Händel
Collegium Vocale Gent Akademie für Alte Musik Berlin . Attilio Cremonesi Jephta dinsdag 10 januari 2006
Händel . Seizoen 2005-2006 Collegium Vocale Gent Freiburger Barockorchester . Marcus Creed donderdag 27 oktober 2005 Collegium Vocale Gent Akademie für Alte Musik Berlin . Attilio Cremonesi dinsdag 10 januari 2006 Gabrieli Consort and Players . Paul McCreesh maandag 20 februari 2006
Collegium Vocale Gent . Akademie für Alte Musik Berlin Attilio Cremonesi muzikale leiding Agustín Prunell-Friend Jephtha Sibylla Rubens Iphis Ingeborg Danz Storgè Robin Blaze Hamor Reuben Willcox Zebul Elisabeth Rapp Angel
begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 21.00 uur einde omstreeks 22.40 uur
inleiding Kevin Voets . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Kevin Voets coördinatie programmaboekje deSingel gelieve uw GSM uit te schakelen!
Cd’s Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 www.tklavervier.be Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
Georg Frideric Handel (1685-1759) Jephta, HWV70 (1752) An Oratorio or Sacred Drama in three Acts Words by Thomas Morell DRAMATIS PERSONAE Jephtha (tenor) Iphis, his Daughter (soprano) Storgè, his Wife (mezzo-soprano) Zebul, his Brother (bass) Hamor, in love with Iphis (alto) Angel (soprano) Chorus of Israelites Chorus of Priests Chorus of Virgins
Fragment van de aria ‘Take the heart you fondly gave’ uit het manuscript van ‘Jephta’, 1751
Jephta, Handels laatste meesterwerk
Georg Frideric Handel (1685-1759) was de belangrijkste Engelse componist van de vroeg-moderne muziekgeschiedenis. Hij introduceerde de opera in Engeland, en langs die weg de Italiaanse muziekstijlen en invloeden. Meer nog dan de belangrijkste Engelse operaschrijver geldt hij als dé componist bij uitstek van oratoria in de volkstaal, meer nog dan zijn tijdgenoot Johann Sebastian Bach wiens werk minder uitstraling en bekendheid genoot, en bijgevolg van mindere invloed was op latere generaties. Beide grootmeesters hebben mekaar nooit ontmoet noch persoonlijk gekend. Handels laatste - en volgens velen ook mooiste - oratorium ‘Jephta’ zorgde echter voor een bizarre overeenkomst tussen de twee Duitse musici. ‘Jephta’ was het laatste werk van grote omvang dat Handel zou produceren, voor zijn overlijden zeven jaar later. Handel bleek reeds als jongeman een uitzonderlijk getalenteerd organist. Hoewel zijn vader een muzikale ontwikkeling afkeurde, werd de jonge Georg Frideric ontdekt door de hertog van SaksenWeissenfels, die hem op les stuurde bij de organist Zachau. Na een driejarig onderricht trok Handel in 1696 naar Berlijn, waar hij voor de eerste keer kennis maakte met Italiaanse muziek en musici. Nadien ging hij naar Halle, om rechten te studeren terwijl hij er ook als organist aan de slag kon. In 1703 was hij violist, later continuospeler, bij de Hamburgse opera. In 1705 gingen daar zijn eerste opera’s in première, ‘Almira’ en ‘Nero’. In 1703 maakte hij er kennis met de prins van Toscane Gian de’ Medici, die hem een jaar later uitnodigde naar Italië. In 1706 verliet Handel Duitsland: hij trok eerst naar Bologna, waar hij voor het eerst castraten hoorde zingen en hun zangtechniek kon bestuderen. Daarna verbleef hij in Firenze onder bescherming van de prins. Vervolgens werkte hij nog in Rome, Napels en Venetië, waar zijn opera ‘Agrippina’ op veel bijval kon rekenen. In 1710
keerde hij als gevierd musicus terug naar Duitsland. Hij werd er hofkapelmeester van de keurvorst van Hannover, die koning van Engeland zou worden en de componist met zich mee zou nemen naar de Engelse hoofdstad. In 1710 bezocht hij voor de eerste keer Londen. Als operaspecialist vond hij hier een nagenoeg onontgonnen terrein en hij legde zich toe op de introductie van de Italiaanse opera in de metropool. In veertien dagen tijd schreef hij ‘Rinaldo’ (1711), waar hij vrijwel onmiddellijk een groot succes mee behaalde. Maar het Italiaanse genre werd niet zomaar en door iedereen aanvaard: zijn twee volgende producties, ‘Il pastor fido’ (1612) en ‘Teseo’ (1612), kenden nauwelijks tot geen bijval. Beroemd werd hij pas echt in 1713 door het componeren van een Te Deum ter gelegenheid van de Vrede van Utrecht. Hij werd een toonaangevende figuur in het Londense muziekleven, en schreef onder andere de zeer populaire ‘Chandos Anthems’ (1716-1718) voor de hertog van Chandos. Zijn succes maakte het hem mogelijk verder te investeren in de Italiaanse opera te Londen en in 1720 opende Handel zijn Royal Academy of Music. Dit was een eigen min of meer autonoom operabedrijf waarvoor de componist de beste krachten genereerde tijdens een prospectiereis naar Dresden. Aanvankelijk kenden de producties een stormachtig succes: met de veel geprezen uitvoering van Handels ‘Radamisto’ leek de toekomst van de Italiaanse opera in Londen verzekerd. Handel componeerde in de volgende twintig jaar niet minder dan vierendertig opera’s, bijna twee per jaar. De toehoorders bleven de passie van de componist echter niet delen: vanaf 1727 leek het enthousiasme voor de Italiaanse opera grotendeels voorbij. Het publiek geraakte sterk uitgekeken op het ‘exotische’ genre, en stoorde zich kennelijk vooral aan de voor hen onbegrijpelijke voertaal ervan. Er ontstond zelfs een heuse tegenreactie, bijvoorbeeld met John Gays satirische ‘Beggars Opera’ (1728), in de volkstaal. Door de snel verslechterende economische situatie in Engeland wilden de
meeste kapitaalkrachtige kunstminnaars bovendien niet meer zoveel in opera investeren als voorheen. Daar kwamen nog de talrijke interne ruzies bij tussen de directeurs van de Royal Academy, die als gevolg van dit alles failliet ging in 1728. Handel richtte een jaar later nog wel een tweede Academy op, nu meer toegespitst op het Napolitaanse muziektheater, maar voelde als geen ander aan dat de smaak van zijn publiek definitief was veranderd. In 1732 ontwikkelde hij een alternatief: het oratorium. Hoewel de première van zijn eerste oratorium ‘Esther’ in strikt private context gebeurde, was het succes zo groot dat het ook in de King’s Theatre werd gebracht. Zo wist Handel de aandacht van het Londense grote publiek weer op zich te vestigen. Hij zou opera’s blijven schrijven tot in 1742, en zelfs nog een derde Royal Academy oprichten, maar hij wist dat hij hiermee enkel nog de hoge adel kon interesseren. De gegoede burgerij, die economisch ook steeds belangrijker werd, verkoos duidelijk de oratoria. Het jaar 1742 vormde in dit verband een keerpunt in Handels carrière. Zijn meesterwerk ‘Messiah’ kende een ongeëvenaard succes, en sindsdien wijdde hij zich nog haast uitsluitend aan dit genre. In snelle opeenvolging schreef hij een verzameling oratoria bijeen, waaronder ‘Samson’ (1742), ‘Joseph’ (1744), ‘Judas Maccabäus’ (1747), ‘Joshua’ (1748) en ‘Jephta’ (1752), zijn laatste grote werk. Nadien werd Handel onherroepelijk blind, en hield zich de laatste jaren van zijn leven voornamelijk bezig met het geven van orgelconcerten. Bij zijn overlijden in 1758 viel hem een vorstelijke begrafenis te beurt in Westminster Abbey. Handel was een realist, een prototype van de zelfstandige moderne componist, die rekening hield met de heersende smaak, politieke stromingen en het opkomen van nieuwe trends. Hoewel hij verbleef aan de hoven van Hannover en Londen, stond hij eigenlijk buiten het hofleven en bewaarde hij zijn vrijheid. Hij weigerde bijvoorbeeld een eredoctoraat van de universiteit van Oxford uit vrees dat het verplichtingen met zich zou meebrengen. Zijn inspanningen met betrekking tot de Italiaanse opera zijn bewonderenswaardig, maar zijn belangrijkste
muzikale bijdrage ligt op het vlak van het oratorium, een genre dat door hem in geheel nieuwe banen werd geleid, en waarin zijn dramatische talenten nog sterker tot uiting kwamen dan in zijn muziektheater. Zijn modulaties zijn in dit genre nog afwisselender, en hij paste een voor die tijd verregaande chromatiek toe. Ook zijn polyfonie komt in deze werken tot bloei, bijvoorbeeld in het magistrale slotkoor van ‘Jephta’. ‘Jephta’ was Handels laatste werk van grotere omvang. Er was een ruime interesse ontstaan bij het Londens prostestantspuriteinse publiek naar heimatverhalen uit het Oude Testament sinds Alexander Cromwell de joden had toegelaten zich te vestigen in de stad. Vrij snel hadden ze zich opgewerkt tot leidinggevende figuren in de financiële wereld van Engeland. De sefardische gemeenschap van om en bij de 2.000 joden in Londen genereerde zo een ambigue interesse bij de autochtone bevolking. ‘Jephta’ werd gecreëerd in Covent Garden op 26 februari 1652. Vele toehoorders vonden het oratorium het beste dat ze al van de componist gehoord hadden. Het was zeker het meest poëtische oratorium van zijn hand. De spanning wordt niet gecreëerd door scenische of inhoudelijke actie, maar door de innerlijke aspecten van Jephta’s onoplosbare eenzaamheid. Na te zijn verbannen door zijn halfbroers uit zijn thuisland Gilead groeit Jephta op in ballingschap tot een gevreesd legerleider, terwijl Gilead wordt onderdrukt door de Ammonieten. Na achttien jaar slavernij smeken de oudsten van Gilead Jephta hen te komen verlossen van de tirannen. Als generaal zweert Jephta aan zijn god Jehova dat hij, bij zegevieren, het eerste schepsel aan Hem zou offeren dat hij op zijn terugweg zou ontmoeten. Tragisch genoeg ontmoet hij als eerste zijn eigen dochter Iphis. De wanhoop van Jephta, moeder Storgè en minnaar Hamor wordt slechts geëvenaard door de moed van Iphis, die zich opwerpt als een echte heldin. Dit tragische conflict rond het offeren van zijn eigen dochter loopt bij Handel toch goed af, in schrille tegenstelling tot het Bijbelse einde van het verhaal.
De muziek wordt gekenmerkt door een overweldigende kracht en schoonheid. Opnieuw is er een onmiskenbare Italiaanse invloed te ontwaren in de compositie: Giacomo Carissimi (16051674) had zich meer dan een halve eeuw eerder reeds met de cantate ‘Istoria di Jephte’ (1649) onsterfelijk gemaakt. Vooral het slotkoor van deze cantate (‘Plorate filii Israel’) bundelde de beste elementen van de dramatische expressie en tragiek van het Italiaanse vroeg-barokke lamento. Het had al eerder grote invloed uitgeoefend op de Franse barokmuziek via Marc-Antoine Charpentier, die het slotkoor als duidelijk herkenbare basis had gebruikt van zijn mini-oratorium ‘Le reniement de Saint-Pierre’. Ook het bekende slotkoor van Handels ‘Jephta’ (‘How dark, O Lord, are Thy decrees’) grijpt terug naar deze meeslepende lamentoformule. De slotfrase ‘How dark, O Lord, are Thy decrees’ mag nota bene ook half-autobiografisch begrepen worden: gedurende zijn arbeid aan het oratorium kreeg Handel last aan zijn ogen. De autograaf van het werk is hiervan ook een duidelijke getuigenis: in het tweede deel verliest het handschrift haar gewone vastheid, en bij het slotkoor staat de aantekening “tot hiertoe, de dertiende februari 1751, verhinderd wegens het gezicht van mijn linkeroog”. In 1753 was de componist definitief blind. Het is hier dat de tragische overeenkomst valt op te merken met die andere reus van de Duitse barok, Johann Sebastian Bach (16851750), afgezien van hun geboortejaar en -streek, en het orgel als lievelingsinstrument. Ook Bach kreeg op hogere leeftijd grauwe staar, en werd blind. Ironisch genoeg werden zowel Handel als Bach behandeld door dezelfde rondreizende Engelse specialist, John Taylor. Bach overleefde zijn medische behandeling echter niet, Handel wel. Het muziekhistorisch belang van ‘Jephta’ ligt bovenal in het dubbel dramatisch gebruik het koor: langs de ene kant neemt het actief deel aan het verhaal, langs de andere kant geeft het afstandelijk commentaar op het gebeuren. Handel herschiep zo
de oeroude koortraditie van de Griekse tragedie op maat van het moderne publiek van gegoede middenklasseburgers. Handels oratoria dienen dan ook niet in de eerste plaats begrepen te worden als religieuze composities; het waren onmiskenbaar theatrale werken, waarin de moderne uitwerking van de tragiek het Weense classicisme voorbereidde. Joseph Haydn weende tranen met tuiten bij een uitvoering van ‘Jephta’; Ludwig van Beethoven noemde Handel zijn voornaamste muzikale invloed; en Wolfgang Amadeus Mozart, die Handels werken orkestreerde, besloot kernachtig: “Ich bin ein Englischer”!
Georg Frideric Handel Jephta, HWV70 Libretto Thomas Morell ACT ONE Overture Scene 1 Zebul, with his brethren and Chorus.
Chorus of Israelites
No more to Ammon's god and king, Fierce Moloch, shall our cymbals ring, In dismal dance around the furnace blue. Chemosh no more Will we adore With timbrell'd anthems to Jehovah due.
Accompagnato Zebul
It must be so, or these vile Ammonites, Our lordly tyrants now these eighteen years, Will crush the race of Israel. Since Heav'n vouchsafes not, with immediate choice, To point us out a leader, as before, Ourselves must choose. And who so fit a man As Gilead's son, our brother, valiant Jephtha? True, we have slighted, scorn'd, expell'd him hence As of a stranger born, but well I know him: His gen'rous soul disdains a mean revenge When his distressful country calls his aid. And perhaps Heav'n may favour our request If with repentant hearts we sue for mercy. Air Zebul
Pour forth no more unheeded pray'rs To idols deaf and vain. No more with vile unhallow'd airs The sacred rites profane.
Scene 2 Enter Jephtha and Storgè. Recitative Zebul
But Jephtha comes. Kind Heav'n, assist our plea. O Jephtha, with an eye of pity look On thy repentant brethren in distress. Forgetful of thy wrongs, redress thy sire Thy friends, thy country in extreme despair. Jephtha
I will, so please it Heav'n, and these the terms: If I command in war, the like command, Should Heav'en vouchsafe us a victorious peace, Shall still be mine. Zebul
Agreed. Be witness, Heav'ns
Air Jephtha
Virtue my soul shall still embrace, Goodness shall make me great. Who builds upon this steady base Dreads no event of fate. Virtue my soul. Recitative Storgè
'Twill be a painful separation, Jephtha, To see thee harness'd for the bloody field. But ah, how trivial are a wife's concerns When a whole nation bleeds, and grov'ling lies, Panting for liberty and life. Air Storgè
In gentle murmurs will I mourn, As mourns the mate-forsaken dove, And sighing wish thy dear return To liberty and lasting love. Exeunt.
Scene 3 Enter Hamor and Iphis. Recitative
As in thy father's ever-watchful care Our wretched nation feels new life, new joy. Oh haste, and make my happiness complete! Air Hamor
Dull delay, in piercing anguish, Bids the faithful lover languish, While he pants for bliss in vain. Oh, with gentle smiles relieve me. Let no more false hopes deceive me, Nor vain fears inflict a pain. Recitative Iphis
Ill suits the voice of love when glory calls, And bids thee follow Jephtha to the field. There act the hero, and let rival deeds Proclaim thee worthy to be calI'd his son, And Hamor shall not want his due reward. Air Iphis
Take the heart you fondly gave, Lodg'd in your breast with mine. Thus with double ardour brave, Sure conquest shall be thine. Recitative
Hamor
Hamor
Happy this embassy, my charming Iphis, Which once more gives thee to my longing eyes, As Cynthia, breaking from th'involving clouds On the benighted traveller. The sight Of thee, my love, drives darkness and despair. Again I live, in thy sweet smiles I live,
l go. My soul, inspir'd by thy command, Thirsts for the battle. I'm already crown'd With the victorious wreath, and thou, fair prize, More worth than fame or conquest, thou art mine.
Duet Iphis and Hamor
These labours past, how happy we! How glorious will they prove, When gath'ring fruit from conquest's tree, We deck the feast of love! These labours past. Exeunt.
Chorus of Israelites
O God, behold our sore distress, Omnipotent to plague or bless! But turn thy wrath, and bless once more Thy servants, who thy name adore. Exeunt.
Scene 5 Storgè, alone. Scene 4 Jephtha, alone.
Recitative Storgè
Accompagnato Jephtha
What mean these doubtful fancies of the brain? Visions of joy rise in my raptur'd soul, There play awhile, and set in darksome night. Strange ardour fires my breast; my arms seem strung With tenfold vigour, and my crested helm To reach the skies. Be humble still, my soul! It is the Sp'rit of God, in whose great name I offer up my vow. If, Lord, sustain'd by Thy almighty pow'r, Ammon I drive, and his insulting bands, From these our long-uncultivated lands, And safe return a glorious conqueror, What, or whoe'er shall first salute mine eyes, Shall be forever Thine, or fall a sacrifice. 'Tis said. Enter Israelites. Attend, ye chiefs, and with united voice Invoke the holy name of Israel's God.
Some dire event hangs o'er our heads, Some woeful song we have to sing In misery extreme. O never, never Was my foreboding mind distrest before With such incessant pangs. Air Storgè
Scenes of horror, scenes of woe, Rising from the shades below, Add new terror to the night; While in never-ceasing pain, That attends the servile chain, Joyless flow the hours of light. Scenes of horror.
Scene 6 Enter Iphis.
Scene 7 Enter Zebul, Jephtha and Chorus.
Recitative
Recitative
Iphis
Zebul
Say, my dear mother, whence these piercing cries That force me, like a frighted bird to fly My place of rest?
Such, Jephtha, was the haughty king's reply: No terms, but ruin, slavery and death.
Storgè
For thee I fear, my child; Such ghastly dreams last night surpris'd my soul.
Jephtha
Sound, then, the last alarm! And to the field, Ye sons of Israel, with intrepid hearts, Dependent on the might of IsraeI's God.
Iphis
Heed not these black illusions of the night, The mocking of unquiet slumbers, heed them not. My father, touch'd with a diviner fire, Already seems to triumph in success, Nor doubt I but Jehovah hears our pray'rs. Air Iphis
The smiling dawn of happy days Presents a prospect clear, And pleasing hope's all-bright'ning rays Dispel each gloomy fear; While ev'ry charm that peace displays Makes spring-time all the year. The smiling dawn. Exeunt.
Chorus of Israelites
When His loud voice in thunder spoke, With conscious fear the billows broke, Observant of his dread command. In vain they roll their foaming tide, Confin'd by that great pow'r, That gave them strength to roar. They now contract their boist'rous pride, And lash with idle rage the laughing strand.
pauze
‘Jephta bij het zien van zijn dochter’, schilderij van Gaspare Diziani (1689-1767)
ACT TWO
Air Hamor
Scene 1 Enter Hamor, Iphis and Chorus. Recitative Hamor
Glad tidings of great joy to thee, dear Iphis, And to the house of Israel I bring. Thus then, in brief. Both armies in array Of battle rang'd, our general stept forth And offer'd haughty Ammon terms of peace, Most just and righteous; these with scorn refus'd, He bade the trumpet sound. But scarce a sword Was ting'd in hostile blood, ere all around The thund'ring Heavens open'd and pour'd forth Thousands of armed cherubim, when straight Our general cried: "This is thy signal, Lord, I follow Thee, and Thy bright heav'nly host." Then rushing on proud Ammon, all aghast, He made a bloody slaughter, and pursu'd The flying foe till night bade sheathe the sword, And taste the joys of victory and peace. Chorus of Israelites
Cherub and seraphim, unbodied forms, The messengers of fate, His dread command await; Of swifter flight, and subtler frame Than lightning's winged flame, They ride on whirlwinds, directing the storms.
Up the dreadful steep ascending, While for fame and love contending, Sought I thee, my glorious prize. And now, happy in the blessing, Thee, my sweetest joy possessing, Other honours I despise. Up the dreadful steep. Recitative Iphis
'Tis well. Haste, haste, ye maidens, and in richest robes Adorn me, like a stately bride, To meet my father in triumphant pomp. And while around the dancing banners play... Air Iphis
Tune the soft melodious lute, Pleasant harp and warbling flute, To sounds of rapt'rous joy; Such as on our solemn days, Singing great Jehovah's praise, The holy choir employ. Tune the soft. Exeunt.
Scene 2 Enter Zebul, Jephtha, Hamor and Chorus. Recitative Zebul
Heav'n smiles once more on His repentant people, And victory spreads wide her silver wings To soothe our sorrows with a peaceful calm. Air Zebul
Freedom now once more possessing, Peace shall spread with ev'ry blessing Triumphant joy around. Sion now no more complaining Shall, in blissful plenty reigning, Thy glorious praise resound. Freedom now. Recitative Jephtha
ZebuI, thy·deeds were vaIiant, Nor Iess thine, my Hamor; But the glory is the Lord's. Air Jephtha
His mighty arm, with sudden blow, Dispers'd and quell'd the haughty foe. They fell before him, as when through the sky He bids the sweeping winds in vengeance fly. His mighty arm.
Chorus
In glory high, in might serene, He sees, moves all, unmov'd, unseen. His mighty arm, with sudden blow Dispers'd and quell'd the haughty foe.
Scene 3 Symphony
Enter Iphis, Storgè and Chorus of Virgins. Recitative Iphis
Hail, glorious conqueror, much lov'd father, hail! Behold thy daughter, and her virgin train, Come to salute thee with all duteous love. Air Iphis
Welcome as the cheerful light, Driving darkest shades of night, Welcome as the spring that rains Peace and plenty o'er the plains. Not cheerful day, Nor spring so gay, Such mighty blessings brings As peace on her triumphant wings. Chorus of Virgins
Welcome thou, whose deeds conspire To provoke the warbling lyre, Welcome thou, whom God ordain'd Guardian angel of our land! Thou wert born His glorious name And great wonders to proclaim.
Recitative
Air
Jephtha
Storgè
Horror, confusion! Harsh this music grates Upon my tasteless ears. Begone, my child, Thou hast undone thy father! Fly, begone, And leave me to the rack of wild despair! Exit Iphis.
Let other creatures die? Or Heav'n, earth, seas and sky In one confusion lie, Ere in a daughter's blood, So fair, so chaste, so good, A father's hand's embrued.
Air Jephtha
Open thy marble jaws, O tomb, And hide me, earth, in thy dark womb, Ere I the name of father stain, And deepest woe from conquest gain. Open.
Recitative Hamor
If such thy cruel purpose, lo, your friend Offers himself a willing sacrifice, To save the innocent and beauteous maid! Air
Recitative Zebul
Why is my brother thus afflicted? Say, Why didst thou spurn thy daughter's gratulations, And fling her from thee with unkind disdain? Jephtha
O Zebul, Hamor and my dearest wife, Behold a wretched man, Thrown from the summit of presumptuous joy, Down to the lowest depth of misery. Know, then, I vow'd the first I saw should fall A victim to the living God. My daughter, Alas, it was my daughter, and she dies.
Hamor
On me let blind mistaken zeal Her utmost rage employ. 'Twill be a mercy there to kill Where life can taste no joy. On me. Quartet Zebul
Oh, spare your daughter, Storgè
Spare my child, Hamor
My love! Accompagnato Storgè
First perish thou, and perish all the world! Hath Heav'n then bless'd us with this only pledge Of all our love, this one dear child, for thee To be her murderer? No, cruel man!
Jephtha
Recorded stands my vow in Heav'n above. Storgè
Recall the impious vow, ere 'tis too late.
Jephtha
I'll hear no more, her doom is fix'd as fate! Hamor, Zebul, Storgè
And think not Heav'n delights In Moloch's horrid rites.
Scene 4 Enter Iphis. Accompagnato
It is too shocking. Yet have I not vow'd? And can I think the great Jehovah sleeps, Like Chemosh and such fabled deities? Ah no; Heav'n heard my thoughts, and wrote them down; It must be so. 'Tis this that racks my brain, And pours into my breast a thousand pangs That lash me into madness. Horrid thought! My only daughter, so dear a child, Doom'd by a father! Yes, the vow is past, And Gilead hath triumph'd o'er his foes. Therefore, tomorrow's dawn... I can no more.
Iphis
Such news flies swift. I've heard the mournful cause Of all your sorrows. Of my father's vow Heav'n spoke its approbation by success. Jephtha has triumph'd, Israel is free. For joys so vast too little is the price Of one poor life. But oh, accept it, Heav'n, A grateful victim, and thy blessing still Pour on my country, friends, and dearest father! Air Iphis
Happy they! This vital breath With content I shall resign, And not murmur or repine, Sinking in the arms of death. Happy they. Accompagnato Jephtha
Deeper, and deeper still, thy goodness, child, Pierceth a father's bleeding heart, and checks The cruel sentence on my falt'ring tongue. Oh, let me whisper it to the raging winds, Or howling deserts; for the ears of men
Chorus
How dark, O Lord, are Thy decrees, All hid from mortal sight, All our joys to sorrow turning, And our triumphs into mourning, As the night succeeds the day. No certain bliss, No solid peace, We mortals know On earth below, Yet on this maxim still obey: "Whatever is, is right."
ACT THREE Scene 1 Jephtha, Iphis, Priests and Chorus. Accompagnato Jephtha
Hide thou thy hated beams, O sun, in clouds And darkness, deep as is a father's woe; A father, off'ring up his only child In vow'd return for victory and peace.
Chorus of Priests
Doubtful fear and rev'rent awe Strike us, Lord, while here we bow, Check'd by Thy all-sacred law, Yet commanded by the vow. Hear our pray'r in this distress, And Thy determin'd will declare. Symphony Recitative Angel
Air Jephtha
Waft her, angels, through the skies, Far above yon azure plain, Glorious there, like you, to rise, There, like you, for ever reign. Waft her. Recitative Iphis
Ye sacred priests, whose hands ne'er yet were stain'd With human blood, why are ye thus afraid To execute my father's will? The call of Heav'n With humble resignation I obey. Air Iphis
Farewell, ye limpid springs and floods, Ye flow'ry meads and leafy woods; Farewell, thou busy world where reign Short hours of joy and years of pain. Brighter scenes I seek above In the realms of peace and love.
Rise, Jephtha, and ye rev'rend priests, withhold The slaught'rous hand. No vow can disannul The law of God, nor such was its intent When rightly scann'd; yet still shall be fulfilI'd. Thy daughter, Jephtha, thou must dedicate To God, in pure and virgin state fore'er, As not an object meet for sacrifice, Else had she fall'n an holocaust to God. The Holy Sp'rit, that dictated thy vow, Bade thus explain it, and approves thy faith. Air Angel
Happy, Iphis shalt thou live, While to thee the virgin choir Tune their harps of golden wire, And their yearly tribute give. Happy, Iphis, all thy days, Pure, angelic, virgin-state, Shalt thou live, and ages late Crown thee with immortal praise.
Arioso
Recitative
Jephtha
Hamor
For ever blessed be Thy holy name, Lord God of Israel!
With transport, Iphis, I behold thy safety, But must forever mourn so dear a loss, Dear, though great Jephtha were to honour me Still with the name of son.
Chorus of Priests
Theme sublime of endless praise, Just and righteous are thy ways; And thy mercies still endure, Ever faithful, ever sure.
Scene 2 Enter Zebul, Storgè , Hamor and Chorus of Israelites. Recitative Zebul
Let me congratulate this happy turn, My honour'd brother, judge of Israel! Thy faith, thy courage, constancy and truth Nations shall sing, and in their just applause, All join to celebrate thy daughter's name. Air Zebul
Laud her, all ye virgin train In glad songs of choicest strain. Ye blest angels all around, Laud her in melodious sound. Virtues that to you belong, Love and truth demand the song. Recitative Storgè
Oh, let me fold thee in a mother's arms, And with submissive joy, my child, Receive thy designation to the life of Heav'n.
Recitative Iphis
My faithful Hamor, may that Providence Which gently claims or forces our submission, Direct thee to some happier choice. Duet and Quintet Hamor
Freely I to Heav'n resign All that is in Iphis mine. Iphis
Duteous to the will supreme, Still my Hamor I'll esteem. Hamor
Duteous to almighty pow'r, Still my Iphis I'll adore. Iphis, Hamor, Storgè , Jephtha, Zebul
Joys triumphant crown thy days, And thy name eternal praise. Chorus of Israelites
Ye house of Gilead, with one voice, In blessings manifold rejoice. Freed from war's destructive sword, Peace her plenty round shall spread, While in virtue's path you tread; So are they blest who fear the Lord. Amen. Hallelujah.
Collegium Vocale Gent In de wereld van de vocale klassieke muziek heeft Collegium Vocale Gent zich in de loop van meer dan dertig jaar zonder twijfel een echte wereldfaam verworven. Dat dit geen toeval is, maar het resultaat van een jarenlange consequente werkwijze en artistieke visie, hoeft geen betoog. Opgericht in 1970 op initiatief van Philippe Herreweghe was deze groep zangers de eerste om in de jaren zeventig de nieuwe stijlprincipes met betrekking tot de interpretatie van barokmuziek toe te passen op de vocale muziek. Instrumentisten waren toen al enkele jaren begonnen aan hun zoektocht naar een uitvoeringspraktijk die nauwer aansloot bij de historische context. Ze grepen hiervoor terug naar origineel bronnenmateriaal, dat ze aan een grondige studie onderwierpen, en naar een authentiek instrumentarium. Het is dan ook niet verwonderlijk dat musici als Gustav Leonhardt, Ton Koopman en Nikolaus Harnoncourt al zeer snel belangstelling toonden voor de gelijklopende aanpak van dit Vlaams ensemble op het gebied van de vocale muziek. Dit resulteerde in een intensieve samenwerking, zowel op het concertpodium als op cd. Philippe Herreweghe is zich steeds bewust geweest van de waarde van een dergelijke samenwerking en daarom werkte het ensemble ook later af en toe samen met andere dirigenten (René Jacobs, Sigiswald Kuijken, Paul Van Nevel, Bernard Haitink, Daniel Reuss, Peter Phillips, Paul Hillier...), verschillende orkesten zoals het Freiburger Barockorchester, de Akademie für Alte Musik Berlin, deFilharmonie, het Concertgebouworkest of de Wiener Philharmoniker en kamermuziekgroepen zoals het Prometheus Ensemble of Ensemble Modern. Het repertoire van Collegium Vocale Gent is niet te vangen binnen een welbepaalde stijlperiode. Het ensemble leverde een belangrijke bijdrage tot de herontdekking van heel wat polyfone werken uit de Renaissance. Regelmatig staat het klassieke en romantische repertoire op het programma en ook creaties en uitvoeringen van hedendaagse muziek komen nu en dan aan bod. Het waarmerk van Collegium Vocale Gent is en blijft echter de Duitse barokmuziek, en meer specifiek het oeuvre van Johann Sebastian Bach. Voor dit repertoire werd einde van de jaren tachtig het Orkest van Collegium Vocale Gent opgericht, dat door zijn hechte band met het koor een onmisbaar instrument is geworden bij de uitvoering van deze muziek. Een doorgedreven bekommernis om de kwaliteit van de uitvoeringen heeft ervoor gezorgd dat Collegium Vocale Gent een omvangrijke discografie wist op te bouwen. A capella of samen met het orkest van Collegium Vocale Gent, het Orchestre des Champs Elysées, het koor van La Chapelle Royale uit Parijs en diverse andere instrumentale en vocale ensembles, werden in de loop der jaren meer dan zestig opnames gerealiseerd, onder meer voor de labels Harmonia Mundi France, Virgin Classics, Accent en Channel Classics. Daarnaast brengen talrijke concertreizen Collegium Vocale Gent op
alle belangrijke podia en muziekfestivals van Europa. Het ensemble was reeds te gast in de Verenigde Staten, Zuid-Amerika, Israël, Hong Kong, Japan, Australië en Rusland. Collegium Vocale Gent geniet de steun van de Vlaamse Gemeenschap, de Provincie Oost-Vlaanderen en de Stad Gent. Akademie für Alte Musik De geschiedenis van de Akademie für Alte Musik Berlin gaat terug tot het jaar 1982, toen jonge leden van verschillende Berlijnse orkesten besloten een zelfstandig ensemble met historisch instrumentarium op te richten. Daarmee wilden ze de tot dan toe aarzelende pogingen in de voormalige DDR tot authentieke uitvoeringen van oude muziek een belangrijke impuls geven. Sinds 1984 heeft het ensemble zijn eigen concertserie in het Konzerthaus van Berlijn aan de Gendarmenmarkt. Ook internationaal groeide de reputatie snel. Sedert 1986 gasteert het ensemble bij de door de West-Duitse omroep opgerichte Tage für Alte Musik in Herne. Sinds de val van de Muur in 1989 nam het aantal concerten in het buitenland spectaculair toe. De Akademie is regelmatig te gast in de grote muzikale centra van Europa zoals Wenen, Parijs, Amsterdam, Zürich, Londen en Brussel. Het orkest tourneerde reeds in het Nabije Oosten, Japan, ZuidoostAzië en Zuid-Amerika. In mei 2005 is het debuut in de Verenigde Staten gepland met concerten onder meer in de Carnegie Hall te New York. Onder leiding van René Jacobs geeft de Akademie regelmatig concerten in de Berlijnse Staatsoper Unter den Linden en tijdens de Innsbrucker Festwochen. Vaste partners waarmee het orkest veelvuldig samenwerkt, zijn, naast René Jacobs, ook Philippe Herreweghe, Ton Koopman, Reinhard Goebel, Monica Huggett, Cecilia Bartoli en Adreas Staier. Sinds 1994 maakt de Akademie exclusief cd-opnamen voor het label Harmonia Mundi France. Een groot aantal opnamen werd bekroond met prijzen als de Diapason d’or, Cannes Classical Award, Gramophone Award, Deutsche Schallplattenpreis en Edison Award. Attilio Cremonesi Attilio Cremonesi studeerde aan het conservatorium G. Nicolini in Piacenza en aan de Schola Cantorum Basiliensis. Hij won talrijke Italiaanse en internationale wedstrijden. Zowel als solist als in kamermuziekverband concerteerde hij op de bekendste festivals in Europa en Zuid-Amerika. In 1990 richtte hij het Ensemble Arcadia op, waarmee hij vooral onbekende Italiaanse werken uit de barok en klassiek uitvoerde. In datzelfde jaar werkte hij ook voor de eerste keer samen met René Jacobs. Hieruit volgde een langere samenwerking als muzikale assistent van Jacobs, waarbij hij meewerkte aan de creatie van vele oratoria en opera’s bij de belangrijkste theaters in Europa, Japan, Australië en Noord Amerika. Sinds enkele jaren is Attilio
Cremonesi zeer gevraagd als dirigent van opera’s en oratoria, zo dirigeerde hij bij operahuizen als Staatsoper Unter den Linden Berlin, Braunschweig, Bonn, Oslo, Wenen, Innsbruck, Basel, Lausanne en Luzern. Als solist en dirigent nam hij reeds verschillende cd’s op, enkele daarvan werden door de internationale kritiek bekroond (Preis der Deutschen Schallplattenkritik, Diapason d’or, Choc de la musique, …).
zij liedrecitals met Irwin Gage.
Agustín Prunell-Friend Agustín Prunell-Friend werd op Tenerife geboren en studeerde zang aan de Guildhall School of Music and Drama in Londen. Met zijn lichte tenorstem bouwde hij een respectabele carrière als operazanger op. Tot zijn repertoire behoren onder meer Don Ramiro in ‘La Cenerentola’, Acis in ‘Acis en Galathea’, Alamviva in ‘De barbier van Sevilla’, Narciso in ‘Turken in Italië’, Fenton in ‘Falstaff’, de eerste gevangene in ‘Fidelio’. In de wereldcreatie van de opera ‘Orione’ van Cavalli zong hij Sterope en Neptun. Deze rollen brachten hem in gerenommeerde huizen in heel Europa, zo is hij bijvoorbeeld een graag geziene gast in Teatro La Zarzuela in Cordoba, Teatro La Fenice en Royal Opera House Covent Garden. Op het Engelse Bach Festival zong Agustín Prunell-Friend in Purcells ‘Fairy Queen’ en op het Festival Archipel de Genève in Berio’s ‘Coro’. Ook het Spoleto Festival en de Festivals van Athene en Granada nodigden hem uit. Naast zijn veelvuldige opara-activiteiten is Agustín Prunell-Friend een internationaal gevraagd Lied- en oratoriumzanger met concerten in zalen als Purcell-Hall, Queen-Elizabeth-Hall, St. John’s Smith, Wigmore Hall, Keulen, Hannover, Düsseldorf en Hamburg.
Ingeborg Danz De Duitse alt Ingeborg Danz studeerde bij Heiner Eckels in Detmold. Als studente behaalde ze verschillende prijzen en verwierf ze beurzen van de Deutscher Musikrat en de Richard Wagner-Federatie. Vanaf 1987 was Ingeborg Danz te horen in verschillende operahuizen, onder meer in Detmold en Hamburg. Nochtans is zij vooral actief in oratorium, concert en lied. Zo werkt zij zeer nauw samen met Helmuth Rilling en de Internationale Bachakadmie Stuttgart, het Windsbacher Knabenchor en het Collegium Vocale Gent. Hoogtepunten uit de voorbije jaren zijn onder andere concerten met Philippe Herreweghe en het Concertgebouworkest, de Bamberger Symphoniker onder leiding van Roger Norrington en Handels ‘Jephta’ op de Salzburger Festspiele. Andere belangrijke engagementen brachten Ingeborg Danz bij de Wiener Philharmoniker, het NHK Symphony Orchestra in Tokyo en het San Francisco Philharmonic Orchestra, beide onder leiding van Herbert Blomstedt. Ingeborg Danz is tevens een toegewijde liedzangeres. De voorbije jaren gaf ze liedrecitals samen met Juliane Banse, Christoph Prégardien en Olaf Bär en met liedpianist Michael Gees. Naast de vele optredens demonstreert Ingeborg Danz ook haar enorme repertoire in talrijke cd- en tv-opnamen. Zo is ze te horen in opnamen van Mozart-missen met Nikolaus Harnoncourt (Teldec), verschillende cd’s met Philippe Herreweghe en Collegium Vocale Gent (Harmonia Mundi) en Bachs Johannes- en Matthäus-Passion onder leiding van Helmuth Rilling (Hänssler).
Sibylla Rubens De Duitse sopraan Sibylla Rubens studeerde aan de conservatoria van Trossingen, Frankfurt am Main en Basel. Ze volgde masterclasses, onder meer bij Edith Mathis, en volgde lessen liedinterpretatie bij Irwin Gage in Zürich. Sibylla Rubens’ debuut met het Deutsches Symphonie Orchester Berlin leidde onmiddellijk tot een nieuwe uitnodiging bij het orkest. Vervolgens werd ze geëngageerd door orkesten als de Bamberger Symphoniker, het Rundfunk Sinfonieorchester Berlin en het Canadese ensemble Tafelmusik Toronto. Andere hoogtepunten uit haar carrière zijn ongetwijfeld de uitvoering van het Requiem van zowel Brahms als Fauré met het Concertgebouworkest Amsterdam en Philippe Herreweghe en de Vierde Symfonie van Mahler met Heinrich Schiff in Zwitserland. Naast een nauwe samenwerking met Helmuth Rilling en zijn Bachakademie Stuttgart, werkte Sibylla Rubens regelmatig samen met dirigenten als Philippe Herreweghe, Leopold Hager, Michael Gielen, Sir Roger Norrington, Ton Koopman, Christopher Hogwood en vele anderen. Naast haar werk op het orkestpodium neemt de sopraan geregeld operarollen op zich en geeft
Robin Blaze Robin Blaze studeerde muziek aan het Magdalen College in Oxford en won een postgraduele beurs voor het Royal College of Music. Vandaag de dag is hij als zangpedagoog aan dit instituut verbonden. Op het vlak van de oude muziek werkte Robin Blaze als vooraanstaand vertolker van Purcell, Bach en Handel samen met de meest vooraanstaande dirigenten op dit gebied: Christophers, Cleobury, Gardiner, Herreweghe, Hickox, Hogwood, Jacobs, King, Koopman, Kraemer, Leonhardt, McCreesh, McGegan, MacKerras, Pinnock, Suzuki. Blaze zingt regelmatig bij The Academy of Ancient Music, Bach Collegium Japan, Collegium Vocale, The English Concert, The Gabrieli Consort, The King’s Consort, Orchestra of the Age of Enlightenment, RIAS Kammerchor en The Sixteen. Voor de opera interpreteerde hij Bertarido in ‘Rodelinda’ voor Glyndebourne Touring Opera en voor het Göttingen Handel Festival, en Aresemenes in ‘Xerxes’ voor de English National Opera. Ook kamermuziek maakt een belangrijk onderdeel van zijn activiteiten uit. Zo concerteert Robin Blaze regelmatig samen met Concordia, Fretwork en The Palladian Ensemble. Hij zong recitals
in het Théâtre Grévin in Parijs, in Karlsruhe, Innsbruck, Göttingen, op het festival oude muziek in York, voor de BBC Radio 3 en Wigmore Hall. Zijn recitals samen met luitist Elizabeth Kenny zijn in heel Europa en Japan gevraagd.
Akademie für Alte Musik
Reuben Willcox Reuben Willcox studeerde aan de Guidhall School of Music and Drama in Londen, Juilliard School in New York en de operaschool van het muziekconservatorium in Mannheim en Heidelberg. Als prijswinnaar van de internationale zangwedstrijd Neue Stimmen 1999, won hij ook prijzen van de Peter Moores Foundation, Countess of Münster en Ian Fleming Musical Trusts en Richard Wagner Verband. Tussen 1998 en 2000 was hij solist bij het Landestheater Coburg en tussen 2000 en 2005 bij de opera van Bonn, waar hij vele belangrijke rollen voor lyrische bariton vertolkte. Tevens zong hij leidende rollen uit barok, operette en laat twintigste-eeuwse repertoire. Als gastsolist zong hij in theaters in heel Duitsland, onder meer Festspielhaus Baden-Baden, de opera van Keulen en Staatstheater Wiesbaden. In 2005 zong hij Aeneas in Purcells ‘Dido and Aeneas’ voor de Staatsoper Berlin, Théâtre National du Luxembourg en Opéra de Montpellier. Zijn oratoria- en concertwerk omvatten concerten op het Beethoven Festival Bonn en festivals in Granada en Zweden.
concertmeester Stephan Mai
fluit Antje Schurrock
viool Stephan Mai Thomas Graewe Anne von Hoff Matthias Hummel Rahel Mai Uta Peters Almut Seidel Verena Sommer Gabriele Steinfeld Dörte Wetzel
hobo Ann-Kathrin Brüggemann Michael Bosch
Collegium Vocale Gent sopraan Elise Caluwaerts Kate Hawnt Elisabeth Rapp (solo Angel) Lut Van de Velde Dominique Verkinderen
tenor Malcolm Bennett Gerhard Hölzle Dan Martin Tom Phillips Markus Schuck
alt Beat Duddeck Cécile Pilorger Alexander Schneider Martin van der Zeijst Mieke Wouters
bas Stefan Drexlmeier Matthias Jahrmärker Kai Rouven Seeger Robert van der Vinne Frits Vanhulle
muzikale leiding & klavecimbel Attilio Cremonesi
altviool Anja-Regine Graewel Annette Geiger Stefan Sieben Marion Leleu cello Ulrike Becker Sibylle Huntgeburth Barbara Kernig contrabas Richard Myron Mirjam Wittulski luit Ophira Zakai
fagot Christian Beuse trompet Ute Hartwich Franziska Jacknau hoorn Vaclav Luks Miroslav Rovensky orgel & klavecimbel Raphael Alpermann