Un secret – Philippe Grimbert Bld 43 à l’intérieure desquels animait< animer ayant perdu bavardage (un) bocal (un) boîte (une) branche (une) cabas (un) chaque mardi cornichon (un) détaillait devinette (une) dû <devoir emballage (un) en dehors de épais trait de crayon éteinte >éteindre évanouissait (s’) fallait > falloir fermière fissure (une) fouillis (un) foule (la) fruits secs habitude (la) image d’Epinal incessant intarissable jeunesse (une) la Belle Epoque loukoum (un) loup (un) marché (le) mendiant (un) mise > mettre la table mise en scene (la) muet natal prétendait< prétendre rattraper (se) reçu de nouvelles réfugié régaler ressembler à sa splendeur sagesse contemplative Sarah Bernhardt sépia serrait < serrer sonnait > sonner souligner tourné la page
in het binnenste van dewelke = waarin levendiger maken hebbende verloren = omdat ze verloren had gebabbel glazen pot doos / blik tak boodschappentas iedere dinsdag augurk vertelde tot in de details raadseltje (ge)moeten (elle avait du ressembler à = had ze waarschijnlijk geleken op …) verpakking buiten dikke potloodstreep gedoofd (hier: niet hoorbaar) viel flauw (<s’evanouir) (men) moest boerin scheur, spleet wirwar menigte gedroogde vruchten gewoonte plaatje met heldere kleuren (soort gravure, zoals toegepast in de 18e eeuw in Epinal in de Vogezen) onophoudelijk nooit uitgepraat rakend jeugd 1890 – 1914 (uitdrukking ontstaan na de eerste wereldoorlog om de “goede oude tijd” aan te duiden) lekkernij van zetmeel, suiker en rozenwater wolf markt bedelaar (lekkernij van gedroogde vruchten) gedekt regie (van een toneelstuk) (garder le sens de …. = gevoel voor theater stom , zwijgend geboortebeweerde hier: de schade inhalen iets vernomen zijn toevlucht gezocht in trakteren, onthalen lijken op haar pracht (du temps de sa splendeur = toen ze nog mooi was) beschouwende wijsheid beroemde actrice uit de 19e eeuw grijsbruin (kleur van oude foto’s)(souvenirs sépia = herinneringen van vroeger) (ver)drukte belde (aan de deur) onderstrepen, accentueren de bladzijde omgeslagen = niet meer omgekeken naar wat geweest was
vain visage (un) voix (la) bld 44
nutteloos , vergeefs gezicht stem
arboraient <arborer bleu de travail carreaux citait
interdire la venue laine (la) liée repousser satisfaire verres
pronken met, opvallen met overall, blauwe werkkleding ruiten citeren, aanhalen kapsel (geheime)verstandhouding vertrouwelijke mededeling, ontboezeming in de loop van verdedigde rouw gedienstig, bereidwillig heftig waren (aussi affectueux fussent-ils = hoe hartelijk ze ook waren) snoepachtig, dol op lekker eten wekelijks onvoelbaar, ontastbaar verbiedende (onmogelijk makend) komst wol verbonden bril arbeidersfonkelden dichter nabije afwijzend, afslaand tevredenstellen glazen
bld 45 aboyé
blaffen toespeling angst bijgewoond, meegemaakt voortlopend gebouw praktijkruimte verborgen (elle m’a caché = ze heeft voor mij verborgen gehouden) als een schelp meer zich afstaken tegen losmaken ontkleed (het gaat hier over joden in een concentratiekamp) uitgezonden beeldscherm, tv omheinde ruimte, ommuurde ruimte omringd (dont mes parents m’avaient entouré = waarmee mijn ouders me hadden omringd) de deur op een kier zetten (hier: een aanleiding geven op zich te uiten) achter elkaar achtergrond
guetter gymnase (un) haltère (une) humiliation (une) muette nudité (une) ordre (un) pâle part (de ma part) partie pénombre (une) persecuté (un) poitrine (la) pris fin> prendre fin rendre (se) respiration (une) sachant trop bien sexe (le) signe (un) supporter tache (une)
wachten op (bespieden) sportzaal halter vernedering zwijgzamer (plus muette que jamais = nog stiller dan ooit) naaktheid bevel bleek van mijn kant deel (dont elle faisait partie = waar zij deel van uitmaakte schemerdonker, halfduister vervolgde borst ten einde gekomen zich begeven naar ademhaling maar al te goed wetend (<savoir) het geslachtsdeel teken verdragen vlek (NB une tâche = een taak)
bld 46 attardé mon regard chair (la) profané
mijn blik laten rusten vlees geschonden, ontheiligd, misbruikt
bld 47 adversaire (un) but (un) chercher à creux , creuse défilaient
tegenstander doelpunt (ook doel) proberen te hol gingen voorbij plicht (je me faisais un devoir de… = ik stelde me als plicht vijgesteld van zich meester maken van elkaar beetpakken glipte overschrijden, aankomen bij regelmatig bezoeken (fréquenter le collège = naar de middenschool gaan) ongenadig, meedogenloos de finish de ommekeer zich handhaven aangeven voorover buigen la salle de permanence = het overblijflokaal gedoken de lagere school op elkaar lijkend elkaar opvolgen op de grond gooien, vloeren juichkreten
bld 48
adressé la parole à ample assis < asseoir bientôt bobine caillou (un) capitaine (le) chahuteur chignon (un) comble comtemplé désarticulé dévidant dos (un) drap (un) échapper à enfermer s’ face à fosse (une) mèche (une) membre (un) obscénité (une) pellicule poupée disloquée précipiter previseur râblé rebondissait
het woord gericht tot ruim (zittend) zittend weldra (film)rol /spoel, (ook: klosje) kei, steen hier: aanvoerder herrieschopper (haar)knotje overvol, boordevol’ aandachtig bekeken ontwricht (slap als een pop) afrollend, afwikkelend rug laken ontsnappen aan zich opsluiten tegenover grafkuil haarlok ledemaat (ook lid) schaamteloosheid de filmrol ontwrichte pop (in een afgrond) gooien rector, directeur met een brede rug opsprong bijeen gebracht genageld, vastgeklonken gezoem pad stoel uitgeblazen (soufflé mes 15 bougies = mijn 15 kaarsen uitgeblazen) schoolbord zeer kort geknipt gespannen berg (met name de afvalbergen bij steenkoolmijnen) smalle bovenlijf meegesleept de vorige dag (la veille au soir = de vorige avond) heftig
bld 49 agité (s’était agité) alerté bourrer de coups choix (fait mon choix) cogner contrairement à convoquer corps (un) coude (un) coulait
had zitten wiebelen geallarmeerd afrossen, in elkaar stompen mijn keuze te hebben gemaakt stoten (pour lui cogner la tête contre le sol = om hem met zijn hoofd tegen de grond te slaan) in tegenstelling tot bij zich laten komen, oproepen lichaam de elleboog (il me poussa du coude = hij stootte me aan met zijn elleboog) stroomde gespuugd
crainte (une) vrees creux (un) holte cuisse (une) dij début (un) begin déclenché
bld 51 bagarre (une) knokpartij caoutchouc rubber coudre l’insigne het insigne (de Jodenster) naaien décrit < décrire omschreven, beschreven défait < se défaire son visage s’est défait = (ongeveer: er verscheen een blik van ontsteltenis op haar gezicht dénoncé
door alsmaar te + inf bijvoeglijk naamwoord hoek geplakt gemeenschap vertrouwen schuldig stel, echtpaar merkwaardigerwijze uitgemergeld ontdekt zich ontdoen van (se défaire de son serment = zich ontdoen van haar eed)
démarche cahotante désagréable désignait < désigner devait < devoir donc durant encombrant épicier (un) fil (le) flotter franchi < franchir giflé(e) ignorée (s’était) inapte L’Indre lèvre (une) lourd majuscule (une) marqué < marquer moitié (la) obligatoire panneau (un) parfois pavillon d’à côté peine (à peine) phrase (la) port (le) privation (une) qualificatif (un) regard (le) réquisition (la) retraité (un) séjour (un) serment (le) singularité (une) tant de questions torturé< torturer trahir vacillait < vaciller
schokkerige manier van lopen onaangename wees aan was mij verschuldig (elle me devait la vérité = ze moest me de waarheid vertellen) dus gedurende hinderlijk (si encombrant = zo hinderlijk) kruidenier de draad (van mijn verhaal) drijven (flotter dans des pyjamas = in pyjama’s zwemmen) overschrijden (franchies lèvres = over mijn lippen gekomen) geslagen (hier: geraakt) (had) niet van elkaars bestaan geweten ongeschikt een Frans departement lip zwaar (lourd au point de = zo zwaar dat hoofdletter ge(brand)merkt de helft verplicht (obliger = verplichten) bord soms het vrijstaande huis ernaast ternauwernood, nauwelijks zin het dragen ontzegging, ontbering een (beschrijvend bijvoeglijk naamwoord blik inbeslagname gepensioneerde verblijf eed bijzonderheid zoveel vragen gemarteld verraden wankelde
bld 53 à l’en croire assez marquée ressemblait rompre se faire un devoir
als je haar geloven mocht genoeg (ook tamelijk) marquée par sa différence = gebrandmerkt door haar “anders zijn” lijken op < ressembler verbreken het als een plicht zien
bld 54 apparition (une) verschijning : ( il faisait sa première apparition = verscheen voor het eerst ten tonele) aussi aan het begin van een zinsdeel : dan ook (aussi je l’écoutais = ik luisterde dan ook naar haar) aveugle : en aveugle als een blinde balancier balanceerstok (van een koorddanser) bas-côté (le) de berm beau-frère zwager
belle-soeur schoonzus certitude (la) zekerheid distinguais < distinguer onderscheidde elan (un) vaart éloignait <éloigner verwijderde équilibre (une) evenwicht existé < existé bestaan exode (un) uittocht fixé sur < fixer strak gericht op freiné(e)
geborduurd pijnlijk stokte in haar keel beledigend, smadend
bld 56 accabler agitation (une) animaient (s’) apitoyer s’ brisait (se)< se briser cherchais à (je) conquérant couloir (le) déliés démarcation demeuraient enquête (une) épouse (une) fierté (la) graine de champion inquiétés (se sont) insensible insoupçonnable le sort de Juifs
belasten (hier: beschuldigen) drukte kwamen tot leven < s’animer medelijden hebben brak probeerde ik hartveroverend gang soepel la ligne de démarcation = de grens tussen bezet en collaborerend Frankrijk woonden, ( bleven) onderzoek echtgenote trots kampioen in wording zijn ongerust geworden < s’inquiéter ongevoelig onvermoed het lot van de Joden
manuel scolaire masque (un) muscles pâleur (une) parvenais <parvenir à persister poursuivre rassuré(s) < rassurer réduisaient (se) rendez-vous souffrance (la) teint (une) titres en gras veillant sur
schoolboek masker spieren bleekheid slaagde er in aanhouden vervolgen gerustgesteld konden niet meer worden teruggebracht tot / lieten zich niet meer herleiden tot afspraakjes lijden, leed tint, gelaatskleur dikgedrukte titels wakend over
bld 57 admiratif brossé le portrait cendre (la) colère (une) conscient de côtes saillantes couvé
bewonderend het portret geschetst as woede bewust van uitstekende ribben gekoesterd wanhoop, ontreddering exacte copie verpletteren jeugd groffe stof) ter sprake bracht woest zich voorstellen, indenken bibberend in het vuur gooien /ten prooi geven aan de vlammen beet vuistvol Polen bracht teweeg verleidend dof zeker van gelaatstrekken geleefd
bld 58 abandonné à sonsort arracher (s’) assassin (un) aucun trait au-delà de autorité balbutiement barbelés (les) brouillon (un) déception (la)
overgelaten aan zijn lot aan zichzelf ontrukken moordenaar geen enkele gelaatstrek achter (in figuurlijke zin) gezag gestamel (bedoeld wordt: een niet perfect leven) prikkeldraad een schets, een kladje teleurstelling
déposé< déposer écorchais (m’) émergeait <émerger enclos (un) exercé < exercer faute de grêle hanter hérité (de) honte (la) Ignorais < ignorer imprimé ployait
leggen haalde me open <s’écorcher tevoorschijn kwam ommuurd terrein uitoefenen bij gebrek aan dun obsederen, rondspoken erven schaamte wist niet geprint boog door / ging gebukt onder naasten doorgestreept, gewist uitgesteld, vertraagd glimlach beeldhouwer (vader wilde zijn zoon vormgeven, er een sportman van maken!) zwijgzaam verzwegen kracht
bld 59 apparût (subj imp) aspiré < aspirer aucune pierre aurais –je brèche (la) défaite (la) effacé < effacer gagner haine (la) ignorant imposait < imposer lit (le) matelas (un) mêlait < mêler morbide naufrage (le) nuque (la) origine (une) partager persécuteur (le) pied (un) rayonnant recouvert
verscheen < apparaître opgezogen geen enkele steen zou ik hebben bres (gat in de muur van kasteel of stad) nederlaag gewist winnen haat niet wetende oplegde bed matras vermengde abnormaal, ziekelijk schipbreuk nek oorsprong, herkomst delen vervolger voet stralend bedekt ontmoeten (faire rencontrer = met elkaar in contact brengen) tot twee keer toe uit de nederlaag haalde
vaincu
overwonnen leegte
bld 63 ajouté assemblée (une) assister à besoin (le) blancs (les) brasserie (la) brise < briser cependant chaleur (la) ciel (un) ciré cohabiteraient convive (un / une) éclairant < éclairer effacer éloge: faire l’ éloge de enlacent <enlacer envole (s’) façon ( à sa façon) jusqu’ à ce que lendemain (le) loué mairie (la) mariée (la) menace (la) moulinet (un) né(e)
toegevoegd bijeenkomst (ook: vergadering) bijwonen behoefte lege plekken eetcafé (ook: brouwerij) breekt echter warmte) hemel geboend zouden samenleven / naast elkaar bestaan < cohabiter gast verlichtend, verhelderend uitwissen lof uitspreken over omarmen vliegt weg op zijn manier totdat volgende dag gehuurd stadhuis bruid dreiging een maaiende beweging geboren voeden schotel verrukt, heel blij onthulling afschudden stoel zo vaak weggedoken versuftheid, apathie verbintenis , huwelijk krachtig, sterk
Bld 64 adolescence (une) atteint
jeugd bereikt moment / leeftijd waarop een joodse jongen godsdienstig meerderjarig wordt toegegeven aan vrijgezel ongeveer: de vleselijke contacten die hij zich liet smaken kaars betovering verovering gewijd, besteed cultus, verering
dispenser de (se) employé (il s’est …) éperdu(e) épuisé évité grâce : de bonne grâce insistance (une) lueur (la) manifestation (un) ne ……… guère participer passage obligé prête : il s’y prête priant < prier prospère quête (la) réjouissance(la) rencontre (une) s’efforce de sacrifié
zich onttrekken aan heeft hij zijn best gedaan hartstochtelijk, vurig uitgeput vermeden graag het aandringen schijnsel uiting nauwelijks deel te nemen verplicht station hij leent zich er voor biddend welvarend zoektocht vreugde ontmoeting spant zich in geofferd
bld 65 accompli(e) accueillir apparition(une) assombrir auparavant avoué < avouer cascade (une) déchire (se) destin (le) douloureux ,-se éclair (un) éclat (un) émérite foudroyé frais / fraîche guette haut-de-forme (le) insolent léger ondulé(s) perceptible plongeuse proximité (à) rieur séducteur (le) sommeille tailleur (en) tel que tremblement (un) voile (un) vol (de haut vol)
voortreffelijk, volleerd ontvangen verschijning (qui fait son apparition = die verschijnt) treurig maken geleden, daarvoor bekend waterval wordt uiteengereten lot pijnlijk glinstering pracht, schittering uitstekend, ervaren als door de bliksem getroffen vers, fris wacht af (ook: op de loer liggen) hoge hoed brutaal, verwaand licht golvend merkbaar duikster in de nabijheid vrolijk,opgewekt verleider sluimerde (dommelde) in een mantelpakje zoals trilling sluier van een hoog niveau
bld 66
apposer appuyé balayé bruissant(e) cantor (le) comportement (le) détruit < détruire ébloui < éblouir entrepris étouffé honorer incliné(e) injure (une) joue (se) paupière (la) perceptible sanglot (un) timbre (le) vision : dont la vision voûte (la)
plaatsen nadrukkelijk, strak weggeveegd bruisende voorzanger gedrag verwoest verblind ondernomen < entreprendre onderdrukt eren gebogen belediging speelt zich af ooglid waarneembaar snik belletje (ook postzegel) wiens aanblik gewelf
bld 67 aucun(e) boucle (une) caresse (la) failli: a faille gâcher gâché honneur mordre nuque (la) ressaisir (se) soulagement suffisamment tissu (le) violence (se fera )
geen enkele (haar)lokken streling had bijna verpest verpest eer (il fera honneur à chaque plat : hij eert ieder gerecht = eet van alles wat) bijten nek tot bezinning komen, zijn zelfbeheersing hervinden opluchting voldoende stof zal zich geweld aan doen
bld 68 affluence (une) toestroom, drukte anneaux ringen (sport) anxieux, -se angstig arrondir (s’) rond/bol worden autre:de temps à autre zo nu en dan début : au début de aan het begin van depuis sinds détaillant (le) détailhandelaar émerveillant (s’) vol verwondering féroce vreselijk fournir (se) inkopen doen menton (le) kin nouveau-né baby partenaire partner pelouse (la) gazon Père Lachaise (le) begraafplaats in Parijs rassuré gerustgesteld remplir (ver)vullen
sourcil (le) stade (le) surplombe suspend < suspendre tricoter ventre (le) volontaire
wenkbrauw stadion steekt uit over laat hangen breien buik wilskrachtig
bld 69 abri (un) accrocher à attentif au-delà de barre fixe (la) berceau (le) bouleversent brimade (la) caisse (la) carton (un) cesse : sans cesse chair (la) collée au poste compagnie (la) cou (le) couffin (un) couloir (le) court de tennis (le) déroulées (se sont) discipline (une) embrasse < embrasser entassaient (s’) étend (s’)< s’étendre exil (un) exploré geste (le) grimpé(l’escalier) immeuble (un) initier insouciance (une) leurrait (se) lisait
schuilplaats hangen aan opmerkzaam over, tot achter rekstok wieg in hevige beroering brengen pesterij kassa (tenir la caisse = de kassa bedienen) kartonnen doos onophoudelijk (lett : zonder ophouden) vlees (donnant de la chair au petit fantôme = en gaf zo meer gestalte aan de schim) gekluisterd aan de radio (coller = plakken) gezelschap hals reiswieg gang tennisbaan hebben zich afgespeeld < se dérouler sportonderdeel (ook : vak) kust opeengestapeld stonden zich uitstrekt ballingschap onderzocht gebaar (de trap) opgegaan flatgebouw inwijden onbezorgdheid maakte zich illusies / gaf zich geen valse hoop < se leurrer) las glanzend worstelen (ook : strijd) kastanjeboom dreiging geknoopt oor vertrek vlak ( passe au second plan = verdwijnt naar de achtergrond) grijpen lijkt zorg ondergaan zweet mat (bij judo en worstelen)
taquine < taquiner témoignage (le) trahirait < trahir vague : la vague brune
plaagt getuigenis zou verraden de bruine golf (= facisme)
bld 70 alignement un) bannière (une) basculer bienveillant brusquer crainte (la) ébloui < éblouir écart : tenir à l’écart envisagé épaule (une) grand-messe hostile impeccable insupportable magazine (le) moquer de (se) paille (la) par-dessus passant (Ile) patrie (la) persécuteur (un) précipiter rendent compte de semblable (rien de…) sollicitude (la) torchère (une) voûter (se)
rij vaandel omslaan, omtuimelen welwillend nors behandelen vrees verbluft, gefascineerd (er)buiten houden tegemoet gezien (ook : overwegen) schouder hier figuurlijk : enorme partijbijeenkoms (ook : hoogmis) vijandig onberispelijk on(ver)draaglijk tijdschrift bespotten stro (ook : rietje om te drinken) over voorbijganger vaderland vervolger smijten doen verslag van
bld 71 armistice (un) auxiliaires char (un) circulation (la) clochette (la) confier contemple défilent < défiler destinée (la) dissimuler (se) dos (le) envahi(e) expédiait feuilleté fil : au fil de fil : reprendre le fil imperméable (un) implacable incarnation (une) instauration (une)
wapenstilstand hulptroepen tank verkeer belletje toevertrouwen bekijkt, kijkt oplettend naar komen voorbij lot(sbestemming) zich verbergen, schuilgaan rug overmeesterd stuurde weg doorgebladerd in de loop van, tijdens de draad weer oppakken regenjas onverbiddelijk belichaming het instellen, invoeren
inversent (s’) mal (le) manche (une) mien (le) oie : au pas de l’oie patienter propriétaire ras : à ras bord reconnaissable regret : à regret répand (se) s’affichent < s’afficher soupirait <soupirer tamponnaient tourmente (la) zélé(s)
worden omgedraaid het kwaad mouw het mijne = mon récit = mijn verhaal in ganzenpas geduld hebben eigenaar tot aan het randje herkenbaar met tegenzin verspreid zich < se répandre worden tentoongespreid zuchtte een stempel zetten beroering ijverige
bld 72 agace
irriteert zwaar worden pakje (samengebonden spullen) gerucht (le bruit court = het gerucht gaat …) lading beladen met stedeling toonbank met een ontdaan gezicht voortaan) de deur uitzetten werknemer tegemoet zien zuivering uitwijzen ontvlucht algemeen worden grossier (groothandelaar) lastiggevallen huilerig poort (NB la Porsch = sportwagen !) glanskatoen magazijnbediende genaturaliseerd = het Franse staatsburgerschap hebben verkregen noodzaak Kristalnacht (9 nov 1938 : 91 joden vermoord, veel gewonden , veel vernielingen) cape, schoudermantel vervolging het ergste hoofd van de politie autobus (15 pk) razzia, inval vanwege bijeenkomst zaaien doof (fait la sourde oreille = doet of hij doof is = luistert niet) status, (rechts)positie
tente < tenter terreur (la) timoré (un) tordre (se) vise à
tracht ontzetting, schrik bangerik, angsthaas se tordre les mains = zich de handen wringen erop gericht is, ten doel heeft
bld 73 apatride ballot (un) bercé courant (il est au ….) défaire (se ….. de) enlèvement (un) ficelé file d’attente (une) hâte : à la hâte hissé
stateloos pakje (denk aan balluchon) gewiegd hij is op de hoogte zich ontdoen van razzia, ontvoering met een touwtje (une ficelle) dichtgeknoopt wachtrij haastig gehesen ongelovige (die het niet wil geloven : heeft niet met godsdienst te maken !) tot dan toe groente huisvrouw geminacht maatregel (ook : maat) levenswijze schoonmaken gehaat, onuitstaanbaar (rendu odieuse – gehaat gemaakt) pop, marionet ternauwernood, volhardt (il persiste à croire = hij blijft geloven) verzegeld macht verwachting, vooruitzicht gelijkgeven vluchteling onheilspellend snijden getier, geschreeuw
bld 74 agrès (les) apparence (une) apposer approvisionnement autant de clef (la) contrainte courrier (le) débattent < débattre défi (un) délié(e) détour (le) enchaînement (le) éprouvé< éprouver fermeture (la) houleux
gymnastiektoestellen uiterlijk aanbrengen bevoorrading zoveel sleutel (mettre la clef sous la porte = de zaak sluiten) gedwongen < contraindre post spreken, discussiëren uitdaging slank omweg (au détour de = via) opeenvolging (van bewegingen in de sport) ondervonden sluiting hooglopend, woelig
infamant initier s’ lâcheté (la) lenteur (la) loger lutte (la) marche (la) merveille (la) remporté rendre (se rendre à) saut périlleux sein : au sein de soumission (Ia) succursale (la) tampon (le) trace (une) trait (le) triomphé de usine (une)
onterend, smadelijk zich inwijden, de eerste stappen zetten lafheid traagheid logeren het worstelen trede wonder (fait merveille = maakt veel indruk) behaald zich begeven naar salto mortale (achterwaartse salto) in (au sein de la famille = in het gezin) onderwerping filiaal stempel spoor gelaatstrek (traits tirés = vermoeide trekken) gewonnen van fabriek
bld 75 ainsi zo appartient < appartenir behoort (le stade leur appartient : het stadion behoort hen toe, is van hen) assombrit (s’) werd donker aussitôt dadelijk autrefois vroeger bord (le) oever chevelure (la) haardos ciselé prachtig vormgegeven (ciseleren is een techniek in de edelsmeedkunst) combat (le) gevecht (poussée au combat = tot een gevecht aangezet) conscience(la) bewustzijn (prendre conscience de = zich bewust worden van..) éblouissement (un) verwondering, betovering entraînement (un) training exploit (un) topprestatie face à ten opzichte van faveur (la) gunst (à la faveur de = dankzij) ferveur (la) hartstocht, vurigheid fond : au fond de diep in, onderin fou krankzinnig friture (la) gebakken vis imposent < imposer opleggen , opdringen jamais (n)ooit ( plus proche que jamais = dichter bij dan ooit) juger de oordelen over maillot (le) badpak moulé(e) als gegoten persuadé(e) overtuigd piscine (la) zwembad plongeoir (le) duikplank rayonnent stralen régaler (se …. De) smullen van renouer weer aanknopen, weer opvatten ruisselant(e) druipend saisi(e) gegrepen souhaite < souhaiter wenst soutien (le) steun
trajectoire parfaite vacille
perfecte boog wankelt
bld 76 auprès de chercher à complice (un) dispose < disposer de éclaircie (une) égayent éloignant évoquer incessant interdit (s’) privation (la) quotidien (le) rétréci < rétrécir rigueur (la) se réfugie soumet (se) tablée (une)
bij proberen te medeplichtige beschikt (dont elle dispose = waarover ze beschikt) opklaring opvrolijken op een afstand houdend ophalen, zich voor de geest halen onophoudelijk zichzelf verbiedt < s’interdire ontzegging, het ontnemen van rechten dagelijkse leven (ook : krant) gekrompen, verkleind strengheden, wreedheden zoekt haar toevlucht < se réfugier onderwerpt zich < se soumettre à tafelgezelschap
bld 77 anéantit < anéantir arborer avis (un) balaye capitulation chiffon (le) colère (la) commerçant (le) communauté (une) considère courir crochu dérober (se) désobéir distance effort (un) empoignade (une) envahisseur (un) étoile (une) fondé force : de force gifle (une) honte (la) humilier menton fuyant nez aquilin (le) obéi < obéir obligatoire occasion (une) opposer à orthopédique ose < oser
vernietigt (opvallend) dragen mening veegt van de tafel overgave lapje woede winkelier gemeenschap beschouwd lopen (faire courir un risque à … = … een risico laten lopen) krom zich te verschuilen ongehoorzaam zijn afstand (prendre ses distances = afstand nemen) inspanning, poging heftige woordenwisseling binnendringer ster gegrond gedwongen oorvijg, vernedering schaamte vernederen wijkende kin haviksneus kromme neus gehoorzaamd verplicht aanleiding, gelegenheid in te brengen heeft orthopédisch (aangepast aan haar misvormde voet) durft
perspective (la) pèse < peser pire port (le) prix : de prix proscrit (un) rallie
vooruitzicht (zwaar) wegen (l’étoile lui pèse = de ster drukt zwaar op haar) erger het dragen (ook : de haven) kostbare vogelvrijverklaarde, verworpene herenigt rangschikt verloochening , verraad verwijt bevuilen, bevlekken zool naburig
bld 78 abandonner accorder (s’) accueil (un) afin de assurer la garde de avant-garde (en…) avis (un) cœur (le) conseil de famille (un) constellation (la) croise
in de steek laten elkaar te gunnen / toe te staan ontvangst om te passen op als voorhoede mening hart familieraad groep ( lett : gesternte ) komt tegen het begeven (un regard qui défaille – een aarzeling in de ogen) vertrek verwarring, ontreddering vastbeslotenheid ontraadt, praat het (haar) uit het hoofd weerhouden van afgeschrikt aarzeling onzeker uitweg, oplossing zal zich voegen bij noodzaak verkrijgen achternaam overtuigd hoezeer zullen kunnen klaar, gereed tot voordeel zijn aan voorzichtig verzamelen achteruit gaan, terugdeinzen bedenktijd herhaling (à plusieurs reprises = herhaalde malen verzetsnetwerk romantisch, als in een roman in veiligheid verleid zal zijn (sera du second voyage = zal deelnemen aan de tweede reis)
surprend
vangt op (lett : verrast)
bld 79 coudre gilet (un) fièrement
naaien vest trots (bijw)
bld 80 animation (une) apprécie assurent attentif bonheur (le) butte (la) confidente (une) confiné couturière (la) dès enfantin exilé feront < faire fréquentation (la) habitué(e) literie (la) lumière (la) manqué monotonie (la) ouverture (une) peser préoccupation renoue < renouer semblable à valu < valoir
drukte waardeert stellen veilig, zorgen voor hoffelijk, voorkomend geluk heuvel (la butte Montmartre = Montmartre) vertrouwelinge afgezonderd, geïsoleerd naaister dadelijk bij kinderlijk verbannen zullen maken het regelmatig bezoeken, (omgaan met) gewend beddengoed licht Martha lui a manqué = zij heeft Martha gemist eentonigheid het openen zwaar vallen zorg knoopt ze nieuwe banden aan lijkend op opgeleverd (lett : waard zijn) (leur a valu = heeft hen opgeleverd…)
bld 81 accompagne (s’) apparence (une) appuyé assaillent < assaillir avant-bras (un) baissé(s)
vergezeld gaat van verschijning, uiterlijk nadrukkelijk(e) overvallen onderarm neergelaten elle a beau lutter : ook al vecht ze er tegen overhemd geknal, het slaan verovering beschouwd eigentijds zich eraan (te) onttrekken het tekenen vermoedt zwaar, vermoeiend achting billen afgeschrikt (doen bekoelen)
gourmandise (une) grand siècle habitué à hâle (le) hommage (un) le jour même lueur (une) manifester mené le jeu mépriser muscle (le) occupe ses pensées odeur (une) pacte (un) plus que poids (le) proie (une) promesse (une) proposé(s) à la vente rencontre (une) renoue < renouer retourne (se) réverbère (un) rustique saillant(es) < saillir) scellait < sceller se défendre sensation (une) sexe (le) soir (le soir venu) store (un) sûr de sursautait talon (un) tendresse (une) tranchant sur trop troublant(e) veine (une) veut : elle s’en veut de
(snoep)lust 17e eeuws gewend aan bruine kleur eerbetoon juist op de dag schijnsel duidelijk laten blijken het spel geleid minachten spier houdt haar bezig geur pact, overeenkomst plus qu’elle ne le voudrait = meer dan ze zou willen (ne niet vertalen) gewicht prooi belofte die de koop werden aangeboden ontmoeting pakt weer op zich omdraait (sur laquelle on se retourne = waarvoor men zich omdraait ) lantaarnpaal landelijk, boerenuitstekende bezegelde, bekrachtigde zich verdedigen (elle ne peut se défendre d’une attirance pour =onwillekeurig voelt ze zich aangetrokken tot) gewaarwording, gevoel geslachtsdeel als de avond gevallen is rolluik zeker van sprong op hak tederheid afstekend tegen te opwindend (ook : verwarrend) ader zij neem zichzelf kwalijk
bld 82 apaise < apaiser carnet (un) charge (une) connaissait : consonance (la) coupable croquis(un) dégage (en dégage) éprouvé(e) esquisse (une ) exécution fils (un) fluide
brengt tot rust notitieboekje belasting (ook lading) qu’elle ne se connaissait pas = die ze niet bij zichzelf had vermoed klank schuldig schets haalt eruit op de proef gesteld schets (ook : croquis) mettent leur projet à exécution = hun plan uitvoeren zoon vloeiend
grâce à inutile lignes de force nécessaire(s) page (une) partagerait < partager préfecture (la) prends possession de spoliation (une) surprend <surprendre tiroir (un) trait (le) verrait < voir vigueur (une) vivrait < vivre
dankzij nutteloos hoofdlijnen noodzakelijk bladzijde zou delen hoofdcommissariaat van politie neemt bezit van plundering verrast lade lijn (ook gelaatstrek) zou zien kracht zou leven
bld 83 attente (une) het wachten aussitôt que possible zo snel mogelijk (aussitôt = dadelijk) avoir rendez-vous een afspraak hebben boisson (une) drankje bord (le) oever bruissement (le) geruis campagne (la) platteland communiqué meegedeeld conduit < conduire brengt convenu < convenir afgesproken coquet(te) flink cousu(es) < coudre genaaid Creuse (la) naam van een rivier en van een departement date (une) datum déposera < déposer zal afzetten doublure (la) voering économies spaarcenten endormi slapend enfonce (s’) verdwijnt, duikt établir (s’) zich vestigen fourni < fournir geleverd franchir la ligne de demarcatielijn oversteken ( van groene naar beige gebied over de rode lijn)
frontière (une)
grens
grange (une) honneurs (les) inspire confiance insurmontable ira < aller marche (une) nouveau : de nouveau paille (la) passeur poignée de main (la) premier : en premier proximité : à proximité retraite : à la retraite somme (une) traction (une)
schuur leur fait les honneurs de la maison : ontvangt ze gastvrij boezemt vertrouwen in onoverkomelijk zal gaan mars, wandeling (ook : trede) opnieuw stro iemand die clandestien mensen over de grens brengt handdruk als eersten in de buurt van gepensioneerd bedrag eerste Citroën met voorwielaandrijving
verser vit
storten (ook : gieten) leeft , woont
bld 84 accès (un) agglomération (une) agrémenteraient alignent
toegang bebouwde kom, dorp : agrémenteraient l’ordinaire = de gewone maaltijd/kost wat verrijken op een rij zetten bevoorraden boog oever genesteld, gevlijd honderd jaar oud(e) vertrouwt toe stroom (van het water) overstijgen, (ook : inhalen) leidt, staat aan het hoofd à leur disposition = tot hun beschikking uitsteekt boven duikt onderhouden steile helling gras
hôte (le ) institutrice (une) journal intime (un) juché(e) la périphérie méfie : se méfie de modeste muret (un) ombragé(s) participer à paru < paraître pêche (la) pelouse (la) pente : en pente raide percé d’une porte poisson (un) précipiter reflété (es) régime (le) règnent sur repère (un) rez-de-chaussée (le) spacieux, -se témoigne torse nu une pile usine hydroélectrique veille sur venelle (une) vers
gastheer juffrouw (lagere school) dagboek hoog gelegen de buitenkant (à la périphérie = rondom, aan de rand van het dorp) wantrouwt bescheiden muurtje beschaduwde deelnemen aan geleken (tout leur a paru si facile = alles leek hen zo eenvoudig) het vissen gazon in een steile helling waarin een deur aangebracht vis naar beneden gooien (hier in figuurlijke zin : de straatjes lopen schuin de helling af) weerspiegeld dieet regeren over herkenningspunt (prendre ses repères = zich oriënteren) begane grond ruim getuigt (elle le lui témoigne = laat ze hem dat merken) met ontbloot bovenlijf (brug)pijler waterkrachtcentrale waakt over straatje, steegje naar
bld 85 prête<prêter à prête main forte affluence raréfié(e) s’est fidèle appel épaulent (s’) louanges (les) donner le feu-vert accroche (s’) courage (le) oreiller (un) redevient < redevenir craintif effrayé par émue < émouvoir application (une) sommeil (le) sourcils froncés accorde distribue compter affection (une)
lenen aan helpt een handje les jours d’affluence = de dagen dat het druk is in de winkel is zeldzaam geworden trouw ne font plus appel à = geen beroep meer doen op ondersteunen elkaar lofprijzing (chantent les louanges de Saint-Gaultier = vol lof zijn over S-G) het groene licht geven klamt zich vast (s’accroche à cette mère qui n’a plus qui lui = die alleen hem nog maar heeft) moed kussen (zelfstandig naamwoord !) wordt opnieuw) angstig verschrikt door ontroerd ijver slaap gefronste wenkbrauwen verleent, geeft uitdeelt tellen (sans compter = gul) liefde, genegenheid
ressentir alerte empêcher (s’)
voelen être en alerte = waakzaam zijn zichzelf beletten (elle ne peut s’empêcher de se réjouir = onwillekeurig is ze blij…)
bld 86 accordé aucun crédit geen enkel geloof gehecht annonce (une) aankondiging que son petit revienne et que Tania trouve à nouveau refuge auprès de lui = moge haar broertje terugkomen en Tania weer bij hem mogen schuilen appuyait (s’) leunde arrondissement stadsdeel aussitôt dadelijk bouche de métro (une) ingang van de metro bouclé afgegrendeld comprend begrijpt het (dat het staat er vaak niet bij) contradictoire tegenstrijdig coup de crosse klap met de kolf van het geweer coup de pied(un) schop dévaler les escaliers de trappen afgaan enfuir (s’) vluchten entasser opeenpakken, samenpersen envisage van plan is, overweegt Etat juif (un) Joodse staat faire tourner laten draaien fraîcheur (la) frisheid hâte : en toute hâte met grote spoed , in allerijl lorsque toen opération (une) onderneming parvenir à erin slagen te phrase (la) zin précipite(se) haast zich priver de (se) zich iets ontzeggen rafle (la) razzia reconnaissant dankbaar tentent de proberen te voiler (se) dof worden (le voile = de sluier) bld 87 bras (les) dénoncé(s) recensé(s) réclame scellés : vacille
armen verraden geteld eist op, roept om des scellés sont apposés sur les portes = de deuren zijn verzegeld wankelt
bld 88 abandonnée aile(une) atteignent
verlaten, in de steek gelaten vleugel treffen geen enkel bij tuimelt om de oevers van de Creuse van haar stuk gebracht zekerheid
cœur : en plein cœur midden in het hart déchiffre ontcijfert défaillir flauwvallen devient < devenir wordt douleur (la) verdriet (ook : pijn) écriture (une) handschrift effondre (s’) stort in empêcher beletten espoir (un) hoop feront oublier zullen laten vergeten fourni < fournir geleverd, gegeven fracas geraas insupportable ondraaglijk joie (la) vreugde jusqu’à ce que totdat ligne (une) regel lorsque wanneer menace (la) (be)dreiging nid (le) nest (avait fait son nid = had zich genesteld) point : à quel point hoezeer preuve (la) bewijs privation (la) ontbering, ontzegging raison: perdre la raison het verstand verliezen serré(e) compact, dicht op elkaar geschreven soudain plotseling soutiennent < soutenir ondersteunen tant zozeer tombe sur komt bij tour (le) de beurt (c’est au tour de son mari = nu doet haar man het op zijn beurt) tromper bedriegen vient de rejoindre heeft zich zojuist aangesloten bij bld 89 affectueux liefdevol angoisse (une) angst arrivée (une) aankomst autel (un) altaar autorité (une) gezag avouer toegeven (a fini par m’avouer = heeft me tenslotte toegegeven) causé veroorzaakt cédant < céder toegevend charge (se) de zorgt voor comportement (le) gedrag convaincre overtuigen crainte : de crainte que uit angst dat décuple < décupler vertienvoudigt délire < délirer ijlt demeurait < demeurer bleef bestaan déposer afzetten dévore < dévorer verslindt (dévore des yeux = verslindt met zijn ogen…) égarent (s’) dwalen af entraînant met zich meeslepend essentiel (l’) het allerbelangrijkste, waar het om draaide excité opgewonden finit par accepter accepteert tenslotte
geste (un) gravé hâter héroïne (une) imprudence (une) incroyable insistance (une) interpelle < interpeller lieu (le) manutentionnaire (le) Médée mener mutisme (un) nécessité (la) ombre (une) passeur (le) paysage (le) peine : à peine perdra perte (la) pleurs (les) poste de garde (le) près de procuré prononcera propre provoquer réfugie (se ) rendez-vous (un) sacrifiant < sacrifier sauf soin (le) tentent < tenter vécu
gebaar gegrift (gegraveerd) verhaasten, bespoedigen heldin onvoorzichtigheid ongelofelijk het aanhouden aanspreken plaats, plek magazijnbediende Oosterse prinses die, wanneer ze door haar man wordt verstoten, uit wraak haar kinderen doodt.
brengen stilzwijgen noodzaak (les objets de première nécessité = de allerbelangrijkste spullen) schaduw (hier : een onduidelijkheid, iets vaags) iemand die clandestien mensen over de grens brengt landschap ternauwernood zal te gronde richten (ook : zal verliezen) ondergang (ook : verlies) het huilen (provoquer ses pleurs = haar aan het huilen te maken) wachtpost (dicht) bij geleverd zal uitspreken eigen (ook : schoon) veroorzaken vlucht afspraak opofferend behalve zorg (prendre soin de lui = voor hem zorgen) proberen beleefd (ook : geleefd) de dag ervoor (la veille du départ = de dag voor vertrek) ruit, raam stem
bld 90
afin que anxiété (une) appentis (un) au delà de avant-goût (un) bavardant (en …) blêmir caresse chemin (un) claquent
opdat angst (ook: la peur, l’angoisse) afdak, schuurtje achter voorproefje al babbelend bleek worden streelt weg knallen
comtoise (une)
conseillé < conseiller aangeraden côté : à côté de
naast
crisser knarsen débrouiller (se) zichzelf redden, het zelf aankunnen dont waarvan fixe < fixer strak kijken naar fond (le) achterste (vers le fond de la salle = naar achteren in de zaal) frein (le) rem horaire (une) dienstregeling, tijdschema il est allé leur chercher des boissons = is hij drankjes voor ze gaan halen indique < indiquer aanwijzen loin
ver
nettoie < nettoyer nuit : de nuit obscurité (une) paraît < paraître pas (un) passage (au …) prévenu: il a prévenu récuperer relâchera (se) remisé < remiser repéré < repérer séparer (se) serre < serrer servi(e) < servir signifie < signifier tasse (une) touche à tour de garde (le) veilleur (le) zinc (le)
schoonmaken ’s nachts duisternis lijkt pas in het voorbijgaan hij heeft er voor gewaarschuwd weer ophalen zal verslappen stallen gevonden, ontdekkt uit elkaar gaan drukt (tegen zich aan) bediend, geserveerd maakt duidelijk (ook: betekent) kopje raakt aan bewakingsronde bewaker tapkast (kroeg)
bld 91 aboie < aboyer accoudé adresser la parole assurer (s’) bouteille (une) cache < cacher chaussure (une) contemplé contracte (se) décontenancé détourné(e) dirige (se) vers dresse (se) en évidence
blaft geleund het woord richten tot zich ervan te vergewissen , er zeker van te zijn fles verbergt (NB : vangen = attraper) schoen aandachtig bekeken spant zich (lett : trekt samen) van zijn stuk gebracht qui ne s’est pas détournée = die zich niet heeft afgewend van begeeft zich naar richt zich op duidelijk zichbaar
encadrés par épais (se) épaule (une) faction (en…) faire signe ferme fouiller hausse les sourcils heurte interroge lèvre (la) longe maîtrisent < maîtriser ordre (un) orthopédique paralysé(es) pied de la chaise (le) plaisanterie (une) plonge poitrine (la) rangée (une) regard : du regard rend < rendre semelle (une) souffle suit < suivre tremblement (le) trottinement (un) verre (Un)
begeleid door, tussen …. In dik schouder op wacht een teken geven stevig graaien trekt zijn wenkbrauwen op stoot tegen ondervraagt lip loopt langs beheersen, onderdrukken bevel orthopédisch (orthopedie : studie en behandeling van misvormingen van beenderen , spieren, gewrichten) verstijfd, verlamd stoelpoot grapje werpt (ook duikt) plonge son regard dans les yeux de… kijkt diep in de ogen van …) borst rij met zijn blik geeft terug zool adem (retiennent leur souffle = houden hun adem in) volgt het beven gedrentel, getrippel glas
bld 92 affronter agité(e) baigné(e) balayant blafard bouscule cauchemar (le) cerne (une) claudicant(e) cogne coincé condamné(es) confié constellé de coulé démarrer échoué effondrent (s’) emprunter le sentier étouffe façon (la) file
onder ogen zien onrustig, vol van gebaad strijkend langs lijkwit jut op (ook : loopt op tegen) nachtmerrie kring (om de ogen) hinkend (van keizer Claudius die mank liep) stoot tegen (ook : heurte) geklemd veroordeeld (lui rendre les aurait condamnées = het hem teruggeven zou hen de kop hebben gekost) toevertrouwd bezaaid met uitgelopen (ook : gestroomd, gezonken) wegrijden gefaald (ook : gestrand) storten in het pad opgaan (emprunter : ook : lenen van) onderdrukt manier (de toute façon = in ieder geval) rijdt dwingt als de bliksem treft
hagard(e) hâte : en hâte herbes (les) hostile hululement (le ) lever du jour (le) luisant < luire malgré maquillage (le) maraude : en maraude même pas mouille < mouiller murmures ondulent < onduler pâle pâleur (la) percer pitoyable presse contre raison (a eu raison) ramasser les affaires rapace (un) rasseoir (se) ruisselant saison (la) sanglots (des) sentier (le) songé à souligne sueur (la) tableau (un) trait de crayon (le) tricoté verdâtre visage (le)
verwilderd in allerijl, haastig gras vijandig het schreeuwen, huilen het krieken van de dag , het aanbreken van de dag glimmend ondanks make-up op rooftocht zelfs niet nat maken gemompel golven bleek bleekheid doorboren meelijwekkend drukt tegen heeft gelijk gehad de spullen oppakken roofvogel weer gaan zitten druipend, vloeiend seizoen gesnik pad gedacht aan onderstreept zweet tafereel (ook : schilderij) potloodstreep gebreid groenachtig gezicht
bld 93 abri : à l’abri de arraché avant que ballants bercé(e) bras butin (le) chaise longue (une) débite debout effort (un) enfonce (s’) grilles (les) hache (la) lame (la) marquée masquer muscle (le)
onder de beschutting van uitgerukt voordat les bras ballant = slap neerhangend gewiegd en bras de chemise = in hemdsmauwen (in zijn hemd) de buit, de vangst ligstoel hakt in stukken overeind, rechtop (krachts)inspanning (ook : poging) zakt weg, dringt door hekwerk bijl lemmet (mes) à la taille marquée = met een scherpe taille maskeren, verduisteren spierê
pêche (la) pincement profondément radieux, -se régulier rentré ressent < ressentir saisi(e) par saule (un) seau (le) surprend < surprendre tressaille < tressaillir tronc (le) vue : à la vue de
het vissen elle ressent un pincement au cœur = zij voelt even iets van pijn diep stralend regelmatig thuisgekomen voelt gegrepen door < saisir wilg emmer betrapt (ook : verrast) schrikt op, begint te beven stam bij het zien van
bld 94 bouleversé caprice (un) cédé chevelure (une) coller dehors : en dehors de destiné(e) à dispose de drap (le) empressent (s’) entier, entière envahir grelot (le) hâlé(e) institutrice (une) jumeaux lutte
van zijn stuk gebracht gril toegegeven haardos plakken buiten bestemd voor beschikt over laken sloven zich uit helemaal overmeesteren, overweldigen belletje, het gerinkel gebruind onderwijzeres tweelingstrijdt geobsedeerd koppig, halstarrig hoofdkussen huid bezit klooster gaan schuilen verspreid weerklinkend de zijne (= sa bouche = zijn mond) verleiding bovenlijf doorborend verleidelijk, opwindend (ook : verwarrend) golf
bld 95 chant (le) détenus < détenir devaient devenait < devenir enceinte (une )
gezang gedetineerd, vastgehouden zouden (ook : moesten) werd omheining (N.B. als bijv.nw : zwanger)
évoquer face à fui < fuir haine (la) image (une) imprudence (une) insoutenable localité (une) menace (la) ni … ni … oiseau (un) oubli (un) prises : aux prises avec retenue : sans retenue sans doute senti : supporter veillait sur
ter sprake brengen ten opzichte van ontvlucht haat beeld onvoorzichtigheid ondraaglijke plaats, dorp dreiging noch … noch … vogel nalatigheid vechtend tegen zonder zich in te houden waarschijnlijk elles ne s’étaient pas senti le courage de = ze hadden niet de moed gehad om verdragen waakte over
bld 96 ajouter appris < apprendre attarder (s’) au-delà de baigner (se) baisse < baisser broderie (la) cavalcade (la) châtiment (le) couvant < couver croise < croiser davantage débiter demeure (la) dérobée : à la dérobée dès l’aube destruction (une) détour (un) échange (un) entreprise (une) escalier (un) éteint < éteindre étincelle (une) éveille (s’) évite existence (une) frontière (Ia) guettant hôte (un) infranchissable inquiétude (une) jamais : à jamais longueur : luttent < lutter mal absolu (le)
toevoegen, vergroten op de hoogte gebracht van blijven (s’attarder au lit = lang in zijn bed blijven) achter zwemmen slaat (haar ogen) neer borduurwerk geren, gehol straf koesterend (couvant des yeux = koesterend met haar ogen) tegenkomt meer in stukken hakken woning tersluiks, heimelijk, in het geheim al voor dag en dauw , al in de ochtendschemering vernietiging omweg uitwisseling, contact onderneming trap gedoofd (dans son œil éteint = in zijn gedoofde blik) vonkje ontwaakt mijdt het bestaan grens loerend op, uitkijkend naar gast (ook : gastheer) onoverkomelijk ongerustheid voor eeuwig à longueur de journée = de ganse dag worstelen het absolute kwaad
manque de heeft gebrek aan marche (une) mars, wandeling méprise minacht mise < mettre gedekt nappe (la) tafelkleed part < partir vertrekt partie (la) deel parvenir : que lui font parvenir ses contacts = die zijn contacten hem doen toekomen pèse < peser weegt, drukt zwaar planent < planer zweven poids de tout son poids = met zijn volle gewicht promiscuité (la) het op elkaars lip zitten puisse < pouvoir kan (speciale vorm : de subjonctif = aanvoegende wijs) on ne sait que lui dire = men weet niet wat men tegen hem moet zeggen (N.B. Hier is geen sprake van ne … que = slechts !) réseau de résistance verzetsgroep (un réseau = een netwerk) réveil (le) het ontwaken sali < salir bezoedeld, bevuild sauf behalve souffre < souffrir lijden (ook dulden) superstition (la) bijgeloof trace < tracer trekt (tekent) trônent tronen bld 97 à bout de souffle buiten adem aspire zuigt op, ademt in aveuglant (e) verblindend blotti(s) blottis l’un contre l’autre : tegen elkaar gevlijd congé : prendre congé neemt afscheid (om te gaan slapen) courant (le) stroom débris resten, brokstukken début : en début de aan het begin van dissiper verjagen, verdrijven émerge naar boven komt, opduikt enfile < enfiler aantrekken entraîné(e) meegevoerd épuise < épuiser put uit fort : au plus fort de op het hoogtepunt glacé(e) ijskoud goulée (une) teug gravir beklimmen grisâtre grijzig happé gegrepen hasarde (se) waagt jusqu’à n’en plus pouvoir = tot ze niet meer kan languissent < languir kwijnen weg, slepen zich voort léger, légère licht lumière (la) licht maillot (un) badpak montent gaan naar boven obstiné(e) koppig ondulent < onduler golven par-dessus over parfait vervolmaakt
passe < passer peuplé de pile (la) plongeon (le) procession (une) sanglots (les) serviette (une) sombrer sommeil (le) usine (une) vannes (les) vase (la) veillée : à la veillée
gaat langs bij bevolkt met pijler duik(sprong) stoet gesnik handdoek wegzinken slaap fabriek afsluiters /sluizen modder het samenzijn ‘s avonds
bld 98 Maxime n’en peut plus de ces nuits = Maxime kan niet meer tegen die nachten accompagne vergezelt adresse richt (tot) Alsacienne (l’) de naam van het sportcomplex aan de oever van de Marne waar ze vroeger heengingen appuie < appuyer drukt assoupit (s’) indut < s’assoupir aussitôt dadelijk battant (battre) slaande berge (la) oever cacher (se) de zich verbergen voor cambre strekt cuisse (la) dij déshabille (se) kleedt zich uit desserre (se) gaat los écarte spreidt émerge opduikt enfouit < enfouir verbergt (y enfouit son visage = verbergt er zijn gezicht in entoure de ses bras omarmt espace (un) ruimte essor: prenne son essor = zich (in de lucht) verheft (NB : na avant que :subjonctif : prenne) étau (un) bankschroef étendent < étendre spreiden uit étoffe (une) stof face à tegenover fend < fendre splijt, doorklieft flèche (une) pijl fond : au fond de onderin frémir trillen glisser glijden inconscience (une) onnadenkendheid, onbedachtzaamheid joue (la) wang maudit < maudire vervloekt mène < mener leidt mot (un) woord mouillé(e) nat nu(s) naakt oublier vergeten (Comment a-t-elle pu oublier = hoe heeft ze kunnen laten zitten) pleure < pleurer huilt portail (le) poort récit (le) verhaal, relaas
renaît < renaître wordt opnieuw geboren ruisselant€ druipend s’approche de nadert saisit Il s’en saisit = hij grijpt hem vast (de hand van Tania) signe (un) teken suspendu(e) hangend < suspendre tend < tendre reikt, strekt uit tiède lauwe trachant sur afstekend tegen traversée (la) oversteek traversent lopen door vibre trilt vue : à la vue de bij het zien van bld 99 allongé (s’ être…) te zijn gaan liggen aucun(e) geen enkele autorisera (s’) zal hij zichzelf toestaan baiser (un) kus bridera < brider zal beteugelen / in bedwang houden caresse (une) streling chaleur drift (sexuele drift) chassant verjagend cloison (une) wand collégien (le) scholier contenir (se) zich inhouden contenter (se) de zich tevreden stellen met crainte (la) vrees crier schreeuwen décuplera zal vertienvoudigen détachent (se) laten elkaar los douceur (la) zachtheid effort (un) inspanning, poging élan (un) vuur, lust enivre (s’) bezat zich, raakt dronken faufile (se) glipt grondement (le) gegrom, gebulder lèvre (la) lip mêle (se) vermengt zich mordra < mordre bijten ose durft palpite bonst heftig perdre conscience het bewustzijn verliezen précaution (la) behoedzaamheid, omzichtigheid recherchant op zoek naar regagne < regagner weer gaan reins (les) middel (van lichaam) repousse duwt van zich af salé(e) zoute saveur (la) smaak sombre < sombrer zakt weg submerge overspoelt tant de fois zoveel keren tenant : n’y tenant plus zich niet meer kunnende bedwingen (bedoeld wordt dat hij klaar komt) tendresse (la) tederheid transi versteend, verstijfd (ook : verkleumd)
bld 100 afin que + subjonctif opdat + aanvoegende wijs bâti < bâtir opgebouwd cédait la place maakte plaats voor comparable à vergelijkbaar met condition (une) voorwaarde corps-à-corps (un) gevecht van man tegen man destin (le) lot enfonçait (s’) dook weg, verdween fragilité (la) zwakke gezondheid, breekbaarheid imaginaire denkbeeldig j’en étais là = daar was ik gebleven (met mijn verhaal) jour : voir le jour het daglicht zien nocturne nachtelijk orphelin weespartageait < partager deelde peluche pluche, pluispermettre toestaan poids (le) gewicht puisse kon (subjonctif van pouvoir) reléguerait zou verbannen scellait < sceller bezegelde scénario (un) draaiboek supporterait zou dragen vigueur (la) kracht bld 101 aguets (aux…) amants (les) amertume (d’…) apparent(e) contient (se) cracher déchiré(e) défiance (la) douleur douter : dupe ensuite étreinte (une) exilant < exiler fait (un) fois ( à la fois) habituel(le) indifférence (une) indigné(e) indulgence (une) inévitable insulte (une) intendance (une) jour : au grand jour jugent < juger lutter maisonnée (la)
op de loer geliefden met bitterheid uiterlijke houdt zich in < se contenir spugen verscheurd (hier in figuurlijke zin) wantrouwen smart, pijn elle aurait dû s’en douter = dat had ze toch kunnen weten (se douter de = vermoeden) dupe (aucun des hôtes n’est dupe de = geen enkele gast laat zich beetnemen…) vervolgens omhelzing verbannende feit (daad) tegelijkertijd gewoonlijke onverschilligheid verontwaardigd toegeeflijkheid onvermijdelijk belediging materiële voorzieningen (zoals boodschappen enz) in alle openheid veroordelen strijden huisgenoten
mâle (un) mémoire (la) mépris (le) palpable peine (avec …) pointilleux, -se poussé(e) à préoccupé de préservé(e) (se ) de : remplir rencontre (une) rudoie < rudoyer sévèrement souffre <souffrir survivre à tension (la) trahison (la) trompé union (une) vain veillée (la) vis-à-vis
mannletje gedachtenis minachting tastbaar, voelbaar met moeite pietluttig, kleinzieilig hier : geneigd tot die zich alleen druk maakt om dont ele s’est préservée = waarvoor zij zich behoed heeft vullen (hier : volschrijven) ontmoeting bejegent ruw streng lijdt overleven spanning verraad (trahir = verraden) bedrogen verbintenis ijdel, zinloos het samenzijn ‘s avonds tenopzichte van
bld 102 abîme (une) adouci : afficher affronté balayé barbelés (les) confidence(une) convoi (un) découpe (se) déplacement (un) désormais destination (la) envisager le pire extermination fallu < falloir : fil : au fil du temps hanter horreur (une) hurlant < hurler indignation (une) infime liaison (une) moqueur porche (un) rafle (une) recueillant
afgrond s’étaient adouci = waren verzacht, waren milder geworden tentoonspreiden, duidelijk laten blijken het hoofd had geboden aan, getrotseerd uit de weg geruimd prikkeldraadversperringen ontboezeming konvooi afsteekt verplaatsing voortaan bestemming het ergste onder ogen zien uitroeiing, vernietiging il m’a fallu imaginer = ik heb me moeten inbeelden in de loop van de tijd rondspoken verschrikking brullend, schreeuwend verontwaardiging uiterst klein, miniem relatie, verbintenis spottend poort razzia opvangend (hier : aanhorend) uitweg, redmiddel zou het weten zich een weg baant drempel krijgsgevangenkamp
verrait < voir zou zien voiler : se voiler la face zijn gezicht verbergen (van schaamte) bld 103 accrochent (s’) klampen zich vast acharné (s’est …)sur heeft achtervolgd affirme verzekert affronter trotseren assiste à woont bij, maakt mee bouleversé van zijn stuk gebracht, ontdaan brandissant < brandir zwaaiend met cargaison (la) vracht chasser verjagen cohorte (une) schare, sleep mensen consulte raadpleegt déchargeant uitladend écarter van zich afzetten effacer (‘s) zich wegcijferen, op de achtergrond blijven efforcent (s’) proberen envahit < envahir) bezet, vult épais (se) dik errent < errer dwalen exil (un) ballingschap fantôme (le) schim fortune (de …) nood-, geïmproviseerd foule (une) menigte foulent < fouler betreden hagarde verwilderd hanté waar het spookt , waar de schimmen van de afwezigen ronddwalen Il lui faut le dire et elle veut y croire = zij moet het zeggen en ze wil erin geloven imposent (s’) leggen zich op lieu (un) plaats, plek miroir (le) spiegel ombre (une) schaduw regagné (a …) heeft opnieuw bereikt, is weer terug in rend (se) aux nouvelles gaat op nieuws uit (se rendre à = zich begeven naar) reprise (une) : à plusieurs reprises = verscheidene malen saura zal weten, zal kunnen sauve : leur a laissé la vie sauve = heeft hun leven gespaard sort (le) lot supporter verdragen tapis (le) tapijt tranchant sur afstekend tegen vacillent
scherp, stekend vermagerd tevoren voordat (NB na avant que staat ne dat is geen ontkenning !) bastaard(hondje) kelk, glas vrees hol verhuizen
désormais voortaan deuil : faire son dueil rouwen élevé (s’est …) heeft zich opgeworpen envisagent overwegen étouffe verstikt existence (une) bestaan expression (une) uitdrukking familier, familière vertrouwd fond : au fond de diep in gymnase (un) gymnastiekzaal (ook : gymnasium) habités (e) bewoond (door de ziel van hen aan wie de voorwerpen toebehoorden) imprégné(s) de … geimpregneerd door, doortrokken met infirmière (une) verpleegster jouets (les) speelgoed lambeaux (en) in lompen, gescheurd levaient < lever ophieven mêle (se) de zich vermengd met naître geboren worden nette : faire place nettehet huis ontruimen œil (un) oog pâleur (la) bleekheid partager delen peine < peiner heeft moeite plier vouwen poursuivront zullen voortzetten < poursuivre pressera (s’ y …) zal zich er verdringen recueilli opgepikt, meegenomen rendront (se) zullen zich begeven résoudre (se) à het besluit nemen om soulever optillen sourd(e) dof (lett : doof) stade (le) stadion tapi(e) verscholen timbre (le) klank, stemgeluid tressaillir huiveren, ineenkrimpen vain : en vain tevergeefs véritable echter vive (s) hevig, sterk bld 105 lavé : sera lavé de modifier orthographe(une) porteur, -se provoquera
zal gezuiverd worden van (lavé = gewassen) wijzigen (en faisant modifier = door te laten wijzigen) spelling drager, draagster (devenues porteuses de mort = die de dood in zich dragen) veroorzaken < provoquer
bld 109 anxiété (une) apparence (une) apparu(es)< apparaître atteinte(une) atténué (s’était …) caché < cacher cédé sa place combattre
angst uiterlijk verschenen aanslag was verminderd verborgen haar plaats afgestaan bestrijden
comblaient (se…) court (le) creux (le) davantage desserré détachais (me) effondré élargie (s’était …) estime (une) étoffais (je m’…) étoffait mes épaules étreinte (une) fêlure (une) fixaient < fixer grâce à hémorragie cérébrale inscrite < inscrire : jusque-là la marche nommer perdrait < perdre permis < permettre plexus (le) poids (le) pour autant reconstituer redoublant (en…) rendait muette rendu < rendre révélation (une) souffrait < souffrir) succombais suite : à la suite de surprenais usage (un) vérité (la) verrais < voir vide (le)
werden gevuld (les creux se comblaient = de kuiltjes / holtes verdwenen) tennisbaan holte, kuiltje meer verslapt maakte me los ingestort was breder geworden achting, waardering ik werd sterker, steviger vulde mijn schouders op (= ik werd er sterker door ) greep, omknelling barst(je) strak keken naar dankzij hersenbloeding (une ) y avait été jusque-là inscrite en creux = er tot dan toe was in verzonken reliëf) tot dan toe het lopen (het loopvermogen) benoemen, een naam geven zou verliezen mogelijk gemaakt (ook : toegestaan) zenuwstreng vlak onder borstkas gewicht maar toch reconstrueren, opnieuw vormen verdubbelend zwijgzaam maakte gemaakt (rendre + bijvoegelijk naamwoord = maken) (ook : teruggeven + zelfst.naamwoord) onthulling leed bezweek < succomber ten gevolge van betrapte, ving op < surprendre gebruik (usage de la parole =spraakvermogen) waarheid zou zien leegte
bld 110 affronter amaigri(e)< amaigrir appuyé(e) sur balaçant (se) béquille (la) cruellement deviendrait < devenir fauchant < faucher ferait face fondre habitué à insupportable lutter méconnaissable ressentirait < ressentir
trotseren, onder ogen zien vermagerd leunend op wiebelend, wiegend kruk wreed (bijwoord) zou worden maaiend (fauchant l’air = in de lucht maaiend) zou het hoofd bieden smelten (atrofisch worden = slinken van de spiermassa) gewend aan ondraaglijk vechten onherkenbaar zou voelen, ondergaan
spectacle (le) violemment
het zien, de aanblik hevig, heftig
bld 111 attendrissait (s’) couloir (le) couverture (une) craint < craindre dès que Echo éclair (un) emploi du temps interrompu nouveau (de …) partageait < partager peine à pelouse (la) poussière (la) poussiéreux, -se projetant râpé rejoint < rejoindre remonté remplacé sitôt arrivé tombé sur volute de fumée(une)
raakte vertederd gang deken gevreesd zodra naam van het bastaardhondje glinstering rooster, tijdschema onderbroken < interrompre opnieuw deelde nauwelijks gazon stof stoffig projecterende, uitstotende versleten (lett : geraspt) aangesloten bij weer naar boven gegaan vervangen zodra ik aangekomen was tegengekomen sliertje rook
bld 112 champ de blé (un) korenveld chapeau haut de forme hoge hoed contemplé aandachtig bekeken corps (le) lichaam décollée (s’était …) was losgeraakt défaut : à défaut de bij gebrek aan (ondanks dat ik niet …) dos (au … de laquelle) op de achterkant waarvan été (un) zomer éteint< éteindre gedoofd étrangement buitengewoon, ongewoon,vreemd familier vertrouwd garde à vous (au … ) in de houding glissé gestopt parterre de fleurs(un) bloemperk pile (une) stapel (ook pijler, batterij, à sept heures pile = precies om 7 uur, pile ou face = kop of munt) plissant < plisser dichtknijpend posant poserend sourire (le) glimlach ternir (se) dof worden trait (un) gelaatstrek voile (le) sluier bld 113 assiette (une) balade (la) carré (le)
bord wandeling (N.B. la ballade = gedicht, dansliedje) vierkant
chiffonné(e) verkreukeld cireux, -se wasachtig, waskleurig coucher (se) gaan liggen courses (les) boodschappen demi : à demi half ébourrifant<ébouriffer in de war makend enfiler aantrekken enterré begraven étant : s’etant redressé zich hebbende opgericht = nadat hij zich had opgericht façon (la) manier fourrure (la) vacht incliné gebogen juif joods ménage (le) huishouden penché (s’est …) heeft zich voorovergebogen raccroché weer opgehangen, de hoorn weer op de haak gedaan récepteur (le) hoorn (van de telefoon) reposait lag, ruste serviette (une) servet (ook handdoek) soit:subjonctif van être was (ook : is) teint (le) gelaatskleur toile cirée (une) tafelzeil , zeildoek visage (le) gezicht voisine (la) buurvrouw Père Lachaise begraafplaats in Parijs http://www.pere-lachaise.com bld 114 bâtiment (le)
gebouw
columbarium (le ) contempler dalle (la) détour (le) gravé incinéré (être …) lorsque part : recueillir (se ) reprises (à plusieurs…)
aandachtig bekijken grafsteen, zerk omweg gegraveerd te worden gecremeerd toen il m’avait fait part de = had hij mij meegedeeld mediteren, een ogenblik stilte in acht nemen verscheidene malen
sépulture (la) volonté (la)
graf wens, wil
bld 115
affaire : avoir affaire à bac (le) blanc (un) bredouillé butais < buter chapitre (un) cœur : au cœur de collaboration (la) consultant (en … ) contenu (le) décoller déporté destination (la) dont feuilleter ignoraient < ignorer Laval
te maken te hebben met eindexamen lyceum een lege plek gestameld tegenop lopen hoofdstuk in het centrum het meeheulen , samenwerken met de vijand door te raadplegen inhoud losmaken gedeporteerde bestemming waarvan doorbladeren niet wisten
lendemain(le) manquaient Marais
de dag na, de volgende dag ontbraken oude wijk in Parijs
eerste minister onder het Vichy bewind, collaboreerde met de Duitsers en was verantwoordelijk voor de Jodenvervolging. Hij is wegens hoogverraad op 15 october 1945 geëxecuteerd.
Le Mémorial : Herdenkingsmuseum ter nagedachtenis aan de Joodse slachtoffers van de nazis mésaventure (une) millier (un) muré (m’étais…) mutisme (un) nostalgique (un) oral (un) paralysé persuadé phrase (une)
pech duizendtal had mezelf opgesloten een stilzwijgen iemand die met weemoed terugdenkt aan mondeling examen verlamd (ervan )overtuigd zin
Pithiviers recencement (un) récit (le) résumait (se) signe (un) sujet à traiter (le) survécu < survivre tiré transité valu < valoir Vichy
inventarisering, telling verhaal zich samenvatte teken het te behandelen onderwerp overleefd getrokken doorgevoerd qui m’avait valu de redoubler ma terminale = die als resultaat heeft gehad dat ik de einexamenklas moest overdoen. tijdens de tweede wereldoorlog de hoofstad van collaborerend Frankrijk
Bld 116 autorisé goedgekeurd, toegestaan bruts : des faits bruts kale feiten convoquer oproepen : je n’aurais pas à convoquer = ik zou niet hoeven oproepen décisif, -ve beslissend délivré de bevrijd van détention (la) gevangenschap dissiper verdrijven écart : tenu à l’écart de ce drame = buiten het drama gehouden faculté(une) faculteit (afdeling van een universiteit) fardeau (le) de last fournir verschaffen j’en ferais de même avec ceux qui … = ik zou hetzelfde doen met hen die … lecture (à la …) bij het lezen mention (une) met een speciale vermelding (met lof , uitstekend …) occasion (une) gelegenheid pesait < peser woog plombé verzegeld promiscuité (la) het op elkaar gepakt zijn quoi répondre wat ik moest antwoorden rassemblement (le) bijeenkomst relu < relire herlezen restitué teruggegeven retournement (le) ommekeer
saurait <savoir sommeil (le) soulagea < soulager supposition (une) tel(les) terme (un) venais d’apprendre
zou weten, zou kunnen slaap luchtte me op, nam van me af (een gewicht) veronderstelling zo’n een einde zojuist had vernomen
bld 117 baissant < baisser bouleversé chevet : collier (le) couché dépouille (la) déranger détaché ébouriffé écraser ensanglanté(e) éteinte : fourrure ignorait < ignorer jugé utile laisse : tenir en laisse mot (un) osait < oser précaution (la) reflété (s’est …) relever rideau (un) surmonté (avait … ) truffe (la) vétérinaire (le)
baissant la voix = zachter gaan praten van zijn stuk gebracht une lampe de chevet = bedlampje (chevet = hoofdeinde van een bed) halsband liggend stoffelijk overschot storen losgemaakt in de war maken overrijden (se faire écraser =zich laten doodrijden) onder het bloed d’une voix éteinte = met een doffe stem vacht (ook : bont) wist niet nuttig geoordeeld, nodig gevonden aan de lijn houden woord durfde voorzichtigheid heeft zich weerspiegeld oprichten gordijn (was) te boven gekomen snuit dierenarts
bld 118 acte (un) daad, handeling afin que + subjonctif opdat anéantissais < anéantir vernietigde, teniet deed arrêté : il m’a arrêté hij heeft me staande gehouden blanchir wit worden culpabilité (la) schuld(gevoel) décidé à vastbesloten om dominais d’une tête waar ik met een koplengte bovenuit stak échappé : cela m’a échappé = dat is me ontglipt effort (un) inspanning exercer ses effets effect te hebben, zijn invloed doen gelden fier, fière trots frêle tenger, broos haine (la) haat horreur (une) verschrikking inspiration : après une profonde inspiration = na diep te hebben ingeademd interrogateur : son regard interrogateur = zijn vragende blik je me suis entendu lui dire que … = ik heb mezelf tegen hem horen zeggen dat … jointure(une) gewricht
léger, légère livré orthographe (une) persécuteur (le) pesant < peser prémédité(e) pression (une) quotidien(ne) raidir (se) rétablir retournement sache sans que + subjonctif soupiré transmis < transmettre versé une larme
licht losgelaten spelling vervolger wegend, drukkend je l’aie préméditée … ik er van tevoren over nagedacht had druk dagelijkse verstijven, verstrakken herstellen ommekeer, omwenteling wist (aanvoegende wijs van savoir) zonder dat gezucht overgedragen een traan vergoten
Epilogue (un) = nawoord bld 121 abattu(s) par accompagner alignement (un) : ancien(ne) arrière (une) assoupi beau-père branche (une) brindille (une) carré d’herbe (un) cimetière (le) clos coiffé(s) d’ardoises comte (le) craignant < craindre craquement (le) davantage défend < défendre défenseur dissuadé douves (les) enclos enfoncé (s): enjamber entre-temps envie de époux (un) esplanade (une) face à fervent fouillis (un) franchi < franchir garde-chasse (un) hasard (le)
geveld door vergezellen un alignement de tombes = op een rij staande graven oud, antiek achterkant ingedut schoonvader (Laval, zie woordjes bld 115) tak takje, sprietje vierkant gazon kerkhof gesloten met leien dakpannen bekleed graaf vrezend gekraak nog meer beschermt (ook : verdedigt, verbiedt) verdediger, pleitbezorger weerhouden slotgracht omheining, omheind terrein nous nous sommes enfoncés= zijn we gedoken in overheen stappen ondertussen zin in echtgenoot wandelplein, voorplein tegenover vurig wirwar overschrijden jachtopziener toeval
herse innocence (une) limites (les) marquis (le) mène < mener ouvrage (un) précédent (e) propriétaire (le) réhabiliter sa mémoire remonté la rue renseigné (je m’étais..) sortie surpris < surprendre sursautais tempête (la) village (le) visant à < viser à voie : la voie était libre volet (un)
valpoort onschuld grenzen markies leidt boek, werk vorige eigenaar zijn nagedachtenis in eer herstellen de straat ingelopen had ik inlichtingen gewonnen uitgang verrast, betrapt sprong op, schrok storm dorp met als doel, als doel hebbend de weg was vrij luik
bld 122 aussitôt chéri(s) dépouille (une) entretenu (e) fidèle incinération (une) instauré(e) lieu commun (un) lieux : peine (la) rapproché (es) stèle (une)
dadelijk geliefd stoffelijk overschot in stand gehouden trouw crematie ingesteld een gemeenplaats, een banaliteit, iets dat je vaak hoort of ziet, niet origineel is les maîtres des lieux = de eigenaren van het landgoed verdriet zo dicht op elkaar volgend gedenksteen
bld 123 agitant < agiter aller simple (un) appel (un) bac (le) Brasillach
zwaaiend een enkeltje (enkele treinreis) roep eindexamen middelbare school Franse schrijver die directeur was van een antisémitisch blad : is terechtgesteld in februari 1945 (35 jaar oud)
brièveté (la) kortheid, beknoptheid ces pensées ne me ressemblaient pas = deze gedachten pasten niet bij me colère (la) woede couvrir bedekken, vol kliederen deuil (le) rouw émouvant (e) ontroerend encouragé aangemoedigd épitaphe (une) grafschrift flèche (la) spits (ook : pijl) fumée (s) rook hostile vijandig impatience (une) ongeduld injurieux, -se beledigende je m’en suis voulu = ik heb het mezelf kwalijk genomen manifestait liet blijken odieux, -se afschuwelijk, verfoeilijke pétrifié versteend plaida < plaider bepleitte planant zwevend profaner ontheiligen,schenden reposerait zou rusten révolter in opstand komen sépulture (une) graf sommet (le) top surtout vooral taillé gehouwen tourelle (une) torentje bld 124 animait opvrolijkte basculer omvallen, omslaan béquille (la) loopkruk brise (la) briesje, koel windje conduire begeleiden cri (le) kreet, gepiep (le cri aigu d’un merle = scherpe alarmkreet van een merel) crispé krampachtig gespannen cuisse (la) dij déplaçant (se) zich verplaatsend détresse (la) wanhoop élançait (s’) zich worp enlacer omarmen éviter vermijden fêlure (une) barst feuilles (les) bladeren froissement (le) geruis geste (le) gebaar murmuré gefluisterd ongle (un) nagel oreille (une) oor paume (la) handpalm plongeon (un) duik puissant (s) krachtig revécu < revivre weer beleefd rouleau de mousse (un)schuimrol s’incruster zich indrukken in
sillon (un) soulageaient souvenu (je me suis …) splendeur (la) suspendre son vol telles que ultime voletaient bld 125 allée (une) apprêté(es) auprès de ayant < avoir bordé(e) de cendres (ses) cercueil cheminée (une) clignant (cligner) coiffure (une) colonne (une) consacré à conservé déposé désemparé(es) déserté envisageait épi de blé (un) figurait fosse (la) Klarsfeld :
groef verlichting gaven aan ik heb me herinnerd pracht om stil in de lucht te blijven hangen (le vol = de vlucht b.v. van een vogel) zoals laatste fladderden
mis en terre ouvrage (un) passage de la ligne = recueilli rempart (un) renseignement (un) retirées (s’étaient ) veillé vœu (le) voûté(es) offrais < offrir
laan gemaakt, gekunsteld bij ayant lu que … = nadat ik gelezen had omzoomd met (zijn) as (la cendre) doodskist schoorsteen knipperend kapsel zuil gewijd aan bewaard afgegeven ontredderd verlaten was van plan, overwoog korenaar stond (figurer = op een lijst, in een boek staan) grafkuil net als eerder Simon Wiesenthal heeft dit echtpaar alles gedaan om oorlogsmisdadigers op te sporen en te laten berechten begraven werk, boek le passage de la ligne de démarcation ! ontvangen wal inlichting hadden zich teruggetrokken gewaakt wens, wil gekromd bood
bld 126 sépulture (la) droit compagnie (en) de destin (le) différait mien (du … ) tombe (la)
graf à laquelle il n’avait jamais eu droit = waar hij nooit recht op had gehad in gezelschap van lot verschilde van de mijne graf
R.Kluiver le mardi 16 décembre 2008 19h32