MUZIEK BLAUWE ZAAL GROTE PODIA
Collegium Vocale Gent & Accademia Chigiana Siena olv. Kaspars Putnins za 15 okt 2011
2011-2012 in Koor Collegium Vocale Gent & Accademia Chigiana Siena olv. Kaspars Putnins za 15 okt 2011 Dubbelconcert Calliope choeur de femmes olv. Régine Théodoresco Vlaams Radio Koor olv. Johan Duijck zo 16 okt 2011 Collegium Vocale Gent & I Solisti del Vento olv. Philippe Herreweghe za 25 feb 2012 Camerata Musica Limburg & Christoph Prégardien olv. Jan Schumacher za 28 apr 2012 Aquarius olv. Marc Michael De Smet wo 16 mei 2012
inleiding Rudy Tambuyser / 19.15 uur / blauwe foyer begin 20.00 uur einde omstreeks 21.25 uur er is geen pauze teksten programmaboekje Rudy Tambuyser vertalingen gezongen teksten Annabel Loots, Chloë Herteleer coördinatie programmaboekje deSingel
Collegium Vocale Gent & Accademia Chigiana Siena Kaspars Putnins muzikale leiding
Arvo Pärt (°1935) Magnificat (1989) Magnificat Antifonen nrs 1-7 (1988) nr 1 O Sapientia nr 2 O Adonai nr 3 O Radix Jesse nr 4 O Clavis David nr 5 O Oriens nr 6 O Rex Gentium nr 7 O Emmanuel
7’ 15’
korte pauze van 5’ Alfred Schnittke (1934-1998) Twaalf Boetepsalmen (‘Stikhi Pokayanniye’, 1988)
gelieve uw GSM uit te schakelen
De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze.
reageer & win
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be Grand café deSingel open alle dagen 9 > 24 uur informatie en reserveren +32 (0)3 237 71 00 www.grandcafedesingel.be drankjes / hapjes / snacks / uitgebreid tafelen
55’
Van Pärt tot Schnittke. Van simpele moeilijkheid tot complexe eenvoud.
Een programma waarin muziek van Alfred Schnittke (1934-1998) wordt gecombineerd met die van Arvo Pärt (°1935)... Het is allicht wel vaker gedaan. Maar het blijft, behalve een mooi, ook een bijzonder interessant idee. De verbanden tussen beide heren zijn immers duidelijk. En zoals dat gaat met verbanden, lichten ze de verschillen op een heel aparte manier uit. Er wacht ons dus een leerrijke avond; een mooier doel kan de concertgang niet dienen. Schnittke en Pärt waren bijna even oud - ze werden geboren omstreeks de tijd dat hun voorganger en collega Sjostakovitsj het aan de stok kreeg met Stalin, destijds een dodelijke aangelegenheid. Ze werden naar stalinistische normen niet ver - geen tweeduizend kilometer - van elkaar geboren: Pärt in het Estse Paide, destijds onder Russisch juk, Schnittke in Engels aan de Wolga, als zoon van Duitse joodse immigranten. Beiden werden ze muzikaal opgevoed onder de Zjdanov-politiek - genoemd naar Stalins cultuurminister die streng toezag op de volkseigenheid van de geproduceerde kunst. Beiden geraakten van de weeromstuit geïnteresseerd in het verboden spannends dat de toenmalige westerse avant-garde te bieden had, maar dat slechts partieel en mondjesmaat tot achter het IJzeren Gordijn geraakte. Beiden zagen, toen met de dooi die volgde op Stalins dood in 1953 een beetje meer artistieke vrijheid ontstond, al snel in dat het niet die westerse avant-garde was die de artistieke vrijheid het hoogst in het vaandel voerde. Beiden zochten een nieuwe eenvoud in hun werk, die van enige schatplichtigheid aan het verleden niet bang hoefde te zijn, maar evenmin blind was voor de verworvenheden van de twintigste eeuw. Een eenvoud die, met andere woorden, liever mooi dan ‘relevant’ was, als ze dan toch moest kiezen. Een eenvoud die hen beiden het predikaat ‘postmodernist’ opleverde, een van de onnozelste woorden die het kunstjargon ooit heeft voortgebracht, wegens verregaand betekenisloos. Zowel Schnittke als Pärt, tenslotte, vonden een bevestiging van hun esthetische imperatief in een hernieuwd geloof – het Rooms-katholieke, in beider geval, zij het muzikaal bijzonder sterk gekruid met stijlelementen uit de christelijk orthodoxe traditie, zoals dit programma alvast voor Schnittke bijzonder duidelijk maakt. Arvo Pärt © Jaqueline Salmon
Specifiek voor de werken die we vanavond horen, is er nog een extra verband, dat de ene luisteraar al wat sprekender zal vinden dan de andere: Pärts Magnificat dateert van 1989 en Schnittkes Twaalf Boetepsalmen van 1988. Beide stukken werden dus geschreven door inmiddels al lang naar Oostenrijk en Duitsland uitgeweken ex-sovjetburgers, op een voor hun voormalige thuisland historisch kantelpunt: de Glasnost en Perestrojka van Gorbatsjov hadden hun uitwerking niet gemist, en spoedig zou met de Berlijnse Muur ook de oude scheiding tussen West- en Oost-Europa sneuvelen. Niet dat het in de respectievelijke composities expliciet naspeurbaar zou zijn, maar evenmin is het waarschijnlijk dat de bewuste gebeurtenissen Pärt en Schnittke niet verregaand zouden hebben beziggehouden.
maar ook een gat in de markt. De emotionele doeltreffendheid van zijn muziek overstijgt zeer ver haar religieuze aspiraties of anekdotiek. Haar eenvoud wordt in musicologische en andere gesofisticeerde kringen vaak op misprijzen of hoongelach onthaald – ‘Pärt total’ wordt er nog steeds een woordspeling genoemd. In die kringen moet men vooral leren zingen, en er bij gelegenheid eens komen bijstaan voor een uitvoering van pakweg het ‘Magnificat’. De spotters zullen erg snel merken hoe waarachtig de breekbaarheid van deze muziek is, hoe weloverwogen de vocale ergonomie. En hoe razend moeilijk ook eenvoudige muziek kan zijn. Pärt vraagt pijnlijk expliciet waar muziek maken welbeschouwd altijd op neerkomt: de stilte tegelijk maken en breken.
Zoals gezegd zijn er ook significante verschillen. Pärt geraakte, na aanvankelijk door Sjostakovitsj, Prokofjev en Bartók te zijn beïnvloed en vervolgens met de onvermijdelijke dodecafonie en het serialisme te hebben geflirt, omstreeks de jaren zestig in een ellendige artistieke impasse verzeild. Enerzijds kritiek op zijn progressieve stijl van de ook in muzikale aangelegenheden nog steeds bemoeizieke sovjetoverheid, anderzijds het hem al snel dagende inzicht dat het modernisme in zijn toenmalige vorm een doodlopend straatje was, maakten dat hij niks meer op papier kreeg. Paul Hillier, die veel werken van Pärt creëerde en zijn biograaf werd, zegt hierover: “Hij geraakte door complete wanhoop overmand, in die mate dat componeren hem de nietigste van alle bezigheden leek, en hij ontbeerde de muzikale wilskracht en het vertrouwen om ook maar één noot neer te schrijven.” Pärt trok zich terug, overigens niet voor de laatste keer in zijn carrière, en bestudeerde de spirituele en muzikale wortels van de Europese muziek van pakweg de veertiende tot de zestiende eeuw. Nu kunnen we moeilijk beweren dat de muziek waarmee een min of meer herboren Pärt begin jaren zeventig naar buiten kwam, een doorslag, of zelfs een eigentijdse verwerking zou zijn van de perpetuums van de middeleeuwse School van Notre-Dame – of van de bijna bovenmenselijke puzzelpolyfonie van Johannes Ockeghem. Wel lijkt Pärt er zijn hoogstpersoonlijke ‘essence’ uit te hebben getrokken, een even bedrieglijk eenvoudige als typische manier om met zo weinig mogelijk harmonische middelen, en nagenoeg zonder contrapuntische technieken, een met de oude meesters vergelijkbare soort vrome plechtigheid en fragiele spiritualiteit te installeren. Wat hij zijn tintinnabuli-stijl noemde – naar een Latijnse onomatopee voor klokkengeluid – is welbeschouwd een soort metasynthese van de vroege, westerse polyfonie. Het voorname effect zonder de wiskundige wetenschap, de vrome zeggingskracht met een sterk gereduceerde grammatica.
Het Magnificat van Pärt past in een lange traditie: doorheen de eeuwen, van het gregoriaans tot vandaag, hebben componisten deze woorden uit Lucas’ evangelie getoonzet. Het betreft de bekende passus van Maria, die ten overstaan van Elizabeth de vreugde om haar merkwaardige zwangerschap uit. Opmerkelijk is de toon die Pärt hier aanslaat: rondom een sopraansolo, die uit niet meer dan een bijna voortdurend klinkende do bestaat, schikken zich bescheiden en intimistisch de andere stemmen, slechts schroomvallig van die alles doordesemende do afwijkend. Zich slechts tweemaal in het hele stuk een werkelijk forte veroorlovend. Een heel verschil met de toeters en bellen die van barok tot moderniteit doorgaans voor het Magnificat in stelling zijn gebracht.
In elk geval vond Pärt op die manier niet alleen de poort tot vele harten,
Dirigent Kaspars Putnins laat het Magnificat volgen door Pärts zeven Magnificat Antifonen. Het betreft hier een zetting van de zogenaamde O-antifonen – overigens ook in de chronologie van Pärts oeuvre net voor het Magnificat gecomponeerd. Antifonen zijn al sinds het gregoriaans een soort wisselzangen tussen voorzanger en koor (of gemeente), waardoor een soort vraag- en antwoordeffect ontstaat. De O-antifonen worden in de christelijke traditie voor het Magnificat gezongen, tijdens de Vespers van de laatste zeven dagen van de Advent. Ze danken hun naam aan hun aanhef, bij alle zeven de typische ‘O’ met daaropvolgend de vocatief van één van zeven namen die in de Schrift aan Christus worden gegeven. Voor de volledigheid: die namen zijn achtereenvolgens Sapientia (Wijsheid), Adonaï (Heer), Radix Jesse (Wortel van Jesse), Clavis David (Sleutel van David), Oriens (Dageraad), Rex gentium (Koning der volkeren) en Emmanuel (God met ons). De beginletters geven in omgekeerde volgorde overigens ‘Ero cras’, hetgeen betekent ‘Morgen zal ik er zijn’. En laat ‘morgen’ nu net Kerstavond zijn. We zijn vanavond dus streng in de leer, zij het wat vroeg op het jaar. Waar waren we gebleven? De verschillen tussen Schnittke en Pärt. Anders dan de laatste, heeft Schnittke nooit een verzengende artistieke
crisis meegemaakt, en dus nooit radicale oplossingen of uitgangswegen moeten zoeken. Het pad van avant-garde naar wat men bij Schnittke meestal ‘ecclectisme’ of ietwat vriendelijker ‘polystilisme’ noemt, lijkt bij hem veel organischer te zijn gegroeid. Het is makkelijk, uit Schnittkes oeuvre sinds begin jaren zeventig enkele werken te kiezen waarvan men zou zweren dat ze onmogelijk aan dezelfde pen kunnen zijn ontsproten. Vergelijk het Requiem (1975) met het Strijktrio (1985). Of de Eerste Symfonie (1972) met het Pianokwintet (1976). Of het Concerto voor altviool en orkest (1985) met het Concerto voor koor uit hetzelfde jaar. De vriendelijke verwarring die zich van u meester zal maken, werd nooit beter in woorden gevat dan door de meesterlijke, Russische violiste Tatjana Grindenko. Zij noemde Schnittke ooit een ‘tedere hystericus’ en dat zegt het helemaal. Vergelijken we de radicale muzikale koerswijziging van de jeugdige Pärt met de klaarblijkelijke souplesse waarmee Schnittke de verste uithoeken van het stilistische spectrum verkende, is het met beider heren religiositeit precies omgekeerd. Pärt lijkt er nooit echt mee gezeten of aan getwijfeld te hebben, terwijl Schnittke zich in 1982 wel drastisch, want formeel tot het Rooms-katholicisme bekeerde. Niettemin torsen zijn twee grote koorwerken, het Concerto voor koor en het drie jaar jongere, vanavond uitgevoerde Twaalf Boetepsalmen, een sterk orthodox klankidioom. Het zijn twee enorme bundels die nagenoeg naadloos de lijn van Bortnjanski, Tsjaikovski, Tanejev en Rachmaninov volgen. Van beide zijn de Boetepsalmen zeker de strengste en moeilijkste, want harmonisch de meest geavanceerde. Nochtans is het ‘skelet’ van deze muziek eenvoudig en herkenbaar: de melodische en ritmische patronen van de orthodoxe liturgie, langgerekt en syllabisch. Schnittke kleurt dit patroon echter zo dicht in dat het effect er een is van statica. Een soort verstening. Het vergt een grote dirigent om de vele lagen voor de luisteraar onderscheidbaar te maken. Maar als het lukt, is het als muzikale ervaring met weinig écht vergelijkbaar. Weliswaar meer voor de concertzaal dan voor de eredienst bedoeld, werd de cyclus geschreven ter herdenking van de duizendjarige kerstening van Rusland (een verjaardag die ironisch genoeg samenviel met het einde van het 20ste-eeuwse, Russische communisme): in 988 werd Grootprins Vladimir gedoopt, waarmee het Byzantijnse christendom zijn intrede deed in Rusland – dat betekent nog steeds een verbod van instrumenten in de liturgische muziek. De Twaalf Boetepsalmen zijn er eigenlijk elf, vermits de laatste woordeloos is. Van die elf, gecomponeerd op apocriefe, anonieme, zestiendeeeuwse teksten die in 1986 in Moskou werden uitgegeven en zo onder Schnittkes aandacht kwamen, vervult de zesde letterlijk en figuurlijk een centrale rol. Daarin horen we het relaas van Boris en Gleb, de zonen van
Grootprins Vladimir, die in 1015 werden vermoord door hun oudere broer Svjatopolk. Ze zijn Ruslands eerste heiligen, vaak op iconen afgebeeld, en uiteraard onderwerp van een soort hervertelling van de broedermoord van Kaïn op Abel in het boek Genesis: de geboorte van de zonde, en in één moeite door van het eeuwige menselijke verlangen naar troost, verlichting, redding. Sinds heugenis is het verwoorden daarvan de functie van boetepsalmen. Schnittke slaagt er in dit werk meesterlijk in, dat verlangen tegelijk te veralgemenen en concreet te maken. Groots en intiem tegelijk. Zuinig en toch gul. Gestileerd en toch recht naar het hart.
Arvo Pärt Magnificat
Magnificat anima mea Dominum Et exsultavit spiritus meus in Deo salutari meo. Quia respexit humilitatem ancillae suae ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generations Quia fecit mihi magna qui potens est et sanctus nomen eius. Et misericordia eius a progenie in progenies timentibus eum. Fecit potentiam in brachio suo dispersit superbos mente cordis sui. Deposuit potentes de sede et exaltavit humiles. Esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes. Suscepit Israel puerum suum recordatus misericordiae suae. Sicut locutus est ad patres nostros Abraham et semini eius in saecula.
Met heel mijn hart loof ik de Heer met al mijn adem juich ik om God mijn redder want hij heeft omgezien naar zijn nederige dienares en voortaan prijzen alle generaties mij gelukkig, want grote dingen heeft de Machtige met mij gedaan en heilig is zijn naam Barmhartig is Hij, iedere generatie weer voor hen die Hem eerbiedigen Hij heeft de kracht van zijn arm getoond wie zich verheven waanden, sloeg Hij uiteen, Machthebbers stootte hij van hun troon en vernederden gaf hij een hoge plaats Hongerigen overlaadde hij met het beste en rijken stuurde hij met lege handen weg. Hij heeft het voor zijn knecht Israël opgenomen indachtig de barmhartigheid die Hij, zoals aan onze vaderen is toegezegd, voor eeuwen bewijzen wil aan Abraham en zijn nageslacht. [Willibrordvertaling KBS 1995]
Arvo Pärt Magnificat Antifonen nrs 1-7
nr 1 O Sapientia O Sapientia, quae ex ore Altissimi prodiisti, attingens a fine usque ad finem, fortiter suaviterque disponens omnia: veni ad docendum nos viam prudentiae.
nr 1 O Wijsheid, voortgekomen uit de mond van de Allerhoogste die alle dingen omvat van de ene pool tot de andere, en die hen met kracht en zachtheid leidt: kom nu, leer ons de weg van de bedachtzaamheid.
nr 2 O Adonai O Adonai, et Dux domus Israel, qui Moysi in igne flammae rubi apparuisti, et ei in Sina legem dedisti: veni ad redimendum nos in brachio extento.
nr 2 O Adonaï, leider van het volk van Israël, Gij die verschenen zijt aan Mozes in de brandende doornstruik, en hem uw geboden hebt gegeven op de berg Sinaï: Kom, en red ons met jouw sterke arm.
nr 3 O Radix Jesse O Radix Jesse, qui stas in signum populorum, super quem continebunt reges os suum, quem Gentes deprecabuntur: veni ad liberandum nos, jam noli tardare.
nr 3 O nakomeling van Isaï, als hoopvol teken aanroepen door de volkeren, Gij voor wie de vorsten stil worden, en hun volkeren zich biddend neerwerpen… Kom, bevrijd ons, talm niet langer.
nr 4 O Clavis David O Clavis David, et sceptrum domus Israel; qui aperis, et nemo claudit; claudis, et nemo aperit: veni, et educ vinctum de domo carceris, sedentem in tenebris, et umbra mortis.
nr 4 O sleutel van David, en scepter van het koninkrijk Israël; Gij die opent, en niemand kan sluiten; Gij die sluit, en niemand kan openen… Kom nu, en bevrijd ons, de gevangenen uit de duisternis en de schaduw van de dood.
nr 5 O Oriens O Oriens, splendor lucis aeternae, et sol justitiae: veni, et illumina sedentes in tenebris, et umbra mortis.
nr 5 O dageraad, schittering van het eeuwige Licht, zon van gerechtigheid: kom, verlicht hen die gezeten zijn in de duisternis en de schaduw van de dood.
nr 6 O Rex Gentium O Rex Gentium, et desideratus earum, lapisque angularis, qui facis utraque unum: veni, et salva hominem, quem de limo formasti.
nr 6 O koning van de volkeren, zo lang verwacht, Gij zijt de hoeksteen waarop alles rust: Kom, red de mens die Gij uit aarde hebt gevormd.
nr 7 O Emmanuel O Emmanuel, Rex et legifer noster, exspectatio Gentium, et Salvator earum: veni ad salvandum nos, Domine, Deus noster.
nr 7 O Emmanuel, onze Koning en Wetgever, lang verwachte Redder van de volkeren, kom nu, red ons, Heer, onze God.
Alfred Schnittke Twaalf Boetepsalmen (‘Stikhi Pokayanniye’)
I. Adam zat wenend aan de poort van het paradijs: “mijn paradijs, mijn heerlijk paradijs! Jij werd voor mij geschapen. Door Eva’s schuld werd je mij verboden. Wee mij, ik ben een zondaar! Wee mij, ik heb gezondigd! Ik heb gezondigd tegen mijn Heer en ik was ongehoorzaam aan het Gebod. Nooit zal ik de vruchten van het paradijs zien. Nooit zal ik de stem van de aartsengel horen. Mijn God, ik heb gezondigd. Heb erbarmen, Heer, vergeef mij mijn zonde.
Alfred Schnittke © Betty Freeman
II. O wildernis, neem mij op in jouw stille, zachte schoot zoals een moeder haar kind. Bedreig me niet, o wildernis, met jouw monsters, ik die op de vlucht ben voor de valse verleidster van deze wereld. O mooie wildernis, hartelijk eikenbos! Jullie zijn mij dierbaarder dan de kamers van de tsaar gevuld met goud. Ik zal op de velden wandelen van jouw prachtige tuin bezaaid met talloze bloemen, waar zachte winden de lucht bewegen en de takken van de bomen doen zwaaien. Ik zal alleen rondtrekken als een wolf, door de wereld zwerven, de mensen vermijden en de verlokkingen van het leven. Wenend en klagend zal ik mij verbergen in jouw veilige schoot. Almachtige Heer! Jij hebt mij de schatten van de aarde gegeven, weiger mij niet jouw hemels koninkrijk.
III. Daarom leef ik in armoede. Ik bezit geen land. Ik heb geen eigen huis, geen wijngaard om in te werken. Ik zoek geen rijkdom op zee. Ik drijf geen handel met kooplieden. Ik dien geen vorst. De bojaren hebben niets aan mij. Als dienaar ben ik waardeloos. Ik leer moeilijk uit boeken. Ik ben in onenigheid met de Kerk van deHeer. Ik negeer de woorden van mijn geestelijke vader. Zo trek ik de woede van God aan. Goede daden zijn niet mijn doel. Ik ben een en al schande en beladen met zonden. Heer, geef mij de kans om voor het einde boete te doen. IV. Mijn ziel, mijn ziel, waarom verkeer jij in zonde? Wat is dat voor een wil waaraan je gehoorzaamt? Waarom ben je zo vreselijk onrustig? Sta op! Laat alles achter jou en ween bittere tranen over jouw daden tot het moment dat je sterft: want dan is het te laat om tranen te vergieten. Mijn ziel, denk aan de bittere uren van angst en ontzetting. Denk aan de eeuwige pijn die de zondaar te wachten staat. Doch jubel, mijn ziel, en roep voor altijd: barmhartige God, verlos mij!
V. O mens, ellendig en verdoemd, jouw leven vergaat, jouw einde komt nader, een vreselijk oordeel staat jou te wachten. Wee jou, ellendige ziel! De zon gaat onder, het daglicht dooft uit, een scherpe bijl zal de wortel doorhakken. Ziel, o ziel, waarom beklaag je jouw sterfelijkheid? O ziel, sidder en beef voor je voor jouw schepper gaat staan, voor je van de kelk des doods drinkt, voor je de stank des duivels en de eeuwige kwelling ondergaat. Christus, bevrijd onze zielen van deze kwelling en aanhoor onze gebeden. VI. Toen ze het schip zagen dat plots aankwam, riepen de twee knappe broers Boris en Gleb: “O broeder Swjatopolk, dood ons niet, we zijn allebei nog zo jong! Snij de scheuten niet af, die nog geen vruchten dragen. Snij het onrijpe graan niet af. Vergiet geen onschuldig bloed. Bezorg onze moeder geen verdriet. Ze begroeven ons in Wischgorod, in Russische aarde. Loof de Heer!”
VII. O mijn ziel, waarom ben je zo bang om de lijken in de doodkisten te zien en de naakte stinkende beenderen? Aanschouw en begrijp: Waar is de prins, waar is de heerser? Waar zijn de rijken, waar de armen? Waar is de schoonheid van het aangezicht? Waar is de rede van de wijsheid? Waar zijn de hoogmoedigen? Waar zijn zij die opscheppen met hun goud en parels? Waar zijn trots en liefde? Waar zijn de hebzuchtigen? Waar is het rechtvaardige oordeel dat steeds sneller komt hoe meer leugens er worden verteld? Waar is de meester, waar de slaaf? Is het dan niet allemaal gelijk, stof en aarde en stinkende drek? O mijn ziel, waarom beef je niet van angst? Waarom ben je niet bang voor het vreselijke oordeel en de eeuwige kwelling? O ongelukkige ziel! Herinner je hoe aandachtig je luisterde naar de woorden van de wereldlijke leider, die toch maar sterfelijk is, en hoe je doof was voor het gebod van de hemelse Schepper. Je bevindt je in eeuwige zonde. Je weigert het leren van de heilige geschriften ernstig te nemen, je spot ermee. O mijn ziel! Ween en aanroep Christus: “Jesus, red mij! Verlos mij, als antwoord op de gebeden van de heiligen, van de eeuwige bittere kwelling.”
VIII. As jullie eindeloos verdriet willen overwinnen, treur dan niet om aards ongeluk. Als jullie geslagen zijn of onteerd of verstoten treur dan niet, maar jubel. Treur alleen wanneer jullie gezondigd hebben, en zelfs dan met mate. Wanhoop niet, dan vernietigen jullie jezelf niet.
IX. Ik heb mijn leven als monnik als onwaardig bevonden. Ik zeg het met droefheid en vol onzekerheid. Wee mij! Waar ben ik mee bezig? Waar leef ik? Wat onderga ik? Er zijn abten in het klooster, mannen verantwoordelijk voor bezit, mannen verantwoordelijk voor het land en het geld, en vele andere ondergeschikten en oudere, strijdlustige monniken. Ze worden allen vereerd door zelfzucht en geldzucht. Ze haten hun vrienden. Hun hebzucht verenigt hen. Ze zijn gevangen in hun boosaardigheid en verdoemd. Zelf doen ze nooit iets verkeerd maar anderen verwijten ze de kleinste fout. Zelf hebben ze zelfs op de meest foute momenten heerlijke maaltijden genoten, ons gunnen ze zelfs geen slechte maaltijd. Ze hebben altijd wijn en andere drank gedronken. Ze hebben ons geminacht, gek van hebzucht. Ze hebben van alles meer dan genoeg. Ons heeft echter niemand ook maar een glas aangeboden. Waanzinnige hebzucht! Gebrek aan naastenliefde! Ze beseffen niet dat wat God heeft gegeven, voor iedereen is bestemd. Ze hebben hun monnikengeloften vergeten; en wanneer ze die niet vergeten zijn, waren ze met alles oneerlijk. Ze hebben hun buiken gevuld, hebben talloze kleren bijgestapeld, en daarin voor wereldlijke heren geparadeerd. Ze hebben de daklozen, de armen geminacht en zelfs beledigd. Christus, Onze Heer, hemelse leider, geef ons het geduld hun beledigingen en slagen te verdragen, verlos ons van hun macht. Red ons, Heer, red ons, mensenvriend!
X. Jullie Christenen, verzamel jullie! Laten we het lijden van de martelaren loven, dat het lijden van Christus weerspiegelt. Ze hadden geen angst om hun lichaam en vertrouwden enkel op God. Ze namen het op voor Christus tegenover eerloze, goddeloze tsaren en heersers en wijdden hun ziel aan het ware geloof. Vrienden en broeders, laten wij nu ook voor het christelijk geloof en voor het heilige koninkrijk, voor de tsaar die echt gelooft en voor het christendom. We weerstaan degenen die ons onderdrukken en bewaren onze eer. We wijken niet terug maar gaan de vijand tegemoet en de ongelovigen die ons geloof willen vernietigen. Nu is het tijd om te sterven, om het eeuwige leven te bereiken. En wanneer de vijanden ons gevangennemen en ons bloed vergieten, worden wij martelaren van Christus, onze God, en dragen de martelaarskroon van de overwinning die we kregen van Christus, onze God, de redder van onze ziel.
XI. Ik kwam binnen in dit tranenrijke leven als een naakt kind en even naakt zal ik weer weggaan. Machteloos – waarom klagen? Naakt – waarom zich onnodig zorgen maken, terwijl men toch weet dat het leven niet eeuwig duurt? Wat een wonder! We gaan allemaal samen van het donker naar het licht, van het licht naar het donker, wenend van de moederschoot naar de wereld en van de trieste wereld naar het graf. Tranen aan het begin en tranen op het einde. Welk lot bepaalt onze weg? Dromen, schaduwen, verleidingen al het mooie van het dagelijkse leven. Wee mij! Magie van het veelzijdige leven! Het vergaat, zoals de bloemen, het stof en de schaduwen.
Collegium Vocale Gent In 2010 was het precies veertig jaar geleden dat een groep bevriende studenten op initiatief van Philippe Herreweghe beslisten het Collegium Vocale Gent te stichten. Het ensemble paste als één van de eerste de nieuwe inzichten inzake de uitvoering van barokmuziek toe op de vocale muziek. Deze authentieke, tekstgerichte en retorische aanpak zorgde voor een transparant klankidioom waardoor het ensemble in nauwelijks enkele jaren tijd wereldfaam verwierf en te gast was op alle belangrijke podia en muziekfestivals van Europa, Israël, de Verenigde Staten, Rusland, Zuid-Amerika, Japan, Hong-Kong en Australië. Intussen is Collegium Vocale Gent op een organische wijze uitgegroeid tot een uiterst flexibel ensemble met een ruim repertoire uit verschillende stijlperiodes. De grootste troef hierbij bestaat erin dat voor elk project een geoptimaliseerde bezetting bijeen gebracht wordt. Muziek uit de renaissance wordt uitgevoerd door een ensemble zes tot twaalf zangers. De Duitse barokmuziek, en meer specifiek de vocale werken van J.S. Bach, waren en blijven een kroondomein. Vandaag brengt het Collegium Vocale Gent deze muziek bij voorkeur met een klein ensemble, waarin de zangers zowel de koor- als solopartijen voor hun rekening nemen. Meer en meer legt Collegium Vocale Gent zich ook toe op het romantische, moderne en hedendaagse oratoriumrepertoire. Om die reden werd in 2009 een samenwerking aangegaan met de Accademia Chigiana uit Siena. Dit resulteerde enerzijds in de oprichting van een gezamenlijk symfonisch koor en anderzijds in de recrutering van zangers op Europees niveau. Op die manier staan ervaring en jong talent zij aan zij en slaagt Collegium Vocale Gent erin een belangrijke pedagogische functie te vervullen. Voor de realisatie van deze projecten werkt het Collegium Vocale Gent samen met diverse historisch geïnformeerde ensembles zoals het eigen barokorkest van Collegium Vocale Gent, het Orchestre des Champs-Élysées, het Freiburger Barockorchester of de Akademie für Alte Musik Berlin. Maar ook met vooraanstaande symfonische orkesten zoals deFilharmonie, het Rotterdams Filharmonisch Orkest, het Budapest Festival Orchestra of het Koninklijk Concertgebouworkest worden projecten opgezet. Het ensemble werd geleid door dirigenten zoals Nikolaus Harnoncourt, Sigiswald Kuijken, René Jacobs, Paul Van Nevel, Iván Fischer, Marcus Creed, Yannick-Nézet-Séguin en vele anderen. Collegium Vocale Gent bouwde onder leiding van Philippe Herreweghe een omvangrijke discografie op met meer dan 75 opnamen, voornamelijk bij de labels Harmonia Mundi France en Virgin Classics. In 2010 startte een gloednieuw opnameproject waarbij Philippe Herreweghe zijn eigen label (PHI) oprichtte om in volledige artistieke vrijheid een rijke en gevarieerde catalogus uit te bouwen. Zopas verscheen een nieuwe cd met de Motetten van J.S. Bach. Opnamen van Bachs ‘H-moll Messe’ en werken voor koor en orkest van Johannes Brahms zullen volgen. Het
Collegium Vocale Gent geniet de steun van de Vlaamse Gemeenschap, de Provincie Oost-Vlaanderen en de stad Gent. In 2011 werd het ensemble Ambassadeur van de Europese Unie. www.collegiumvocale.com
Kaspars Putnins Kaspars Putnins (°1966) is dirigent van het Lets Radiokoor sinds 1992 en heeft een aanzienlijke internationale reputatie opgebouwd. In 1994 richtte hij zijn eigen Letse Radio Ensemblezangers op, met leden van het Lets Radiokoor. Putnins wordt regelmatig uitgenodigd voor gastdirecties bij de BBC Singers, het Rias Kammerchor, SWR Vokalensemble Stuttgart, het Vlaams Radiokoor, Nederlands Kamerkoor, Zweeds Radiokoor en vele andere topkoren. Zijn werk omvat het hele westerse koorrepertoire, van renaissance polyfonie tot hedendaags, maar zijn belangrijkste drijfveer is altijd om nieuwe koormuziek aan het publiek te presenteren. Hij heeft nauwe contacten met vele componisten, waarvan een groot aantal uit de Baltische Staten, waaronder Andris Dzenitis, Maija Einfelde, Martins Vilums, Gundega Šmite, Toivo Tulev, Lasse Thoresen en ook met Gavin Bryars. Putnins gaf concerten in het Lincoln Centre in New York, Muziekgebouw Amsterdam, Berliner Philharmonie en Konzerthaus, Cité de la musique in Parijs, Berwaldhallen in Stockholm, Dresdner Frauenkirche ea. Hij wordt wereldwijd gevraagd voor workshops en masterclasses.
Collegium Vocale Gent Kaspars Putnins muzikale leiding sopraan Ulrike Barth Edwige Cardoen Sylvie De Pauw Emilie De Voght Susanne Fairbairn Alice Foccroulle Elisabeth Rapp Mette Rooseboom Louise Wayman alt Carla Babelegoto Laia Cortes Ursula Ebner Gudrun Köllner Lieve Mertens Lucia Napoli Sandra Raoulx Mieke Wouters
tenor Malcolm Bennett Friedemann Büttner Dan Martin José Pizarro Florian Schmitt Yves Van Handenhove René Veen Baltazar Zuñigabas bas Erks-Jan Dekker Stefan Drexlmeier Joachim Höchbauer Philipp Kaven Matthias Lutze Bruno Pereira Peter Pöppel Kai-Rouven Seeger Frits Vanhulle
Binnenkort in deSingel oude muziek vocaal
The Sixteen olv. Harry Christophers A life dedicated to God and music T L De Victoria Salve Regina Gaude Maria Sancta Maria Congratulamini mihi Vidi speciosam Litaniae Beatae Mariae Requiem 1605
Harry Christophers © Marco Borggreve
za 29 okt 2011 20 uur / blauwe zaal inleiding Kevin Voets 19.15 uur / blauwe foyer € 32, € 28, € 24 basis € 28, € 24, € 20 -25/65+ € 8 -19 jaar
architectuur theater dans muziek
WWW.DESINGEL.BE
T +32 (0)3 248 28 28 DESGUINLEI 25 / B-2018 ANTWERPEN
WORD FAN VAN DESINGEL OP FACEBOOK
deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap en geniet de steun van hoofdsponsor
mediasponsors