Oude Muziek
Koor en Orkest Collegium Vocale Gent Concerto Palatino Philippe Herreweghe G. Gabrieli, A. Gabrieli, H. Schütz zondag 29 september 2002
Oude muziek . Seizoen 2002-2003
Koor en Orkest Collegium Vocale Gent . Concerto Palatino Philippe Herreweghe G. Gabrieli, A. Gabrieli, H. Schütz zondag 29 september 2002 Cantus Cölln . Concerto Palatino . Konrad Junghänel Monteverdi woensdag 15 januari 2003 Gabrieli Consort & Players . Paul Mc Creesh Händel zaterdag 22 maart 2003 Akademie für Alte Musik Beck, C. Ph. E. Bach, Monn, Mozart zaterdag 26 april 2003
Koor en Orkest Collegium Vocale Gent . Concerto Palatino Philippe Herreweghe Cécile Kempenaers sopraan . Gunther Schmid altus Andreas Karasiak tenor . Furio Zanasi bas
De pracht van Venetië G. Gabrieli ‘45 Canzon duodecimi toni (Symphoniae Sacrae, 1597) G. Gabrieli In ecclesiis (Symphoniae Sacrae, 1615) A. Gabrieli De profundis clamavi ad te Domine (Psalmi Davidici, 1583) H. Schütz Wohl dem, der den Herren fürchtet (Psalmen Davids, 1619) H. Schütz Ach Herr, straf mich nicht in deinem Zorn (Psalmen Davids, 1619) H. Schütz Warum toben die Heiden (Psalmen Davids, 1619) G. Gabrieli Plaudite omnis terra (Symphoniae Sacrae, 1597) Pauze
begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.50 uur einde omstreeks 21.50 uur inleiding door Beatrijs Van Hulle . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Beatrijs Van Hulle coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Tegendruk gelieve uw GSM uit te schakelen!
G. Gabrieli ‘40 Surrexit Christus (Symphoniae Sacrae, 1615) A. Gabrieli Domine exaudi orationem (Psalmi Davidici, 1583) H. Schütz Ich danke den Herrn von ganzen Herzen (Psalmen Davids, 1619) H. Schütz Nicht uns Herr, sondern deinem Namen (Psalmen Davids, 1619) H. Schütz iIst nicht Ephraim (Psalmen Davids, 1619) G. Gabrieli Canzon XVI (Symphoniae Sacrae, 1615) G. Gabrieli Magnificat (Symphoniae Sacrae, 1615)
Venetiaanse Pracht
Venetië speelde in de Italiaanse muziekgeschiedenis van de zestiende tot achttiende eeuw een zeer voorname rol. De indrukwekkende klankrijkdom van de Venetiaanse muziek is ongetwijfeld te danken aan de speciale situatie van de betoverende stad aan en in het water. Door haar voordelige ligging als lagunestad, leek de Venetiaanse republiek onoverwinnelijk. Haar belangrijke handelsmonopolie met het Oosten was hierbij een bron van rijkdom. Veiligheid, welstand en de vele feestelijkheden binnen het sprookjeskader van paleizen en kanalen stimuleerden bij de Venetianen hun zin voor pracht en praal. De San Marco-basiliek was het kloppend hart van de stad. Als privé-kapel van de doge was de basiliek tevens de staatskerk van de Venetiaanse Republiek. Onder de prachtige, kleurrijke mozaïeken van gewelven en koepels hadden er meermaals per maand festiviteiten en minutieus uitgewerkte ceremonieën plaats. De plechtigheden waren vooral ter gelegenheid van de jaarlijkse feestdagen van de rooms-katholieke kerk zoals Kerstmis, Pasen en anderen en de Venetiaanse Staatsfeestelijkheden zoals de ondertekening van een verdrag, een overwinning op zee, het einde van een epidemie, het bezoek van vorsten of boodschappers, of de kroning van een nieuwe doge. Deze gebeurtenissen werden steeds met muzikale glans omringd. Wanneer Antonio Vivaldi (1678-1741) als vioolvirtuoos, componist en muziekleraar in Venetië werkzaam was, kende de stad al een hoogstaande muzikale traditie van twee eeuwen. Die begon in 1527 met de aanstelling van de Vlaming Adriaan Willaert (ca.1490-1562) tot kapelmeester aan de San
Marco-basiliek. Willaert speelde in op de praalzucht van de Venetianen en liet zich inspireren door de aanwezigheid in de basiliek van twee zangerstribunes, elk voorzien van een orgel. Hij legde de basis van de typische Venetiaanse concerterende stijl, de stile concertato. Hij verdeelde de musici, vocale en instrumentale, over meerdere groepen of koren. Deze koren werden dialogerend of in echo tegenover elkaar geplaatst of verenigd in een monumentale eenklank. Hierbij was er minder ruimte voor ingewikkeld, polyfoon lijnenspel en ging de aandacht vooral naar de opeenvolging en afwisseling van klankblokken, in een eerder homoritmisch verloop. Het Latijnse motet, meestal op bijbelteksten - bij voorkeur psalmen - was voor de liturgische en ceremoniële pronkstukken voor San Marco het meest aangewezen genre. Willaert was niet alleen beroemd als componist. Rond zijn persoon groeide een kring van leerlingen, zowel Italianen als Vlamingen. Hij wordt dan ook terecht “de vader van de Venetiaanse school” genoemd. In 1566 werd een leerling van hem, Andrea Gabrieli (1533-1585), organist van het tweede orgel van San Marco. Enkele jaren voordien was deze Venetiaan in Duitsland in de leer bij de Vlaamse polyfonist Orlandus Lassus (1532-1594), die daar kapelmeester was aan het prestigieuze Beierse hof te München. Hier vond hij ongetwijfeld inspiratie voor één van zijn belangrijkste werken: de boetepsalmen Psalmi Davidici. Zijn neef en leerling Giovanni Gabrieli (ca.1555-1612) was ook enige tijd in de leer bij Lassus in München. Evenals Willaert had Giovanni Gabrieli faam over geheel West-Europa als muziekpedagoog. Hij werd op zijn beurt de leermeester van talrijke binnen- en buitenlanders, waaronder Heinrich Schütz en Claudio Monteverdi. Vanaf zijn succesvolle auditie in 1585 tot aan zijn dood in 1612 was Giovanni Gabrieli organist van de San Marcobasiliek. Na de dood van zijn nonkel en leermeester Andrea
Gabrieli in 1587 werd hij de belangrijkste componist van sacrale en ceremoniële muziek aan San Marco. Hij was verantwoordelijk voor de uitbreiding van de groep musici extra zangers en instrumentalisten - voor grote feestdagen. De spelers die hij ter beschikking kreeg, voornamelijk cornettisten en trombonisten, waren de beste van die tijd. Hun virtuositeit vond een duidelijke weerslag in zijn muziek. Giovanni Gabrieli zou de Venetiaanse concerterende stijl tot een absoluut hoogtepunt brengen. In zijn Sacrae Symphoniae heeft hij een voorbeeld geschapen voor een bont klankbeeld samengesteld uit contrasterende klankgroepen: groot - klein koor; solo - tutti, vocaal/instrumentaal gemengde gescheiden bezetting, helder - donker, luid - zacht, nabij ver. Deze concertato-stijl zou een belangrijke invloed uitoefenen op de instrumentale barokmuziek. Terwijl in de psalmmotetten van zijn voorgangers Willaert, Andrea Gabrieli en ook van zijn leerling Schütz, de instrumenten optioneel ingeschakeld werden, vooral ter verdubbeling of vervanging van de vocale partijen, schreef Giovanni Gabrieli een aantal composities met zelfstandige instrumentale tussenkomsten. Hier zijn de instrumenten wel nauwkeurig voorgeschreven, zoals in het indrukwekkende motet In ecclesiis voor vier vocale solisten, vierstemmig koor, drie cornetten, viool, twee trombones en basso continuo. De terugkerende Alleluia-zinnen geven dit motet een soort rondostructuur. Modern is tevens de aanwezigheid van een basso continuo en de solistische vocale partijen naast het meervoudig bezet koor. Giovanni Gabrieli schreef ook zuiver instrumentale muziek. Zijn belangrijkste bundels van canzones en sonata’s zijn de Sacrae Symphoniae (1597) en de postume Canzoni e sonate (1615). Zijn instrumentale muziek bereikte een hoog artistiek niveau gelijkwaardig aan de beste vocale muziek van zijn tijd. De basisklank van zijn ensemble werd vooral bepaald door trombones en zinken (cornetten). De toon van de zink is eerder zacht - hij werd graag met de menselijke
stem vergeleken -, maar kan ook trompetachtig schetteren door sterker aan te blazen. De zestiende- eeuwse bazuinen hadden een minder doordringende klank dan hun moderne tegenhangers en overstemden daardoor niet het ensemble. Als snel ontstonden er fundamentele verschillen tussen de vocale en de zuiver instrumentale muziek. De instrumenten hebben immers een meer uitgebreide toonomvang en grotere technische mogelijkheden dan de menselijke stem. Zo maakte de beweeglijkheid vooral van zinken en violen briljante, virtuoze versieringen mogelijk. De evolutie die vertrekt bij Willaert en die overgaat op figuren als Lassus, Andrea en Giovanni Gabrieli, kwam uiteindelijk ook terecht bij de Duitse componist Heinrich Schütz (1585-1672), kapelmeester aan het Lutherse hof in Dresden. De Psalmen Davids (1619) is zijn eerste bundel op Duitse teksten. Hij hanteerde hierin op een meesterlijke wijze de vocale/instrumentale klankregie van de meerkorige schrijfwijze à la Gabrieli. Bijzonder leerrijk is Schütz’ voorwoord in verband met mogelijke uitvoeringswijzen van de psalmzettingen. Hij maakt een onderscheid tussen de solistengroep Favoritchor of Cori favoriti -, de zogenaamde Favoriti en het grote koor - Kapellchor of Capella. Door de afwisseling van klein en groot koor bereikt hij grote dynamische contrasten vb. Psalm nr 2 Warum toben die Heiden, Psalm nr 13 Ich danke dem Herrn en Psalm 19 Ist nicht Ephraim. Schütz vult de vocale partijen graag aan met de wisselende klankkleuren van instrumenten - “zur Starcker Getön und zur Pracht”, (“om een groter klankvolume te bekomen en om aan het geheel glans te verlenen”). In sommige psalmzettingen heeft hij doelbewust bepaalde instrumenten voorgeschreven, in andere laat hij de keuze aan de uitvoerders. Heinrich Schütz is een geniale muzikale redenaar, die de tekst niet alleen declamatorisch correct op muziek zet, maar de diepere betekenislagen ervan blootlegt. Vasthoudend
aan de traditionele polyfone compositietechniek, geïntroduceerd in de vocale pracht van de Venetiaanse meerkorige, concerterende stijl was hij tijdens zijn drie reizen in Italië, geboeid geraakt door de expressieve schrijfstijl van Claudio Monteverdi. De uitdaging was om de nieuwe Italiaanse tendensen overbrengen op de Duitstalige muziek. Terwijl het Concilie van Trente in Italië de evolutie van tekstuitdrukking in sacrale muziek belemmerd had - cf. Palestrina - kende het Lutherse Duitsland al een traditie van expressieve verklanking van bijbelteksten en psalmen. Bij Schütz staat alles in dienst van een rijke tekstuitdrukking. De tekst is in zijn muzikale compositie vertrekpunt van de structuur én drager van betekenis en emoties. Daarbij volgt de muziek van Schütz zeer nauwgezet het natuurlijke ritme en de accentuaties van de woorden. Indrukwekkend is de dramatische aanpak van Schütz in Psalm nr 2 Warum toben die Heiden (Waarom komen de volken in opstand en zinnen de naties op zinloze plannen ?). Dadelijk stort Schütz de toehoorder in het drama van de opstandige volkeren: de koren werpen elkaar scherp geprofileerde ritmische motieven toe die onmiddellijk hun doel treffen. In de smeekbede om erbarmen, Psalm nr 6 Ach, Herr, straf mich nicht in deinem Zorn (Heer, straf mij niet), wordt de luisteraar getroffen door het klagende Ach. Alles is hier geconcentreerd op intense smart en zelfbeklag. Met zijn direct emotioneel geladen taal leidt Schütz de Duitse barok in en groeit hij meteen uit tot de grootste Duitse componist vóór J. S. Bach.
Philippe Herreweghe Philippe Herreweghe werd geboren in Gent en combineerde er zijn universitaire studies (geneeskunde en psychiatrie) met een muzikale opleiding aan het conservatorium, waar hij piano volgde bij Marcel Gazelle. In dezelfde periode begon hij ook te dirigeren en in 1971 richtte hij het Collegium Vocale Gent op. Nikolaus Harnoncourt en Gustav Leonhardt merkten al gauw zijn uitzonderlijke benaderingswijze van de muziek op en nodigden Philippe Herreweghe en het Collegium Vocale Gent uit om mee te werken aan hun opnames van de verzamelde Bach-cantates. Langzamerhand werd Herreweghes frisse, authentieke en retorische aanpak van de barokmuziek alom geprezen en in 1977 richtte hij in Parijs het ensemble La Chapelle Royale op, waarmee hij de muziek van de Franse Gouden Eeuw ten uitvoer bracht. Sedertdien creëerde hij nog verschillende andere ensembles, waarmee hij afzonderlijk, of in combinatie met elkaar, een adequate en gedegen lezing wist te brengen van een repertoire lopende van de Renaissance tot de hedendaagse muziek. Zo is er het Ensemble Vocale Européen, gespecialiseerd in Renaissancepolyfonie, en het Orchestre des Champs Elysées, opgericht in 1991 met de bedoeling het romantische en preromantische repertoire opnieuw te laten schitteren op originele instrumenten. Met al deze ensembles bouwde Philippe Herreweghe in de loop der jaren een uitgebreide en enorm gevarieerde discografie op. Hoogtepunten hieruit zijn onder andere de opnamen van Bachs vocale meesterwerken (zoals de Matthäusen Johannes-Passion, de H-moll Messe en het Weihnachtsoratorium), de grote Franse motetten van Rameau, Lully en Charpentier, de requiemmissen van Mozart, Fauré en Brahms, Mendelssohns oratoria Elias en Paulus, Schönbergs Pierrot Lunaire. Sinds 1982 is Philippe Herreweghe artistiek directeur van het zomerfestival Les Académies Musicales de Saintes. Bovendien is hij een veelvuldig gevraagd gastdirigent van ensembles zoals The Orchestra of the Age of Enlightenment, Concerto Köln, het Ensemble Musique Oblique, het Concertgebouworkest, de Wiener Philharmoniker, en The Orchestra of St. Lukes uit New York. In 1997 startte de samenwerking met het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen. Het kan dan ook geen toeval zijn dat Philippe Herreweghe omwille van zijn consequente artistieke visie en volgehouden engagement ten opzichte van de muziek reeds op verschillende plaatsen een meer dan verdiende erkenning kreeg. In 1990 werd hij door de Europese muziekpers uitgeroepen tot Muzikale Persoonlijkheid van het Jaar. In 1993 werd Philippe Herreweghe samen met het Collegium Vocale Gent benoemd tot Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen. Een jaar later werd hem de orde van Officier des Arts et Lettres toegekend, en in 1977 werd Philippe Herreweghe benoemd tot Doctor honoris causa aan de Katholieke Universiteit Leuven.
Collegium Vocale Gent In de wereld van de vocale klassieke muziek heeft Collegium Vocale Gent zich in de loop van meer dan dertig jaar zonder twijfel een echte wereldfaam verworven. Dat dit geen toeval is, maar het resultaat van een jarenlange consequente werkwijze en artistieke visie, hoeft geen betoog. Opgericht in 1970 op initiatief van Philippe Herreweghe was deze groep zangers de eerste om in de jaren zeventig de nieuwe stijlprincipes met betrekking tot de interpretatie van barokmuziek toe te passen op de vocale muziek. Instrumentalisten waren toentertijd al enkele jaren begonnen aan hun zoektocht naar een uitvoeringspraktijk die nauwer aansloot bij de historische context. Ze grepen hiervoor terug naar origineel bronnenmateriaal, dat ze aan een grondige studie onderwierpen, en naar een authentiek instrumentarium. Het is dan ook niet verwonderlijk dat musici als Gustav Leonhardt, Ton Koopman en Nicolaus Harnoncourt al zeer snel belangstelling toonden voor de gelijklopende aanpak van dit Vlaams ensemble op het gebied van de vocale muziek. Dit resulteerde in een intensieve samenwerking, zowel op het concertpodium als op plaat. Philippe Herreweghe is zich steeds bewust geweest van de waarde van een dergelijke samenwerking en daarom werkte het ensemble ook later af en toe samen met andere dirigenten (René Jacobs, Paul Van Nevel, Bernard Haitink, Daniel Reuss…) en verschillende orkesten zoals het Freiburger Barockorchester, het Concertgebouworkest of de Wiener Philharmoniker. Het repertoire van Collegium Vocale Gent is niet te vangen binnen een welbepaalde stijlperiode. Het ensemble leverde een belangrijke bijdrage tot de herontdekking van heel wat polyfone werken uit de Renaissance. Regelmatig staat het klassieke en romantische repertoire op het programma en ook creaties en uitvoeringen van hedendaagse muziek komen nu en dan aan bod. Het waarmerk van Collegium Vocale Gent is en blijft echter de Duitse barokmuziek en meer specifiek het oeuvre van Johann Sebastian Bach. Voor dit repertoire werd einde van de jaren tachtig het orkest van Collegium Vocale Gent opgericht, dat door zijn hechte band met het koor een onmisbaar instrument is geworden bij de uitvoering van deze muziek. Een doorgedreven bekommernis om de kwaliteit van de uitvoeringen heeft er voor gezorgd dat Collegium Vocale Gent een omvangrijke discografie wist op te bouwen. A capella of samen met het orkest van Collegium Vocale Gent, het Orchestre des Champs Elysées, het koor van La Chapelle Royale uit Parijs en diverse andere instrumentale en vocale ensembles, werden in de loop der jaren meer dan zestig opnames gerealiseerd, onder meer voor de labels Harmonia Mundi France, Virgin Classics, Accent, Ricercar en Telefunken. Daarnaast brengen talrijke concertreizen Collegium Vocale Gent op alle belangrijke podia en muziekfestivals van Europa. Het ensemble was reeds te gast in de Verenigde Staten, Zuid-Amerika, Israël, Hong-Kong, Japan en Australië. In 1993 werd Collegium Vocale Gent door de Vlaamse Gemeenschap benoemd tot Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen. Het ensemble geniet tenslotte ook de steun van de Provincie OostVlaanderen en de stad Gent.
Plan van het San Marco