Raad
vanState 200801584/1. Datum uitspraak: 29 juli 2 0 0 8
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak in zaak nr. 0 7 / 2 3 9 6 2 van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 5 februari 2 0 0 8 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200801584/1
1.
2
29 juli 2 0 0 8
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2 0 0 7 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 5 februari 2 0 0 8 , verzonden op 8 februari 2 0 0 8 , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 4 maart 2 0 0 8 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200801 584/1
3.
3
29 juli 2 0 0 8
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J . van de Kolk, ambtenaar van Staat.
w . g . Van Altena lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Van de Kolk ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2 0 0 8 347-558. Verzonden: 29 juli 2 0 0 8 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze,
mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
nx
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzirtingsplaats Zutphen Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.: AWB 07/23962
Uitspraak in het geding tussen:
geboren op van Sierra Leoonse nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr. H.F.J.L. van Pelt, advocaat te Arnhem, en de Staatssecretaris van Justitie verweerder, gemachtigde: mr. M. i^nmersvaiil, v irkzasm bij de IN'D.
1. Procesverloop Eiser hiieft op 15 juni 2002 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van I 7 september 2002, bekendgemaakt op 19 september 2002, is aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vvv 2000) verleend. Op 10 februari 2005 heeft eiser een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in de zin van artikel 33 van de Vvv 2000. Bij besl-Ht van 15 mei 2007. bekendgemaakt op 16 mei 2007, heeft verweerder deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 34, in verbinding met artikel 32, eerste lid, aanhef en onde.- c, van de Vw 2000. Bij brief van 8 juni 2007 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep i;; behandeld ter zitting van 3 I januari 2008. waar eiser en zijn gemachtigde, alsmede de gemachtigde van verweerder zijn verschenen.
2. Ovenvegingcn 2.1 Ingevolge artikel 22, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is verweerder bevoegd de aanvraag tot het \erlenen van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde rijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen.
04-03-2008
16:29
96*
P.004
2
Reg.r.r.: A w b 07/23962
Ingevolge artikel 34 van de V w 2000. zoals dat artikel ten tijde hier van belang luidde, kan de aanvraag tot het \erlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artike. 33 van de V w 2000 van de vreemdeling die direct voorafgaande aan de aanvraag gedurende drie achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf heeft genoten als bedoeld in artikel 8, onder c, van de V w 2000 slechts worden afgewezen, indien zich op het moment waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 var. de V w 2000, afloopt, een grond ?ls bedoeld in artikel 32 van de V w 2000 voordoet. Ingevolge artikel 32, eerste l i d . aanhef en onder c, van de V w 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de V w 2000 worden ingetrokken dan wel de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan worden afgewezen indien de grond voor verlening, als bedoeld in artikel 29 van de V w 2000, is komen te ontvallen. 2.2 Verweerder heeft de aanvraag van eiser orn verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd op grond van voornoemde bepalingen afgewezen en zich daarbij - voor zover thans van belang - op het standpunt gesteld dat de rechtsgrond voor verlening van de vergunning op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d. van de V w 2000 is komen te vervallen. 2.3 De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is o f eiser ten tijde van de verleende verblijfsvergunning in aanmerking behoorde te komen voor een verblijfsvergunning op één der andere in artikel 29, eerste lid, van de V w 2000 vermelde gronden. Evenmin in geschil is of verweerder op goede gründen iieeri gt-oordeeiu dat eiser ook thans geen aanspraak kan maken op een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 29 van de Vw200O. 2.4 In geschil is uitsluitend verweerders standpunt dat de rechtsgrond voor verlening van de verblijfsvergunning is komen te vervallen. Namens eiser is in beroep daarover het volgende aangevoerd. Het categoriale beschermingsbeïeid voor Sierra Leone is per 16 september 2002 geëindigd. Aan eiser is de verblijfsvergunning verleend bij beschikking van 17 september 2002, verzonden op 19 september 2002. Verweerder baseert zich voor de afwijzing van de onderhavige aanvraag daarom ten onrechte op de grond van artikel 3 1, eerste lid. aanhef en onder c, van de V w 2000, aangezien sinds de verlening van de verbÜjfsgrond geen sprake is geweest van het vervallen van een verleningsgrond. Verweerders standpunt is daarom in strijd met de wet. Subsidiair is eiser van mening dat het besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. 2.5 De rechtbank overweeg: dienaangaande als volgt. Vast staat dat eiser in het bezit is gesteïd van een van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d . van de V w 2000. Gelet op het bepaalde in voormeld artikel kan n u t anders worden geconcludeerd da.n dat eiser in liet bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond \an liet voor Sicr-a Leone geldende categoriale beschermingsbeïeid. Nu dit beleid beëindigd is. moet worden geconcludeerd dat de verleningsgrond is komen te vervalten. Anders dan namens eiser is bttoogd, biedt de wet geen grondslag voor het standpunt dat de verleningsgrond moet zijn komen te vervallen na het verlenen van de vergunning. Bovendien neemt de rechtbank in aanmerking dat de beëindiging van het categoriale beschermingsbeïeid voor Sierra Leone
04-03-2008
16:29
97*/.
P.005
3
Ree.n.-.: Awb 07/23962
eerst bekend is gemaakt door middel van publicatie van het Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 2002/45 in de Staatscourant van 8 november 2002. welk TBV twee dagen na publicatie, derhalve op 10 november 2002, in werking is getreden. Hieraan doet niet af dat aan dit beleid terugwerkende kracht is verleend tot 16 september 2002, Dat eiser op 17 september 2002 in het bezit is gesteld van de verblijfsvergunning rechtvaardigt dan ook niet de conclusie dat in onderhavige procedure artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 niet van toepassing zou zijn. 2.6 Subsidiair heeft eiser aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonderde redelijkheid en het opgewekte vertrouwen, nu door verweerder geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om tot intrekking van de verleende verblijfsvergunning over te gaan en bovendien eerst anderhalf jaar na de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd door verweerder een voornemen tot niet inwilliging is uitgebracht. 2.7 13e rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. De enkele omstandigheid dat verweerder heeft nagelaten tijdig te beslissen op eisers aanvraag van 10 februari 2005 om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor v onbepaalde tijd, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat eiser erop mocht vertrouwen dat zijn aanvraag zou worden ingewilligd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser, gelet op de publicatie van TBV 2002/45 op 8 november 2002. had kunnen weten dat de grondslag van de aan hem verleende vergunning is komen te vervallen. Dat verweerder de aan eiser verleende vergunning niet heeft ingetrokken doet hier niet aan af en rechtvaardigt evenmin de conclusie dat eiser erop mocht vertrouwen dal hij in hei bezii zou worden gesteld van de gevraagde vergunning voor onbepaalde tijd. Ook anderszins is de rechtbank van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet gebleken. 2.8 Gelet op het vorenstaande heeft verweerder kunnen concluderen dat ten tijde van het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van eiser op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, de grond voor verlening van die verblijfsvergunning was vervallen. Aldus heeft verweerder de aanvraag kunnen afwijzen onder verwijzing naar artikel 34 van de Vw 2000, gelezen in verbinding met artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. 2.9 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerders weigering om eiser een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Het beroep is derhalve ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.
04-03-2008
1G:29
p.nnfi
lg] 007/007
Reg.n-.: Awb 07/23962
3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. E.H.T. Rademaker en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2008 in tegenwoordigheid van mr. D. Mol-Schneider als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger geroep vreemdelingenzaken", postbus 161 13. 2500 BC Den Haag. Afschrift verzonden op:
Q O ppo 2(J/)fl
t£V
04-03-20Dft
1fi:3fl
i ^ u u i / uu '
»omverst* , i n | Advocaten en Procureurs i r »-"
PER TELEFAX Q70 - 365 13 80 Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Hoger Beroep Vreemdelingenzake t Postbus 16113 2500 BC 's Gravenhage (FALK)
Utrecht, 4 maart 2008
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
- 4 MRT ?008
AAN:
JJ>
BEHANDELD DD:
Onze ref. Inzake
PAR:
.Vir. L. Louwerse Mr. R.A. van der Velde Mr. H.J. Veen Mevr. Mr. P.C. Smit Mevr. Mr. S. Sewnalh Mr. S.F.j. Smeets Mr. R.J.J. Flantua Mr. D.C. Vüelander Mr. W. Hendrickx Mr. E. Osinga Mr. R.P. van der Graaf Mr I. Özkara Mr. M. Mos Chef de Bureau: Mevr. N.P. Bol Vestiging Arnhem: Mr. B.P.J. van Riel LL.M. Mr. J.A. Schadd
20802151 IO/CG /As ie f
Hoogedelges :reng College, Namens de heer ' geboren op van Sierraleonse nationaliteit, hierna te noemen appellant, te dezer zake domicilie kiezende te Utrecht aan de Biltstraat 110112 (Postbus 13273, 3507 LG) ten kantore van advocaat en procureur mr. I. Özkara, wordt verklaard onderhavig hoger beroep namens appellant in te dienen tegen bijgevoegde uitspraak van de rech:bank te 's-Gravenhage. zittinghoudende te Zutphen van 5 februari 2008, verzonden op 8 februari 2008 onder nummer AWB 07/23962. Ik ben door appellant daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd. Een en ander omschreven in artikel 70 VW 2000. Appellant is van mening, dat bij afweging van alle betrokken belangen de rechtbank te 'sGravenhage. zittinghoudende te rechtbank te Zutphen, niet tot de thans bestreden uitspraak heeft kunnen komen. Appellant kan zich niet verenigen met de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, zittinghoudende te rechtbank te Zutphen van 5 februari 2008, verzonden op 8 februari 2008 onder Awb nummer 07/23962. van welke uitspraak bijgaand een kopie wordt overgelegd. Het hoger bercepschrift berust op de navolgende grief. GRIEF 1 Appellant is van mening dat het namens hem ingediende hoger beroepschrift ingediend kan worden nu de door hem aangevoerde grief vragen opwerpt die in het belang zijn van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming en in algehele zin beantwoording behoeven. Appellant klaagt over hetgeen de rechtbank 's-Gravenhage,
• ^ ' . • ' " i ! ;;'•;.•*;• •'.*:' V i ••.•;•• i.-.:.*.v ••.:r.y
04-03-2009
16:29
J . - U S ' - . T - . • ' , . ir
lomverse
'% r\ i
!'l V
zittinghoudende te rechtbank te Zutphen heeft overwogen in rechtsoverweging 3.7 niet in stand mag blijven. Toelichting: Van belang is te vermelden dat Appellant bij beschikking van 17 september 2002, verzonden op 19 september 2002 in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd voor de duur van drie jaar. Van belang is om te vermelden dat de categoriale beschermingsbeleid met ingang van 16 september 2002 beëindigd. De rechtbank, heeft in de visie van Appellant ten onrechte verwezen naar TBV 2002/45 van 8 november 2002 en gelet daarop Appellant had kunnen weten dat de grondslag van de aan hem verleende vergunning is komen te vervallen. Van belang is om te vermelden dat de onderhavige procedure de algemene oeginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden met name het vertrouwensbeginsel. Opvallend is dat op 16 september 2002, dus drie dagen voor de rechtsgeldige bekendmaking van de beschikking aan Appellant, de toenmalige Minister een brief heeft verstuurd aan de tweede kamer waarin het volgende werd aangekondigd. "Op basis van het voorliggende ambtsbericht kom ik tot de conclusie dat het beleid van categoriale bescherming kan worden beëindigd. De terugkeer van afgewezen asielzoekers getuigd naar mijn oordeel, gelet op de algehele situatie niet van bijzondere hardheid, Gelet op de toezegging in de brief van 4 november 1998 aan uw kamer (DK 1998-1999, nummer 389) zal ik, teneinde onomkeerbare stappen te voorkomen, de uitzettingen als gevolg van het nieuwe beleid zoals neergelegd in deze brief opschorten tot na overleg met uw kamer. " Uit deze brief blijkt dat 16 september 2002 categoriale beschermingsbeleid is geëindigd. Dat de rechtsgeld ge bekendmaking eerst middels publicatie in de Staatscourant van 8 november 2002 heeft plaatsgevonden' doet daar niet aan af, aangezien de ingangsdatum van het nieuwe beleid en dus het einde van de categoriale beschermingsbeleid was: 16 september 2002. In artikel 34 juncto artikel 32 Vreemdelingenwet is definitief bepaald in welke gevallen er geen verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd wordt verleend. Staatssecretaris van Justitie baseert zich op de grond, zoals vermeld in artikel 32, lid 1 onder c Vreemdelingenwet (de verleningsgrond) is komen te vervallen. Nu echter sinds de verlening van de verblijfsgrond (19 september 2002) geen sprake is geweest van het vervallen van verleningsgrond is het standpunt van verweerder in strijd met de wet. Het uit zich middels de publicatie in de Staatscourant had kunnen weten dat het categoriale beschermingsbeleid was beëindigd en/of eiser had kunnen weten dat hem in strijd met het beleid een vergunning is verleend is niet relevant. Nu dit geen grond voor weigering is als bedoeld in artikel 34 van de Vreemdelingenwet.
q?*x -2nOA
1K:2<1
P OD9
i^J \J\Jtl' • - U U U
l ; '
• *•"
i r
* '
X
lou worse .
i n i
i rv.
Gelet op het vorenstaande wordt verzocht aan uw Afdeling oestuursrechtspraak Raad van State het hsger beroepschnft gegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank 'sGravenhage. zittinghoudende rechtbank Zutphen te vernietigen, Bepaaldelijk gevolmachtigde
•T./Jö^-
-
Gelieve 'dê voor dit beroepschrift verschuldigde griffierechten ten laste van onze rekening courant te brengen: PFZ/201171.
* Correspondentie uitsluitend naar Postbus 13273, 3507 LG Utrecht * * Biltstraat 11 3V112 * 3572 BJ Utrecht * Telefoon: 030-2733122 'Telefax: 030-2735311 * * Vestiging Amhenri bereikbaar onder Telefoonnummer 026-3549949 " Telefaxnummer 026-3549959 * St. Derdengelden 41.36.72.794 *
. - : • . • . - • ' - • . • • i-; d t •'.:
Di-n.T-o.nno
1 C • -7 O
• - ' . t. : . •
, ; . ; . • , , i - • :•••".'
- : i ' . ! - : r , ••!'. ;-.-=
:: • • • • . • ! ' V - I
i '*'!"•: ; . i '
!
•. •• .•;'
{,-:*,;»r.:'.
. ! f « , : ' i ••'• ' . . • !
MW I