Raad
vanState 20111 2945/1 A / 1 . Datum uitspraak: 16 februari 2 0 1 2
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 18 november 2011 in zaak nr. 1 1 / 1 9 3 6 6 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201112945/1/VI
1.
2
16 februari 2 0 1 2
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2 0 1 1 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd t e verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 18 november 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 14 december 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister (thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 0 1 1 1 2 9 4 5 / 1 A/1
3.
3
16 februari 2 0 1 2
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A . B . M . Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van staat.
w . g . Hent lid van de enkelvoudige kamer
w . g . De Groot ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2 0 1 2 210. Verzonden: 16 februari 2 0 1 2 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
-T
wet;
L U I
i
j, / * c ?
nr
unoci^oc.i
r n rs
r
uitspraak
II
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Nevenzittingspiaats Dordrecht Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer procedurenummer: Aw'B i l/i93öé, V-nummer: uitspraak vaa de enkelvoudige kamer in het geding tussen eueres, gemachtigde: mr. KK. Westerhof» advocaat te Dordrecht, en de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde: mr. B J. Pattiata, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. 1. Ontstaan en loop van het geding Bij bestuit van 8 juni 2011 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tegen dit besluit heeft eiseres bij faxbericht van 9 juni 2011 beroep ingesteld. De zaak is op 12 oktober 2011 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. drs. E.W.B, van Twist, kantoorgenoot van haar gemachtigde, Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Voorts is ter zitting verschenen H. Mahamed, tolk. 2. Overwegingen 2.1. het wettelijk kader 2.1.1. Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden nieuw geblekenfeitenof veranderde omstandigheden te vermeiden. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan het bestuursorgaan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 (van de Awb) de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking. 2.1.2. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is Onze Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een
I T
UCU
£_ >-* i 1
1 / . £_ -T
lit
l_ I ) O l _ l \ ^ l_ I
I
u n
procedureniimmer: AWB 11/19366
!- . «
2
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraagtothet verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. 2.1.3. ingevolge artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) mag niemand worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. 2.1A. Volgens artikel 2, aanhef en onder e, van Richtlijn 2004/83/BG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (hierna: Definitierichtlijn), voor zover hier van belang, wordt in deze richtlijn verstaan onder "persoon die voor de subsidiairebeschermingsstatus in aanmerking komt**: een onderdaan van een derde land die niet voor de vluchtelingenstatus in aanmerking komt, doch ten aanzien van wie er zwaarwegende gronden . bestaan om aan te nemen dat, wanneer hij naar zijn land van herkomst terugkeert, een reëel risico zou lopen op ernstige schade als omschreven in artikel 15 en die zich niet onder de bescherming van dat land kan o£ wegens dat risico, wil stellen. Volgens artikel 15, aanhef en onder c, van de Defmitierichtiyn bestaat ernstige schade uit ernstige en individuele bedreiging van het teven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Volgens artikel 3$, eerste lid, eerste voUin, van de Definitierichtlijn doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 10 oktober 2006 aan deze richtlijn te voldoen. 2.2. het bestreden besluit By het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tjjd afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb. 2.3. d e i n d e n van beroep Eiseres heeft, samengevat, het volgende aangevoerd. Ten onrechte, heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb. Artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn is nieuw recht in dié zin dat àss» bepaling een nieuwe toelatingsgrond vormt Gelet hierop moet opnieuw aan de orde komen of eiseres uit Zuid-Soraalië" afkomstig is en zo ja, of zQ daarheen kan terugkeren dan wel daarheen kan worden uitgezet Voor asielzoekers uü geheel Somalië geldt dat er geen luchthaven is waarop gevolgen kan worden. Hiermee had verweerder rekening moeten houden bij het nemen van de meeromvattende beschikking op de nieuwe asielaanvraag van eiseres. Eiseres dient als alleenstaande Somalische vrouw te worden beschouwd en terugkeer kan ook om die reden niet in redelijkheid van haar worden verlangd. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat vaststaat dat eiseres afkomstig is uit de Hoorn van Afrika, waar sprake is van een zodanige hongersnood dat uitzetting in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
J. -r
u •= L;
C\J
x ±
r i i c sj
r\r
L-noc;rsoc.i
rnn
procedurenumnier: AWB U/19366
r* '
3
2.4. het oordeel van de rechtbank 2.4.1. Bij besJuit van 17 november 2009 heeft de Staatssecretaris van Justitie een eerdere aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunnbg asiel voor bepaalde tijd afgewezen, In deze situatie geldt voor de rechter volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 30 november 2009 (UN BK5473), het volgende toetsingskader. Slechts indien en voor zover in de bestuur! y ke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere bestuit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen» indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen. Ook indien de desbetreffende vreemdeling stelt dat bij gedwongen terugkeer naar het land van herkomst hetrisicobestaat op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling of bestraffing, moet worden voldaan aan de in het nationale recht neergelegde procedureregels. Slechts in geval van bijzondere feiten of omstandigheden kan noodzaak bestaan deze regels niet tegen te werpen. In dat geval kan het besluit van gelijke strekking, ondanks het ontbreken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en een voor de desbetreffende vreemdeling relevante wijziging van het recht, worden getoetst door de bestuursrechter, voor zover deze feiten en omstandigheden daartoe nopen. Dat betekent niet dat bij de beoordeling of sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden ter toetsing staat of verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het beroep van de desbetreffende vreemdeling op artikel 3 van het EVRM faalt. Aan die toetsing van het standpunt van verweerder komt de rechter eerst toe, nadat hy tot het oordeel is gekomen dat de feiten en omstandigheden die de desbetreffende vreemdeling in het kader van artikel 3 van het EVRM heef): aangevoerd, in het licht van de beoordeling in de eerdere procedure en het bepaalde in artikel 13 van het EVRM, zodanig zwaarwegend zijn, dat de wijze waarop hij het besluit van gelijke strekking naar nationaal recht dient te beoordelen, er aan in de weg staat dat een reëel risico op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling of bestraffing in de beoordeling van het beroep wordt betrokken. 2.4.2. Het besluit van 17 november 2009, waarbij de vorige asielaanvraag van eiseres is afgewezen, is vooral gebaseerd op het rapport van 6 maart 2009 van: het Bureau Land en Taal (hierna; BLT). In dit rapport is vermeld dat eiseres, die stelt afkomstigtozijn uit het zuiden van SomaliS, eenduidig niet is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Zuid-Somaliê" en dat zij Somalisch spreekt zoals dat gangbaar is in Noord-Somalië. Bij uitspraak van 28 september 2010 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Arnhem, het beroep van eiseres tegen het besluit van 17 november 2009 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 2 maart 2011 heeft de Afdeling de uitspraak van 28 september 2010 bevestigd. En het kader van de beroepsprocedure tegen het besluit van 17 november 2009 heeft eiseres een dossieranalyse van 4 februari 2010 van De Taal studio overgelegd In de uitspraak van
procedurenummer: AWB U/19366
4
28 september 2010 is geoordeeld dat deze analyse geen reden is om niet uit te gaan van de juistheid van het rapport van 6 maart 2009 van het BLT. Omdat in de vorige asielprocedure van eiseres ai een rechterlijk oordeel is gegeven over de bewij skracht van de dossieranalyse van De TaaJstudio, kan deze analyse in de onderhavige procedure niet worden aangemerkt als een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid. Aan de onderhavige aanvraag heeft eiseres ook overigens geen nieuwe feiten ten grondslag gelegd waaruit volgt dat zij haar herkomst alsnog heeft aangetoond of dat niet langer kan worden uitgegaan van de juistheid van het rapport van 6 maart 2009 van het BLT, Gelet hierop kunnen de na het besluit van 17 november 2009 doorgevoerde wijzigingen van het beleid van verweerder bij het beoordelen van asielaanvragen van asielzoekers uit Somalië niet worden aangemerkt als voor eiseres relevante wijzigingen van het recht. Ter zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat zij, als wordt uitgegaan van de juistheid van het rapport van het BLT, afkomstig is uit Somalië of een buurland van Somalië. Hiermee onderkent eiseres dat uit het rapport van 6 maart 2009 van het BLT niet volgt dat zij afkomstig is uit Somalie, omdat het Noord-Somaiisch in de door het BLT bedoelde zin ook wordt gesproken ia Djibouti en delen van Ethiopia. De rechtbank verwijst in dit verband naar haar uitspraak van 15 april 2011 (LJNBQ4757). Omdat niet vaststaat dat eiseres afkomstig is uit Somalië, levert haar stelling dat in geheel Somalië geen vliegveld meer beschikbaar is waarop kan worden gevlogen geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid op. Hetzelfde geldt voor de niet nader onderbouwde verwijzing ter zitting naar de hongersnood in de Hoorn van Afrika. Omdat eiseres haar herkomst niet heeft aangetoond, kan niet worden beoordeeld of zij afkomstig is uit een gebied waar hongersnood heerst en, zo ja, of de algemene humanitaire situatie aldaar zo slecht is dat dit kan Leidentoteen geslaagd beroep op artikel 3 van het EVRM. Artikel 15, aanhef en onder c, van de Defuiitierichtlijn was op 17 november 2009 geldend recht. Reeds hierom levert het beroep van eiseres op deze bepaling geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid op. 2.4 J . De rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan zij het bestreden besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen ondanks het ontbreken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden kan toetsen. 2.4.4. Het beroep is derhalve ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. 2.4.5. Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt
X 4.
i.
I . L- f
III
l _ I I U L I \ i J L
I
l
I I l^
procedurenummen AWB 11/19366
3. Beslissing Derechtbank's-Gravetthage: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, rechter, en door deze en P. Deinum, griffier, ondertekend.
De griffier,
De rechter, 1
Uitgesproken in het openbaar op: 18 november 2011 Afschrift verzonden op:
18.
AIOV, JJjJ
Kectttmfddd Partijen kanoen tegen deze nHspraak bogcr bcraep Insteflei MJ deXfdritng bcrtaunrtchBpnik ran de Raad van State. De temlja voor net Indienen Tan een beroepttnrin bedra/tgt vter/cken na veraemBat;raa de uMipraak i grifller.
Het beroepacbrift dient een of meer grieve« tegen de (uttpVaaJrvas de reehtbuik te bevatten en «toet geaj worde* aan de Raad van State, Afdettuj beatsurareebtspratav Hoger beroep rreemdeliiige&zakcn, Poi BC 'a-Gravenhage. Men wordt verzoekt een aftcbrift van de uitspraak mee te zenden.
VAN TWIST ADVOCATEN
Aan de Raad van State De Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC DEN HAAG 070-3651380== Dordrecht, 14 december 2011 HOGER BEROEPSCHRIFT ( Inz.: ] / Staat Toevoeging in aanvraag Reg.nr.RvS: n.rü>. Reg.nr.Rb.; Awb 11 / 19366 BEPTDN IND: 0811-12-1212 Appellante: Geboren: Nationaliteit: Somalische Uitspraak rechtbank: 18 november 2011
m? R A * £ ' - • - . . '• i k ÜLÜ : IP. AKjv'R. BEH.V-Jpq: .
Y\
,.-!;
Geeft eerbiedig te kennen, .__, geboren op van Somalische nationaliteit, verblijvende te hierna aan te duiden als appellante, kiest te dezer zake domicilie te (3 311 BV) Dordrecht aan de Wijnstraat 139 ten kantore van haar advocaat mr H.K. Westerhof, die ten deze als gemachtigde wordt gesteld en als zodanig, zulks met het recht van substitutie, voor haar in rechte zal optreden. Voor zover noodzakelijk wijst appellante erop dat zij ondergetekende bepaaldelijk heeft gevolmachtigd om in deze het hoger beroep op te stellen, te ondertekenen en in te dienen. Bij uitspraak van 18 november 2011 de rechtbank te Den Haag nzp. Dordrecht het beroep van appellante ter zake de opvolgende asielaanvraag ongegrond verklaard. Een copie van de litigieuze uitspraak is ingevoegd. De inhoud daarvan dient als hier overgenomen en toegevoegd te worden beschouwd. Mr drs E.W.B. van Twist Mw mr H.K. Westerhof Mr K. Wijnmalen Mw mr WA Betghuis
Wijnstraat 139 3311 BV Donrecht Telefoon: 078 - 64S 91 29 Telefax: 078 - 648 93 69
Stichting Beheer Derdengelden ABN-AMRO: 48.61.47.258
lede re aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrog dat in het desbetreffende gevat onder de beroepsaansprakelijTcheidsveneken'Tig von de behandelend advocaat wordt uitbetaald.
-2VAN TWIST ADVOCATEN
Appellante kan zich niet verenigen met de uitspraak nu deze strekt tot ongègrondverklaring van het beroep. Bij wijze van grieven daarvan wijst zij op het volgende. Grief! Ten onrechte heeft de rechtbank aangenomen dat in deze geen nova zijn gesteld Buiten de discussie staat dat appellante eerder in Nederland een aanvraag om toelating als vluchteling heeft gedaan en dat die aanvraag is afgewezen. Aan de afwijzing werd toentertijd de resultaten van een taalanalyse ten grondslag gelegd. In de voorliggende zaak heeft appellante geen contra-expertise ingebracht en toegegeven zij dat in zoverre er geen nieuw feit is gesteld. Waar appellante bij de opvolgende aanvraag op heeft gewezen is dat, anders dan ten tijde van de eerste asielprocedure, er nu sprake is van een hongersnood in de gehele Hoorn van Afrika. Appellante vreest dat wanneer zij gedwongen zou moeten terugkeren naar haar land/regio van herkomst zij te maken krijgt met de gevolgen van die hongersnood. Appellante wijst ut dat verband op artikel 3 ERVM en heeft aangevoerd dat terugzending een schending van dat artikel zal opleveren danwei een onmenselijke behandeling zal opleveren nu zij alsdan in een situatie van hongersnood zal komen te verkeren. Verweerder heeft (enkel) aangegeven dat hij niet weet waar appellante precies vandaan komt Appellant heeft opgemerkt dat zulks ook niet relevant is, nu de discussie omtrent haar herkomst enkel gaat om de vraag of zij uit Zuid Somalie danwei Noord-Somalie of Djibouti of Ethiopie afkomstig is. Appellante stelt vast dat alle genoemde landen zich bevinden in de Hoorn van Afrika en derhalve alle mogelijke landen te maken hebben met honger en hongersnood. In geen van de landen is er derhalve een regio waar zij zich zou kunnen vestigen zonder in de problemen te geraken. Schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer ligt in alle genoemde gebieden voor de hand. De rechtbank heeft ervoor gekozen eerst te eisen van appellante dat zij het bewijs levert omtrent haar herkomst (hetgeen niet mogelijk is nu er geen documenten bestaan die worden geaccepteerd en er geen financiële middelen kunnen en mogen worden verworven die aangewend kunnen worden voor een contra-expertise). Ten onrechte. Niet alleen eist de rechtbank dan een onmogelijk bewijs. Het bewijs is ook nog eens irrelevant nu appellante buiten twijfel afkomstig is uit een gebied waar honger en hongersnood regeert. Tenslotte miskent de rechtbank dat honger en hongersnood relevant zijn bij de beoordeling van de opvolgende asielaanvraag. Immers, uit de memorie van toelichting op de b-grond van artikel 29 Vw en bij de behandeling van artikel 3 EVRM staat letterlijk dat deze rechtsgrond voor toelating van belang kan zijn "bijvoorbeeld bij humanitaire rampen zoals aardbevingen, overstromingen en hongersnoden". Dat er honger zou gaan heersen in het gebied is wellicht niet verbazingwekkend, doch wel van dien aard dat bij de indiening van een eerste aanvraag er niet op hoeft té worden gewezen dat zulks wellicht later het geval zal zijn. Eind 2008 wist appellante eenvoudigweg niet dat in 2011 er honger zou heersen in haar land van herkomst.
-3-
VAN TWIST ADVOCATEN
De honger/hongersnood is dan ook een relevant feit dat als novum móet worden beschouwd. De rechtbank heeft dat naar de mening van appellante miskend.
Grie/4: Gezien het vorenstaande meent appellante dat de litigieuze uitspraak van de rechtbank te Dordrecht geen stand kan houden. Nu de uitspraak dient te worden vernietigd, zal verweerder de kosten van het beroep alsook van het hoger beroep dienen te vergoeden. WESHALVE Appellante zich tot Uw Raad van State wendt en met de verschuldigde eerbied verzoekt -
het hoger beroep gegrond te verklaren; de uitspraak van de rechtbank, waarvan beroep, te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank of verweerder ter verdere afhandeling;
met veroordeling van verweerder in de proceskosten.
I O L . IN O 1 .
de Rechtspraak Rechtbank
Dordrecht
Î-VAANTEKENEN | ] PER POST 1 PER FAX (078)648 93 69 Van Twist Advocaten tav mevrouw mr. H.K. Westerhof Wijnstraat 139 3311 BV Dordrecht
datum onderdeel contactpersoon doorfciesnummer ons kenmerK
18 november 2011 Beroepszaken (11) mevr R Sterrenburg-van der Stelt (078)63914 94 procedurenummer 11J19366 BEPTDN VEL
uw kenmerk bijiageKn) faxnummer afdeling
onderwerp
(078)639 15 44 het beroep van
Rechtbank s-Gravenhage Nevenzittingsplaats Dordrecht Vreemdelingenkamer bezoekadres Sleegoversloot 36 3311 PP Dordrecht correspondentieadres Postbus 7003 3300 GC Dordrecht 1(078)6 391391 f (076) 6 391 544 www.recntspraak.nl RBS: 56.99.90.602 tJi.v. DS538 Arrondissement Dordrecht Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Geachte mevrouw, Over het beroep met procedurenummer 11 / 19366 BEPTDN VEL deel ik u het volgende mee. De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. Indien in deze uitspraak wordt verwezen naar een uitspraak met een LJN-nummer, is de tjekst van de betreffende uitspraak onder datnummergepubliceerdopwww.rechtspraak.nl. ' Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,2500 EA Den Haag. In uw beroepschrift moet u vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak. U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het instellen van digitaal beroep. Als u naar aanleiding van deze brief vragen hebt, kuntu contact opnemen met de administratie van de rechtbank op het hierboven vermelde doorkiesnummer. Als u de rechtbank belt of schrijft, verzoek ik u het r^cœdurenummer te vermelden. Hoogachtend,
de griffier
'X BE061
\Z.