GRIFFIE
1
Samenvattend verslag van de vergadering van de algemene raadscommissie gehouden op dinsdag 11 februari 2014 om 20.00 uur Aanwezige raads- en commissieleden: W. van Hilten Mw. M. van der Ven Mw. Y. Bikkers* Mw. K. Hakhoff Mw. L. Krijnzen* M. Ritsema* B. Bontan* Mw. A. Eskes* Mw. L. Molema M. Leek J. van der Veer S. Bashara R. Drommel* Mw. R. Gravendijk* S. van der Meer M. Rijk* M. van Stralen* Mw. J. van Diepen N. Oudheusden Mw. L. Groen* P. Kaarls* * alleen commissielid
VVD, voorzitter VVD VOCHoorn VOCHoorn Fractie Tonnaer Fractie Tonnaer CDA CDA CDA D66 PvdA GroenLinks (GL) GroenLinks (GL) HB HB HB SP Hoornse Senioren Partij (HSP) Hoornse Senioren Partij (HSP) Hoorn Lokaal Hoorn+
Secretaris Mevrouw drs. M. Vernes Namens het college van B & W Wethouder M. Pijl Verslag Jori Schimmel, Elise Gieselaar Secretariaatsservice Samenvattend verslag 1. Publieksrondvraag De voorzitter opent de vergadering en heet alle aanwezigen van harte welkom. Er heeft zich niemand aangemeld voor de publieksrondvraag. 2. Vaststellen agenda 11 februari 2014 en mededelingen De voorzitter concludeert dat agendapunt 6a (Tweede wijziging van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2014) als B-punt naar de raadsvergadering van18 februari 2014 kan worden doorgeleid.
GRIFFIE
2
3. Verslag algemene raadscommissie d.d. 21 januari 2014 De voorzitter concludeert dat het verslag van 21 januari 2014 ongewijzigd wordt vastgesteld. 4. Actualisatie toezeggingen en moties De heer Bashara (GL) refereert aan motie 33 die ooit is aangenomen om een themabijeenkomst te houden over presentie. Hij informeert naar de stand van zaken. Wethouder Pijl beaamt dat de bijeenkomst nog niet is geweest. De vraag is of deze nog voor de verkiezingen moet worden gehouden of dat deze betrokken moet worden bij een algemeen debat over de decentralisaties aan het begin van de nieuwe raadsperiode. De heer Bashara (GL) zegt het feit te betreuren dat de bijeenkomst nog niet is geweest en constateert dat het ook niet meer zal lukken om het alsnog voor de verkiezingen te houden en betreurt dit. De heer Bashara wijst er op dat presentie niet alleen betrekking heeft op de decentralisaties en het een onderwerp is dat ook los van specifieke thema’s de moeite waard was geweest. De voorzitter concludeert dat het via de griffie als aandachtspunt naar het college gaat, met het verzoek om een en ander in te plannen na de verkiezingen. (noot Griffie: dit betekent dus dat de motie nog niet is afgehandeld en met bovenstaande beantwoording op de lijst van openstaande moties blijft staan) Mevrouw Van der Ven (VVD) verwijst naar motie 27 die na het bestuursweekend in Leeuwarden is ingediend over de leukste winkelstraat. De afspraak was dat het college in overleg zou gaan met het georganiseerde bedrijfsleven. Spreekster is benieuwd naar de stand van zaken. De voorzitter merkt op dat dit eveneens via de griffie als aandachtspunt zal worden meegegeven aan het college. 5. Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Rondvraag op dit beleidsterrein en rondvraag algemeen De heer Van der Veer (PvdA) heeft vernomen dat de wachtlijsten bij de peuterspeelzalen weer fors oplopen. Hij informeert of de wethouder hiervan op de hoogte is en in hoeverre de wethouder hiermee iets gaat doen. Wethouder Pijl geeft aan begrepen te hebben dat bij de reguliere peuterspeelzalen sprake is van een stabilisatie in de wachtlijsten. Enige tijd was er een soort overloop tussen de kinderopvang en de peuterspeelzalen. Momenteel is er over de gehele stad sprake van een gezonde en stabiele wachtlijst. Bij de VVE is wél een toename te constateren, doordat het laatste halfjaar bij de GGD meer kinderen met een taalachterstand zijn binnengekomen. De toename zal ertoe leiden dat er een nieuwe VVE-groep geopend gaat worden. Dit kan binnen het reguliere VVE-budget, zij het dat het ten koste zal gaan van een ander project dat vanuit VVE-geld wordt gefinancierd. Bekeken wordt thans op welke wijze dat andere project kan worden voortgezet. De heer Van der Veer (PvdA) geeft aan dat zijn vraag niet alleen betrekking had op de VVE, maar ook om de reguliere peuterspeelzalen. Hij had begrepen dat er kinderen meer dan een half jaar op de wachtlijst te staan, maar hij zal deze informatie nogmaals verifiëren en de wethouder hierover informeren. Wethouder Pijl zal dit eveneens te zullen doen. De heer Van der Meer (HB) memoreert dat enige tijd geleden in de commissie gesproken is over het al dan niet kappen van bomen in het Muntpark in verband met het monument aldaar. De fractie heeft daarbij aandacht gevraagd voor de problemen die dit zou kunnen veroorzaken voor eventuele in het park aanwezige dieren. Het college heeft destijds aangegeven dat er geen enkele aanwijzing was dat dit het geval zou zijn. Spreker wijst op
GRIFFIE
3
een persbericht van de gemeente zelf uit maart 2011, waarbij kopers van woningen in die omgeving de verplichting hebben gekregen om geen achtertuinverlichting aan te leggen in verband met de aanwezigheid van beschermde vleermuizen. Dit lijkt strijdig te zijn met elkaar. De heer Van der Meer (HB) heeft een vraag over de automatisering in het stadhuis. Op de nieuwssite Nu.nl stond een bericht dat een groot aantal gemeenten hun automatisering nog draaien op het systeem van Windows XP, maar dat Windows in april 2014 de ondersteuning daarvan stopzet, zodat veiligheidslekken en dergelijke vanaf dat moment niet meer kunnen worden opgelost. Hierdoor zouden er grote veiligheidsrisico’s kunnen ontstaan. Spreker informeert of dit ook voor de gemeente Hoorn geldt en zo ja, hoe de veiligheid van het automatiseringssysteem kan worden gegarandeerd. De voorzitter geeft aan dat beide vragen door de wethouder schriftelijk zullen beantwoord. 5. Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening 5a. Decentralisatie Jeugdzorg 5.a.1 Regionale samenwerking inkoop jeugdzorg West-Friesland Samenvatting van de fractiestandpunten Mevrouw Van der Ven (VVD) geeft aan dat er in het voorliggende voorstel wordt gesproken over een variant van regionale samenwerking over de centrumgemeenten. De fractie heeft hier de nodige vraagtekens bij. Spreekster geeft aan dat West-Friesland bij het R ijk heeft aangegeven als Westfriese gemeenten te zullen gaan samenwerken. Daarbij is ook aangegeven op welk niveau dat zou zijn: lokaal, regionaal of bovenregionaal. Naarmate de gemeente echter verder de diepte ingaat, komt men tot allerlei besluiten. Voorgesteld wordt nu om regionaal te gaan samenwerken, dat de toeleiding en toegang effectief georganiseerd moet zijn en dat er gebiedsteam komen. Er wordt samengewerkt als dat elkaar versterkt. De fractie is het met deze punten eens. In de achterliggende stukken wordt voorts een aantal opties uitgewerkt ten aanzien van regionale samenwerking. Spreekster constateert echter dat in de voorgelegde opties de Regeling Zonder Meer ontbreekt, een nieuwe vorm van publiekrechtelijke samenwerking. Zij wijst erop dat deze regeling juist bedoeld is om afspraken te maken over een samenwerking op zich, waarna vervolgens via dienstverleningsopdrachten afspraken kunnen worden gemaakt over de manier waarop. Juist deze regeling heeft de bedoeling om ook de couleur locale vorm te geven. Zij acht dit een interessante optie. Mevrouw Hakhoff (VOCHoorn) kan meegaan met de voorliggende drie besluiten. Alhoewel zij het betoog van mevrouw Van der Ven begrijpt geeft zij aan een keuze te hebben gemaakt voor de constructie centrumgemeente voor het jaar 2015. Ten aanzien van 2016 kan eventueel een andere keuze worden gemaakt. De keuze voor de variant centrumgemeente is gebaseerd op het feit dat deze voor de korte termijn effectiever en efficiënter zou zijn, daar waar de constructie shared service center meer tijd nodig heeft om efficiënt ingedeeld te worden. Het is voor nu heel belangrijk dat de continuïteit van zorg gewaarborgd blijft, maar voor de lange termijn wel gekeken wordt naar de transformatie van juiste zorg. Ook de afweging van ruimte voor het lokale maatwerk van zorg is, naar de mening van spreekster, terug te zien in de constructie centrumgemeente en vooral ook de versterking van de inkooppositie is van belang. Zij vraagt zich af hoe de
GRIFFIE
4
nieuwe inkooporganisatie eruit gaat zien en waar de mensen vandaan gehaald worden met de juiste expertise. De fractie verwacht dat er bij het uitwerkingsproces voldoende aandacht is voor het betrekken van alle raden in een vroeg stadium, voor waarborging van regionale belangen, democratische legitimiteit en duurzame vormgeving. Mevrouw Molema (CDA) geeft aan dat de op 4 februari 2014 gehouden presentatie veel duidelijkheid heeft verschaft. De fractie kan zich vinden in het voorliggende voorstel en de door het college voorgestelde varianten. De fractie vindt het een goed uitgewerkt plan en zij ondersteunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’ van harte. Zij vertrouwt op de deskundigheid van de instanties en de verantwoordelijk van de Westfriese gemeenten, zodat allen die dat nodig hebben de volledige aandacht krijgen en niet tussen wal en schip geraken. Het inzetten van goede gebiedsteams is hiervoor heel belangrijk. Spreekster wenst de nieuwe raad veel wijsheid toe in de verdere uitwerking. De heer Leek (D66) geeft aan de Regeling Zonder Meer, zoals door mevrouw Van der Ven aangehaald, niet te kennen, noch is deze regeling in de fractie besproken. De fractie meent dat de constructie centrumgemeente de juiste constructie is. Na een jaar kan altijd nog bekeken worden wat het vervolg zou moeten zijn. De belangrijkste reden om in eerste instantie te kiezen voor de constructie centrumgemeente is de continuïteit in de zorg. De fractie heeft zorg over de overheveling van de Jeugd-GGZ naar de gemeente. Men is hier geen voorstander van. Ook heeft de fractie zorg over de samenwerking tussen jeugdzorg en het onderwijs. In het onderwijsveld lijkt namelijk nog nauwelijks iemand te weten wat de transitie jeugdzorg gaat inhouden. De fractie heeft zorg over het feit dat de transitie nu heel technisch wordt ingestoken, terwijl de transitie jeugdzorg gaat over mensen, namelijk kinderen en ouders die zorg moeten ontvangen, mensen die zorg moeten leveren, en mensen die ouders en kinderen naar de zorg moeten leiden. Twee van deze drie groepen lijken een kennisachterstand en een participatieachterstand op te lopen. De fractie roept dan ook om deze twee groepen zo spoedig mogelijk te betrekken bij de transities. De heer Kaarls (Hoorn+) spreekt zijn waardering uit richting de wethouder en de ambtelijke organisatie voor het transitiedossier. De fractie vindt jeugdzorg zeer belangrijk. Alle vragen die de fractie had zijn bij de parallelsessie reeds beantwoord. Het voorstel om voor het evaluatiejaar 2015 te kiezen voor de variant centrumgemeente wordt door de fractie ondersteund. Ook het voorstel voor de bekostiging van de regionale en bovenregionale jeugdzorg wordt door de fractie ondersteund. Tot slot geeft spreker ten aanzien van het laatste beslispunt enkele zorgen te hebben, met name voor wat betreft de continuïteit, de couleur locale en de overgang van oude naar de nieuwe situatie. De heer Drommel (GL) noemt de transitie jeugdzorg complexe materie. Spreker geeft aan vragen te hebben gesteld over de democratische legitimiteit en deze zijn door de griffie beantwoord. Het antwoord heeft de bij de fractie levende zorg niet weggenomen. De fractie vindt dat er, zij het noodgedwongen, vaak heel hard van stapel wordt gelopen. Alhoewel de optie centrumgemeente wel voor de hand ligt zitten hier ook de nodige haken en ogen aan. De fractie vraagt zich dan ook of het wel wenselijk is om al iets op te tuigen met een rechtspersoon, een juridische status en personeel. Wanneer dit eenmaal tot stand is gekomen is bijsturing erg moeilijk. De fractie stelt daarom voor om de centrumgemeentefunctie nog even uit te stellen en die tijd te gebruiken om het met de Regeling Zonder Meer op te bouwen, met tussentijdse evaluatiemomenten. Desgewenst
GRIFFIE
5
kan dan in 2016 alsnog kan worden overgegaan op een centrumgemeentefunctie. Spreker wijst erop dat de continuïteit van jeugdzorg geborgd moet zijn. Evenals D66 heeft hij zorg over de opdeling van de GGZ. De fractie is vanaf het begin voorstander geweest van de decentralisatie en het feit dat de zorg dichter bij de mensen komt, maar gaat ervan uit dat de beoogde financiële voordelen ervan in het begin nog helemaal niet te realiseren zijn. Mevrouw Van der Ven (VVD) informeert of de heer Drommel bedoeld heeft dat in eerste instantie wordt gekozen voor de Regeling Zonder Meer, waarbij een (boven)regionale samenwerking wordt afgesproken en middels dienstverleningsovereenkomsten wordt vastgelegd op welke wijze deze samenwerking vorm zal krijgen, en dat op een later moment wordt bekeken voor welke definitieve constructie wordt gekozen. De heer Drommel (GL) antwoordt dat dit een reële mogelijkheid is. Een andere mogelijkheid is om de netwerkvariant te kiezen. Hij vraagt de wethouder om aan te geven wat hij van deze twee varianten vindt. Mevrouw Van der Ven (VVD) merkt op dat de Regeling Zonder Meer niet per definitie hoeft in te houden dat de gemeente Hoorn het als centrumgemeente gaat uitvoeren. Het gaat de fractie meer om de publiekrechtelijke vorm. De heer Drommel (GL) verduidelijkt dat de fractie het jaar 2015 wil gebruiken om te bekijken welke variant de meest wenselijke is. Mevrouw Hakhoff (VOCHoorn) wijst erop dat het een juridische borging moet hebben en zij vraagt zich af of de Regeling Zonder Meer een juridische borging heeft. De heer Drommel (GL) antwoordt hierop bevestigend. De regeling heeft een juridische borging, zij het dat het een lichtere status heeft dan de centrumfunctie. De heer Rijk (HB) complimenteert het college met de presentatie die tijdens de parallelle sessie is gehouden. De fractie is naar aanleiding hiervan en na lezing van de stukken tot de conclusie gekomen dat de centrumgemeenteconstructie vooralsnog de meest wenselijke variant is. De netwerkconstructie acht de fractie te vrijblijvend, terwijl de shared service center naar de mening van de fractie te veraf komt te staan van de locale democratie en bestuur. Spreker informeert waarom er per decentralisatie sprake is van een apart inkoopbeleid en waarom er niet één visie is op inkoop, zorg, welzijn en participatie. Voor het overige sluit hij zich aan bij de vragen van de VVD. De heer Van der Veer (PvdA) vraagt zich af hoe dit onderwerp leeft bij de jeugdzorginstellingen. Gaat het lukken om een en ander per 1 januari 2015 goed te regelen? Het model centrumgemeente is een model dat volgens de fractie voor het eerste jaar goed kan werken en zij ziet dan ook graag voorstellen tegemoet ten aanzien van de verdere invulling. De fractie is voorstander van een constructie waarbij de gemeente de eerste jaren heel dicht op het proces blijft zitten. Dit daar het een complex proces is, waarvan de kosten en de risico’s nog onduidelijk zijn. Spreker merkt overigens op inhoudelijk niet volledig op de hoogte te zijn van de Regeling Zonder Meer, waaraan mevrouw Van der Ven heeft gerefereerd, en hij geeft aan zich de komende week alsnog over deze informatie te zullen buigen. De heer Drommel (GL) heeft uit het betoog van de heer Van der Veer begrepen dat deze enerzijds voorstander is van de optie centrumgemeente, maar anderzijds van mening is dat er terughoudendheid betracht moet worden om nu al allerlei zaken te regelen. Spreker meent dat dit standpunt in de buurt komt van het voorstel van GL. De heer Van der Veer (PvdA) geeft aan dat ideeën van andere fracties altijd worden meegenomen naar de fractie en dit zal hij ook ditmaal doen. Wel wijst hij erop dat in 2015 slechts een beperkte korting plaatsvindt en dat zorgtrajecten er in het eerste jaar dus niet heel erg anders zullen uitzien. Vanaf het tweede halfjaar zullen er naar
GRIFFIE
6
verwachting veel meer nieuwe zorgtrajecten worden gestart, en 2015 kan dan ook vooral gezien worden als leertraject. Mevrouw Groen (Hoorn Lokaal) geeft aan dat de complexiteit van het onderhavige onderwerp zeer groot is. Wanneer de organisatie niet goed wordt neergezet kan de decentralisatie enorme gevolgen hebben voor kinderen en gezinnen. Dit is voor de fractie een bron van zorg. De parallelle sessie en de voorliggende stukken hebben de scepsis van de fractie ten aanzien van het proces aanzienlijk doen afnemen en de fractie kan zich dan ook redelijk vinden in het voorstel dat er nu ligt. De fractie kiest op basis van deze informatie voor de centrumgemeente-constructie per 1 januari 2015. Wel maakt de fractie zich ernstige zorgen over de toekomst van de Jeugd-GGZ. De heer Ritsema (Fractie Tonnaer) kondigt aan dat de fractie in de raadsvergadering van 18 februari 2014 met een motie zal komen waarin de raad gevraagd zal worden de salarissen van directie en bestuurders van zorgaanbieders te maximeren tot het salaris van een burgemeester. De fractie is namelijk van mening dat de beschikbare middelen zijn vooral bedoeld zijn voor de zorg en niet voor buitensporige salarissen. De in de stukken genoemde keuze voor Hoorn als centrumgemeente voor de inkoop van regionale en bovenregionale zorg kan de fractie begrijpen. Voor nu acht de fractie dit de beste keuze en deze wordt door haar dan ook ondersteund, mede gezien de enorme bezuinigingsoperatie van de Overheid van bijna 30% tot en met het jaar 2017. Positief vindt de fractie de inzet van de gemeente om bestaande zorg bij de transitie netjes af te handelen zonder gevolgen voor de hulpvrager. Wel heeft de fractie enkele opmerkingen. De keuze lijkt eenvoudig en goedkoper, maar vraagt om efficiency. Spreker maakt zich zorgen over de vraag hoe de gemeente dit gaat bereiken in de komende jaren. Met name kan de bundeling van lokale en (boven)regionale zorg in één loket leiden tot een spanningsveld. Verder is specialistische zorg duur en beperkt voorradig. Ondanks de centralisatie is het zeer wel mogelijk dat de budgetten door het schaarse aanbod ontoereikend zullen zijn. Tot slot pleit de fractie ervoor om externe ondersteuning zo mogelijk met mate in te zetten en hierbij een strakke budgetbewaking te hanteren. Spreker besluit met de opmerking dat de fractie kan instemmen met de drie voorstellen in het voorliggende voorstel. De heer Van der Meer (HB) refereert aan de door de Fractie Tonnaer aangekondigde motie en merkt op dat de salarissen in de zorgsector zijn geregeld in de Wet normering topinkomens. Er is een overeenstemming tussen het ministerie en de Nederlandse Vereniging voor Zorgdirecteuren, waarbij het salaris wordt gerelateerd aan de omvang en complexiteit van de organisatie. Spreker informeert of de Fractie Tonnaer van mening is dat, naast deze overeenkomst, elke gemeente die zorg gaat inkopen zich individueel moet gaan bemoeien met het salaris van alle directeuren, en zo ja, geldt dit dan ook voor landelijk werkende organisaties? De voorzitter merkt op dat deze discussie in de raad van 18 februari 2014 dient plaats te vinden. De heer Van Stralen (SP) is er altijd voorstander van geweest om datgene wat lokaal kan lokaal te organiseren. Echter het tijdsbestek waarin een en ander dient te worden ingevoerd is zeer kort. Om pragmatische redenen is er nu voor gekozen om te kiezen voor de constructie met Hoorn als centrumgemeente. De fractie kan zich hierin vinden, omdat
GRIFFIE
7
zij het uitermate belangrijk acht dat de continuïteit van zorg gewaarborgd blijft. Uit de parallelle sessie en uit de stukken heeft de fractie de indruk gekregen dat men na de centrumgemeenteconstructie wellicht naar een shared service center constructie zou willen. De fractie meent echter dat hiermee wellicht de problematiek zou kunnen ontstaan die nu ook voorzien wordt met Werkorganisatie West-Friesland, namelijk te weinig inhoudelijke invloed op uitvoering, te weinig controlemogelijkheden, te weinig sturing, weinig ruimte voor lokaal werk, et cetera. Met name op het gebied van jeugdbeleid is maatwerk belangrijk, omdat jeugdzorg zeer divers is. De fractie is er dan ook geen voorstander van om op termijn over te gaan op een shared service center constructie, omdat dit ten koste zou gaan van de specifieke zorg die in zo’n gezin geboden moet worden. De fractie informeert of de wethouder deze zienswijze deelt. Wat de financiële consequenties betreft gaat de fractie uit van het solidariteitsbeginsel en zij is derhalve voor volledige risicodeling. Mevrouw Van Diepen (HSP) meent dat er een veelheid aan verschillende regelingen gaat ontstaan en dat men zich zal moeten buigen over de juridische borging van al die regelingen. Zij pleit ervoor om, als er gemeenschappelijke regelingen worden gemaakt, te trachten met andere gemeente te komen tot een afspraak waarbij de ene regeling hetzelfde borgt als de andere regeling. Uit datgene wat nu voorligt heeft zij echter de indruk dat, als nu voor een van de drie modellen wordt gekozen, er weer een geheel andere gemeenschappelijke regeling ontstaat. Zij betwijfelt of dit allemaal nodig is. Zij heeft zorg over de ontmanteling van de huidige situatie. De heer Van der Meer (HB) heeft een ordevoorstel. Hij geeft aan dat het volgende agendapunt veel overlap heeft met het agendapunt dat nu besproken wordt en stelt om die reden voor om, alvorens de wethouder een reactie te laten geven, eerst de eerste termijn van het volgende agendapunt te doen. De heer Leek (D66) geeft aan dat aan het begin van de vergadering ervoor gekozen is het in tweeën op te delen en hij pleit ervoor dit zo te houden. De voorzitter concludeert dat de commissie in meerderheid deze laatste opmerking steunt. Reactie van het college Wethouder Pijl onderstreept de opmerking van de heer Leek dat het uiteindelijk gaat om kwetsbare kinderen en gezinnen en de hulp en zorg die zij nodig hebben. Verder constateert hij dat, naast het feit dat de raad zorgen heeft over de transitie, de raad ook de kansen ziet om de jeugdzorg op een aantal beter te maken als dit lokaal wordt georganiseerd. In afwachting van het resultaat van de bespreking in de Eerste Kamer zal de gemeente door moeten gaan met de voorbereidingen op de komst van de jeugdzorg. In het achterliggende jaar is daarbij een logische route gevolgd: gestart is met het bepalen van een visie en het vaststelling van een beleidskader, en het nu voorliggende voorstel is daarvan een doorvertaling. Gelet op de voorbereidingstijd tot 1 januari 2015 is ernaar gestreefd om dit voorstel nog voor de verkiezingen aan de raad voor te leggen, zodat in de komende maanden de voorbereidingen kunnen worden voortgezet. Voor de zomer zullen nog voorstellen worden voorgelegd over een innovatieagenda, inkoopnota en verordening. In de periode juli tot oktober zullen onderhandelingen moeten plaatsvinden. Daarnaast zal de raad nog een besluit voorgelegd krijgen over de risicodeling. Daarbij geldt dat, omwille van de zorg voor de kinderen en gezinnen, een aantal technische besluiten genomen zal moeten worden. De wethouder geeft aan dat 2015 in veel opzichten een overgangsjaar zal worden, omdat in gang gezette zorgtrajecten op een ordentelijke manier moeten doorlopen. Dit limiteert
GRIFFIE
8
de gemeente in de veranderingen die in 2015 zullen kunnen worden aangebracht, zowel organisatorisch en juridisch als financieel. Dit overgangsjaar biedt overigens ook een kans om gezamenlijk te gaan bouwen aan een lokaal jeugdzorgstelsel, zoals de gemeente dat vanaf 1 januari 2016 wil hebben. Van een aantal zaken is al vastgelegd of deze op lokaal, regionaal of bovenregionaal worden gedaan. De toegang tot de jeugdzorg wordt, voor een belangrijk deel via de gebiedsteams, lokaal gedaan. Voorts zal een behoorlijk deel van de jeugdzorg regionaal worden ingekocht en lokaal worden ingezet. Voor nu is het belangrijk te bepalen wat de beste constructie is om daar in ieder geval voor het overgangsjaar 2015 vorm aan te geven met de zeven gemeenten. Het college is hierbij uitgekomen op de centrumgemeenteconstructie. De wethouder geeft overigens aan graag bereid te zijn om eens te kijken naar de mogelijkheid van de Regeling Zonder Meer. Hij benadrukt dat de genoemde inkooporganisatie niets anders is dan een paar mensen met veel kennis van inkoop, die dit ook voor de regio gaan uitvoeren. Dit biedt de gemeente Hoorn de kans om kennis in huis te halen die de gemeente in de jaren daarna hard nodig zal hebben. De kosten hiervan worden conform een verdeelsleutel over alle gemeenten omgeslagen. Tweede termijn De heer Leek (D66) merkt op dat het inkopen in de zorg een nogal complexe materie is, hetgeen deskundige mensen vergt. Als de gemeente wacht met het werven van deze mensen, zijn deze al door de grote steden gerekruteerd. Wethouder Pijl geeft aan dat de werving van deze mensen op dit moment al plaatsvindt. Hiermee wordt niet gewacht. Overigens komen die mensen ook te werken voor zeven gemeenten, hetgeen de kans groter maakt om die mensen binnen te halen. De wethouder vervolgt dat vanuit het college gekozen is voor de centrumgemeenteconstructie, omdat deze variant naar de mening van het college vrij licht is. Hij zegt evenwel toe bereid te zijn naar de andere regelingen te zullen kijken en de voor- en nadelen hiervan tegen het licht te houden. Mevrouw Van der Ven (VVD) merkt op dat de Regeling Zonder Meer een lichtere variant biedt dan de centrumgemeentevariant. Zij meent dat de regeling ook de mogelijkheid biedt om capaciteit vanuit de regio eventueel in te zetten binnen de centrumgemeente. Dit is belangrijk omdat het, ongeacht het feit dat de centrumgemeente het gaat uitvoeren, toch een gezamenlijk iets is, waarbij ook de identiteit van de verschillende gemeenten behouden moet blijven. Spreekster informeert wat de mogelijkheden hiervan zijn bij de centrumgemeente- constructie. Wethouder Pijl geeft aan dat er regionaal draagvlak is voor de centrumgemeente-constructie, hetgeen belangrijk is. Verder is hij van mening dat de kennis die voor de inkoop wordt binnengehaald ook moet beklijven binnen de eigen organisatie, en dat regiogemeenten de kans krijgen dat het ook daar beklijft. Dit kan ook bij de centrumgemeenteconstructie heel goed werken. De heer Drommel (GL) noemt het belangrijk dat er twee evaluatiemomenten worden vastgelegd, te weten over een half jaar en over anderhalf jaar. Wethouder Pijl constateert dat er een verschil wordt verondersteld tussen het ene juridische construct en het andere, terwijl hijzelf het idee heeft dat datgene wat men wil mogelijk is binnen beide constructen. Hij stelt vast dat er op zich draagvlak is voor het feit dat de gemeente Hoorn vanaf 2015 namens de regio de inkoop doet. De heer Van Stralen (SP) informeert of de wethouder met zijn toezegging om de regeling Zonder Meer te bekijken tevens afstand doet van de shared service center constructie.
GRIFFIE
9
Wethouder Pijl antwoordt hierop ontkennend. Hij benadrukt dat het de intentie is om het goed te regelen, waarbij het zo dicht mogelijk bij het lokale blijft en er zo min mogelijk nieuwe bestuurlijke drukte wordt gecreëerd. Tot welke constructie dit uiteindelijk zal leiden is op dit moment nog niet te zeggen. De heer Van Stralen (SP) informeert of de wethouder het met hem eens is dat shared service center een zware organisatievorm is. Wethouder Pijl geeft aan dat hij het zo licht mogelijk wil houden, maar hij sluit niet uit dat men toch uiteindelijk zal uitkomen bij een shared service center. Toezegging college Wethouder Pijl zegt toe de raad voorafgaand aan de raadsvergadering van 18 februari 2014 schriftelijk te informeren ten aanzien van de verschillen tussen de Regeling Zonder Meer en de centrumgemeenteconstructie. Conclusie voorzitter De voorzitter concludeert dat het voorstel als A-stuk aan de raad wordt voorgelegd.
5.a.2 Inkoop- en bekostigingssystematiek jeugdzorg Samenvatting van de fractiestandpunten Mevrouw Van Diepen (HSP) geeft aan dat haar prangende vraag is wanneer de ontmanteling van de huidige organisaties aan de orde is. Datgene wat in het voorliggende voorstel staat verwoord staat lijkt, uitgaande van de gedachte dat Hoorn centrumgemeente wordt, een logische volgorde. Spreekster zou verder graag enige analyses willen zien, maar gaat ervan uit dat dit in de loop van het jaar aan de orde zal komen. Spreekster meent dat de zorg, die er landelijk geuit wordt over de overgangsmaatregelen, heel terecht is. De heer Van Stralen (SP) geeft aan met alle besluiten, zoals geformuleerd in het voorliggende voorstel, akkoord te kunnen gaan. Ook is de fractie tevreden met de uitgangspunten. Wel benadrukt spreker nog het belangrijk te vinden dat Bureau Jeugdzorg in gezamenlijkheid met de William Schrikkerstichting en het Leger des Heils met een voorstel gaat komen ten aanzien van de stelselwijziging, aangezien ook deze twee laatste partijen heel specifieke kennis en ervaring in huis hebben. Mevrouw Krijnzen (Fractie Tonnaer) geeft aan dat de fractie positief is over het voorliggende voorstel. De fractie gaat ermee akkoord dat de gemeente Hoorn als centrumgemeente de inkoopfunctie en de gezamenlijke beleidsvoorbereiding uitvoert. Ook gaat de fractie akkoord met het aanwijzen van Bureau Jeugdzorg als hoofdaannemer jeugdbescherming en jeugdreclassering voor de regio West-Friesland. Verder kan de fractie instemmen met de keuze voor de gedifferentieerde aanpak. De fractie is positief over de preventieaanpak, maar vraagt zich wel af hoe dit in de toekomst wordt vormgegeven. Voorts acht zij het goed dat de cliënten nauw worden betrokken bij het beoordelen van de kwaliteit van de geleverde hulp. Met de juiste evaluaties en de gebiedsteam zou dit tot betere resultaten moeten leiden en hopelijk tot lagere kosten. Tot slot is de fractie erg content met de eigen regierol van de zorgvrager en het feit dat het PGB beschikbaar blijft.
GRIFFIE
10
Mevrouw Groen (Hoorn Lokaal) geeft aan dat de fractie zich kan vinden in het voorliggende voorstel. Vanwege de complexiteit van het verhaal heeft de fractie, evenals andere fracties vragen, maar zij meent dat er een goede basis is om mee verder te gaan. De heer Van der Veer (PvdA) geeft aan het voorliggende stuk enigszins onduidelijk te vinden in de besluiten. Als voorbeeld noemt hij beslispunt 2, waarin onder meer wordt voorgesteld om Bureau Jeugdzorg in 2015 als hoofdaannemer aan te wijzen voor de jeugdbescherming, en hij vraagt zich af of hiermee bedoeld wordt alleen in 2015 of vanaf 2015. Spreker constateert dat het voorstel veel techniek en taaie materie bevat. Hij stelt vast dat het bij de diverse beslispunten weliswaar gaat om uitgangspunten, maar hij vindt onvoldoende inzichtelijk hoe hier in de uitvoering mee om te gaan. Hij vraagt de wethouder dan ook een doorkijkje te geven hoe hiermee in 2016 en 2017 mee om te gaan. Spreker geeft aan eerst de beantwoording van de wethouder af te wachten, alvorens een standpunt in te nemen ten aanzien van het voorliggende voorstel. De heer Van der Meer (HB) geeft aan dat de decentralisatie het gevolg is van een besluit van de Rijksoverheid waarmee alle landelijke partijen, met uitzondering van de SP en de PVV, hebben ingestemd, inclusief de bijbehorende bezuiniging. Deze bezuiniging moet vervolgens door de gemeenten worden opgelost. In het land wordt met veel zorg gekeken naar dit traject. Spreker roept daarom de diverse partijen op om er bij hun landelijke collega’s op aan te dringen goed te luisteren naar deze zorgen. Wat het voorstel zelf betreft geeft spreker aan dat inkoop- en bekostigingssystematiek een complex dossier is. De fractie acht het dan ook logisch dat het college ervoor kiest om het werk in het eerste jaar door Bureau Jeugdzorg en Bureau Jeugdreclassering te blijven laten doen, zodat de gemeente tijd heeft om na te denken over de wijze waarop zij dit wil gaan inrichten. Spreker wijst erop dat het niet zo mag zijn dat andere organisaties in dat extra jaar zonder werk komen te zitten en hij vraagt hoe de wethouder kijkt naar de positie van die andere organisaties in het jaar 2015. De fractie acht de opmerking van het college terecht dat zij de cliënten willen betrekken bij het beoordelen van de kwaliteit van zorg. Wel is de fractie van mening dat onder cliënten niet alleen moet worden verstaan de jeugd het betreft, maar ook de ouders, verzorgers, mantelzorgers, pleegouders en school. De fractie is verder blij met het voorstel om het persoonsgebonden budget in stand te houden. Spreker wijst vervolgens op de in het voorstel opgenomen zinsnede dat het voorstel geen financiële consequenties heeft. Hij gaat ervan uit dat dit formeel en technisch juist is, maar meent dat bij de uitwerking rekening zal moeten worden gehouden met de van Rijkswege opgelegde bezuiniging, hetgeen wel degelijk consequenties met zich meebrengt voor de gemeentelijke begroting. Dit betekent dat de gemeente haar verantwoordelijkheid zal moeten nemen en keuzes zal moeten maken. De fractie is van mening dat deze keuzes bij de eigen raad zal moeten worden neergelegd en niet bij een regionaal werkende organisatie. Spreker verwijst voorts naar de bijlagen, waarin vermeld staat dat bij de inkoop als uitgangspunt geldt dat het efficiënt moet zijn en het minst kostbaar, en is van mening dat het uitgangspunt niet alleen gericht mag zijn op kosten en efficiency, maar ook op kwaliteit van zorg. Hij zou dit graag in de formulering meegenomen hebben. Voorts heeft spreker enkele opmerkingen ten aanzien van de bekostigingsvormen. Hij verwijst hierbij naar de in de presentatie getoonde tabel en constateert dat bij de GGZ eerste lijn wordt uitgegaan van een tijdelijke bekostiging. Hij wijst erop dat GGZproblematiek soms tijdelijk, maar soms ook permanent kan zijn, en hij vraagt zich dan ook af of trajectbekostiging wel aansluit bij alle vormen van GGZ-problematiek. Verder heeft hij zorg over het feit dat, alhoewel ontschotting van de zorgdomeinen ook een doel van
GRIFFIE
11
de decentralisatie was, in de uitvoering die schotten lijken te blijven bestaan. In dit verband refereert hij wederom naar de in de presentatie getoonde tabel waarin de verschillende bekostigingsvormen zijn weergegeven, en wijst erop dat er in de praktijk vaak sprake is van meervoudige problematiek. Voorts vraagt spreker zich af wat de overgang van jeugdzorg naar volwassen zorg betekent voor het inkoopbeleid. Hij is het eens met de fractie van HB, die bij de behandeling van het vorige agendapunt aangaf voorstander te zijn van één visie op inkoop. Tot slot refereert spreker aan de opmerking van de SP inzake de William Schrikkerstichting en het Leger des Heils. Hij meent dat het niet aan de raad is om te lobbyen voor bepaalde instellingen en organisaties en is van oordeel dat er gewoon een organisatie gekozen moet worden op basis van de bij het inkoopbeleid vastgestelde criteria en de vastgestelde kwaliteitscriteria. De heer Stralen (SP) merkt op dat in de stukken wordt aangegeven dat het als een voorwaarde wordt gezien dat het Bureau Jeugdzorg tezamen met de William Schrikkerstichting en het Leger des Heils gaat komen met een voorstel ten aanzien van stelselwijziging. De fractie SP ondersteunt dit. De heer Drommel (GL) geeft aan dat het voorliggende voorstel een technisch verhaal is. De fractie deelt de eerder geuite zorg over de continuïteit en kwaliteit van jeugdzorg. Ook heeft de fractie zorg over het feit dat er onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen van ouders met een verblijfstatus en kinderen van ouders die geen verblijfstatus hebben. De fractie is van mening dat geen kind uitgesloten moet worden van de zorg die het nodig heeft. De fractie kan verder instemmen met het voorliggende voorstel. De heer Leek (D66) noemt het belangrijk dat de inkooporganisatie snel wordt opgezet. De fractie kan zich in principe vinden in de voorstellen die het college hierover doet, ook voor wat betreft de keuze voor Bureau Jeugdzorg en voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Wel vraagt de fractie zich af waarom de William Schrikkerstichting en het Leger des Heils hierbij worden betrokken. Overigens was de fractie in de veronderstelling dat Bureau Jeugdzorg dit gedurende langere tijd ging doen en niet slechts in het eerste jaar. Spreker merkt voorts op dat in het stuk nog iets wordt gezegd over ‘dwang en drang’ De Provincie zou graag de drang willen onderbrengen bij de gecertificeerde instellingen, maar de gemeente stelt zich hierin terughoudend op. Spreker informeert naar de reden van deze terughoudendheid. De fractie is content met het feit dat het persoonsgebonden budget in stand wordt gehouden, maar is van mening dat dit PGB niet bedoeld is voor vormen van zorg die niet ingekocht of gesubsidieerd kunnen worden, zoals de stukken suggereren. Tot slot informeert spreker wat er wordt gedaan met alle niches in de zorg. Hij pleit ervoor om deze mee te nemen in het traject, om te voorkomen dat de regio deze niches kwijtraakt. De heer Kaarls (Hoorn+) kan instemmen met het voorliggende voorstel. Hij sluit zich aan bij de vraag van de vorige spreker ten aanzien van de niches. Mevrouw Eskes (CDA) geeft aan het belangrijk te vinden dat de toegankelijkheid, kwaliteit en continuïteit van de jeugdzorg gewaarborgd blijft. Er mag geen kind tussen wal en schip raken. De inkoop- en bekostigingssystematiek speelt hierbij een belangrijke rol. Spreekster zegt blij te zijn dat het PGB blijft bestaan, maar waarschuwt ervoor dat perverse prikkels in dat systeem moeten worden voorkomen. Ook is de fractie blij met het
GRIFFIE
12
feit dat met alle voorstellen de professionals weer het vertrouwen en de verantwoording krijgen. Zij acht het goed dat Bureau Jeugdzorg de zware zorg gaat doen, en dat er een overgangsregeling komt voor dat bureau. Spreekster heeft zorg over de Jeugd-GGZ en vraagt de wethouder een beeld te schetsen wat er gedaan gaat worden voor de groep kinderen die hiervan nu gebruik maakt. Zij geeft aan dat zorg straks vraaggestuurd en integraal wordt geleverd door gebiedsteams en instellingen. Dit vraagt om een cultuuromslag van werken, en spreekster vraagt zich af in hoeverre instellingen zich hierop al aan het voorbereiden zijn. Voorts meent zij dat huisartsen en zorgverzekeraars heel belangrijke partners worden, waarmee goede afspraken moeten worden gemaakt. Zij vraagt de wethouder in hoeverre hij reeds in overleg is met deze partijen. Ook geeft zij aan het belangrijk te vinden dat Hoorn in de centrumgemeenteconstructie goed zicht blijft houden op de diverse inkoop- en kostenstromen en zij informeert bij de wethouder op welke wijze dit plaatsvindt. Verder merkt spreekster op dat er bij grote veranderingen vaak problemen ontstaan met de ICT. Zij informeert of er een plan B is. De fractie heeft geconstateerd dat nog niet alle Westfriese gemeenten hebben ingestemd met de voorstellen en zij informeert naar de stand van zaken. Tot slot heeft zij nog vragen bij de democratische legitimiteit bij de voorgestelde manier van werken. De fractie kan instemmen met het voorstel. Mevrouw Hakhoff (VOCHoorn) geeft aan dat het jaar 2015 een overgangsjaar is en de keuzes voor dit jaar zijn weliswaar beperkt, maar hiermee worden ook de risico’s beperkt. Bij het bepalen van de inkoopstrategie wordt gestuurd op hard politics en soft politics, met daarbij het wenkend perspectief. Omdat dit perspectief nog niet scherp zichtbaar is, is het belangrijk dat de gemeente zich bij elke stap die zij zet bewust is van de risico’s. Inhoud is naar de mening van spreekster belangrijker dan de snelste en goedkoopste oplossing. De mix van bekostigingsvormen voor de korte termijn ziet er duidelijk uit, maar spreekster meent dat er ook sprake zal zijn van een grijs gebied. Als voorbeeld noemt zij de functie begeleiding groep, waarbij een individu een indicatie krijgt, maar de begeleiding plaatsvindt in een groep. Zij informeert of hierbij sprake is van een mix van vaste en variabele kosten. Verder vraagt zij zich bij resultaatgerichte bekostiging af hoe dit gemeten wordt. Het is lastig aan te geven wanneer een project wel of niet geslaagd is. Mevrouw Van der Ven (VVD) geeft aan bij beslispunt 1 een voorbehoud te maken ten aanzien van de vorm, zoals reeds aangegeven bij de behandeling van het vorige agendapunt. In het voorliggende voorstel gaat het meer over de inhoud en de uitvoering, waarbij met name wordt ingezoomd op het bovenregionale deel. Spreekster wijst op het voorstel om Bureau Jeugdzorg aan te wijzen als hoofdaannemer voor de jeugdreclassering en jeugdbescherming, en is van mening dat dit allemaal erg algemeen is geformuleerd. Onduidelijk is welke producten er dan ingekocht gaan worden en waar deze aan moeten voldoen. Voorgesteld wordt om aan de voorkant aan de instelling als criterium mee te geven: vermindering van recidive en vermindering van het aantal ondertoezichtstellingen. Op welke wijze die instelling dit gaat doen is aan de instelling zelf. Dit is waarin zij zich zullen moeten gaan onderscheiden. De heer Drommel (GL) informeert of de VVD ook bereid is extra geld te steken in preventie, om zodoende recidive omlaag te krijgen. Mevrouw Van der ven (VVD) geeft aan dat dit nu niet aan de orde is. Het gaat nu over inkoop en de wens om bij Bureau Jeugdzorg in te kopen dat zij jeugdreclassering en jeugdbescherming gaan uitvoeren.
GRIFFIE
13
Hierbij is het wel wenselijk om aan de voorkant criteria te stellen voor deze inkoop. De heer Van Stralen (SP) meent dat de gevallen die al in het systeem van justitie zitten wel meetbaar zijn, maar de gevallen in het traject daarvoor niet. Wil de VVD de ruimte en eventueel extra budget aan de jeugdzorg geven om die getallen naar beneden te brengen. Mevrouw Van der Ven (VVD) geeft aan dat het hier niet om gaat. Zij vervolgt haar betoog en geeft aan dat er nog veel onzekerheden zijn die met de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeente toekomen. Belangrijk vindt zij de integraliteit van de inkoop, zoals al door enkele fracties aangegeven. De heer Van Stralen (SP) is het met de VVD eens dat er criteria kunnen worden opgesteld, maar geeft aan dat dit lastig meetbaar is. Hij acht het een slechte zaak om jeugdzorg te gaan vertalen in getallen. Of mensen in herhaling vallen is heel erg afhankelijk van de sociale context. Mevrouw Van der Ven (VVD) is het slechts gedeeltelijk eens met de SP. Zij begrijpt dat bijvoorbeeld afkomst van invloed kan zijn op het toekomstbeeld van een jongere, maar is van mening dat, als geld wordt geïnvesteerd in een instelling, het belangrijk is te weten of die instelling de gewenste kwaliteit levert. Hiervoor is het nodig om een aantal zaken te monitoren. Mevrouw Eskes (CDA) heeft in de stukken gelezen dat Bureau Jeugdzorg zich aan het voorbereiden is om bepaalde innovaties toe te passen en hierbij de duur van de ondertoezichtstelling al heeft teruggebracht. De heer Van der Veer (PvdA) informeert of de door mevrouw Van der Ven voorgestelde criteria ook gevolgen heeft voor de bekostiging. Voorts informeert hij of zij van mening is dat de criteria ook bij de andere vormen van zorg zouden moeten worden vastgesteld. Mevrouw Van der Ven (VVD) geeft aan dat de jeugdreclassering als voorbeeld is genoemd. Zij is van mening dat bij inkoop sowieso criteria moeten worden gesteld. Dit kunnen zowel outcome-gegevens zijn als kwaliteitseisen. Zij meent dat ook instellingen daarbij gebaat zijn. De heer Leek (D66) vraagt zich af waar in het betoog van mevrouw Van der Ven het kind is gebleven. Hij meent dat men juist bezig is aan de voorzijde een aantal dingen beter te doen, in de hoop dat er dan aan de achterzijde minder zware zorg nodig is. En als een kind zware zorg nodig heeft, dan moet gewoon datgene worden gedaan wat het kind nodig heeft. Mevrouw Van der Ven (VVD) geeft aan dat het uiteraard over het kind gaat en over de juiste hulp op het juiste moment op de juiste plaats. Zij geeft aan dat het in het voorstel echter gaat om inkoop, over producten en diensten, hetgeen een zakelijk onderwerp is. Zij meent dat het goed is om de jeugdzorginstellingen scherp te houden, om zodoende de kinderen de juiste hulp krijgen. Mevrouw Van Diepen (HSP) geeft aan dat de jeugdzorg heel divers is. Jeugdreclassering is een onderwerp waarbij misschien wat zakelijker kan worden geredeneerd, zoals door mevrouw Van der Ven aangegeven, maar voor vele andere vormen van jeugdzorg gaat dit niet op. Reactie van het college Wethouder Pijl geeft aan dat de insteek van het voorstel is om een aantal besluiten te nemen die nodig zijn om door te gaan met de voorbereidingen. Het voorstel om Hoorn als centrumgemeente de inkoopfunctie en gezamenlijke beleidsvoorbereiding te laten uitvoeren is reeds besproken bij het vorige agendapunt. Nu bevindt de gemeente zich in de fase van voorbereiding voor 2015, om continuïteit van zorg te kunnen waarborgen. Dit biedt de kans om dit jaar en volgend jaar, inclusief de voorgestelde evaluatiemomenten, gezamenlijk te kijken hoe dit in de jaren daarna kan worden ingevuld.
GRIFFIE
14
Ten aanzien van Bureau Jeugdzorg geeft de wethouder aan dat dit de meest voor de hand liggende partij is, daar dit bureau daarvoor gecertificeerd is. De William Schrikkerstichting en het Leger des Heils doen eveneens jeugdbeschermingstrajecten in de regio en zijn daarbij gespecialiseerd in bepaalde doelgroepen. In de toekomst zullen er wellicht meer gecertificeerde instellingen komen. Op het moment dat zich dat voordoet zal hiernaar opnieuw worden gekeken. De toegangsfunctie gaat weg bij Bureau Jeugdzorg en dit gaat locaal geregeld worden. Het is belangrijk om nu het besluit te nemen om jeugdbescherming en jeugdreclassering bij Bureau Jeugdzorg, als gecertificeerde instelling, te blijven beleggen. Over het AMK wordt momenteel nog gesproken. Op dit moment is de gedachte dat het AMHK wordt ondergebracht bij de GGD en de GGD gaat daartoe een maatschappelijke business case uitwerken. De gemeenteraden krijgen een voorstel over het AMHK. Het vierde besluit in het voorstel heeft betrekking op een aantal uitgangspunten die handvatten kunnen geven voor de verdere uitwerking van zaken. Een uitgangspunt is dat een gedifferentieerde bekostigingssystematiek wordt gehanteerd. Ter illustratie is in de presentatie een matrix getoond van verschillende zorgvormen, waarbij het geenszins de bedoeling is om dit per zorgvorm vast te pinnen. Het is ook niet de bedoeling om hiermee weer allerlei schotten te creëren, zoals door de heer Van der Meer aangehaald. Er gaat gewerkt worden volgens één gezin één plan, waarbij bij een gezin verschillende vormen van zorg nodig kunnen zijn met een verschillende bekostiging. Tweede termijn De heer Van der Meer (HB) is blij met het betoog van de wethouder, maar heeft zorg over het feit dat de formulering in het voorliggende stuk kan worden gezien als instructie. Mevrouw Hakhoff verwijst naar de resultaatgerichte bekostiging, waarover in de stukken wordt gesproken en informeert hoe dit gemeten gaat worden. Wethouder Pijl geeft aan dat bekostiging een middel is en datgene wat bereikt moet worden is een doel. Gemeten moet worden of het doel wordt bereikt. Hij vervolgt dat ten aanzien van de kwaliteitscriteria nog voor de zomer een separaat voorstel aan de raad zal worden voorgelegd. Het uitgangspunt dat de keuze van aanbod en de inzet van eigen regie altijd in samenspraak wordt gedaan met het gezin betekent dat, als zorg wordt ingezet voor een gezin, daarover in gesprek wordt gegaan met de kinderen, jongeren en ouders waarover het gaat. De opmerking dat het voorstel erg technisch van aard is wordt door de wethouder beaamd. Hij wijst erop dat deze technische besluiten nodig zijn om voort te kunnen gaan in het traject. Binnenkort zal de raad een uitnodiging ontvangen om bij nieuw gevormde wijkteams te gaan kijken en aldaar te spreken over hoe een en ander in de praktijk zal worden vormgegeven. De wethouder geeft aan dat in het komende jaar nog een slag zal moeten worden gemaakt, onder meer ook met de huisartsen en de scholen. Binnenkort start een proef op de scholen hoe de gebiedsteams op die scholen kunnen worden binnengebracht en hoe zich dit gaat verhouden met de zorgstructuur op die scholen. Overigens is hij van mening dat het opdoen van kennis over de jeugdzorg en de transities ook een verantwoordelijkheid is van de scholen zelf. De relatie tussen de huisartsen en de gebiedsteams wordt cruciaal. Ten aanzien van het laatste besluit met betrekking tot het PGB geeft de wethouder aan dat het besluit nu wordt vastgesteld, maar op welke wijze dit vorm zal krijgen is nog in
GRIFFIE
15
onderzoek. In de verordening die later dit jaar zal worden vastgesteld wordt de reikwijdte van het PGB geregeld. Mevrouw Van der Ven (VVD) geeft aan dat er al veel mensen zijn die nu al gebruik maken van een PGB. Zij informeert of deze straks ook zorg kunnen regelen via een PGB. Wethouder Pijl geeft aan dat bepaalde vormen van zorg alleen via een PGB kunnen. Daarnaast zou het de ambitie moeten zijn om dit breder in te zetten. De reikwijdte zal worden vastgelegd in de verordening. Mevrouw Van Diepen (HSP) informeert of zij correct heeft begrepen dat de GGD een uitbreiding van taken gaat krijgen. Wethouder Pijl geeft aan dat het gaat om het AMHK, hetgeen een samenvoeging is van de Steunpunten Huiselijk Geweld en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De heer Van Stralen (SP) refereert aan de opmerking van de heer Van der Meer dat niet alleen kosten en efficiency het uitgangspunt mogen zijn, maar ook kwaliteit. Wethouder Pijl beaamt dit. Hij geeft aan dat budget een van de variabelen is, maar er zijn nog veel meer criteria. De vraag wanneer men tevreden is over de wijze waarop de jeugdzorg is geregeld zal aan de nieuwe raad worden voorgelegd. In het voorstel worden als voorzet wel enkele criteria genoemd voor de wijze waarop naar kwaliteit kan worden gekeken. De heer Van der Meer (HB) geeft aan dat in de stukken verschillende organisaties genoemd staan, maar wijst erop dat er ook jongeren zijn die bij andere organisaties dan de genoemde hulp krijgen. Betekent continuïteit van zorg dat deze hulp kan doorgaan? Daarnaast vraagt hij zich af of de zorg die nu geleverd wordt onverminderd door kan gaan, gezien het feit dat een korting wordt toegepast. Wethouder Pijl geeft aan dat de korting op het budget geleidelijk wordt ingevoerd. Het is overigens de bedoeling om later dit jaar kwaliteitscriteria vast te stellen. Met aanbieders die daaraan voldoen kunnen contracten worden gesloten. De heer Leek (D66) meent dat ditzelfde ook geldt voor de door hem genoemde niches. De niches zullen ervoor moet zorgen dat zij aan de criteria voldoen. Daar tegenover staat dat zij ook tijdig zullen moeten weten wat die criteria zijn. Wethouder Pijl beaamt dit. Hij geeft aan dat bestaande instellingen een omzetgarantie krijgen van 85% voor het eerste jaar. Van de resterende 15% gaat de rijkskorting af, evenals de kosten die de gemeenten zelf moeten maken. Wat overblijft zal worden ingezet voor de innovatieagenda. Hiermee kan het ook terugkomen bij nieuwe aanbieders en niches. Conclusie voorzitter De voorzitter concludeert dat het voorstel als B-stuk aan de raad wordt voorgelegd.
6. B-punten 6a. Tweede wijziging van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2014 Conclusie voorzitter De voorzitter concludeert dat het voorstel als B-stuk aan de raad wordt voorgelegd.
GRIFFIE
16
7. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 23.00 uur.