Ongehoord
Prometheus Ensemble . Collegium Vocale Daniel Reuss Schönberg, Kurtág, Gubaidulina vrijdag 14 september 2001
Ongehoord . Seizoen 2001-2002
Prometheus Ensemble . Collegium Vocale Daniel Reuss Schönberg, Kurtág, Gubaidulina vrijdag 14 september 2001 Champ d’Action . Slagwerkgroep Den Haag James Wood Cage, Xenakis woensdag 10 oktober 2001 Ensemble Modern . Baseler Madrigalisten Matthias Pintscher Pintscher, Widmann maandag 26 november 2001 Schönberg Ensemble . Oliver Knussen Henze donderdag 6 december 2001 Beethoven Academie . Alexander Polianichko Vainberg, Sjostakovitsj woensdag 19 december 2001 MusikFabrik Saunders, Oehring, Kyburz vrijdag 11 januari 2002 Ictus Ensemble . Georges-Elie Octors Ligeti, Chin, Schöllhorn, Harvey vrijdag 1 februari 2002 Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen Olari Elts Webern, Neuwirth, Britten, Adès vrijdag 8 februari 2002 Spiegel Strijkkwartet . Teodoro Anzellotti Pintscher, Vermeersch, Sciarrino woensdag 20 maart 2002
Prometheus Ensemble . Collegium Vocale Daniel Reuss muzikale leiding
György Kurtág Bagatellen voor fluit, piano en contrabas, opus 14d (arrangementen uit Játékok) • • • • • •
12’
Furious Chorale Hommage à J.S.B. Dirge (In memoriam Ligeti Ilona) Wild an Tame Flowers We Are, Mere Flowers The Crazy Girl the Flaxen Hair Carlos Bruneel fluit, Jan Michiels piano, Etienne Siebens contrabas
Arnold Schönberg Kammersymphonie nr 1, opus 9 in de bewerking van Anton Webern • • • • •
20’
langsam sehr rasch viel langsamer, aber doch fliessend viel langsamer etwas bewegter Otto Derolez eerste viool, Geert De Bièvre cello, Carlos Bruneel fluit, Henri De Roeck klarinet, Jan Michiels piano
pauze begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.40 uur einde omstreeks 21.40 uur inleiding door Piet van Bockstal . 19.15 uur . Foyer tekst & coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Tegendruk gelieve uw GSM uit te schakelen! dit concert maakt deel uit van het project Ensembles in residentie deSingel met steun van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Cultuur
Sofia Gubaidulina Jetzt immer Schnee (Belgische creatie)
30’
György Kurtág Bagatellen voor fluit, piano en contrabas, opus 14d (arrangementen uit Játékok)
• • • • • •
Furious Chorale Hommage à J.S.B. Dirge (In memoriam Ligeti Ilona) Wild an Tame Flowers We Are, Mere Flowers The Crazy Girl the Flaxen Hair
Na de voltooiing van zijn cyclus The Sayings of Peter Bornemisza in 1968 kwam componist György Kurtág naar eigen zeggen vast te zitten in de greep van een gewone “compositorische verlamming”. Hij had geleerd met zulke toestanden om te gaan, want “het is het kind dat beslist wanneer het geboren wil worden, niet de moeder. In mijn geval is het de compositie die de regels voor zichzelf uitstippelt, niet de componist. Mocht ik exact weten in welke vorm ik zou willen componeren, mocht ik exact weten hoe een stuk er moet uitzien, ik zou het nooit kunnen schrijven. In dat opzicht heb ik geen techniek en geen kennis. De muziek kan enkel beginnen te bestaan wanneer zij het zo beslist”. Kurtág wachtte meer dan drie jaar op de muziek die naar hem of door hem zou komen. Toen ontstond langzaamaan Játékok (Spelen). Kurtág had daarbij de spontaniteit en directheid van een kind dat speelt voor ogen, een kind “dat helemaal opgaat in het spel, voor wie de piano nog een speelgoed is”. Bovendien leek deze vorm van ’ernstig spelen’ een mogelijke uitweg voor het toen vigerende dictaat van de stilte. Men heeft de stukjes omwille van hun aforistische vorm en bondigheid wel eens vergeleken met Bartóks Mikrokosmos. Kurtág heeft er nochtans altijd op gewezen dat Játékok “absoluut geen pianomethode” is, eerder een verheerlijking van de essentie van het musiceren.
György Kurtág © Betty Freeman
In 1979 schreef hij volgend (speels) voorwoord bij de eerste editie van Játékok: “Pleasure in playing, the joy of movement - daring and if need be fast movement over the entire keyboard right from the first lessons instead of the clumsy groping for keys and the counting of rhythms … Playing - is just playing. It requires a great deal of freedom and initiative from the performer. On no account should the written image be taken seriously - the written image must be taken extremly seriously - the musical process, the quality of sound and silence. … Let us tackle bravely even the most difficult task without being afraid of making mistakes: we should try to create valis proportions, unity and continuity out of the long and short values - just for our own pleasure!”. Játékok wordt doorgaans uitgevoerd door twee pianisten; Márta en György Kurtág in de eerste plaats. Voorlopig zijn er acht boekdelen verschenen.
Arnold Schönberg Kammersymphonie nr 1, opus 9 (in de bewerking van Anton Webern)
• • • • •
langsam sehr rasch viel langsamer, aber doch fliessend viel langsamer etwas bewegter
De eerste Kammersymphonie, opus 9 was het belangrijkste werk uit het jaar 1906. Schönberg voltooide haar op 25 juli in RottachEgern aan de Tegernsee. De première was op 8 februari 1907 in Wenen door het Rosé Kwartet en leden van de Wiener Philharmoniker. In zijn oorspronkelijke versie is het werk geschreven voor vijftien solisten, later maakte de componist nog twee transcripties (1922 en 1935) voor groot orkest. De versie die Webern van de Kammersymphonie nr 1 maakte, is een afgeslankte en gebruikt dezelfde bezetting als voor Pierrot Lunaire. De idee kwam van Schönberg zelf tijdens een gemeenschappelijk verblijf in Traunkirchen. Schönberg hoopte dat hiermee beide werken op eenzelfde avond zouden kunnen weerklinken. In één van zijn voordrachten, die in 1960 met de titel Wege zur neuen Musik door Willi Reich werden uitgegeven, zegt Webern het volgende: “In 1906 was Schönberg met de Kammersymphonie van zijn verblijf op het platteland teruggekomen. - De indruk was verpletterend. - Ik was toen reeds sinds drie jaar zijn leerling en dacht direct : “Zoiets moet je ook doen!” - Door dit werk schreef ik de volgende dag al een sonatedeel. - In dat deel was ik tot aan de uiterste grens van de tonaliteit gekomen. - Schönberg was toen ongelooflijk productief. Telkens wij leerlingen bij hem kwamen, had hij weer iets nieuws voltooid”. Weberns enthousiasme is terecht, met de Eerste Kammersymfonie was Schönberg geslaagd in een nieuwe synthese tussen symfoni-
Arnold Schönberg © Eberhard Freitag
sche vorm en kamermuzikale inhoud. Net als de Verklärte Nacht, Pelléas und Mélisande en het Strijkkwartet in d, bestaat de Kammersymphonie nr 1 uit één deel. De vier traditionele symfonische delen worden in een blok gegoten, met een vijfde recapitulerend deel. Zo krijg je: deel 1, expositie (langsam) met het hoofdthema, overgang, tweede thema, besluit en reprise van het hoofdthema met de overgang; deel 2 (sehr rasch) een scherzo in drie onderdelen; deel 3 (viel langsamer, aber doch fliessend) een doorwerking in drie stukken met elementen uit de expositie; deel 4 (viel langsamer) een adagio, gewoon het langzame deel en tenslotte deel 5 (etwas bewegter), een finale dat uit de reprise bestaat van thema's uit de expositie en het adagio, maar dan in een andere volgorde.
Sofia Gubaidulina Jetzt immer Schnee
Als er al één visueel pendant voor de cyclus Jetzt immer Schnee te bedenken valt, dan moeten we dit zeker in het onirisch-realistische werk van Bill Viola zoeken. Want net als bij deze Amerikaanse videokunstenaar gaat het Gubaidulina om fundamentele momenten in een mensenleven, ieder mensenleven. Geboorte en dood, droom en waken, tijd en ruimte, natuur en menselijke cultuur: deze op het eerste gezicht nietszeggende, want al te omvattende gegevenheden, vinden bij beide kunstenaars een vaak eenvoudige en toch treffende invulling. In zijn werk The Veiling, een video- en geluidsinstallatie uit 1995 heeft Viola verschillende dunne, doorzichtige, voileachtige doeken parallel achter elkaar opgehangen in het midden van een verder donkere ruimte. Twee projectoren staan tegenover elkaar aan ieder uiteinde van de kamer en werpen hun beeld van respectievelijk een man en een vrouw op de doeken. De man en de vrouw bewegen naar de camera verwijderen zich dan weer, tegen de achtergrond van een nachtelijk landschap, ze komen langzaam tevoorschijn uit de donkerte en evolueren naar een sterk verlicht gedeelte. Naarmate de beelden in de binnenste doeken terechtkomen worden ze onscherper en het licht diffuser. De stilte is zo doordringend dat je stemmen lijkt te horen. In een tweede werk uit hetzelfde jaar, Hall of Whispers, komt de kijker in lange, smalle, donkere kamer binnen en gaat hij tussen tien videoprojectoren die opgesteld staan in twee rijen van vijf. De projecties zijn levensgrote zwart-wit beelden van hoofden van mensen. Ze zijn naar de kijker gericht, hun ogen zijn gesloten, hun mond is dichtgeplakt. Ze proberen te spreken, maar ze zijn niet te verstaan, hun gemompel lost op in de ruimte die gevuld is met een zeer stil geluid dat van nergens lijkt te komen en ook nergens op lijkt. Deze beelden kwamen spontaan in mij op bij het begin van Jetzt immer Schnee, waarin zoals Elmer Schönberger het zo tref-
Sofia Gubaidulina © Jürgen Köchel
fend verwoordt: “een soloalt wordt ingesponnen in een web van rondzingende exclamaties en echo's en van statische harmonieën. Letterlijk rondzingend, want de ruimte is in deze compositie een parameter van de klank”. Jetzt immer Schnee is gebaseerd op de poëzie van Guennadi Ajgi. Gubaidulina leerde hem nog tijdens haar studies in Moskou kennen en verklankte reeds in 1972 een van zijn verzen Rozen (voor sopraan en piano). Tot voor de glasnost was er van zijn werk niets in de voormalige Sovjetunie van hem verschenen. Zijn Nederlandse vertaler Charles B. Timmer karakteriseerde hem als “een vreemdeling in eigen land. Zijn poëzie is een uit verbale bouwstenen opgerichte en omhoogstijgende incantatie, een met cantabile aangeduide bezwering. Vele gedichten vragen (om ervaren te worden) om voordracht - van fluistering tot luide verkondiging van een
geluidloos geheim, een ontdekking of belevenis: van een in beeld en klank verpakte klacht of vonnis - maar nooit is het gedicht afschrift of beschrijving zonder meer van uiterlijkheid” Deze kenmerken gaan zoals Schönberger terecht opmerkt “in zelfs verhevigde mate op voor de congeniale verklanking van Ajgi's verzen door Gubaidulina, waarin pregnante intonaties en magnetische kerntonen (gis in deel 1, d in deel 3) op gelijksoortige wijze functioneren als kernwoorden als sneeuw, ziel, licht, roos, smart en winter in het werk van Ajgi”. Net als Bill Viola leidt Gubaidulina (Schönberger spreekt terecht van haar als een sjamaan, een geestenbezweerder) ons door een onbestemd schimmenrijk: zijn het de stemmen der doden die tot ons (willen) spreken of die der ongeborenen, de stemmen uit de toekomst? Net als Viola met beelden het niets evoceert, roept Gubaidulina met klanken de stilte op. Beiden scheppen een sacrale ruimte die aan gene zijde van de vigerende godsdiensten bestaat. Ze dwingen ons niet tot inkeer of mijmering - geen slap new age-gedoe - maar confronteren ons met het essentiële: zoals iemand die iets belangrijks zeggen gaat, even de adem inhoudt. Dat is het, allesbeslissende, moment waarom het hen hier gaat. Jetzt immer Schnee ontstond in opdracht van het Holland Festival voor het Schönberg Ensemble. Het ging in 1993 in première. Helaas is er geen Nederlandstalige vertaling, dus hebben we voor een Franstalige geopteerd om de luisteraar enigszins in de oorspronkelijk Russisch gezongen tekst wegwijs te maken.
Tu es ma paix De toi je parle aux étoiles extrêmes de l’hiver diaphane “Oh comment peut-on être une telle paix?” Cette paix - peut-être - dont je suis entouré comme du mutisme d’un champ à la scintillation sympathiquement lumineuse. Mais mon âme ne sera pas purifiée par sa houle et ses vagues inouïes. Comme il s’éclaire - depuis longtemps semble-t-il - et sans moi, mon songe qu’éveille déjà cette blancheur dont cette année l’on rêve,si compatissante - au monde... Mais peut-être qu’un jour ton intégrité et ta plénitude inébranlable aussi simple et claire que la grâce daignerons s’amputer pour moi ne serait-ce que d’une larme. Et quand je disparaîtrai tu diras ton chagrin sans parler d’un simple reflet de chagrin et en échange - comme un soupir tu accueilleras la part pure et la mesure déterminée d’une vacuité telle qu’elle sera à la fois et vie et mort, comme si, là où l’Esprit ne peut être, demeurait pourtant sa consolation... mais - j’aime et je sais que pour Dieu ta paix restera inaltérée.
Maintenant toujours les neiges N.B. Le Seigneur est comme la neige, et ce qui est est aussi comme la neige quand l’âme est quelque chose. L’âme est neige et lumière. Mais l’on songe toujours qu’elles sont comme la mort, qui est une chose qu’elles sont aussi. Qu’on reconnaisse ce qui est et au sein de la Lumière apparaissent les Ténèbres. Quand reviennent les neiges, ô Dieu - les-neiges-revenues ! comment ce qui est peut-il être et à bien y regarder ne pas être ? Comme les cadavres qui sont et ne sont pas. Oh, il existe bien un simulacre de patrie. On ne se demande pas ce qui est quand le Peuple est le verbe qui signifie - “néant”. Et que signifie “être”? À quoi bon ici cet “être”? Le Visage n’est lui-même qu’un simulacre et la patrie, qui est Ténèbres-et-Visage, ne fait elle aussi que semblant d’être. L’époque - ce cadavre... mais il y a quelque chose qui est quand elles disparaissent - Ô Dieu - les neiges revenues ! Elles ne sont pas - comme est cela seul : la Patrie - Chair Morte. Celle-ci est telle qu’elle est et n’est pas, et n’est que par ce fait, mais n’est que ce qu’elle est. Une tornade - et par miracle soudain
la Patrie-Corps-Mort n’est plus Ô Dieu - les neiges revenues! L’âme est lumière et neige. Ô Dieu, les neiges revenues! Ah que soit ce qui est! Elles ne sont pas les neiges, Mon ami, les neiges. L’âme est lumière et neige. Ô Dieu, les neiges revenues! Il reste que ce qui est n’est que neige.
Inscription : Apophatique K.B. Et la nuit de ce monde serait énorme, terrible, comme le Seigneur non Révélé. Il faudrait pouvoir l’endurer. Mais les hommes-meurtriers sont disséminés dans les ténèbres de cette nuit terrestre : elle est terriblement simple la terrible nuit de Moscou.
Oh oui, le pays natal Le pays était comme une clairière, comme une clairière aussi, le monde. Il y avait des bouleaux-fleurs et un cœur-enfant. Et comme ils se gonflaient au vent de ce monde, ces bouleauxfleurs ! Et les roses-neiges étaient autour comme un soupir de muettes angelottes-mandigottes de campagne ... et leur Pitié-Lumière luisait en même temps. (ici - place au silence ; au silence aussi long que leur vie infinie) Nous nous nommions - beaucoup “de cette Lumière0 chacun attelait après coup son vivant rayonnement à la souffrance. (ici même silence) et nous écoutions en ce temps-là: ce que la pureté dirait d’un verbe unique: interminablement rayonnant: monde-pureté.
Daniel Reuss De Nederlandse dirigent Daniel Reuss studeerde directie aan het Conservatorium van Rotterdam bij Barend Schuurman. Hij is momenteel dirigent van Capella Amsterdam, het Bachkoor Holland en het Oude Muziek Koor Arnhem. Met deze ensembles voert hij werken uit gaande van de Middeleeuwen tot hedendaagse muziek. Zijn grote interesse voor het hedendaagse repertoire heeft ertoe geleid dat een aantal componisten speciaal werken voor hem en zijn koor (Capella Amsterdam) hebben geschreven. Als gastdirigent werkt Daniel Reuss regelmatig samen met het Collegium Vocale Gent, het Rias Kammerchor, het Nederlands Kamerkoor, het Nederlands Omroepkoor, het Concertgebouw Kamerorkest en het Nieuw Ensemble. Bovendien is hij assistent van Philippe Herreweghe (Collegium Vocale Gent) voor wie hij heel wat producties voorbereidt. Als koorrepetitor werkte hij ook samen met andere dirigenten als Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Kent Nagano, Reinbert de Leeuw en John Eliott Gardiner. Tussen 1994 en 2000 was Daniel Reuss verbonden aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam als professor koordirectie. Vorig seizoen leidde hij het koor en orkest van Collegium Vocale Gent in een reeks uitvoeringen van Händels oratorium Belshazzar, onder andere ook tijdens de Händel Festspiele in Halle en was hij te gast tijdens het Festival de Saintes waar hij samen met Collegium Vocale Gent en het Prometheus Ensemble concerten gaf met werken van Elmer Schönberger, Morton Feldman en Sofia Gubaidulina. (vertaling Jens Van Durme) Prometheus Ensemble Het Prometheus Ensemble werd opgericht in 1992 door contrabassist en dirigent Etienne Siebens. Het ensemble bestaat uit zeventien solisten en geeft een vijftigtal concerten per seizoen. Een belangrijke eigenheid van het Prometheus Ensemble is dat het zowel thuis is in de klassieke als de hedendaagse muziektaal. Bach, Mozart, Beethoven en Brahms worden geplaatst naast werk van Luc Van Hove, John Cage, Gÿorgy Ligeti, Iannis Xenakis, Galina Ustvolskaya, Heinz Holliger. Een andere thuisbasis vindt het ensemble in projecten waarbij verschillende kunstvormen worden samengebracht. Zo brachten zij Pierrot Lunaire van Arnold Schönberg met een film van Eric De Kuyper, Variété Concert-Spectacle für Artisten und Musiker van Mauricio Kagel, verschillende muziektheaterproducties van Peter Maxwell Davies, Histoire d’A, een productie in samenwerking met Theatergezelschap De Roovers op een tekst van Peter Verhelst en muziek van Igor Stravinsky. Het Prometheus Ensemble werkte samen met het Collegium Vocale en Philippe Herreweghe, Muziektheater Transparant, de Muntschouwburg en gaf voorstellingen in het kader van het Festival Octobre en Normandie, Covent Garden Festival, Het Concertgebouw te Amsterdam, de Doelen te Rotterdam, Festival Ars Musica. In het voorjaar en de zomer van 2001 ging het ensemble op tournee naar Japan en trad het op in het kader van de Académies Musicales de Saintes. Volgend seizoen werkt het ensemble opnieuw samen met het Collegium Vocale in twee producties: een eerste met werk van Sofia Gubaidulina en Arnold Schönberg, een tweede met onder meer werk van Igor Stravinsky waarmee het ook op tournee zal gaan.
Prometheus Ensemble eerste viool Otto Derolez tweede viool Ogitani Yasumoto altviool Paul De Clerck cello Geert De Bièvre contrabas Etienne Siebens fluit Carlos Bruneel piccolo Erwin Verbist hobo Luk Nielandt klarinet Henri De Roeck basklarinet Peter Merckx trompet Benny Wiame contrafagot Dirk Noyen eerste trombone Jan Smets tweede trombone Geert Devos slagwerk Carlo Willems slagwerk Geert Verschragen piano Jan Michiels
Collegium Vocale Gent In de wereld van de vocale klassieke muziek heeft Collegium Vocale Gent zich in de loop van meer dan vijfentwintig jaar zonder twijfel een echte wereldfaam verworven. Dat dit geen toeval is, maar het resultaat van een jarenlange consequente werkwijze en artistieke visie, hoeft geen betoog. Opgericht in 1971 op initiatief van Philippe Herreweghe was deze groep zangers de eerste om in de jaren zeventig de nieuwe stijlprincipes met betrekking tot de interpretatie van barokmuziek toe te passen op de vocale muziek. Instrumentalisten waren toentertijd al enkele jaren begonnen aan hun zoektocht naar een uitvoeringspraktijk die nauwer aansloot bij de historische context. Ze grepen hiervoor terug naar origineel bronnenmateriaal, dat ze aan een grondige studie onderwierpen, en naar een authentiek instrumentarium. Het is dan ook niet verwonderlijk dat musici als Gustav Leonhardt, Ton Koopman en Nikolaus Harnoncourt al zeer snel belangstelling toonden voor de gelijklopende aanpak van dit Vlaams ensemble op het gebied van de vocale muziek. Dit resulteerde in een intensieve samenwerking, zowel op het concertpodium als op plaat. Philippe Herreweghe is zich steeds bewust geweest van de waarde van een dergelijke samenwerking en daarom werkte het ensemble ook later af en toe samen met andere dirigenten (Sigiswald Kuijken, Paul Van Nevel, René Jacobs ...) en verschillende orkesten zoals La Petite Bande, het Concertgebouworkest of de Wiener Philharmoniker. Het repertoire van Collegium Vocale is niet te vangen binnen een welbepaalde stijlperiode. Het ensemble leverde een belangrijke bijdrage tot de herontdekking van heel wat polyfone werken uit de Renaissance. Regelmatig staat het klassieke en romantische repertoire op het programma en ook creaties en uitvoeringen van hedendaagse muziek komen nu en dan aan bod. Het waarmerk van Collegium Vocale is en blijft echter de Duitse barokmuziek, en meer specifiek het oeuvre van Johann Sebastian Bach. Een doorgedreven bekommernis om de kwaliteit van de uitvoeringen heeft er voor gezorgd dat Collegium Vocale een omvangrijke discografie wist op te bouwen. A capella of samen met het orkest van Collegium Vocale, het Orchestre des Champs Elysées, het koor van La Chapelle Royale uit Parijs en diverse andere instrumentale en vocale ensembles, werden in de loop der jaren meer dan zestig opnames gerealiseerd, onder meer voor de labels Harmonia Mundi France, Virgin Classics, Accent, Ricercar en Telefunken. Daarnaast brengen talrijke concertreizen Collegium Vocale op alle belangrijke podia en muziekfestivals van Europa. Het ensemble was reeds te gast in de Verenigde Staten, ZuidAmerika en Israël en heeft vorig seizoen ook Japan aangedaan. In 1993 werd Collegium Vocale door de Vlaamse Gemeenschap benoemd tot Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen, een titel die sindsdien elk jaar werd verlengd. Het ensemble geniet tenslotte ook de steun van de provincie OostVlaanderen. Collegium Vocale is sinds 1995 gezelschap in residentie in deSingel.
Collegium Vocale Sopraan Edwige Cardoen Goedele Debelder Sabine Puhlmann Andrea van Beek Lut Van de Velde Marjo van Someren Alt Ivonne Fuchs* Dorien Lievers Asa Olsson Cécile Pilorger Mieke Wouters Anne-Kristin Zschunke Tenor Malcolm Bennett Otto Bouwknegt Friedemann Büttner, José Pizarro Markus Schuck René Veen Bas Martijn de Graaf Bierbrauwer Christoph Sam René Steur Robert van der Vinne Koen van Stade Dominik Wörner* * koorsolisten