Particuliere Collectie Archief Aneta
N.V. Algemeen Nederlands-Indisch Persbureau "A N E T A" Batavia-C., 23 April 1946. Postweg Noord, 53. Aan den Raad van Commissarissen van de N.V. Algemeen Nederlandsch-Indisch Persbureau "ANETA" New York/Batavia. Memorandum omtrent Aneta's toekomst. Mijne Heeren, Op Uw telegrafisch verzoek om inlichtingen betreffende mijn plannen voor de naaste toekomst en Uw vraag of ik reeds kan mededeelen hoe lang ik nog hier in Batavia denk te blijven, heb ik U doen weten, dat ik per luchtpost zal antwoorden. Uit de mededeelingen, welke hier volgen, zult gij zonder twijfel opmaken, dat het inderdaad niet mogelijk was om hierop een telegrafisch antwoord te geven. Alvorens op de toekomstplannen nader in te gaan, ge loof ik er goed aan te doen U een beknopt overzicht te geven van de ontwikkeling van onze activiteit in Indië gedurende het afgelopen half jaar. Dit was trouwens reeds mijn plan, maar ik heb hiermede willen wachten, totdat de toestand zich duidelijker had afgeteekend. Toen ik hier in begin October 1945 aankwam, was de toestand vrij chaotisch. Niettemin bestond er alle aanleiding om onmiddellijk een aanvang te maken met den opbouw van onze diensten, zoowel wat betreft onze berichtgeving naar het buitenland, als die voor het binnenland bestemd. De technische vereischten maakten het noodig om onze redactie te vestigen in het gebouw Koningsplein West 9, waar "Public Relations" en de Regeerings Voorlichtingsdienst reeds waren gevestigd en vanwaar door middel van een mobiele zendinstallatie de telegrammen naar het buitenland, i.c. Londen konden worden gezonden. Bovendien hadden wij niet de beschikking over ons eigen gebouw, waar gedurende de bezetting het Japansche persagentschap Domei was gevestigd en dat onmiddellijk na de bevrijding door het Indonesische persagentschap Antara in bezit was genomen. Deze toestand duurde tot begin Januari 1946 toen wij, na hiertoe krachtige stappen te hebben ondernomen, wederom de beschikking over het Aneta-gebouw aan de Postweg Noord kregen. De Aneta-redactie, zoowel als de bureaux der administratie en directie werden toen hiernaar overgebracht. Onze "foreign desk" bleef intusschen op het Koningsplein, in verband met het hierboven genoemde technische voordeel. Deze toestand werd tot dusver bestendigd, maar met de verbetering van het P.T.T.-seinkanaal tusschen Batavia en Nederland, welke weldra tegemoet kan worden gezien, en in verband met het feit dat met ingang van 22 dezer het semi- militaire Britsche seinkanaal, dat voor de pers op het Koningsplein ter beschikking stond, zal zijn opgeheven en het telegramverkeer naar Londen zal worden overgenomen door © Transcriptie Persmuseum 01 Memorandum 23-04-1946 A. Vas Dias.doc
1
Cable & Wireless (welke onderneming overigens reeds het bovenbedoelde seinkanaal onofficieel exploiteerde), is de mogelijkheid geopend om binnen afzienbaren tijd onze "foreign desk" eveneens naar het Aneta-gebouw over te brengen, zoodat de verschillende afdeelingen onzer redactie in eenheidsverband zullen kunnen werken. Niettemin zal voor de redactioneele verzorging van onzen dienst naar het buitenland het in stand houden van de "foreign desk" naast de redactie van onzen binnenlandschen dienst en den dienst uit het buitenland noodig blijven. Bij de "foreign desk", die onder supervisie van den heer Robert Kiek werkt, berust niet alleen de verzorging van de berichtgeving naar het buitenland, met inbegrip van Nederland, maar ook een groot deel van de nieuwsvergaring, voorzoover deze door onze oorlogscorrespondenten – de heeren Kiek van de Meeberg – wordt uitgevoerd. Dit betreft hoofdzakelijk politieke reportage, contacten met militaire instanties en het uitvoeren van byzondere reportages, zoowel te Batavia als elders. De verdere nieuwsvergaring berust bij onze overige verslaggevers en byzondere medewerkers te Batavia, zoowel als bij de correspondenten, die wij in verschillende belangrijke centra van den archipel hebben aangesteld en wier aantal gestaag uitbreiding ondervindt. Bovendien zijn wij in de "key points", zooals te Bandoeng, Soerabaia en Makassar (voor de Groote Oost) door eigen redacteuren vertegenwoordigd. Aanvankelijk trad de heer Ostreig als wnd. hoofdredacteur op, doch bij diens overgang naar de afdeeling voorlichting van het Departement van Overzeesche Gebiedsdeelen en zijn vertrek naar Nederland, diende een nieuwe voorziening voor de algemeene redactieleiding te worden getroffen. De heer G. Aalbertsberg werd toen als eerste redacteur aangesteld en, nadat ik de overtuiging had gekregen dat hij de noodige kwaliteiten voor de verantwoordelijke leiding der redactie bezat, werd hij definitief bevestigd in de functie van algemeen chef der redactie. Met opzet liet ik de kwestie van de bezetting der hoofdredactie, zelfs in den vorm van de benoeming van een wnd. hoofdredacteur, open. Ik kom daar nader op terug. Behalve de heeren Kiek en van de Meeberg werken aan de "foreign desk" nog de heer Schimmel en een Chineesche assistent, de heer Kwee. De heer Schimmel is ons tijdelijk door de R.V.D. uitgeleend; het is nog steeds niet zeker of zijn permanente inschakeling bij de Aneta-redactie mogelijk zal zijn. De heer Aalbertsberg werd bijgestaan door den heer van den Brink als bureauchef en den heer van Goozen als redacteur in algemeenen dienst. Wij beschikken verder over de diensten van enkele "losse" medwerkers-verslaggevers. Voorts maken van ons personeel deel uit een chef der expeditie, een aantal tikkers, loopers, etc. Volledigheidshalve dient te worden vermeld, dat de heer Roosdorp zijn oude functie van directie-secretaris heeft opgenomen en tevens optreedt als administrateur. Uit het bovenstaande blijkt, dat eigenlijk nog niet veel meer dan een raamwerk der redactie is opgebouwd. Terwijl de bezetting van onze "foreign desk" voldoende mag worden geacht, bleef gedurende vele maanden de bezetting van onze algemeene redactie onvoldoende. Uiteraard werd alles in het werk gesteld om de redactie de noodige uitbreiding te doen ondergaan. Het bleef echter uiterst moeilijk om de beschikking te krijgen over geschikte candidaten, omdat vooral de R.V.D., maar ook andere instellingen, zooals de Legeren Marine- voorlichtingsdiensten op tal van journalisten beslag legden, zonder dat dezen de vrijheid werd gelaten om bij Aneta in dienst te treden. Zoo werden ons verschillende geschikte krachten voor onze neus weggekaapt en wij moesten ware gevechten leveren om den staf te verkrijgen en te handhaven, waarover wij thans beschikken. Wij slaagden er evenwel in de kern van voor hun taak berekende medewerkers te behouden en wij zouden dan © Transcriptie Persmuseum 01 Memorandum 23-04-1946 A. Vas Dias.doc
2
ook door verdere uitbreiding onze redactie-opzet hebben kunnen consolideeren, indien niet de physieke geschiktheid van ons redactiepersoneel een factor bleef, waarmede ter dege rekening moest worden gehouden. Het is een algemeen verschijnsel hier, dat de menschen, die den bezettingstijd in de kampen en gevangenissen hebben doorgebracht, zelfs indien zij oogenschijnlijk in goede gezondheid verkeeren en met opgewektheid en energie weder aan het werk tijgen, vaak niet over voldoende uithoudingsvermogen beschikken om een normaal arbeidstempo vol te houden. Zoo kwamen wij b.v. ten aanzien van den heer Aalbertsberg tot de conclusie, dat hem de gelegenheid, die hem geboden werd om voor eenigen tijd naar Holland te gaan, niet mocht worden onthouden. De heer Aalbertsberg vertrok 14 April naar Nederland en wij hopen hem in de tweede helft van Juni weder in goede gezondheid terug te zien. De heer van den Brink, die van November af hard heeft medegewerkt voor de verzorging van onze diensten, stortte eenige dagen geleden in en zal waarschijnlijk geruimen tijd moeten worden uitgeschakeld. Gelukkig was assistentie komen opzetten met den heer Paul van 't Veer, een jong en veelbelovend journalist, dien ik uit Holland liet overkomen, maar eigenlijk voor versterking van onze Australische redactie had bestemd, en Kap. J.S. Vas Dias, die jarenlang als stenograaf-reviseur bij den Volksraad werkzaam was, tijdens de oorlogsjaren in een krijgsgevangenkamp in Bangkok verbleef en die ons tijdelijk ter beschikking is gesteld.*) [noot onder aan pagina: *) Ik vertrouw dat ge er van overtuigd zult zijn, dat hier niet bij mij de bedoeling heeft voorgezeten om een familielid (de heer V.D. is een neef van mij) aan een "baantje" bij Aneta te helpen. Trouwens, beide partijen hechter er aan vast te houden aan het tijdelijke karakter van deze aanstelling.] Het betreft hier evenwel in beide gevallen nog niet volkomen ingewerkte krachten, die niet op één lijn kunnen worden gesteld met geroutineerde redacteuren als de heeren van den Brink en Aalbertsberg. Wij zouden dan ook in een zeer moeilijk parket zijn geraakt, indien niet de heer Craamer, die als A.N.P.-redacteur naar Batavia werd uitgezonden, doch aanvankelijk geruimen tijd in Australië werd vastgehouden, sedert eenige maanden een werkzaam aandeel in ons redactiewerk had genomen. Overeenkomstig de afspraken, door mij gedurende mijn bezoek in December jl. met het A.N.P. getroffen (zie protocol dd. 17 December 1945), was het mogelijk om een beroep op den heer Craamer te doen om ons door den moeilijken tijd van onderbezetting heen te helpen. Inderdaad heeft de heer Craamer voor honderd procent met ons medegewerkt en hij neemt, nu wij de diensten van de heeren Aalbertsberg en van den Brink tijdelijk moeten derven, voor het oogenblik in feite de dagelijksche leiding van de redactie waar. Ik kan niet anders dan mijn waardeering uitspreken voor dit breed begrip van onderlinge samenwerking. Niettemin blijkt uit het bovenstaande, dat wij nog aan gevaarlijke onderbezetting lijden. Ik ben dan ook doende nog nieuwe krachten uit Holland te laten overkomen en hoop daarin in de eerstvolgende weken te slagen. Eveneens blijven wij onze pogingen voortzetten om hier verdere assistentie te vinden. Zelfs dan zal onze bezetting nog slechts aan minimum eischen voldoen, omdat ten slotte rekening dient te worden gehouden met een spoedige toekomstontwikkeling waarbij, in verband met de verbetering van het seinkanaal BataviaNederland, de dienst van onze "foreign desk" – voor wat de berichtgeving naar Nederland betreft – zal dienen te worden aangevuld door speciale berichten ten dienste van de Nederlandsche pers, met de verzorging of supervisie waarvan de heer Craamer, naar vanzelf spreekt, zal dienen te worden belast.
© Transcriptie Persmuseum 01 Memorandum 23-04-1946 A. Vas Dias.doc
3
Zoolang wij niet kunnen zeggen, dat het normaal functioneeren van onze redactie, rekening houdend met alle eischen die aan den dienst moeten worden gesteld, behoorlijk verzekerd is, en zoo lang niet de berichtgeving uit onze buitengewesten, die den laatsten tijd reeds veel is verbeterd, zal het moeilijk voor mij zijn om Batavia te verlaten. X Dit wat het redactioneele aspect betreft. Wij dienen echter ook rekening te houden met directioneele problemen van zeer groote draagwijdte. Ik spreek nu niet over de commercieele exploitatie van onze onderneming. Door de goedkeuring van onze begrooting kan worden aangenomen dat onze positie, voorloopig althans, veilig is gesteld. Indien zich nieuwe mogelijkheden voordoen voor den afzet van onze diensten, hetzij bij per of particulieren, zullen deze uiteraard dienen te worden uitgebuit. Wanneer eerlang nieuwe bladen verschijnen, die zich in elk geval op den Aneta-dienst zullen moeten abonneeren, kan het afsluiten van overeenkomsten met deze, evenals de verdere afzet van onze diensten bij particuliere afnemers gerust aan den heer Roosdorp worden overgelaten, die met de bedrijfsexploitatie volkomen vertrouwd is. Wanneer ik het over directioneele problemen heb, dan denk ik echter in de eerste plaats aan de vragen, die zich voordoen in verband met het bevestigen van onze positie. Reeds vóór de bevrijding en zeker na de hervatting van onze activiteit in Indië, was het duidelijk, dat met de noodzaak tot reorganisatie van ons agentschap rekening moest worden gehouden. De Nederlandsch-Indische regeering, bij monde van verschillende harer meest vooraanstaande leden, had meer dan eens op de noodzaak van deze reorganisatie den nadruk gelegd. De meening werd geuit, dat de regeering in de nieuwe staatkundige verhoudingen geen belangstelling meer kan hebben voor een persbureau,als "nationale" instelling, dat door bepaalde groepen van het grootkapitaal, zonder zeggingsschap van de pers, gecontroleerd wordt. Wil Aneta het vertrouwen van regeering en pers behouden, zoo betoogde men, dan behoort het het voorbeeld van Reuter, A.P. en A.N.P. te volgen door zijne aandeelen te stellen in handen van de pers zelve en daarbij met de ontwikkeling der Indonesische pers terdege rekening te houden. In het memorandum van dr. N.A.C. Slotemaker de Bruïne van 8 Mei 1945 werd trouwens reeds een soortgelijk standpunt ingenomen. Intusschen bleek, dat zoowel de gemachtigde van Uw Raad, de heer B. Koetsier, als leden van den voormaligen raad van commissarissen te Batavia nog lang niet overtuigd waren van de noodzaak tot zulk een ingrijpende reorganisatie, althans van het dringend karakter hiervan. Zij namen het standpunt in, dat in de eerste plaats aandeelhouders in de gelegenheid dienden te worden gesteld zich over de modaliteiten van zulk een reorganisatie uit te spreken en in het algemeen, dat het de voorkeur verdient een afwachtende houding aan te nemen. Vandaar dat in de inleiding tot de begrooting slechts in algemeene termen de bereidwilligheid van het Aneta-bestuur werd uitgesproken om "mede te werken tot de instelling van een Raad van Advies, gekozen uit vertegenwoordigers van de dagbladdirecties en van aandeelhouders van Aneta, ten einde een reorganisatieplan voor te bereiden, dat in het kader past der hervormingen, welke zich thans mede op constitutioneel terrein in Nederlandsch-Indië afteekenen."
© Transcriptie Persmuseum 01 Memorandum 23-04-1946 A. Vas Dias.doc
4
Intusschen dienen wij er ons rekenschap van te geven dat, zelfs indien een reorganisatie tot stand zou komen volgens de richtlijnen door regeeringsleden aangegeven, het de vraag blijft of hiermede een oplossing van de problemen, die ons te wachten staan, zou zijn bereikt. Immers, het is lang niet zeker, dat de leiders van het nieuwe Indonesië een figuur zullen aanvaarden, waarbij weliswaar aan de vertegenwoordigers der Indonesische pers een belangrijke mate van medezeggenschap in het bestuur en de redactie van Aneta zou worden toegekend, doch waarbij het te reorganiseeren Nederlandsch-Indisch persagentschap, dat dan in feite een Nederlandsch-Indonesisch persagentschap zou worden, als uitsluitend en onafhankelijk orgaan voor de nieuwsvoorziening in Indië zou optreden. Veel teekenen wijzen er op, dat men in Indonesische kringen gesteld is op een afzonderlijk voortbestaan van het Indonesische agentschap Antara en nog niet de overtuiging bezit, dat een reorganisatie van Aneta op breedere basis of zelfs een samengaan van Antara met Aneta, ook van Indonesisch standpunt bezien, als de beste oplossing van het persagentschapsprobleem moet worden beschouwd. Antara, dat op het oogenblik zeker niet geacht kan worden als zuiver persagentschap te functioneeren en dat tevens als propaganda-orgaan voor de Indonesische pers optreedt, stelt niettemin krachtige pogingen in het werk om als algemeen persagentschap, werkend ten behoeve van de Indonesische pers en voor het voorzien van deze van zoowel binnenlandsche als buitenlandsche nieuwsdiensten, vasten voet te krijgen. Met de mogelijkheid, dat deze pogingen zullen slagen, dient rekening te worden gehouden. De buitenlandsche persagentschappen, vooral de Amerikaansche, volgen een uitsluitend op eigenbelang gebaseerde politiek. Indien zij den indruk hebben, dat Aneta in de toekomst het voornaamste nieuwsagentschap in Indië zal blijven of dat Aneta door reorganisatie een agentschap wordt, dat representatief is voor de geheele pers in Indië, zullen zij ongetwijfeld met Aneta verder in zee willen gaan. Indien echter een belangrijk gedeelte van de pers in Indië niet door Aneta, doch door een concurrerend Indonesisch persagentschap bediend zou worden, dan zullen zij ook met dit agentschap een contract wenschen af te sluiten en het gevaar is zelfs niet denkbeelding, dat zij zulk een agentschap krachtig zullen steune n, indien hiermede hun concurreerende positie tegenover een mededinger, b.v. Reuter, wordt versterkt. Deze tendens is reeds in andere landen, zooals Britsch-Indië, China e.d. tot uiting gekomen. Trouwens, ook Reuter zal de handen vrij willen houden. Gedurende mijn besprekingen te Londen van December jl. met Reuter heb ik slechts met groote moeite kunnen bereiken, dat aan de positie van non-exclusiviteit, op welken grondslag ook de Reuter-dienst wordt geleverd, nog zekere tijdelijke beperkingen zijn gesteld. Ook in het door mij afgesloten contract met de United Press is het principe van non-exclusiviteit ten volle gehandhaafd. Het contract met de U.P. stelt ons in staat, indien wij daartoe tijdig de noodige voorzieningen kunnen treffen, om met grootere efficiency dan wie ook den U.P.-dienst aan afnemers in Indië te leveren. Voorts heeft deze afspraak verhinderd, dat U.P. ertoe overging om een eigen distributie-organisatie in Indië te vestigen. Maar zij verhindert niet, dat de U.P.-dienst ook ter beschikking va n Antara staat, indien Antara deze wenscht af te nemen. De Associated Press is nog niet tot actieve exploitatie van haar dienst in Indië overgegaan, doch ook met deze mogelijkheid moet rekening worden gehouden. Wanneer een Indonesisch persagentschap, dat uiteraard van de zijde der Indonesische pers en de Indonesische politieke leiders de grootst mogelijke steun zal ontvangen, zelfstandig in het toekomstige Indonesië blijft functioneeren, wordt hiermede tevens het probleem gesteld welken vorm de activiteit van Aneta in de toekomst zal dienen aan te nemen. Aneta kan natuurlijk als Nederlandsch-Indisch persagentschap blijven voortwerken en een dienst leveren ten bate van de in het Nederlandsch in Indië verschijnende bladen. Aneta kan er ook mee voortgaan diensten uit Indië naar het buitenland uit te zenden en het moet zeker niet © Transcriptie Persmuseum 01 Memorandum 23-04-1946 A. Vas Dias.doc
5
uitgesloten worden geacht, dat Aneta op deze wijze zijne diensten in binnen- en buitenland behoorlijk kan blijven exploiteeren, vooral indien het zich op het leveren van economisch nieuws blijft toeleggen. Er zijn tevens nog vele en belangrijke mogelijkheden geboden in den opbouw van een Pacific- newsservice, ten bate van de Nederlandsche pers en de in de overzeesche gebieden verschijnende Nederlandsche bladen, doch tevens van belang voor vele afnemers in andere landen. Aan de activiteit van Aneta zullen dan niettemin zekere beperkingen zijn gesteld. De afzetmogelijkheden in Indië zullen niet meer van den zelfden omvang zijn en de eventueele uitzending van berichten naar buitenlandsche agentschappen door een concurreerend Indonesisch persbureau kan ook tot een verzwakking van Aneta's positie in het buitenland leiden. Aan den anderen kant zal er minder aanleiding toe bestaan om overhaast een ingrijpende reorganisatie door te voeren. In dit verband dient te worden opgemerkt dat, terwijl in Nederlandsche perskringen in Indië het denkbeeld van nauwer contact met het Anetabestuur wordt welkom geheten, men in deze kringen lang niet overtuigd is van de noodzakelijkheid om tot een reorganisatie te komen, waarbij Aneta het bezit wordt van de pers. Men is van mening, dat wat dit betreft er te veel verschillen bestaan tusschen de perstoestanden in Nederlandsch-Indië en die in Nederland of andere landen, waar het principe van het coöperatief exploiteeren van het nationale persagentschap door de pers is aanvaard. Bij een afzonderlijk voortbestaan van Aneta en Antara, met uitsluiting dus van een samensmelting van beide organisaties, zijn toch zakelijke afspraken tusschen Aneta en Antara denkbaar, waarbij beide agentschappen in practische regelingen samenwerken op het gebied van nieuwsvergaring en nieuwsverspreiding en de exploitatie van hun diensten. Zulk een samenwerking zou, door uitsluiting van onnoodige en onwenschelijke concurrentie, ten slotte tot een belangengemeenschap kunnen leiden, die voor beide ondernemingen van voordeel kan zijn en op den langen duur toch de weg zou kunnen openen tot het scheppen van een enkel persagentschap. Het ligt in mijn voornemen, wanneer ge hiermee kunt instemmen, den Lt. Gouverneur-Generaal te verzoeken om bij de voortzetting van de onderhandelingen met de Indonesiërs, wanneer in details van uitvoering der overeenkomsten wordt getreden, de persagentschapskwestie aan de orde te stellen en een oplossing daarvan op een wijze, die met de belangen van de Nederlandsch-Indische nieuwsvoorziening en dus ook van Aneta rekening houdt, te bevorderen. In het bovenstaande zijn verschillende aspecten van mogelijke oplossingen van de problemen, waarvoor wi weldra zullen worden gesteld, aangegeven. Het zal uiterst nuttig zijn, indien Uw Raad thans reeds zijn standpunt zou willen bepalen ten aanzien van deze verschillende oplossingen, die overigens nauw verband houden met de oplossing van het constitutioneele vraagstuk ten aanzien van Indië, dat thans aan de orde is. Doch in welke richting Uw Raad de toekomstige Aneta-politiek wil bepalen en ook indien gij een "open mind" wilt bewaren en nog niet de noodzakelijkheid inziet onze politiek in bepaalde richting vast te leggen, dan nog blijft in ieder geval de noodzakelijkheid voor de directie van Aneta geboden om in deze acute ontwikkelingsperiode de vinger op de pols te houden en elke gelegenheid aan te grijpen een oplossing tot stand te brengen, die zich op een bepaald oogenblik in zekere richting biedt. Vandaar dat ik van oordeel ben, dat zelfs indien het doeltreffend functioneeren van onze redactie-organisatie is verzekerd en ook de commercieele exploitatie in afwezigheid van den directeur onverzwakt kan worden voortgezet, ik in de huidige periode niet naar New York terug kan keeren, tenzij het slechts een bezoek van korten © Transcriptie Persmuseum 01 Memorandum 23-04-1946 A. Vas Dias.doc
6
duur geldt, of ten aanzien van de directioneele en/of hoofdredactoriale leiding in Batavia andere voorzieningen worden getroffen. Wat deze betreft, dienen wij in de eerste plaats te weten wat de plannen zijn van Dr. Colijn. Uw telegrafisch verzoek om inlichtingen daaromtrent heb ik niet telegrafisch aan den heer Colijn doorgezonden, omdat ik hem eerst een afschrift van het onderhavig memorandum wil toezenden, waarbij ik dan tevens het verzoek tot hem zal richten U, zoowel als mij, telegrafisch op de hoogte te stellen van zijn voornemens. Indien de heer Colijn binnen enkele maanden naar Batavia komt en indien hij en ik ongeveer tegelijkertijd resp. uit Den Haag en Batavia naar New York reizen om daar met Uw Raad te confereeren en de heer Colijn dan naar Batavia doorreist en de directioneele leiding overneemt, dan zal er voor mij uiteraard geen aanleiding bestaan om nog langer dan enkele maanden, dus tot na de terugkeer va n den heer Aalbertsberg hier te blijven. Gij zoudt dan mijn aankomst te New York in den loop van de maand Juli kunnen verwachten. Indien echter de heer Colijn, hetzij uit gezondheids- of andere overwegingen niet het plan heeft om naar Batavia te komen en de directie over te nemen, dan zullen wij andere oplossingen dienen te overwegen. In dit verband dienen wij thans nader de bezetting van de hoofdredactie te beschouwen. Wij mogen, geloof ik, wel aannemen dat – welken vorm de structuur van Aneta ook moge krijgen – het gewenscht is om als hoofdredacteur iemand aan te stellen, die niet alleen over de noodige journalistieke ervaring beschikt, doch ook een persoonlijkheid van gezag is met een juist inzicht in de politieke verhoudingen. Immers dit inzicht is noodig om voor Aneta de positie van algemeen vertrouwen te behouden, waarvan het agentschap verzekerd dient te zijn, indien het zijn toekomst-taak naar behooren wil vervullen. Terwijl ik den heer Aalbertsberg heb leeren kennen als een bekwaam journalist, die gedurende den korten tijd, dat hij de leiding van de Aneta-redactie heeft waargenomen, met veel toewijding zijn taak heeft uitgevoerd, geloof ik toch, dat wij er verkeerd aan zouden doen de functie van algemeen leider der redactie, die zich met tal van vraagstukken van redactioneel-technischen aard moet bezighouden en tevens de dagelijksche samenstelling van den dienst dient te superviseeren, te vereenigen met de functie van hoofdredacteur. In dit verband dient voorts te worden opgemerkt, dat de heer Aalbertsberg zich ook heeft bezig te houden met den opbouw van onzen economischen dienst en zelf in de reportage omtrent de belangrijkste economische vraagstukken een werkzaam aandeel dient te nemen (en ook genomen heeft). Het zou een verzwakking van dien opbouw beteekenen, indien wij den heer Aalbertsberg hieraan opnieuw zouden onttrekken. Het is trouwens een taak van gewicht, die een groot deel van de aandacht van den redactieleider zal blijven opeischen. De hoofdredacteur dient echter vrij te zijn van dagelijksche technische beslommeringen, ten einde zijn aandacht geheel te kunnen concentreeren op de belangrijke problemen van de redactioneele hoofdleiding, die gedurende de eerste phase van onzen opbouw voor den boeg staan, en waaronder in de eerste plaats genoemd dient te worden het bepalen van den koers van het agentschap met betrekking tot de samenwerking met de Indonesiërs. Bovendien zal voor den hoofdredacteur, indien te eeniger tijd voor deze [op kopie regel weggevallen, AS!!] basis voor zijn verdere activiteit heeft gekregen, de taak zijn weggelegd om belangrijke politieke en algemeene reportages in het gebied van den Pacific te ondernemen. Ik zou daarom willen voorstellen, indien deze gedachtengang Uw instemming heeft, om de bezetting van de hoofdredacteurspost in deze richting te zoeken. Ik ben te dien aanzien zoo vrij geweest eens den heer P.A. Wansink informeel te peilen. De heer Wansink, die een omvangrijken staat van dienst in de Nederlandsche en © Transcriptie Persmuseum 01 Memorandum 23-04-1946 A. Vas Dias.doc
7
Indische journalistiek achter den rug heeft, vervulde na de bevrijding van Nederland tot begin van dit jaar de post van hoofd van den Regeerings Persdienst in Nederland. Op verzoek van dr. van Mook kwam hij in Januari jl. naar hier, teneinde als adviseur van de NederlandschInddische regeering op te treden met betrekking tot de organisatie en mogelijke reorganisatie van den Regeerings Voorlichtingsdienst in Nederlandsch-Indië. Na aldus gedurende eenige maanden werkzaam te zijn geweest, werd hem de functie van hoofd van dien dienst aangeboden als opvolger van dr. Posthumus, die eind Mei als zoodanig zal aftreden, doch hij weigerde de aanvaarding hiervan, omdat hij niet den wensch koestert permanent in regeeringsdienst te blijven, daar hij er de voorkeur aan geeft in de actieve journalistiek terug te keeren. Hij aanvaardde hierop de positie van onderhoofd van dien dienst, op voorwaarde dat deze aanstelling slechts een tijdelijk karakter zou dragen en hij na zekeren tijd, bv. tegen het einde van 1946 of hoogstens na een jaar zijn functie te hebben vervuld, de vrijhe id zou hebben deze neer te leggen. Aanvankelijk was het het voornemen van den heer Wansink om na zijn missie in Indië te hebben volbracht, naar Nederland terug te keren, ten einde aldaar het hoofdredacteurschap van de "Nieuwe Courant" in Den Haag te aanvaarden. Als gevolg van het feit, dat in ieder geval zijn verblijf in Indië is verlengd, heeft hij dit voornemen thans opgegeven. De heer Wansink zeide mij er veel belangstelling voor te hebben om een taak als hierboven omlijnd bij Aneta te aanvaarden. Ik acht het niet uitgesloten, dat Uwe gedachten in andere richting gaan. Misschien geeft gij er de voorkeur aan om mij naast den heer Colijn als mede-directeur aan te stellen (b.v. speciaal belast met de buitenlandsche organisatie) of als algemeen hoofdredacteur. Ik dien hierbij evenwel aan te teekenen, dat ik op dit oogenblik niet met zekerheid zou kunnen zeggen of ik een dergelijke functie zou kunnen aanvaarden. Ook wat mijzelf betreft, gevoel ik op een tweesprong te zijn aangekomen. Ik dien, in verband met de mogelijkheid van een langdurig verblijf in de tropen, rekening te houden met mijn leeftijd en ben verplicht, juist omdat ik reeds in jaren gevorderd ben, ernstig te overwegen welke mate van toekomstzekerheid de positie bij Aneta mij verschaft. Tenzij ge mij op dit punt gerust kunt stellen, geloof ik niet dat ik zou kunnen adviseeren om de oplossing der kwestie van het hoofdredacteurschap te Batavia, in de richting te zoeken van mijn persoon. Wanneer daarom deze mogelijkheid verworpen wordt, meen ik inderdaad dat de aanstelling van den heer Wansink als hoofdredacteur een uitstekende oplossing van het onderhavige probleem zou vormen. Hij bezit persoonlijk het vertrouwen van de Nederlandsch-Indische regeering, heeft een gerijpt en bezadigd inzicht in de politieke situatie hier en de consequenties, welke deze in de toekomst voor ons kan stellen, en beschikt over de capaciteiten, die een hoofdredacteur van Aneta dient te bezitten. Waar bovendien de vervulling van de hoofdredacteurspost op het oogenblik nog niet dringend noodzakelijk is, zou de omstandigheid dat hij nog eenigen tijd aan de Regeerings Voorlichtingsdienst verbonden zal blijven, geen onoverkomelijk bezwaar hoeven uit te maken. Aan den anderen kant geloof ik dat, indien wij tot de slotsom mochten komen dat vervulling van de hoofdredacteursvacature reeds eerder gewenscht is, de heer Wansink dit het zwaarst zou laten wegen en dus eventueel bereid zal worden gevonden zijn functie bij den R.V.D. eerder op te geven. Hiermede heb ik mijn meening over de huidige situatie en de noodige voorzieningen in onzen toekomstopzet samengevat.
© Transcriptie Persmuseum 01 Memorandum 23-04-1946 A. Vas Dias.doc
8
Nog even wil ik aanstippen dat in het gemis aan hoofdleiding te Batavia ten gevolge van eventueele tijdelijke afwezigheid mijnerzijds zou kunnen worden voorzien door inschakeling in het dagelijksch beheer van een gedelegeerd commissaris. Reeds vroeger is b.v. mr. A. Slotemaker als zoodanig opgetreden. Het is intusschen niet zeker of hij, dan wel de heer Koetsier, dan tijd zou kunnen vinden om zulks op zich te nemen. Gaarne zou ik spoedig Uwe reactie op het bovenstaande vernemen. Aneta bevindt zich thans ongetwijfeld in een uiterst critiek stadium van zijn bestaan. Hoewel ik ten volle begrijp, dat er in New York belangrijke kwesties zijn af te handelen en instem met de wenschelijkheid om persoonlijk overleg met U te plegen, terwijl ik uiteraard ook gaarne weer met mijn gezin zou zijn vereenigd, acht ik mij toch niet verantwoord de zaken hier op het oogenblik, zonder dat afdoende voorzieningen zijn getroffen, te laten zwemmen. Er blijven tal van mogelijkheden open tot consolidatie van onze toekomstpositie. Maar waakzaamheid dient betracht en wij moeten op het psychologisch moment in staat zijn om met beslistheid de juiste weg in te slaan. In afwachting van Uwe berichten verblijf ik,
Hoogachtend, Uw. dw.
A. Vas Dias Directeur.
© Transcriptie Persmuseum 01 Memorandum 23-04-1946 A. Vas Dias.doc
9