BIV (2002-2003) Nr. 6
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD
Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen
Commissie voor leefmilieu, natuurbehoud en waterbeleid
VERGADERING VAN DINSDAG 12 NOVEMBER 2002
Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen - Gewone zitting 2002-2003
2
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
INHOUD
INTERPELLATIES van de heer Denis Grimberghs (F) tot de heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel, betreffende “de controle van het lawaai van de vliegtuigen”. (Sprekers: de heer Denis Grimberghs, mevrouw Geneviève Meunier en de heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel). van mevrouw Béatrice Fraiteur (F) tot de heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel, betreffende “het asbest en de verwijdering ervan in de gebouwen”. (Sprekers: mevrouw Béatrice Fraiteur, de heren Mohamed Azzouzi, Alain Adriaens en de heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel).
Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Gewone zitting 2002-2003
VERGADERING VAN DINSDAG 12 NOVEMBER 2002
Voorzitter: mevrouw Marie-Jeanne RIQUET. - De vergadering wordt om 9.30’ uur geopend. INTERPELLATIE VAN DE HEER DENIS GRIMBERGHS TOT DE HEER DIDIER GOSUIN, MINISTER VAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING, BELAST MET LEEFMILIEU EN WATERBELEID, NATUURBEHOUD, OPENBARE NETHEID EN BUITENLANDSE HANDEL, betreffende “de controle van het lawaai van de vliegtuigen”. De heer Denis Grimberghs (in het Frans) .- Ondanks de maatregelen om de geluidsoverlast van vliegtuigen terug te dringen, hebben de nieuwe, sinds 2001 vigerende opstijgprocedures tot een toename van de geluidsoverlast en de risico’s boven Brussel geleid. Zelfs de ombudsman van de luchthaven erkent dat er meer vliegtuigen over ons land vliegen. Ondanks de beloften om de “weekendroute” af te schaffen, vliegen er zeven dagen per week vliegtuigen op vrij lage hoogte over hele wijken, waar dat vroeger niet het geval was (het Daillyplein bijvoorbeeld). Ik heb de burgemeester van Schaarbeek hierover kunnen interpelleren en toen bleek dat geluidsoverlast momenteel de meest voorkomende klacht van de inwoners van Schaarbeek is. Welke maatregelen heeft het Gewest in dit verband genomen om de belangen van de inwoners van Brussel te verdedigen? Werden de controlemaatregelen voor de geluidsoverlast aangepast aan de nieuwe vluchtroutes? Uit uw antwoord op een schriftelijke vraag die ik u onlangs gesteld heb, bleek dat u meent dat BIAC verantwoordelijk is voor de sonometer op het CCN. U had trouwens een beroep op BIAC gedaan om het netwerk van sonometers voor de geluidsbewaking uit te breiden en het meetstation in Schaarbeek weer in gebruik te nemen. Volgens de akkoorden van februari 2002 valt het beleid voor de bestrijding van geluidsoverlast echter onder de bevoegdheden van de Gewesten. Het BIM zou dus andere sonometers moeten installeren in het Brussels Gewest, want tot nu toe zijn er maar twee van de zestien operationeel. Om overtredingen te kunnen vaststellen, moet men immers kunnen meten op de plaatsen waar de overtredingen worden begaan en niet daar waar ze zich niet meer voordoen. Mevrouw Geneviève Meunier (in het Frans) .- Ik heb ook vastgesteld dat het aantal vluchten over Schaarbeek zowel overdag als ’s nachts toegenomen is, maar het akkoord van februari 2002 en de eind oktober ingevoegde wijziging van de opstijgprocedures zouden de nachtelijke overlast moeten terugdringen. Er zal begin volgend jaar eveneens gemeten moeten worden wat het effect is van de maatregelen voor het opstijgen die sinds 31 oktober genomen zijn en waarvan een aantal nog effect moet sorteren. De geluidsoverlast overdag zal een belangrijk punt zijn voor de volgende federale regering. Minister Durant wordt in de Kamer steeds vaker door Vlaamse parlementsleden geïnterpelleerd over de nieuwe geluidsoverlast die de randgemeenten treft. Waakzaamheid is
3
dus geboden en het is niet de bedoeling om te tornen aan de maatregelen voor het opstijgen die gunstig zijn voor Brussel. Wat de controle op de geluidsoverlast betreft, heb ik in het rapport van het Rechtscollege gelezen dat het zich onbevoegd heeft verklaard voor dergelijke klachten. Wat is daar van aan? Zal het BIM samen met de bedrijven gerechtelijke stappen ondernemen? De heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel (in het Frans) .- Ik ben mij bewust van de problemen die eraan te wijten zijn dat de federale overheid de in 2001 ingevoerde projecten gewijzigd heeft zonder het Gewest te raadplegen. Mijn prioriteit was de problematiek van de nachtvluchten. Daarvoor heb ik een duurzaam en gunstig akkoord voor de inwoners van Brussel afgesloten. Dat akkoord beantwoordt aan de hoofddoelstellingen die ik altijd voor ogen heb gehad: vermijden dat er te veel over Brussel gevlogen wordt, de spreiding van de vluchten en de vermindering van de hinder; de inwoners van Brussel rechtszekerheid bieden bij de bescherming van hun geluidsomgeving; de bewoners van de zone die in het verlengde van de meest gebruikte startbaan ligt in staat te stellen hun woning te isoleren volgens de aanbevelingen van de WGO en een officiële erkenning te krijgen van onze bevoegdheid inzake geluidsnormen. Wat de dagvluchten betreft, zijn er in 2002 metingen verricht op 29 punten in de oostelijke helft van Brussel. De resultaten zullen in december van dit jaar verwerkt worden. Anderzijds is er gedurende drie maanden een meetstation geplaatst in de Sint-Alixwijk in Sint-Pieters-Woluwe. Daar werden geen onweerlegbare vaststellingen van overtredingen gedaan. Bovendien blijft het vaste meetnetwerk van het BIM, met een meetstation in Haren en een ander in Evere, aangewezen om de dagvluchten te controleren. Die meetstations zijn strategisch gelegen voor het toezicht op die vluchten, aangezien ze allemaal langs die twee stations gaan. Het meetstation in Haren is in zone 2 gelegen, in de buurt van de luchthaven en in het verlengde van startbaan 25R. Het meetstation in Evere ligt in zone 1 in de buurt van de gemeentegrens met Schaarbeek. Dit meetstation maakt het mogelijk de vliegtuigen te controleren die vanaf startbaan 25R opstijgen, een bocht naar links maken en over Evere, Schaarbeek en de twee Woluwes vliegen. Ik heb het BIM gevraagd in 2003 scherper toe te zien op de naleving van de normen uit de nachtvluchtakkoorden, mobiele meetstations te gebruiken voor de controle in ver van de luchthaven gelegen zones naargelang van specifieke klachten van de bewoners en te controleren of de geluidsnormen overdag nageleefd worden. Op korte termijn denkt men aan twee nieuwe vaste meetstations en aan het regelmatige gebruik van mobiele meetstations. Wat het vaste meetnetwerk van BIAC betreft, heeft het geacht lid verkeerde en verwarrende informatie ontvangen. BIAC behoudt het meetnetwerk rond de luchthaven en de nachtvluchtakkoorden veranderen daar niets aan, zelfs als
BIV (2002-2003) Nr. 6
4
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
daarin erkend wordt dat de geluidsnormen, de controle en de sancties onder de gewestelijke bevoegdheden vallen. Die akkoorden bepalen trouwens dat BIAC verantwoordelijk voor die metingen is. Het controlenetwerk van het BIM staat volledig los van het BIAC-netwerk, zelfs als, voor de in de akkoorden bepaalde testperiode van een jaar, de gegevens van het respectieve meetnetwerk van het Brussels en Vlaams Gewest en BIAC samengevoegd worden en door een adviescommissie beoordeeld worden. Ten slotte bepaalt het algemene akkoord over de door de luchthaven veroorzaakte geluidsoverlast dat er naar een akkoord over de spreiding van de dagvluchten vanuit de luchthaven gezocht moet worden. De uitvoering van dit deel van het akkoord valt onder de verantwoordelijkheid van de federale minister van Mobiliteit en Vervoer. De heer Denis Grimberghs (in het Frans) .- Er is een groot probleem met de spreiding van de dagvluchten sinds de nieuwe maatregelen aangenomen zijn zonder voorafgaand overleg met het Gewest. Het Gewest moet dus de in allerijl genomen beslissingen evalueren. Wijken van Schaarbeek werden alleen in het weekend overvlogen, maar nu gebeurt dat elke dag. Bovendien staat het vast dat BIAC alles in het werk zal stellen om het aantal vluchten te verhogen om haar investeringen rendabel te maken. De nieuwe opstijgprocedures dienen vooral om botsingen te voorkomen, maar houden geen rekening met geluidsoverlast noch met de risico’s die aan het overvliegen van dichtbevolkte gebieden verbonden zijn. Daarom moeten er nieuwe onderhandelingen gevoerd worden om tot een betere regeling te komen. De heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel (in het Frans) .- De resultaten van de op de 29 plaatsen uitgevoerde metingen zullen pas in december beschikbaar zijn en vervolgens zullen nieuwe procedures getest kunnen worden. Anderzijds moet men beseffen dat de Brusselaars een deel van de geluidsoverlast zullen moeten accepteren, want het is onmogelijk om, net als voor de nachtvluchten, 90% van de overlast op Vlaanderen af te wentelen. Daarop zou het akkoord over de nachtvluchten kunnen vastlopen. Er moeten dus redelijke eisen worden gesteld. De regeringsdeskundige had schriftelijk geconcludeerd tot een verschuiving van de overlast overdag en ’s nachts, maar dat is in de praktijk niet haalbaar. De heer Denis Grimberghs (in het Frans) .- Het is van cruciaal belang om de metingen over te doen en ze te vergelijken met de metingen in het kader van de vroegere procedures: dan zal blijken dat de overlast die vroeger op bepaalde plaatsen geconcentreerd was, nu meer gespreid is. Is het redelijk om de gevolgen van de luchthaven voor de Brusselse woonomgeving nog te verzwaren en de aantrekkelijkheid ervan nog te verminderen? De heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid,
natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel (in het Frans) .- Juist daarom zijn er 29 meetpunten gebruikt om de omvang van het probleem te kunnen bepalen. - Het incident is gesloten.
INTERPELLATIE VAN MEVROUW BÉATRICE FRAITEUR TOT DE HEER DIDIER GOSUIN, MINISTER VAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING, BELAST MET LEEFMILIEU EN WATERBELEID, NATUURBEHOUD, OPENBARE NETHEID EN BUITENLANDSE HANDEL, betreffende “het asbest en de verwijdering ervan in de gebouwen”. Mevrouw Béatrice Fraiteur (in het Frans) .- Asbest blijft een groot probleem: in veel openbare of privé-gebouwen in Brussel zit er nog asbest. Het kan minstens twee ernstige ziekten veroorzaken: asbestose, een longziekte, en mesothelioom, een vorm van longkanker. In 1999 nam de Brusselse regering een eerste besluit aan over de verwijdering van asbestafval. Daarin werd bepaald dat inertmaking of een andere methode waarbij de vezels totaal vernietigd worden, gebruikt moest worden. In 2001 werd een nieuw besluit aangenomen om de voorwaarden die van toepassing zijn op bouwplaatsen voor de verwijdering van asbest en op de bouwplaatsen voor de isolatie van asbest nader te preciseren. Dat besluit maakt een onderscheid tussen bouwplaatsen van geringe omvang en bouwplaatsen waarvoor een milieuvergunning vereist is, maar de veiligheids- en voorzorgsmaatregelen blijven even streng. Voor de bouwplaatsen van geringe omvang hoeft niet aan het BIM te worden gerapporteerd en hoeft de uitstoot in de lucht en in het water niet te worden geanalyseerd. De voorschriften voor de veiligheid en het afvalbeheer zijn daarentegen op alle bouwplaatsen van toepassing. Bijzondere bepalingen worden echter uitgevaardigd voor de bouwplaatsen van geringe omvang om te voorkomen dat asbestvezels per ongeluk in de lucht terecht zouden komen. De minister had eveneens een circulaire aangekondigd om de gevallen waarin inertmaking van het afval door middel van een op verglazing lijkend procédé onvermijdelijk is, nader te omschrijven. Voor zover ik weet is die circulaire niet bekendgemaakt. Tot op heden bestaat er geen openbare lijst van de gebouwen die asbest bevatten, maar alleen een lijst met gebouwen waarvan vermoed wordt dat ze asbest bevatten. De bevolking zou beter voorgelicht moeten worden. Kan de minister een dergelijke lijst opstellen en bekendmaken? Welke maatregelen zijn er genomen om de eigenaars en bewoners van die gebouwen op de hoogte te stellen? Moeten de werknemers die in die gebouwen werken, niet geïnformeerd worden? Welke maatregelen zijn er genomen om particulieren die gebouwen renoveren te informeren over de risico’s en de te nemen preventiemaatregelen? Zou er bovendien niet vastge-
BIV (2002-2003) Nr. 6
VERGADERING VAN DINSDAG 12 NOVEMBER 2002
steld moeten worden welke gebouwen van de kritieke periode dateren en welke bedrijven ze gebouwd hebben om precies te weten welke maatregelen getroffen moeten worden? Is er in het kader van de bescherming van de werknemers bekend hoeveel werkgevers een asbestinventaris opgemaakt hebben en een beleidsprogramma opgesteld hebben? Tot slot, wordt er op dit punt samengewerkt tussen de federale regering en de gewestelijke minister van Leefmilieu? De heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel (in het Frans) .- Ik kan onmogelijk op dergelijke vragen antwoorden als die mij niet op voorhand meegedeeld worden. Mevrouw Béatrice Fraiteur (in het Frans) .- Het is inderdaad zo dat bepaalde vragen niet van tevoren opgestuurd zijn. Maar de minister kan de vragen die hij op voorhand ontvangen heeft, wel beantwoorden. Laten we hopen dat de andere vragen binnen een redelijke termijn beantwoord worden, want lange termijnen en het niet in acht nemen daarvan moedigen het stellen van vragen niet aan. Het is moeilijk om te weten of een materiaal of een voorwerp asbest bevat. De enige manier om dat met zekerheid vast te stellen is het te laten onderzoeken door een gespecialiseerd laboratorium. Dergelijke analyses kosten echter zo veel dat de meeste mensen dat niet laten doen. Zou het Gewest, om ervoor te zorgen dat de inwoners van Brussel iedere potentieel gevaarlijke situatie melden, geen premie- of subsidieregeling kunnen invoeren voor dergelijke analyses of een eigen analyselaboratorium in het leven kunnen roepen? Zou het niet nuttig zijn om een “gewestelijk asbestcentrum” op te richten, waar particulieren terecht zouden kunnen voor alle nuttige informatie waarop ze en een beroep kunnen doen voor een asbestonderzoek? Zou het Gewest ten slotte geen premie- of subsidieregeling moeten instellen om de inwoners van Brussel ertoe aan te moedigen een asbest- en afvalverwijdering te laten uitvoeren? Asbestafval moet behandeld worden als gevaarlijk afval. Hoeveel ton afval wordt er ingezameld? Op welke wijze? Hoe en door wie wordt het afval opgewerkt? Is de recyclage optimaal? Voert het Gewest onverwacht controles uit op de bouwplaatsen? Hoeveel controles werden er de afgelopen vijf jaar uitgevoerd? Hoe vaak werd er fraude vastgesteld? Moeten de bedrijven die asbest verwijderen aan erkenningsvoorwaarden voldoen? Volstaat het aantal bedrijven? Is controle op de bouwplaatsen niet noodzakelijk om na te gaan of het bedrijf dat de werken uitvoert, wel degelijk erkend is en of de arbeiders de vereiste opleiding gekregen hebben? Heeft u, sinds u het asbestbesluit voor particulieren versoepeld heeft, gedragsveranderingen vastgesteld? Als er geen voorlichtingscampagne voor particulieren wordt gevoerd, vrees ik dat er geen gedragsverandering zal komen.
5
Is het niet hoog tijd dat het Gewest zich bezighoudt met de gezondheid van de Brusselaars? De heer Mohamed Azzouzi (in het Frans) .- Veel gebouwen uit de jaren vijftig en zestig bevatten asbest. Die gebouwen worden nu verbouwd of gesloopt. Het is belangrijk dat de inwoners over de procédés voor asbestverwijdering worden geïnformeerd, want dat is niet altijd het geval. Hoe wordt de bevolking geïnformeerd? De controles op de bouwplaatsen zijn ook ontoereikend. Wat gebeurt er nadat een overtreding is vastgesteld? Worden er, naast asbest, ook voor andere voor de gezondheid schadelijke materialen onderzoeken of controles uitgevoerd? De heer Alain Adriaens (in het Frans) .- Ik vrees dat milieukwesties modegevoelig zijn en dat de aandacht voor asbest verslapt is, hoewel het probleem niet minder actueel is. Mettertijd zal het asbestprobleem geleidelijk verdwijnen (aangezien het niet meer gebruikt mag worden), maar nu moeten alle maatregelen genomen worden om de asbestverwijdering zo goed mogelijk te laten verlopen. De bevolking moet voorgelicht worden, zelfs als de risico’s groter zijn in openbare gebouwen dan in particuliere gebouwen. Er moet op toegezien worden dat de gemeentebesturen goed geïnformeerd worden over deze kwestie (cf. de recente vraag van mevrouw Braeckman). Ik ben niet erg bezorgd aangezien de minister en het BIM altijd oog hebben gehad voor het asbestprobleem, maar ik wens dat er druk uitgeoefend blijft worden. De heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel (in het Frans) .- Het BIM heeft altijd veel aandacht gehad voor het asbestprobleem en is daar zeer open over geweest. Het bestuur is van plan zijn inspanningen te handhaven. Het BIM speelt een belangrijke rol voor de controles te velde en voert op alle soorten bouwplaatsen controle uit. Ik kan echter geen inspecteurs naar alle privé-woningen sturen op zaterdag, de dag waarop er altijd veel geklust wordt. Wat asbest betreft, wordt een standaardbestek aan alle bedrijven opgelegd. Voor de particulieren bestaan er folders. Krachtens het Koninklijk Besluit van 22 juli 1991 zijn de werkgevers ertoe verplicht een asbestinventaris op te maken op de werkplaats. Het is echter niet verplicht om die inventaris te bezorgen aan het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid of aan het BIM. Het is dus niet eenvoudig om een lijst van de betrokken gebouwen op te stellen. Het BIM heeft toch getracht een lijst van de betrokken gebouwen op te stellen op basis van de inventarissen die opgemaakt zijn voor de gemeentelijke gebouwen en enkele gewestelijke gebouwen. Het Brussels Gewest beschouwt asbestafval als gevaarlijk afval. Het afval wordt na een eventuele verwerking naar centra
BIV (2002-2003) Nr. 6
6
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN
voor technische ingraving in België gebracht, of naar een centrum voor verglazing in Frankrijk.
wen op te stellen, maar zou u ons de lijst kunnen bezorgen waarover u nu beschikt?
Het BIM heeft tot op heden 1.800 ton asbest geïnventariseerd voor het jaar 2002.
De heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel (in het Frans) .- Ik zal u de huidige lijst van de openbare gebouwen doen toekomen, maar ik kan er u geen voor de particuliere gebouwen geven.
De erkenningen voor de bedrijven die asbest verwijderen, worden niet afgegeven door het BIM, maar door het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Het BIM voert jaarlijks gemiddeld 200 controles uit op bouwplaatsen waar asbest verwijderd wordt. Er wordt gecontroleerd of de verplichtingen inzake milieubescherming nageleefd worden. De controle op de veiligheid van de arbeiders op de bouwplaatsen valt onder de bevoegdheid van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Het besluit over de bouwplaatsen voor de verwijdering van asbest geldt niet alleen voor particulieren, maar in het bijzonder voor bouwplaatsen van geringe omvang. Het BIM kan die bouwplaatsen van klasse 3 controleren. In 2002 werden er tot 22 oktober 43 van die bouwplaatsen gecontroleerd.
Mevrouw Béatrice Fraiteur (in het Frans) .- Mevrouw de Voorzitter, ik wens dat mijn andere vragen aan de minister worden doorgegeven opdat hij ze schriftelijk kan beantwoorden. - Het incident is gesloten. - De vergadering wordt om 10.30’ uur gesloten.
U heeft allemaal zeker aandacht voor de wijze waarop het BIM de asbestdossiers gecontroleerd heeft. In het geval van het Berlaymont-gebouw heeft dat veel volharding en moed gevergd. In het geval van de Madou-toren heeft het BIM krachtig ingegrepen. Mevrouw Béatrice Fraiteur (in het Frans) .- U heeft ons gezegd dat er dit jaar 43 bouwplaatsen gecontroleerd werden. Het gaat dus om een actueel probleem. Dat wordt nog maar eens bevestigd door een artikel over de asbestverwijdering in de Madou-toren dat dit weekend is verschenen. De heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel (in het Frans) .- Het BIM heeft het nodige gedaan om ervoor te zorgen dat de regels op die bouwplaats nageleefd worden. Mevrouw Béatrice Fraiteur (in het Frans) .- Ik spreek nu geen kritiek uit. Welk gevolg zal er aan het dossier van de Madou-toren gegeven worden? De heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel (in het Frans) .- Op die bouwplaats moeten de regels nageleefd worden. Er is bovendien een proces-verbaal opgemaakt en het parket kan een vervolging instellen, maar in dit stadium daar heeft het BIM niets mee te maken. Mevrouw Béatrice Fraiteur (in het Frans) .- U bevestigt hierbij dat de buurtbewoners geen risico lopen? De heer Didier Gosuin, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met leefmilieu en waterbeleid, natuurbehoud, openbare netheid en buitenlandse handel (in het Frans) .- Ik bevestig hierbij dat alles volgens de regels is gegaan, want anders zou het BIM niet toestaan dat het werk op de bouwplaats is hervat. Mevrouw Béatrice Fraiteur (in het Frans) .- U heeft gezegd dat het moeilijk is om een lijst van de betrokken gebou-
BIV (2002-2003) Nr. 6