donderdag
17.09.2015 20.00 Concertzaal 19.15 Inleiding door Jan Christiaens
deFilharmonie & Philippe Herreweghe Paul Lewis speelt Mozart
Biografieën deFilharmonie (BE) bezit als symfonieorkest een artistieke souplesse die toelaat om meerdere stijlen op een historisch verantwoorde wijze te vertolken. Het grote repertoire en het bijzondere karakter van het orkest zorgen voor een unieke positie in binnen- en buitenland. Zo wordt deFilharmonie regelmatig uitgenodigd door belangrijke internationale huizen zoals het Weense Musikverein en het Amsterdamse Concertgebouw. In haar cd-opnames focust deFilharmonie op het grote orkestrepertoire, Belgische muziek en hedendaags klassiek. Verschillende cd’s van deFilharmonie werden bekroond door de vakpers, waaronder recente opnames van Beethoven, Mendelssohn en Dvořák, onder leiding van Philippe Herreweghe. Philippe Herreweghe (BE) profileerde zich met Collegium Vocale Gent, La Chapelle Royale en Ensemble Vocal Européen als specialist van renaissance- en barokmuziek. Zijn levendige, diepgaande en retorische aanpak van dit repertoire wordt alom geprezen. Met het Orchestre des Champs-Elysées legt hij zich sinds 1991 ook toe op het klassieke en romantische repertoire. Sinds 1997 is hij muziekdirecteur van deFilharmonie, met een focus op een verfrissende lezing van (pre)romantische muziek. Enkele jaren geleden richtte Philippe Herreweghe het platenlabel Phi op, dat inmiddels al zestien cd’s uitbracht met zeer divers repertoire van Collegium Vocale Gent, het Orchestre des Champs-Elysées en violiste Christine Busch. In 2010 ontving de dirigent de prestigieuze Bachmedaille van de stad Leipzig.
Pianist Paul Lewis (GB) wordt internationaal als een van de toonaangevende musici van zijn generatie beschouwd. Hij studeerde bij Joan Havill aan de Guildhall School of Music and Drama in London en werd later ook gecoacht door Alfred Brendel. Als solist met vermaarde orkesten, in kamermuziekverband of als recitalist speelt hij wereldwijd in de meest voorname concertzalen. Zijn recente opnames van Beethoven en Schubert werden lovend onthaald en bevestigen zijn reputatie als een van de belangrijkste vertolkers van het Centraal-Europese klassieke repertoire.
Uitvoerders en programma deFilharmonie: orkest Philippe Herreweghe: dirigent Paul Lewis: piano — Ludwig van Beethoven (1770-1827) Ouverture Coriolanus, opus 62 (1807) Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) Pianoconcerto nr. 12 in A, KV414 (1782) - Allegro - Andante - Rondo (Allegretto) — pauze — Robert Schumann (1810-1856) Symfonie nr. 3 in Es, opus 97 ‘Rheinische’ (1850) - Lebhaft - Scherzo (Sehr mässig) - Nicht schnell - Feierlich - Lebhaft
Dit concert wordt rechtstreeks uitgezonden door Klara. Bedankt voor het vermijden van storende geluiden, ook tussen de delen. ORKESTRAAL
Uw applaus krijgt kleur dankzij de bloemen van Bloemblad.
Mozart, Beethoven & Schumann In de jaren 1780 veroverde de pianoforte stormenderhand Europa. Pianofabrieken schoten als paddestoelen uit de grond, en in geen tijd stootte de pianoforte het klavecimbel van de troon als meest geliefd klavierinstrument. De klaviermuziek van Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) speelde een cruciale rol in deze ontwikkeling. Hij voorzag de nieuwkomer onder de klavierinstrumenten immers van een repertoire dat alle expressieve mogelijkheden van het instrument uitbuitte. In 1777 bezocht Mozart de ateliers van pianobouwer Johann Andreas Stein in Augsburg. Hij was meteen onder de indruk van de uitzonderlijk precieze articulatie en het grote expressieve spectrum dat de Stein-pianofortes mogelijk maakten. Tijdens zijn verblijf in Augsburg speelde hij ook enkele concerten op instrumenten van Stein. Daarmee maakte de 21-jarige Mozart niet alleen naam als pianist en componist, hij zette tevens de Stein-instrumenten stevig in de toen exploderende pianomarkt. Die ervaring kwam hem enige jaren later overigens goed van pas. Toen hij na de breuk met zijn vorige werkgever in 1781 naar Wenen trok, moest hij als zelfstandig kunstenaar naam zien te maken en een inkomen verwerven. Gezien de populariteit van de pianoforte is het niet verwonderlijk dat hij het Weense publiek voor zich trachtte te winnen met composities voor piano. Tegen de herfst van 1782 had Mozart drie pianoconcerti klaar (KV413, 414, 415), de eerste die hij voor het Weense publiek componeerde. Meer dan welke componist ook uit zijn tijd, toont Mozart in het Pianoconcerto nr. 12 (KV414) een uitzonderlijk goed besef van het expressieve potentieel van de nieuwe pianoforte. Overigens mikte hij op een heel breed publiek. In een brief aan zijn vader Leopold schreef Mozart dat de drie concerto’s het midden houden tussen te zwaar en te licht, en dat ze zeer briljant
klinken zonder in holle virtuositeit te vervallen. Het is met andere woorden muziek die zowel de kenners als de niet-kenners kan behagen – een begrijpelijke en veilige keuze voor een componist die het Weense publiek nog moest veroveren. Ludwig van Beethoven componeerde de Ouverture Coriolanus in 1807, kort nadat hij zijn Vierde symfonie had afgewerkt. Hoewel de titel verwijst naar het gelijknamige toneelstuk van de Oostenrijkse schrijver Heinrich Joseph von Collin, aan wie de ouverture ook is opgedragen, werd het stuk slechts één keer uitgevoerd voorafgaand aan een opvoering van Collins toneelstuk. Daarna ging het als zelfstandige concertouverture tot het orkestrepertoire behoren. In zijn ouverture schetst Beethoven een psychologisch portret van Coriolanus, een Romeinse legeraanvoerder die op het punt staat Rome binnen te vallen. Het stoere hoofdthema waarmee de ouverture aanvangt, geeft klank aan de heldhaftige verbetenheid waarmee Coriolanus zijn plannen ten uitvoer wil brengen. Drie krachtige unisono-tonen klinken in heel het orkest, telkens gevolgd door een spanningsvol akkoord dat de luisteraar in suspens houdt over wat staat te gebeuren. Het zachte, zangerige neventhema laat een ander aspect oplichten: niet langer de heldhaftigheid en de hoge morele principes, maar de twijfel en de menselijke zwakte van Coriolanus. Zo levert de innerlijke tweestrijd van de protagonist de muzikale grondstof waarmee Beethoven deze ouverture opbouwt. In de slotmaten van de ouverture laat Beethoven horen hoe Coriolanus uiteindelijk ten onder gaat aan die tweestrijd. De drie krachtige tonen van het begin keren op het einde terug, zij het onherkenbaar veranderd. Ze schallen niet meer manhaftig door het hele orkest, maar zijn gekrompen tot drie
nauwelijks hoorbare pizzicato-tonen in de strijkers. Van de vastberaden Coriolanus die in het begin van de ouverture zelfzeker het podium betreedt, blijft op het einde slechts een vertwijfelde schaduw over.
‘Muziek die kenners en niet-kenners kan behagen.‘ Niet meer dan één maand tijd had Robert Schumann nodig om zijn Derde symfonie op papier te zetten. Nadat het gezin Schumann in september 1850 van Dresden naar Düsseldorf verhuisd was, brak voor Robert een zeer gelukkige periode van koortsachtige creativiteit aan. Hij was, in opvolging van Ferdinand Hiller, muziekdirecteur geworden van de stad Düsseldorf, waar hij met open armen werd ontvangen. Schumann was klaarblijkelijk onder de indruk van deze streek, waar de machtige Rijn zich via Düsseldorf, Keulen en Bonn een weg naar het zuiden baant. Wellicht heeft de bijnaam van de derde symfonie – de ‘Rheinische’ – iets te maken met Schumanns fascinatie voor de rivier, ook al komt die bijnaam niet van hem maar van een uitgever. Vele commentatoren stellen dat Schumann in wezen een componist was van korte pianostukken of kamermuzikale miniaturen, die hij als kralen aan een ketting aaneenrijgt tot een collectie of een cyclus. Denk maar aan de pianocyclus Kreisleriana, een serie korte pianostukken waarin telkens één idee of emotie heel kernachtig wordt uitgewerkt. Voor een grootschalige vorm als de symfonie daarentegen zou Schumann – nog steeds volgens die commentatoren – minder aanleg hebben gehad. Wie met die oren naar zijn eerste symfonie luistert, zal opmerken dat het symfonische kleedje nog niet helemaal goed zit. Iemand
karakteriseerde deze symfonie wat respectloos als ‘opgeblazen pianomuziek’. De dirigent Nikolaus Harnoncourt draait deze zienswijze echter helemaal om. In zijn opvatting is Schumann in wezen een orkestcomponist, en is zijn vroegere pianomuziek eigenlijk heel orkestraal gedacht. In zijn symfonieën vindt Schumann volgens Harnoncourt dan ook de perfecte bedding voor zijn wezenlijk orkestrale denktrant. De Derde symfonie spreekt deze zienswijze alvast niet tegen. De vijf (in plaats van de gebruikelijke vier) bewegingen zijn vrij sterk verwant met elkaar. Opmerkelijk is de derde beweging, een soort intermezzo met een kamermuzikaal karakter. Hier lijkt de miniaturist Schumann weer aan het werk, in deze delicate dialogen tussen strijkers en houtblazers, terwijl het koper en het slagwerk zwijgt. Daarop volgt de meest verrassende beweging van deze symfonie, waarin Schumann de sfeer van een plechtige, kerkelijke ceremonie in de Dom van Keulen oproept. Hij omschreef die sfeer in het handschrift als ‘im Charakter der Begleitung einer feierlichen Ceremonie’. Schumann roept dit ceremoniële karakter op met plechtig scanderende trombones, en met een schrijfwijze die de kerkelijke, geleerde contrapunt-stijl van Palestrina en Bach in herinnering roept. Ook voor Schumanns vrouw en muze Clara bleef de vierde beweging wat onduidelijk: ‘Ze is uiterst verfijnd, dat wel, maar ik kan moeilijk volgen.’ Dienen zich hier misschien de eerste symptomen aan van de hersenkronkels die Schumann enkele jaren later tot een wanhoopsdaad zouden drijven? Jan Christiaens
Coriolanus Dat de naam Coriolanus bij sommigen vandaag nog een vaag lichtje doet branden, hebben we te danken aan Shakespeare en aan Beethoven. De Coriolanus, opus 62, van die laatste, uit 1807, was bedoeld als een orkestrale inleiding bij de gelijknamige patriottische tragedie van de nu totaal vergeten Weense dichter Heinrich Joseph von Collin (1771-1811). Het levensverhaal van de Romeinse generaal en held Gaius Marcius Coriolanus kennen we dankzij twee bewaard gebleven bronnen: de grote geschiedenis van Rome, Ab Urbe Condita (Vanaf de stichting der stad) van Titus Livius, een monumentaal werk in 142 boeken waarvan er 35 bewaard bleven, en de Bioi Paralleloi (Parallelle Levens) van Plutarchus van Chaeronea, waarvan 50 boeken bewaard zijn gebleven. Shakespeare haalde de mosterd voor drama’s als Julius Caesar en Antonius & Cleopatra, maar ook Coriolanus, bij Plutarchus. Die laatste ontleende de stof voor Coriolanus op zijn beurt aan de Antiquitates Romanae van de Griekse redenaar en historicus Dionysius van Halicarnassus, die in Rome verbleef. Shakespeare had Plutarchus gelezen in de vertaling van Thomas North uit 1579. Het verhaal van de trotse Coriolanus, ‘beschimpt door de meute, verbannen uit Rome en een vreselijke wraak zwerend’, zoals Peter Ackroyd het in zijn meesterlijke Shakespeare-biografie verwoordt, is zowel bij Livius, Plutarchus, Shakespeare als von Collin grotendeels hetzelfde. Na zijn heldendaden tijdens de oorlog met de Volsci, een stam ten zuiden van Rome, en de verovering van hun stad Corioli, noemde de Romeinse generaal en patriciër Gaius Marcius zich Coriolanus. Terug in Rome geraakte hij door zijn hautain gedrag in conflict met de plebejers en werd door de senaat verbannen. Hij zocht zijn vroegere vijanden, de Volsci, op die hem met
open armen ontvingen en in 489-488 v.C. stond hij aan het hoofd van een Volscisch leger voor de muren van Rome. Zijn moeder Veturia en zijn vrouw Volumnia konden hem echter overhalen om terug in ballingschap te gaan. Zijn einde varieert volgens de bron: ofwel werd hij door de Volsci als een verrader aanzien en na een opstand gedood, ofwel stierf hij op hoge leeftijd zich zijn verbanning beklagend. De avonturen van Coriolanus inspireerden zowel de Engelsman James Thomson (1700-1748), de Spanjaarden F.S. Barbero (1764-1819) en J.G. Quevede (18191871) als de Catalaan Victor Balaguer (18241901) tot een drama. Met als titel Coriolan schreven Francesco Cavalli (1602-1676), Francesco Pollardo (1653-1722), Antonio Caldara (1670-1736), Attilio Ariosti (16661740), Daniel Gottlieb Treu (1695-1749), Karl Heinrich Graun (1704-1759), Vincenzo Lavigno (1767-1836) en zelfs A. Jolivet (1905-1974) opera’s op dit thema. Johan Huys
deFilharmonie concertmeester Wouter Vossen eerste viool Eric Baeten Peter Manouilov Nana Hiraide Yuko Kimura Claire Lechien Sihong Liang Mara Mikelsone Christophe Pochet Natalia Tessak Guido van Dooren Wiesje Nuiver tweede viool Miki Tsunoda Frederic Van Hille Xu Han Liesbeth Kindt Ilse Pasmans David Perry Lydia Seymortier Marjolijn Van der Jeught Maartje Van Eggelen Luce Caron La Ie Lee Floris Uytterhoeven altviool Sander Geerts Ayako Ochi Barbara Giepner Rajmund Glowczynski Wieslaw Chorosinski Krzysztof Kubala Luis Damian Ortiz Garcia Bart Vanistendael
cello Marc Vossen Olivier Robe Dieter Schützhoff Birgit Barrea Maria Mudrova Karen Schudde contrabas Ioan Baranga Christian Vander Borght Jaroslaw Mroz Tadeusz Bohuszewicz Jeremiusz Trzaska fluit Aldo Baerten Blaz Snoj hobo Eric Speller Sébastien Vanlerberghe klarinet Benjamin Dieltjens Benoît Viratelle fagot Oliver Engels Bruno Verrept Tobias Knobloch hoorn Michaela Buzkova Koen Cools Zachary Cramer Morris Powell
trompet Serge Rigaumont Luc Van Gorp trombone Harry Ries Petar Stoykov Roel Avonds pauken Pieterjan Vranckx
In de kijker
Mischa Maisky © Mat Hennek
Carolyn Sampson © Marco Borggreve
za 17.10.15 / 20.00 / Concertzaal Nationaal Orkest van België & Mischa Maisky / Spaanse vuurgloed Zinderende klankkleuren, klaterende ritmes, en fantastische vertellingen doordrenkt van bijgeloof en tovenarij: welkom in de wereld van Ravel, Strauss en De Falla! Ravels merkwaardige gedenksteen voor Couperin, Richard Strauss’ Don Quixote, met stercellist Mischa Maisky in de hoofdrol, en de rituele vuurdans van De Falla ontsteken een Spaanse vuurgloed in het oor van de luisteraar.
vr 23.10.15 / 20.00 / Concertzaal Orchestre des Champs-Elysées & Collegium Vocale Gent / Schumanns blik op het paradijs Een oriëntaals sprookje over een gevallen engel, waarin Schumanns liefde voor literatuur, zijn vertelkunst als liedcomponist, zijn talent als orkestrator en de betoverende klankwereld van de romantische opera samenkomen. De integere energie van Philippe Herreweghe en zijn Orchestre des Champs-Elysées geeft de partituur de diepte die ze nodig heeft.
DRANKBONNEN Om u nog beter te bedienen, betaalt u voortaan met drankbonnen aan de pauzebars. U kan deze drankbonnen voor de voorstelling of tijdens de pauze aanschaffen aan de verkoopbalies in de Inkomhal en op de Foyers. Ook in het Concertgebouwcafé kan u met deze bonnen betalen.
BESTEL UW TICKETS NU OP
Gezellig tafelen voor of na een voorstelling met een verrassing op vertoon van het concertticket. www.concertgebouw.be/servies.
Coverbeeld: Paul Lewis © Josep Molina / V.U. Katrien Van Eeckhoutte, ’t Zand 34, 8000 Brugge
DRANKBON DRAN €0,50 €0,50
Praat na de voorstelling gezellig na in het Concertgebouwcafé of vertel ons wat u ervan vond (@concertgebouwbr). of Twitter op Facebook