Raad
vanState 201104704/1 A/3. Datum uitspraak: 20 mei 2011
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 7 april 2011 in zaak nr. 11/9315 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201104704/1/V3
1.
2
20 mei 2011
Procesverloop
Bi] besluit van 17 maart 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 7 april 2 0 1 1 , verzonden op 18 april 2 0 1 1 , heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 20 april 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen. 2.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201104704/1 /V3
3.
3
20 mei 2011
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. II.
bevestigt de aangevallen uitspraak; wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.K. van Leening, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Leening ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2011
513-689. Verzonden: 20 mei 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
2 0 apr
£011
14: 15
TamerB-Yousef
adv.
0031703030653
p.8
uitspraak RECHTBANK 'S-QRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Dordrecht Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer procedurenummer: AWB U/9315, V-nummer: uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen eiser, gemachtigde: mr, K. Yousef, advocaat te 's-Gravenhage, en de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde: mr. E. de Jong, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Verweerder heeft eiser op 17 maart 2011 in vreemdelingenbewaring gesteld. 1.2. By faxbericht van 18 maart 2011 heeft eiser beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring. 1.3. De zaak is op 31 maart 2011 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer, Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Voorts is ter zitting verschenen M. al Hamawandi, tolk in het Syrisch. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) kan, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, met het oog op uitzetting, door Onze Minister in bewaring worden gesteld de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft. Ingevolge artikel 94, eerste lid, laatste volzin, van de Vw 2000 strekt het beroep tegen een vrijheldsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59 tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Ingevolge het vierde lid van artikel 94 van de Vw 2000 verklaart de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring gegrond, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd ia met de Vw 2000 of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. In dat gevaJ beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
20 apr £0,1 1 14: IG
Tamer&Yousef adv.
0031703030G53
p.3
procedurenummer: AWB 11/9315
2
Ingevolge artikel 106, eerste lid, eerste volzin, van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen. 2.2. In de schriftelijke vastlegging van de maatregel van bewaring is vermeld dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling van eiser vordert, omdat het gevaar bestaat dat hij zich aan zijn uitzetting zal onttrekken. De gronden van de maatregel zijn dat eiser; niet beschikt over een identiteitskaart als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesiuit 2000; onvoldoende middelen van bestaan heeft; geen vaste woonVverblijfpIaats heeft; eerder niet rechtmatig in Nederland heeft verbleven. 2.3. Eiser heeft, samengevat, het volgende aangevoerd. Eiser meent dat de maatregel van bewaring onrechtmatig ia opgelegd. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat eiser zich aan zijn uitzetting zal onttrekken. Eiser beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats en over voldoende middelen van bestaan. Eiser woont immers bij zijn vriendin en zij onderhoudt hem. Eiser heeft direct voorafgaand aan zijn inbewaringstelling een tenigkeerbesluit ontvangen waarin hem een vertrelctermijn van 24 uur is verleend. Ingevolge artikel 7, eerste lid van de Terugkeerrichtujn wordt in een terugkeerbeslult een passende termijn geboden voor vrijwillig vertrek. Deze termijn kan variëren van zeven tot dertig dagen. Onder omstandigheden kan van deze termijn worden afgezien, dan wel kan de termijn worden verkort Eiser voert aan dat niet is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden om van de termijn voor vrijwillig vertrek af te zien of om de termijn te verkorten. Nu eiser geen termijn is gegund om Nederland te verlaten heeft verweerder gehandeld in strijd met onder andere artikel 8, eerste en tweede lid van de Terugkeerrichtlijn. Er bestaat geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Eiser is afkomstig uit Syrie. In 2010 is door de Syrische autoriteiten slechts één laissez-passer (hierna; lp) afgegeven op een totaal van vijfenzestig aanvragen. Bovendien is de situatie in Syria momenteel zeer instabiel zcdat eiser verwacht dat lp-aanvragen geen prioriteit hebben. Eiser verzoekt om opheffing van de maatregel van bewaring en toekenning van een schadevergoeding. 2.4, Verweerder heeft; samengevat, het volgende naar. voren gebracht. De tum a^;rrÄT5ge>I:van bewaring.ten grpnusl^ li^ maatregel dragem EIs% heeft « r ^ van eiser is eind 2009 Afgewezen. Eiset heeft Nederland hiel verlaten en heeft derhalve niet voldaan aan zijn veTtrekpItehL Eiser heeft tevens geen vaste woon- of verblijfplaats. Want er is geen registratie van eiser In de gemeentelijke basisadministratie (hierna: Gba). Evenmin beschikt eiser over zelfstandige middelen van bestaan nu zijn vriendin hem onderhoudt. Verweerder betwist dat eiser geen vertrelctermijn gehad zou hebben. De asielaanvraag van eiser Is op 9 november 2009 afgewezen. Hierbij is eiser aangezegd Nederland te. verlaten. Eiser heeft dus wel een vertrektermijn gehad. Eiser heeft weliswaar een tenigkeerbesluit ontvangen, maar In verband met de afwijzende beschikking was dit eigenlijk niet nodig. Verweerder verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 maart 2011 (201100493/1).
O apr
20.1 1 1 4 : 1 6
Tamer8.Yousef
adv.
0031703030653
p . 10
procedurenummer: AWB 1179315
3
Verweerder voert aan dat er nog steeds zicht op uitzetting naar Syrie bestaat. Sinds 2008 zijn er door de Syrische autoriteiten ongeveer 10 Ip's afgegeven en met de Syrische autoriteiten zijn er afspraken gemaakt over gedwongen terugkeer. Aan de huidige situatie in SyriB kan nu nog niet de conclusie worden verbonden dat er geen zicht op uitzetting naar Syria bestaat 2.5. De rechtbank oordeelt als volgt. 2.5.1. Door eiser wordt niet betwist dat hij niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdeliflgenbesluit 2000. Verder staat ook vast dat eiser niet eerder rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Wat eiser heeft aangevoerd ten aanzien van de gronden dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en onvoldoende middelen van bestaan heeft, Is onvoldoende om deze gronden te laten vervallen. Eiser wordt onderhouden door zijn vriendin en beschikt derhalve niet over zelfstandige middelen van bestaan of over de mogelijkheid om zelfstandig te vertrekken uit Nederland. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat eiser niet beschikt over een Gba-registratie. Dit heeft eiser niet betwist. De gronden van de maatregel zijn daarmee voldoende om de maatregel te dragen. 2.5.2. De rechtbank volgt eiser niet in diens stelling dat, nu in het terugkeerbesluit een vertrektermijn van 24 uur staat vermeld en eiser direct in bewaring is gestekt aan hem geen vertrektermijn is verleend om zelfstandig te vertrekken, in de uitspraak van ds Afdeling van 2 ] maart 2011 onder rechtsoverweging 2.1.17 ia bepaald dat de afwijzing van de asielaanvraag, behoudens uitzonderingen, van rechtswege tot gevolg heeft dat het rechtmatig verblijf van de betrokken vreemdeling eindigt en dat hij Nederland, binnen de In artikel 62 van de Vw 2000 gestelde termijn dient te verlaten. Eisers asielaanvraag is op 9 november 2009 afgewezen, zodat eiser gehouden was om Nederland te verlaten. Derhalve kan niet worden gesteld dat aan eiser geen vertrektermijn is verleend om zelfstandig te vertrekken. 2.5.3. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn ontbreekt. Verweerder is voornemens eiser te presenteren bij de autoriteiten van Syrië ter verkrijging van een lp. De rechtbank ziet geen reden om op voorhand uit te sluiten dat deze presentatie binnen eenredelijketermijn zal leiden tot de verstrekking van een lp voor eiser. Niet is gebleken dat de Syrische autoriteiten, mede ten gevolge van de huidige situatie in Syrië, geen lp's afgeven. 2.6. Het beroep is derhalve ongegrond. Br is geen grond voor schadevergoeding. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. 2.7. Geilen het voorgaande beslist de rechtbank als volgt
20 a p r
20,11 , 1 4 : 1 7
TatnerlYousef
adv.
0031703030G53
p.ll
procedurenummer: AWB 11/9315
3. Beslissing De rechtbank 's-Gravenhage; verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gegeven door mr, A. Hello, rechter, en door deze en P. van den Berg, griffier, ondertekend. De grifft
De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 7 aprij 2011 Afschrift verzonden op; (f 8 APR Jflff
Becfcttaiddd Tegen dexe ultipnak \BOWM parttyea hoger bencp üuttöen. Het latteHen ven hoger beroep gncbledt door htt Indian Tin ectt beroepecbrtft btf de Rad m Stat«, Afddtüfftettniiwtchtspruk»Hoger beroep memdeflngenieJun, Poitbue 1611», 2500 BC 'e-Çrernihage, bfasen Ma week n* d* datom ran TenemUnf na deze uitspreek. Het beroepschrift moet een grief of grieven tegen de» uitspreek btretteo. U met ctn kopte ven den uitspraak nmenden met bet beroepschrift
20 apr (3011 14:15
Tamer&Yousef adv.
0031703030653
p.2
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
Yousef
2 0 APR 2011 &VXIR.
ADVOCATEN
£AN:
mr, K. Yousef
|3tHAi-l0aD:üD:
mw. mr. M. lssa
-
PAR:
Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hogei beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC DEN HAAG Per post en fax (070 365 13 80) HET HOGER BEROEPSCHRIFT
Datum: Inzake: Ons kenmerk: Uw kenmerk: Procedurenr.;
20 april 2011 Jaganis (Fadi David) 20110024 11/9315VRONN
Edelachtbare heer/vrouwe, Namens client de heer geboren op te Syrië, van Syrische nationaliteit, thans gedetineerd te Zaandam (hierna te noemen appellant), te dezer zake woonplaats kiezende te Den Haag aan de Vuursteen nr. 13 , ten kantore van de advocaat mr. K. Yousef die ten deze voor appellant occupeert en door appellant hiertoe bepaaldelijk is gevolmachtigd dit hoger beroepschrift bij de Raad van State in te dienen. Appellant is op 17 maart 2011 in bewaring gesteld. Tegen deze maatregel is op 18 maart 2011 per fax beroep ingesteld. De openbare behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden bij de Rechtbank 's-Gravenhage, nevenzirtingsplaats Dordrecht op 31 maart 2011. De laatste genoemde rechtbank heeft het ingediende beroepschrift ongegrond verklaard (productie 1). Dat ondergetekende kennis heeft genomen van de uitspraak van de rechtbank d.d. 18 aprü 2011. Dat appellant zich niet met deze uitspraak kan verenigen en hiertegen in beroep komt bij Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak op basis van de volgende grieven.
VuurVMn 13 2497 CZ Den Haag 7! (070) 380 SÖ 30 F: {C7CJ303 OS S3
Infs^lyouW.nl "*"t»*rd 9TW nummir NL 23B728187B01
1 van 4
20 apr 2011 14:15
Tamer&Yousef adv.
0031703030S53
p.3
O Yousef ADVOCATEN
mr. K. Yousef mw. mi. M. Is*a Grief 1 De Rechtbank Dordrecht overweegt ten onrechte onder 2.5.3.: "De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn ontbreekt. Verweerder is voornemens eiser te presenteren bij de autoriteiten van Syrië ter verkrijging van een lp. De rechtbank ziet geen redenen om op voorhand uit te sluiten dat deze presentatie binnen een redelijke termijn zal leiden tot een verstrekking van een lp voor eiser. Niet is gebleken dat de Syrische autoriteiten, mede ten gevolge van de huidige situatie in Syrië, geen fp's afgeven". Appellant merkt op dat er in 2010 de Syrische autoriteiten slechts één lp hebben verstrekt op een totaal van tenminste vijfenzestig aanvragen. En dater veel moeilijkheden bestaan wat betreft het afgeven van laissez passer door de Syrische autoriteiten. Ter staving van dit standpunt wordt verwezen naar het onderstaande. Appellant verwijst naar de 75e vergadering, van de Tweede Kamer d.d. dinsdag 19 april 2011. en met name naar de vragen van het lid Ormel (CDA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Syrië die uit de hand loopt. "Na de aanvankelijke protesten in een zuidelijke stad heeft de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, mevrouw. de situatie in Syrië sterk veroordeeld. Dat was op 9 april. Wij zijn inmiddels 10 dagen verder en de situatie escaleert, in de stad Hama zijn mensen bij elkaar gekomen op het plein, waarvan zij met schoten zijn verdreven. Het is onduidelijk hoeveel deden daar zijn gevallen. Let wel, dat is dezelfde stad waar in 1982 door hetzelfde regime een opstand is onderdrukt met 20.000 doden. (,,.). Wij vragen de regering om ook daar iets aan te doen". Het antwoord van de Minister Rosenthal luidt als volgt; ''Kort en goed, de regering deelt volledig de grote bezorgdheid van de heer Ormel over de onhvikkelingen in Syrië. (...)De Hoge Vertegenwoordiger heeft in een aantal verklaringen dé Syrische autoriteiten uiteraard al opgeroepen het geweld te stoppen en te luisteren naar de wensen van het volk. Daarvan is weinig terechtgekomen. Het enige is dat de president van Syrië met een zekere moeizaamheid de noodtoestand, die 40 jaar heeft geduurd, heeft opgeschort. Hij heeft er onmiddellijk weer allerlei dreigingen aan toegevoegd, De situatie is dus onverkort ernstig*' Verder betoogt appellant dat hij ruim een maand in vreemdelingenbewaring heeft gezeten zonder dat dit heeft geleid tot een afspraak met de Syrische ambassade, althans een presentatie.
Vuursteen 13
lnfoOyounf.nl
2«7CZDenHtwg .
www.yousir.nl
V. (070) 380 56 38 Pi (070) 303 06 53
BTW nummar: ML 23S7281B7B01
20 apr 2011 14:15
Tamer&Yousef adv.
0031703030653
p.4
H Yousef ADVOCATEN
mr. K. Yowef mw. mr. M. Issa Een presentatie zal ook niets opleveren. Appellant is van mening dat er onvoldoende actie is ondernomen door verweerder om uit te zoeken of zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn daadwerkelijk aanwezig was. Appellant is dan ook van mening dat verweerder op grond van concrete, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden aannemelijk had moeten maken dat bedoeld reöel zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn in casu daadwerkelijk aanwezig is. Nu verweerder hier niet in is geslaagd, dient de bewaring om die reden opgeheven te worden. In hetgeen verweerder heeft aangevoerd heeft de rechtbank ten onrechte aanknopingspunten gevonden die de verwachting rechtvaardigen dat binnen afzienbare tijd kan worden overgegaan tot uitzetting van appellant naar Syrië. Vreemdelingendetentie is uitsluitend geoorloofd wanneer de detentie tot doel heeft: uitzetting, uitlevering of het beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen» aldus artikel 5 lid I onder f van het EVRM. Er dient derhalve actie te worden ondernomen met het oog op uitzetting. In onderhavige zaak is reeds bekend dat de lp-aanvraag niets zal opleveren. Gezien de voornoemde ernstige situatie in Syrië loopt het leven van appellant in gevaar indien hij wordt teruggestuurd. De rechtbank heeft ten onrechte geen nader onderzoek naar het bovenstaande ingesteld. De zorgvuldigheid van de rechtspraak alsmede de zwaarwegende belangen van appellant rechtvaardigen, naar zijn mening, een dergelijk nader onderzoek Onder bovengenoemde omstandigheden moet worden vastgesteld dat het zicht op uitzetting ten tijde van de oplegging van de maatregel van bewaring ontbrak. Dat heeft de rechtbank ten onrechte niet onderkend. Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank dan ook ten onrechte overwogen dat het zicht op uitzetting van appellant binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. Derhalve is appellant van mening dat de rechtbaJik ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Qezien het hiervoor aangehaalde in het kader van een juiste beoordeling omtrent de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring had de rechtbank tot het oordeel dienen te komen dat appellant niet op goede gronden in bewaring is gesteld, zodat het beroep gegrond dient te worden verklaard. Appellant stelt derhalve dan ook dat nu de rechtbank verweerder ten onrechte in diens stellingen heeft gevolgd, dat dan oak de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd en dat aan appellant een schadevergoeding dient te worden toegekend voor die dagen waarop hij onrechtmatig in vreemdelingenbewaring heeft gezeten dan wel thans nog zit.
••••< «•\"'1Tw:*iir*&',32a5*s«MHS Vuuretwji 13 2-197 CZ Dan Hajfl Ti (070) 360 56 39 F: (070) 303 OC 53
fnfo3youi9f.nl www.yojwf.nl BTW nummsr NL 2387281B7B01
3
vail
4
20 apr 2011 14:15
Tamer&Yousef adv.
0031703030653
o.5
Yousef ADVOCATEN mr. K. Yousef mw, mr. M. Iasa Bovendien handhaaft appellant zijn mening dat de maatregel ook anderszins onrechtmatig moet worden geacht, omdat deze in strijd met de wet moet worden geacht, althans bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. De rechtsoverweging kan dan ook geen standhouden.
MITSDIEN Het de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State moge behagen: de uitspraak waarvan beroep te vernietigen en het hoger beroep gegrond te verklaren, althans een zodanige beslissing te nemen ah de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in goede justitie vermenen te behoren: met veroordeling van verweerder (ex artikel 8:75 Awb) in de kosten die appellant in verband met de behandeling van de onderhavige procedure redelijkerwijs heeft moeten maken.
Productie 1: uitspraak van de rechtbank d,d. IS april 2011
Vuurstson 13 2497 CZ Den Haft V. (QTO) 3 » 66 38 Pi (070] 303 06 65
lnfo®you»f.nl
www.youflaf.nl BTW nummwr NL 238728107901
4 van 4