in het landelijk gebied. 4. De voorzitter stelt vast om het project Dorpsstraat 143, te realiseren met toepassing van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De raad zal hiertoe nog een voorbereidingsbesluit nemen. Voor de artikel 19 lid 1
GRIFFIE
4
procedure dient een inspraakprocedure gevolgd te worden. Op 6 oktober 2004 vindt een inspraakbijeenkomst plaats. 5. Ten aanzien van voorstel 5 - de kavels binnen het bestemmingsplan Bangert/ Oosterpolder realiseren na uitwerking van het bestemmingsplan, dan wel met gebruikmaking van het anticipatieartikel- wordt afgesproken dat de commissie nog een notitie van het college krijgt waarin staat aangegeven om welke kavels het gaat en voor welke percelen er claims liggen. 6. De voorzitter constateert dat de commissie ermee instemt dat de kavels binnen het bestemmingsplan Zwaag/Dorpsstraat 1983 pas gerealiseerd kunnen worden na herziening van het bestemmingsplan. De heer Bruijns geeft aan dat hij een voorstel wenst te doen, omdat hij heeft begrepen dat de notitie niet in de raad besproken zal worden. Hij zou de notitie zodanig willen aanpassen dat er in het landelijk gebied niet gebouwd mag worden en dat er alleen met grote zorgvuldigheid in het verstedelijkt gebied gebouwd kan worden. Dit betekent dat er een aantal locaties zoals in de notitie wordt genoemd, niet gehonoreerd kan worden. De heer Van Lunteren vindt dit een vorm van zwart/wit denken waar hij een beetje moeite mee heeft. Hij vindt dat in de nota grote zorgvuldigheid wordt betracht. De heer Bruijns vraagt of het college toch nog een keer zorgvuldig kan kijken of er geen frictie bestaat tussen de stedenbouwkundige visie ‘Zicht op De Linten’ en het Beeldkwaliteitplan De Linten. De voorzitter verzoekt het college deze vraag mee te nemen. Wethouder Hansen wijst erop dat een meerderheid van de commissie akkoord gaat met de voorliggende notitie. De heer Van der Tuin vult hierop aan dat de voorliggende notitie niet aan de raad zal worden voorgelegd en dat amendementen derhalve niet aan de orde zijn. Hij vindt het een herhaling van zetten om de vraag van de heer Bruijns te honoreren. De commissie gaat akkoord met de voorliggende notitie. Als de commissie van mening is dat het college de kaders die in de notitie worden gesteld verkeerd toepast, dan kan men hierop terugkomen. De heer Van Lunteren vult hierop aan dat de PvdA op dit punt een minderheidsstandpunt inneemt en dat een meerderheid van de commissie deze frictie niet ziet. De voorzitter constateert dat de commissie de uitwerking in grote lijnen deelt, maar dat men graag nauwkeurig geïnformeerd wil blijven. Dat valt dan onder de actieve informatieplicht van het college. Toezegging college: De wethouder zegt toe de commissie nauwkeurig op de hoogte te houden van de ontwikkelingen betreffende De Linten. De wethouder zal een notitie voorleggen aan de commissie m.b.t. de kwaliteit van de geplande bebouwing in Bangert en Oosterpolder, en de wijzigingen in kavelgrootte.
| 3 Visie op Parkeren De voorzitter geeft aan dat alleen een meningsvormende discussie zal plaatsvinden. Het college kan deze standpunten meenemen bij de uitwerking van het parkeerbeleid. Samenvatting van de fractiestandpunten. VOCH (A. Stam). VOCH kan zich redelijk goed vinden in de Visie op het Parkeren. Men vindt dat het college het advies van Goudappel en Coffeng ten aanzien van ondergrondse parkparkeergarages hierbij in het achterhoofd moet houden. VOCH pleit voor dubbel gebruik van de parkeerplaatsen, het verlengen van de parkeertijd tot
GRIFFIE
5
minimaal twee uur en het verbeteren van de wegverwijzing middels verkeersborden van de VOCH. De VOCH is tegen het opheffen van betaald parkeerplaatsen in het winkelgebied ten gunste van vergunninghouders, vergunninghoudersplaatsen op het Doelenplein, het één uur parkeren en het verminderen van 1200 parkeerplaatsen op het P&R-terrein. Bij de strategische beslissingen uit het NVP is de VOCH erop tegen dat het college het uitbreiden van het aantal parkeerplaatsen voor bezoekers schrapt. Men is voor het verbeteren van het parkeren voor vergunninghouders, het verbeteren van het parkeren voor binnenstadbezoekers en het verbeteren van de bereikbaarheid voor de parkeerlocaties van de hoofdwegenstructuur. Bij de uitgangspunten naar aanleiding van het NVP moet volgens hem staan: de stroom autoverkeer naar het centrum hoeft niet verder af te nemen. Vervolgens verwijst hij naar punt 3.1. van de visie en constateert hij hierbij dat ondernemers blijkbaar op de tweede plaats komen. De VOCH kan zich vinden in hetgeen is opgenomen over de techniek van de 21e eeuw en men vindt dat dit eigenlijk naar voren gehaald moet worden. Men is tegen het op korte termijn schrappen van het betaald parkeren op het Doelenplein. Voorts vindt men dat de parkeergarage het Jeudje ook voor de haven gebruikt kan worden. Men verwacht een stijging van het parkeergaragegebruik na de herinrichting van de Muntstraat. Op de Westerdijk is het parkeren voor vergunninghouders uitgebreid. Hierdoor staat de parkeergarage naast de Westerhaven praktisch leeg. Hoe zit dat? D’66 (J. van Diepen). D’66 heeft geen behoefte om op alle details die in de visie staan genoemd in te gaan. Zij zou willen weten over hoeveel parkeerplaatsen het nu uiteindelijk gaat, hoeveel dit kost en wie dit gaat betalen of exploiteren. Ook zou zij willen weten wat de gebruikers willen. Tenslotte geeft zij aan dat zij niet zo ziet dat er een parkeerprobleem is. Hoorns Belang (J. Kamphuis). Hoorns Belang is het met het college eens dat een verdere professionalisering van het parkeerbeleid om een heldere visie en een duidelijke strategie vraagt. Hoorns Belang vindt de Visie op het Parkeren een prima stuk. Voorts vraagt zij wat wordt verstaan onder ‘niet noodzakelijke autoritten’. Hoorns Belang is tegen het voornemen van het college om meer evenementen op het Pelmolenpad te organiseren. Ook is men tegen het betaald parkeren tijdens de avonduren. Hoorns Belang is ervoor dat er op koopavonden en koopzondagen goedkopere tarieven voor het openbaar vervoer worden gehanteerd. Tenslotte vraagt zij wanneer er iets gedaan wordt met het PRIS-systeem. Hoorns Belang is geen voorstander van een parkeermanager. GroenLinks (L. van Diest). GroenLinks vraagt zich af of de Visie op het Parkeren wel een echte visie is. Wat zijn de doelstellingen en wat is de visie van parkeren en verkeer tezamen? Voorts vraagt zij waarom er een nader onderzoek nodig is naar de gehandicaptenparkeerkaart en wat hierbij de consequenties voor de gehandicapte medemens zijn. Ten aanzien van de uitgifte criteria voor parkeervergunningen wil GroenLinks een tweede parkeervergunning voor € 1.000,- per vergunning. GroenLinks is er een voorstander van dat er op (koop)zondag gratis geparkeerd kan worden. Tenslotte gaat GroenLinks akkoord met de overige projecten. VVD (S. Commandeur). Bij de VVD roept de Visie op het Parkeren op zijn minst gemengde gevoelens op. Men heeft gewezen op de capaciteitsproblemen bij het bewonersparkeren en op de urgentie van een grote parkeervoorziening aan de rand van de binnenstad. Nogmaals wijst de VVD op de urgentie van vervangende parkeerruimte als het stationsgebied en de Vale Hen op de schop gaan. De VVD vindt dat de huidige verdeling van kort- en middellang parkeren verder uitgewerkt moet worden en dat hierbij ook aandacht besteed moet worden aan de oude wijken. De VVD is van mening dat het rapport niet echt een visie op de toekomst geeft. In het rapport is feitelijk alleen het fenomeen ‘parkeermanager’ nieuw, waar de VVD overigens geen voorstander van is. In het rapport wordt terecht gewezen op het belang van een integrale aanpak. Dit is echter
GRIFFIE
6
in de Nota Verkeer en Parkeren ook al het geval. De VVD troost zich met de gedachte dat ook het college het standpunt inneemt dat men er met deze notitie nog niet is. Voorts is de VVD, in verband met de realiseringskansen van parkeergarages, van mening dat de Parkeerbalans geactualiseerd dient te worden. De VVD is van mening dat er, ongeacht de totale vraag, behoefte is aan een grootschalige parkeervoorziening in het stationsgebied en men gaat hierbij nog steeds voor 1200 parkeerplaatsen. Voor een autoluwe binnenstad dient het verkeer buiten de spoorlijn opgevangen te worden. Ook vindt men dat de kosten en opbrengsten van elke individuele parkeervoorziening breder gezien moeten worden en in het kader van het gehele aanbod benaderd moeten worden. Mocht een garage van 1200 parkeerplaatsen in het stationsgebied niet haalbaar zijn en er voor een deel van de capaciteit moet worden uitgeweken naar het gebied binnen de spoorlijn, dan verlangt de VVD dat de daarmee samenhangende verkeersproblematiek in beeld wordt gebracht en hiervoor oplossingen worden aangedragen. Een verplaatsing van de parkeeropvang naar het Pelmolenpad betekent een zwaardere belasting van de spoorwegovergang op het Keern. Ditzelfde geldt voor de effecten van een RAC-locatie voor de verkeersbelasting aan de oostzijde van de stad. De VVD vindt dat het college aan de slag moet gaan, maar niet alleen met eurotekens in de ogen. CDA (J. van der Tuin). Het CDA heeft de voorliggende visie bekeken als een discussiestuk waar nog een vervolg op komt. In dit kader wenst men een aantal opmerkingen te maken. Bij de gebiedsbenadering roept het CDA in herinnering dat het betaald parkeren ooit ingevoerd is om het parkeren te reguleren. Als er dan gesproken wordt over winkelcentra buiten de binnenstad dan denkt het CDA eerder aan de blauwe schijf dan aan parkeermeters. Als in woongebieden het parkeren onmogelijk wordt gemaakt door het instellen van parkeerverboden met bijvoorbeeld de opmerking dat men maar moet parkeren op een parkeerplaats bij een winkelcentrum, dan is het wrang om daar vervolgens betaald parkeren in te voeren. Dit geldt in mindere mate ook voor de blauwe schijf. Het CDA is tegen het betaald parkeren tijdens de avonduren. Voorts geeft hij aan dat er in Hoorn ruimhartiger wordt omgegaan met gehandicaptenparkeerkaarten dan elders. Het CDA vraagt zich af waarom een gehandicaptenparkeerkaart gratis zou moeten zijn. Mevrouw Van Diest interrumpeert en wijst erop dat een dergelijke kaart niet gratis is, maar dat deze € 50,- kost. De heer Van der Tuin merkt voorts op dat het CDA volledig achter de afspraken staat die in het kader van het hoofdstuk ‘techniek van de 21e eeuw’ zijn gemaakt. Hij vindt echter dat men niet voorop hoeft te lopen. Het CDA heeft nog onvoldoende beeld bij een parkeermanager. Bij de uitgiftecriteria voor parkeervergunningen staat dat er voor spoedeisende hulp een vergunning afgegeven kan worden. Het CDA is daar geen voorstander van. Het CDA is geen voorstander om op alle zondagen -ook als het geen koopzondag is- betaald parkeren in te voeren om eenduidigheid in het parkeerbeleid op zondagen te bewerkstelligen. Eenduidigheid bereik je ook indien je betaald parkeren op zondagen afschaft. Het CDA kan zich volledig
vinden in de benadering van de VVD inzake het parkeren binnen en buiten het spoor. Hij denkt dat de toekomst van Hoorn zal zijn dat er veel minder op het maaiveld geparkeerd gaat worden dan in parkeergarages. Dit houdt in dat de tarieven daarop afgestemd moeten worden. Het CDA herhaalt in dit verband dat een RAC-locatie een ongelukkige keuze zal zijn. Het CDA pleit al jaren voor een oplossing aan de oostkant van de stad. PvdA (R. Witteveen). De PvdA deelt de mening van het college dat het parkeerbeleid een belangrijk wapen is om de mobiliteit te sturen. Bij ‘de bewoners centraal’ vindt de PvdA een verbetering van het vergunningparkeren en het dubbel gebruik van parkeerplaatsen belangrijk. Ook wenst men de parkeergarage het Jeudje toegankelijker te maken voor binnenstadbewoners. Bij ‘een bruikbare binnenstad’ zet de PvdA in op bezoekersparkeren aan de rand van de binnenstad en in eerste instantie op maaiveldniveau. De PvdA is voor parkeergarages als blijkt dat dit echt moet en het
GRIFFIE
7
maaiveldparkeren niet meer toereikend is. De PvdA gaat akkoord met hetgeen is opgenomen over de pro-activiteit. Bij ‘de communicatie’ moet men wel nuchter blijven. Dat de organisatiestructuur aangepakt moet worden spreekt voor zich. De PvdA vindt toepassing van nieuwe technieken alleen noodzakelijk waar dit leidt tot meer efficiency en/of kostenbesparing. ‘Imagoverbetering van parkeerverbod naar dienstverlening’ mag van de PvdA dikgedrukt worden. Bij de parkeermanager is de PvdA voor herstructurering van taken, maar niet voor formatie-uitbreiding. Hij vraagt zich af wat voor rol Q-parking in dit kader gaat spelen. Ten aanzien van het transferium is de PvdA van mening dat plannen niet versneld moeten worden onder druk van ontwikkelaars. Gedifferentieerde parkeernormen voor de stadsdelen lijkt de PvdA wel logisch. De PvdA is ervoor dat op het Doelenplein meer parkeerplaatsen voor vergunninghouders worden gerealiseerd mits dit gekoppeld wordt aan parkeermaatregelen in de Achterstraat. Parkeervoorzieningen bij de Prismalocatie heeft de voorkeur van de PvdA. De PvdA vindt dat de oude schouwburglocatie niet ontwikkeld moet worden voor een tijdelijke parkeerplaats. Waar het gaat om parkeergarages geeft hij in dit kader de voorkeur aan dubbel gebruik van parkeerplaatsen. De vervanging van de roadblocks moet snel geregeld worden. De PvdA vindt dat er een betere balans moet zijn tussen parkeertarieven in de binnenstad in vergelijking tot een parkeergarage. De PvdA is vooralsnog zeer terughoudend over de ontwikkeling van de RAC-locatie. De PvdA gaat akkoord met de plannen inzake parkeerontwikkeling en bebouwing van de Vale Hen. Ook vindt men dat het college aan de gang moet gaan met het PRIS-verwijzigingssysteem, maar niet met de bordjes van de VOCH. Tenslotte vindt men dat er aandacht besteed moet worden aan het parkeerfonds en de bijdragen door derden als er bij nieuwbouw geen parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Reactie college. Wethouder Van Weel geeft aan dat er nog nader onderzoek gedaan zal worden naar de gehandicaptenparkeerkaart. Er zal hierbij gekeken worden hoe dit in Hoorn geregeld is in vergelijking tot andere gemeenten. Ten aanzien van de parkeermanager wijst zij erop dat het niet de bedoeling is dat de formatie uitgebreid gaat worden, maar dat er voor het parkeren duidelijk behoefte is aan één coördinatiepunt. De voorzitter wijst erop dat als dit binnen het budget kan worden uitgevoerd, het college dit zelf kan regelen. Wethouder Van Weel wijst erop dat dit uit het parkeerfonds betaald moet worden en dat er hierover binnen de commissie nog een discussie dient plaats te vinden. Tenslotte legt zij uit hoe het vergunningparkeren op de Westerdijk is geregeld. Conclusie voorzitter. De voorzitter concludeert dat alle fracties voldoende zaken hebben aangegeven waarmee het college aan de slag kan om de visie verder uit te werken. De gekozen richting is in het algemeen niet omstreden. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering en meldt dat de heer Commandeur de vergadering heeft verlaten. | 4 Publieksrondvraag. De voorzitter meldt dat de heer De Greeuw zich voor de publieksrondvraag heeft aangemeld. De heer De Greeuw geeft aan dat de bewonersgroep Keern-West deze zomer een zienswijze heeft ingediend voor de MER en de vrijstellingsprocedure voor de Blauwe Berg. De bewoners hebben aangegeven dat zij geen geluidswal in het zuidelijk gebied
GRIFFIE
8
wensen. De bewoners vonden dat er hierop in de inspraakreactie, die onlangs door de commissie Stadsontwikkeling en Leefomgeving is goedgekeurd, onvoldoende ingegaan is. Tijdens de hoorzitting van dinsdag 21 september jl. werd door het college aangegeven dat de bewoners niets aan de geluidswal hebben. Zijn vraag is wat de gemeente voor de bewoners van het Keern-West doet om de overlast te voorkomen, temeer omdat de hoofdontsluitingsweg een stuk naar het oosten wordt opgeschoven. Voorts zou hij aan de gemeente willen vragen om eens met de bewoners te gaan praten, omdat zij ook nog problemen hebben met de fietsbrug en de plannen met de locatie Beemsterboer. Ook willen de bewoners van het Keern-West (43 tot 85) weten wat de visie van de gemeente is omdat dit gebied tot het bestemmingsplan Runshoppingcentre wordt toegevoegd. Wethouder Van Weel vraagt de heer De Greeuw zijn vraag nog even te verduidelijken, zodat zij deze kan doorgeven aan wethouder Van Es. De heer De Greeuw antwoordt hierop dat hij zijn vragen al verschillende keren aan wethouder Van Es heeft gesteld, maar dat hij hierop nog geen antwoord heeft ontvangen. Wethouder Van Weel zegt toe dat zij wethouder Van Es zal vragen om een antwoord te geven op de vragen die de heer De Greeuw gesteld heeft. Mevrouw Van Diepen vraagt om agendapunt 8 (Prioriteitenlijst 2005; onderwerpen van de commissie) te bespreken tijdens de begrotingsbehandeling. De voorzitter constateert dat de commissie hiermee akkoord gaat. | 5 Woonvisie 2004 – 2009: ‘tijd om te bewegen’. De heer Broersma geeft aan dat de PvdA zich afvraagt of de woonvisie vandaag wel behandeld moet worden omdat deze vanwege de ontwikkelingen van de Bangert/Oosterpolder niet meer correct is. De voorzitter constateert dat een meerderheid van de commissie hier niet akkoord mee gaat en dat daarmee het agendapunt wel behandeld zal worden. Samenvatting van de fractiestandpunten. PvdA (S. Broersma). De PvdA is het eens met de voorstellen van het college om de woningmarkt in beweging te krijgen. Goede en betaalbare seniorenwoningen dienen te zorgen voor doorstroming. Misschien dat een verhuispremie of regeling hierbij barrières kan wegnemen? Ook is doorstroming van jongerenwoningen noodzakelijk. Dit kan aangepakt worden door doorstroming vanaf een bepaalde leeftijd verplicht te stellen. Bij het bouwen voor doelgroepen moet het accent vooral liggen bij senioren- en jongerenwoningen. Startersleningen zijn hierbij een goed instrument, maar hoe lang kan dit nog doorgaan? Bij het bouwen van starterswoningen moet voorkomen worden dat speculatie na verkoop deze woningen weer te duur maakt. In de woningopgaven is sprake van tegenstrijdige getallen. In de Bangert/Oosterpolder wordt gerekend op ongeveer 300/400 woningen per jaar en de productieopgave ligt op 600 woningen per jaar. Wordt deze ambitie bijgesteld? Voorts vraagt de PvdA zich af of het aantal inbreiwoningen niet te optimistisch is. Ten aanzien van de woningbouw in Bangert/Oosterpolder is de PvdA tegen een aanpassing van de woningdifferentiatie, tenzij er meer sociale huurwoningen in de plannen worden opgenomen. Het verbaast de PvdA dat er nadere afspraken met de ontwikkelaars moeten worden gemaakt over de categorie ‘middelduur/duur’. Tenslotte wil de PvdA een bredere discussie over het welstandsvrij bouwen. CDA (C. Schaap). Het CDA denkt dat men met de woonvisie voorlopig vooruit kan. Men mist in de woonvisie het particulier initiatief. De heer Van Lunteren interrumpeert en wijst erop dat in de visie hierover wel iets is opgenomen. De heer Schaap meldt dat het
GRIFFIE
9
CDA akkoord gaat met de 600 seniorenwoningen (huur) die worden gebouwd en dat een gedeelte hiervan best koopwoningen mogen zijn. Tenslotte is het CDA het eens met de voorstellen die zijn opgenomen over het scheefwonen. VVD (H. van Lunteren). De VVD heeft gekeken of er in de visie iets gedaan is met haar vragen over de concept woonvisie en in hoeverre de definitieve versie afwijkt van het concept. De VVD is erg enthousiast over de woonvisie en men denkt dat men hiermee de komende jaren vooruit kan. Kanttekening hierbij is dat zaken de komende jaren ongetwijfeld zullen veranderen. Er worden maatregelen voor het scheefwonen voorgesteld. Hij vraagt zich af of de derde maatregel die genoemd wordt wel mogelijk en haalbaar is. Ten aanzien van het welstandsvrij bouwen wenst de VVD dat hiermee de nodige zorgvuldigheid wordt betracht. Ook wil men dat er voorstellen gedaan worden hoe de welstandsnota aangepast kan worden om dit mogelijk te maken. De VVD pleit ervoor om een aparte bijeenkomst te organiseren over inbreilocaties. Tenslotte constateert hij dat de paragraaf ‘gezondheids- en welzijnsvoorzieningen’ uit de woonvisie is verdwenen. VOCH (A. Stam). De VOCH kan zich goed vinden in de woonvisie. Ten aanzien van het verbeteren van de openbare ruimten bij het woon- en leefmilieu wil de VOCH dat dit vooral praktisch ingericht wordt. Bij de bouwcapaciteit is de VOCH voor de eigen behoefte. De VOCH ziet een einde aan de groei van Hoorn. Voorts vraagt de VOCH zich af of de geplande externe projectmanager niet door Intermaris geleverd kan worden. Tenslotte vraagt men wat ‘BWS-regulier’ betekent en in hoeverre de geplande bijdrage toereikend is. D’66 (J. van Diepen). D’66 kan zich goed vinden in de uitgangspunten van de woonvisie. Zij kan zich voorstellen dat het moeilijk is om het scheefwonen te voorkomen. Hoorns Belang (J. Kamphuis). Hoorns Belang is het niet eens met het CDA om een gedeelte van de 600 seniorenwoningen voor de verkoop beschikbaar te stellen. De heer Schaap interrumpeert en wijst erop dat er ook senioren zijn die een woning willen kopen. Voorts merkt mevrouw Kamphuis op dat ervoor gezorgd moet worden dat mensen door het verminderen van de huursubsidie niet teveel benadeeld worden. Verder merkt zij op dat er in de woonvisie wordt gesproken over 1320 woningen op inbreilocaties en dat er bij het uitvoeringsprogramma wordt gesproken over het bouwen van 950 woningen op deze locaties. Hoe kan dit verschil verklaard worden? GroenLinks (L. van Diest). GroenLinks vraagt zich af of het beleid ten aanzien van scheefwonen niet toegepast kan worden op de jongerenhuisvesting. Voorts vraagt men of het beleid voor de jongerenhuisvesting in de huisvestingsverordening aangepast wordt om de doorstroming te bevorderen. Is het mogelijk om hierbij tijdelijke huurcontracten op te stellen? GroenLinks is voorstander van regionale spreiding en vraagt of dit in de regionale visie geregeld wordt. Tenslotte vraagt GroenLinks wat de gemeente van de regionale woonvisie verwacht. Reactie college. Wethouder Hansen wil de commissie bedanken dat zij vandaag de woonvisie wenst te behandelen. Voorts meldt hij dat de Adviesgroep Volkshuisvesting unaniem positief was over de woonvisie. De adviesgroep heeft hem gevraagd de commissie ervan te overtuigen de woonvisie vast te stellen, omdat deze nodig is voor het toekomstige volkshuisvestingsbeleid in Hoorn. Hij wijst erop dat de woonvisie straks in de plaats zal komen van de zogenaamde prestatieafspraken die jaarlijks met Intermaris worden gemaakt. Deze woonvisie geldt voor een termijn van vijf jaar, waaraan een uitvoeringsprogramma gekoppeld is. Voorts wijst hij erop dat de ontwikkelingen met betrekking tot de Bangert/Oosterpolder een vertragend effect hebben op een klein gedeelte van de woonvisie, maar dat de woonvisie gewoon
GRIFFIE
10
vastgesteld kan worden. Hij wijst erop dat het de raad vrij staat om extra geld beschikbaar te stellen voor de startersleningen. Voorts wijst hij erop dat het ‘30/30/40principe’ voor Bangert/Oosterpolder onverkort overeind zal blijven staan. Ten aanzien van het welstandsvrij bouwen meldt hij dat de welstandsnota hierbij het leidend kader zal zijn. Voorts merkt hij op dat er iets over het particulier opdrachtgeverschap staat vermeld op pagina 29 van de woonvisie. Als de commissie van mening is dat van de 600 seniorenwoningen die voor de verhuur beschikbaar gesteld worden ook een aantal voor de verkoop beschikbaar gesteld zouden moeten worden, dan is dat mogelijk. Tevens merkt hij op dat het scheefwonen een probleem is en dat hieraan veel aandacht besteed moet worden. De derde maatregel bij het scheefwonen is met name geënt op het rijksbeleid en de gemeente is afhankelijk van wat hier verder uit komt. Verder meldt hij dat er medio november een bijeenkomst over de inbreilocaties georganiseerd gaat worden. De paragraaf over gezondheids- en welstandsvoorzieningen is eruit gehaald en zal opgenomen worden in de nota Lokaal Gezondheidsbeleid. Door de VOCH wordt aangegeven om bij de bouwcapaciteit te bouwen op basis van de eigen behoefte. Hij wijst erop dat er geen mogelijkheden zijn om dit af te dwingen. Voorts merkt hij op dat de gemeente voor het wonen boven winkels samenwerkt met Intermaris en dat hierbij tevens de opvolger van bureau Meertens en Steffens op projectbasis wordt ingeschakeld. ‘BWS’ staat voor Besluit Woninggebonden Subsidies. Desgewenst zijn medewerkers van het bureau Wonen bereid om hier nadere uitleg over te geven. Verder merkt hij op dat Intermaris bezig is met een onderzoek inzake de tijdelijke huurcontracten. Hij verwacht dat dit tot praktische problemen zou kunnen leiden. Tenslotte merkt hij op naar aanleiding van de opmerking van GroenLinks over de regionale woonvisie, dat de woonvisie van Hoorn daarin past. Reacties van de commissie in tweede termijn. PvdA - De heer Broersma geeft aan dat er in de woonvisie verschillende aantallen woningbouwproductiecijfers worden genoemd en dat hij dit verwarrend vindt. Wethouder Hansen zegt toe dat hij de commissie voor de raadsbehandeling een totaaloverzicht van de woningbouwproductiecijfers zal verstrekken. VVD - De heer Van Lunteren begrijpt van de wethouder dat de woonvisie in de plaats komt van het prestatiecontract met Intermaris. Dit is voor hem een nieuw gegeven. Wethouder Hansen wijst erop dat de woonvisie als basis dient voor de toekomstige prestatieafspraken. Conclusie voorzitter. De voorzitter concludeert dat alle fracties akkoord gaan met de woonvisie. Commissieadvies: De woonvisie kan met een positief advies als ‘B’ stuk naar de raad.
GRIFFIE
11
Toezegging college: 1. De wethouder zegt toe een totaaloverzicht op te stellen, voorafgaand aan de raad, van de woningproductiecijfers in relatie tot het vertragen van de goedkeuring van het bestemmingsplan Bangert en Oosterpolder door de recente uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. (Hierbij wordt ook aandacht besteed aan het verschil dat door de PvdA hier en daar in het cijfermateriaal wordt geconstateerd.) 2. Overige toezeggingen: de commissie wordt in november vertrouwelijk geïnformeerd over inbreilocaties; 3. Uitgangspunten voor ‘welstandsvrij bouwen’ wordt eerst besproken met de commissie in relatie tot de welstandnota.
| 6 Beëindiging BAEI-procedure (Besluit Aanleg Energie Infrastructuur) Bangert en Oosterpolder. De voorzitter vraagt of de heer Bruijns zijn brief van 11 september 2004 nog wenst toe te lichten. De heer Bruijns wil de voorzitter bedanken dat zijn verzoek om behandeling van dit agendapunt is gehonoreerd. Hij wijst erop dat met betrekking tot de ontwikkeling van de Bangert/Oosterpolder bepaalde ambities zijn uitgesproken teneinde deze op te nemen in het bestemmingsplan. Deze ambities lagen op het terrein van onder andere de energiestructuur en de architectuur. Vervolgens blijkt dat tijdens de ontwikkeling van het bestemmingsplan de ambitie met betrekking tot het toepassen van duurzame energie niet kan worden gehaald. Hij wijst erop dat de gemeente het klimaatconvenant heeft ondertekend met de Provincie, waarbij toegezegd werd dat in Hoorn de CO2-emissie zou worden aangepast. Als hij dan merkt dat dit tot niets heeft geleid en dat ook de invloed van de projectontwikkelaars erg groot is geweest, dan is hij zwaar teleurgesteld. Hij zou van de wethouder willen weten hoe dit precies gegaan is en wat hierbij de rol van het college is geweest. CDA (J. van der Tuin). Het CDA sluit zich in grote lijnen aan bij het betoog van de heer Bruijns. Het CDA heeft in haar verkiezingsprogramma staan dat Bangert/Oosterpolder een voorbeeldwijk moet worden van Hoorn. Hij betreurt de wijze waarop een en ander is gegaan. Ook betreurt hij hetgeen hij hierover in de pers heeft gelezen. In de aanbiedingsbrief van het college staat dat onderhandelingen met NUON en OMH de gestelde streefdoelen niet binnen bereik hebben gebracht. Volgens het CDA is het een kwestie van ‘willen’ en niet van ‘kunnen’. Het CDA is erg benieuwd naar de reactie van de wethouder. VVD (H. van Lunteren). De VVD kan zich de teleurstelling voorstellen. Vervolgens verwijst hij naar de toelichting waaruit blijkt dat in de raamovereenkomst tussen de gemeente Hoorn en OMH geen afspraken ter zake zijn opgenomen. Hij vraagt zich af hoe zorgvuldig de gemeente Hoorn is in het maken van haar overeenkomsten en afspraken. Voorts wijst hij erop dat het niet zo is dat de kwaliteit van de Bangert/Oosterpolder zal verminderen als de energieambitie anders wordt dan oorspronkelijk gedacht. VOCH (P. Elenbaas). De VOCH vraagt zich af hoe serieus de raad wordt genomen en hoe zorgvuldig het college is in het uitvoeren van opdrachten. Mede gezien ervaringen in het recente verleden vraagt de VOCH zich af hoe men hiermee verder moet gaan. De VOCH wil weten waarom het college de afspraken niet heeft gemaakt, waarom de wensen van de raad in dit kader niet zijn gehonoreerd, waarom de afspraken niet in de raamovereenkomst zijn opgenomen en waarom de contracten zo laat ondertekend zijn.
GRIFFIE
12
D’66 (J. van Diepen). D’66 vindt het treurig wat er gebeurd is. Zij vraagt zich af hoe dit heeft kunnen gebeuren en wat er gedaan wordt om dit soort zaken in de toekomst te voorkomen. Hoorns Belang (J. Kamphuis). Hoorns Belang sluit zich volledig aan bij het betoog van de heer Bruijns. GroenLinks (L. van Diest). GroenLinks was verbaasd dat dit stuk een ingekomen brief was in de raad. Men is verheugd dat de PvdA een brief heeft geschreven en dat een en nader nu besproken wordt. De gemeente Hoorn moet haar verantwoordelijkheid ten aanzien van het milieu naleven. GroenLinks is erg teleurgesteld dat de BAEI-procedure niet gehaald wordt en men wil dat deze procedure bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan Bangert/Oosterpolder wel tot stand komt. Reactie college. Wethouder Hansen geeft aan dat hij als wethouder hier ook niet gelukkig mee is. Bij deze procedure hebben de onderhandelingen die plaats hebben gevonden over de raamovereenkomst van de Bangert/Oosterpolder een belangrijke rol gespeeld. De Ontwikkelingsmaatschappij was niet voornemens om de desbetreffende bepaling in de raamovereenkomst op te nemen, omdat dit tot hogere investeringskosten en daarmee hogere stichtingskosten zou leiden. De heer Elenbaas interrumpeert en vraagt zich af waarom de wethouder dit op dat moment niet had gemeld aan de commissie. Ook vraagt hij zich af dat als de raad bepaalde ambities aangeeft, in hoeverre ontwikkelaars de ruimte hebben om hiervan af te zien. Wethouder Hansen antwoordt dat er in het bestemmingsplan duidelijk is aangegeven dat er naar gestreefd zou worden om deze energieambities te halen. Voorts geeft hij aan dat het onderhandelingstraject niet gemakkelijk verlopen is. De ontwikkelaars wilden vasthouden aan de wettelijke norm zoals die geldt. Voorts wijst hij erop dat De Peyler, Vos Bouw Maatschappij en Heddes hebben aangegeven dat zij in duurzaamheid willen investeren. Voor het centrumgebied, dat buiten de onderhandelingen valt, is het college voornemens in het programma van eisen op te nemen om daar een lage EPC te halen. De heer Van der Tuin interrumpeert en geeft aan dat hij schrikt van de reactie van de wethouder. Hij is teleurgesteld dat het college kennelijk zwaar onvoldoende de prioriteit heeft ingeschat die de raad heeft gesteld. Hij begrijpt niet dat nu pas blijkt dat de ambities niet gehaald worden en hij vindt dat de wethouder dit eerder aan de commissie had moeten laten weten. Hij denkt dat de wethouder dan toch met de verkeerde mensen in zee is gegaan. Wethouder Hansen wijst erop dat het college met betrekking tot de gehele ontwikkeling van de Bangert/Oosterpolder die begin jaren negentig is gestart, in een onderhandelingstraject dat al loopt is gestapt. Ook schijnen er in het verleden al bepaalde toezeggingen gedaan te zijn. De heer Bruijns interrumpeert en geeft aan dat het college heeft verzuimd de raad te informeren over een belangrijke beleidswijziging in het bestemmingsplan Bangert/Oosterpolder. De heer Van Lunteren wijst erop dat het er natuurlijk wel vanaf hangt hoe dit in het bestemmingsplan is verwoord. Het ‘streven naar’ is iets anders dan ‘dwangmatig voorschrijven’. Dit betekent dat als de ambitie niet gehaald wordt, het iets te simpel is om dit als een belangrijke beleidswijziging te definiëren. De heer Bruijns wijst erop dat de PvdA een voorstel heeft gedaan over de EPC-waarde. De commissie is hiermee toen akkoord gegaan en dit is vastgelegd in het bestemmingsplan. Hij vindt dat het college bij de onderhandelingen tot het uiterste had moeten gaan. Misschien is dit wel gebeurd, maar de wethouder had de raad moeten informeren waarom dit is stukgelopen. De heer Van Lunteren is het eens met de heer Bruijns dat het college haar informatieplicht anders had moeten invullen. De stelling dat er een belangrijke wijziging in het bestemmingsplan is opgetreden gaat hem te ver. Wethouder Hansen vervolgt zijn betoog en geeft aan dat voor het centrumgebied per 1 januari 2006 sprake zal zijn van een EPC-waarde 0,8 en dat voor de woningen een EPC-waarde van 0,72 gehaald moet worden. De BAEI-procedure is stukgelopen voor
GRIFFIE
13
fase 1 en 2. Er kan echter nog wel met de ontwikkelaars verder gesproken worden over fase 3, 4 en 5. De heer Bruijns interrumpeert en zou ervoor willen pleiten om het college de opdracht te geven om de BAEI-procedure en het duurzaam bouwen in de volgende fases gestalte te geven. Ook vindt hij dat er gestreefd moet worden naar een lagere EPC-waarde dan 0,8. Hij denkt dat er wel degelijk ontwikkelaars zijn die met een lagere EPC-waarde kunnen bouwen, waarbij er ook sprake is van hogere stichtingskosten. De heer Elenbaas wijst erop dat er bij het opnieuw in procedure brengen van het bestemmingsplan er dus wijzigingen kunnen worden aangebracht. Hoe geldig zijn de contracten en de raamovereenkomst als er geen geldig bestemmingsplan is en in hoeverre is het mogelijk om nog wijzigingen aan te brengen? Wethouder Hansen denkt dat het moeilijk zal zijn om wijzigingen aan te brengen in de raamovereenkomst. Hij wijst erop dat als men woningen wil die op een duurzame wijze worden gerealiseerd er iets aan de stichtingskosten gedaan moet worden. De voorzitter wijst erop dat is gebleken dat sommige ontwikkelaars voor hetzelfde geld wel een lagere EPC-waarde kunnen realiseren. Wethouder Hansen wenst nog even terug te komen op de opmerking van de VOCH. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt gesproken over ‘het streven naar’, maar hierover is niets opgenomen in de voorschriften. Juridisch bindend is hetgeen in de voorschriften staat opgenomen. Hier kan men dus geen juridische consequenties aan verbinden. De heer Bruijns interrumpeert en vindt dat de wethouder zich hier te gemakkelijk vanaf maakt. Hij wijst erop dat er ten aanzien van de ambities wordt gesproken over ‘het streven naar’ en ‘men wil dat’. Het is niet gebruikelijk dat dit als juridisch jargon in een bestemmingsplan wordt opgenomen. De voorzitter merkt op dat er dus geconstateerd kan worden dat het een omissie is dat een en ander dus niet in de voorschriften stond opgenomen. Wethouder Hansen wenst een handreiking te doen. Het lijkt hem een goede zaak om bij het opnieuw in procedure brengen van het bestemmingsplan een duidelijker paragraaf over de energieambities in de voorschriften op te nemen. De heer Elenbaas interrumpeert en wijst erop dat er voor fase 1 en 2 juridisch nog alles mogelijk is. De voorzitter merkt op dat er voor fase 1 een bouwvergunning is afgegeven waartegen geen bezwaar is aangetekend. Tenslotte meldt wethouder Hansen dat fase 1 rechtens onaantastbaar is met 273 bouwvergunningen en dat in fase 2 de ontwikkeling van de duurzaamheid nog betrokken kan worden. Conclusie voorzitter. De voorzitter concludeert dat de wethouder toezegt dat hij bij het opnieuw in procedure brengen van het bestemmingsplan een duidelijker paragraaf over de energieambities in de voorschriften zal opnemen. Tevens constateert hij dat dit voor fase 1 niet meer mogelijk is, maar dat de wethouder voor de fases 2, 3, 4 en 5 met de ontwikkelaars opnieuw in onderhandeling zal gaan. Uitgangspunt hierbij is de wettelijke norm voor de EPC-waarde van 0,8, maar gestreefd zal worden om een EPC-waarde van 0,7 te halen. Toezegging college: De wethouder zegt toe: 1. dat in het bestemmingsplan een duidelijker paragraaf in de voorschriften zal worden opgenomen aangaande de energieambities. 2. zegt toe opnieuw te gaan onderhandelen met de ontwikkelaars 3. stelt dat voor het Centrumgebied de gemeente het Programma van Eisen zo zal opstellen, dat het voldoet aan het klimaatconvenant. Omdat de gemeente verwacht, dat tegen die tijd de wettelijke EPC verlaagd zal zijn naar 0,8, zullen de woningen in het centrum een EPC krijgen van 0,7. Daarmee voldoen ze aan de doelstellingen uit het bestemmingsplan.
GRIFFIE
14
| 7 Vernietiging besluit van goedkeuring van het bestemmingsplan Bangert en Oosterpolder; uitspraak van de afdeling. Samenvatting van de fractiestandpunten. VOCH (P. Elenbaas). De VOCH heeft haar mening bij de behandeling van het vorige agendapunt al duidelijk aangegeven. VVD (H. van Lunteren). De VVD vindt het heel vervelend wat er is gebeurd. De VVD heeft vertrouwen in het voorstel van het college hoe men denkt de situatie te gaan repareren. Hij denkt dat het een goede zaak is dat raad en college samen optrekken om het bestemmings-plan weer overeind te krijgen en dat men vooral niet moet zwichten voor verleidingen. CDA (C. Schaap). Het CDA is bijzonder teleurgesteld over hetgeen er gebeurd is. Hoe wordt de vertraging van de woningbouw opgevangen en wat zijn de gevolgen voor de woningzoekenden en de starters? Het CDA vindt het een zorgelijke situatie dat er met de bouw van 270 woningen gestart kan worden, terwijl er voorlopig nog geen welzijnsvoorzieningen komen. Ook vindt het CDA het onvoldoende duidelijk welke gevolgen de uitspraak van de Raad van State heeft ten aanzien van het voorkeursrecht. D’66 (J. van Diepen). D’66 vraagt wat het college doet om de situatie op te lossen en hoe men dit soort situaties in de toekomst denkt te voorkomen. GroenLinks (L. van Diest). GroenLinks heeft de volgende vragen. Had de negatieve uitspraak van de Raad van State voorkomen kunnen worden door bijvoorbeeld betere consensus met de bewoners? Moet er geconstateerd worden dat er onvoldoende juridische deskundigheid is bij de gemeente? Wat zijn de consequenties voor de welzijnsvoorzieningen en wat zijn de extra kosten die hiermee gemoeid zijn? Gelden er voor de artikel 19 procedure die is ingezet dezelfde randvoorwaarden als voor het bestemmingsplan? Zo niet, wat zijn dan de verschillen? Hoorns Belang (J. Kamphuis). Hoorns Belang vindt het jammer dat er, gezien de ervaringen die men heeft met nieuwbouwwijken, niet snel ingesprongen is op de wijziging van de procedure. Zij vindt dit moeilijk uit te leggen aan derden. Tenslotte denkt zij dat de uitspraak ook nog wel financiële consequenties zal hebben. PvdA (P. Bruijns). De PvdA denkt dat met de notitie van het college de problemen nog niet zijn opgelost. De notitie biedt voor de PvdA onvoldoende inzicht wat nu precies de gevolgen zijn. Het blijkt dat het bestemmingsplan niet is vernietigd, maar alleen het besluit van Gedeputeerde Staten tot goedkeuring hiervan. Dit is van belang omdat hiermee het bestemmingsplan als informatie- en beleidskader intact blijft. Het college geeft in haar notitie aan dat het voorkeursrecht dat op het perceel is gevestigd niet is vervallen door de uitspraak. In de fractie van de PvdA is daar enige onzekerheid over. De vraag rijst hierbij of het voorkeursrecht in de fase tussen de onthouding van goedkeuring en het nieuwe gerepareerde bestemmingsplan gevestigd blijft of dat er een vacuüm ontstaat. Is het college hier definitief uit of is men voornemens om hier nog advies over te vragen? Verder geeft het college in haar notitie aan dat de overige beroepen die gegrond verklaard zijn tot een partiële vernietiging zouden hebben geleid. Hierbij geeft het college aan dat dit meer regel is dan uitzondering. Hij wijst erop dat er juist bij deze beroepen irritatie is ontstaan over de houding van de gemeente. Hij vindt dit geen goede manier om met burgers om te gaan en hij vindt dat sommige beroepen voorkomen hadden kunnen worden. Ook vindt de PvdA het bijzonder dat de wethouder Ruimtelijke Ordening via de pers aan de commissie laat weten dat Hoorn machteloos staat en alles heeft gedaan wat noodzakelijk is. De PvdA vindt dat de wethouder de hand in eigen boezem mag steken. Voorts geeft hij aan dat hem soms het gevoel bekruipt dat de raad en het college in verschillende werelden leven. Hij noemt hierbij als voorbeeld hetgeen in
GRIFFIE
15
de notitie is opgenomen over het verkeer. Talloze malen is dit in de commissie besproken en is er aangegeven dat studies naar de gevolgen voor de leefomgeving ontbreken. In de notitie wordt aangegeven dat er tal van onderzoeken zijn uitgevoerd en ingepast in het bestemmingsplan. Volgens hem zijn deze onderzoeken niet aan de raad voorgelegd. Dit constateert nu ook de rechter. Politiek gezien staan voor de PvdA twee zaken centraal: de gevolgen voor de woningmarkt en de gevolgen voor de grondexploitatie. Men meent dat er rekening gehouden moet worden met een vertraging van 2 tot 2,5 jaar. Dit zullen ongeveer 1000 woningen zijn. De woonvisie gaat uit van 3090 woningen voor de periode tot en met 2009. Dit aantal zal moeten worden bijgesteld. Dit geldt ook voor de tekorten van 1450 woningen in 2005. Dit aantal zal overigens aanzienlijk oplopen, evenals het feit dat het tekort in 2010 op 100 woningen zal uitkomen. De woningzoekenden zijn hierbij de dupe. Een groot aantal Hoornse woningzoekenden zal hun woning buiten de grenzen van de stad moeten zoeken. Dit zal voor velen pijnlijk zijn. De PvdA denkt dat inbreilocaties onvoldoende soelaas bieden. Ten aanzien van de gevolgen voor de exploitatie merkt hij op dat het uitstellen van de woningbouwproductie absoluut zal leiden tot een verdere schaarste en verdere verhoging van de woningprijzen. De PvdA vindt dit geen goede ontwikkeling. Tevens is het zo dat uitstel van woningbouw geen inkomsten voor de exploitatie genereert en de renteverliezen zullen oplopen. Er is een risicoanalyse geschreven voor Bangert/Oosterpolder voor de exploitatie. Hij wijst er hierbij op dat als één parameter wijzigt de risicobalans ook zal wijzigen. Het lijkt de PvdA van belang om de risicoparagraaf bij te stellen. Als laatste wijst hij erop dat de kavels in de eerste fase teruggebracht zijn van 150 m² naar 110 m² en dat deze ook zijn versmald. Hij vraagt zich af wat hierbij de invloed is geweest van de projectontwikkelaars. Reactie van het college. Wethouder Hansen geeft aan dat hij ook teleurgesteld was over de uitspraak van de Raad van State van 25 augustus 2004 en dat dit hem iedere dag bezighoudt. Er is een team samengesteld om een nieuw bestemmingsplan voor te bereiden. Hij wijst erop dat de woningen in Bangert/Oosterpolder er zullen komen, maar dat het alleen de vraag is wanneer. Het college houdt rekening met een vertraging van ongeveer één jaar voordat er een nieuw bestemmingsplan vastgesteld kan worden. Hij denkt dat het uiteindelijke bestemmingsplan 2 tot 2,5 jaar op zich zal laten wachten. De voorzitter wijst erop dat de raad binnen één jaar na de uitspraak van de Raad van State van 25 augustus 2004 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld moet hebben. Wethouder Hansen merkt op dat er alles gedaan zal worden om dit te realiseren. Voorts wijst hij erop dat de negatieve impact van deze uitspraak de gemeente Hoorn geen goed doet. Ook wijst hij erop dat de woningen in Bangert/Oosterpolder nodig zijn tegen de woningnood. Dit zou ertoe kunnen leiden dat woningzoekenden langer moeten wachten op een woning binnen de gemeente Hoorn. De heer Bruijns interrumpeert en geeft aan dat hij zich kan voorstellen dat het moeilijk is voor het college om aan te geven wat nu precies de gevolgen zijn, maar dat hij het op prijs zou stellen als het college in beeld zou brengen wat de vertraging nu betekent voor de woningbouwproductie en de grondexploitatie. De heer Van Lunteren wijst erop dat de wethouder bij de behandeling van de woonvisie heeft toegezegd dat hij op korte termijn een notitie zou maken over de woningbouwproductiecijfers. Hij denkt dat in deze notitie deze gevolgen ook zichtbaar zouden moeten zijn. Wethouder Hansen geeft aan dat de commissie nog geïnformeerd zal worden over de exploitatie van Bangert/Oosterpolder. Ten aanzien van de Wet voorkeursrecht gemeenten constateert hij dat er een verschil van mening is ontstaan over in hoeverre deze wet gehandhaafd blijft. Hij wijst erop dat de gemeente zich op dit punt laat adviseren door externe adviseurs. Voorts verwijst hij naar de vraag van de heer Bruijns in hoeverre de beroepen in het kader van de partiële vernietiging voorkomen kunnen
GRIFFIE
16
worden. Deze beroepen hadden voorkomen kunnen worden. Hij wijst erop dat men bij Mega-projecten z.i. de planologische procedures misbruikt om een bepaald doel te bereiken. De heer Bruijns geeft aan dat hij niet doelt op Mega, maar op omwonenden die gegronde bezwaren hadden. Hij heeft het gevoel dat er onvoldoende gecommuniceerd en geluisterd is naar de bezwaren van de omwonenden. De heer Van der Tuin interrumpeert en merkt op dat hij nu toch even bezwaar wil maken. Hij heeft het gevoel dat de heer Bruijns nu als een rechter optreedt. Hij wil een beroep op zijn collega’s doen om zo’n weg niet te bewandelen. De heer Van Lunteren vult hierop aan dat men deze bezwaarmakers ook tegengekomen is in allerlei inspraakprocedures. Hiervan is een keurig inspraakverslag gemaakt dat door de commissie is goedgekeurd. De heer Stam geeft aan dat de VOCH dit soort zaken al eerder heeft geconstateerd en dat hij de heer Bruijns in deze gelijk geeft. Mevrouw Van Diest is ook van mening dat in sommige gevallen de bezwaarprocedures voorkomen hadden kunnen worden. Wethouder Hansen vervolgt zijn betoog en vindt dat er wel degelijk zorgvuldig met de belanghebbenden is omgegaan, maar dat in sommige gevallen de geschillen niet opgelost kunnen worden. Hij zal proberen in de toekomst dit soort situaties te voorkomen, maar garanties kan hij daarbij niet geven. Ten aanzien van de vraag van de heer Schaap inzake de onderwijsen welzijnsvoorzieningen geeft hij aan dat er voor de 273 woningen noodlokalen geplaatst zullen worden. Het is nog niet bekend of deze geplaatst zullen worden in de nabijheid van het serviceloket of in de buurt van de bestaande scholen. De heer Van der Tuin interrumpeert en wijst erop dat in de raad is afgesproken dat dit semi permanente noodlokalen moeten zijn. Wethouder Hansen merkt op dat de semi permanente noodlokalen in de nabijheid van fase 3 gepland zijn. Voorts geeft hij aan dat er voor het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan tijdelijke juridische deskundigheid zal worden ingehuurd en dat daarnaast op bepaalde ijkmomenten juridische bijstand ingewonnen zal worden bij een extern adviseur. Ten aanzien van de vraag van GroenLinks of voor de artikel 19 procedure die is ingezet dezelfde randvoorwaarden gelden als voor het bestemmingsplan, geeft hij aan dat er voor de artikel 19 procedure een ruimtelijke onderlegger nodig is en dat daarvoor een conceptbestemmingsplan gebruikt kan worden. Ten aanzien van de opmerking van de heer Bruijns over het verkeer merkt hij op dat de Raad van State heeft aangegeven dat de adviezen nooit zijn verwoord in een expliciet rapport. Het college zal dit duidelijker formuleren. Voorts geeft hij aan dat de kavelgrootte inderdaad neerwaarts is aangepast. De voorzitter vraagt de wethouder of de commissie op korte termijn geïnformeerd kan worden over toekomstige ontwikkelingen. Afgesproken wordt dit op de termijnagenda van november 2004 te plaatsen. De heer Van der Tuin geeft aan dat hij op bladzijde 2 van de notitie leest dat op 24 december 2002 (bijna drie jaar na het ingestelde beroep) het beroep gegrond werd verklaard en het besluit tot vaststelling van het structuurplan werd vernietigd. Op 29 oktober 2002 was het bestemmingsplan door de raad vastgesteld. Hij vraagt zich af waarom de wethouder en de raad begin januari 2003 daarover niet direct zijn geïnformeerd. Wethouder Hansen merkt op dat op 24 december 2002 de negen beslispunten van het structuurplan zijn afgewezen. Op dat moment hield hij er geen rekening mee dat dit zo’n invloed zou hebben op het verloop van de bestemmingsplanprocedure. Tevens wijst hij erop dat de behandeling van het structuurplan bij de Raad van State heel lang heeft geduurd. De voorzitter merkt op dat er in de brief van het college door de Raad van State een handvat werd geboden door alsnog een hoorzitting te houden. Wethouder Hansen merkt op dat dit weinig soelaas had geboden. Hij wijst erop dat het overigens niet ging om een hoorzitting, maar om een complete inspraakprocedure. De heer Bruijns meldt dat hij waardering heeft voor de wijze waarop de wethouder de vragen beantwoord heeft.
GRIFFIE
17
Conclusie voorzitter. De voorzitter constateert dat de wethouder de commissie over de kwalitatieve ontwikkelingen van de plannen in november 2004 zal informeren. Tevens constateert hij dat er een dringend beroep op de raad wordt gedaan om samen met het college op te trekken om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld. Toezegging college: Wethouder Hansen zegt toe dat hij de commissie in november 2004 zal informeren over de kwalitatieve ontwikkelingen van de plannen.
| 8 Vaststellen vergadering 31 augustus 2004. Het verslag wordt vastgesteld. | 9 Termijnagenda commissie Stadsontwikkeling en Leefomgeving. De termijnagenda wordt voor kennisgeving aangenomen. De heer Van Lunteren verzoekt gezien het aantal agendapunten voor de volgende vergadering rekening te houden met een reservedatum. De voorzitter reageert hierop met de opmerking dat hij in het Presidium een reservedatum zal voorstellen. Hij denkt daarbij aan 28 oktober. | 10 Ingekomen stukken. De ingekomen worden voor kennisgeving aangenomen. | 11 Rondvraag. - De voorzitter meldt dat de decembervergadering van de commissie Stadsontwikkeling en Leefomgeving waarschijnlijk zal plaatsvinden op 15 december 2004. De commissie zal hierover nog nader worden geïnformeerd. - De voorzitter verzoekt de commissieleden hun postbakjes nu en dan te legen, omdat er gewoonlijk veel post in ligt. - De heer Schaap merkt op dat er voor het zomerreces is gesproken over de Drostewerf. Hierbij heeft hij aangegeven dat ook Notwin graag gebruik wil maken van de Drostewerf. Hij heeft hierop een e-mail van de wethouder ontvangen dat de watersportvereniging het op prijs zou stellen als Notwin bij hun in zou trekken. Nu sprak hij onlangs iemand van Notwin waaruit bleek dat de watersportvereniging dit helemaal niet wil. De heer Van Lunteren merkt op dat het verhaal hem juist andersom heeft bereikt. De voorzitter verzoekt de heer Schaap deze vraag schriftelijk aan de griffie door te geven, zodat deze beantwoord kan worden. - De heer Stam merkt op dat er een onderwijsmanifestatie heeft plaatsgevonden waarbij ongeveer 50 parkeerboetes zijn uitgedeeld. Hij vraagt of het correct is dat deze boetes allemaal geseponeerd zijn. Wethouder Van Weel antwoordt dat volgens haar de boetes door de school betaald zijn. Zij zegt toe dat zij dit zal uitzoeken. - De heer Stam meldt dat stratenclub ‘De Gouw’ op 25 oktober 2004 een trolleyexpres door de binnenstad laat rijden. Raadsleden of ambtenaren die iets met de binnenstad hebben kunnen vanaf 12.00 uur met deze trolley meerijden.
GRIFFIE
-
-
-
18
Naar voren komt dat op de lokaties die de heer Stam noemt niet gereden mag worden. Mevrouw Van Diest vraagt of de brief van 22 september 2004 inzake het verkeerskundig onderzoek in de raad of de commissie Stadsontwikkeling en Leefomgeving besproken kan worden. De voorzitter zegt toe dat hij dit zal opnemen in het presidium. Wethouder Hansen meldt dat er ten behoeve van de Winston-locatie een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend. Deze zal medio oktober 2004 behandeld worden. Hij hoopt dat er vóór de winter nog gestart kan worden met de bouwwerkzaamheden. Wethouder Van Weel geeft aan dat zij met de commissie wel eens zou willen vergaderen bij het Waterschap. Ook zou zij met (een delegatie van) de commissie door de binnenstad willen lopen in het kader van Hoorn Kern Gezond.
| 12 Volgende vergadering. De volgende vergadering zal plaatsvinden op dinsdag 26 oktober 2004 om 20.00 uur. | 13 Sluiting. De voorzitter sluit de vergadering om 22.30 uur.