Raad
vanState 201006675/1/V2. Datum uitspraak: 14 december 2 0 1 0
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van: mede voor haar minderjarig kind, appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 8 juni 2 0 1 0 in zaak nr. 0 9 / 1 7 8 0 5 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister van Justitie.
201006675/1/V2
1.
2
14 december 2 0 1 0
Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2 0 0 9 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 8 juni 2 0 1 0 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling voor haar minderjarig kind ingestelde beroep gegrond verklaard, in zoverre het besluit van 17 april 2 0 0 9 vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van dat besluit geheel in stand blijven en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 6 juli 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en t w e e d e lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201006675/1 A/2
3.
3
14 december 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M, van Loo, ambtenaar van staat.
w . g . Lubberdink lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Van Loo ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2 0 1 0
418-549. Verzonden: 14 december 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 09/17805 Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2010 inzake eiseres, geboren op nationaliteit Macedonische, verblijvende te mede ten behoeve van haar minderjarig kind, geboren op gemachtigde mr. R. Vat, tegen de minister van Justitie, voorheen de staatssecretaris van Justitie, te Den Haag, verweerder, gemachtigde mr. E.M. Ehrencron-Plante. Procesverloop Namens eiseres is op 12 augustus 2001 een aanvraag (eerste aanvraag) tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is afgewezen bij besluit van 21 november 2001 (besluit I). Besluit I is bij uitspraak van 17 september 2003 onherroepelijk geworden door ongegrondverklaring van het beroep. Op 8 augustus 2008 heeft eiseres een nieuwe aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 17 april 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 24 juni 2008 tot het verlenen van een verbhjfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen. Eiseres heeft op 15 mei 2009 tegen dit besluit beroep ingesteld. De zaak is, gevoegd met de zaak met zaaknummer AWB 09/17797, behandeld op de zitting van 8 maart 2010, waar eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Omwille van de overzichtelijkheid wordt wel separaat uitspraak gedaan.
AWB 09/17805
2
Overwegingen 1. Aan de orde is de vraag of het besluit van 17 april 2009 in rechte stand kan houden. 2. Partijen hebben zich - zakelijk weergegeven - op de volgende standpunten gesteld. 3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het rechtmatig verblijf van eiseres hier te lande is beëindigd bij uitspraak van 17 september 2003. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover eiseres zich beroept op de problemen die haar moeder zou hébben ondervonden, wordt overwogen dat heden ten aanzien van haar eveneens een afwijzende beschikking is uitgebracht. Verweerder overweegt voorts dat eiseres ten tijde van de vorige asielaanvraag onder de aanvraag van de moeder viel. Het was derhalve tijdens de vorige procedure aan de moeder van eiseres om alle relevante feiten en omstandigheden naar voren te brengen. Om die reden is er volgens verweerder wel sprake van een tweede of opvolgende aanvraag. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij slachtoffer is geweest van huiselijk geweld in de tijd dat zij samen met haar vader bij haar stiefvader woonde overweegt verweerder dat deze problematiek niet Verdragsgerelateerd is en derhalve reeds op voorhand niet kunnen leiden tot een andere conclusie dan in de vorige procedure. Ook ten aanzien van het beroep van eiseres op het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), en het beroep op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) verwijst verweerder naar het in rechte vaststaande besluit I. Tot slot stelt verweerder dat eiseres geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd waarin aanleiding wordt gezien af te wijken van artikel 4:84 van de Awb 4. Eiseres heeft in haar beroepschrift allereerst verwezen naar de beroepsgronden die door haar moeder zijn aangevoerd in de procedure met zaaknummer AWB 09/17797. Aanvullend heeft zij het navolgende aangevoerd. Eiseres is van mening dat er sprake is van een eerste asielaanvraag omdat zij ten tijde van de eerste asielaanvraag van moeder 14 jaar was. Subsidiair wordt door haar opgemerkt dat de geboorte van haar zoontje heeft plaatsgevonden na de eerste aanvraag, zodat er sprake is van een nieuw feit. Eiseres beeft een beschikking van de rechtbank Assen overgelegd van 29 april 2009 waarin de ondertoezichtstelling (OTS) van wordt verlengd. Volgens eiseres dient verweerder zich uit te laten over de vraag wat de OTS betekent in deze procedure en dient deze OTS te worden meegenomen in de belangenafweging op grond van artikel 4:84 van de Awb. 5. De rechtbank oordeelt als volgt. 6. De rechtbank stelt allereerst vast dat de aanvraag van eiseres geen eerste aanvraag is omdat namens eiseres door haar moeder,. . reeds op 12 augustus 2001 een aanvraag is ingediend. Dat eiseres destijds minderjarig was doet hieraan niet af. 7. Ten aanzien van het minderjarige zoontje van eiseres, is de rechtbank van oordeel dat de aanvraag van 8 augustus 2008 wel een eerste aanvraag betreft omdat door of namens hem nimmer eerder een asielaanvraag is ingediend. Het beroep zal dan ook in zoverre gegrond worden verklaard 8. De rechtbank overweegt ten aanzien van het besluit van 17 april 2009, voor zover dit de aanvraag van eiseres betreft, het volgende.
AWB 09/17805
3
9. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen dat laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen, dan is naar eerder genoemde vaste jurisprudentie geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen. 10. Slechts op grond van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende, feiten en omstandigheden kan noodzaak bestaan om de bovengenoemde in het nationale recht neergelegde procedureregel niet tegen te werpen. Hiertoe verwijst de rechtbank naar het arrest van het EHRM van 19 februari 1998 in de zaak Bahaddar regen Nederland, LJN AG8817. 11. Voor zover door eiseres is verwezen naar de beroepsgronden van de moeder van eiseres, . wordt door deze rechtbank verwezen naar het daarover gegeven oordeel in de uitspraak van 8 juni 2010 in de zaak met nummer AWB 09/17797. Op basis van dezelfde beroepsgronden heeft de rechtbank in deze zaak het beroep ongegrond verklaard. Dit geldt eveneens ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij mede slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Daarvan heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat dit huiselijk geweld weliswaar een novum is, maar dat dit niet kan afdoen aan besluit I. Een afschrift van de uitspraak in de zaak met zaaknummer AWB 09/17797 is aangehecht. 12. Ten aanzien van de overige gronden van eiseres overweegt de rechtbank dat de verlenging van de OTS tot 9 mei 2010, een novum is, nu dit dateert van na besluit I, maar dat dit op voorhand niet kan afdoen aan besluit I. Een in Nederland uitgesproken OTS is immers niet asielgerelateerd, terwijl voorts niet valt in te zien waarom dit enkele gegeven aan de terugkeer van eiseres naar haar land van herkomst in de weg staat 13. De rechtbank zal daarom, onder verwijzing naar het eerdere, inmiddels rechtens onaantastbare, besluit I niet overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het thans bestreden besluit voor zover dit ziet op de aanvraag van eiseres. 14. De rechtbank zal het beroep, voor zover dit ziet op het afwijzen van de aanvraag van op grond van artikel 4:6 Awb, gegrond verklaren. Voor het overige zal het beroep ongegrond worden verklaard. 15. De rechtbank overweegt voorts dat de eerste aanvraag van is gebaseerd op hetgeen is aangevoerd in de beroepschriften in de onderhavige zaak en in de zaak met zaaknummer AWB 07/17797. Gelet op al het vorenoverwogene kan de conclusie worden getrokken dat deze gronden onvoldoende zijn om te kunnen leiden tot toewijzing van zijn
AWB 09/17805
4
asielaanvraag. Een nieuw besluit kan voor dan ook niet tot een voor hem gunstiger resultaat leiden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om op de voet van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven. 16. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, waarbij de rechtbank heeft meegewogen dat slechts sprake is van een gedeeltelijke gegrondverklaring welke als grondslag heeft een, in zekere zin, verkeerde beantwoording door verweerder van een voorvraag naar het toe te passen wettelijk kader, begroot op in totaal € 322,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: • 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift; • 1 punt voor het verschijnen ter zitting; • waarde per punt € 322,00; • wegingsfactor 0,5. 17. Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier. 18. Beslist wordt als volgt.
AWB 09/17805
5
Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep gegrond voor zover dit ziet op de aanvraag van Emir Jasar, vernietigt het bestreden bestuit in zoverre; bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven; verklaart het beroep voor het overige ongegrond; veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 322,00; bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moet worden voldaan aan de griffier. Aldus gedaan door mr. T. van de Woestijne als rechter in tegenwoordigheid var mr. S.J.W.H. Potters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2010
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij: Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 20019 2500 EA Den Haag De termijn voor het indienen van een beroepschrifi bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrifi een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt onder meer dat bij het beroepschrifi een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Afschriften verzonden:
0 8 JUNI 2010
06/07/2010
15:42 Baudoin Advocaten
rox PJ.A.M. Baudoin mw mr K. Coender» - El Dahrl
Baudoin
miR.Vit
mw mr Aj.cw. v u de vcn*
a« d-v- o»c* a» t- e «n
Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak
IRAAD VAN STATE yfc&±
INGEKOMEN
^
0 6 JUL 2010
ion
ZAAKNR. AAN;
MR:
BEHWœJM^L
Ons kenmerk
mwA. Dulf mw A.M. Sterrenburg lecretarlait
advocaten
Jullanapleln 25 5211 BB 'B-Hertogenboich « 073-6143777 fax 073-6124070 e-miü: info#baudotaadvocBtcn.rü rnternet: www.baudobiidv
P.001/023
Postbus 20019 2500 EA 'S-GRAVENHAGE TEVENS PER FAX* 070-36B13BO
's-Hertogenbosch, 6 Juli 2010
: 201Û0240RV/ad
Inzake
alsmede haar minderjarig kind Geachte heer/mevrouw, . Bijgaand doe Ik u, per fax en per post, het hoger beroepschrift tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhoge, nevenzlttingsplaats 's-Hertogenbosch, d.d. 8 juni 2010 met kenmerk AWB 09/17805 toekomen met het Verzoek dit in behandeling te nemen. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
\*S\
1 | stichting Beheer Derdengelden: 17.54.45.0W
06/07/2010
15:43 Baudoin Advocaten
f
Baudoin
P.002/023
AX)073612407Û
RAAD VAN STATEJ
a• d- v•o • c• a• t• e • n
INGEKOMEN :s£&Ê
0, 6. JüT 2010 *«»: AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE,getwm-MP,Vreemdelingenzaken
HOGER BEROEPSCHRIFT
Inzake: alsmede haar minderjarig kind
appellante gemachtigde: mr R. Vet advocaat te 's-Hertogenbosch tegen:
MINISTERVAN JUSTITIE te 's-Gravenhage verweerster
1
g
^
06/07/2010
(FAJ0G736124Q7O
15:43 Baudoin Advocaten
P .003/023
Baudoin a» d-v« o» c- a-1' e - n Appellante Is
geboren op geboren op
alsmede haar minderjarige zoon belden van Macedonische nationaliteit woon-
plaats kiezende te (5211 BB) 's-Hertogenbosch, aan het Jullanapleln 25 op het kantoor van de advocaat mr. R, Vat, door appellante bepaaldelijk gevolmachtigd tot het Instellen van dit hoger beroep. Appellante komt in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, zlttlnghoudende te 's-Hertogenbosch van 8 juni 2010, met als kenmerk: AWB 09/17805 (productie 1), In welke zaak de rechtbank het beroep tegen de beschikking van 17 april 2009 ongegrond heeft verklaard. In het onderstaande zal appellante de grieven tegen de uitspraak weergeven alsmede een toelichting daarop. Procedure Op 24 juni 2008 heeft appellante wederom een aanvraag Ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de zin van artikel 28 van de Vreemdelingenwet. Op 17 april 2009 Is de aanvraag afgewezen. Op 15 mei 2009 Is tegen dit besluit beroep Ingesteld, hetgeen heeft geleld tot de thans bestreden uitspraak.
Gr/of 1 Ten onrechte overweegt de rechtbank op pagina 3 onder overweging 15: De rechtbank overweegt voorts dat de eerste aanvraag van
• is gebaseerd op
hetgeen is aangevoerd in de beroepschriften In de onderhavige zaak en in de zaak met zaaknummer AWB 07/17797. Gelet op het vorenoverwogene kan de conclusie worden getrokken dat deze gronden onvoldoende zijn om te kunnen ielden tot toewijzing van zijn asielaanvraag. Ben nieuw besluit kan voor
dan ook niet tot een voor hem gun-
stiger resultaat leiden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om op de voet van artikel 8:72 derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen gedeelte van het bestreden bes/uit In stand blijven. Toelichting In deze zaak Is sprake van een zoontje welke onder toezicht Is geplaatst. Evaluatierapport doe Ik u hierbij toekomen (productie 2). De rechtbank heeft deze zaak zelf afgedaan en gesteld dat een nieuw besluit niet tot een gunstiger resultaat kan leiden. Van
06/07/2010
15:43 Baudoin Advocaten
Baudoin a-d« V- o* e- a* t- e *n belang Is hierbij dat het de vraag moet zijn wat er met het kind gebeurt bij uitzetting en bij terugkeer in Macedonië. De kinderrechter stelt vast dat er veel zorgen bestaan over de ontwikkeling van het kind, En dit komt omdat moeder niet In staat blijkt om goed voor haar kind te kunnen zorgen. Dit heeft weer te maken met de gebeurtenissen in Nederland waaronder hulselijk geweld, waarvan het kind getuige Is geweest, Appellante Is van mening dat het in strijd is met de belangen van het kind dat deze terug moet naar een omgeving waar hij nog nooit Is geweest, met een moeder die niet In staat Is om goed voor hem te zorgen en bij terugkeer geen hulp kan krijgen bij de autoriteiten vanwege haar afkomst. Duidelijk Is dat het kind hieronder zal lijden. Verweerder heeft zich hieromtrent niet uitgelaten en de vraag Is waarop de rechtbank zich baseert indien wordt gesteld dat er voor het kind geen problemen zijn bij uitzetting naar het land van herkomst. De belangen van het kind zijn hier geschonden en er had een belangenafweging moeten worden gemaakt door verweerder op grond van artikel 4:84 Awb. De rechtbank heeft dit miskend,
Conclusie', Gelet op het bovenstaande kan de uitspraak van de rechtbank niet In stand blijven. Appellante verzoekt uw Afdeling het hoger beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en doende wat de rechtbank had behoren te doen het Inleidende beroep gegrond te verklaren en het besluit van verweerder te vernietigen. 's-HertogenboscryfTjllI 2010
gemachtigde
P.004/023