Raad
vanState 201004937/1/V2. Datum uitspraak: 13 september 2 0 1 0
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van: en appellanten, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, neyenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 april 2 0 1 0 in zaak nr. 0 9 / 3 4 7 7 3 in het geding tussen: de vreemdelingen en de minister van Justitie.
201004937/1 /V2
1.
2
13 september 2 0 1 0
Procesverloop
Bi] onderscheiden besluiten van 4 augustus 2 0 0 9 heeft de staatssecretaris van Justitie aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Bij onderscheiden besluiten van 3 september 2 0 0 9 heeft de staatssecretaris van Justitie de daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Deze besluiten zijn aangehecht. Bij uitspraak van 22 april 2 0 1 0 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 19 mei 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en t w e e d e lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen o p w e r p t die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te w o r d e n bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201004937/1/V2
3.
3
13 september 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J.M. Schuyt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w . g . Schuyt lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Zwemstra ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2 0 1 0
91-664. Verzonden: 13 september 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
RAVELYN ADVOCATEN
Fax Û0311S4255Û10
19 mei 2010 17:15
PO
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzitöngsplaats 's-Hertogenbosch Sector bestuursrecht ZaÄfc&ummer; AWB 03/34773 Uitspraak T&0 de enkelvoudige kamer vaa 22 april 2010 inzake
geboren op v-nummer van onbekende nationaliteit, verblijvende te Breda, eiseres mede namens haar minderjarige zoon Geboten op v-nummer van onbekende nationaliteit, eiser, gemachtigde mr. IJ, Bronsveld, tegen de Minister raa Jnstföe, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, te Pen Haag, verweerder, gemachtigde mr. D.S. Asfarï
Procesverloop Bij twee afeonderïijke bestuiten van 4 augustus 2009» heeft verweerder de aanvraag van eiseres, tot het verlenen van eon verbtijfsverguimmg regulier voor bepaalde tijd ten behoeve van eiseres en haar zoon, '. ouder de beperking verband houdend met "verblijf vanwege medische noodsituatie" afgewezen. Eiseres heeft mede namens haar zoon bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 4 augustus 2009» welk bezwaar door verweerder by besluit van 3 september 2009 ongegrond is verklaard. Tevens heeft eiseres naar aanleiding van belde besluiten van 4 augustus 2009 de voorzieningearechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te troffen die ertoe strekt dat oitzettmg van eiseres en haar zoon achterwege wordt gelaten totdat uitspraak zal ajn gedaan op bet beroep. Eiseres heeft op 25 september 2009 tegen bet besluit van 3 september 2009 beroep ingesteld.
RflVELVN ADVOCATEN
Fax OÛ31164255010
19 mei 2010 17:15
**• itv
PÛ09/Û68
?. j/8
AWB 09/34773
2
De zaak is behandeld op de zitting van U maart 2010 waar eiseres is verschenen in bijzijn van mr. MS. Yap, een kantoorgenoot van gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen 1. De rechtbank zal zich naar aanloidmg van het door verwee^er ter zittmg naar voren gebrachte primaire standpunt allereerst buigen over de vraag of in het kader van dit beroep sprake is van een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet besmursreent (Awb). Gebleken is dat eiseres mede namens haar zoon op 14 september 2005 een aanvraag heeft ingediend voor een verblijtsvergunnlng regulier onder de beperking 'conform beschikking minister'. Het besluit van 10 juli 2006 waarbij verweerder doze aanvraag heeft afgewezen staat thans in rechte vast Op 26 januari 2009 beeft eiseres opnieuw een aanvraag heeft ingediend voor een reguliere verblijfsvergunning, ditmaal ondode beperking 'doel verblijf vanwege medische noodsituatie'. 2. De rechtbank is van oordeel dat een situatie waarbij sprake is van een herhaalde aaerrraag als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid van de Awb zkh niet voordoet nu de eerste aanvraag van eiseres ziet op een beperking met een ruimere strekking dan de beperking waarop haar tweede aanvraag ziet Dat impliceert onder meer dat het door verweerder te hanteren toetsingskader niet hetzelfde is. JDe thans voorliggende aanvraag van eueres kan derhalve niet met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb worden afgewezen. 3. De rechtbank zal vervolgens overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep. In dit verband is aan de orde is de vraag of de weigering om eisers een verbl^fsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met "medische noodsituatie" te verlenen, in rechte stand kan houden, 4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet moet worden vrijgesteld van het mw-vereiste. Daartoe heeft verweerder verwezen naar de adviezen van het Bureau Medische Advisering (hierna: het BMA) van 23 juni 2009 waarin staat aangegeven dat eiseres en haar zoon in staat zijn om te reizen. Voorts heeft verweerder uit de BMA^adviezen afgeleid dat er voor zowel eiseres als naar zoon geen medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan indien medische behandeling uitblijft. Voor eiseres geldt dat zij de voor haar noodzakelijke medicatie (Citalopram en Mrtazapine) moet meenemen. Hetgeen eiseres in bezwaar heeft aangevoerd biedt volgens verweerder geen aankuopingspunten die aan de juistheid van de BMA-adviezen doet twijfelen, 5. Namens eisers is aangevoerd dat er sprake is van objectieve belenuoermgen die aan de tegenwerping van het mw-vereiste in de weg staan. Gelet op de psychische problemen van eiseres ca de gedragsproblemen van haar zoon doet een medische noodsituatie zich voor. Ter onderbouwing is verwezen naar een ingebracht observatieverslag van het Boddaertccntruin, verslaglegging van Tender ambulante Jeugdhulpverlening (afdeling gezinsondersteuning) en informatie- van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant Uit deze stukken valt af te leiden dat het voor de minderjarige zoon essentieel is om de medische behandeling ta Nederland te laten uitoefenen. Voortzetting van de behandeling is essentieel teneinde een verdere achterstand in zijn algehele ontwikkeling als kind te voorkomen. Met betrekking tot eiseres is aangevoerd dat zij kampt met psychische problemen bestaande uit een posttraumatische stressstoornis met angsten, pamekaanvallen en depressiviteit als gevolg van traumatische ervaringen die eiseres heeft doorgemaakt
RAYELYN ADVOCATEN
Fax 0031164255010
19 mei 2010 17:16
''H. UV
P010/068
r.
AWB 09/34773
Daarvoor wordt zij thans behandeld bij de GGDregioBreda. Ter adstructie van haar huidige situatie heeft eueres een op 1 maart 2010 gedateerde brief ingebracht met de bevindingen van de klinisch psycholoog en de psychiater. Uit deze brief blijkt onder ineer dat de psycholoog en psychiater de kans op (suïcidale) decompensate groot achten indien zij uitgezet wordt Eiseres beeft voorts aangevoerd dat de BMA-not&'s niet volledig en niet correct zgn aangezien de behandelaars van eiseres ca haar zoon aangeven dat het essentieel is om hun behandeling in Nederland voort te zetten. Waarborgen in de zin dat zij kan terugkeren naar Sierra Leone dan wel naar Senegal- door verweerder aangewezen als het land waar eiseres een mw kan aanvragen en waar medische behandeling kan plaatsvinden zijn er volgens eiseres niet Eiseres vreest dat bij terugkeer naar Sierra Leone zowel haar dochter, waarvan eiseres op 3 november 2009 is bevallen, als zijzelf het slachtoffer zullen worden van genitale vaxoirJdûg. Sen vrees die gelet op de situatie in Sierra Leone gerechtvaardigd is. De weigering om eiseres van het mw-vereiste vrij te stellen is volgens baar in strijd m&t het bepaalde in artikel 3 en artikel S van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVftM), alsmede met het bepaalde m artikel 3, artikel 10 en artikel 23 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (TVRK). Daarbij is met betrekking tot het beroep op artikel S van het EVT^ aangevoerd tot toetswg aan Partikel ook dient plaats te vinden in het kader van de hardheidsclausule met betrekking tot de vrijstelling van het mw-vcreiste. De rechtbank begrijpt de grieven van eiseres aldus dat daarmee een beroep wordt gedaan op artikel 3.71» vierde Hd, van het Vreemdelingenbesluit 20OÛ (Vb 2000). Ook is gesteld dat verweerder er ten onrechte van heeft afgezien om eiseres op de voet van Artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te hozen zodat sprake is van een einstige schending van het beginsel van hoor en wederhoor. 6. De rechtbank overweegt als volgt. 7. Ingevolge artikel 13 van de Vreemdelingenwet (Vw 2Ö00) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verbUjfmrguiming slechts ingewilligd indien met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, dan we] internationale verplichtingen of klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen. 8. Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a» van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een vcrblijftvergunuiog voor bepaalde tijd als bedoeld i» artikel 14 van de Vw 2000 worden afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mw die overeenkomt xatt hei verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd 9. In artikel 17 van de Vw 2000 en in artikel 3.71, tweede lid, van het Vb 2000 wordt een aantal (^tegorieën vreemdelingen genoemd die zijn vrijgesteld van bet vereiste bezit van een mvv. 10. Ingevolge artikel 17, eerste Hd aanhef en onder c, Vw 2000 wordt de aanvraag niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv indien bet een vreemdeling betreft voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen. Opgrond van paragraafBl/4.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: V c 2000) dient voor deze vrijstelling beoordeeld te worden of de vreemdelïng in staat is te reizen naar zijn land van herkomst en in staat kan worden geacht daar de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mvv-aanvraag.
4/8
RflVELYN ADVOCATEN
Fax 0031164255010
19 ntej^Qlj) 17:16
AWB 09/34773
11. Daarnaast is in artikel 3.71, vierde lid, van bet Vb 2000 bepaald dat onze minister bet eerste lid van dit artikel buiten toepassing kan laten, voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbütfjkbeid van overwegende aard Ingevolge paragraaf Bl/4.1.1 van de Vo 2000, voor zover hier van belang, is in ieder geval geen sprake van een bijzondere omstandigheden op grond waarvan niet verwacht kan worden dat de vreemdeling een aanvraag tot afgifte van een mvv in het buitenland afwacht, indien de vreemdeling stelt dat noodzakelijke medische behandeling aan terugkeer naar het land van herkomst in de weg staat, maar niet heeft aangetoond dat sprake is van een medische noodsituatie. Onder een medische noodsituatie wordt ingevolge paragraaf BS/3.1 van de Vc 2000 verstaan: de situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een stoornis» waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vast staat dat het achterwege blijven van behandeling op korte termijn zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van enige geestelijke of lichamelijke schade. Onder "op korte termijn" wordt verstaan binnen een termijn van drie maasden. 12. De rechtbank stelt voorop dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat ztj zich terughoudend dient op te stellen bij de toetsing aan artikel 3.71, vierde Ud, van het Vb 2000, waarbij zij aantekent dat de reikwijdte van dit artikellid uiterst beperkt is. Een beroep op de in dit artikellid genoemde onbUlijkheid wordt in beginsel slechts in zeer uitzonderlijke en individuele gevallen gehonoreerd. 13. Onbetwist is dat eiseres ten tijde van de aanvraag niet in het bezit was van een geldige mw. Ia het bestreden besluit is overwogen dat de medische situatie Van eiseres noch die van haar zoon aanleiding vormt om af te wijken van het mvv-vereiste. 14. Door verweerder is doorslaggevende betekenis toegekend aan de BMA - adviezen van 23 juni 2009, Bij de totstandkoming van deze adviezen heeft de BMA-Mts de verkregen informatie van huisarts J-MA-H. Scheijmaus (d.d. 5 juni 2009), klinisch psycholoog/psycliothcrapeut bij GGZ Breda, M.A. van den JJssel ( l d . 11 mei 2009) respectievelijk kinderarts Tender Jeugdzorg MKD Twee gelanden te Rijsbergen (d.d. 1S augustus 2007 en 20 mei 2009) betrokken. 15. De BMA-arts heeft in zijn advies aangegeven dat eiseres kampt met psychische klachten waardoor ry slecht slaapt en kampt met nachtmerries, piekeren en angsten. De opvoeding van haar 6 jarige en zwakbegaafde zoon kost haar veel moeite en staan het aangaan van sociale contacten in de weg. Diagnostisch is sprake van een posttraumatische stressstoornis en een depressieve stoornis. Op 5 juni 2009 was eiseres 2 maanden zwanger. Zij kampte met overgewicht en had last van vermoeidheid, in zijn advies heeft de BMA-arts kenbaar betrokken dat eiseres voor haar psychische klachten wordt behandeld bij het GGZ middels het voeren Van structurerende gesprekken en dat zij ter behandeling via de huisarts antidepressiva krijgt voorgeschreven. Niettemin zijn er volgens de BMA-arts geen aanwijzingen dat een medische ooodsjraatie op korte termijn zich zal voordoen indien eueres niet voor haar psychische klachten wordt behandeld. In het pp de zoon van eiseres betrekking hebbend BMA-advies, eveneens op 23 juni 2009 gedateerd, is door de arts aangegeven dat deze kampt met overgewicht (op basis van voeding). Daarbij is vastgesteld dat de zoon van eiseres kampt meteen mentale achterstand en gedragsproblemen, In verband hiermee vindt pedagogische hulpverlening plaats via het bureau Jeugdzorg. Vooralsnog is niet duidelijk wanneer de begeleiding zal zijn afgerond. De BMA-arts concludeert dat bij gebreke van begeleiding en met name het bieden van structuur in de toekomst forse gedragsproblemen en leerprobleiuatiek kannen ontstaan. Echter, voor de korte termijn zijn er
RAVELYN ADVOCATEN
Fax 0031164255010
19 di,e| 2010 17:17
AWB 09/34773
P012/0B8
5
volgens de BMA-arts geen aanwijangen dat een medische noodsituatie zich zal voordoen bij uitblijven van de thans genoden begeleiding. De BMA-arts acht zowel eiscres als haar zoon in staat te reizen xaet de gangbare vervoersmiddelen. In dit verband is gesteld dat eiscres haar medicatie moet meenemen en dat de zoon gezien zijn leeftijd door een volwassene dient te worden begeleid. 16. Volgens bestendige rechtsspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna; de Afdeling) is een advies van het BMA aan te merken als een deskundïgenadvies ten behoeve van de uitoefening van verweerders bevoegdheden. Indien een zodanig advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, onder aanduiding van de bronnen, waaraan deze is ontleend, mag verweerder bij de beshutvonning op aanvragen om toelating in beginsel van de juistheid van een dergelijke advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Niet is aangetoond dat het BMA advies in dit geval niet op een onpartijdige, objectieve of inzichtelijke wijze zou zijn opgesteld. 17. De rechtbank stelt vast dat in beroep de conclusie in de adviezen van het BMA van 23 juni 2009» dat eiseres en haar zoon in staat zijn om te reizen, niet wordt betwist Tassen partijen is wel in geschil of sprake zal zijn van een medische noodsituatie als eiscres en haar zoon de behandeling van een mw-aanvraag in het land van herkomst van eiseres dan wel in het land van terugkeer dienen af te wachten. De rechtbank begrijpt dat voor hen geen gemakkelijke situatie zal ontstaan. Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding vormt om aan te nemen dat een medische noodsituatie op korte termijn zich zal voordoen indien eiseres en haar zoon niet langer worden behandeld en begeleid. De informatie die eiseres ter onderbouwing van haar beroep heeft ingebracht Iaat naar het oordeel van de rechtbank geen ander licht over hun situatie schijnen dan in kaart gebracht door het BMA. Eiseres is er naar het oordeel van de rechtbank niet in gestaagd om concrete aanknopingspunten aan te dragen als gevolg waarvan twijfel aan de juistheid of volledigheid van het BMA-advies k ontstaan. Ook anderszins is de rechtbank niets gebleken van feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot bet oordeel dat niet van de juistheid van het BMA-advies kan worden uitgegaan. 18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich vanwege het voorgaande - in onderlinge samenhang bezien - in redelijkheid op het standpunt te kunnen stellen dat geen sprake ïs van een onbilhjkbeïd van overwegende aard zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 3.71 van het Vb 2000. Evenmin is gebleken van bijzondere feiten en omstandigheden op grond waarvan, bij afweging van alle aan de oide komende belangen, aanleiding bestaat de aanvraag alsnog in te willigen. Verweerder heeft derhalve in redelijkheid vast kunnen houden aan het vereiste bezit van een geldige mW. 19. Het beroep op artikel 8 EVRM slaagt evenmin. De rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van inmenging in het recht op femilie- en gezinsleven dat door artikel 8 EVRM wordt beschermd. De afwijzing van de aanvraag strekt er immers niet toe om eiseres een verblijfstitel te ontnemea 20. Ten aanzien van het beroep van eiseres op artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de ftndacosntele vrijheden (EVRM) overweegt de rechtbank als volgt.
RflVELYN ADVOCATEN
Fax 0031164255010
19 „ j 201.0 17:17
AWB 09/34773
21 - Uit bet onderscheid dat de wetgever in de Vw 2000 beeft aangebracht tussen verbtijf&ergimningen régulier enerzijds en asiel anderzijds volgt verder dat het beroep van de vreemdeling op de algemene situatie in bet land van herkomst moet worden beoordeeld in het kader van een aanvraag tot het verlenen vaa een vexblijftvergunniog voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van do Vw 2000, co niet in het kader van een verzoek om vrijstelling van het mw-vereiste ia verband met een aanvraag tot bet verlenen van. een verblyfsvergnrjriing regulier. Do rechtbank tekent daarbij nog aan dat de asielprocedure van eisere« is geëindigd bij uitspraak van do rechtbank, zütinghoudende te Arnhem, van 1S december 200S(AWB 04/46527^ waarbij het beroep van eiseres ongegrond is verklaard en het beroep op de algemene situatie (dreiging besnijdenis) ook beoordeeld is. Ook uit vaste rechtspraak van de Afdeling kan worden afgeleid dat er een stritac scheiding is tussen asielzaken en reguliere zaken. Verweerder verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 11 april 2003 (UN: A10046) dar, indien de vreemdeling de bescherming van de Nederlandse airtoriteiten wenst in te roepen tegen een met artikel 3 v&nhetEVRM strijdige behandeling, een aanvraag als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 kan worden ingediend. Ten aanzien van het beroep op artikel 3 van het EVRM is de rechtbank dan ook van oordeel daz de daartoe aangevoerde omstandigheden buiten de beoordeling vallen van dit beroep. 22. Ten aanzien van het beroep op het TVRX, overweegt de rechtbank dat uit de tekst, noch oit de wordingsgeschiedenis van het IVRK valt af te leiden dat de artikelen uit het IVRK. de Nederlandse staat verplichtingen opleggen die verder gaan dan hetgeen reeds is neergelegd in het Nederlandse recht en beleid. Met name de m de artikelen 3 en 6 van het IVRK neergelegde verplichting om b|j maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kmd de eerste overweging te doen vormen, gaan niet zover dat hiermee alle maarregelen die niet prime ir m het belang van het kind zijn worden verboden. Derhalve is niet gebleken is dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de bepalingen uit het IVRK Het beroep daarop raaft derhalve. 23. Met betrekking tot de door eiseres aangevoeld cjm^tanmgbeid dat op 3 november 2009 haar dochter is geboren overweegt de rechtbank dat deze omstandigheid in het licht van de verrichten (ex)-tunc toetsing niet bij de beoordeling van dit beroep kan worden betrokken. De rechtbank houdt eiseres voor dat zij met het oog op deze nieuwe omstandigheid een nieuwe aanvraag bij verweerder kan indienen. 24. Met betrekking tot bet beroep van eiser op de in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde hoorplïcht, overweegt de rechtbank ten slotte als vorgL 25. In het bestreden besluit is overwogen dat in da geval op grond van het bepaalde m artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb is afgezien van het horen in bezwaar. Van de tn artikel 7:2 van de Awb vervatte algemene hocrplicht kan worden afgezien indien bet bezwaar kennelijk ongegrond is. Naar het oordeel van 4e rechtbank zija in het bezwaarschrift van eiser geen feiten en omstandigheden aangevoerd the, gelezen in samenhang met de motivering van bet primaire besluit, na een eerste beoordeling daarvan, een wezenlijk nieuw licht op de aanvraag van eiseres werpen. Gelet hierop kon het bezwaar van eiser als kennelijk ongegrond worden beschouwd en bestond er voor verweerder, gelet op artikel 7:3 , aanhef en onder b, van de Awb geen plicht om eiser omtrent het bezwaar te horen.
P013/Û68
RflVELYN ADVOCATEN
Fax 0031164255010
19 meî. .2^10,17:18
P01d/Û68
AWB 09/34773
26*. Gelet op voorgaande beeft vnrweerder zien in het besiredea besluit naar het oordeel van de rechtbank inredelijkheidop het standpunt kunnen stellen dat tiseres in het bezit dient te zijn van een geldige mw, en beeft verweerder de aiWijzing van de aanvraag tot het verlenen van een verbhjf^ergonningreguliervoor bepaalde tyd onder de beperking "verblijf vanwege medische noodsituatie" terecht en op goede grond« gehandhaafd. Het beroep is ongegrond. 27. Voor een veroordeling van een der partijen in de door de andere partij gemaakte kosten bestaat geen aanleiding. 28. Beslist wordt als volgt Beslissing De rechtbank, verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. LS. Peskens als rechter in tegenwoordigheid vac mr. P.W.T. Landman als griffier en uitgesproten m bet openbaar op 22 april 2010.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep Instellen bij: Raad van State A/deling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 200J9 2500 EA Qen Haag De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dm het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt ander meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet -worden overgelegd van de uitspraak Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Afschriften verzonden:
22W.201Q
RftVELYN ADVOCATEN
Fax 0031I6d255010
19 mei 2010 17:13
P001/068
RAAD VAM STATE INGEKOMEN
Î 9 MEI 2010 ZAAKNfi. AAN: Mr RR. Klaver* Mr U . M O B Mr WJ. Jürgen** Mr j j , Bronsveld
BBiAHQ&ü:
PAH:
Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 20019 2500 EA DEN HAAG
Mw.MrCCftÛM.J«iHOj MrM.S.Yap Mw.MrE.Tur* * geregrjtrKfo NMl-medâmr ** lid van de Vereniging Ajbïróecfct Advocaten MerUnd {V'Mli
Uwref Onze ref. Betreft
32S
DO:
M^h
En per telefax: 070-3651380
20io09fi7/MY/o82929 Geboren op.Nationaliteit* Sierraleoonse v- nummer.mede namens haar minderjarige zoon Geborten op: Nationaliteit: Sierraleoonse v-nummer;
Bergen op Zoom, ig mei 2010 Grieven hoger beroep inzake procedurenummer AWB 09/34773 Edelachtbare Heer, Vrouwe, Appellante in deze is mevrouw t geboren op van Sierraleoonse nationaliteit, thans wonende te ( ) aan de no. . Appellante kiest domicilie te (4611 PP) Bergen op Zoom, ten kantore van de bepaaldelijk gevolmachtigde mr. M.S. Yap, aan de Van der Rijtstraat no. 57 (correspondentieadres: postbus 386,4600 AJ Bergen op Zoom). Bi] deze verklaart mr. M.S. Yap bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn om voor appellante het onderhavige appelschrift in te stellen. Het verschuldigde griffierecht kan ten laste van de rekening-courant gebracht worden. Dit appeischrift heeft betrekking op de uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage, zitting houdende te 's-Hertogenboscb, Vreemdelingenkamer, bekend onder nummer AWB 09/34773 d.d. 22 april 2010. Een kopie van de uitspraak wordt bij deze overgelegd als productie 1.
Bezoekadres: Van der Rijtstraat 57 • 4611 PP Berger op Zoom Correspondentieadres: Postbus 386 • 4600 AJ ßergen op Zoom • ] +31(0)164 252 « 1 • F +3K0J164 255 010 • i ir^mfy^wcamri Op onze dienstverlening zijn onze algemene voorwaarden m toepassing, welke order meer ;en beperking van de aansprakelijkheid bevatten. Deze voorwaarden staan op de achterzijde van deze briefen zijn ook te vinden op onze website.
• wvwwefljfladraaten.nl
RflVaVN ADVOCATEN
F « 0031164255010
19 « I 2010 17 = 13
P002/OS8 2
Appellante kan zich niet verenigen met de uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudende te VHertogenbosch d.d. 22 april 2010. zoals hiervoor omschreven en wel om de hiernavolgende redenen. GRIEF Xi Ten onrechte heeft de rechtbank, in rechtsoverweging 17, overwogen dat in beroep de conclusie in de adviezen van het BMA van 23 juni 2009 niet wordt betwist. Toelichting Appellante heeft In beroep wel degelijk de conclusie van de adviezen van het BMA van 23 juni 2009 gemotiveerd betwist. Overgelegd worden de gronden bij het beroepschrift van 23 oktober 2009 (productie 2). Volgens appellante zijn de diverse BMA-nota's, waaronder het advies van 23 juni 2009 onvolledig en incorrect. Appellante heeft dit onderbouwd met stukken van haar medische behandelaars, alsmede van de behandelaars van haar minderjarige zoon. Deze stukken wordten hierbij overgelegd als productie 3, GRIEF 2: Ten onrechte heeft de rechtbank, in rechtsoverweging 17, overwogen dat hetgeen appellante heeft aangevoerd geen aanleiding vormt om aan te nemen dat een medische noodsituatie op korte termijn zich zal voordoen indien appellante en haarzoon niet langer worden behandeld en begeleid. Toelichting Onder een medische noodsituatie wordt verstaan, de situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vast staat dat het achterwege blijven van behandeling op korte termijn zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een endere vorm van enige geestelijke of lichamelijke schade. Onder "op korte termijn* wordt verstaan een termijn van drie maanden. De rechtbank heeft de informatie die appellante heeft ingebracht inzake haar medische situatie en die van haar zoon, onvoldoende betrokken bij de afweging of er sprake Is van een medische noodsituatie. Appellante meent dat er sprake is van een ?fpr i»t7^nrlnrlfjk AP lnrfiiffriifppl ji'vrl. waarbij ytfconclüdèera naa moeten worden dater sprake is van een medische noodsituatie. Appellante verwijst naar de stukken onder productie 3, er is sprake van dermate medische problematiek dat het achterwege blijven van behandeling als gevolg heeft dat erop korte termijn een vorm van enige geestelijke en lichamelijke schade zal ontstaan.
RflVELYN ADVOCATEN
Fax 0031164255010
19 mei 2010 1M4
P003/D6B 3
Ten aanzien van appellante geldt dat er sprake is van een scala aan klachten, waaronder PT55. Deze klachten zien op haar vlucht uit het land van herkomst, alsmede traumatische ervaringen hier ten lande. De kans op suïcidale decompensate achten haar medisch specialisten groot bij uitzetting en reizen naar het land van herkomst. Met betrekking tot het minderjarige kind is behandeling hier ten lande noodzakelijk voor zijn ontwikkeling. Hij is hier ten lande geboren en de diagnostiek ziet met name op gedragsbehandeling die op geen enkele wijze kan worden aangeboden in het land van herkomst van zijn moeder. Er is derhalve zeker sprake van een medische noodsituatie als bedoeld in paragraaf B8/3.1 van de Vc 2000.
GRIEF* Ten onrechte heeft de rechtbank, in rechtsoverweging 17, overwogen dat de Informatie die appellante ter onderbouwing heeft ingebracht geen ander licht over hun situatie schijnen dan In kaart gebracht door het BMA. De rechtbank overwoog hierbij ten onrechte dat appellante er niet in is gesfaagd om concrete aanknopingspunten aan te dragen ais gevolg waarvan twijfel aan de juistheid of volledigheid van het BMA-advies is ontstaan, waarbij ook anderszins niets gebleken Is van feiten of omstandigheden die kunnen lelden tot het oordeel dat niet van de juistheid van het BMA-advies kan worden uitgegaan. Toelichting Volgens uw rechtspraak vormt het advies van de BMA een des kundigen advies, waarbij in beginsel door verweerder van uit mag gaan. Appellante heeft wel degelijk concrete aanknopingspunten aangedragen waaruit blijkt dat het BMA-advies onvolledig is. Verwezen wordt naar de informatie onder productie 3. De rechtbank geeft zelf al aan dat er geen gemakkelijke situatie zal ontstaan, zeker omdat het onduidelijk is naar welk land appellante dient terug te keren. BMA-advies is in die zin onvof/edig, daar het, net als de rechtbank, onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische stukken onder productie 3. De inhoudelijke betwisting van het BMA-advies Is te herleiden tot de toelichting bij de grieven a en 2. GRIEF y De rechtbank heeft ten onrechte, in rechtsoverweging 18, overwogen dat verweerder in redelijkheid vast heeft kunnen houden aan het vereiste bezit van een geldige m w en dat er geen bijzondere feiten en omstandigheden zijn om de aanvraag alsnog in te willigen. Toelichting
RAVELYN ADVOCATEN
Fax 0031164255010
19 mei 2010 17:14
PO04/O6B
De medische problematiek waarin appellante en haar minderjarige zoon in verkeren vormen de grondslag voor de bijzondere feiten en omstandigheden waarop de aanvraag ingewilligd dient te worden. Daarnaast staat het we(2ijn van het kind in de weg om van appellante te verlangen dat z/j samen met haar kind terugkeert naar haar land van herkomst, dan wel een buurland als Senegal. Appellante wijst erop dat de rechtbank in rechtsoverweging 17 de opmerking plaatst dat er geen gemakkelijke situatie zal ontstaan bij een eventuele terugkeer. Appellante stelt dat dit nog zwak is uitgedrukt, er zal een medische noodsituatie ontstaan. Een andere bijzondere omstandigheid is dat er sprake is van gezinsleven hier ten lande. Dit leidt tot GRJEF 5: De rechtbank heeft in rechtsoverweging 19 ter» onrechte overwogen dat het beroep op artikel 8 EVRM evenmin slaagt, waarbij er geen sprake is van inmenging in het recht op familie- en gezinsleven dat door artikel 8 EVRM wordt beschermd. Toelichting De individuele belangenafweging heeft onvoldoende plaatsgevonden, alsmede is er sprake van een rigide toepassing van de toelatingsvoorwaarden. Verwezen wordt naar de gemeenschapsrechtelijke begrippen van proportionaliteit, evenredigheid en doeltreffendheid. Uitgangspunt is dat artikel 8 EVRM het gezinsleven waarborgt. Appellante oefent dit al vele jaren hier ten lande uit. Zowel met haar minderjarige zoon als haar minderjarige dochter. Het nfet-inwilligen van haar aanvraag fs een inbreuk op artikel 8 EVRM en een ongeoorloofde inmenging in het familie- en gezinsleven, daar de waarborgen die het EVRM met zich meebrengt hadden moeten leiden tot inwilliging. Verweerder en de rechtbank schieten het doel van de gemeenschapsrechtelijke uitgangspunten voorbij die men heeft bedoeld met de rechten voortvloeiende uit het EVRM. GRIEF 6: Ten onrecht heeft de rechtbank; in rechtsoverweging 22, overwogen dat niet is gebleken dat verweerder In strijd heeft gehandeld met de bepalingen uit het IVRK. Toelichting Door de inwerkingtreding van het IVRK heeft verweerder de verplichting op zich genomen om de rechten van ieder kind te realiseren en te waarborgen. Het belang van het kind vormt de eerste overweging bij het maken van beleid en hiermee ook in onderhavige kwestie op het inwilligen van de aanvraag van appellante en haar minderjarige zoon. Achtergrond in deze Is dat de zoon van appellante bescherming verdient in het kader van zijn welzijn en ontwikkeling, waarbij toegang wordt gewaarborgd tot onderwijs en zorg, om zodoende geen achterstand te creëren in de geestelijke ontwikkeling en stabiliteit.
fax 003116^55010
19 mei 2010 17=14
PQ05/068
Verweerder heeft, in tegenstelling wat de rechtbank oordeelt, in haar beleid onvoldoende rekening gehouden met het IVRK. Het kind is hier ten lande geboren en is meer dan voldoende ingeburgerd. Bij de afweging van de belangen is hier geen rekening meegehouden. GRIEF 7: Ten onrechte heeft de rechtbank, in rechtsoverweging 23, overwogen dat de aangevoerde omstandigheid dat op _ haar dochter fs geboren in het licht van de te verrichten (ex)-tunc toetsing niet bij de beoordeling kan worden betrokken. Toelichting Juist in het kader van de beoordeling van een medische noodsituatie en bijzondere individuele omstandigheden had deze omstandigheid, de geboorte van de dochter van appellante, meegenomen moeten worden in de belangenafweging. De toets (ex)-nunc had hfer plaats moeten vinden. In dit kader wijst appellante nogmaals op het gezinsleven hier ten lande. GRIEF_8: Ten onrechte heeft de rechtbank, in rechtsoverweging 25, overwogen dat terecht is afgezien van het horen in bezwaar. Toelichting Het horen van belanghebbenden is een essentiële plicht waaraan verweerder zich dient te houden. Appellante had met haar medische stukken en relaas voldoende argumenten om dit ook mondeling toe te lichten, ook als zijnde punten die een wezenlijk ander licht werpen op de beslissing in primo. Nader onderzoek had hier middels het horen plaats moeten vinden. GRIEF Q: Ten onrechte heeft de rechtbank, in rechtsoverweging 26, overwogen dat appellante in het bezit dient te zijn van een geldige m w , en heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "verblijf vanwege medische noodsituatie* terecht en op goede gronden gehandhaafd. Toelichting} Deze grief behoeft geen zelfstandige betekenis en verwijst naar hetgeen is toegelicht onder de grieven 1 t/m 8. Redenen waarom appellante u eerbiedig verzoekt de uitspraak waartegen dit hoger beroep zich richt te vernietigen en te bepalen dat:
RAVELYN ADVOCATEN
\
I
II,
Fax 0031164255010
19 mei 2010 17:15
de bestreden uitspraak wordt vernietigd en te bepalen dat ook de bestreden besfissing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst wordt vernietigd zodanig dat appellante alsnog de gevraagde verblijfsstatus wordt verleend; verweerder wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
Hoogachtend,
m
M.S.VaV; Gemachtigde
P006/068