Raad
vanState 200909569/1/V1. Datum uitspraak: 24 maart 2 0 1 0
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep v a n : (hierna: de vreemdeling), appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, (hierna: de rechtbank) van 11 november 2 0 0 9 in zaak nr. 0 8 / 3 1 6 0 1 in het geding tussen: de vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris).
200909569/1/V1
1.
2
2 4 maart 2 0 1 0
Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2 0 0 7 heeft de staatssecretaris de vreemdeling ongewenst verklaard. Bij besluit van 4 augustus 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 11 november 2 0 0 9 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 9 december 2 0 0 9 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2Q0909569/1/V1
3.
3
2 4 maart 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van Staat.
w . g . Lubberdink lid van de enkelvoudige kamer
w . g , Beerse ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 4 maart 2 0 1 0 218-620. Verzonden: 2 4 maart 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
Advocatenkantoor Oemirtas
01B63 P.002/004
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Zutphen Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.:AWB 08/31601
Uitspraak ia het geding lusten:
geboren op van Turkse nationaliteit, V-nummer eiser, gemachtigde: mr. M. Deminas, advocaat ie Arnhem, en de Staatssecretaris van Justitie verweerder, gemachtigde: mr, M. Buysman, werkzaam by de IND.
1* Proces verloop Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft verweerder eiser ongewenst verklaard. Bij besluit van 4 augustus 2008 (hierna: het besticden besluit) heeft verweerder het daartegen door etser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 5 oktober 2009, waar eiser is verschenen, bijgestaan door mr. Dernirtas. Verweerder heeft rich laten vertegenwoordigen.
2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2ÛÛ0 (hierna; Vw 2000) kan de vreemdeling ongewenst worden verklaard indien h\j een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid en geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel I.
e-d
t ïEfrvseaeo
xdd-iaraastn'dH
w=e3 GOOS ^ P G
OB/12 2O09
16:38
Advocatenkantoor
Denirtas
A16G9 P . 0 0 3 / 0 0 4
Reg.nr.iAWB OH/31601
2
Volgens paragraaf A5/2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) is ongewenstvefklaring op bovengemelde grond mogelijk ten aanzien van vreemdelingen die» voor zover hier van belang, ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk ten a it voer ie leggen gedeelte van de straf ten minste een maand bedraagt. 2.2 Vast staat dat eiser bij uitspraak, van 25 april 2000 van het Landgericht te Hannover» Duitsland» U veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en drie maanden ter zako van ongeoorloofde handel in heroïne en dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel S van de Vw 2000. Op verzoek van verweerder heeft het Openbaar Ministerie een strafmaatvergelijking uitgevoerd, waarvan hei resultaat it neergelegd in een brief van 31 juli 2007. Het Openbaar Ministerie komt tot de volgende conclusie: "CV in het vonnis d.d. 22 maan 2000 van des Landgerichts Hannover genoemde feiten, te weten het ongeoorloofd handel drijven in heroïne in niet geringe mate worden naar Nederlands recht gebvaUficcerd als medeplegen van handel in/vetvaer van heroïne, ten tijde van het plegen van het delict strafbaar gesteld in artikel 2 ahf/ond B Opiumwet met een maximate strafbedreiging van acht jaar. De Potaris-richtujn indiceert een els tussen de I jaar en 3 maanden (verroer/aanwetji hebben harddrugs) en J jaar en P maanden (handel/dealen/productie harddrugs). Mede gelei op het feit dar betrokkenefirst offender is, ben ik van mening dat aan betrokkene in Nederland voor deze feiten vermoedelijk een straf van J jaar en 6 maanden zou zijn opgelegd.H Gelet hierop heeft verweerder zich - conform zijn beleid in paragraaf A 5/2 van de Vc 2000 « op hettitandpuntkunnen stellen dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde, en hem op grond daarvan ongewenst kunnen verklaren. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van onverkorte toepassing van zijn beleid had behoren af te zien, is niet gebleken. Eiser heeft in beroep volstaan met een verwijzing naar twee brieven van 23 augustus 2007 en 17 oktober 2007. Verweerder is in het oestreden besluit reeds gemotiveerd op de inhoud van deze brieven ingegaan. Nu eiser in beroep niet heeft onderbouwd waarom verweerder naar zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd op deze brieven ts ingegaan, kar» de enkele verwijzing naar de bedoelde brieven niet tot de conclusie leiden dat hei bestreden besluit geen stand kan houden. En aanvulling op het voorgaande overweegt de rechtbank nog het volgende. Dat de zienswijze van 17 oktober 2007 door verweerder abusievelijk niet by het primaire besluit is betrokken leidt, ondanks, dat dit op zichzelf genomen onzorgvuldig ia, niet tot een gegrond beroep. Gesteld noch gebleken is immers dat eiser hierdoor in zijn belangen ts geschaad, nu de zienswijze in het bestreden besluit wcï bij de beoordeling is betrokken en eiser in bezwaar voorts is gehoord door een ambtelijke commissie, waar hij zijn zienswijze op de on gegrond verklaring nogmaals naar voren heeft kunnen brengen. Voor zover ter zitting nog is aangevoerd dat verweerder te lang heeft gewacht met de ongewenstverklaring van eiser nu hij reeds in 2000 is veroordeeld, wordt overwogen dat verweerder In het enkele tijdsverloop sinds de veroordeling van eiser geen aanleiding heeft hoeven zien om af te zien van ongewenstverklaring. Dat bij eiser het vertrouwen zou zijn gewekt dat hij in Nederland zou mogen blijven *n dat
fr*d
Tiet>frSE9B0
x u d - i a r a a s t n dH
s w e a soos ^ P 6 Q
OB/12 2009
IG.38
Advocatenkantoor
Oe»irtas
»1669 P.004/004
Reg.nr.:AWBÛ8/3t60l
hij in aanmerking M U komen voor een verblijfsvergunning op grond van de generaal pardonregeling wordt door de rechtbank evenmin gevolgd, nu niet is gebleken dal dit gestelde vertrouwen is gebaseerd op uitlatingen of handelinaen van dó zijde van verweerder. 2.3 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Er 1* geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten of een vergoeding van het beiaalde griffierecht.
3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak U gedaan door mr. LJ J*. Lambooij, De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar bitgesproken op 11 november 2009,
J.R(^/? Rechtsmiddel <7^>Tegen deze uitspraak kin binnen vier weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113,2500 BC Den Haag. Afschrift verzonden op:
f j jtgy jQflg
Vf <". W > ' ^ • VB.
Vi
S*d
ïlEfrfrgesgo
Xüd-13ry3SÜT
dH
9fr:E2
S Q02
oap
G0
ffîpti
Advocatenkantoor M
£
Advocaat en Procureur: Mevr. Mr. M. l.»cmirt;is I3ozock.ida-s-.li: Wijkstraat <> roslbu.s 625. 6«00 AP Arnhorn Telefoon +31 ("U/.10 - 354 \ i lii
™ct«*
PER TELEFAX: 070 - 3G5 13 8Q Aan da Raad van State ta.v. Afdeling bestuursrechtspraak Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC 's-Gravenhage
+?l Î0ÎÎ6
"351
,3
''
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
- 9 DEC 2009 Arnhem, 9 december 2009
ZAAKNR.
Onze raf. Inzake
BEHANDELD; DD:
AAN:
: 303.08038 MD ' Advies
\7J PAR:.
Hoogedelgestreng College, Namens de heer , geboren op van Turkse nationaliteit, hierna te noemen appellant te dezer zake domicilie kiezende te Arnhem aan de 1 e Wijkstraat 6 ( Postbus 625, 6800 AP) ten kantore van de advocaat Mr. M. Demlrtas, wordl verklaard onderhavig beroep namens appellant in te dienen tegen bijgevoegde uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage, zittinghoudende te Zutphen d.d. 11 november 2009 onder nummer AWB 08/31601. Ik ben door appellant daartoe bepaaldelijk gevolmachtigde e.e.a. als omschreven in artikel 70 Vreemdelingenwet 2000. Appellant is van mening dat bij weging van alle betrokken belangen de Rechtbank te 's-Gravenhage, zittinghoudende te Zutphen, niet tot de thans bestreden uitspraak van 11 november 2009 heeft kunnen komen. Appellant zal hiertoe de volgende grieven aanvoeren welk hoger beroep doet motiveren. GRIEVEN: Appellant is van mening dat de bestreden uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen niet in stand kan blijven, vanwege het gestelde onder rechtsoverwegingen 2.1 en 2.2. (pagina 1 laatste alinea en pagina 2, tweede alinea). In bovengenoemde rechtsoverwegingen volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat appellant een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. Appellant stelt dat hij geen gevaar is voor de openbare orde en dat verweerder deze ongewenstverklaring op dient te heffen aangezien appellant geen recidivist is en in Nederland geen openbare orde - problemen heeft veroorzaakt. Appellant woont sinds het begin jaren negentig hier te lande en heeft alles op alles moeten zetten om niet terug te keren naar Turkije waar hij als Koerd gevaar zal lopen voor zijn leven. Zijn vrees is gegrond dat bij terugkeer onmenselijke behandelingen zullen plaatsvinden welke in strijd zijn met artikel 3 EVRM. Bovendien heeft verweerder lang gewacht om appellant ongewenst te verklaren en wel op de dag dat hij een beroep doet voor de eenmalige regeling. Stichting Dcrclcigoldi-n ABN AMÏIO 4H.62.5&.29Ü „ T ^ r L u , o r » 7 ; ^ behoud™* vcvr ion-r Je vn^licht aljo!.«*:. l»rrovpia;n!E?ri*ili|Ui*KlMir«M.HiiR
t *d
1 let't'Seaso
XÜd-13ra3SÜ1
op < „ . û k r n n ^ . f l .
dH
frfr:£2
6002
aap
GO
mi Advocatenkantoor M
Advocaat en HitKurenr: Mfvr. Mi'. M. Dcmirtai Bezoekadres: Ie Wijk5fr.ial (i !»ustbus61;5.6H00 AP Am.luim
1
'icicfnou l.
- 3 5<1<M 10 U'lefox h i l ( 0 ) 2 6 - 3 5 1 -13 11
Dit is onzorgvuldig, onmenselijk en onterecht Is het vertrouwen gewekt bij appellant dat hij een grote kans maakt om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op basis van de eenmalige regeling. Verweerder had bij de belangenafweging de doorslag kunnen maken op grond van zijn discretionaire bevoegdheid om appellant niet ongewenst te verklaren. De redenen zijn onvoldoende om appellant thans ongewenst te verklaren en de beslissingkan niet in stand blijven, Dat de rechtbank verweerder hierin volgt, kan appellant niet begrijpen. Ten onrechte heeft de rechtbank de brieven van 23 augustus 2007 en 17 oktober 2007 niet integraal opgenomen in haar beslissing. Tengevolge van de onzorgvuldigheid en ongemotiveerdheid dient deze dan ook niet in stand blijven. Het was geen enkele verwijzing, maar om herhaling van zetten te voorkomen diende de inhoud daarvan als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Dat heeft de rechtbank nagelaten, Bovendien was appellant niet eens met de argumenten van verweerder en handhaafde zijn stellingen die benoemd zijn in deze brieven. Gelet op het vorenstaande wordt aan u College eerbiedig verzocht het hoger beroep gegrond te verklaren in die zin dat de uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage, n evenzittingsplaats Zutphen d.d. 11 november 2009 wordt vernietigd en dat in die zin ten voordele van appellant dient te worden beslist Appellant behoudt zich het recht voor om aanvullende gronden in te dienen in onderhavige hoger beroep. Appellant verzoekt tevens gehoord te worden ter terechtzitting bij Uw Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
ïtichting nerdengclden ABN-AMHO 4B.62.55.298 , bel-.miJfn;
a*J
v w
,
w
al aanspraak op ceo. "Uttering g « r i « .Ie verplKh. ,.geslo:c, b r « ^ « i . . s p r a k d ü k l K i i l , « r « t c r 1 „ a ,n voorUmtnd g « a l
t TEfr*SE920
x y j - i a r a a s b n dH
w-zz
GOOS
oap
Bo