Raad
vanState 201110535/1/V2. Datum uitspraak: 28 november 2011
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 september 2011 in zaak nrs. 11 /26259 en 11 /26258 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201110535/1/V2
1.
2
28 november 2 0 1 1
Procesverloop
Bij besluit van 11 augustus 2 0 1 1 heeft de minister, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 22 september 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 28 september 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201110535/1/V2
3.
3
28 november 2 0 1 1
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A . W . M . Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M . M . Bosma, ambtenaar van staat.
w . g . Bijloos lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Bosma ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 8 november 2 0 1 1 572-691. Verzonden: 28 november 2 0 1 1 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
28- SEP. 2011.14:51.
ROSS, SPAPENSMOUDWIJK ADVOCATEN
— N R . 9674—P. 4-.
A\-
uitspraak RECHTBANK 'a-GRAVENHAGE Nevenzfttiogsplaflts 's-Hcrtogenbosch Sector bestuursrecht Zaaknummer AWB 11/2&59 (voorlopige vooizjeiung) AWB 11/26258 (beroep) Uitspraak van de enkelvoudige teuner v i a 22 september 2011 inzake
geboren op nationaliteit Afghaanse, verzoeker, gemachtigde mr. U J ï . Hovsn-Kohl, tegen de minister voor Immigratie en Aiiel, te Don Haag, verweerder, gemachtigde mr. M MJ, Pieters.
Procesverloop Bij besluit van 11 augustns 20 U heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verbtijâveignnnmg asiel voor bepaalde tijd ab bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgelezen. Tevens heeft verweerder hierbij ambtshalve bepaald dat aan verzoeker geen vcrbJijfevergunning regulier voor bepaaldetijdwordt verleend op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van do Vw 2000. Verzoeker heeft op 12 augustus 2011 tegen dit bestoft bernep faffwteM. De zaak is behandeld op de zitting van 15 september 2011, waar verzoete is venenenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen btf gemachtigde.
Overwegingen 1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechtcr van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist
28.SEP.2011:|14:52i ia.s t ROSS, SPAPENS&WOÜDWIJK ADVOCATEN '
**• --'•-.-• * t j . ^ i
NR. 9674, on P. 5 D n». I n
J/n
r, 4/8'
A^i^Äir^^
v
^ SCÄÄ«^^«^ a , rfi iwuu
von oniKel 14, eerste lid, aaobêffiti onder e; van de
5, Ter onderbouwing van zijn aanvraag en beroep heeft verzoeker - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Verzoeker is'mcontact gekomen met een meisje, genaamd. volgde dezelfde Engelse cursus 'als verzoeker en samen Hepen ziï vanuit school naar hats. Op een dag werd verzoeker aangesproken door een neef van met de vraag -waarom by samen met Uep. Op een andere dag, toen verzoeker op weg -was naar de cursus, werd bij aangesproken door twee mannen. Ook deze mannen vroegen aan verzoeker wat hij met bet meisje had en of hij wist wiens dochter bet was. Het bleek een dochter van een commandant te zrjn en de twee mannen waren lQfwachten van de commandant De neef en de Jijfwaohren hebben verzoeker een waarschuwing gegeven en tegen verzoeker gezegd dat hij niet meer samen met naar de cursus moest lopen c.q. dat hij niet meer naar deze cursus moert gaan. Op een avond, toen verzoeker uit de JevenimiddeJenwinkel van zijn ouders kwam, zag hij dat hij in de gaten werd gehouden en dat hy werd gevolgd door een auto. Een volgende avond werden om 24.00 uur stenen op het erf van zijn huis gegooid. Op «en nacht werd er heel bard op de deur van het huis van verzoeker geklopt De vader van verzoeker deed de deur open en er ontstond rade en de vader van verzoeker Werd mishandeld. De mensen die aan de deur stonden waren van plan om verzoeker te ontvoeren. Verzoeker is toen naar bet huis van een vriend gegaan. Een dag later is verzoeker gevlucht 6. Verweerderhttâj&hhhtf_bettfen-bcslwtophetxUüdpmrgë3tl
7. Het is vaste jurisprudentie dat de vaststelling of en in hoeverre bij de beoordeling van de asielaanvraag wordt uitgegaan van de door de vreemdeling in zijn asielrelaas naar voren gebrachte feiten tot de verantwoordelijkheid van verweerder behoort en dat die vaststelling door de rechter slechts terughoudend kan worden getoetst Bij die vaststelling kan verweerder zich in redelijkheid op bet standpunt stellen dat de oprechtheid van een vreemdeling en de geloofwaardigheid van het asielrelaas op voorhand zijn aangetast indien een vreemdeling niet aannemelijk kan maken dat het ontbreken van reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden dje noodzakelijk zijn voorde beoordeling van zijn aanvraag, niet aan hem is toe te rekenen. Het toerekenbaar ontbreken van deze
28- SEP. 2011.14:52 «
ROSS. SPAPEHSÄWOUDWIJK ADVOCATEN
BW±J-]±
AWB IV 26259 (voorlopig? voorziening) AWB 11/2625* (beroep) documenten zal echter steeds door verweerder in de context van het totale feitencomplex moeten worden bezien. 8. Ingevolge artikel 31, tweede fid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 wordt bfl het onderzoek naar de aanvraag mede de omstandigheid betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wei andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zfln aanvraag, tenztf de vreemdeling aannemelflk kan maken dat het ontbreken van deze beschefden niet aan hem is toe te rekenen. 9. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat verzoeker toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd om zijn nationaliteit en identiteit te kunnen vaststellen, Verzoeker haeft verklaard dat M) m het bezit wad van een taskera maar dat hij dit document bij zijn ouders in Afghanistan beeft achtergelaten. Het ontbreken van deze taskera wordt door Verweerder aan verzoeker toegerekend Verweerder meent dat verzoeker een eigen verantwoordelijkheid heeft om dit document te kunnen overleggen. Van verzoeker mag immers worden verwacht dat bij het nnt en het belang van deze taskera voor een eventueel verzoek om bescherming inziet Verweerder is dan ook van mening dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van documenten die zijn identiteit en nationaliteit onderbouwen niet aan hem is toe te rekenen. 10. Naar het oordeel van de voorzf enmgenreehter heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat verzoeker toerekenbaar geen documenten omtrent zijn identiteit en nationaliteit heeft overgelegd. Verzoeker heeft in de zienswijze betoogd dat hij zijn taskera niet kon meenemen omdat het een risico voor hem zou opleveren als hij dat zou doen. Bovendien zijn in Turkije door de reisagenten alle spullen van hem afgepakt Indien hij de taskera had meegenomen was dit document door de reisagent ingenomen. Dë voorzieningen/echter is van Oordeel dat dit niet kan leiden tot een andershiidend oordeel nu verzoeker zijn taskera niet heeft meegenomen en de opmerking dat de taskera in Turkije door zijn reisagent zou zijn ingenomen slechts een veronderstelling is. Voorts overweegt de voora'eningenrechter dat verweerder zich op het standpunt heeft knnnen stellen dat verzoeker ten aanzien van het niet overleggen van de taskera tegenstrijdig heeft verklaard. Immers heeft verzoeker in het eerste gehoor verklaard de taskerafilette hebben meegenomen vanwege de haast die hij bad om te vluchten en heeft hij m het nader gehoor aangegeven dat mj er niet eens aan cedachtbad om de taskera M M te nfrrni ****&&&** «"ihTi11 rnfHHw -strijd met hetgeen In de zienswijze naar voren is gebracht; te weten dat verzoeker weloverwogen zijn taskera niet heeft meegenomen» omdat dit eenrisicovoor hem zou opleveren. Nu verweerder op grond van het vorenstaande het ontbreken van identftelts- en nationaJiteitsdûcumenten aan verzoeker kon toerekenen, behoeft de vraag of verweerder aan verzoeker heeft kunnen tegenwerpen dat hij geen reisdocumenten en geen gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen heeft afgelegd omtrent z(jn reisroute, geen nader« bespreking meer. Derechtbankverwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 29 december 2003 (200803191/1, U N : BG9599). Derhalve heeft verweerder aan verzoeker op goede gronden artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 tegengeworpen. Onder deze omstandigheden dient volgens vaste jurisprudentie van het relaas een positieve overtuigingskracht uit te gaan om de daarin gestelde feiten en omstandigheden alsnog geloofwaardig te achten.
ROSS SPAPENS4WOU0WUK ADVOCATEN 58. SEP. J O I . ä 13-52 « 0 S S - S W t
"
"
9674...P. I '. m 129_—P- 6/6.
NR. U
AWB 11/ 2Ä359 (voorlopige voorziening) AWB J1/26258 (beroep) 11. Verweerder stelt zich op het Standpunt dat van het asielrelaas van verzoeker geen positieve overniîgingskracht uitgaat en dat het relaas derfialve ongeloofwaardig is te sehten. Ter onderbouwing van zijn standpunt voert verweerder onder meer het volgende aan. Verzoeker stelt dat hß elke dag »amen met , die hij' Op de Engelse cursus heeft Je/en kennen, vanuit school naar huis liep, Verweerder meent dat dft niet overeenstemt met hetgeen over Afghanistan bekend i$. Gelet op het Thematisch ambtsbericht schoolgaande kinderen (in het bijzonder meisjes) in Afghanistan d.d. 29 maart 201 \ van het Ministerie van Buitenlandse Zaleen is het niet geloofwaardig dat een minderjarig meisje zieh met een minderjarige jongen op straat zou begeven, terwijl hij geen mannelijkfcraih'efidis. Meisjes worden volgens de sociale normen niet geacht met mannen te praten, buiten de directe familie om, anders kunnen zijn hos eer verliezen. Dit geldt te meer daar de vader van Mariam een commandant is en mj de overheid werkte en derhalve een invloedrijke man is, Derhalve kan verzoeker niet in zjjn stelling worden gevolgd dat bij dagelijks met Marian over straat zou hebben gelopen. Verder heeft verzoeker in het nader gehoor van 5 augustus 2011 verklaard dat Marian nog zo'n twintig minuten alleen moest lopen voordat zij thuis WAS. Verzoeker verklaart desgevraagd dar dit niet gevaarlijk was. Volgens verweerder komt ook dft niet overeen met da informatie die over Afganistan bekend Js. Verweerder merkt verder op dat verzoeker op essentiële punten vage, summiere en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Ter ondersteuning van dit standpunt wflst verweerder erop dat verzoeker vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over hetgeen de neef van en de lijfwachten van de vader van precies tegen hem zouden hebben gezegd. De neef zou enerzijds tegen verzoeker hebben gezegd dat hij niet meer met Mariam mocht lopen, anderzijds dat verzoeker helemaal niet meer naar de cursus mocht gaan. Verder heeft verzoeker vaag verklaard over het feit dat niet met de neef zou willen trouwen. Verzoeker heeft veridaardï "Hij wilde met het meisje verloofd worden, maar het meisje wilde dat niet" Maar vervolgens Is verzoeker niet in staat om te verklaren boe hij weet dat niet met haar neef wilde trouwen. Verweerder vindt het ook vreemd dat eiser niet weet hoc _ _ met haar achternaam heet Ook heeft verzoeker vaag en ontwijkend verklaard over de vader van . commandant FazaL Verzoeker weet niet meer dan dat de vader commandant was, bij de overheid werkte en dat hij in een Ranger rijdt Over de neef heeft verzoeker enkel verklaard dat het een boef en maffia was. Verzoeker kan geen informatie verschaffen over de activiteiten van deze neef. Dit wordt door verweerder niet gevolgd nu verzoeker zijn relaas baseert op problemen met de vader en neefvan ^ Ten aanzien van het iaçidentwaarbjj de vader van verzoeker ruzie zou hebben gehad met vler^vijfo^bSênde mannen heeft verweerder het volgende overwogen. Verzoeker stelt dat de ruzie twee uur heeft geduurd maar is niet in staat om meer informatie te geven over hetgeen er in die twee uur is voorgevallen. Verzoeker stelt enkel dat de mannen naar hem hebben gevraagd en dat zijn vader heeft gezegd dat hij niet thuis was. B e mannen zouden de vader van verzoeker hebben geslagen en zo hebben het huis doorzocht Verweerder ziet niet m dat verzoeker niet gedetailleerd kan verklaren over hetgeen in die twee uur zou zijn voorgevallen. Tot slot merkt verweerder op dat het merkwaardig is dat verzoeker, voordat hij het laad heeft verlaten, geen contact met zijn ouders meer heeft opgenomen. Bij een dergelijk belangrijke beslissing mag immers worden aangenomen dat verzoeker rijn ouders daarbij betrekt 12. Marginaal toetsend is naar het oordeel van de voorzieningenfechter door verweerder in de beschikking in samenhang met het voornemen voldoende gemotiveerd dat het asielrelaas van verzoeker, voor zover in geschil, ongeloofwaardig is. Daarbij wordt - in navolging van de Afdeling in haar uitspraak van II december 2009, U N : BK8G72, rechtsoverweging 2.3.4
ROSUPAPENSWOÜDIIJK ADVOCATEN
!i Wij:
?/».
54K
A V7B 1 V 26259 (voorlopige vooraening) A W B U A O J S (beroep) - overwogen da^ M e n ais gevolg van het toerekenbaar ontbreken van documenten van het asielrelaas een positieve overtuigingskracht moet uitgaan, reeds een enkele ongerijmde wending of tegenstrijdigheid op het niveau, van de relevante wjzonderheden tot de slotsom kan lelden dat daarvan geen sprake is, Verzoeker wijst erop dat hij in zijn zienswijze heeft . aangevoerd dat enkele verklaringen van bun alt hun context zijn gehaaid. Verzoeker heeft immers ook aangegeven dat het alleen op stap gaan met een meisje niet gebruikelijk is, maar het naar huis lopen na een cursus door hem toch anders wordt beoordeeld. Voorts beeft verzoeker varwezen naar het Algemeen Ambtsbericht inzake Afghanistan van juli 2010 om zijn stellingen te onderbouwen, Naar het oordeel van de vootóeningenreohter volgt uit bet Thematisch ambtsbericht van 29 maart 2021 dat meisjes en vrouwen in Afghanistan m principe niet geacht worden om alleen en zonder mannelijke begeleiding op straat te lopen, tenzij ze naar school gaan en dan gaan ze met een groepje. Meisjes worden volgens de sociale nomen niet geacht met mannen te praten buiten de directe ismïïie om, anders kannen zij hun eer verliezen. Het is de families er veel aan gelegen de eer van htm dochters te behouden, dus laten ZIJ hen een afgeschermd leven leiden. Ter zitting heeft gemachtigde van verweerder onder verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht inzake Afghanistan van juli 2010 zich op het standpunt gesteld dat het niet geloofwaardig is dat verzoeker met naar huis liep. Ce daaropvolgende gestelde problemen van verzoeker worden door verweerder evenmin geloofwaardig geacht Gezien het vortagaande is de vooroeningenreebter van oordeel dat verweerder zich m alle redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hetgeen verzoeker hierover heeft verklaard niet overeenkomt met hetgeen algemeen bekend is over Afghanistan, Verder heeft verzoeker in beroep aangevoerd dat hij geen vage, summiere en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, althans dat bean op dit punt geen verwijt dient te worden gemaakt. De voorzienmgenrechtër overweegt dienaangaande dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat verzoeker onvoldoende informatie heeft verstrekt over de vader en de neef van Nu dft de kern van het asielrelaas betreft mag en kan verweerder doze informatie m alleredelijkheidvan verzoeker verwachter. De voorzienügenrechzer ziet hierin evenmin grond voor het oordeel dat verweerder zich niet m redelükhe/d op het standpunt beeft kunnen stellen dat het relaas als geheel positieve overtuigingskracht mist en derhalve ongeloofwaardig is te achten. Hetgeen overigens is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel, 13. Gezien bet voorgaande komt verzoeker niet in aanmerking voor toelating op éâa van de in artikel 29 van de Vw 2000 genoemde gronden. |4^_UjtJigw>rcngtt*ntk vulgnfaTfiêTbërocpgecn redelijke kans van slagen heeft, Omdat nader onderzoek niet tot een andere uitkomst zal leiden, zal de voctóeru^germwhter, met toepassing van artikel S:t6 van de Awb, tevens het beroep ongegrond verklaren. Gelet hierop zal ook het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen. Hetgeen verzoeker overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. 15.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
16. Beslist wordt als volgt
n
^MI'JP.1^,5,5
|3;52
R0SS
' SPAPENS&WOUDWIJK ADVOCATEN.
Î. 9674 M. 129
AWB IJ/26259(voorlopig vooizienftig) A WB U/2Ö25S O***** I/2625«(beTOep)
Beslissing De voortienfngenrechten verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om een vooriopfee voarzfaung of,
Atóus gedaan door mr. X v u Berchum als rechter ia tegenwoordigheid van mr. C.M-E. Bakker-Philxpptw ato grimer ea in bet openbaar uitgesproken 22 september 20II.
Partijenbtst*ttatbgr~ formentegen dez*"uitspr^yoat^trtk^b^i^âehCQm^lfbës^st ~ beroep
s hoser
Raad van State Aßtlmg bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 20019 2S0OU DenHaag
SS^ÄÖ,. Aftchrjften verzonden-
2 2 SEP, 2811
P. 9 ?,
28.SEP.20H 14:50
ROSS, SPAPENS&WOUDWIJK ADVOCATEN
i!*û R055 SpaPenS
MR. 9674
P. 1
f RAAD VAN STATE "1 WGEKOMEN I
Woudwijk
l a SEP 2011
». JQlKO^y
Advocaten
ZAAKNR AAM
Raad van State [BEHANDELD:DD: Postbus 20019 2500 AE 's-Gravenhage
W.C Plein 354 1054SO Amrterdam
P A R:
Fax:070-365 13 30 T +31(0)2041217 32 F +31(0)2041217 95 www.rswadvocaten.nl Hoger beroep Amsterdam, 28 september 2011 Betreft
:
Ons kenmerk
:
/1ND Den Bosch, 11/26259 (vovo) en 11/26258 (beroep) 00605143/WW/ww
Uw kenmerk Geachte heer, mevrouw, Ceeft eerbiedig te kennen. Geachte heer, mevrouw, Appellant kiest te dezer zake woonplaats te Amsterdam, WG plein 354, 1054 SG, ten kantore van Ross, Spapens AWoudwijk advocaten. Mr M. Woudwfjk verklaart hierbij, met recht van vervanging, bepaaldelijk'gevolmachtigd te zijn tot het indienen van het onderhavige hoger beroepschrift. Appellant stelt hoger beroep In tegen de uitspraak van de rechter van de Arrondissementsrechtbank ' s Gravenhage, zitting houdende te Den Bosch, sector bestuursrecht, Vreemdelingenkamer, Reg.nr. l î / 2 6 2 5 9 ( v o v o ) e n 11/26258 (beroep), d.d. 22 september 2 0 1 1 , verzonden op 22 september 2011. Een kopie van het afschrift van deze uitspraak treft u hierbij aan alt prwHiirrta ^
Grief I Appellant kan zich niet verenigen met rechtsoverweging 12 van de uitspraak. Grondsn waarop appellant zich met voorgaande n/et kan verenigen: Ten onrechte wordt door de rechtbank overwogen dat door verweerder voldoende is gemotiveerd dat her asielrelaas van appellant ongeloofwaardig is. Er wordt door de rechtbank verwezen naar het thematische ambtsbericht van 29 maart 2 0 1 1 . Gezien hetgeen is aangevoerd is de voorzienlngenrechter van oordeel dat verweerder zich in alle redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hetgeen verzoeker hierover heeft verklaard niet overeenkomt met hetgeen algemeen bekend is over Afghanistan. Her gaat hierbij over het feit dat appellant heeft verteld met die hij op de Engelse cursus heeft leren kennen, vanuit schooi naar huis liep. Ten onrechte wordt onvoldoende de specifieke situatie waar het
KvK nr. 34321407 , Wtj aanvaarden geen aansprakelijkheid voorzover onze beroepsaansprakelijkheldsverzekering geen dekking zou bieden.
28- SEP. 2011 14:50
ROSS, SPAPENS&WOUDWIJK ADVOCATEN
NR. 9674
P. 2
hierom gaat, namelijk het naar huis lopen van school, bekeken. In het hiervoor genoemde thematische ambtsbericht staat juist dat vrouwen en meisjes die naar school gaan in een andere situatie zitten en dat daar andere regels voor gelden. Normaal mogen meisjes niet alleen en zonder mannelijke begeleiding op straat lopen maar dat is dus anders als ze naar school gaan. Dat is onvoldoende meegewogen. Als ze naar school gaan, wordt overwogen In het thematische ambtsbericht, gaan ze met een groepje. Niet duidelijk Is waarom appellant samen met Mariam niet kan worden beschouwd als zo'n groepje. Dat appelant geen familie is, doet niet ter zake omdat het gaat om een schoolgaand meisje. De rechtbank had dan ook dienen te oordelen dat de beschikking op dit punt onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd en onzorgvuldig Is voorbereid. Ir is juist door appellant aangevoerd dat alleen op stap gaan met een meisje niet gebruikelijk is maar dat het naar huis lopen na een cursus anders door hem wordt beoordeeld. Dit komt dus juist wel overeen met hetgeen algemeen bekend is over Afghanistan gezien hetgeen In het thematische ambtsbericht is overwogen. In het tweede gedeelte van overweging 12 wordt ten onrechte overwogen dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat appellant onvoldoende Informatie heeft verstrekt over de vader en neef van Er wordt hierover overwogen dat nu dit de kern van het asielrelaas betreft mag en kan verweerder deze informatie in alle redelijkheid van appellant verwachten. Echter het gaat er niet om dat de rechtbank dient te beoordelen of hetgeen er wordt gevraagd tot de kern behoort van het asielrelaas. De rechtbank moet echter beoordelen of in redelijkheid kan worden verwacht dat appellant inderdaad deze kennis over de neef en vader van kan geven. Hierop is in het geheel niet ingegaan. Je kunt niet in het algemeen stellen dat het van appellant verwacht mag worden bepaalde informatie te geven omdat het de kern van zijn relaas betreft. Appellant heeft immers wel degelijk enige informatie kunnen geven en heeft uitgelegd waarom het niet redelijk fs meer informatie te vragen. Er wordt nu meer van appellant verwacht en dat acht appellant onredelijk. Dit is echter niet beoordeeld door de rechtbank. De rechtbank had dienen te oordelen dat hetgeen wordt gevraagd door verweerder niet van appellant kan worden geeist.
Grief II Appellant kan zich niet verenigen met rechtsoverwegingen 13, 14 en 15 van de uitspraak. Gronden waarop appellant zich met voorgaande niet kan verenigen: Gezien het voorgaande Is appellant van oordeel dat ten onrechte Is geoordeeld dat -appellant niet in aanmerking komt voor toelating, - het beroep ongegrond is en - er geen grond Is voor een proceskostenveroordeling. De grieven dienen in onderlinge samenhang te worden beoordeeld.
y. u w . iv \ ifc.10::
nuoo, urrtrcii-Jöiïuui/iruA
rtvvvurticn
SVK. ?u/*t
Petitum Op grond van vorenstaande verzoekt appellant y het hoger beroep gegrond te verklaren, de bestreden uitspraak te vernietigen en de Minister te veroordelen In de proceskosten.
Hoogachtend,
r.
J