Raad
vanState 20111 2844/1 /V1. Datum uitspraak: 13 februari 2 0 1 2
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, van 22 november 2 0 1 1 in zaak nr. 1 1 / 2 1 4 2 1 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201112844/1/VI
1.
2
1 3 februari 2 0 1 2
Procesverloop
Bi] besluit van 23 december 2 0 1 0 heeft de minister de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en hem ongewenst verklaard. Bij besluit van 2 7 juni 2 0 1 1 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 2 2 november 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 12 december 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister (thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 0 1 1 1 2 8 4 4 / 1 /V1
3.
3
13 februari 2 0 1 2
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van staat.
w . g . Van Wagtendonk lid van de enkelvoudige kamer
w . g . De Groot ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 3 februari 201 2
210. Verzonden: 13 februari 2 0 1 2 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
From:Advocatenkantoor Verstrepen
To : 0703651380
12/12/2011 16:10
uitspraak RECHTBANK '»-GRAVENHAQE Sector bestuursrecht NevenzlttingsplMtB Middelburg AWBnummen Î i/21422 V-nummer; uitspraak van de voorrieningenrechter voor bestuursrechtelijke taken ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht inzake verzoeker, gemachtigde att. SMM. Verstrepen, advocaat te Oosterhout, tegen de Minister voor Immigratie en Asiel» verweerder. 1. Overwegingen 1. Bij besluit van 27 juni 2011 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen diens ongowcnstverklaring en intrekking van zijn reguliere verbUJfsvergunuig. ongegrond verklaard. 2. Verzoeker beeft daartegen beroep ingesteld. Dat beroep heeft by de rechtbank kenmerk AWB 11/21421. 3. Verzoeker heeft tevens by verzoekschrift van 29 juni 2011 de voorzleiüngenrechter verzocht om hangende het beroep te bepalen dat verweerder uitzetting van verzoeker achterwege laat en om de rechtsgevolgen van de ongewenstverkiarlng op te schorten. 4. Op 22 november 2011 heeft de rechtbank het door verzoeker Ingediende in voormelde procedure ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestrede« besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in haar uitspraak heeft bepaald. 5. Verzoeker heeft belang de nieuw te nemen beslissing op bezwaar in Nederland af te wachten. Daarom zal de voonieningenrechter op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8:83, derde lid, van de Awb buiten zitting uitspraak doen in onderhavig verzoek om een voorlopige voorziening. 6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, in die zin dat uitzetting van verzoeker achterwege dient te blijven en de strafrechtelijke gevolgen van de ongewenstverkiaring
#164 P.019/020
F rom : Advocat-enkan too r Verstrepen
To : 0703651380
12H2/2011 16:11
AWB nummer: : 11/21422
#164 P.020/020
blad 2
worden geschorst totdat verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar heeft genomen. Het verzoek wordt voor het overige afgewezen. 7, Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van €437,00 aan de zijde van verzoeker. Omdat er een toevoeging i* afgegeven dient betaling aan de griffier plaatst te vinden. Ook zal verweerder worden veroordeeld tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht van € 152,00, II. Uitspraak De voon&nlngearechter van de rechtbank VOravenhage, - wij« hei verzoek toe In die zin dûU uitzetting van verzoeker achterwege dient te bltf ven tot de bekendmaking van een nieuw besluit op bezwaar» het rechtsgevolg van de strafbaarheid van verzoeker op grond van artikel 197 van bet Wetboek van Strafrecht wordt geseborst tot de bekendmaking van een nieuw besluit op bezwaar; - veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op € 437,00, te betalen aan de griffier; - gelast verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 vergoedt - wij« het verzoek voor het overige af. Aldus gedaan door mr. JJ. Jaspers, in tegenwoordigheid van R. de Pooier, en uitgesproken in bet openbaar op 22 november 2011. Pe griffier
Afschrift verzonden op: 22
De vooraieningenrechter
NOV, 2011
From:Advocatenkantoor Verst repen
12/12/2011 16:05
To:0703651380
#164
uitspraak "
'
"
j
•
i
.
RECHTBANK 'i-GHAVENHAGE Sector bestuursrecht Nevendttfapplaats Middelburg AWB nummer: 11/21421 V-nummer: uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke enken ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht inzake eiser, gemachtigde mr. J.MJtt Verstreperi, advocaat te Oosterhout, tegen de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde mr. A. Hadfy.Kova*cs, medewerker bjj de Immigratie- en Naturalisatiedienst I. Procesverloop Biser heeft beroep ingeateld tegen het besluit van verweerder van 27 juni 2011 (het bestreden bestuit} waarin zijn bezwaar tegen zijn ongewenâtveridarjng en de intrekking van tijn reguliere veibiyfsvergunning, ongegrond U verklaard. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op I8 oktober 2011. Eber U tn persoon versehenen, bijgestaan door zijn gemachtigde* Verweerder beeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten. 0 . Overwegingen 1. Op grond van ds stukken van het geding en het verhandelde 1er zitting staat het volgende vast. Eiser is geboren op en bezit de Braziliaanse nationaliteit Bij besluit van 1 mei 2Ô02 is eiser in het bezit gesteld van een venMijftverguiwtag regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "Verblijf bij Çzijn moeder) ". Deze verblijfsvergunning is meermalen verlengd, laatstelijk tot 15 juni 2012, Bij vonnis van 6 februari 2009 heeft de rechtbank Almelo eiser veroordeeld tol een gevangenisstraf van driejaar en zes maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, wegens meacplegen poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen personen met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, gepleegd op 19 september 2008, en hennepteelt en diefstal,
FrorMvocattnkûntoor Verstrepen
AWBnummen 11/21421
Tc : 0703651380
12/12/2011 16:06
1164 P.012/020
blad 2
gepleegd van 1 juli 2008 tot en met 23 september 2008, Dit vonnis is op 23 juli 2009 onherroepelijk geworden. Op 31 maart 2010 heeft de korpschef vanregionaalpolitiekorps Twente een voorstel ingediend om eisers verblijfsvergunning regulier voor bepaalde t(jd in te trekken en eiser ongewenst te verklaren. Bij besluit van 23 december 2010 (uitgereikt op 25 januari 2011) (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van eiser ingetrokken en eiser ongewenst verklaard. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt Ook heeft hy een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om de rechtsgevolgen van dat besluit te schorsen. Dat verzoek is by uitspraak van de voorzieoingenrechter van des» rechtbank (AWB 11/2822) van 7 juni 201J afgewezen. Vervolgens heeft verweerder het bezwaar in bet bestreden besluit ongegrond verklaard, % Verweerder stolt zich, onder verwijzing naar primaire besluit en hetgeen de voorzieningenrechter heeft overwogen« op het standpunt dat eisers verblijfsvergunning terecht is ingetrokken en dat hij terecht ongewenst is verklaard, vanwege de onherroepelijk? veroordeling door de rechtbank Almelo. Verweerder heeft aangevoerd dat de glijdende schaal van artikel 3.86, tweede lid, gelezen in samenhang met bet eerste lid, van bet Vreemdelmgenbosluit 2000 (Vb 2000) juist is toegepast. Wat eiser heeft aangevoerd ia van onvoldoende gewicht om de ongewenstverklaring en de uitrekking van de veiWijfsvergunniiig achterwege te laten. Er Ja geen schending van het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven (hierna; gezinsleven) en prfvéleven, als bedoeld In artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vryheden (EVRM). Eiser heeft geen zelfstandig gezinsleven en/of een parmeirelatie in Nederland. Wel gaat verweerder uit van gezinsleven tussen eiser, zijn moeder, stiefvader en broertje, maar er is niet gebleken van meer dan de gebruikelijke afhankelijkheid tussen die personen, zodat de inbreuk op het gezinsleven gerechtvaardigd is in het belang van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten. Verweerder heeft daarbij getoetst aan de "guiding principles" zoals deze zijn opgenomen in de uitspraken van het Europese Hof voor de rechten van de mens van 2 augustus 2001 inzake Boultif tegen Zwitserland (UN: AD3516) en van 18 oktober 2006 inzake Üner (UN: A22407). Afweging van de betrokken belangen leidt er volgens verweerder toe dat aan net algemeen belang om eiser ongewenst te verklaren in dit geval meer waarde kan weiden gehecht dan aan het persoonlijk belang van eiser. 3. Eiser betoogt dat hij een 'grensgeval' vormt voor ongewenstverRJaring omdat hij ten tijde van het strafbare feit 6W jaar in Nederland verbleef. Verweerder had in rijn geval moeten afwijken van de in de glijdende schaal van anJkel 3.86 van het Vb2Û00 genoemde norm. Verder is zijns inziens het recht op eerbiediging van z(jn gezins- en priväeven zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM geschonden. HQ bestrijdt de conclusie van verweerder dat geen sprake is van "more than the normal emotional Üea"en is van mening dat bij toetsing aan de "guiding principles" van Boultif en Üner, bij afweging van de betrokken belangen, verweerder ten onrechte meer gewicht heeft toegekend aan het algemeen belang dan aan zijn persoonlijk belang. Eiser besnijdt dat er sprake zou zijn van een aanmerkelijk recidive-risico gelet op rijn ingebrachte informatie over zijn re-integratie en resocialfscring sinds zijn detentie. Deze omstandigheden zijn ten onrechte niet in de belangenafweging van verweerder meegenomen. In dit verband doet etser een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 23 september 2010 (UN: B0327I) inzake Bousarra.
Fro«:Advocat«nkantoor Verstrepen
To :070365138Ü
AWB nummer 11/21421
12/12/2011 16:07
mA
blad 3
Eiser heeft onder verwjjzing naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 28 juni 2011 (UN: BT2900) inzake Nunez aangevoerd dat verweerder niet voortvarend heeft gehandeld door pas na bijna %Vi jaar na het plegen van de feiten tot ongewenstverklaring over te gaan. Onder verwijzing naar het in artikel 6» tweede lid, van de Oezinsherenigingsrichtljjn, genoemde risico, stelt elder dat sprake moet z(Jn van een actueel gevaar voor de openbare orde, waarvan by eiser, gelet op zijn resocialisatie geen sprake ia. Subsidiair stelt eiser dat het besluit tot ongewenstverklaring In strijd is met het bepaalde in artikel 11 van de Tarugfceerrichtltin, omdat ingevolge die rfchtfcjn een inreisverbod in Nederland van maximaal vijfjaren hadmogen worden opgelegd. De rechtbank overweegt als volgt, 4. Met betrekking tot de intrekking van de verblijfsvergunning overweegt de rechtbank dat eiser opgrond van artikel 67, derde (ld, vande Vw 2000, In a f w p n g vanartikel 8 van de Vw 2000 geen rechtmatig verbiyf kan hebben. Hieruit volgt dat eiser geen belang heeft bij een beoordeling van de Intrekking van zijn verbiyftvergunning zolang de ongewenstverklaring voortduurt 5, Ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b> van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan een vreemdeling ongewenst worden verklaard Indien hi) by onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis ia veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd dan wel hem ter zake de maatregel, als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ia opgelegd. De in artikel 3.86 van het VreetRdelingenbeslult 2000 (verden Vb 2000) opgenomen glijdende schaal is daarby van toepassing. Uit net bepaalde in dit artikel volgt dat bij onherroepelijke veroordeling wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaar of meer ia bedreigd, ongewenstverklaring mogelijk is bij een verblijfsduur van ren minste 6 jaar, maar minder dan 7 jaar, Indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd van tenminste 30 maanden, Het derde lid van artikel 67 Vw 2000 bepaalt dat de ongewenst verklaarde vreemdel ing in afwijking van artikel 8 geen rechtmatig verbiyf kan hebben. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het EVRM, voor zover hier van belang, heeft een ieder recht op respect voor zijn privéieven en familie- en gezinsleven. Ingevolge het tweede lid ia geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet Is voorzien en in een democratische • samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voorde bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. 6. Verweerder was op de voet van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 bevoegd eiser vanwege diens onherroepelijke veroordeling door de rechtbank Almelo ongewenst te verklaren. 7. Ten aanzien van eisers stelling dat hij, gelet op zijn verblijf in Nederland een 'grensgeval' vormt voor ongewenstverklaring en verweerder hierom van de in de glijdende schaal genoemde norm had moeten afwijken, overweegt de rechtbank als volgt De rechtbank stelt vast dat deze stelling naar het voorlopig oordeet van de voorzieningenrechter in zijn
P. 013/020
FroniAdvocat-enkantoor Verstrepen
AWB nummer; 11/21421
To;0703651380
12/12/2011 16:07
#164 P.014/020
blad 4
bovengenoemde uitspraak van ? juni 2011 geen doel treft. De rectobardc acht geen termen aanwezig om op dit punt tot een ander oordeet te komen. Eiser is veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf en zijn verblijfsduur valt binnen de in de glijdende schaal genoemde norm van tenminste zes, maar minder dan zeven jaar. Dat de verblijfsduur, alleen omdat deze ruim minder is dan zeven jaar« tot afwijking van de norm zou moeten leiden, zoals door eiser is betoogd, volgt de rechtbank niet Het is inherent nan het in artikel 3.86 van net Vb 2000 opgenomen stelsel dat de relevante verblijfsduur in Nederland tot op zekere hoogte verschillend kan zijn, maar dat daarvoor toch eenzelfde maximaal toelaatbare onvoorwaardelijke straf van toepassing ia. Dal eiser gedurende zijn detentie tot inkeer is gekomen, zich voorbereidt op zijn terugkeer in de maatschappij en de schadevergoeding aan zyn slachtoffer wil betalen door als schilder te gaan werken is naar het oordeel van de rechtbank evenmin aanleiding om af te wijken van de glijdende schaal. 8. In geschil is of verweerder zich na toetsing aan de "guiding principles" (Boultif- en Ünercrlterin) terecht op het standpunt heeft gesteld dat de maatregel tot ongewenstverldaring geen schending van artikel 8 van het EVRM oplevert Naar bet oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aard en de ernst van de misdrijven waarvoor hu is veroordeeld van doorslaggevend belang mogen achten, nu het geweldsmisdrijven en een drugsdelict betreft. Anders dan eiser heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat verweerder rekening heeft gehouden met de aard en de hechtheid van de gezinsbaitd van eiser en met de duur van zyn verbluf in Nederland, evenals met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst. Verweerder heeft namelijk meegewogen dat eiser sinds z^Jn veertiende jaar met zijn moeder, broertje en stiefvader in Nederland woont. Voorts heeft verweerder meegewogen dat eiser de Braziliaanse nationaliteit heeft, tot zijn veertiende in Brazilië heeft gewoond en de taal spreekt en dat zyn grootouders, oudere broer en overige familie er nog steeds wonen. Dat eiser sinds zijn veertiende levensjaar in Nederland woont, werpt minder gewicht m de schaal. Daarbij doet de situatie uit het, door eiser genoemde, arrest inzake Boussarn zich niet voor omdat het in die situatie ging om een vreemdeling die - als tweede generatie irnmigrant • in Frankrijk had gewoond vanaf het moment dat htf drie maanden oud was. terwijl eiser naar Nederland kwam toen hij veertien jaar oud was. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat tussen hem en ztfn in Nederland wonende moeder, broertje en «liefvader sprake fa van "more than the normal emotional ties". Dat zijn moeder voor de overkomst naar Nederland heeft gezergd, hem opgevangen heeft en ondanks de mlsdrfj ven hulp geboden heeft, maakt dat oordeel niet anders. DU geldt temeer nu el3er meerderjarig is en h(j sinds mei 2007 zelfttaruög wc«nt Niet m geschil la dat de partnerrelatie van eiser is geëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder meer gewicht mogen toekennen aan eisers daden uk het verleden, dan aan zijn intenties voor de toekomst, nu de periode van resocialisering betrekkelijk kort ia. De stelling van eiser dat gelet op het woord "risico" in artikel 6, tweede lid, van de Gezmsherenigmgsrichtlijn, sprake moet zqn van een actueel gevaar voor de openbare orde wordt door de rechtbank niet gevolgd Nog afgezien van het feit dat eiser geen beroep op deze richtlijn kan doen nu hij vanwege zijn ongewenstverklaring geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, stelt deze richtlijn geen eis van actueel gevaar.
From:Advocatenkantoor Verstrepen
To ; 0703651360
12/12/2011 16:08
AWB nummer 11/21421
#164 P.015/020
blad 5
De rechtbank volgt eiser niet in diens betoog dat verweerder niet voortvarend heeft gehandeld door pas 2Vijaar na het plegen van de feiten tot or^wenstverfclaring over te gaan. Ingevolge artikel 67. eerste lid, aanhef en onder b, kan een vreemdeling immers eerst ongewenst worden verklaard indien hy by onherroepelijk vonnis ia veroordeeld. Het strafvonnis is eerst op 23 juli 2009 onherroepelijk geworden, Het tijdsverloop tussen de datum van onherroepelijk worden van het strafvonnis en verweerders primaire besluit houdende ongewenstverklaring en intrekking op 23 december 2010 (aan eiser bekend gemaakt op 25 januari 2011) bedraagt anderhalfjaar. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voortvarend heeft gehandeld. De situatie uit het door eiser genoemde arrest inzake Nunez doet zich hier niet voor, omdat in dat arrest specifiek de belangen van minderjarige kinderen aan de orde waren en de grondslag van uitzetting was gelegen m het opzettelijk verstrekken van valse Informatie by binnenkomst en niet een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling, Het bestreden besluit leidt daarom niet tot schending van artikel 8 van het EVRM. 9. Ten aanzien van eisers - subsidiaire - beroep op artikel 11 van de Terugkeerrichtlyn overweegt de rechtbank als volgt. 10. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Rasd van 16 december 2008 over gemeenschappelijke nonnen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (de Terugkeerrichtlyn), is deze van toepassing op Illegaal op het grondgebied van lidstaten verblijvende onderdanen van derde landen. Het tweede lid biedt lidstaten de mogelijkheid te besluiten de Terugkeerrichtlijn in een tweetal gevallen niet toe te passen. Ingevolge artikel 3, vierde lid van de Tenigkeemchtlljn is een "terugkeexbesluit" de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarwj wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of dit illegaal wordt verklaard en een terugkeerverplichdng wordt opgelegd of vastgesteld. Ingevolge artikel 3, zesde lid, van de Tcrugkeerrichtlijn wordt onder "inreisverbod" verstaan een administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij de betrokkene de toegang tot en het verbiyf op het grondgebied van de lidstaten voor een bepaalde termijn wordt verboden, samen met een terugkeerbestuit Ingevolge artikel 11, tweede lid, eerste volzin, wordt de duur van het inreisverbod volgens alle relevante omstandigheden van het individuele geval bepaald en bedraagt deze In principe niet meer dan vijfjaar. De tweede volzin van hetzelfde artikel bepaalt dat de duur van het inreisverbod meer dan vijfjaar kan bedragen indien de onderdaan van het derde land een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. 11, Ingevolge artikel 20, eerste lid. van de Terugkeerrichtlijn, diende deze uiterlijk 24 december 2010 te ztyn geïmplementeerd in de nationale wetgeving. Nu de Tenigkeerricfatlijn tot op heden niet in de Nederlandse nationale wetgeving fs geïmplementeerd, komt hieraan per 25 december 2010 directe werking toe voor zover bepalingen daaruit onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn gesteld en een onderdaan van een derde land, die illegaal verblijft in Nederland, hier een beroep op doet Naar het oordeel van de rechtbank is in artikel 11, tweede lid, van de Terugkeerrichtlyn de werkingssfeer voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk bepaald. Dit brengt mee dat eiser in deze zaak een direct beroep op de Terugkeerrichtlyn kan doen.
FromiAdvocat-enkantoor Verstrepen
AWB nummer: 11/21421
To : 0703651380
12/12/2011 16:09
#164 P.016/020
blad 6
12. Verweerder kan niet op de voet van artikel 2» tweede lid, aanhef en onder a, van de Terugkecrrichtlyn aan eiser tegenwerpen dat de Teragkeemchtlijn niet op hem van toepassing is omdat h(j behoort tot de in dat artikel bedoelde groep van personen. Daartoe overweegt de rechtbank dat dit artikel een afwijkende bepaling betreft en dat afwijkende bepalingen van eenrichtlijnniet aan particulieren kunnen worden tegengeworpen zolang zij niet rechtsgeldig zijn omgezet (zie onder meer Afdeling Bestuunrechtspnak van de Raad van State in haar uitspraak van 8 november 2011, U N ; BU4I06). Met verweerden mededeling van 10 maart 2011 betreffende implementatie Richtlijn 2008/1 IS/EO over normen en procedures voor terugkeer onderdanen van derde landen, heeft derhalve geen rechtsgeldige implementatie plaatsgevonden. 13. Niet in geschil Is dat bet bestreden besluit een terugkeerbesluit U als bedoeld in de Terugkeerrichtlijn en dat het bestreden be&iult voor eiser een inreisverbod met zich brengt, Verweerden bestuit voorziet in een inreisverbod van in beginsel onbepaalde duur, waarbij eiser op de voet van artikel 68 van de Vw 2000, een opheffingsveraoek kan indienen. Op grond van verweerden in hoofdstuk A5/4 van de Vreemdelingencirculaire geformuleerde beleid, wordt de ongewenstverklaring in geval van een geweldsdelict op verzoek in ieder geval opgeheven indien er sinds de ongewenstverklaring en bet vertrek van de vreemdeling tien jaren zijn verstreken. Naar het oordeel van de rechtbank Is dat in gtryd met artikel 11 van de Terugkeerrichtiijn op grond waarvan verweerder reeds bij het nemen van «en terugkeerbesluit, met inachtneming van de relevante omstandigheden van het individuele geval, vooraf de duur van het inreisverbod dient te bepalen, dat in beginsel ten hoogste vijf jaar mag bedragen, Het besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd, Ce beroepsgrond slaagt derhalve. 14. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. Verweerder zal een nieuwe beslissing moeten nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is bepaald. 15. Er is aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van € 874,00 aan de zijde van eiser. Omdat er een toevoeging is afgegeven, dient betaling aan de griffier plaats te vinden. Ook zal verweerder worden veroordeeld tot vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht van €152,00.
From advocatenkantoor Verstrepen
To;0703651380
12/12/2011 16:09
AVre nummer: U/2142!
#164 P.017/020
blad 7
n i . Uitspraak Derechtbank%-Gravenhage, - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen; - veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 874.00. te betalen aan de griffier; • gelast verweerder aan eiser te vergoeden het door hem betaalde griffierecht van î 152,00, Aldus gedaan door mr. JJ. Jaspers, in tegenwoordigheid van R. de Porter, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2011.
Afschrift verzonden op:
£ 2 NOV. 2011
Rechtsmiddel Partyen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bjjjfe Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. ^ \ De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagtóier weken na de verzending van de uitspraak door de griffier. X_y Het beroepschrift moet worden geadresseerd aan da Raad van State^Afdellng besniursrechtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113,2500 BC V Oravenhage» Nota benei In dexa uitspraak Is het beroep (deels) gegrond verklaard en Is het bestreden besluit vernietigd« Ab de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkebjk heeft verworpen en o wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termen hoger beroep worden ingesteld.
F rem:Advocatenkantoor Verstrepen
To:07036513B0
2/12/2011 15:59
#164 P.001/020
FTiÄ.-.
Verstrepen ..' Arendstraat 373 fhaek Heuvel)
Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak Postbus 20019 2500 EA 's-Gravenhage
-.
\/.IZ
«pMtidfBi;. Postbus 4305,4900 CN Oosterho-Jt f « talafoon an ft*» t (0162) 4É13 30 f (0162) 47 i t Ó5
<e-nu(i»;nfoiû'advocatçnkentoor-vefsî repen.nl
Per telefax 070-3651380 tevens per gewone post Oosterhout,
12 december 2011
Betreft:
Appelschriftuur inzake nationaliteit, geboren Toevoeging bijgaand.
^ , van Braziliaanse IjINDnr. 9906.22.8070.
Kenmerk: 211481/HV/gr Uw kenmerk: Hoogedelgestreng College, Hierbij zend ik U het hoger beroepschrift in deze zaak, alsmede een afschrift van de bestreden uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage z.p. Middelburg van 22 november 2011, verzonden op 22 november 2011AWB 11/21421. Voorts zend ik u een kopie van de toevoeging. Hoogachtend»
J.M.M. Vers Bijlage: ala vernoemd
<*8ftjprakèlljkheld» isders jamprincW^eid'tDewMro! riet D*Ü:.$ d9l | i iel des t«t: etterde jrw»l drinr ecze bei&f-
From;Advocatenkantoor Verst repen
To:0703651360
12/12/2011 16:00
#164 P.003/020
< advocatenkantoor
\/erstrepen
Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
Arcndstrs5t}73 (hoek HeuveO Postbus 4305, 4900 CH öosterhout <wWfo?nanfo<>t (0162)46 1330 f (0162)4711 65
Hoger beroepschrift
info#'advocAlenka,Mocr-verstreûei\nl
Inzake
van Braziliaanse nationaliteit Appellant, gemachtigde: mr.J.M.MVerstrepen advocaat te Oosterhout Nbr.
tegen
De Minister voor Immigratie en Asiel / Immigratie- en Naturalisatiedienst Verweerder.
Kenmerk: 211481/HV
<«aruprakelljkheld > Udert iimp-akrliikheid •; b^ofi ' 'ot hol bsoag <Sy in het desbett*?fc»äesewl doc( w e ber^p;.
FroffliAdvocatenkantoor Verstrepen
To:0703651380
12/12/2011 16:00
#164
< advocaten ka ntoor>
v'erstre Geeft eerbiedig te kennen: De heer . van Braziliaanse nationaliteit, in vreemdelingenbewaring in DTC Rotterdam, te dezer zake woonplaats kiezende te Oosterhout aan de Arendstraat 37a, (Postbus 4305,4900 CH), ten kantore van Mr. J.MM. Verstrepen, advocaat, die ten deze voor het instellen van dit hoger beroep door hem bepaaldelijk is gevolmachtigd en als zodanig voor hem zal optreden met het recht van substitutie; 1. Achtergronden Appellant komt in hoger beroep van de uitspraak van de rechtbank Den Haag z.p. Middelburg van 22 november 2011 (Awb 11/21421 prod.1), In de uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant gegrond verklaard dat was gericht tegen de beslissing van verweerder d.d. 27 juni 2011. Appellant is inmiddels, in maart aanstaande, 10 jaar in Nederland en in bezit van een verblijfsvergunning voor verblijf bij ouder(s). Op 14 jarige leeftijd is hij op verzoek van zijn moeder middels een m w naar Nederland gereisd om zich samen bij de parmer van zijn moeder te vestigen. In Nederland heeft zijn moeder en stiefvader nog een zoon gekregen, Michael die in april 2011,7 jaar werd. Met allen heeft klager altijd een gezins-/familieband onderhouden. Ook tijdens de detentieperiode die appellant heeft zijn de familiaire contacten voortgezet. Appellant is door verweerder ongewenst verklaard naar aanleiding van de veroordeling door de rechtbank te Almelo tot 30 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de ernstige mishandeling die hij pleegde alsmede het met mede huisgenoten in huis onderhouden /voorhanden hebben van een 'thuiskwekerij ' met hennepplanten. Appellant heeft verweerder toegelicht dat hij op 19 september 2008 in/met een groep jongeren was die woorden kreeg met een andere groep jongeren te Almelo. Het al langer bestaan van onmin tussen de groepen liep na een eerste negatief contact die dag geheel uit de hand toen de groep (daaronder het slachtoffer) terugkeerde en er opnieuw een woordenwisseling en bedreigende situatie ontstond. Tijdens de daarop ontstane vechtpartij heeft klager een mes getrokken en het slachtoffer gestoken. Deze is ernstig gewond geraakt en in het ziekenhuis behandeld. Appellant is door de politie aangehouden en in voorlopige hechtenis gehouden, aansluitend heeft klager de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf uitgezeten. Ook is appellant veroordeeld tot schadevergoedingen. Namens appellant werd deze in de vorm van een betalingsregeling door zijn vader deels voldaan. De ouders zijn verder in samenwerking met de Reclassering Nederland behulpzaam geweest in de re-integratie. Het ondergaan van de gevangenisstraf en alle gebeurtenissen van direct na het misdrijf en het verloop en de begeleiding tijdens de detentie hebben appellant doen inzien dat hij een grote misstap had begaan met nu - na de bestraffing - het ernstige gevolg van scheiding van zijn familie in Nederland indien hij zou worden uitgezet. Appellant verzocht gemotiveerd en gedocumenteerd rekening te houden met de omstandigheden.
2
From;Advocatenkantoor Verstrepen
To;0703651380
12/12/2011 16:01
#164 P.005/020
.
Verstrepen Tijdens detentie is klager op 30 maart 2010 door de vreemdelingenpolitie gehoord over de intrekking van zijn verblijfsvergunning. Nog nadat hij gehoord was is appellant door het Ministerie van Justitie (PI) in een halfopen inrichting te Doetinchem geplaatst en was hij meerdere weekends thuis bij zijn moeder, Ook verliep de detentie en het gedrag van appellant zo positief dat hij in aanmerking kwam voor in vrijheidstelling onder de voorwaarden van elektronisch toezicht (de z.g. enkelband). Zo was hij 14 dagen thuis toen plotseling bekend werd gemaakt dat hij zich terug in de PI moest melden omdat de IND een besluit tot ongewenstverklaring had genomen. Merkwaardig is dat dit besluit de door de Staat (het Ministerie van Justitie) bedoelde resocialisering heeft doen ophouden terwijl appellant dus al een heel eind gevorderd was en tot einde detentie in beperkte vrijheid (elektronisch toezicht) thuis bij de familie kon doorbrengen. In de procedure tot ongewenstverklaring van appellant is verweerder verzocht geen inbreuk op het gezinsleven te doen plaatsvinden en hem in het bezit te laten van de verstrekte verblijfsvergunning (artikel 8 EVRM) met als doel voorteetting van het gezins-/familieleven met ouders (moeder en stiefvader) en broertje. Appellant en later de ouders zijn door verweerder gehoord. Uit die gehören is niet alleen de band duidelijk aan de orde geweest ook de bijzonderheden over de komst naar Nederland en de omgang tijdens detentie en einde detentie. 2. Procedure 2.1 Verweerder heeft in de bestreden besluiten gesteld dat er geen strijd met artikel 8 EVRM is omdat de inmenging in het gezinsleven, zoals tussen appellant en zijn in Nederland verblijvende moeder, stiefvader en broer bestaat, gerechtvaardigd is. Namens appellant is aangevoerd dat appellant, in acht nemende de glijdende schaal van artikel 3.86 Vb, een grensgeval vormt om met verblijfsbeëindiging en ongewenstverklaring in de zin van artikel 61 Vw te maken te krijgen, immers met 6 Vi jaar verblijf in Nederland (inmiddels in maart 2012 10 jaar) en de daarbij in artikel 3.86 Vb behorende grens van 30 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, is duidelijk dat hij juist net aan die grens komt In verband daarmede heeft appellant gewezen op de achtergronden van het geweldsmisdrijf dat niet alleen heeft geleid tot 30 maanden gevangenisstraf doch dat dit resultaat (zonder nadere toelichting door de strafkamer van de rechtbank) tot stand kwam met de veroordeling voor de zogenaamde 'thuiskwekerij' waarvoor normaal gesproken een werkstraf wordt opgelegd. Voorts is gewezen op het positieve verloop van de detentie zoals hiervoor besproken, het genoemde gezinsleven, de nazorg voor appellant, de door Reclassering Nederland geregelde opleiding en het werk, de situatie dat in Brazilië geen verantwoorde opvang begeleiding bestaat en de geuite wens van appellant aan slachtoffer en justitie de opgelegde boetes c.q. schadevergoeding te zullen voldoen. Met de dreigende uitzetting wordt dit onmogelijk gemaakt. Doordat appellant in de zin van de glijdende schaal tot een 'grensgeval' behoort en er diverse bijzondere omstandigheden zijn is gewezen op artikel 3.86 Vb (lid 9) zoals dit ten tijde van het bestreden besluit geldend recht was. 2.2 Appellant kan zich niet met de uitspraak verenigen en voert daartoe navolgende grieven en toelichting aan.
3
From:Advocatenkantoor Verst repen
To : 0703651380
12/12/2011 16:02
#164 P.O06/02O
Verstrepen 3. Grieven 3.1
Deze grief omvat de overweging 7 van de uitspraak: 7. Ten aanzien van eisen stelling dat hfl, gelet op ztfn vetbffjjf in Nederland een ' m n u r a t 1 vormt vooroi^wenstverklaring en verweerder hierom van de in de glijdende schaal genoemde norm had moeten afwijken, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank steft vast dat deze stelling naar het voorlopig oordeel van de voorzieningemechter In ztfn bovengenoemde uft^aJc van 7 juni 2011 a ^ aanwezig om op dtt punt tot een ander oordeel te komea Eiser is veroordeeld tot 30 mwcdra gBvaogecisstrafenz^vcrbl^ van tenminste zes» maar minier dan zeven jaar. Dat de verbiyiSKhwr^leefl omdat deze nilra minder ta dan zeven jaar, tot afwijking van ds norm zou moeten Ieklen, zoals door eiser ia betoogd, volgt de rechtbank nïet Het ia Inherent aan bet in artikel 3,86 van het Vb 2000 opgenomen stelsel dat derelevanteverbltffoduur k Netatand tot op zetern hoogte vornehmend kan zijn, maar dat daarvoor toch eenzelfde mûximaal toelaatbare onvoorwaardeUjke straf van toepassing ia, Dat eiser gedurende zgn detentie tot inkeer is getomen.iich voorbereidt c ^ z ^ terugkeer in de maatscïmppli en de scbadevergoeding aan ^slachtoffbr wil betalen door als schilder te gaan werken ia naar bet oordeel van de rtchtbanJteve^mhajmieddii^cmiflftewykenvtnite gtydende schaal.
Toelichting: De rechtbank betrekt ten onrechte niet alle aangevoerde feiten en omstandigheden, in het bijzonder in het licht van lid 9 van artikel 3.86 Vb. Met de redenering die door de rechtbank wordt gevolgd moet de conclusie worden getrokken dat de rechtbank (in navolging van verweerder) geen enkel aangevoerd bijzonder feit en omstandigheid aanwezig acht om van de glijdende schaal uit lid 2 af te zien. Voorts Iaat de rechtbank ten onrechte geheel ongemotiveerd passeren hetgeen in overweging 3 vanuit het beroepschrift van appellant is aangevoerd inzake de betekenis van het arrest van het EHvRM van 28 juni 2011 (LIN BT2900) inzake Nunez alsmede 23 september 2010 (DN B03271) inzake Bousarra, en de betekenis van artikel 6 tweede lid van de Gezinsherenigingsrichtlijn 2003/86. Appellant doet voorts opmerken dat appellant van de motivering in de uitspraak voorlopige voorziening van 7 juni 2011 niet in hoger beroep kon gaan doch wel in de gronden van beroep overwegingen heeft doen opnemen tegen het standpunt in die uitspraak inzake de voorlopige voorziening gevraagde hangende de bezwaarschriftprocedure. Zo is namens appellant nader ingegaan (pagina 4 van de aanvullende gronden d.d, 21 -7-2011 ) op het Boultif arrest (EHRM 2 augustus 2001 (Boultif)» JK 2001/254 nt. Boeles, punt 51) en voorts heeft eiser van deze zelfde pagina 4 van het beroepschriÄ betoogd dat alleen de kwestie van de termijn van straf en verblijf in Nederland (art.386 Vb lid 2 de glijdende schaal) aan de orde was. Door aldus de aangevoerde bijzondere feiten en omstandigheden te beoordelen wordt geen enkele waarde aan deze bijzondere gezinssituatie en de situatie van eiser bij zijn aangetoonde positieve resocialisatie in Nederland, toegekend. Pit is ten onrechte, er dient nog immer onderscheid te worden gemaakt tussen de toegelaten vreemdeling zonder enige bijzondere band met gezin/familie of met beschermende bepalingen uit het EU recht en degenen die dat nu juist wel kunnen, zoals appellant. Met de onderhavige wijze van toepassen van de glijdende schaal staat vast dat er geen enkele waarde meer wordt toegekend aan de op de persoon van eiser ingebrachte persoonlijke en familiaire omstandigheden en het positieve gedrag. 4
FromiAdvocatenkantoor Verstrepen
To : 0703651380
12/12/2011 16:02
#164 P.007/020
Verstrepen Hiervoor is aangevoerd dat dit van belang is voor de toepassing van het EU recht en het EVRM recht. Niet volgehouden kan worden dat er rekening is gehouden met de aard en de hechtheid van de gezinsband en met het bestaan van banden met het land van herkomst. Voorts is op deze uitspraak in voorlopige voorziening gereageerd en daarmede in beroep versus het bestreden aangevoerd (pagina 5 beroepschrift) dat het verstrijken van de termijn na het plegen van het misdrijf alsmede na de veroordeling een belangrijk punt van aandacht is. Gemachtigde wees op de betekenis van een recent arrest van het EHvRM d.d. 28-6-2011 (kenmerk 55597/09 -Nunez - Noorwegen) waaruit blijkt dat ook nog eens belang toekomt aan het gegeven dat de autoriteiten onvoortvarend gehandeld hebben door pas na bijna 3 % jaar tot uitzetting te bevelen (overweging 54). In overweging 8 van de uitspraak in voorlopige voorziening d.d 11 juni 2011 komt (evenals in het besluit op bezwaar) niet, het terecht door de rechter gesignaleerde tekort aan beoordeling van welk risico van appellant uit gaat, aan de orde. Deze tekortkoming is kenmerkend voor het gebrek aan aandacht voor de positieve ontwikkelingen die appellant met eigen inzet en hulp van de Reclassering heeft ingezet. Inmiddels heeft het EHvRM op 20 september 2011 in het arrest AA - VK (JV 2011/484) opnieuw een van belangzijnde uitspraak gedaan voor vreemdelingen (meerderjarigen in relatie tot him ouders en de uitdrukkelijke ex nunc toetsing) die vanwege openbare orde aspecten met verblijfsbeëindiging te maken krijgen. Appellant behoort tot dezelfde categorie vreemdelingen als in dit arrest, Alsmede is, inachtnemende het arrest Maslov en Nunez (voornoemd) de ex nunc toets van belang. Appellant en zijn ouders hebben nadrukkelijk kunnen wijzen op de positieve gang van zaken tijdens de strafrechtelijke detentie, de invrijheidstelling, de aanvang van een nieuwe opleiding en werk, en de opvang bij zijn ouders. Daarbij is volgens het EHvRM mede van belang het arrest Bousarra vs Frankrkijk (JV 2010/433) geconcludeerd is dat tussen een jong volwassene die zelf nog geen gezin heeft gesticht (zoals appellant) sprake kan zijn van gezinsleven. In dit geval is voor appellant de voortdurende steun van zijn ouders tijdens en na de strafrechtelijke detentie van belang (zo ook in bet arrest Osman vs Denemarken d.d.14-6-2011/JV 2031/311, Overigens wijst appellant er op dat de rechtbank in overweging 8 spreekt over veroordeling tot het geweldmisdrijf en een drugsdelict doch dat ten onrechte daarbij niet benoemd wordt dat het hier om een 'kleine thuiskwekerij' handelde die door huisgenoten mede was geëxploiteerd en het softdrugs betrof en niet harddrugs. Softdrugs kweken is weliswaar strafbaar doch gezien de alom bekende gedoogsituatie rond het gebruik van 'softdrugs1 als hasjiesj/cannabis is de rechtsorde - mede gezien de het strafrechtelijk vervolgings- en strafbeleïd (namens appellant is in het beroepschrift een uitspraak van de rechtbank Utrecht benoemd), niet dermate geschonden dat die veroordeling gelijk zou moeten worden gesteld aan de veroordeling van geweldsdelicten en/of drugsdelicten waarbij sprake is van bijvoorbeeld handel/fabricage van harddrugs. Ook voor dit aspect had appellant in bezwaar en beroep aandacht gevraagd en is met het verwijzen naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juni 2011 geen voldoende recht gedaan aan de in de zin van de EHvRM- rechtspraak benoemde feiten en omstandigheden aie. aan de proportionaliteitseis getoetst dienen te worden. In de zaak AA vs UK betrof het iemand die 4 jaar gevangenisstraf opgelegd had gekregen vanwege verkrachting. In de belangenafweging dient mede aan de hand van het tijdsverloop en het 'op het goede pad geraken' aandacht te worden besteed.
5
From;Advocatenkantoor Verstrepen
To:0703651380
12/12/2011 16:03
#164 P.008/020
Verstrepen De rechtbank heeft de uitspraak daarom onvoldoende gemotiveerd hetgeen de rechtsbescherming van appellant schendt en de rechtseenheid raakt, althans daartoe vragen oproept. 3,2
Deze grief omvat de overweging 8 van de uitspraak: Naar bet oordeel van do rechtbank heeft vtrwcerderdeaardendeemstvandemisdryvcti waarvoortojis veroordeeld van doorslaggevend belang mogen achten, nu het gewdoMso^vMeneendragsdelfó van oordeel dat verweerder rekening heeft ^ouüenmetdeaardcudehechthcidvaacte gezinsfeandvaneiscrenrnetdeaUairvanzU^ vanfemüiebandenof culturele of sociale banden met zijn land van hedwn^Verweentor heeft nanwUJk meegewogen dat eiser sinda zijn veertiende jaar met zijn moeder, broertje en stiefvader m Nederland woont, Voort« heeft verweerder meegewogen dat eiaer de Brazüiaanse nationaliteit heeft» tot zijn veeroewte in Brazilië heeft gewoond en de taal spreekt en dat zgn grootouders» oudere hroerenovoigefeimlieeriwgtteeAwoneii, DUdsersindsztyaveertienoelevensja^ schaal. Daarbij doet de statue uit bet door eher genoernde^aratiroatoBcaissarazichQict voor omdat het in die situatie ging om een vteemdWtegnoudwa%teTw5Je4»r naar Nederland kwam toen mj veertien jaar oud was, Eiser heeft venter niet aartnemelp; ^jraaakta^tussenhemenz^nhNcüerlandwcwride n w e ^ b r c i e r ^ en attervaa>r sprake ta ^ m o e ^ voor de overimntst naar Nttierland beeft g e z o ^ de tmsdrüven hulp geboden heeft, msala dat o c t o ^ niet ande».Dkgddttenxer mi eiser meeixlerjiirigteenhyafodan^ partnerrelatie van eiser la geëindigd
Naar het oordeel van de rechtbank beeft verveerdw meer gewktóroogentoekennenaan etsers daden uit het verleden, dan aan zgn Intendes voor oetoetomst, no de periode van resocïalfeerlng betrekkelijk kon is. De stelllruj van eiser o ^ ^ l e t op het woord ^ifco H in artikel 6, tweedelig van cfeGetinBh^ gevaar voor de openbare orde wordt door a^riachibank niet gevolgd. Nog afgezien van het reit dat eiser geen beroep op deze richtlijn kan doen nu hij vanwege tyn ongewemtverklaring geen rechtmatig verbluf heeft m Nederland, stelt de»richtlijngeen eis van actueel gevaar.
6
From:Advocatenkantoor Verstrepen
To : 0703651380
12/12/2011 16:04
#164
< advocatenkantoor >
^/erstre De rechtbank volgt eiser niet in diens betoog da valeerder niet voortvarend hc^k gehandeld door pas 2W jaar na het plegen van defeitentot ongeweasfreridarinf o m te gaan. Ingevolge artikel 67. eerste lid, aanhef en onder b, kan ecu weemdeJing immers cent ongewenst worden verklaard Indien htf b(j onherroepelijk vomis is venxndeekL Het strafvonnis Ia eerst op 23 juli 2009 ofibwoepe\\}k&w<MktLmti}fotàocytmcnào toïumvaaioriherroepdijk worden vm te temdentooi^eiistveridaii^ gemaalct op 25 januari 2011) bedraagt andeifcaltyar. De rechtbanktovan oordeel
Toelichting: In de bespreking over de inbreuk op het gezins- en privéleven van appellant als bedoeld in artikel 8 EVRM is blijkens het arrest AA vs UK (hiervoor benoemd) het gezinsleven niet de allesomvattende toets, ook het privéleven van de betrokkene verdient een alles omvattende toets die altijd de proportionaliteit dient te bevatten (r.o. 49). Zoals hiervoor onder grief 3.1 toegelicht spreekt de rechtbank in deze overweging S over veroordeling tot het geweldmisdrijf en een drugsdelict doch dat ten onrechte daarbij niet benoemd wordt dat het hier om een 'kleine thuiskwekerij' handelde die door mede huisgenoten mede was geëxploiteerd en het softdrugs betrof en niet harddrugs. Softdrugs kweken is weliswaar strafbaar doch gezien de alom bekende gedoogsituatie rond het gebruik van 'softdrugs' als hasjiesj/cannabis is de rechtsorde - mede gezien de het strafrechtelijk vervolgings- en strafbeleid ( namens appellant is in het beroepschrift een uitspraak van de rechtbank Utrecht benoemd), niet dermate geschonden dat die veroordeling gelijk zou moeten worden gesteld aan de veroordeling van geweldsdelicten en/of drugsdelicten waarbij sprake is van bijvoorbeeld handel/fabricage van harddrugs. Ook voor dit aspect had appellant in bezwaar en beroep aandacht gevraagd, er is geen voldoende recht gedaan aan de in de zin van de EHvRM- rechtspraak benoemde feiten en omstandigheden die aan de proportionaliteitseis getoetst dienen te worden. In de zaak AA vs UK betrof het iemand die 4 jaar gevangenisstraf opgelegd had gekregen vanwege verkrachting. In de belangenafweging dient mede aan de hand van het tijdsverloop en het 'op het goede pad geraken1 aandacht te worden besteed, aldus het Hof. De beoordeling in de derde alinea dat niet aannemelijk is gemaakt dat tussen appellant en zijn in Nederland wonende ouders en broertje sprake is van de 'more than normal emotional ties* wordt door de rechtbank verkort en ongemotiveerd van de hand gewezen door te overwegen dat de aangereikte feiten en omstandigheden dat oordeel niet anders maken. In het licht van de rechtspraak van het EHvRM blijken dergelijke omstandigheden nu juist wel van belang te zijn en niet alleen in het licht van het gezinsleven maar ook het privéleven van appellant die nu juist zo ver was dat hij met hulp van Reclassering Nederland (Ministerie van Justitie) met succes geresocialiseerd was.
7
From;Advocatenkantoor Verstrepen
To : 0703651380
12/12/2011 16;05
#164 P.010/O2O
.
Verstrepen Appellant heeft dit gedocumenteerd aangetoond. Niet begrijpelijk is dat de rechtbank in de daaropvolgende overweging uitspreekt dat de periode van resocialisering betrekkelijk kort was, immers de detentie van appellant duurde 30 maanden en over een langere periode verbleef appellant in een halfopen inrichting en kreeg hij uiteindelijk te maken met invrijheidstelling onder elektronisch toezicht en verbleef hij die periode bij zijn ouders, Appellant heeft niet onvermeld gelaten dat hij na tewerkstelling (die geregeld was!) aan betaling van de schadevergoeding voor het slachtoffer kon beginnen. Ten onrechte is de rechtbank van mening dat appellant geen beroep op de Gezinsherenigingsrichtlijn zou kunnen doen, (vierde alinea) enkel vanwege het feit dat hij door verweerder ongewenst vreemdeling is verklaard. De Richtlijn kent naar de mening van appellant dit standpunt niet, dat de Nederlandse regering de wens heeft deze Richtlijn aangepast te krijgen blijkt uit de brief van de Minster van 22-12-2010 (TK 30573,61) met roadmap over onderwerpen in het regeerakkoord die Europese inzet nodig hebben en waarin de uitsluiting van gezinsleden veroordeeld voor bepaalde geweldsdelicten aan de orde komt. Derhalve dient naar de mening van de rechtbank wel voldaan te worden aan het criterium van actueel gevaar, appellant heeft het bestaan van actueel gevaar gemotiveerd bestreden, In de vijfde alinea miskent de rechtbank dat in het kader van de bespreking van de gronden inzake de inbreuk die gemaakt wordt op artikel 8 EVRM, niet de datum van de veroordeling van belang is. In het arrest AA vs UK bespreekt het Hof in het kader van de ex nunc toets van de proportionaliteit bovendien dat in een geval waar de uitzetting beoogt een gevaar voor de openbare orde te voorkomen, de tijd na het verstrijken sinds het misdrijf en het gedrag van de betrokkene gedurende die tijd is van grote betekenis (zie noot mr S.K,van Walsum in JV, onder 'ex nunc toets en proportionaliteit*). De lidstaat zal aannemelijk moeten maken dat de vreemdeling ook op het moment van de uitzetting een zodanig gevaar vormt voor de samenleving dat zijn uitzetting gerechtvaardigd is. In dit EHvRM criterium ligt derhalve eveneens een toets aan het actuele gevaar aan de orde. Dat verweerder gewacht heeft op de uiteindelijk onherroepelijke veroordeling is geen argument dat voor het EHvRM van belang wordt geacht.
4, Conclusie Appellant concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vernietiging van het door appellant bestreden besluit. Oosterhout, 12 december 2011
Gemachtigde,
hê,
Mr.J.M.M.Verstreien^7/-
S