deSingel Collegium Vocale Gent & I Solisti del Vento olv. Philippe Herreweghe
za 3 okt 2015 Blauwe zaal Grote podia 20 uur 21.05 uur er is geen pauze
inleiding 19.15 uur Yanick Maes Blauwe foyer
2015-2016 Poetry in music Collegium Vocale Gent & I Solisti del Vento olv. Philippe Herreweghe za 3 okt 2015 Luigi De Angelis, Sergio Policicchio & Spectra Ensemble olv. Filip Rathé do 8 okt 2015 Kurt Ralske & HERMESensemble olv. Koen Kessels vr 18 dec 2015 Bl!ndman [sax]+[strings] do 17 mrt 2016
teksten programmaboekje Yanick Maes, Maarten Beirens coördinatie programmaboekje deSingel
3
Gelieve uw GSM uit te schakelen. De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Reageer en win Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Grand café deSingel open alle dagen 9 24 uur informatie en reserveren +32 (0)3 237 71 00 www.grandcafedesingel.be drankjes / hapjes / snacks / uitgebreid tafelen
Collegium Vocale Gent & I Solisti del Vento
Philippe Herreweghe muzikale leiding
Sonnets to Sundry Notes Léos Janácek (1854-1928) Mladi 10' II. Andante sostenuto I. Allegro
Bij onze concerten worden occasioneel cd’s te koop aangeboden door La Boite à Musique Coudenberg 74 | Brussel +32 (0)2 513 09 65 www.classicalmusic.be Met bijzondere dank aan Ortwin Moreau voor het stemmen en het onderhoud van de concertvleugels van deSingel Moreau Pianoservice Kapucinessenstraat 32 2000 Antwerpen +32 (0)486 83 63 98 www.moreau-pianoservice.be
John Dowland (1563-1626) arr. Luc Brewaeys Selectie uit 'Lachrimae or Seven Teares' I. Lachrimae antiquae II. Lachrimae antiquae novae
10’
Thomas Tomkins (1572-1656) Funeral sentences
10’
Luc Brewaeys (°1959) Sonnets to Sundry Notes of Music/Threnos I. On a Day
8’
wereldcreatie
Igor Stravinsky (1882-1971)
Dit concert wordt opgenomen door Klara voor latere uitzending op woensdag 21 oktober om 20 uur in het programma Klara Live.
4
D/2015/5.497/35
Anthem ‘The Dove descending’
3’
Lied ohne Worte
2’
Mass (1948)
20’
5
Zwart licht: muzikale alchemie Meegenomen in het muzikale moment, in de esthetische, zintuiglijke ervaring, versmelten we met de klanken die we horen. We zijn niet langer ons dagdagelijkse zelf. We beluisteren het muziekstuk niet meer afstandelijk. Tijd en plaats lijken te verdwijnen, de klanken en wij zijn onderdeel van één en hetzelfde bewustzijn. “Een grote componist kan ons alles laten geloven”, schreef Andrew Potter ooit. Muziek (of breder: kunst) werkt als een ultrafijne naald. Acupunctuur van de ziel: feilloos vindt ze het juiste knooppunt, diep verborgen en ons onbekend. De vinger van God in Michelangelo’s schepping laat ons (tijdelijk) dwepen met het creationisme. De opgeroepen ervaring is vreemd en vertrouwd. De alchemistische raadsels van Dowland, de hoop op verlossing bij Tomkins, en het religieuze atavisme van Stravinsky versmelten. Één geheel waaraan wij allen deel hebben. Reflectie over de dood en de plaats van de mens in de wereld, gedreven door een medelevend verlangen naar het transcendente voegt zich bij verwondering en verbaasde ontzetting. De ervaring laat zich onder één noemer vangen: melancholie. Veel cultuurfilosofen beschouwen de periode tussen de veertiende eeuw en het einde van het modernisme in de twintigste eeuw als het tijdperk van de melancholische geest. Rouw, nostalgie, verloren monumenten, ontdekte monumenten, gedroomd herstel. Wanneer we dan uit dit vluchtige moment loskomen, en weer in de realiteit van alledag terechtkomen, blijft het gevoel dat we deelachtig zijn geworden aan een mysterie, dat ons troostend inzicht belooft. Het zwarte licht waarin we de wonderlijke dans van de motten in de warme zomernacht kunnen zien. Saturnus’ kinderen Modern is het niet, het droeve of romantische verlangen naar een wereld die lang verdwenen is. In de vierde eeuw bedacht Hieronymus reeds hoe godenbeelden, eens vereerd door hele naties, nu eenzaam en omsluierd met spinnenrag in hun nissen staan. Uilen en andere nachtvogels zijn hun enige gezelschap in de stoffige tempels van Rome. De oude muziekstukken komen tot leven in onze tijd, in onze concertzaal, tijdens ons leven, gedomineerd door smartphones en files op de autostrade. Hun tijdsbesef past het onze dan ook slecht. We werken onophoudelijk om het ongewone vertrouwd te maken. En door die zoektocht confronteren we onszelf met wat de Italiaanse
6
'Melencolia I'. Gravure van Albrecht Dürer, 1514
7
filosoof Giorgio Agamben “een verlies, zonder verloren voorwerp” noemt. Immers: op hetzelfde moment dat wij bezit nemen van het werk, dat wij in bezit genomen worden door het werk, ontstaat ook het gevoel van vreemdheid. Er schuilt plezier in deze omgang met het verleden, maar ook verdriet. En het is deze combinatie die aan de grondslag ligt van elke melancholische of nostalgische verzuchting. Stravinsky maakt ons het leven moeilijk. Zijn levendige spot voegt zich bij een talent om mensen om de tuin te leiden. Wie zichzelf te ernstig neemt, wordt op de korrel genomen. Achter de grijns schuilt echter een denker, die de essentie peilt en daar naar handelt. In de katholieke mis die hij tijdens de jaren 1940 componeerde, probeert hij een ideaal te vatten. Hij wil muziek weer laten functioneren als weg naar God. Het is een melancholisch gebaar. De ‘Mass’en de bijhorende liturgie zijn voor Stravinsky geen vormen van vermaak, gedacht in functie van de concertzaal. Hij wil aansluiten bij een traditionele vorm van cultus. “Moet je eigenlijk geloven om een mis te componeren?”, vroeg Robert Craft aan Stravinsky in hun uitgeschreven ‘Conversations’ uit 1959. “Zeer zeker,” sprak de componist, “en niet alleen in de symboliek, maar ook in de figuur van de Heer en de Duivel, en in alle Wonderen van de Kerk”. Stravinsky vervulde deze voorwaarden met verve. De ‘Mass’ schreef hij niet op bestelling. Ze ontstond vanuit een innerlijke noodzaak. Deels ook omdat hij zich door de ontdekking van Mozarts missen in een tweedehands winkel ergens in Los Angeles geprovoceerd voelde. Hij beschouwde die niet als echt religieuze werken. Hij vond het haast soft-erotische bonbons. Te veel theater en te weinig kerk. Hoewel orthodox opgevoed, was hij rond zijn dertigste gestopt met deelname aan de mis. In 1926 keerde hij terug in de schoot van de orthodoxie. Op een dag sloot hij aan bij een groep pelgrims die van Venetië naar Padua trok om de zevenhonderdste verjaardag van sint Antonius te vieren. “Ik betrad de basiliek op het ogenblik dat het lichaam van de heilige werd geopenbaard. Ik zag zijn kist, knielde en ik bad. Ik vroeg om een teken van erkenning, mocht mijn gebed gehoord worden. En sinds dat ook echt gebeurde, aarzel ik geen moment om dit ogenblik van erkenning het meest reële gebeuren in mijn leven te noemen”. De Stravinsky’s leefden, zoals vele orthodoxe Russen, omgeven met iconen en vrome beelden. De relatie met het goddelijke was erg persoonlijk: een tegenslag was godgestuurd. Die religieuze overtuiging neemt in de ‘Mass’ vreemd genoeg de gedaante aan van een katholieke mis. Stravinsky wilde dat het werk een liturgische functie zou vervullen en in de orthodoxe diensten zijn instrumenten meestal taboe. De componist had, naar eigen zeggen, een bloedhekel aan a capella muziek, tenzij ze harmonisch zeer simpel was. Daarnaast was hij in de voorbije decennia in de ban geraakt
8
van het Latijn, als een soort spiritueel kleed van klank. Na de glitter en het succes van de ‘Ballets Russes’ verliep de middelbare leeftijd stroef. De religieuze muziek weerspiegelt een andere kant van zijn sensibiliteit. Die schuilt evengoed in de meer brutale werken, maar verliest in de religieuze context de haast cynische contouren. Het rituele aspect van deze muziek spreekt ondermeer uit de eigenzinnige instrumentatie voor blazersensemble. Klankkleur en de versmelting van timbres zijn de belangrijkste elementen. De groepen zijn geordend als de registers van een orgel. De blazersgroep lijkt ook gekozen te zijn om een archaïsche kleur te geven. Dat zou kunnen verklaren waarom modernere instrumenten, zoals de klarinet, weg werden gelaten. De zorgvuldige keuzes en de strakke selectie leiden tot een grote zuinigheid in de ingezette middelen. De klankwereld is zo een erg persoonlijke en unieke creatie. In de muziek zijn stilistische referenties bijna volledig weggegomd, is elk theatraal gebaar gemeden. Koud moest ze zijn, losgemaakt van dweperige emotie en vooral sentimentaliteit (Mozart, weet u wel). De compositie is gestreng en haast onpersoonlijk helder. Toch blijft het religieuze aspect niet abstract. De muziek zoekt verbinding met een ver verleden en opent zo nieuwe wegen. Het is een complex idioom dat in alle diversiteit eenheid uitstraalt. Middeleeuwse dimensies vervoegen zich bij expressieve conventies en versieringen met eerder barokke oorsprong. De nadruk op specifieke woorden, aarzelingen en rillingen communiceren de emotie in een ceremoniële context. ‘Hosanna’ klinkt jubelend, het ‘Agnus Dei’ sereen, het ‘Credo’ zacht dwingend. “Er is veel te geloven”, zei de componist daarover. Het ‘Sanctus’ duwt misschien wel het meest tegen de grenzen van de katholieke traditie. Erg ornamenteel is het, middeneuropees, met een zweem van volks idioom, een soort tranentrekker. De ‘Mass’ moest niet enkel binnen de liturgie kunnen functioneren, maar beoogde ook hogere, filosofische doelstellingen. Muziek kan ons immers terugvoeren naar de essentie van het geloof. Een brug werpen naar God, maar dan moet het wel de juiste muziek zijn. Ja, Lucifer speelt muziek, maar die kwam met hem mee uit het paradijs. En zelfs in de hel van Jeroen Bosch spiegelt muziek het paradijs, en is ze “de bruid van de kosmos”. Voor Stravinsky is het opgeven van de polyfone traditie van Josquin of Ockeghem een vergissing van formaat geweest: het is de enige ware muzikale uitdrukking van het westerse christendom. Door kerk met theater te verwarren, verdween de metafysische kracht van de muziek. De klankwereld van de ‘Mass’ en andere religieuze werken wil die verloren dimensie laten herleven - ook al zijn polyfone technieken haast geheel afwezig. De pijn van het verlangen om terug te keren naar wat we nooit gekend hebben, vermengt zich met de vreugde dat we de terugkeer kunnen ervaren, al is het maar voor de duur van een akkoord. In de woorden
9
van kunsthistoricus Erwin Panofsky: “Wij, de kinderen van Saturnus, komen wijs op de wereld, maar niet noodzakelijk gelukkig”. In de persoonlijke synthese van de Amerikaanse Rus gloort het heldere licht. Zilte tranen Volgens de klassieke leer van de lichaamssappen worden gemoedstoestanden en karakters bepaald door de mate waarin de vier humores (bloed, slijm, gele en zwarte gal) in evenwicht zijn of juist het lichaam domineren. Zwartgalligheid heeft vreselijke gevolgen. Het wezen van de melancholicus weerkaatst de donkere aarde en de winter. Droogte en gure noordenwind zijn het geprefeerde klimaat van de in zwart gehulde figuur, neergedrukt door de ouderdom. In zijn nabijheid vinden we andere kinderen van Saturnus: de gehangene, de kreupele, de boer, de speler en de zwijnenhoeder. De triomf van de melancholie kondigt zich aan in de renaissance. De epidemie sloeg in alle heftigheid toe in Elisabethaans Engeland. Daarna werd ze emblematisch voor het gekwelde romantische genie. Telkens weer verschijnt melancholie als een paradoxale toestand. Negatief en positief. Droog én heet voerde ze tot inspiratie. Niet voor niets kunnen we de beroemde gravure ‘Melencolia I’ van de Duitse kunstenaar Albrecht Dürer uit 1514 begrijpen als een portret van de kunstenaar in zijn atelier. De prent beeldt een tobbende, gevleugelde figuur uit, omringd door een groot aantal wiskundige symbolen en meetkundige instrumenten. Depressie is de schaduwzijde van of misschien zelfs de prijs voor de artistieke creativiteit, lijkt de suggestie. Dezelfde dubbelheid kenmerkt een absoluut hoogtepunt van de Engelse consort-muziek, ‘ Lachrimae or Seven Teares’van J ohn Dowland. “De titel belooft tranen, ongepast in deze vrolijke tijden”, zo staat in de aanhef te lezen, “maar,” vervolgt de componist, “de tranen die de muziek weent zijn ongetwijfeld plezierig, en bovendien vloeien ze niet altijd uit verdriet, maar ook door vreugde en geluk”. De zeven passionele pavanes publiceerde Dowland in 1604, samen met diverse andere. Hij werkte toen in dienst van Christian IV van Denemarken. Met de bundel leverde hij in Engeland zijn visitekaartje af: hij hoopte op een post als luitist aan het Engelse hof. Tevergeefs. Het is muziek die mikt op intimiteit, bedacht voor een kleine groep muzikanten, die haast één levend wezen worden. De intensiteit van het samenspel rijmt op de intensiteit van de beleving. De zeven pavanes waarmee de bundel opent zijn abstracte variaties. De stukken zijn met elkaar verweven, en bieden een opeenvolging van muzikale experimenten in statige weemoed. Een web van thematische en harmonische echo’s zorgt voor een sterke
10
verbondenheid. De Latijnse titels geven een parfum van mysterie. De dominantie van melancholie in de muziek en de titels zorgen voor een eenheid van sfeer. We bespeuren nauwelijks ingehouden verdriet en voelen een naamloos gemis. Het openingsstuk, ‘Lachrimae antiquae’ bestond al eerder, als solostuk voor de luit. Dowland gebruikte het materiaal daarna in zijn bekendste lied, ‘Flow my tears’, en nu dus opnieuw. Een succesnummer uit een periode waarin somberte mateloos fascineerde. Deze obsessie met verlies en duisternis had ondermeer te maken met de louterende rol die aan zwarte donkerte werd toegeschreven in de alchemistische tradities. Soms begrijpt men de zeven pavanes als een hermetisch spel. Ze zouden dan een traject uittekenen dat de goede luisteraar meeneemt naar de stralende warmte van het goddelijke begrip. Alchemie was in de vroege zeventiende eeuw een vorm van wetenschap. Nu lezen we de betrachtingen van de alchemist als obscuur en mystiek. De basis is immers de overtuiging dat er een analogie bestaat tussen de microkosmos en de macrokosmos. Het veredelingswerk en de transformatie van metalen (waarbij lood tot goud wordt) hangt op die manier nauw samen met de metafysische poging om de spirituele wereld en het universele te benaderen. Omdat alles alles spiegelt in een soort pantheïstische werkelijkheid, kan muziek in de juiste verhoudingen ook een reflectie bieden van de totale werkelijkheid. De alchemist Robert Fludd - de man was daarnaast ondermeer ook arts en natuurfilosoof - ontwierp in 1618 bijvoorbeeld een zogeheten monochord. Dat is een eensnarig instrument, waarmee hij een relatie probeerde te leggen tussen het universum en muzikale intervallen. Het kan best zijn dat de harmonische avonturen van het dalende openingsmotief op dezelfde manier de droeve tocht van de mensheid willen verbeelden. In telkens nieuwe constellaties voert het de luisteraar mee. Van het verloren paradijs na de val, langs een moeizaam traject terug op de weg naar de openbaring. In de laatste variatie is de ziel herenigd met het alomvattende. Het goud van de waarheid gepuurd uit zilte tranen. Duistere dromen Voor de alchemist is nigredo, of de toestand van zwartheid, de eerste stap in het procedé dat tot verlichting leidt. Verrotting of ontbinding zijn de basis van zuivering en hergeboorte. Het goud ontstaat uit de zwarte smurrie die overblijft na het omsmelten en doorkoken van alle noodzakelijke ingrediënten. Uiteindelijk is de term in de psychologie van Carl Jung een metafoor geworden voor de donkere nacht van de ziel. Nigredo is bij de analyticus de aanduiding voor het moment waarop het individu de schaduw in zichzelf confronteert. De diepste
11
wanhoop is in deze opvatting de noodzakelijke voorwaarde om de weg naar herstel in te slaan. Alle systemen en levende organismen streven uiteindelijk een vorm van evenwicht na. Het overwicht van een werkzame kracht brengt onvermijdelijk haar tegendeel voort. De uitersten heffen elkaar op. De beweging van diepste duisternis naar helder licht lijkt mogelijk een universeel menselijke droom te zijn. De omslag van zwartheid (nigredo) naar felwit (albedo) was evengoed het metafysische einddoel van het alchemistische werk. Diepzwart was alleszins de nacht die T homas Tomkinsin 1649 overviel. Deze leerling van William Byrd was sinds 1617 lid van de Chapel Royal en behoorde tot de laatste muzikanten die nog in dienst waren kort voor de onthoofding van Charles I op 30 januari van dat jaar. De burgeroorlog in Engeland was bloederig heftig en religieus van aard. Uiteindelijk triomfeerde de puritein Oliver Cromwell. Het begin van zijn heerschappij beloofde al niet veel goeds. Dat werd door het vervolg enkel bevestigd. Voor muzikanten was in de nieuwe orde alvast geen plaats. In het belang van het zieleheil van zijn onderdanen liet de lord protector orgels vernietigen, samen met andere werktuigen van de duivel. Professionele muzikanten verloren hun inkomsten. De loyale royalist Tomkins heeft veel religieuze werken gecomponeerd. Geen daarvan is tijdens zijn leven in publicatie gebracht. Het is verleidelijk om de composities als een daad van verzet te zien tegen het verbod op het gebruik van muziek in de eredienst. Een nostalgisch verlangen misschien naar een verloren paradijs, of een melancholische verklanking van de leegte die uit kerken zonder muziek spreekt. Omdat we zo weinig over deze figuur weten, ligt de weg naar romaneske fantasieën natuurlijk wijd open. Pas in 1668, acht jaar na het herstel van de monarchie, verscheen een selectie van zijn religieuze muziek, uitgegeven door zijn zoon Nathaniel. Daarin vinden we ook de toonzetting terug van een aantal zogeheten ‘ funeral sentences’. Zeven teksten zijn dat die op specifieke momenten in de begrafenisritus werden uitgesproken of gezongen. In de bundel staan er slechts vier. De drie strofes die bij aanvang van de begrafenis weerklonken tijdens de processie met de kist, en de allerlaatste, die op de begraafplaats gezongen werd. De muziek heeft dezelfde eenvoud en directheid die Stravinsky’s mis kenmerkt. Ongetwijfeld is dit ook hier een weerspiegeling van de bedoelde liturgische functie. Vierstemmig zingt een koor van mannenstemmen, zonder jongenssopranen, roerend sober de tekst. De christelijke begrafenis-ritus heeft tegelijk iets van de alchemistische séance. De symboliek van het duistere licht is ook hier aanwezig. Terwijl de zwarte aarde zich over het bleke lichaam van de dode verspreidt, horen we in Tomkins’ laatste funeral sentence:
12
“I heard a voice from heaven, saying unto me, Write, From henceforth blessed are the dead which die in the Lord ”. Alles wat leeft, sterft. Alles wat dood is, verrot. Al wat rot, vindt een nieuw leven. Als de lichten in de zaal gedoofd zijn, komen de nachtvlinders uit de noten op de partituur tevoorschijn. door Y anick Maes
13
Shakespeare met kwarttonen en klokimitaties Interview met componist Luc Brewaeys
Schrijven gaat niet meer zo snel als vroeger, vertelt Luc Brewaeys als we nog wat napraten na het interview. Zijn broze gezondheid heeft daar alles mee te maken. Een jarenlange strijd met kanker heeft zijn tol geëist en maakt dat de nodige energie om lang en hard te werken niet altijd op zijn oude niveau is. Maar de gedrevenheid waarmee hij over zijn muziek en zijn vele muzikale plannen vertelt (waaronder een orkestwerk voor het Koninklijk Concertgebouworkest en een pianoconcerto) is nog steeds dezelfde. Luc Brewaeys blijft een bron van wervelende muzikale fantasie die zijn werken een even originele als gedurfde combinatie van sonore zinnelijkheid en theatrale expressiviteit bezorgt. Die kwaliteiten komen ook naar voor in zijn nieuwe werk, ‘Sonnets to Sundry Notes of Music/ Threnos’ voor het Collegium Vocale en I Solisti del Vento. Het beleeft zijn première in de niet-alledaagse combinatie met de Mis van Igor Stravinsky en … de ‘Lachrymae’ van John Dowland, maar dan wel in een Brewaeysbewerking voor de blazers van I Solisti del Vento. Maarten Beirens: Je nieuwe werk is voor blazers en koor: dan vermoed ik dat de heel specifieke bezetting van de Mis van Stravinsky het uitgangspunt was? Luc Brewaeys: Dat is inderdaad zo. Toen we dit project jaren geleden voor het eerst bespraken met Collegium Vocale en Jerry Aerts van deSingel, was de vraag een antwoord te schrijven op de Mis van Stravinsky. Dat is een fantastisch werk - dat trouwens niet zo vaak wordt uitgevoerd - en Stravinsky is een van mijn favoriete twintigsteeeuwse componisten, dus dat verzoek sprak mij meteen aan. Nu, of het een echt muzikaal antwoord wordt is nog moeilijk te zeggen, maar het is in elk geval een stuk muziek dat erbij zal passen. De Mis van Stravinsky vind ik formidabel. Het is heel mooie muziek en ik heb gewoon geprobeerd om even goede muziek te schrijven (lacht). Stravinsky’s Mis is voor een heel ongebruikelijke bezetting geschreven: koor en blazers. En die blazers zijn dan nog heel bizar gekozen: twee hobo’s, cor anglais, twee fagotten, twee trompetten en drie trombones. Ik heb voor mijn werk nog twee klarinetten en twee hoorns toegevoegd aan die combinatie. Bovendien zijn de blazers in ‘Sonnets to Sundry Notes of Music/Threnos’ opgedeeld in twee min of meer gelijke groepen die respectievelijk links en rechts op
14
het podium geplaatst zijn. Werken met de ruimtelijkheid wordt bij mij dus ook een element - wat bij Stravinsky en bij de bewerkingen van Dowland dan weer niet het geval is. M.B.: Het is wel een uiteenlopende combinatie van werken. Hoe is die Dowland in het programma beland? L.B.: De link is eigenlijk William Shakespeare. Ik had vrij snel beslist, misschien zelfs als een van de eerste ideeën voor dit stuk, om met sonnetten van Shakespeare te werken. Met de intimistische en melancholische ‘Lachrymae’ van Dowland is er muziek van een quasitijdgenoot van Shakespeare, maar dan wel bewerkt voor dezelfde blazersbezetting als mijn werk. M.B.: Welke sonnetten heb je gekozen? L.B.: Wel, ik was eerst van plan gewone sonnetten van Shakespeare te nemen, maar in onze uitgave van het integrale werk van Shakespeare staat helemaal achteraan nog iets speciaals. Dat heet ‘Sonnets to Sundry Notes of Music’. Dat zijn langere teksten die bovendien iets minder strak in dat keurslijf van die sonnetten zijn gewrongen. Het nadeel van ‘gewone’ Shakespearesonnetten is immers dat je daar altijd datzelfde metrum hebt (kort-lang, of eigenlijk: een afwisseling van onbeklemtoonde en beklemtoonde lettergrepen). Dat vaste patroon heb je in deze gedichten niet en dat geeft toch heel wat meer mogelijkheden, zeker voor ritmische variatie. Nu wordt er wel getwijfeld of die ‘Sonnets to Sundry Notes of Music’ authentiek van Shakespeare zelf zijn, maar dat ga ik me niet aantrekken. Ik heb dus delen van die sonnetten genomen als tekst, maar ik heb het zo behandeld dat het eigenlijk om het even welke tekst had kunnen zijn. Dus betekent het dat mijn muzikale idee vooropstaat en ik die tekst daar als het ware overheen ‘plak’. Waar het enigszins kan, doe ik dan wel aan tekstexpressie, maar dat is beperkt. Eigenlijk is zo’n ‘abstractere’ behandeling van de tekst wat vergelijkbaar met wat Stravinsky soms ook deed. M.B.: En wat zijn dan die muzikale vertrekpunten? L.B.: Het werk zal uit verschillende delen bestaan. * In het eerste deel zijn bijna alle akkoorden in de basis klokimitaties. Zoals zo vaak in mijn muziek vertrek ik van spectrale harmonieën, die zijn afgeleid van de boventonen van instrumentale klanken. Klokspectra hebben een heel uitgesproken boventonenspectrum en daar werk ik graag mee. Die spectrale akkoorden vereisen eigenlijk ook extra kleine intervallen - kwarttonen - en die gebruik ik hier ook. * n.v.d.r. Vanavond wordt enkel het eerste deel uitgevoerd. Wegens ziekte kon Luc Brewaeys de andere delen nog niet voltooien.
15
Wel heb ik van in het begin beslist om voor het koor om praktische redenen geen kwarttonen te schrijven maar voor de blazers wel. Dus moest ik goed uitkijken, want ik wil vermijden dat de kwarttonen van de blazers tegen de tonen van de zangers aanschurken, want dat zou het weer lastiger maken om te zingen. Dus ik heb dat zo proberen op te vangen dat dat op een goede manier samenkomt. Het tweede deel is dan in snel tempo. Dat zal korter uitvallen dan voorzien gezien mijn gezondheidstoestand, want dat zijn veel noten voor weinig minuten muziek - zo gaat dat nu eenmaal met snelle delen: het is letterlijk veel schrijfwerk. Het begint met een knipoog naar de tweede ‘Notation’ van Pierre Boulez. In het laatste deel wordt het meer zangerig en we eindigen zoals we begonnen zijn met klokimitaties. Als ik zo bekijk wat er al af is en wat ik in mijn hoofd heb dat er nog op papier moet komen, verwacht ik dat het voor het koor niet te moeilijk zal worden. Dat heb ik bewust gedaan, want het Collegium Vocale is het minder gewend om hedendaagse muziek te zingen en dus zouden zeker wat complexere hedendaagse elementen voor hen meer tijd vragen om te studeren, dus dacht ik: laat ik het maar niet te ingewikkeld maken. Ritmisch is het voor mijn doen daarom zelfs relatief eenvoudig. Ik hoop toch dat het ondanks de eenvoud van de ritmes goed zal overkomen bij het publiek, maar dat valt af te wachten.
het toch wat vreemder te laten klinken. Af en toe laat ik noten wat langer doorklinken dan in de oorspronkelijke partituur. Dat geeft extra resonantie, maar het maakt de harmonie wat scherper: de noten vloeien dan hier en daar een beetje meer door elkaar. Bij Dowland komen de dissonanten al uit de verf, maar ik ga dat nog wat duidelijker maken. De Dowlandbewerking is voor mij echt iets om mij mee te amuseren. Ik vind het heel plezierig om zoiets te doen, een beetje zoals bij de Preludes van Debussy die ik voor symfonieorkest bewerkt heb. Dat was natuurlijk een grotere onderneming, omdat het complexere muziek is én omdat het voor groot orkest was, maar de aanpak is hetzelfde: niets veranderen aan het origineel en enkel door de keuzes van instrumenten en registers er iets creatiefs aan toevoegen. door Maarten Beirens
M.B.: Zat je al langer met Shakespeare in je hoofd? Je had al eens een sonnet van Shakespeare op muziek gezet voor ‘Speechless Song, Seeming many, being one’, het werk dat je in 2010 voor de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd zang componeerde, maar daar uiteindelijk niet aan bod kwam omdat het schijnbaar te moeilijk was. L.B.: Uiteindelijk werd het niet gebruikt in de wedstrijd, maar sindsdien is het toch tamelijk veel uitgevoerd, wat bewijst dat het werk perfect doenbaar was. Maar dat wist ik natuurlijk al lang op voorhand (grijnst). Het klopt dat ik toen een sonnet heb uitgeprobeerd omdat op dat moment al in mijn achterhoofd zat dat ik aan dit stuk voor Collegium Vocale en I Solisti del Vento zou beginnen en dat ik daarvoor Shakespeare zou kiezen. Achteraf gezien verklaart dat misschien ook wel de keuze voor Dowland. M.B.: Gaan die Dowlandbewerkingen een echte Brewaeystwist meekrijgen? L.B.: De vraag was om voor mijn arrangementen aan Dowlands muziek niets echt te veranderen. Daar zal ik mij ook aan houden, maar uiteraard met een paar kleine andere accenten: ik ga niets bijschrijven - alle noten zullen van Dowland zijn -, maar ik ben wel van plan dingen weg te laten. Ook ga ik proberen met octaveringen en registerkeuzes
16
17
Thomas Tomkins Funeral Sentences
Luc Brewaeys Sonnets to Sundry Notes of Music/Threnos
I I am the resurrection and the life saith the Lord: he that liveth in me, yea, though he were dead, yet shall he live: and whosoever liveth and believeth in me shall not die forever.
I. On a Day On a day, alack the day! Love, whose month was ever May, Spied a blossom passing fair, Playing in the wanton air: Through the velvet leaves the wind, All unseen, 'gan passage find; That the lover, sick to death, Wish'd himself the heaven's breath. Air, quoth he, thy cheeks may blow; Air, would I might triumph so! But, alas! my hand hath sworn Ne'er to pluck thee from thy thorn: Vow, alack, for youth unmeet, Youth, so apt to pluck a sweet, Thou for whom Jove would swear Juno but an Ethiope were; And deny himself for Jove, Turning mortal for thy love.
II I know that my redeemer liveth, and that I shall rise out of the earth in the last day, and shall be covered again with my skin, and shall see God in my flesh: yea, and I myself shall behold him, not with other, but with these same eyes. III We brought nothing into this world, neither may we carry anything out of this world. The Lord giveth, and the Lord taketh away, ev'n as it pleaseth the Lord, so cometh things to pass, blessed be the name of the Lord. IV I heard a voice from heaven saying unto me: Write; from henceforth blessed are the dead which die in the Lord, Ev’n so saith the spirit, for they rest from their labours.
William Shakespeare (1564-1616)
Igor Stravinsky Anthem The dove descending breaks the air With flame of incandescent terror Of which the tongues declare The one discharge from sin and error. The only hope, or else despair Lies in the choice of pyre or pyreTo be redeemed from fire by fire. Who then devised the torment? Love. Love is the unfamiliar Name Behind the hands that wove The intolerable shirt of flame Which human power cannot remove. We only live, only suspire Consumed by either fire or fire. T.S. Eliot (1888-1965) – Four Quartets
18
19
Igor Stravinsky Mass (1948) Kyrie Kyrie eleison. Christe eleison. Kyrie eleison. Gloria Gloria in excelsis Deo. Et in terra pax hominibus bonae voluntatis. Laudamus te. Benedicimus te. Adoramus te. Glorificamus te. Gratias agimus tibi propter magnam gloriam tuam. Domine Deus, Rex caelestis, Deus Pater omnipotentem. Domine Fili unigenite Jesu Christe. Domine Deus, Agnus Dei, Filius Patris, qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Qui tollis peccata mundi, suscipe deprecationem nostram. Qui sedes ad dexteram Patris, miserere nobis. Quoniam tu solus sanctus. Tu solus Dominus. Tu solus Altissimus Jesu Christe. Cum Sancto Spiritu in gloria Dei Patris. Amen.
Confiteor unum baptisma in remissionem peccatorum et expecto resurrectionem mortuorum. Et vitam venturi saeculi. Amen. Sanctus Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra gloria tua. Hosanna in excelsis. Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis. Agnus Dei Agnus Dei, qui tollis peccata peccata mundi: miserere nobis. Agnus Dei, qui tollis peccata peccata mundi: dona nobis pacem.
Credo Credo in unum Deum, Patrem omnipotentem, factorem caeli et terrae, visibilium omnium et invisibilium. Et in unum Dominum Jesum Christum, Filium Dei unigenitum. Et ex Patre natum ante omnia saecula. Deum de Deo, lumen de lumine, Deum verum de Deo vero. Genitum, non factum, consubstantialem Patri: per quem omnia facta sunt. Qui propter nos homines, et propter nostram salutem descendit de caelis. Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria Virgine: et homo factus est. Crucifixus etiam pro nobis sub Pontio Pilato: passus et sepultus est. Et resurrexit tertia die, secundum scripturas. Et ascendit in caelum, sedet ad dexteram Patris. Et iterum venturus est cum gloria judicare vivos et mortuos, cuius regni non erit finis. Et in Spiritum Sanctum Dominum, et vivificantem: qui ex Patre, Filioque procedit. Qui cum Patre, et Filio simul adoratur, et conglorificatur: qui locutus est per prophetas. Et unam sanctam, catholicam et apostolicam ecclesiam.
20
21
Collegium Vocale Gent In 2010 was het precies veertig jaar geleden dat een groep bevriende studenten op initiatief van Philippe Herreweghe besliste het Collegium Vocale Gent te stichten. Het ensemble paste als één van de eerste de nieuwe inzichten inzake de uitvoering van barokmuziek toe op de vocale muziek. Deze authentieke, tekstgerichte en retorische aanpak zorgde voor een transparant klankidioom waardoor het ensemble in nauwelijks enkele jaren tijd wereldfaam verwierf en te gast was op alle belangrijke podia en muziekfestivals van Europa, Israël, de Verenigde Staten, Rusland, Zuid-Amerika, Japan, Hong-Kong en Australië. Intussen is Collegium Vocale Gent uitgegroeid tot een uiterst flexibel ensemble met een ruim repertoire uit verschillende stijlperiodes. De grootste troef hierbij bestaat erin dat voor elk project een geoptimaliseerde bezetting bijeen gebracht wordt. Muziek uit de renaissance wordt uitgevoerd door een ensemble van zes tot twaalf zangers. De Duitse barokmuziek, en meer specifiek de vocale werken van J.S. Bach, waren en blijven een kroondomein. Vandaag brengt het Collegium Vocale Gent deze muziek bij voorkeur met een klein ensemble, waarin de zangers zowel de koor- als solopartijen voor hun rekening nemen. Meer en meer legt Collegium Vocale Gent zich ook toe op het klassieke, romantische en hedendaagse oratoriumrepertoire. Voor de uitbouw van een groot symfonisch koor en de rekrutering van zangers op Europees niveau, geniet het ensemble sinds 2011 ook de steun van het Cultureel Programma van de Europese Unie. Op die manier kunnen ervaring en jong talent consequent aan elkaar gekoppeld worden en slaagt Collegium Vocale Gent erin een belangrijke pedagogische functie te vervullen. Tenslotte zal het ensemble, net als in de voorbije jaren ook in de toekomst zijn medewerking blijven verlenen aan verschillende muziektheatervoorstellingen. Voor de realisatie van deze projecten werkt het Collegium Vocale Gent samen met diverse historisch geïnformeerde ensembles zoals het eigen barokorkest van Collegium Vocale Gent, het Orchestre des Champs-
22
Élysées, het Freiburger Barockorchester of de Akademie für Alte Musik Berlin. Maar ook met vooraanstaande symfonische orkesten zoals deFilharmonie, het Rotterdams Filharmonisch Orkest, het Budapest Festival Orchestra of het Koninklijk Concertgebouworkest worden projecten opgezet. Het ensemble werd geleid door dirigenten zoals Nikolaus Harnoncourt, René Jacobs, Sigiswald Kuijken, Marcus Creed, Edo de Waart, Iván Fischer, Yannick Nézet-Séguin, Kaspars Putnins, en vele anderen. Collegium Vocale Gent bouwde onder leiding van Philippe Herreweghe een omvangrijke discografie op met meer dan 85 opnamen, voornamelijk bij de labels Harmonia Mundi France en Virgin Classics. In 2010 startte een nieuw opnameproject waarbij Philippe Herreweghe samen met OuthereMusic zijn eigen label φ (PHI) oprichtte om in volledige artistieke vrijheid een rijke en gevarieerde catalogus uit te bouwen. Ondertussen zijn een tiental opnamen beschikbaar met vocale werken van Bach, Beethoven, Brahms, Dvorák, Gesualdo en Victoria. Recent verschenen oa. een nieuwe opname met Bach Cantates uit Leipzig, het oratorium ‘Die Jahreszeiten’ van Haydn en ‘Infelix ego’, een opname met motetten en de ‘Mass for 5 voices’ van William Byrd. Het Collegium Vocale Gent geniet de steun van de Vlaamse Gemeenschap, de Provincie OostVlaanderen en de stad Gent. Van 20112013 was het ensemble Ambassadeur van de Europese Unie. www.collegiumvocale.com
deSingel tijdlijn (selectie)
Collegium Vocale Gent
za 3 okt 2015 Collegium Vocale Gent & I Solisti olv. Philippe Herreweghe Dowland/Brewaeys, Tomkins, Brewaeys, Stravinsky
muzikale leiding Philippe Herreweghe
wo 11 mrt 2015 Collegium Vocale Gent & het Collectief olv. Reinbert de Leeuw Janácek za 13 dec 2014 Collegium Vocale Gent & Rotterdams Philharmonisch Orkest olv. Yannick Nézet-Séguin Schubert, Poulenc, Debussy do 11 sep 2014 Koor & Orkest Collegium Vocale Gent olv. Philippe Herreweghe Anthems & Odes van Purcell […] ma 26 dec 1988 Koor & Orkest Collegium Vocale olv. Philippe Herreweghe Bach, Weihnachtsoratorium di 24 nov 1987 Collegium Vocale olv. Philippe Herreweghe Vivaldi, Scarlatti, Bononcini wo 14 dec 1983 Collegium Vocale & Ensemble de la Chapelle Royale olv. Philippe Herreweghe Kuhnau, Bruhns, Schmelzer, Graupner, Monteverdi, Grenzi
1ste sopraan Ulrike Barth Sylvie De Pauw Mette Rooseboom 2de sopraan Emilie De Voght Elisabeth Rapp* Aleksandra Turalska 1ste alt Karolina Hartman Katherine Nicholson Bart Uvyn 2de alt Sofia Gvirts Piotr Olech Cécile Pilorger* 1ste tenor Johannes Gaubitz* Patrik Horňák Johannes Klügling 2de tenor Malcolm Bennett* Dan Martin Clemens Volkmar 1ste bas Philip Kaven Julián Millán Felix Rumpf 2de bas Stefan Drexlmeier Georg Finger Matthias Lutze* *koorsolisten Mis van Stravinsky
23
I Solisti del Vento I Solisti del Vento speelde zijn eerste concert in februari 1988 als ‘Die Harmonie’ binnen de schoot van het toenmalig ‘Nieuw Belgisch Kamerorkest’. Vanaf 1996 bouwde het ensemble een autonome en professionele structuur uit onder de bezielende leiding van artistiek en zakelijk directeur Francis Pollet. In de voorbije kwarteeuw groeide het ensemble uit tot een formatie die zich kan meten met de internationale top op vlak van (kamer)muziek voor blazers. Sinds 1999 is I Solisti del Vento in residentie aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen en campusbewoner van de Internationale Kunstcampus deSingel. Het ensemble gaat prat op een stilistische veelzijdigheid die toelaat een divers repertoire aan muziekgenres en -stijlen op een doordachte wijze uit te voeren. Deze gefundeerde aanpak verleent het ensemble een artistieke souplesse die terug te vinden is in de vijf artistieke pijlers: de promotie van een ijzeren repertoire en grootmeesters; interesse voor de historische uitvoeringspraxis; de aanwezigheid binnen muziektheater en opera; een doordachte zorg voor hedendaags repertoire, research, creatie en experiment; en het verdiepen van een pedagogische en educatieve werking. Het ensemble geniet van een nauwe samenwerking met alle belangrijke podia in België en wordt met regelmaat uitgenodigd op festivals en concertzalen wereldwijd. Het geloof in een steeds evoluerende creativiteit, de uitdaging om de waarde van de blazersmuziek uit te dragen naar diverse horizonten en de drang om samen een hoger niveau te bereiken, brachten het ensemble tot inspirerende samenwerkingen met gerenommeerde ensembles, koren, dirigenten en artiesten zoals Patricia Kopatsjinskaja, Claron McFadden, Jean-Claude Vanden Eynden, Jan Michiels, Liebrecht Vanbeckevoort, Muziektheater Transparant, Collegium Vocale Gent, B’Rock, Vlaams Radio Koor, Brussels Jazz Orchestra, Vlaamse Opera, Theater Stap en Theater Taptoe, Philippe Herreweghe, Lucas Vis, Bo Holten, Hervé Niquet, Etienne Siebens,
24
wijlen Roger Raveel, Quatuor Danel, Bart Moeyaert, Josse De Pauw, Stefan Hertmans, Jeroen Brouwers, Warre Borgmans, … In 2013 vierde het ensemble zijn 25-jarig bestaan en richtte het eigen platenlabel I Solisti Records op. Met de opstart van dit platenlabel zet I Solisti del Vento zijn missie nog meer kracht bij: interpreteren, valoriseren en exploreren van 250 jaar blazers(r)evolutie. Het label legt zich exclusief toe op de opnames van het blazersensemble I Solisti del Vento en staat onder artistieke leiding van Francis Pollet. Mede dankzij de structurele steun van de Vlaamse Gemeenschap is I Solisti del Vento uitgegroeid tot een toonaangevend blazersensemble en een vernieuwende factor binnen het Vlaamse muziekgebeuren. www.isolistidelvento.be deSingel tijdlijn (selectie) za 3 okt 2015 Collegium Vocale Gent & I Solisti olv. Philippe Herreweghe Dowland/Brewaeys, Tomkins, Brewaeys, Stravinsky wo 22 jan 2014 Brussels Jazz Orchestra & I Solisti del Vento olv. Etienne Siebens Bernstein, Turnage, Stravinsky, Antheil, Joris vr 15 nov 2013 Muziektheater Transparant & I Solisti del Vento & Barokorkest B'Rock Songs of War
I Solisti del Vento
hobo Kasper Baele Ine Nuyttens Engelse hoorn Dimitri Mestdag hoorn Bruce Richards Miek Laforce klarinet Tomonori Takeda basklarinet Ricardo Matarredona fagot Francis Pollet contrafagot Filip Neyens trompet Alain De Rudder Tom Gontier trombone Alain Pire Thierry Istas bastrombone Wim Matheeuwese
za 25 feb 2012 Collegium Vocale Gent & I Solisti del Vento olv. Philippe Herreweghe Weill, Eisler, Distler do 22 dec 2011 Brussels Jazz Orchestra & I Solisti del Vento Koskinen [...] zo 8 mei 2011 Haydn Happening
25
Philippe Herreweghe Philippe Herreweghe werd geboren in Gent en combineerde er zijn universitaire studies met een muzikale opleiding aan het conservatorium, waar hij piano volgde bij Marcel Gazelle. In dezelfde periode begon hij te dirigeren en in 1970 richtte hij het Collegium Vocale Gent op. Nikolaus Harnoncourt en Gustav Leonhardt merkten zijn uitzonderlijke benaderingswijze op en nodigden hem uit om mee te werken aan hun opnamen van de verzamelde Bachcantates. Al gauw werd Herreweghes levendige, authentieke en retorische aanpak van de barokmuziek alom geprezen en in 1977 richtte hij in Parijs het ensemble La Chapelle Royale op, waarmee hij de muziek van de Franse Gouden Eeuw uitvoerde. Van 1982 tot 2002 was Philippe Herreweghe artistiek directeur van de Académies Musicales de Saintes. In die periode creëerde hij verschillende ensembles, waarmee hij een adequate en gedegen lezing wist te brengen van een repertoire lopende van de renaissance tot de hedendaagse muziek. Zo was er het Ensemble Vocal Européen, gespecialiseerd in renaissancepolyfonie, en het Orchestre des Champs‐Élysées, opgericht in 1991 met de bedoeling het romantische en preromantische repertoire opnieuw te laten schitteren op originele instrumenten. Op uitnodiging van de prestigieuze Accademia Chigiana te Siena werkt Philippe Herreweghe sinds 2009 samen met Collegium Vocale Gent actief mee aan de uitbouw van een groot symfonisch koor op Europees niveau. Steeds op zoek naar muzikale uitdagingen is Philippe Herreweghe sinds enige tijd erg actief in het grote symfonische repertoire van Beethoven tot Gustav Mahler. Sinds 1997 engageert hij zich als hoofddirigent van deFilharmonie (Royal Flemish Philharmonic). Philippe Herreweghe werd in 2008 ook vaste gastdirigent van de Radio Kamer Filharmonie in Nederland. Bovendien is hij een veel gevraagd gastdirigent van orkesten zoals het Concertgebouworkest Amsterdam, het Gewandhausorchester uit Leipzig of het Mahler Chamber Orchestra. Met al deze ensembles bouwde Philippe
26
Herreweghe in de loop der jaren bij de labels Harmonia Mundi France, Virgin Classics en PentaTone een uitgebreide discografie op met meer dan 100 opnamen. Hoogtepunten zijn onder meer de ‘Lagrime di San Pietro’ van Lassus, de ‘Matthäus-Passion’ van Bach, de integrale symfonieën van Beethoven en Schumann, Mahlers liedcyclus ‘Des Knaben Wunderhorn’, Bruckners Symfonie nr 5, ‘Pierrot Lunaire’ van Schönberg en de ‘Psalmensymfonie’ van Stravinsky. In 2010 richtte Philippe Herreweghe een eigen label Phi op om in volledige artistieke vrijheid een rijke en gevarieerde catalogus uit te bouwen. Omwille van zijn consequente artistieke visie en engagement werd Philippe Herreweghe op verschillende plaatsen onderscheiden. In 1990 werd hij door de Europese muziekpers uitgeroepen tot ‘Muzikale Persoonlijkheid van het Jaar’. Samen met het Collegium Vocale Gent werd Philippe Herreweghe in 1993 benoemd tot ‘Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen’. Een jaar later werd hem de orde van Officier des Arts et Lettres toegekend, en in 1997 werd hij benoemd als Doctor honoris causa aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 2003 kreeg hij in Frankrijk de titel Chevalier de la Légion d’Honneur toegekend. In 2010 tenslotte verleende de stad Leipzig aan Philippe Herreweghe de Bach-Medaille voor zijn grote verdienste als Bachuitvoerder.
za 13 dec 2014 Collegium Vocale Gent & Rotterdams Philharmonisch Orkest olv. Yannick Nézet-Séguin Schubert, Poulenc, Debussy […] ma 26 dec 1988 Koor & Orkest Collegium Vocale olv. Philippe Herreweghe Bach, Weihnachtsoratorium di 24 nov 1987 Collegium Vocale olv. Philippe Herreweghe Vivaldi, Scarlatti, Bononcini wo 14 dec 1983 Collegium Vocale & Ensemble de la Chapelle Royale olv. Philippe Herreweghe Kuhnau, Bruhns, Schmelzer, Graupner, Monteverdi, Grenzi
deSingel tijdlijn (selectie) za 3 okt 2015 Collegium Vocale Gent & I Solisti olv. Philippe Herreweghe Dowland/Brewaeys, Tomkins, Brewaeys, Stravinsky wo 1 apr 2015 Koor & Orkest Collegium Vocale Gent olv. Philippe Herreweghe Bach, Johannes Passion wo 11 mrt 2015 Collegium Vocale Gent & het Collectief olv. Reinbert de Leeuw Janácek
27
Luc Brewaeys Luc Brewaeys (°1959) studeerde compositie bij André Laporte in Brussel, bij Franco Donatoni in Siena (Italië) en bij Brian Ferneyhough in Darmstadt (Duitsland). Van 1980 tot 84 had hij regelmatige contacten met Iannis Xenakis in Parijs. Hij is ook dirigent en pianist en werkt sinds 1985 als muziekregisseur bij de VRT-Radio. Hij kreeg verschillende prijzen en onderscheidingen : 3e Prijs van de Europese Wedstrijd voor Jonge Componisten voor ‘.., e poi c'era…’ Symphony n° 1 (Amsterdam, 1985); 1e Prijs in de categorie jonge componisten van de Internationale Tribune van Componisten van de Unesco voor hetzelfde werk (Parijs, 1986); de Prix de Musique Contemporaine du Québec voor zijn volledig werk (Montréal, 1988); 1e Prijs van de Wedstrijd voor Europese Componisten van de Internationale Ontmoetingen voor Hedendaagse Muziek in Metz (F) voor ‘Komm! Hebe dich…’ Symphony n° 2 (1988); de Prijs voor Muziek van de Vlaamse Gemeenschap (1989); de SabamPrijs (1990); 1e Prijs ‘Premio Musicale Città di Trieste’ voor symfonische compositie voor ‘Symphony n° 3 : Hommage’ (1991). In 1996 gaf de Belgische Muziekpers hem twee Prijzen voor de opname van zijn (tot dan toe) volledige symfonisch werk door het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen onder leiding van Arturo Tamayo, die de meeste van zijn werken gedirigeerd heeft. In 1999 ontving hij de Cultuurprijs Blanlin-Evrart van de Katholieke Universiteit van Leuven voor zijn volledig oeuvre. Hij componeerde vaak in opdracht in België zowel als in het buitenland, zijn oeuvre omvat o.a. 9 Symfonieën, 2 Strijkkwartetten, Kamermuziek en Solowerken, electroakoestische (& gemengde) werken alsook een Kameropera ‘Antigone’. Zijn muziek kan het best omschreven worden als "spectraal symfonisch" met (voornamelijk in recentere werken) lyrische accenten. Hij was
28
Luc Brewaeys © Paul De Smet
‘composer in residence’ van deSingel in het seizoen '88-'89, gastcomponist van de 4e Week voor Hedendaagse Muziek in het Conservatorium te Gent in februari '89, en van het ensemble I Fiamminghi in 2001. In 2001 was hij tevens in residentie bij het eerste Festival Dicht bij huis in Tilburg, waar 11 van zijn werken uitgevoerd werden (sommige daarvan met de composer als dirigent of aan de piano). Van 1991 tot '92 was Luc Brewaeys ‘composer in residence’ in de stad Saint-Nazaire (Frankrijk) voor de compositie van ‘Kientzyphonie’ (Symphony n° 4) door Daniel Kientzy op saxofoons en groot harmonieorkest. In 1998 gaf hij masterclasses in compositie en directie aan de Universiteit van
Aveiro (P). Van 1998 tot 2000 was Luc Brewaeys professor compositie en orkestratie aan het Conservatorium te Gent. Voor het seizoen 2003-04 was hij ‘composer in residence’ bij Bozar in Brussel. Hij was tevens een van de centrale componisten van de editie 2004 van het Ars Musica Festival (Brussel). Zijn eerste opera, gebaseerd op Pirandello's ‘L'uomo dal fiore in bocca’, was een opdracht van de Munt in Brussel.
29
Binnenkort in deSingel Christoph Prégardien tenor & Christoph Schnackertz piano Franz Schubert Ausgewählte Lieder Max Bruch Ausgewählte Lieder Benjamin Britten Winter Words, opus 52 (Thomas Hardy) vr 16 okt 2015 | Blauwe zaal | 20 uur € 24 (basis) | € 20 (-25/65+) | € 8 (-19 jaar) gratis inleiding Jasper Gheysen | Blauwe foyer | 19.15 uur
Publieke masterclasses zang olv. Christoph Prégardien za 17 & zo 18 okt 2015 Kleine zaal | telkens vanaf 10 uur tot ca. 17 uur* gratis voor toehoorders en zonder reservering *Wil u op de hoogte blijven van onze publieke masterclasses en van de exacte lesuren? Schrijf u in voor de e-nieuwsbrief via
[email protected] In uw e-mail met onderwerplijn ‘masterclasses’ graag vermelden: naam, straat, huisnr., woonplaats, tel.nr.
30
Christoph Prégardien © Marco Borggreve
architectuur dans theater muziek
in deSingel
t +32 (0)3 248 28 28 Desguinlei 25 B-2018 Antwerpen deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Overheid
www.desingel.be f deSingelArtCity
mediasponsors