blauWE zaal gRotE podia
Exaudi olv. James Weeks wo 27 feb 2013
2012-2013 A Capella Film Topsy-Turvy zo 30 sep 2012 The King’s Singers do 11 okt 2012 Exaudi olv. James Weeks wo 27 feb 2013 Singer Pur wo 24 apr 2013
inleiding Mark Delaere / 19.15 uur / blauwe foyer begin 20.00 uur pauze omstreeks 20.45 uur einde omstreeks 21.50 uur teksten programmaboekje Mark Delaere vertaling teksten Bart Vonck (madrigalen Filip Rathé), Katy Corluy coördinatie programmaboekje deSingel
Exaudi James Weeks muzikale leiding An Italian Madrigal Book Andrea Gabrieli (ca. 1530-1586) Vieni, vieni, Himeneo Claudio Monteverdi (1567-1643) Sovra tenere erbette Io mi son giovinetta Morgan Hayes (°1973) E Vesuvio Monte Claudio Monteverdi O dolc’ anima mia O primavera Filip Rathé (°1966) Un galán y el aire! (2013, wereldcreatie) Solamente por oír Claudio Monteverdi Vattene pur, crudel
reageer & win
gelieve uw GSM uit te schakelen
PAUZE
De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze.
Carlo Gesualdo (1566-1613) Mercè grido piangendo Asciugate i begli occhi
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be Grand café deSingel open alle dagen 9 > 24 uur informatie en reserveren +32 (0)3 237 71 00 www.grandcafedesingel.be drankjes / hapjes / snacks / uitgebreid tafelen
Evan Johnson (°1980) Three in, ad abundantiam Michael Finnissy (°1946) Sesto Libro di Carlo Gesualdo I Carlo Gesualdo Ardita zanzaretta Claudia Molitor (°1974) Lorem ipsum
L’antica musica ridotta alla moderna prattica Madrigalen gisteren en vandaag
Toen Nicola Vicentino in 1555 zijn tractaat ‘L’antica musica ridotta alla moderna prattica’ publiceerde had hij een welbepaald doel voor ogen: de complexe renaissance-polyfonie die op dat ogenblik de norm was een halt toeroepen, en een alternatieve muziekstijl verdedigen. Italiaanse humanisten zoals hijzelf kregen het steeds meer op de heupen van de verminking van de tekst(verstaanbaarheid) die het gevolg was van het polyfone stemmenweefsel. Deze ‘laceramento della poesia’ kon slechts doorbroken worden door een eenvoudige zetting die de tekst klaar en duidelijk articuleert. Dat ging in verschillende fasen. Eerst werd de polyfonie homoritmisch: alle stemmen zingen min of meer in hetzelfde ritme. Slechts wanneer alle stemmen op hetzelfde moment dezelfde lettergrepen en woorden zingen kan de luisteraar de tekst volgen. Vervolgens werd de gelijkwaardigheid van de stemmen opgeheven. De hoogste sopraanpartij kreeg het grootste melodische gewicht. Tenslotte konden de ‘begeleidende’ onderstemmen evengoed op een instrument uitgevoerd worden: de begeleide monodie was geboren. Een zangstem discreet begeleid door een luit of klavecimbel liet de luisteraar toe alle tekstnuances te vatten en het innig verband tussen de expressieve inhoud van de tekst en de muzikale zetting daarvan te beleven. Vooral in de madrigaalkunst was dat belangrijk, omdat deze profane stukken op Italiaanse tekst vaak gebaseerd waren op beeldrijke poëzie van de allergrootste dichters (Petrarca, Guarini, Tasso). Vicentino staat nog maar aan het begin van deze ontwikkeling, die uiteindelijk de benaming ‘seconda prattica’ kreeg (waarbij ‘prima prattica’ voor de ‘ouderwetse’ Nederlandse renaissance-polyfonie staat). Belangrijk is dat deze wending in de muziekgeschiedenis reeds bij Vicentino gemotiveerd wordt door een verwijzing naar de muziekpraktijk uit de klassieke oudheid, die zeker in de Italiaanse renaissance uiteraard een navolgenswaardig ideaal vertegenwoordigde. Echter, muziek uit de oudheid kende men toen enkel via overgeleverde muziektheoretische traktaten, en kennis van de muziekpraktijk uit dat verre verleden was nagenoeg onbestaande. De (re)constructie van de oude muziekpraktijk moest dan ook vooral de nieuwe ontwikkelingen legitimeren. Twee elementen waren daarin doorslaggevend: het feit dat muziek in de oudheid eenstemmig was (meerstemmigheid ontstond in Europa pas in de 9de eeuw van onze tijdrekening), en dat de klassieke filosofen en muziektheoretici het affect-
gehalte van muziek benadrukten. De zeven madrigaalbundels die Claudio Monteverdi tussen 1587 en 1619 publiceerde veruiterlijken de toenadering tot deze antieke idealen stap voor stap. Weliswaar zijn ze meerstemmig, maar de aandacht voor tekstverstaanbaarheid, tekstdeclamatie, affectuitdrukking en tekstexpressie wordt allengs groter. Uiteindelijk komt er een nieuw genre (de opera) en een nieuwe stijl (de barok) voort uit het madrigaal. Op het programma van vanavond staan vier madrigalen van Monteverdi: drie uit het derde boek (1592), en een uit het vierde boek (1603), waarin hij de nieuwe idealen expliciet gestalte gaf. In dat vierde madrigaalboek slaagde Monteverdi er voor het eerst in om ‘de oude muziek toe te passen op de moderne muziekpraktijk’. Ook vandaag zien we een mooi voorbeeld van ‘L’antica musica ridotta alla moderna prattica’. Na de extreme madrigaalkunst van Monteverdi’s tijdgenoot Carlo Gesualdo zou het madrigaal geleidelijk aan van het voorplan van de muziekgeschiedenis verdwijnen, om plaats te maken voor andere vocale genres. Pas in de tweede helft van de vorige eeuw krijgen componisten terug belangstelling voor het madrigaal. De ‘antieke muziek’ die ze als model nemen was deze keer niet de muziek uit de klassieke oudheid, maar het laat zestiende-eeuwse Italiaanse madrigaal. Ik zie minstens drie aspecten van dit zestiende-eeuwse madrigaal die bijzonder aanlokkelijk zijn voor een hedendaags componist. In beide gevallen fungeert het madrigaal als breekijzer om komaf te maken met een oude, eeuwenlang gerespecteerde stijl en muziekopvatting. Daarnaast is het madrigaal ook in de zestiende eeuw een echt experimenteerveld, waarin vooral op het gebied van de harmonie letterlijk en figuurlijk ongehoorde zaken te horen zijn. De madrigalen van Gesualdo zijn in dat opzicht spreekwoordelijk. Tenslotte staat de tekst centraal, en zijn alle muzikale regels daaraan ondergeschikt. Een prachtig vroeg voorbeeld van hedendaagse adaptatie is de hilarische madrigaalkomedie ‘A-ronne’ (1974-75) van Luciano Berio, die in deze compositie werkelijk alle remmen los gooit. Het vocaal ensemble Exaudi heeft in deze context het project opgezet om een nieuw boek met madrigalen op (hoofdzakelijk) Italiaanse tekst tot stand te brengen, met werk van verschillende componisten. Michael Finnissy is een voor de hand liggende keuze. Vanuit zijn praktijk als virtuoos pianist en improvisator heeft hij zoals zijn negentiende-eeuwse voorgangers een voorliefde voor bewerkingen van bestaande stijlen en composities (Verdi Transcriptions, Gershwin Arrangements). Ook Evan Johnson past goed in dit project omdat hij in vele (vocale) werken de grenzen van (non-)communicatie opzoekt. Dichter bij ons heeft Filip Rathé zich geprofileerd als een componist die in zijn muziek de fijnste nuances van een tekst en van de vocale expressie weet te vatten. Al deze componisten geven de madrigaalkunst van weleer een hedendaagse invulling: ‘L’antica musica ridotta alla moderna prattica’.
Claudio Monteverdi ‘Sovra tenere erbette’, ‘O dolc’anima mia’ en ‘O primavera’ uit het derde madrigaalboek (1592); ‘Io mi son giovinetta’ uit het vierde madrigaalboek (1603) Monteverdi publiceerde zijn derde madrigaalboek op vijfentwintigjarige leeftijd. Zijn hang naar sterke dramatische effecten en grote emotionele contrasten is hier reeds voelbaar. In ‘Sovra tenere erbette’ bijvoorbeeld schildert Monteverdi eerst een vredig bucolisch tafereeltje, alvorens hij de stemming plots doet omslaan op de woorden ‘sento morirmi anch’io’. Eerst is er geen vuiltje aan de lucht, en dan slaat de wanhoop onverbiddelijk toe: precies door dit harde contrast is de intensiteit zo groot. Het vierde madrigaalboek wordt wel eens als het eigenlijke begin van de barokperiode in de muziek bestempeld. Feit is dat Monteverdi de verschillende affecten op virtuoze manier gestalte geeft. In ‘Io mi son giovinetta’ transformeert hij bijvoorbeeld eenzelfde gelijkmatige ritmische beweging achtereenvolgens in gelach, een lied en een vlucht. Carlo Gesualdo ‘Mercè grido piangendo’ en ‘Asciugate i begli occhi’ uit het vijfde madrigaalboek (1611); ‘Ardita zanzaretta’ uit het zesde madrigaalboek (1611) Als het om toekenning van de omschrijving ‘tragische persoonlijkheid’ gaat, wint Gesualdo het zelfs van Beethoven. Bij Gesualdo situeert het isolement zich op drie niveau’s. Geografisch, want hij was actief in Napels, ver verwijderd van de toenmalige centra van de avant-gardemuziek in Noord-Italië (Mantua, Ferrara, Venetië). Sociaal, want de Prins van Venosa behoorde tot de goed afgeschermde aristocratie. En pathologisch-crimineel, want zijn manische depressie leidde zelfs tot de moord op zijn vrouw. Zijn madrigaalkunst is even extreem als zijn persoonlijkheid. Dissonante, chromatische akkoorden en onlogische akkoordverbindingen drukken de extreme wanhoop van de zelf geschreven poëzie uit. Slechts in ‘Ardita zanzaretta’ zet Gesulado een lichtere toon aan, hoewel de catastrofe voortdurend om de hoek blijft loeren. Michael Finnissy Sesto Libro di Carlo Gesualdo I (2012) Het is geen toeval dat Finnissy zich op Gesualdo richt: in zijn context is hij eveneens een ‘outcast’. Deze Britse componist koos het madrigaal ‘Se la mia morte’ uit Gesualdo’s zesde madrigaalboek als uitgangspunt. Hij splitste de zes stemmen van het origineel op in tweemaal drie, waarbij het eerste trio de melodische contouren, de harmonie en het ritmisch verloop van het model bewaart, terwijl het tweede trio dat materiaal uitvergroot, ontwikkelt of tegenspreekt.
Evan Johnson Three in, ad abundantiam (‘Solo e pensoso’) (2012) Deze drie ‘micro-madrigalen’ met een duur van telkens anderhalve minuut zijn eveneens gebaseerd op een historisch model: Francesco Petrarca’s beroemde tekst ‘Solo e pensoso’ die onder meer aangrijpend verklankt wordt in het gelijknamig madrigaal van Giaches de Wert (1581). Johnson levert hier eerder een aanvulling op, gemompelde klanken in de marge die de sprakeloosheid van de protagonist uit Petrarca’s gedicht versterken. Morgan Hayes E Vesuvio Monte (2012) De componist koos als tekst de beschrijving van de uitbarsting van de Vesuvius door Plinius de Jongere, een van de beroemdste passages uit de klassieke literatuur. De gelijkmatig voorgedragen beschrijving wordt regelmatig onderbroken door vocale erupties. Claudia Molitor Lorem ipsum (2012) De titel wijst in de richting van een Latijnse tekst, maar in feite gaat het om pseudo-Latijn. Het contrast tussen het verheven, ja zelfs sacrale karakter van deze taal en de nonsensicale inhoud verleent dit stuk zijn speels karakter: diepzinnige nonsens, frivole ernst.
Claudio Monteverdi, kopie naar een schilderij van Bernardo Strozzi, ca. 1640
Michael Finnissy © Southampton University
Andrea Gabrieli Vieni, vieni Himeneo
Andrea Gabrieli Kom, kom, Hymenaeus
Vieni, vieni, Himeneo, vieni, dunqu’, Himeneo, o felice Himeneo; ov’hor t’invita questa cara e gradita schiera de’ novi amanti con prieghi humili e con si dolci canti.
Kom, kom, Hymenaeus, kom nu, Hymenaeus, o gelukkige Hymenaeus; je wordt nu immers uitgenodigd om je bij deze beminde en blije groep van prille minnaars aan te sluiten met nederige gebeden en zoete zang.
Claudio Monteverdi Sovra tenere erbette
Claudio Monteverdi Op het zachte gras
Sovra tenere erbette e bianchi fiori stava Filli sedendo ne l’ombra d’un alloro, quando li dissi: “Cara Filli, io moro.” Ed ella a me volgendo vergognosetta il viso, frenò frangendo fra le rose il riso che per gioia dal core credo ne trasse Amore. Onde lieta mi disse: “Baciami, Tirsi mio, che per desir sento morirmi anch’io.”
Op het zachte gras en de witte bloemen zat Phyllis in de schaduw van een laurier, toen ik haar zei, “Liefste Phyllis, ik ga sterven.” En ze keek verlegen in mijn richting, en hield haar lach in tussen de rozen, en mijn hart maakte een vreugdesprong, omdat ik wist dat ze me liefde bracht, toen ik hoorde wat ze vrolijk tegen me zei: “Zoen me, mijn Thyrsis, want ik voel me alsof ik ook sterf van verlangen.”
Claudio Monteverdi Io mi son giovinetta
Claudio Monteverdi Ik ben een jonge vrouw
“Io mi son giovinetta, e rido e canto alla stagion novella”, cantava la mia dolce pastorella, quando subitamente a quel canto il cor mio cantò, quasi augellin vago e ridente: “Son giovinetto anch’io, e rido e canto alla gentil e bella primavera d’Amore che ne’ begli occhi tuoi fiorisce”. Ed ella: “Fuggi, se saggio sei (disse) l’ardore, fuggi, ch’in questi rai primavera per te non sarà mai”.
“Ik ben een jonge vrouw, en ik lach en zing in het nieuwe lenteseizoen.” Zo zong mijn beminnelijke herderin, toen plots als reactie op dat lied mijn hart zong als een lieve en blije vogel: “Ik ben ook jong, en ik lach en zing in het zachte en prachtige voorjaar van de liefde dat bloeit in jouw stralende ogen.” En zij antwoordde: “Als je slim bent, vlucht van het vuur; vlucht, want in die fonkelende blik zal het voorjaar nooit aanbreken voor jou.”
Giovanni Battista Guarini (1538-1612)
Morgan Hayes E Vesuvio Monte
Morgan Hayes En de Vesuvius
Lotus accubat cenat, aut hilaris aut (quod aeque magnum) similis hilari.
Na zijn bad verpoosde mijn oom en at hij; hij leek vrij vrolijk, of deed alsof, wat een beetje stoutmoedig was, gezien de omstandigheden.
Interim e Vesuvio monte puribus locis latissimae flammae altaque incendia relucebant…Ille agrestium trepidatione ignes relictos desertasque villas per solitudinem ardere in remedium formidinis dictitabat. Tum se quieti dedit et quievit verissimo quidem somno. Excitatus procedit, seque Pomponiano ceterisque qui pervigilaverunt reddit…Nam crebris vastisque tremoribus tecta nutabant, et quasi emote sedibus. Plinius de Jongere (61-112)
Intussen was de Vesuvius uitgegroeid tot een gigantische vuurzee, waaruit vlammen spoten uit diverse plaatsen... Mijn oom probeerde de angst van zijn metgezellen onder controle te houden door hen gerust te stellen dat de vlammen enkel vuurtjes waren, achtergelaten door in paniek geraakte boeren, of verlaten huizen in lichterlaaie in de gebieden die ze hadden verlaten. Dan ging hij echt slapen om te rusten. Hij werd wakker gemaakt en sloot zich aan bij Pomponianus en de rest van het gezelschap, dat de hele nacht was opgebleven... De gebouwen leken nu te trillen met hevige schokken, alsof ze werden losgerukt van hun funderingen.
Claudio Monteverdi O dolc’anima mia
Claudio Monteverdi O mijn zoete geliefde
O dolc’anima mia, dunque è pur vero
che cangiando pensiero
per altrui m’abbandoni?
Se cerchi un cor che più t’adori ed ami,
ingiustamente brami;
se cerchi lealtà, mira che fede,
amar quand’altrui doni
la mia cara mercede
e la spietata tua dolce pietate.
Ma se cerchi beltate,
non mirar me, cor mio, mira te stessa
in questo volto, in questo cor impressa.
O mijn zoete geliefde, het is dus waar dat jij van gedachten bent veranderd en me verlaat voor een ander? Als je op zoek bent naar een hart dat jou aanbidt en meer van jou houdt, smacht je tevergeefs; als je op zoek bent naar loyaliteit, overweeg dan welke trouw het is om van jou te houden, als jij een ander mijn bevallige beloning en jouw genadeloze zoete medelijden schenkt. Maar als je op zoek bent naar schoonheid, kijk dan niet naar mij, mijn schat, kijk dan naar jezelf, gegrift op dit gezicht en dit hart.
Giovanni Battista Guarini (1538-1612)
Monteverdi O primavera
Monteverdi O lente
O primavera, gioventù de l’anno, bella madre de’ fiori, d’erbe novelle e di novelli amori, tu ben, lasso, ritorni, ma senza i cari giorni de le speranze mie. Tu ben sei quella ch’eri pur dianzi, sì vezzosa e bella; ma non son io quel che già un tempo fui, sì caro a gli occhi altrui.
O lente, jeugd van het jaar, mooie moeder van bloemen, nieuwe planten en nieuwe liefden, jij komt inderdaad terug, maar met jou komen de zonnige en zoete dagen van mijn geluk niet terug. Jij bent die ene, inderdaad die ene die je niet zo lang geleden was, zo bekoorlijk en bevallig, maar ik ben niet meer degene die ik ooit was, zo dierbaar in andermans ogen.
Giovanni Battista Guarini (1538-1612)
Filip Rathé Un galán y el aire! XI. Gacela del amor con cien años
Filip Rathé Een vrijer en de wind! Ghazel XI. Van de honderdjarige liefde
Suben por la calle los cuatro galanes,
Ze lopen de straat op de vier vrijers,
ay, ay, ay, ay.
ay, ay, ay, ay.
Por la calle abajo van los tres galanes,
Ze lopen de straat af de drie vrijers,
ay, ay, ay.
ay, ay, ay.
Se ciñen el talle esos dos galanes,
Ze houden elkaar bij het middel die twee vrijers,
ay, ay.
ay, ay.
¡Cómo vuelve el rostro un galán y el aire!
Wat draait hij zijn gezicht, een vrijer en de wind!
Ay.
ay.
Por los arrayanes se pasea nadie.
Tussen de mirtebomen wandelt niemand.
Federico García Lorca (1898-1936) uit ‘Diván del Tamarit’
Filip Rathé Solamente por oír IV. Gacela del amor que no se deja ver
Filip Rathé Alleen maar door het horen Ghazel IV. Van de liefde die zich niet laat zien
Solamente por oír la campana de la Vela te puse una corona de verbena.
Alleen maar door het horen van de klok van de Vela-toren heb ik je een kroon van ijzerkruid opgezet.
Granada era una luna ahogada entre las yedras.
Granada was een maan verdronken in klimop.
Solamente por oír la campana de la Vela desgarré mi jardín de Cartagena.
Alleen maar door het horen van de klok van de Vela-toren verscheurde ik mijn tuin van Cartagena.
Granada era una corza rosa por las veletas.
Granada was reegeit rozerood over de windijzers.
Solamente por oír la campana de la Vela me abrasaba en tu cuerpo sin saber de quién era. Federico García Lorca (1898-1936) uit ‘Diván del Tamarit’
Alleen maar door het horen van de klok van de Vela-toren heb ik mij in je lichaam verbrand zonder te weten aan wie het behoorde.
Claudio Monteverdi Vattene pur, crudel
Claudio Monteverdi Ga, onbarmhartige
“Vattene pur, crudel, con quella pace che lasci a me; vattene, iniquo, omai. Me tosto ignudo spirt’ombra seguace indivisibilmente a tergo avrai. Nova furia, co’ serpi e con la face tanto t’agiterò quanto t’amai. E s’è destin ch’esca del mar, che schivi li scogli e l’onde e che a la pugna arrivi,
“Ga, onbarmhartige, ga! Ga met dezelfde vrede, rust, Vreugde, troost waarin je me hier achterlaat; Mijn boze ziel, onttrokken uit deze zwakke borst, Zal je altijd blijven achtervolgen en je van dichtbij gadeslaan, En als een furie, gehuld in slangen en hevige vlammen, Zal ik jou zo veel kwellen als ik je heb liefgehad: En als je de zeeën, klippen en zandvlaktes bent ontvlucht, En komt vechten te midden van de heidense troepen,
là tra ‘l sangue e le morti egro giacente mi pagherai le pene, empio guerriero. Per nome Armida chiamerai sovente ne gli ultimi singulti: udir ciò spero.” Or qui mancò lo spirto a la dolente, né quest’ultimo suono espress’intero; e cadde tramortita e si diffuse di gelato sudor e i lumi chiuse.
Die daar gewond liggen tussen de gekwetsten en gesneuvelden, Van dit onrecht van mij, zul jij de wraak verduren, En je zult tevergeefs Armida aanroepen Bij je laatste snik; die ik spoedig hoop te vernemen.” Hier viel ze flauw, met verdriet, smart en pijn, Haar laatste karige woorden werden duidelijk uitgesproken, Maar nu ligt ze uitgestrekt in zwijm op de grond, Met stijve bevroren ledematen en gesloten ogen.
Poi ch’ella in sé tornò, deserto e muto quanto mirar poté d’intorno scorse. “Ito se n’è pur« disse »ed ha potuto me qui lasciar de la mia vita in forse? Né un momento indugiò, né un breve aiuto nel caso estremo il traditor mi porse? Ed io pur anco l’amo, e in questo lido invendicata ancor piango e m’assido?”
Gewekt uit haar trance, in de steek gelaten, droeve klanken, Staarde en tuurde Armida verwilderd rond. “En is hij vertrokken (zei ze), en had hij geen medelijden, Om me zo in onzekerheid tussen leven en dood achter te laten? Kon hij niet blijven? Kon de valse verrader Me niet helpen uit deze laatste trance of me doen herleven? En hou ik nog van hem, en sta ik nog op deze zandvlakte Nog ongewroken, nog rouwend, nog huilend?”
Torquato Tasso (1544-1595)
pauze
Claudia Molitor
Filip Rathé
Carlo Gesualdo “Mercè!” grido piangendo
Carlo Gesualdo “Genade!” huil ik al rouwend
“Mercè!”, grido piangendo,
ma chi m’ascolta?
Ahi lasso, io vengo meno.
Morrò dunque tacendo.
Deh, per pietade! Almeno,
o del mio cor tesoro,
potessi dirti pria ch’io mora: “Io moro.”
“Genade!” huil ik, al rouwend. Maar wie hoort me? Helaas, ik val flauw. Ik zal derhalve in stilte sterven. Ach, in ‘s hemelsnaam! O lieveling, laat me jou toch ten minste zeggen voor ik sterf, “Ik sterf!”
Carlo Gesualdo Asciugate i begli occhi
Carlo Gesualdo Droog die lieve ogen
Asciugate i begli occhi,
Deh, cor mio, non piangete
Se lontano da voi gir mi vedete! Ahi, che pianger debb’io misero e solo,
Ché partendo da voi m’uccide il duolo.
Droog die lieve ogen, ach, mijn hartendiefje, treur niet als je me ver van jou ziet dwalen. Ach, ik moet immers alleen en in ellende treuren, want door jou te verlaten, sterf ik van verdriet.
Evan Johnson Three in, ad abundantiam
Evan Johnson
I Solo e pensoso i più deserti campi vo misurando a passi tardi e lenti
I Alleen en in gedachten verzonken meet ik trage, treuzelende passen, door de meest verlaten velden
II sappian di che tempre sia la mia vita, ch’è celata altrui. III ragionando con meco, et io con lui. Francesco Petrarca (1304-1374)
II ken de kwaliteit van mijn leven, verborgen voor anderen. III terwijl hij met mij spreekt, en ik met hem.
Michael Finnissy Sesto Libro di Carlo Gesualdo I
Michael Finnissy
Se la mia morte brami, crudel, lieto ne moro, E dopo morte ancor te solo adoro.
Ma se vuoi che non t’ami, ahi, che a pensarlo solo Il duol m’ancide e l’alma fugge a volo.
Als je mijn dood verlangt, onbarmhartige, zal ik vrolijk doodgaan En na de dood zal ik jou alleen aanbidden. Maar als je verlangt dat ik je niet liefheb, ach, enkel al de gedachte, doodt het verdriet me, en kwijnt mijn ziel weg.
Carlo Gesualdo Ardita zanzaretta
Carlo Gesualdo Verwaande mug
Ardita zanzaretta
Morde colei che il mio cor strugge e tiene In così crude pene;
Fugge poi, e rivola In quel bel seno che il mio cor invola,
Indi la prende e stringe e le dà morte
Per sua felice sorte. Ti morderò ancor io, Dolce amato ben mio, E se mi prendi e stringi, ahi, verrò meno
Provando in quel bel sen dolce veleno.
Verwaande mug, Steek haar die mijn hart breekt en het onderdompelt In zulke wrede kwelling; Vlucht dan, maar kom weer terug In die schone boezem die mijn hart heeft gestolen. Dan vangt ze ze, drukt ze plat en geeft ze Dood over aan haar gelukkige lot. Ik zal jou ook steken, Mijn zoete geliefde. En als je me vangt en me platdrukt, ach, zal ik mijn laatste adem uitblazen Bij de smaak van het zoete vergif van deze schone boezem.
Claudia Molitor Lorem ipsum
Claudia Molitor Lorem ipsum
(nonsensicaal)
(nonsensicaal)
Sinds het debuut in 2002, heeft Exaudi zich ontpopt tot een van GrootBrittannië’s leidende hedendaagse muziekensembles. Opgericht door James Weeks (dirigent) en Juliet Fraser (sopraan), heeft Exaudi zijn thuisbasis in Londen. Typisch is de werking die meer lijkt op die van een instrumentaal ensemble (‘consort’) dan van een koor – nl. meestal 1 stem per partij, gaande van drie tot achttien stemmen. De inspiratie voor de koorklank komt van diverse oude muziek ensembles, een sterke maar gerichte toon die ideaal is voor de uitvoering van harmonisch complexe hedendaagse muziek. Vele programma’s van Exaudi combineren overigens nieuwe en oude muziek, en het ensemble wordt ook gretig gevraagd voor zijn uitvoeringen van muziek uit de hoog-renaissance en de vroege barok. Speciale affiniteit heeft Exaudi met de radicale uitersten van de hedendaagse muziek, het voelt zich thuis in maximale complexiteit, microtonaliteit en experimentele esthetica. Hyperactuele hedendaagse muziek maakt het hart uit van hun repertoire; Exaudi gaf nationale en internationale premières van oa. Sciarrino, Rihm, Finnissy, Fox, Posadas, Eötvös, Ferneyhough, Gervasoni, Skempton, Ayres, Pesson, Poppe,... Het ensemble breekt graag een lans voor belangwekkende opkomende stemmen als Aaron Cassidy, Evan Johnson, Bryn Harrison, Amber Priestley, Matthew Shlomowitz, Joanna Bailie, James Weeks en Claudia Molitor. Exaudi is een vaste gast bij de Wittener Tage, Darmstadt Ferienkurse, Musica Viva (München), Muziekgebouw aan ‘tIj Amsterdam, IRCAM (Parijs), Festival d’Automne (Parijs), Pharos (Cyprus), Musica (Straatsburg), MAfestival (Brugge), CDMC (Madrid), MITO Settembre (Milaan/Turijn) en Quincena Musical (San Sebastián). Het ensemble heeft ook samengewerkt met vele belangrijke solisten en ensembles zoals London Sinfonietta, musikFabrik, Ensemble Modern, CBSO, Ensemble L’Instant Donné en Ensemble InterContemporain. Exaudi trad op in vele concertzalen en festivals binnen het Verenigd Koninkrijk, met name Spitalfields, Wigmore Hall, BBC Proms, Aldeburgh, Soundwaves, City of London, Bath, FuseLeeds en Huddersfield Contemporary Music Festival, Dartington International Summer School, Kings Place, Wigmore Hall, South Bank en National Portrait Gallery. Recent heeft het ensemble uitzonderlijk sterke banden uitgebouwd met Aldeburgh Music, resulterend in een aantal concertuitvoeringen, uitzendingen en artiestresidenties sinds 2006. Exaudi is regelmatig te horen op BBC Radio 3, en lanceerde kritisch goed onthaalde opnamen van Finnissy, Lutyens, Skempton en Fox op de labels NMC, Metier en Mode. Binnenkort verschijnt een cd met werken van Rihm, Scelsi en Nono en een met werken Gervasoni bij het label Winter&Winter. Hoogtepunten van dit seizoen zijn een coproductie met het Ensemble InterContemporain (Posadas en Rihm) en een tiendaagse binnen de IRCAM-Academie met jonge componisten van over de hele wereld. Verder ook een tweede episode van het Italian Madrigal Book project in de Wigmore Hall in Londen, een vervolg op het programma van vanavond in deSingel. www.exaudi.org.uk
James Weeks (°1978) studeerde muziek in Cambridge en voltooide een doctoraat compositie aan de University of Southampton als student van Michael Finnissy. Wereldwijd werd zijn muziek uitgevoerd en uitgezonden: recente composities werden afgerond voor London Sinfonietta, PlusMinus, Quatuor Bozzini, New London Chamber Choir, Phoenix Piano Trio, Exaudi, Alison Balsom, Apartment House en Anton Lukoszevieze. Als dirigent staat hij bekend als pleitbezorger van zowel oude als hedendaagse muziek. He was de grondlegger van Exaudi samen met sopraan Juliet Fraser in 2002, en hij houdt een druk internationaal tourneeritme aan met hen. Hij was ook muziekdirecteur van het New London Chamber Choir van 2007 tot 2011. Erg gevraagd als gastdirigent is hij ook: hij werkte al met London Sinfonietta, musikFabrik, Birmingham Contemporary Music Group, L’Instant Donné, IXION, BBC Singers en met Endymion. Hij is Associate Head of Composition in de Guildhall School of Music & Drama, London. www.jamesweeks.org
Exaudi James Weeks muzikale leiding Juliet Fraser sopraan Amy Moore sopraan Christopher Field contratenor Tom Williams contratenor Stephen Jeffes tenor Jonathan Bungard tenor Jimmy Holliday bas Simon Whiteley bas
Exaudi © Owen Richards
Binnenkort in deSingel Arcanto Quartett Antje Weithaas, Daniel Sepec viool Tabea Zimmermann altviool Jean-Guihen Queyras cello W A Mozart Strijkkwartet nr 18 in A, KV464 P Hindemith Strijkkwartet nr 5, opus 32 J Brahms Strijkkwartet nr 3 in Bes, opus 67
© Marco Borggreve
do 7 mrt 2013 blauwe zaal . 20 uur inleiding Piet De Volder blauwe foyer . 19.15 uur € 22, € 18 basis € 18, € 14 -25/65+ € 8 -19 jaar
architectuur theater dans muziek
WWW.dEsingEl.bE
T +32 (0)3 248 28 28 desguinlei 25 / B-2018 anTwerpen
word fan van desingel op faCEbook
desingel is een kunstinstelling van de vlaamse gemeenschap en geniet de steun van hoofdsponsor
mediasponsors