BUNDEL COMMISSIE FYSIEK 12 MAART 2013
GRIFFIE HENGELO
RAADSCOMMISSIE FYSIEK Aan de leden van de raadscommissie Fysiek
Onderwerp Uitnodiging commissievergadering
Datum 28 februari 2013
Geachte leden, Hierbij nodig ik u uit voor de vergadering van de commissie Fysiek in de burgerzaal van het stadhuis, op dinsdag 12 maart 2013, begin 19.30 uur.
Agenda:
Portef.h.
1.
Opening en mededelingen van de voorzitter
2.
Vaststellen van de agenda
3.
Ingekomen stukken ter informatie Zie onderaan de agenda. Stukken liggen ter visie in de leeskamer raad.
4.
Actielijst 5 februari 2013
5.
Mededelingen van het college
6.
Actualiteiten en vragen van de commissie Op de dag van de vergadering voor 9.00 uur melden bij de commissiegriffier
7.
Beschikbaarstelling krediet voor de uitbreiding van de urnenmuur op de begraafplaats Oldenzaalsestraat (12G201562)
Oude Alink
Der commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om een krediet beschikbaar te stellen van € 47.130 voor de uitbreiding van de urnenmuur en de lasten hiervan (ad. € 4.165) te dekken uit de te genereren inkomsten 8.
Definitief Ontwerp stadskantoor en stadhuis (12G201952)
Bron
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om het definitieve ontwerp van het stadskantoor en het stadhuis vast te leggen 9.
a.
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan De Zuivelhoeve (12G201766)
Bron
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om in te stemmen met de behandeling van de zienswijzen, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen – Ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve”, in het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan De Zuivelhoeve”, het bestemmingsplan De Zuivelhoeve gewijzigd vast te stellen en hiervoor geen exploitatieplan vast te stellen Bezoekadres Burg. Jansensplein 1 E-mail adres
[email protected]
Behandeld door Dhr. L.F. Nijland Tel. 074-2459979
Bladnummer: 2 b.
Kenmerk:
Datum:
Vaststelling beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve (12G201776)
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om het beeldkwaliteitplan “de Zuivelhoeve” vast te stellen 10. Gewijzigd vaststellen Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o. ( Bron 13G200099) De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om in te stemmen met de behandeling van de zienswijze, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” in het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o. de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van Wijzigingen Hengelo Zuid – Veldwijk e.o.”, het bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” gewijzigd vast te stellen en hiervoor geen exploitatieplan vast te stellen 11. Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.( 13G200038)
Bron
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om in te stemmen met de behandeling van de zienswijzen, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen – Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.”, in het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.”, het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. gewijzigd vast te stellen; en hiervoor geen exploitatieplan vast te stellen 12. Herziening welstandsnota en welstandstoezicht (12G201194) De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om het concept van de herziene welstandsnota vast te stellen; in te stemmen met de welstandstoetsing door een stadsbouwmeester in plaats van een welstandscommissie; de hierop aangepaste Bouwverordening vast te stellen en per 1 februari 2013 in werking te laten treden, etc.
Bron
13. Kredietaanvraag plankosten Hart van Zuid (13G200035)
Bron
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om een krediet te verlenen voor het doen van uitgaven tot € 180.000,- ten behoeve van gemeentelijke begeleiding, toetsing en advisering inzake Hart van Zuid van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en te dekken uit de middelen zoals die zijn gereserveerd voor de gemeentelijke bijdrage voor Hart van Zuid. 14. Kredietaanvraag bouwrijp maken P&R garage CST (13G200042)
Bron
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om een krediet van € 284.400 ter beschikking te stellen voor de voorbereiding van en voor het slopen, saneren, bouw- en woonrijp maken van een perceel binnen het WTCbusinessdistrict voor de realisatie van een P&R garage; en deze kosten te verantwoorden ten laste van complex 711. 15. Kredietaanvraag saneren, bouw- en woonrijp maken Kanaalzone (13G200214)
Bron
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om voor de voorbereiding van het saneren en bouwrijp maken van de Kanaalzone een krediet ter beschikking te stellen van € 135.000; Het onder voorbehoud goedkeuring package deal, ten behoeve van de uitvoering van het saneren, en bouw- en woonrijp maken van de Kanaalzone, een masterkrediet ter beschikking te stellen van € 6.238.706,-; de bevoegdheid om werkkredieten goed te keuren die binnen het masterkrediet passen te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders; en de kosten te verantwoorden ten laste van complex 716, Kanaalzone 16. Bijstorting en aanpassing startersregeling SVn. (13G200179) De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om over te gaan tot een dotatie in het Revolverend Fonds van SVn van € 219.436,- voor het verstrekken van ca. 40 startersleningen in 2013 en een dotatie in 2014 van € 350.000,- voor ook 40 startersleningen in 2014 en de structurele lasten hiervan na herschikking van middelen te dekken uit product 820.6 “Regeling Woonconsument”; en de Verordening Starterslening 2013 vast te stellen.
Bron
Bladnummer: 3
Kenmerk:
Datum:
17. Voorbereidingsbesluit Brouwerijterrein (13G200170)
Bron
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied dat is aangegeven op de bij dit besluit behorende verbeelding en te bepalen dat het voorbereidingsbesluit in werking treedt op 3 april 2013 voor de periode van één jaar. 18. Voorbereidingsbesluit Marskant (13G200247)
Bron
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering om een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied dat is aangegeven op de bij dit besluit behorende verbeelding en te bepalen dat het voorbereidingsbesluit in werking treedt op 3 april 2013 voor de periode van één jaar. 19. Rondvraag
Voor u zijn de volgende stukken ter informatie gelegd: a. b. c. d.
Verlaging vast tarief afvalstoffenheffing (13G200043) Ontwerp bestemmingsplan Weusthag infrastructuur (13G200184) Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid – Breemarsweg e.o. (13G200219) Ontwerp bestemmingsplan bedrijventerrein Twentekanaal (12G201948)
Voor alle agendapunten geldt dat technische en feitelijke vragen vóóraf via de mail (
[email protected]), of rechtstreeks aan de behandelend ambtenaar, gesteld dienen te worden. De antwoorden worden dan zo spoedig mogelijk gegeven en aan allen beschikbaar gesteld.
De voorzitter van de commissie, namens deze,
L. Nijland, Commissiegriffier
Actielijst Raadscommissie Fysiek 05-02-2013 Nummer + corsanr. 1. (47833)
Streef datum 1-3-2013
Datum Opvoer 8-5-2012
2. (493156)
1-3-2013
16-10-2012
3. (493161)
1-3-2013
16-10-2013
4. (434941)
1-4-2013
1-6-2011
lopende onderzoek naar de ontsluiting van de innovatiedriehoek
RU
5. (469741)
1-4-2013
7-2-2012
Uitvoeringsplan openbare verlichting
WZ
6. (470893)
1-4-2013
21-2-2012
Beleidsnotitie erfgoedbeleid
WVL
7. (475378)
1-4-2013
10-4-2012
huisvestingskosten stadhuis/stadskantoor
IF
8. (484183)
1-4-2013
3-7-2012
Syrisch-orthodoxe kerk
RU
9. (501033)
1-4-2013
18-10-2012
WVL
10. (501034)
1-5-2013
15-1-2013
11. (501039)
1-5-2013
15-1-2013
inzet terzake de nieuwe overeenkomst voor de parkeergarage in het centrum monitoren ontwikkelingen Westermaat en "de Veldkamp" Bespreking Koersdocument Welbions mbt woningbouwplannen Hengelose Es Noord in de commissie. Ook wordt infomatie toegezegd mbt stand van zaken rondom Veldwijk Noord, Zuid en Berflo Es
12. (475375)
1-6-2013
10-4-2012
Braakliggende terreinen
Onderwerp/aanleiding Last in Zuid
Actie WVL
Toelichting energie-visie in een IBR t.b.v. RU discussie ambitie energievisie Procesvoorstel Diftar/afvalloze maatschappij WVL
Van de lijst afgevoerd: organiseren hoorzitting concept groenplan (493155)
RU
Stand van zaken Commissie krijgt kopie van de subsidie-aanvraag om te kunnen beoordelen of de maatregelen van de uitkomsten van de leefbaarheidscan sporen met het eerdere gezondheidsonderzoek GGD.
wethouder Oude Alink
Aanleiding behandeling duurzaamheidagenda.
Oude Alink
Aanleiding behandeling voortgangsrapportage diftar tweede kwartaal. Regiobehandeling 14 januari 2013; voorafgaand aan de besluitvorming binnen de regio wordt e.e.a. voorgelegd aan de commissie. Beleidsplan is besproken en geaccordeerd voor raadsbehandeling. Uitwerking via een werkplan komt terug in de commissie. Aanleiding behandeling motie VVD over monumenten in de raad van 21 feb. 2012.
Oude Alink
De raad ontvangt een geactualiseerd financieel overzicht van de huisvestingskosten. De commissie ontvangt een rapportage mbt de aankoop van een kavel voor de bouw van een kerk. Voortvloeiend uit de gezamenlijke commissie van 18/10 Aanleiding brieven college aan raad
Bron
Oude Alink
Bron Bron Bron
Bron Ten Heuw
RU
Aanleiding vragen SP woningbouwplannen in relatie tot sloop eensgezinshuizen Hengelose Es
Bron
RU
notitie invulling braakliggende terreinen volgt.
Bron
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
12G201562
ONDERWERP:
Urnenmuur.
PORT.HOUD:
Oude Alink
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
19/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
xFysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
7
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 491732
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201562 492431 / 492431
R. Dik
SB
OA
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Krediet voor de uitbreiding van de urnenmuur op de begraafplaats Oldenzaalsestraat
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
Volksgezondheid en Milieu Hoofdfunctie 7
REDEN VAN AANBIEDING
Anders, nl: Een krediet beschikbaar te stellen voor de realisatie van de urnenmuur met een capaciteit van 84 urnennissen
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
Door de toename van het aantal crematies ten opzichte van begraven, wordt er steeds vaker en meer gebruik gemaakt van as-bestemmingen. Dit heeft tot gevolg dat de huidige urnenmuur sneller vol is geraakt dan verwacht. Op dit moment is er nog maar een beperkt aantal plekken ter beschikking om een
urn te plaatsen. Om bovenstaande reden is er uitbereiding van de huidige capaciteit nodig. Om deze uitbreiding te kunnen realiseren willen we overgaan tot de bouw van een nieuwe urnenmuur, waarvoor een krediet van € 47.130 incl. btw nodig is. PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
Er is overleg geweest met de afdeling Bouwservice en de afdeling Vergunningen. Daarnaast heeft er overleg plaats gehad met de monumentencommissie. Inmiddels is de vergunning aangevraagd voor uitbereiding. Deze is inmiddels verleend. In overleg met de afdeling Communicatie een persbericht opstellen. VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: - Een krediet beschikbaar te stellen van € 47.130 voor de uitbreiding van de urnenmuur; - De lasten van deze investering (ad. € 4.165) te dekken uit de te genereren inkomsten.
OPSOMMING VAN BIJLAGEN
Financiele bijlage (Excell-bestand)
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201562
R. Dik
SB
OA
ONDERWERP
Krediet voor de uitbreiding van de urnenmuur op de begraafplaats Oldenzaalsestraat
AANLEIDING EN DOEL
Op de begraafplaats Oldenzaalsestraat bestaat de mogelijkheid om, naast de reguliere begrafenissen, gebruik te maken van verschillende as-bestemmingen. Één van deze as bestemmingen is het plaatsen van de urn in de urnenmuur of columbarium. Door de toename van het aantal crematies ten opzichte van begraven, wordt er steeds vaker en meer gebruik gemaakt van asbestemmingen. Dit heeft tot gevolg dat de huidige urnenmuur sneller vol is geraakt dan verwacht. Op dit moment is er nog maar een beperkt aantal plekken ter beschikking om een urn te
plaatsen. Om bovenstaande reden is er uitbereiding van de huidige capaciteit nodig. Om deze uitbreiding te kunnen realiseren willen we overgaan tot de bouw van een nieuwe urnenmuur, waarvoor een krediet € 47.130 incl. btw nodig is. OVERWEGINGEN
Ontwikkeling In de uitvaartwereld is er een toename van crematies ten opzichte van een aantal jaren geleden. Dit heeft tot gevolg dat er een ontwikkeling plaats vind van as bestemmingen. Een van deze ontwikkelingen is dat de as-urn kan worden bijgezet in een urnenmuur of columbarium. De algemene begraafplaats locatie Oldenzaalsestraat heeft al enige jaren een urnenmuur. Bij de totstandkoming van deze urnenmuur zijn we uitgegaan van een lager aantal urn-bijzetting op jaarbasis dan nu het geval is. Hierdoor is de urnenmuur inmiddels bijna vol. Voor dit moment zijn er nog een beperkt aantal nissen beschikbaar. Verwachting De verwachting is dat het aantal crematies t.o.v. het begraven in ieder geval gelijk zal blijven, zo niet zal stijgen. Dit heeft tot gevolg dat ook de vraag naar verschillende as-bestemmingen zal blijven bestaan, dan wel zal toenemen. De verwachting gebaseerd op de ervaring tot nu toe is dat er gemiddeld 10 urn bijzettingen per jaar zijn. Om aan deze vraag te kunnen voldoen zal er een extra urnenmuur op de begraafplaats Oldenzaalsestraat gerealiseerd moeten worden. Hiervoor is inmiddels een plan gemaakt, wat voor de komende jaren extra capaciteit oplevert van 84 nissen. Deze 84 nissen moeten voldoende capaciteit geven voor de komende jaren. De overeenkomst voor bijplaatsing wordt aangegaan voor 10 jaar. Planning Er is een bouwtekening gemaakt. In overleg met de monumentencommissie is de vergunning aangevraagd voor uitbereiding De procedure vergunning-aanvraag is inmiddels gestart. Start realisatie staat gepland voor eind 2012 / begin 2013 en oplevering begin 2013
FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
De investering in de uitbreiding van de urnenmuur met een capaciteit van 84 urnennissen bedraagt €47.130 incl. 21%btw. De kapitaallasten (ca. € 4.165) van deze investering kunnen gedekt worden uit de extra te genereren inkomsten met deze investering. Gemiddeld worden er namelijk 10 urnennissen per jaar uitgegeven. De inkomsten die hiermee gegenereerd worden zijn dan jaarlijks 10 X € 1072,45 = €10.724,50. Uitgaande van de totale investering van € 47.130 zal de terugverdientijd ca. 7 jaar zijn.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
Openbaar Publiceren op openbare besluitenlijst Persbericht
VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
Nvt
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: - Een krediet beschikbaar te stellen van € 47.130 voor de uitbreiding van de urnenmuur; - De lasten van deze investering (ad. € 4.165) te dekken uit de te genereren inkomsten.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201562
R. Dik
SB
OA
ONDERWERP
Urnenmuur.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
- Een krediet beschikbaar te stellen van € 47.130 voor de uitbreiding van de urnenmuur; - De lasten van deze investering (ad. € 4.165) te dekken uit de te genereren inkomsten.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Nummer begrotingswijziging: 2012 294
MUTATIEFORMULIER WIJZIGING BEGROTING
(wordt centraal bij FBV in regiter vastgelegd)
Sector: Afd.:
SB CULT TYPE:
Besluit sector: nvt Besluit b&w: 06-11-2012 Besluit raad: 11-12-2012
IB
Boekingsdatum: Toel.:
LEDGER: Uitbreiding urnenmuur begraafplaats Oldenzaalsestraat
DIV-nr.: 12G201562 Batchnr.:
JA
(evt. korte nadere toelichting op omschrijving)
Hoofdfunctie
Product
7
724.1
Grootboekrekening
(BE+HR+SUB)
Bedrag
7724010.433300
47.130
7999999.862101
-47.130
Beschrijving
(incl. nr. begr.wijz.)
Akkoord 2e consulent: Datum: Paraaf:
Nummer begrotingswijziging: 2013 137
MUTATIEFORMULIER WIJZIGING BEGROTING
(wordt centraal bij FBV in regiter vastgelegd)
Sector: Afd.:
SB CULT TYPE:
Besluit sector: nvt Besluit b&w: 06-11-2012 Besluit raad: 11-12-2012
SB
Boekingsdatum: Toel.:
LEDGER: Uitbreiding urnenmuur begraafplaats Oldenzaalsestraat
DIV-nr.: 12G201562 Batchnr.:
BA
(evt. korte nadere toelichting op omschrijving)
Hoofdfunctie
Product
7
724.1
6724130.461010
2.592
7
724.1
6724130.461020
1.571
7
726.1
6732102.834009
9
990.1
6990101.400000
6.561
526.422000
2.592
526.423000
1.571
526.861010
-2.592
526.861020
-1.571
Grootboekrekening
(BE+HR+SUB)
Bedrag
Beschrijving
(incl. nr. begr.wijz.)
-10.725 Opbrengst 10 urnennissen
Akkoord 2e consulent: Datum: Paraaf:
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
12G201952
PORT.HOUD:
Bron
ONDERWERP:
Definitief ontwerp stadskantoor en stadhuis.
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
19/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier: Bijlage ligt op elke fractiekamer en leeskamer raad
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
xFysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
8
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 498877
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201952 498925 / 498925
H.C.J. Meijvis
IF
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Definitief Ontwerp stadskantoor en stadhuis.
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
04 - Naar een aantrekkelijke binnenstad
REDEN VAN AANBIEDING
Binnen het ontwerpproces van de huisvesting van de gemeentelijke organisatie is nu het Definitief Ontwerp afgerond. Dit wordt hierbij – conform eerdere toezegging aan de raad - ter vaststelling aangeboden.
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
Nadat de gemeenteraad in januari 2011 besloten heeft tot de doorstart van de gebiedsontwikkeling Lange Wemen, is gestart met het maken van een ontwerp voor het stadhuis en nieuwe stadskantoor. Na afronding van het Voorlopig Ontwerp in april 2012 is dit verder uitgewerkt tot een Definitief Ontwerp (DO), dat nu ter vaststelling wordt aangeboden. Vervolgens zal het DO worden vertaald in een Technisch Ontwerp en Bestek, dat volgens de planning in het 2e kwartaal van 2013 gereed zal zijn.
PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
De gemeenteraad wordt voortdurend betrokken bij het ontwerpproces, onder meer door agendering in het IBR. Ook in de vervolgtraject zal de raad op de bovengenoemde wijze betrokken worden. Het personeel wordt via intranet en door middel van informatiebijeenkomsten geïnformeerd. Voor de externe communicatie wordt aangesloten bij de communicatie over het hele plangebied Lange Wemen. In dat kader heeft op 12 december 2012 een goed bezochte inloopavond plaatsgevonden.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: Het Definitief Ontwerp stadskantoor en stadhuis Hengelo d.d. 30 november 2012 vast te stellen.
OPSOMMING VAN BIJLAGEN
Definitief Ontwerp stadskantoor en stadhuis Hengelo (30 november 2012)
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201952
H.C.J. Meijvis
IF
Br
ONDERWERP
Definitief Ontwerp stadskantoor en stadhuis.
AANLEIDING EN DOEL
In de vergadering van de gemeenteraad van januari 2011 is besloten tot de doorstart van de gebiedsontwikkeling Lange Wemen, inclusief de bouw van een nieuw stadskantoor en verbouwing van het bestaande stadhuis in dit gebied. In de raadsvergadering van november 2009 waren de budgetten voor de benodigde investeringen, € 42,2 miljoen, en voor de bijkomende kosten (projectmanagement, verhuizing, achterstallig onderhoud stadhuis, etc.) vastgesteld. Bij de begrotingsbehandeling voor 2012 is het investeringsbudget verlaagd met € 3 miljoen. Omdat het oorspronkelijk vastgestelde Programma van Eisen uit 2008 stamde en daardoor deels ingehaald was door nieuwe ontwikkelingen en inzichten, is ter vervanging daarvan een geactualiseerd Ontwerpkader opgesteld, dat door de gemeenteraad is vastgesteld in februari 2012. In september 2011 is gestart met de eerste fase van het ontwerpproces, het Voorlopig Ontwerp (VO). Het VO, een eerste ruimtelijke, functionele en technische vertaling van de ontwerpopgave op hoofdlijnen, is gereedgekomen in maart 2012. De gemeenteraad heeft zijn vertrouwen in het Voorlopig Ontwerp en het verdere proces uitgesproken in de raadscommissie Fysiek van 10 april 2012 en het college opgedragen om daarmee voort te gaan, in nauw overleg met de raad. Wel heeft de raad een tweetal kanttekeningen gemaakt ten aanzien van enerzijds het gevelontwerp en anderzijds de ruimtelijke indeling rond de ingang van het stadskantoor en de te behouden Dagwinkel. Bij de uitwerking van het Definitief Ontwerp is rekening gehouden met de wensen van de gemeenteraad ten aanzien van deze punten. Het Definitief Ontwerp voor het nieuwe stadskantoor en de verbouwing van het stadhuis is nu gereed. Aan de raad wordt voorgesteld dit Definitief Ontwerp vast te stellen.
OVERWEGINGEN
Voorgaande stappen in het ontwerpproces In december 2009 waren reeds de architect (EGM Architecten, in combinatie met HVE Architecten t.b.v. het monumentale stadhuis) en de installatieadviseur (Ingenieursbureau Nelissen) geselecteerd. Na het besluit tot doorstart van het herhuisvestingproject is begonnen met de selectie van de nog ontbrekende adviseurs (constructeur, adviseur bouwfysica en brandveiligheid, duurzaamheidadviseur en adviseur bouwmanagement) en het opzetten van een nieuwe planning. De eerste fase in het ontwerpproces was het opstellen van een Voorlopig Ontwerp, afgerond in april 2012. Vervolgens is verder gewerkt aan het Definitief Ontwerp. Resultaat Het Definitief Ontwerp voor het nieuwe stadskantoor en de verbouwing van het stadhuis is in december 2012 gereedgekomen. Op enkele aspecten van het Definitief Ontwerp (DO), met name ook waar dit afwijkt van het Voorlopig Ontwerp, wordt hieronder een korte toelichting gegeven. Gevels In het Voorlopig Ontwerp waren verschillende gevelstudies opgenomen voor mogelijke verdere uitwerking in het Definitief Ontwerp. De gemeenteraad heeft hierbij echter een duidelijk andere richting aangegeven, beter passend bij de sfeer van de Hengelose binnenstad. De architect heeft tijdens de fase van het DO daarom een nieuw ontwerp van de gevels gemaakt in nauw overleg met college en raad, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in het nu voorliggende voorstel. Ruimte tussen Dagwinkel en stadskantoor Om tegemoet te komen aan de terechte opmerkingen ten aanzien van de ruimte tussen de Dagwinkel en het nieuwe stadskantoor wordt de Dagwinkel aan de noordkant met enkele meters ingekort. Tegelijk is de
gevel van het stadskantoor op de begane grond meer teruggelegd. Hierdoor ontstaat een goede maat van de ruimte tussen de twee gebouwen. Vormgeving stadskantoor Ten opzichte van het VO is het stadskantoor nu aanmerkelijk lager. Dit is gerealiseerd door enerzijds de hoogte van de begane grond flink te reduceren en anderzijds de hoogte van de verdiepingen erboven te optimaliseren. Verbinding tussen stadskantoor en stadhuis De verbinding tussen het nieuwe stadskantoor en het bestaande stadhuis wordt gevormd door een ruime passerelle. In het Voorlopig Ontwerp was ook een verbinding op kelderniveau opgenomen. Vanwege het zeer geringe gebruiksnut daarvan is deze nu geschrapt. Functie Dagwinkel In het DO is de situatie gehandhaafd dat een deel van de elektrotechnische installaties is opgenomen in de Dagwinkel. Bij de uitwerking van het Technisch Ontwerp zal nog worden bezien of het (technisch en financieel) mogelijk is deze te verplaatsen naar het stadskantoor, waardoor er een betere functionele invulling voor de Dagwinkel kan worden gevonden. De kopgevels van de Dagwinkel zullen daarbij in ieder geval een meer transparante uitstraling krijgen. Aanpassingen stadhuis Meer nog dan in het Voorlopig Ontwerp is bij het ontwerpen van de aanpassingen in het stadhuis respect getoond voor het monumentale karakter ervan. In het verleden gerealiseerde ingrepen die het monumentale karakter juist hebben aangetast, zijn zoveel mogelijk ongedaan gemaakt. En de ingrepen die noodzakelijk zijn voor de gewijzigde functies in het stadhuis zijn zeer beperkt gehouden en sluiten goed aan bij het bestaande gebouw. Daarbij worden ook zoveel mogelijk in het stadhuis vrijkomende materialen gebruikt. Duurzaamheid In het definitief ontwerp wordt een groot aantal duurzame maatregelen voorgesteld, waarbij het beperken van energie en materiaal leidend is. Zo wordt onder andere gebruik gemaakt van luchtbehandeling met aanwezigheidsdetectie en warmteterugwinning, de mogelijkheid van natuurlijke ventilatie, zwaar geïsoleerde daken en gevels, driedubbele beglazing en een gewichtsbesparende betonvloer. Ook wordt betonkernactivering toegepast, een methode om de betonvloer te gebruiken voor verwarming en koeling. Verder worden begroeide daken (sedum) en zonnepanelen toegepast. In de werkruimten wordt zoveel mogelijke gebruik gemaakt van daglicht. De verlichting bestaat uit een laag niveau algemene verlichting (energiebesparing) aangevuld met directe werkplekverlichting. De nieuwbouw is ontworpen met een grote mate van flexibiliteit. De vloeren zijn vrij indeelbaar en er zijn weinig kolommen. Het gebouw is in de toekomst zonder al te ingrijpende maatregelen geschikt te maken voor andere functies, zoals bijvoorbeeld woningen of een zorgfunctie. Voor wat betreft de energielevering zal het complex wordt aangesloten op Warmtenet Hengelo (WNH) voor de levering van warmte. Tot en met de uitwerking van het DO is er vanuit gegaan dat WNH niet alleen warmte, maar ook (gedeeltelijk) koude zou kunnen leveren met behulp van bodemopslag (WKO). Recent is echter uit onderzoek gebleken dat de levering van koude door Warmtenet Hengelo naar alle waarschijnlijkheid niet mogelijk is. Het voorliggend installatieontwerp is wel hierop gebaseerd. Daarom zal in de volgende fase een alternatief ontwerp moeten worden uitgewerkt, dat uitgaat van zelfstandige koudeopwekking met behulp van koelmachines. Dit is echter een minder duurzame oplossing en kan invloed hebben op de duurzaamheidprestaties van het gebouw. Om de toegepaste maatregelen meetbaar te maken, is het definitief ontwerp getoetst aan de uitgangspunten voor duurzaamheid zoals vastgelegd in wettelijke bepalingen en het Ontwerpkader. In het Bouwbesluit wordt de eis gesteld dat de EPG-waarde (Energie Prestatie Gebouw) van de nieuwbouw kleiner dan 1 moet zijn. Het voorliggend ontwerp heeft een EPG= 0.71 en scoort daarmee 29% beter dan de wettelijke eis. Het ontwerp voldoet aan de in het Ontwerpkader gestelde minimale GPR-score van 8,0. GPR is een methode om de mate van duurzaamheid te bepalen op de onderdelen Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Een gebouw dat voldoet aan het Bouwbesluit scoort op deze onderdelen 6,0. Uit de toetsing blijkt dat het stadskantoor voor het onderdeel Milieu op een score 8,0 uitkomt. Op de onderdelen Energie (8,2), Gezondheid (8,1), Gebruikswaarde (9,3) en Toekomstwaarde (8,6) ligt het resultaat hoger dan de minimale eis. In de uitwerking is veel aandacht besteed aan de materiaalkeuze, om zo de Cradle-to-Cradle principes in het ontwerp te integreren. Een verantwoorde materiaalkeuze heeft positieve invloed op de onderdelen Energie, Milieu en Gezondheid in de GPR score. Voorbeelden zijn de gevel in houtskeletbouw met een
dunne baksteenschil, het toepassen van natuurlijk isolatiemateriaal (vlas), een dakbedekking op plantaardige basis en zoveel mogelijk hergebruik van materiaal in het stadhuis. In het Ontwerpkader is de eis gesteld dat het gebouw klimaatneutraal (CO2-neutraal, energieneutraal) moet zijn. Het realiseren van een klimaat– en/of CO2-neutraal gebouw lijkt haalbaar maar is vooral afhankelijk van de gebruikte definitie van de begrippen. Uit het onderzoek van het definitief ontwerp blijkt dat een volledig energieneutraal gebouw (er wordt net zoveel energie opgewekt als gebruikt) niet haalbaar is binnen de projectgrens. Het beschikbare dakoppervlak van het stadskantoor is namelijk niet voldoende voor het grote aantal zonnepanelen dat voor de opwekking nodig is. In de verdere uitwerking wordt een optimalisatie gezocht in de eigen opwekking. Voor de klimaatregeling van het stadhuis is gestreefd naar een optimale situatie waarbij echter rekening moest worden gehouden met de beperkingen van het bestaande gebouw. Door de adviseurs is aangegeven dat het resultaat nog verder geoptimaliseerd kan worden door het vervangen van het glas en de kozijnen en het aanbrengen van zonwering. Hierdoor wordt een aanmerkelijk hogere isolatiewaarde van de gevel bereikt en wordt het comfort verbeterd (bijv. minder tochtklachten). In het oorspronkelijke budget is hiermee echter geen rekening gehouden. Gebleken is dat het reguliere onderhoudsbudget voor het stadhuis financiële mogelijkheden biedt om de voorgestelde aanpassingen nu uit te voeren. Indien dit onverhoopt toch niet realiseerbaar is kan de optimale situatie pas in een later stadium worden bereikt. Huis van de democratie Aan de voorkant van het stadhuis, in wat beschouwd kan worden als een min of meer zelfstandig bouwdeel, bevinden zich de belangrijkste ruimten van de democratie (raadzaal, raadkamer en burgerzaal). In het voorliggende ontwerp worden ook de commissiekamer (op de eerste verdieping), de fractiekamers en de werkplekken voor de griffie (op de begane grond) in dit bouwdeel gesitueerd. Publieksplein De weergegeven indeling van het publieksplein moet nog worden gezien als een voorbeeldindeling, aangezien onze visie op dienstverlening nog niet volledig uitgekristalliseerd is. De indeling zal in de volgende fase worden bijgesteld naar gelang er meer zicht is op de vorm van de toekomstige dienstverlening. Werkplekindeling Ook voor de werkplekindeling geldt dat de visie op onze toekomstige manier van (flexibel) werken, waarin ook het zogenaamde "Nieuwe werken" een plaats krijgt, nog niet uitgekristalliseerd is. Wel is duidelijk dat in open, flexibel in te delen "werkvelden" moet worden gedacht. Het voorliggende DO is op dat uitgangspunt gebaseerd.
FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
Het Definitief Ontwerp zoals dat thans voorligt, is getoetst aan het door de raad beschikbaar gestelde investeringsbudget. Conclusie is dat het nieuwe stadskantoor en de verbouwing van het stadhuis op basis van het voorliggende Definitief Ontwerp binnen de gestelde financiële kaders kunnen worden gerealiseerd. Eventuele aanpassingen in de fase van Technisch Ontwerp en Bestek zullen steeds aan de financiële kaders worden getoetst. Tot nu toe zijn alleen kosten van de projectaansturing, van het ontwerpen van de gebouwen en van overige advisering ten laste van het beschikbare krediet gebracht. Een overzicht van de gedane uitgaven (peildatum: 4 december 2012) is hieronder weergegeven: Procesbegeleiding en bouwmanagement Advisering duurzaamheid Ontwerp nieuw stadskantoor [architect, constructeur, installatieadviseur, adviseurs bouwfysica, akoestiek, brandveiligheid en kostenbeheersing] Ontwerp renovatie stadhuis [idem] Totaal Deze uitgaven blijven binnen de oorspronkelijke ramingen.
€ €
204.057,03 23.799,42
€ 611.053,73 € 247.581,55 -----------------€ 1.086.491,73
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
Naast de formele beslissingsmomenten van de gemeenteraad, wordt de raad voortdurend betrokken bij het ontwerpproces voor de gemeentelijke huisvesting, onder meer door agendering in het IBR. Het personeel en de Hengelose samenleving worden eveneens geregeld geïnformeerd over de vordering van de plannen.
VERVOLGTRAJECT EN
–PRODUCTEN
Het Definitief Ontwerp zal worden uitgewerkt tot een Technisch Ontwerp en Bestek, dat volgens de planning in het 3e kwartaal van 2013 gereed zal zijn. Tijdens deze fase zullen ook de Omgevingsvergunningen voor beide gebouwen worden aangevraagd en zal de uitvoering van de werken worden aanbesteed. Naar verwachting kunnen de uitvoerende partijen eind 2013 starten en kunnen de gebouwen in de tweede helft van 2015 worden opgeleverd. In het voorliggende Definitief Ontwerp is het Activiteitencentrum Bij de Toren (AC) niet opgenomen in de gemeentelijke huisvesting. Er is echter wel verkend wat daarvan de mogelijke consequenties zijn. Indien wordt besloten tot opname van het AC in de gemeentelijke huisvesting, zal dit in het ontwerp worden verwerkt bij de uitwerking van het Technisch Ontwerp en Bestek. Dit zal wel gevolgen hebben voor de ontwerpkosten en voor de verdere planning.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: Het Definitief Ontwerp stadskantoor en stadhuis Hengelo d.d. 30 november 2012 vast te stellen.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201952
H.C.J. Meijvis
IF
Br
ONDERWERP
Definitief Ontwerp stadskantoor en stadhuis.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
Het Definitief Ontwerp stadskantoor en stadhuis Hengelo d.d. 30 november 2012 vast te stellen.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
12G201766
PORT.HOUD:
Bron
ONDERWERP:
Vaststelling bestemmingsplan De Zuivelhoeve
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
12/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier: Bijlage ligt op elke fractiekamer en leeskamer raad
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
x Fysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
9A
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 495221
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201766 495246 / 495246
M. Brummelhuis / B. Scholten
RU
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan De Zuivelhoeve
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
05 - Toekomstbestendige stad met focus op Zuid
REDEN VAN AANBIEDING
Combinatie van voorgaande redenen, te weten: actie vanuit eerder besluit en externe wet- en regelgeving.
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
De raad wordt voorgesteld in te stemmen met de behandeling van de zienswijzen en het bestemmingsplan De Zuivelhoeve gewijzigd vast te stellen. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk de productielocaties gericht op het bereiden van yoghurt en vla op één locatie te concentreren en de bestaande bedrijfsoppervlakte aan de Bruninksweg 5a hiervoor uit te breiden. Het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve heeft van 19 september 2012 tot en met 30 oktober 2012 ter inzage gelegen. Binnen de termijn zijn zes zienswijzen ingediend. In de bijgevoegde "Nota zienswijzen - Ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve" wordt aangegeven op welke wijze met de zienswijzen dient te worden omgegaan. Omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is, is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig. Na besluitvorming in de gemeenteraad zal het vaststellingsbesluit onverwijld worden toegezonden aan de inspecteur van VROM en Gedeputeerde Staten van Overijssel. Vervolgens zal het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Tijdens deze termijn is beroep door belanghebbenden mogelijk bij de Raad van State.
PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve van 19 september 2012 tot en met 30 oktober 2012 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn zes zienswijzen ingediend. VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. in te stemmen met de behandeling van de zienswijzen, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen – Ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 2. in het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan De Zuivelhoeve”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 3. het bestemmingsplan De Zuivelhoeve (met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP0058-0301, getekend op de ondergrond NL.IMRO.0164.BP0058.dgn) gewijzigd vast te stellen; 4. geen exploitatieplan vast te stellen voor het bestemmingsplan De Zuivelhoeve.
OPSOMMING VAN BIJLAGEN
≠ ≠ ≠ ≠ ≠ ≠
Bestemmingsplan De Zuivelhoeve (met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP0058-0301), bestaande uit toelichting, regels, verbeelding en bijlagen Nota zienswijzen – Ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan De Zuivelhoeve Raadsvoorstel en raadsbesluit Uitgaande brieven Meeloopformulier
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201766
M. Brummelhuis / B. Scholten
RU
Br
ONDERWERP
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan De Zuivelhoeve
AANLEIDING EN DOEL
De Zuivelhoeve, gevestigd aan de Bruninksweg 5a, is voornemens de productielocaties gericht op het bereiden van yoghurt en vla op één locatie te concentreren en wil hiertoe de bestaande bedrijfsoppervlakte aan de Bruninksweg 5a uitbreiden. Het uitbreidingsplan past echter niet in het bestemmingsplan Buitengebied 2000. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de gewenste uitbreiding mogelijk. OVERWEGINGEN
Beknopte beschrijving voorgeschiedenis De Zuivelhoeve is een bedrijf dat zuivelproducten produceert voor een specifiek marktsegment met gebruik van voornamelijk lokale grondstoffen, werknemers en diensten. De Zuivelhoeve is voornemens de productielocaties gericht op het bereiden van yoghurt en vla op één locatie te concentreren. De reden voor het huidige voornemen van concentratie van onderdelen op onderhavige locatie is in het bijzonder gelegen in het voldoen aan weten regelgeving vanuit de 'traceability' in de voedselbereiding, maar ook van belang vanuit bedrijfseconomisch- en milieuoogpunt. Om de nu nog verspreide productielocaties gericht op het produceren van yoghurt en vla op het terrein van de hoofdvestiging aan de Bruninksweg 5a te kunnen concentreren zal het bedrijfsoppervlak op deze locatie uitgebreid moeten worden. Aan de keuze voor uitbreiding is een lang proces van plan- en besluitvorming voorafgegaan. De ligging van de Zuivelhoeve in het waardevolle cultuurlandschap Twekkelo vraagt om een zorgvuldige inpassing van de nieuwe bedrijfsgebouwen. Op grond van alle beschikbare informatie is in 2010 een bestuurlijk geaccepteerd traject ingezet waarbij uitbreiding op de huidige locatie kan worden gerealiseerd, indien aan een aantal condities is voldaan (ja, mits …). Deze condities zijn in een voorwaardendocument beschreven en hebben betrekking op fysieke (ruimtelijke inpassingaspecten), procesmatige en financiële voorwaarden. Het nu voorliggende bestemmingsplan voldoet aan die voorwaarden. De provincie heeft gesteld dat in het plan met bijbehorende stukken inzichtelijk is gemaakt dat er sprake is van een balans tussen de geboden ontwikkelingsruimte en de investeringen in ruimtelijke kwaliteit volgens de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Zij gaan ervan uit dat de uitvoering van het plan conform de gemaakte afspraken over de inpassing en investeringen in ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt en stellen dat het bestemmingsplan daarmee past in het provinciaal beleid. Daarnaast is in maart 2011 een exploitatieovereenkomst afgesloten tussen de gemeente Hengelo en de Zuivelhoeve voor onder andere de in het plan opgenomen reconstructie van de Bruninksweg. Ook in die overeenkomst zijn voorwaarden genoemd die zorg dragen voor een goede ontwikkeling van het plangebied. Het bestemmingsplan Het uitbreidingsplan van de Zuivelhoeve betreft niet alleen de uitbreiding van de productieruimtes, de bouw van een nieuw geconditioneerd magazijn voor eindproducten en een uitbreiding van de grondstoffenopslag, maar ook de realisatie van een informatiecentrum (de al bestaande kapschuur met authentieke elementen wordt op deze manier behouden) en het uitvoering geven aan het opgestelde landschapsinrichtingsplan maken deel uit van het totale plan. Dit uitbreidingsplan past echter niet in het Buitengebied 2000. Het totale plangebied betreft de gronden gelegen aan de Bruninksweg 5a en wordt globaal begrensd door de Bruninksweg, Twekkelerweg, Elkemanweg en Grote Veldweg. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de totale uitbreiding inclusief de landschappelijke inpassing mogelijk. Economische uitvoerbaarheid De voorgenomen ontwikkeling is een initiatief van de Zuivelhoeve. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanherziening, evenals de uitvoering van het plan, komen voor rekening van dit bedrijf. Met de Zuivelhoeve is hiervoor een exploitatieovereenkomst gesloten. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het project economisch uitvoerbaar is. Het opstellen van een exploitatieplan, zoals genoemd in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, is niet noodzakelijk omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd.
MER In 2010 is een aanmeldingsnotitie opgesteld en ter inzage gelegd. Mede op basis van de uitkomsten van deze notitie is besloten dat een MER-procedure doorlopen dient te worden. Hiertoe is een milieueffectrapport (MER) opgesteld. Omdat de uitbreiding van een zuivelfabriek m.e.r.beoordelingsplichtig is, is, omwille van de beoogde transparantie die een m.e.r.-procedure met zich meebrengt, de Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) verzocht een toetsingsadvies uit te brengen over het milieueffectrapport. De Commissie heeft, na een locatiebezoek op 5 april 2012, advies uitgebracht en is van mening dat met name het aspect landschap uitvoerig en ambitieus is onderzocht in het MER en ander achtergrondmateriaal. De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming aanwezig is en komt, op basis van het bezoek dat zij aan de locatie heeft gebracht, het MER en extra informatie die zij heeft gekregen, tot de conclusie dat er geen sprake is van een grote ingreep met wezenlijke milieugevolgen. Daarom ziet zij geen reden voor het oordeel dat er geen verantwoord besluit over het bestemmingsplan genomen kan worden. Zienswijzen Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve van 19 september 2012 tot en met 30 oktober 2012 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn zes schriftelijke zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn allen ontvankelijk. In de bijgevoegde “Nota zienswijzen - Ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve” is de inhoud van de zienswijzen verkort weergegeven en van commentaar voorzien. Een exemplaar van deze nota is bij de stukken gevoegd. In de nota wordt aangegeven op welke wijze met de zienswijzen dient te worden omgegaan. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven het bestemmingsplan aan te passen. Wijzigingen t.o.v. van het ontwerp bestemmingsplan Naar aanleiding van drie ingediende zienswijzen zijn wijzigingen in het ontwerp bestemmingsplan aangebracht. Tevens worden ambtshalve enkele wijzigingen voorgesteld. Alle wijzigingen zijn opgenomen in de bijgaande “Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan De Zuivelhoeve”.
FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
Niet van toepassing.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve van 19 september 2012 tot en met 30 oktober 2012 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn zes zienswijzen ingediend. VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
Na gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan De Zuivelhoeve zal het vaststellingsbesluit onverwijld worden toegezonden aan de inspecteur van VROM en Gedeputeerde Staten van Overijssel. Binnen zes weken na toezending kunnen beide instanties besluiten om een reactieve aanwijzing te geven, waardoor een deel van het plan niet in werking kan treden. Vervolgens worden de indieners van de zienswijzen op de hoogte gebracht van het besluit van de raad en wordt het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan De Zuivelhoeve gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze termijn is beroep door belanghebbenden mogelijk bij de Raad van State. Indien er tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan, treedt het bestemmingsplan De Zuivelhoeve daags na afloop van de beroepstermijn in werking.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. in te stemmen met de behandeling van de zienswijzen, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen – Ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 2. in het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan De Zuivelhoeve”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 3. het bestemmingsplan De Zuivelhoeve (met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP0058-0301, getekend op de ondergrond NL.IMRO.0164.BP0058.dgn) gewijzigd vast te stellen; 4. geen exploitatieplan vast te stellen voor het bestemmingsplan De Zuivelhoeve.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201766
M. Brummelhuis / B. Scholten
RU
Br
ONDERWERP
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan De Zuivelhoeve
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. in te stemmen met de behandeling van de zienswijzen, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen – Ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 2. in het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan De Zuivelhoeve”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 3. het bestemmingsplan De Zuivelhoeve (met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP0058-0301, getekend op de ondergrond NL.IMRO.0164.BP0058.dgn) gewijzigd vast te stellen; 4. geen exploitatieplan vast te stellen voor het bestemmingsplan De Zuivelhoeve.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
BEGELEIDINGSFORMULIER BESLUITVORMING BESTEMMINGSPLANNEN NAAM BESTEMMINGSPLAN: De Zuivelhoeve OPSTELLER:
M. Brummelhuis / B. Scholten
DATUM:
21 januari 2013
PARAAF:
VOORONTWERPFASE (INSPRAAK EN VOOROVERLEG) Status: Voorontwerp bestemmingsplan X
Besluit B & W Commissie Fysiek informeren
d.d.
Sectorhoofd BP via mandaat
d.d.
Besluit:
31 januari 2012
d.d.
Ingestemd met het voorontwerp bestemmingsplan en toestemming gegeven om de inspraak met burgers, ondernemers en andere belanghebbenden/ belangstellenden te starten en het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg aan officiële instanties en medeoverheden toe te sturen.
ONTWERPFASE (ZIENSWIJZEN) Status: Ontwerp bestemmingsplan X
Besluit B & W
d.d.
X
Commissie Fysiek (behandelen)
d.d.
Besluit:
X
11 / 18 september 2012 25 september 2012
Instemmen met de behandeling van de ingekomen inspraak- en vooroverlegreacties en toestemming geven om het ontwerp bestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage te leggen om een ieder in de gelegenheid te stellen zienswijzen tegen het ontwerp bestemmingsplan in te dienen.
VASTSTELLINGSFASE Status: Bestemmingsplan X
Besluit B & W
d.d.
X
Commissie Fysiek horen
X
Vaststelling Raad
d.d. d.d.
Besluit:
Januari / februari 2013 12 maart 2013 26 maart 2013
Ingediende zienswijzen gegrond dan wel ongegrond verklaren, het bestemmingsplan gewijzigd vaststellen en het vastgestelde bestemmingsplan 6 weken ter inzage leggen.
BEROEPSFASE RAAD VAN STATE Uitspraak voorlopige voorziening Uitspraak bodemprocedure
d.d. d.d.
Nota zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve I
INLEIDING
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve van 19 september 2012 t/m 30 oktober 2012 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn schriftelijke zienswijzen ingediend door: 1. 2. 3. 4. 5.
6.
II
N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen Stichting Natuur- en Milieuraad Enschede, Stationsplein 1a, 7511 JD Enschede M.G. Govers en B. Quint, Holmersweg 10, 7554 ST Hengelo (Ov.) Stichting Natuur- en Milieuraad Hengelo e.o., Postbus 685, 7550 AR Hengelo (Ov.) J. en A. Doldersum, Twekkelerweg 352, 7554 SE Hengelo (Ov.) I. en W. Reef, Twekkelerweg 350, 7554 SE Hengelo (Ov.) I. Buursink en H. Vosmer, Twekkelerweg 356, 7554 SE Hengelo (Ov.) Vereniging Behoud Twekkelo, Burg. Stroinkstraat 341, 7547 RH Twekkelo
SAMENVATTING VAN EN REACTIE OP DE ZIENSWIJZEN
1. N.V. Nederlandse Gasunie Zienswijze 1. Stellen dat het parkeerterrein ten noorden van de Elkemanweg over de gasleiding komt te liggen, maar geven aan hier in beginsel geen bezwaar te hebben. Verzoeken echter wel voor de daadwerkelijke realisatie, in het kader van technisch overleg, contact op te nemen met de tracébeheerder. 2. Verzoeken om aan artikel 6.4.1 onder sub b. de volgende bepaling toe te voegen: - Die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. Reactie 1. Voor de daadwerkelijke realisatie van het parkeerterrein zal, in het kader van technisch overleg, contact worden opgenomen met de tracébeheerder. 2. In het kader van het vooroverleg is het voorontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve voorgelegd aan de Gasunie. Zij deelden toen per brief mee dat het voorontwerp hen geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Nu zij alsnog verzoeken een aanpassing te doen, zal in de regels aan artikel 6.4.1 onder sub b. de gewenste bepaling toch nog worden toegevoegd.
2. Stichting Natuur- en Milieuraad Enschede Zienswijze 1. Geven aan dat zij reeds eerder hebben opgemerkt dat een dergelijk bedrijf, een industrie, thuis hoort op een industrieterrein en niet in het buitengebied. 2. Stellen dat de reactie in 2007 van de gemeenten Enschede en Hengelo op de “Toekomstvisie Twekkelo” in strijd is met het thans voorliggende ontwerp en vragen zich af hoe de gemeente Hengelo eenzijdig de afspraken in dit ‘convenant’ aan de kant kan schuiven. 3. Citeren de volgende zin uit het bestemmingsplan ‘De ontwikkeling van de Zuivelhoeve voldoet niet aan de criteria uit de Welstandsnota”. 4. Zijn van mening dat een andere oplossing heel goed mogelijk is. Zo zou een deel van de huidige bedrijfsruimten op deze locatie kunnen blijven staan (de kleinschalige, ambachtelijke productie, het op te richten informatiecentrum en de kantoren). De grootschalige productie, opslag en logistiek zouden dan geheel gevestigd kunnen worden op een industrieterrein. 5. Stellen dat wanneer men de Zuivelhoeve toestaat in het buitengebied uit te bouwen men geen enkele rechtvaardiging meer heeft om andere bedrijven, die zouden willen uitbreiden, geen toestemming te geven. 6. Zijn van mening dat de gemeente zonder meer had moeten stellen dat het om een industrieel bedrijf gaat en dat derhalve elke uitbreiding alleen thuis hoort op een daartoe bestemd industrieterrein.
1
7.
8.
9.
Stellen dat men zich niet houdt aan het voorwaardendocument omdat de verschijningsvorm in geen enkel opzicht overeenkomt met de in het gebied gangbare vormen (hellende daken) en dat tevens de referentiebeelden en overstekken bij de architectuur niet zijn gebruikt. Geven aan dat een onbedoeld gevolg van de uitbreiding zal zijn dat het aantal verkeersbewegingen sterk gaat toe nemen, maar dat het wegennet door Twekkelo absoluut niet is bedoeld voor dergelijk vrachtverkeer en dat dit veel hinder voor aanwonenden zal opleveren. Stellen dat, ook al zal de Zuivelhoeve de transporteurs een route gaan voorschrijven, dit in de praktijk vaak anders zal liggen omdat de Strootsweg en Twekkelerweg toegankelijk zijn voor bestemmingsverkeer en men vanuit de politie / gemeente Enschede niet handhavend kan optreden wanneer vrachtverkeer van en naar de Zuivelhoeve over deze wegen gaat rijden. Zijn van mening dat verhuizen naar een industrieterrein niet hoeft te betekenen: “…het loslaten van de succesvolle en zorgvuldig opgebouwde marktpositie“.
Reactie 1. Het is inderdaad juist dat de Natuur- en Milieuraad Enschede deze opmerking reeds eerder heeft gemaakt (in het kader van het vooroverleg met betrekking tot het voorontwerp bestemmingsplan). In het ‘Verslag van inspraak en vooroverleg – Voorontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve’ is daar door de gemeente Hengelo ook een reactie op gegeven. 2. Er is geen sprake is van ‘eenzijdig afspraken aan de kant kan schuiven’. Er heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen de gemeenten Hengelo en Enschede waaruit is gebleken dat de gemeente Enschede kan instemmen met het uitbreidingsplan. Ook het feit dat de gemeente Enschede geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan bevestigt dit. 3. Dit citaat is juist overgenomen. Het is eveneens juist dat het plan voor de uitbreiding van de Zuivelhoeve niet voldoet aan de criteria uit de Welstandsnota. Dit is ook in het (voor)ontwerp bestemmingsplan als zodanig beschreven (paragraaf 4.3.3). Juist omdat het plan niet voldoet aan de criteria uit de Welstandsnota is door Het Oversticht een beeldkwaliteitplan opgesteld dat, na vaststelling door de gemeenteraad, onderdeel zal uitmaken van de Welstandsnota en daarmee toetsingskader zal gaan vormen voor welstand. Hiermee is het uitbreidingsplan wel in overeenstemming. 4. In veel gevallen zijn voor uitbreidingsplannen c.q. nieuwbouwplannen, zowel gelegen binnen als buiten de bebouwde kom, vaak wel alternatieven denkbaar. Echter, op een bepaald moment wordt na het afwegen van de ‘voors en tegens’ een keuze gemaakt. In dit geval is ook gekeken naar mogelijk geschikte alternatieven. Echter, na langdurig overleg en na het laten opstellen van een rapport (door adviesbureau DHV), waarin de consequenties van uitbreiding van het bedrijf op een rij zijn gezet, is er in 2008 bestuurlijk en onder voorwaarden toch ja gezegd tegen de uitbreidingsplannen. 5. De kans op precedentwerking voor locaties gelegen in het buitengebied van de gemeente Hengelo wordt, naar aanleiding van dit uitbreidingsplan, niet reëel geacht. Onder precedent kan worden verstaan ‘een voorval / voorbeeld c.q. besluit (van vroeger) waarop men zich kan beroepen als een nieuw dergelijk geval zich voordoet om er hetzelfde gevolg aan te geven’. De uitbreiding van de Zuivelhoeve betreft echter een uitzonderlijk geval omdat het gaat om de uitbreiding van een bestaand zuivelbedrijf dat al jaren op deze locatie is gevestigd en waarvan in het buitengebied van de gemeente Hengelo geen vergelijkbaar bedrijf aanwezig is. Hierbij komt dat de uitbreiding van het bedrijf uitsluitend onder voorwaarden mogelijk is en de Zuivelhoeve ook fors investeert in de ruimtelijke kwaliteit. Dit is een (provinciale) vereiste vanuit de ‘Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)’ (zie ook paragraaf 4.2.1.3 in het bestemmingsplan). Een en ander neemt niet weg dat ook anderen de gemeenteraad kunnen verzoeken om het bestemmingsplan voor een locatie in het buitengebied te herzien. Per geval zal dan worden beoordeeld wat de (on)mogelijkheden zijn en ook daarbij zal de KGO een grote rol spelen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het bestemmingsplan Buitengebied recent is geactualiseerd en geen enkel, reeds in het buitengebied aanwezig bedrijf een verzoek om een dergelijke uitbreiding heeft ingediend. 6. Zie de beantwoording onder punt 4. 7. In het voorwaardendocument is opgenomen dat hellende daken vertrekpunt zijn, maar dat aan kwalitatief gelijkwaardige oplossingen ruimte wordt geboden. Zoals ook reeds in het ‘Verslag van inspraak en vooroverleg – Voorontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve’ is opgenomen als antwoord op de vooroverlegreactie van de Natuur- en Milieuraad Enschede is dat tijdens het maken van de massastudies duidelijk is geworden dat een gebruikelijke benadering met hellende daken juist te veel de aandacht op zich zou vestigen. Om de uitbreiding meer in harmonie met het landschap en het bestaande erf te brengen is juist gekozen voor deze specifieke vorm.
2
8.
9.
Het toepassen van natuurlijke materialen voor de gevels (zoals ook weergegeven in de referentiebeelden) ondersteunt deze gekozen benadering. Het resultaat is door zijn eigen karakter afzonderlijk zichtbaar als een herkenbare laatste fase in de ontwikkeling van de Zuivelhoeve. Door deze eigen benadering, los van de eerdere uitbreidingen, is de ontwikkeling leesbaar gehouden. Het eindresultaat is een ensemble van gebouwen die de geschiedenis en heden goed weergeven. Het klopt dat de Strootsweg en Twekkelerweg toegankelijk zijn voor bestemmingsverkeer. Echter, zoals ook reeds in het ‘Verslag van inspraak en vooroverleg – Voorontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve’ is opgenomen als antwoord op de vooroverlegreactie van de Natuur- en Milieuraad Enschede, zal de Zuivelhoeve in inkoopgesprekken met leveranciers de afgesproken route meenemen en, indien nodig, zullen zij de leveranciers ook aanspreken. Het is echter te voorbarig nu al aan te nemen (zoals de Natuur- en Milieuraad Enschede stelt) dat, ook al zal de Zuivelhoeve de transporteurs een route gaan voorschrijven, dit in de praktijk vaak anders zal liggen. Dit is juist. Verhuizen naar een industrieterrein hoeft inderdaad niet het loslaten van de succesvolle en zorgvuldig opgebouwde marktpositie te betekenen.
3. M.G. Govers en B. Quint Zienswijze 1. Stellen dat de uitbreiding van de Zuivelhoeve niet past in het buitengebied van Hengelo, omdat de Zuivelhoeve door de forse uitbreiding een industrieel bedrijf wordt. 2. Stellen dat de Zuivelhoeve pretendeert een ambachtelijk karakter te hebben, maar zijn van mening dat verplaatsing naar een bedrijventerrein geen afbreuk doet aan het ambachtelijk karakter (op het bedrijventerrein zijn inmiddels verschillende bedrijven gevestigd die het tegendeel bewijzen). 3. Zijn van mening dat de Zuivelhoeve geldt als een MKB tak en vinden dat dit ook als zodanig behandeld moet worden. 4. Geven aan dat de landelijke omgeving waarin de Zuivelhoeve thans gevestigd is geen waarborg is voor de ambachtelijke bereiding van de producten (productie kan prima plaatsvinden op bedrijventerrein) en vinden dat er te weinig onderzoek is gedaan naar de noodzaak om de Zuivelhoeve in het buitengebied te situeren. 5. Geven aan dat door de geplande uitbreiding de verkeersdruk op en rondom het gebied vele malen groter wordt en stellen dat de huidige wegen niet berekend zijn op groot vrachtverkeer (kuilen in bermen, slootkanten verzakken). 6. Stellen dat in het plan niet duidelijk is omschreven via welke route het personeel de parkeerplaats, grenzend aan de Elkemanweg, betreedt. 7. Geven aan bezwaar te hebben tegen het eventueel gebruiken van de Elkemanweg voor ontsluiting van de parkeerplaats, omdat dit een zandweg is en de druk door extra verkeer van personeel (sluipverkeer) de infrastructuur teveel belast. 8. Geven aan via informele kanalen vernomen te hebben dat de Zuivelhoeve van plan is het distributiecentrum in Holten te verplaatsen naar de huidige locatie aan de Bruninksweg, maar stellen dat hierover niets in het voorontwerp bestemmingsplan vermeld staat. Stelt dat dit mogelijk zal inhouden dat ook andere leveranciers gebruik gaan maken van de locatie Bruninksweg om producten op te slaan, wat nog eens een extra belasting van het weggebruik in de omgeving zal betekenen. 9. Stellen dat het uitbreiden van de Zuivelhoeve geheel in gaat tegen het rijksbeleid omdat niet is gekeken naar mogelijke bedrijfsterreinen (bv. bedrijventerrein Hengelo Zuid), terwijl rijksbeleid stelt dat eerst de huidige beschikbare ruimte op industrieterreinen moet worden gebruikt voordat sprake kan zijn van uitbreiding in het buitengebied. 10. Stellen dat de hoge landschappelijke waarde wordt aangetast omdat op ongeveer vijftig meter afstand van het plangebied zich de EHS bevindt. 11. Vinden het onduidelijk welke gevolgen de huidige uitbreiding voor de toekomst heeft bij bijvoorbeeld bedrijfsovername c.q. verdere uitbreiding. Vragen zich daarnaast af of dit een vrijbrief is voor verdere expansie. 12. Verzoeken geen vergunning te verlenen voor de uitbreiding van de Zuivelhoeve in Twekkelo. Reactie 1. Onder andere door het opstellen van een landschapsinrichtingsplan en beeldkwaliteitplan is getracht de uitbreiding van de Zuivelhoeve zo goed mogelijk in te passen in het buitengebied. Dit is ook een vereiste uit de Omgevingsvisie en –verordening. Hierin is namelijk opgenomen dat elke nieuwe ontwikkeling moet bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken.
3
2. 3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Voor nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van niet-agrarische functies in de groene omgeving is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van toepassing. In het uitbreidingsplan voor de Zuivelhoeve is hier veel aandacht aan besteed en eveneens heeft de provincie in haar reactie op het voorontwerp bestemmingsplan (vooroverlegreactie) aangegeven dat inzichtelijk is gemaakt dat er sprake is van een balans tussen de geboden ontwikkelingsruimte en de extra investeringen in ruimtelijke kwaliteit volgens de KGO (zie ook paragraaf 4.2.1.3 in het bestemmingsplan). Dit is juist. Verplaatsing van een dergelijk bedrijf naar een bedrijventerrein hoeft geen afbreuk te doen aan het ambachtelijke karakter van dat bedrijf. Voor de omschrijving van een MKB bedrijf wordt in de regel aangehouden; ‘Een onderneming met maximaal 250 werknemers’. Het overgrote deel van de bedrijven in Nederland valt derhalve onder de term MKB bedrijf. De tendens van de laatste decennia is om de MKB bedrijven te plaatsen op of te verplaatsen naar specifiek hiervoor bestemde bedrijventerreinen. Circa 40% van alle werknemers is werkzaam op een bedrijventerrein echter, niet alle MKB behoeft te worden geplaatst of verplaatst naar bedrijventerreinen. Om diverse redenen kunnen bedrijven ook gevestigd zijn én blijven op andere locaties zoals bijvoorbeeld in binnenstedelijk gebied of in het buitengebied. Bedrijven zijn vaak historisch op een bepaalde locatie ontstaan en hebben zich hier verder ontwikkeld. Om ruimtelijke, planologische, milieuhygiënische, financiële of wellicht nog andere reden kan hier - waar mogelijk - mee worden ingestemd. Het klopt dat de landelijke omgeving waarin de Zuivelhoeve thans gevestigd is geen waarborg is voor de ambachtelijke bereiding van producten. Er is in het verleden echter weldegelijk gekeken naar een mogelijk geschikte locatie op een bedrijventerrein. De gemeente heeft daarbij ook alternatieve locaties aangeboden waar de Zuivelhoeve zich zou kunnen vestigen. Echter, de Zuivelhoeve hecht grote waarde aan de landelijke uitstraling van de huidige locatie. Uiteindelijk heeft het college in 2008, na langdurig overleg en na het laten opstellen van een rapport (door adviesbureau DHV), waarin de consequenties van uitbreiding van het bedrijf op een rij zijn gezet, onder voorwaarden toch ja gezegd tegen de uitbreidingsplannen. Inmiddels zijn al diverse verkeersmaatregelen getroffen in Twekkelo om het doorgaande verkeer terug te dringen. In 2013 zullen nog meer maatregelen getroffen worden om dit verder terug te dringen. Uit tellingen is reeds gebleken dat er nu al sprake is van een aanzienlijke afname van het verkeer in Twekkelo, waaronder de Twekkelerweg. De toename van het verkeer door de uitbreiding van de Zuivelhoeve is veel lager dan de afname die is bereikt door de reeds getroffen verkeersmaatregelen in en rond Twekkelo. Er is dan ook geen sprake van een verslechtering van de verkeerssituatie in Twekkelo. De Twekkelerweg – Strootsweg is voorzien van fietssuggestiestroken. Deze stroken maken onderdeel uit van de rijbaan en hierdoor is de Twekkelerweg – Strootsweg breder dan veel andere wegen in het gebied Twekkelo en kan deze ook meer verkeer verwerken. De aansluiting Bruninksweg op de Twekkelerweg zal worden aangepast, zodat het zicht en het in- en uitdraaien van vrachtverkeer wordt verbeterd. In het ontwerp bestemmingsplan staat in paragraaf 3.5.2 vermeld dat de parkeerplaats wordt ontsloten via de Bruninksweg. Het personeel zal dan ook via de Twekkelerweg, Bruninksweg de parkeerplaats betreden (zie ook de beantwoording onder punt 7). Zoals in het ontwerp bestemmingsplan ook staat beschreven is in het plan voorzien in één ontsluiting van het terrein en dat is de ontsluiting via de Bruninksweg. Het personeel zal dan ook gebruik moeten maken van deze toegang tot het terrein om de parkeerplaats, grenzend aan de Elkemanweg, te kunnen bereiken (zie ook de beantwoording onder punt 6). Allereerst dient opgemerkt te worden dat in de zienswijze wordt gesproken over ‘voorontwerp’. Aangenomen wordt dat hiermee op ‘ontwerp’ wordt gedoeld. Gesteld kan echter worden dat de Zuivelhoeve niet voor niets uit wil breiden en zelf de extra opslagcapaciteit hard nodig heeft. Het is dan ook niet zo dat andere leveranciers gebruik gaan maken van de locatie Bruninksweg om producten op te slaan. Er zal dan ook geen sprake zijn van een extra belasting op het weggebruik door andere leveranciers in de omgeving. Er is in het verleden weldegelijk gekeken naar een mogelijk geschikte locatie op een bedrijventerrein. De gemeente heeft ook alternatieve locaties aangeboden waar de Zuivelhoeve zich zou kunnen vestigen. Echter, de Zuivelhoeve hecht grote waarde aan de landelijke uitstraling van de huidige locatie. Uiteindelijk heeft het college in 2008, na langdurig overleg en na het laten opstellen van een rapport (door adviesbureau DHV), waarin de consequenties van uitbreiding van het bedrijf op een rij zijn gezet, onder voorwaarden toch ja gezegd tegen de uitbreidingsplannen.
4
10.
11.
12.
Indien sprake is van ontwikkelingen die mogelijk effect kunnen hebben op natuurgebieden en/of de EHS dan dient dit te worden beoordeeld. Om dit te kunnen bekijken in geval van het uitbreidingsplan van de Zuivelhoeve is een voortoets uitgevoerd (bijlage 5 in het ontwerp bestemmingsplan). Als onderdeel van deze voortoets is onder andere gekeken naar de eventuele nabijheid van EHS-gebieden en het eventuele effect van de uitbreiding van de Zuivelhoeve daarop. Gebleken is dat het uitbreidingsplan van de Zuivelhoeve geen ontwikkelingen omvat die mogelijk een (significant) negatief effect hebben op de naburige delen van de EHS. Onderhavig bestemmingsplan voor de Zuivelhoeve maakt uitsluitend het uitbreidingsplan mogelijk zoals dat nu voor ligt. Verdere expansie is in dit bestemmingsplan uitgesloten. Daarnaast heeft de Zuivelhoeve door het tekenen van de exploitatieovereenkomst aanvaard dat de raad en het college van burgemeester en wethouders van Hengelo als uitgangspunt hanteren dat verdere uitbreiding van de Zuivelhoeve in de toekomst op de huidige locatie niet zal worden toegelaten. Het gaat hier om een bestemmingsplanprocedure waarbij geen sprake is van vergunningverlening. Het verlenen van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding kent een eigen procedure.
4. Stichting Natuur- en Milieuraad Hengelo e.o. Zienswijze 1. Stellen dat in het akoestisch onderzoek wordt gemeld dat grenswaarden worden overschreden en zouden extra maatregelen om het overschrijden van de grenswaarden te voorkomen toejuichen. 2. Gaan er van uit dat opmerkingen voor wat betreft de gasleiding ook meegenomen worden in de omgevingsvergunning en doelen daarbij op de voorlichting binnen het bedrijf door middel van het opnemen van een ontruimingsstrategie en BHV plan. Reactie 1. De onduidelijkheid is waarschijnlijk ontstaan doordat de in het akoestisch onderzoek genoemde overschrijding van de “voorkeursgrenswaarde” door de stichting is gelezen als overschrijding van de “grenswaarde”. De voorkeursgrenswaarde is een waarde waaraan bij voorkeur moet worden voldaan. Een geluidbelasting boven de grenswaarde is niet toegestaan. Op enkele toetspunten wordt de voorkeursgrenswaarde van het maximale geluidniveau overschreden. De grenswaarden worden niet overschreden. De berekende maximale geluidniveaus zijn in principe vergunbaar. Zoals in het ‘Verslag van inspraak en vooroverleg – Voorontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve’ al is aangegeven is de geluidbelasting ter plaatse van woningen niet ontoelaatbaar hoog. Bij de behandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning zal nader worden beoordeeld of extra maatregelen op basis van het principe van BBT (best beschikbare technieken) noodzakelijk zijn. 2. Het advies van de regionale brandweer wordt gecommuniceerd met de aanvrager.
5. J. en A. Doldersum, I. en W. Reef, I. Buursink en H. Vosmer Zienswijze 1. Stellen dat met het in procedure brengen van dit plan de door het college in 2006 bekrachtigde visie van Twekkelo wordt verworpen, omdat daarin door beide gemeenten wordt gesteld dat 'initiatieven die bijdragen aan het versterken van het economische draagvlak van het gebied dienen te worden ondersteund, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten'. Zijn van mening dat doordat nu met dit plan een eenzijdige en volledig andere visie op het gebied wordt gegeven er sprake is van onbehoorlijk bestuur. 2. Stellen dat de voorgestelde vorm en omvang van de nieuwbouw (en alle neveneffecten als transport, parkeren, verlichting) het buitengebied van Twekkelo ernstig verstoren en zijn van mening dat een bedrijf met een dergelijke omvang zich niet verhoudt met de schaalgrootte van Twekkelo. 3. Verzoeken de raad het door de VBT aangedragen alternatief (gefaseerde verplaatsing waarbij kleinschalige en ambachtelijke pilotproductie en kantooronderdelen op de huidige locatie blijven bestaan) te beschouwen. 4. Stellen dat er voldoende beschikbare locaties zijn op bedrijventerreinen in Twente. 5. Zijn van mening dat geen sprake is van sociaaleconomische bindingswaarde en inbedding van het bedrijf in Twekkelo.
5
6.
7. 8. 9.
10. 11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
Stellen dat er nog geen 10% van de in het plan genoemde landschappelijke compensatie en voorwaarden zijn vastgelegd in een overeenkomst. Stellen eveneens de overeenkomst geen boeteclausule bevat. Zijn daarnaast van mening dat de aanplant de nieuwbouw niet uit het zicht zal onttrekken en stellen dat parkeerplaatsen in het landschapsplan zijn ingetekend op een plek waar een parkeervoorziening volgens de regels niet mag worden opgericht. Stellen dat een juridisch sluitend document ontbreekt waarin is vastgelegd dat op deze plek in Twekkelo in de toekomst geen verdere uitbreiding van de Zuivelhoeve mogelijk is. Constateren dat het handhavingsbeleid van de gemeente Hengelo te kort schiet en hebben geen vertrouwen in beloftes voor de toekomst. Zijn van mening dat voorliggend plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat is nagelaten de verschillende relevante milieuaspecten op een juiste en volledige wijze te onderzoeken. Stellen dat het bestemmingsplan niet beperkend is voor de productiecapaciteit van 40.000 ton waar in de onderliggende MER-studie mee wordt gerekend. Zijn dan ook van mening dat een verdrievoudiging of zelfs verviervoudiging van de huidige productiecapaciteit te realiseren is. Concluderen dat de maximaal potentiële invloed van dit bestemmingsplan op het milieu (o.a. verkeer, geluid, flora en fauna ten gevolge van 24 uurs lichtuitstoot, luchtkwaliteit, externe veiligheid en leefbaarheid) niet is onderzocht. Stellen dat een eigen waterzuivering naast meer bebouwing, betekent dat het oppervlaktewater in Twekkelo vervuild raakt en stinkt als de installatie niet goed functioneert. Zijn van mening dat de verkeersoverlast in Twekkelo sterk zal toenemen. Stellen dat in de onderliggende MER wordt genoemd dat ‘subjectief gevoel van meer onveiligheid op het wegvak tussen Bruninksweg en Boortorenweg bij met name langzaam verkeer weggebruikers’ zal plaatsvinden en zijn dan ook van mening dat sprake is van een ernstige verstoring van de leefbaarheid en op het toeristisch product Twekkelo als uitloopgebied van de netwerksteden. Stellen dat de Twekkelerweg / Strootsweg is voorzien van fietsstroken en dat het weggedeelte niet breder is dan de overige wegen. Zijn van mening dat in combinatie met het in- en uitdraaien van zware combinaties naar de Bruninksweg, er een zeer verkeersonveilige situatie ontstaat door het extra vrachtverkeer. Vinden het onder geen voorwaarde acceptabel dat in dit gebied tijdens rusturen zware transporten plaatsvinden en stellen dat, nu 24/7 productie niet is uitgesloten, had moeten worden onderzocht wat de akoestische gevolgen zijn van een maximum aantal transportbewegingen in de avond- en nachturen. Stellen dat een afweging van de verschillende mogelijke aan- en afvoerroutes ontbreekt en dat de voorgestelde routing niet fysiek wordt afgedwongen, maar wordt overgelaten aan de goede wil van de ondernemer. Stellen dat de voorgestelde en gedeeltelijk onderzochte routering grotendeels ongeschikt is vanwege diverse hoogtebeperkingen. Zijn dan ook van mening dat, nu de routing voor aanen afvoerend verkeer niet is afgedwongen en het viaduct in de Boortorenweg met een beperkte doorrijhoogte mogelijk niet geschikt is voor het vrachtverkeer van en naar de Zuivelhoeve, de verkeer aantrekkende werking in heel Twekkelo en de Breemarsweg in Hengelo, inclusief referentiemetingen onderzocht had moeten worden. Stellen dat in de geluidsstudie van Adviesburo vanderBoom is uitgegaan van het geluid dat geproduceerd wordt door langzaam rijdende trucks op het terrein van de Zuivelhoeve en de Bruninksweg, waarbij de minimale waarden zijn aangehouden en niet die van optrekkende en remmende voertuigen. Zijn van mening dat het voor de berekeningen noodzakelijk is om de maximaal optredende waarden aan te houden en dat tevens de geluidsdruk bepaald dient te worden van de vrachtauto's die op de Twekkelerweg rijden, remmen en optrekken bij snelheden tot 60 km/h. Stellen dat de voorkeursgrenswaarden worden overschreden en zijn van mening dat, nu er in het plan geen mitigerende maatregelen worden getroffen, het plan niet uitvoerbaar is. Constateren dat er geen onderbouwde aannames gedaan zijn van geluidweringen van gevels van de onderzochte woningen langs genoemde tracés. Stellen dat de stelling in de studie van de Grontmij dat: “De delen van de EHS die vrijwel direkt aan de Zuivelhoeve grenzen, door de uitbreiding van de Zuivelhoeve niet worden aangetast of verstoord", niet wordt onderbouwd en dat ook in de afwezigheid van een richtlijn niet wordt gekozen voor de aanpak die geldt voor de Natura 2000 gebieden. Vinden de aanname dat een 24/7 productie bedrijf geen verstorend effect zou hebben op de EHS ongefundeerd. Stellen dat depositieberekening hadden moeten worden uitgevoerd om aan te tonen of een passende beoordeling al dan niet noodzakelijk is, in relatie tot de potentieel maximale bedrijfsvoering.
6
20.
21. 22.
Stellen dat in het uitgevoerde onderzoek geen inzicht is gegeven in de effecten van de gecumuleerde groepsrisico's van de locatiegebonden activiteiten (o.a. opslag van poeders en ammoniak) in combinatie met de potentiële risico's van de op het terrein aanwezige hoofdtransport gasleiding. Zijn van mening dat de economische uitvoerbaarheid onvoldoende is onderzocht. Stellen dat het plan is opgesteld in strijd met de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5 en 2.1.6 uit de provinciale omgevingsverordening.
Reactie 1. Onder andere door het opstellen van een landschapsinrichtingsplan en beeldkwaliteitplan is + getracht de uitbreiding van de Zuivelhoeve zo goed mogelijk in te passen in het 2. buitengebied. Dit is ook een vereiste uit de Omgevingsvisie en –verordening. Hierin is namelijk opgenomen dat elke nieuwe ontwikkeling moet bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken. Voor nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van niet-agrarische functies in de groene omgeving is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van toepassing. In het uitbreidingsplan voor de Zuivelhoeve is hier veel aandacht aan besteed en eveneens heeft de provincie in haar reactie op het voorontwerp bestemmingsplan (vooroverlegreactie) aangegeven dat inzichtelijk is gemaakt dat er sprake is van een balans tussen de geboden ontwikkelingsruimte en de extra investeringen in ruimtelijke kwaliteit volgens de KGO (zie ook paragraaf 4.2.1.3 in het bestemmingsplan). Na bestuurlijk overleg tussen de gemeente Enschede en de gemeente Hengelo is gebleken dat ook de gemeente Enschede kan instemmen met het uitbreidingsplan. Het feit dat de gemeente Enschede geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan bevestigt dit. 3. Er is een langdurig en intensief traject afgelegd voordat werd gestart met het opstellen van een bestemmingsplan voor De Zuivelhoeve. Zo heeft de gemeente Hengelo, evenals de VBT, ook gezocht naar mogelijke en haalbare alternatieven. De gemeente heeft ook alternatieve locaties aangeboden en tevens is een rapport opgesteld (door adviesbureau DHV), waarin de consequenties van uitbreiding van het bedrijf op een rij zijn gezet. Uiteindelijk heeft het college in 2008 toch ja gezegd tegen de huidige uitbreidingsplannen. 4. Zie beantwoording onder punt 3. 5. In de Omgevingsvisie en –verordening is opgenomen dat elke nieuwe ontwikkeling moet bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken. Voor nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van niet-agrarische functies in de groene omgeving is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van toepassing. In die gevallen moet zijn aangetoond dat er voor de ontwikkeling sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen zijn. Daarnaast moet onderbouwd worden dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. De provincie heeft in haar reactie op het voorontwerp bestemmingsplan (vooroverlegreactie) aangegeven dat inzichtelijk is gemaakt dat er sprake is van een balans tussen de geboden ontwikkelingsruimte en de extra investeringen in ruimtelijke kwaliteit volgens de KGO en dat het bestemmingsplan daarmee past in het provinciaal beleid (zie ook paragraaf 4.2.1.3 in het ontwerp bestemmingsplan). 6. De landschappelijke compensatie is weldegelijk vastgelegd in een overeenkomst. Daarnaast maakt het landschapsinrichtingsplan deel uit van het bestemmingsplan en wordt de landschappelijke inpassing ook geborgd door de voorwaardelijke verplichting zoals opgenomen is in de regels (artikel 3.4.2). Met betrekking tot de boeteclausule kan worden gesteld dat in de exploitatieovereenkomst een bankgarantie van € 100.000 is opgenomen. Deze bankgarantie zal worden teruggegeven zodra De Zuivelhoeve aan haar verplichtingen heeft voldaan. Met betrekking tot het aan het zicht onttrekken van de uitbreiding geldt dat, zoals ook in de toelichting van het bestemmingsplan staat beschreven, de uitbreiding onder andere ingepast wordt door de aanleg van circa 8.000 m2 gemengd eikenbos in de zuidwesthoek. De nieuwe uitbreiding kan hierdoor onmogelijk helemaal aan het zicht worden onttrokken, maar de bosaanplant werkt wel als filter voor de bebouwing. De schaal van het bos sluit hierbij aan bij de schaal van de uitbreiding en de schaal van het landschap aan deze zijde. De beide parkeervoorzieningen zoals opgenomen in het landschapsinrichtingsplan zijn op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan De Zuivelhoeve opgenomen middels de functieaanduiding ‘parkeerterrein’. In de regels is opgenomen dat ter plaatse van deze aanduiding een parkeerterrein is toegestaan.
7
7.
8.
9.
10.
Onderhavig bestemmingsplan voor de Zuivelhoeve maakt uitsluitend het uitbreidingsplan mogelijk zoals dat nu voor ligt. Verdere expansie is in dit bestemmingsplan uitgesloten. Daarnaast heeft de Zuivelhoeve door het tekenen van de exploitatieovereenkomst aanvaard dat de raad en het college van burgemeester en wethouders van Hengelo als uitgangspunt hanteren dat verdere uitbreiding van de Zuivelhoeve in de toekomst op de huidige locatie niet zal worden toegelaten. Net zoals bij elk bedrijf is ook in geval van De Zuivelhoeve sprake van structurele handhaving. De Zuivelhoeve moet zich dan ook houden aan de regels zoals die er zijn. Op het moment dat dat niet gebeurt, zal de gemeente daarop reageren. Daarnaast zal ook het waterschap controles uitvoeren voor wat betreft de lozing vanuit de waterzuivering. Echter, mocht men van mening zijn dat er sprake is van strijdige situaties dan staat het een ieder vrij om een handhavingsverzoek in te dienen. De stelling dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat verzuimd is de verschillende relevante milieuaspecten op een juiste en volledige wijze te onderzoeken, snijdt ons inziens geen hout. Juist met het oog op mogelijke nadelige gevolgen van de voorziene veranderingen in de bedrijfsvoering en de daarop betrekking hebbende bouwplannen voor het woon- en leefklimaat in Twekkelo en de aldaar en daarbuiten aanwezige natuurwaarden is, bij de voorbereiding van het bestemmingsplan, de wettelijke m.e.r.-procedure gevolgd en is een milieueffectrapport opgesteld. Daarbij is, uitgaande van de door De Zuivelhoeve gewenste uitbreiding van de verwerkingscapaciteit van 40.000 ton melk tot zuivelproducten, op basis van onderzoek en berekeningen uitgebreid ingegaan op alle van belang zijnde milieuaspecten, factoren en elementen. Mocht al aannemelijk zijn dat hierop in de regels van en de toelichting op het bestemmingsplan nog onvoldoende wordt ingegaan, dan kan worden verwezen naar het milieueffectrapport en de bij het opstellen daarvan betrokken stukken (waaronder de Aanmeldingsnotitie, de nota Reikwijdte en Detailniveau en het advies van de Commissie m.e.r.). Overigens is in het voorliggende bestemmingsplan met name de zojuist genoemde productiecapaciteit van 40.000 ton bepalend voor het toegestane gebruik van grond en bedrijfsgebouwen. In de regels behorende bij het bestemmingsplan De Zuivelhoeve is artikel 3.1, lid a. hierop aangepast. Daarnaast zijn voor een oordeel over de milieuhygiënische aanvaardbaarheid van - elke uitbreiding van - de maximaal toegestane productiecapaciteit binnen de inrichting met name van belang de voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de beoordeling in het kader van de OBM-vergunningplicht (omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, 1e lid, aanhef en sub i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (afgekort Wabo)). In het kader van deze vergunningplicht (betreffende de zogeheten “Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets”) wordt over de milieuhygiënische aanvaardbaarheid van veranderingen in de inrichting een positief of negatief oordeel geveld. Wordt daarbij op de voet van artikel 7.17 van de Wet milieubeheer beslist dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt dan moet de OBM-vergunning worden geweigerd en dient alsnog een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, 1e lid, aanhef en sub e van de Wabo (voor het veranderen van een inrichting of de werking daarvan) te worden aangevraagd. Al met al is in voldoende mate verzekerd dat toekomstige veranderingen in de inrichting aan een voorafgaand oordeel worden onderworpen. Om te beoordelen via welke route bedrijfsafvalwater moet worden verwijderd, geldt de voorkeursvolgorde voor de verwijdering van afvalwater uit artikel 10.29a in de Wet milieubeheer. Primair moet het ontstaan van afvalwater worden voorkomen of beperkt. Daarna moet de verontreiniging van het afvalwater worden beperkt. Vervolgens geldt voor biologisch afbreekbaar huishoudelijk en industrieel afvalwater dat inzameling en afvoering via het vuilwaterriool moet plaatsvinden en zuivering in een RWZI. Deze installaties zijn bij uitstek geschikt om dit soort afvalwater te behandelen en moeten bovendien voldoen aan de eisen die worden gesteld in de EU-richtlijn Stedelijk Afvalwater (91/271/EEG). Bij het toepassen van de voorkeursvolgorde kan voor bedrijfsafvalwater de volgende tweedeling worden gemaakt. Bedrijfsafvalwater dat biologisch afbreekbaar is (1) en afvalwater dat niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater (2). De laatste categorie, zijnde ook de categorie afvalwater die vrijkomt bij De Zuivelhoeve, wordt bij voorkeur bij de bron gezuiverd en kan daarna zonder risico in het oppervlaktewater of in de bodem worden geloosd. Het toepassen van een waterzuivering is dus in lijn met artikel 10.29a van de Wet milieubeheer en er is dus geen sprake van een stap terug.
8
11.
12.
13.
14.
15.
16. + 17.
Indien een bedrijf kiest voor zuivering bij de bron dan wordt het afvalwater bij het bedrijf gezuiverd volgens de Best Beschikbare Technieken (BBT), waarna het geloosd kan worden in het oppervlaktewater. Het bedrijf heeft daarvoor een watervergunning nodig van de waterbeheerder. De waterbeheerder toetst aan BBT en de waterkwaliteitsdoelstellingen. Hierbij is onder andere van belang dat het bedrijf maatregelen treft om te voorkomen dat afvalwater bij calamiteiten aan de zuivering ongezuiverd op het oppervlaktewater zal worden geloosd. Inmiddels zijn al diverse verkeersmaatregelen getroffen in Twekkelo om het doorgaande verkeer terug te dringen. In 2013 zullen nog meer maatregelen getroffen worden om dit verder terug te dringen. Uit tellingen is reeds gebleken dat er nu al sprake is van een aanzienlijke afname van het verkeer in Twekkelo, waaronder de Twekkelerweg. De toename van het verkeer door de uitbreiding van de Zuivelhoeve is veel lager dan de afname die is bereikt door de reeds getroffen verkeersmaatregelen in en rond Twekkelo. Er is dan ook geen sprake van een verslechtering van de verkeerssituatie in Twekkelo. De Twekkelerweg – Strootsweg is voorzien van fietssuggestiestroken. Deze stroken maken onderdeel uit van de rijbaan en hierdoor is de Twekkelerweg – Strootsweg breder dan veel andere wegen in het gebied Twekkelo en kan deze ook meer verkeer verwerken. De aansluiting Bruninksweg op de Twekkelerweg zal worden aangepast, zodat het zicht en het in- en uitdraaien van vrachtverkeer wordt verbeterd. Voor de uitbreiding van De Zuivelhoeve zijn twee geluidonderzoeken uitgevoerd. Het ene onderzoek heeft betrekking op de geluidbelasting wegverkeer vanwege de reconstructie van de Bruninksweg. Het andere onderzoek brengt de geluidbelasting vanwege de activiteiten van de Zuivelhoeve in beeld. In het reconstructieonderzoek is de geluidbelasting ter plaatse van woningen, voor zover gelegen binnen de zone van de Bruninksweg, één jaar voor en tien jaar na de reconstructie berekend. Ook woningen gelegen aan de Twekkelerweg binnen de zone van de Bruninksweg zijn meegenomen in deze berekeningen. Als de geluidbelasting met meer dan 2 dB toeneemt en groter is dan 48 dB dient onderzoek naar maatregelen plaats te vinden. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting nergens met 2 dB of meer toeneemt. Onderzoek naar maatregelen is daarom niet nodig. In het andere onderzoek zijn de langtijdgemiddelde geluidniveaus, de maximale geluidniveaus en het geluid vanwege de verkeersaantrekkende werking door de activiteiten van de Zuivelhoeve berekend. De berekende langtijdgemiddelde geluidniveaus voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. De maximale geluidniveaus in de avond- en nachtperiode overschrijden de voorkeursgrenswaarde, maar zijn niet onacceptabel hoog en kunnen in principe vergund worden. Bij de behandeling van de omgevingsvergunning zal afgewogen worden of extra maatregelen noodzakelijk zijn. De geluidbelasting op de woningen ten gevolge van verkeer van en naar de inrichting (verkeersaantrekkende werking) op de openbare weg is beoordeeld conform de circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer van en naar de inrichting”. Dit verkeer wordt uitsluitend beoordeeld op het equivalente geluidniveau, de geluidpieken zijn conform de circulaire buiten beschouwing gelaten. De berekeningen zijn uitgevoerd volgens deze circulaire. Uit de resultaten blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)). De route Boortorenweg – Twekkelerweg – Bruninksweg wordt als meest geschikt geacht vanwege de wegbreedte. Deze is breder dan overige mogelijke aanrijroutes van de Zuivelhoeve. De route kan niet worden afgedwongen, maar in de exploitatieovereenkomst is afgesproken dat de Zuivelhoeve alles in het werk stelt dat het bedrijfsverkeer via deze route gaat. De aangewezen route heeft inderdaad een hoogtebeperking van 3.80 meter (spoorviaduct Boortorenweg). Dit is dan ook alleen een belemmering voor vrachtverkeer dat hoger is dan 3.80 meter. De Zuivelhoeve zal afspraken maken met haar distributeurs dat alleen vrachtverkeer wordt ingezet dat niet hoger is dan 3.80 meter en hiermee dan ook geschikt is voor de aangewezen route. Het kan echter sporadisch voorkomen dat een vrachtwagen niet geschikt is voor de aangewezen route. Dit aantal wordt geschat op maximaal zeven vrachtauto’s per week. Zie beantwoording onder punt 13.
9
18. + 19.
20.
21.
22.
Gemeenten dienen in het kader van een zorgvuldige planologische beoordeling van een plan of project rekening te houden met de instandhoudingsdoelstelling en het beheerplan van aanwezige of in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden en EHS-gebieden. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: NB-wet) en de Omgevingsverordening Overijssel moet een passende beoordeling worden gemaakt voor een plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied of EHS-gebied. Ook als het gebied voor de uitvoering van het plan niet is gelegen binnen het gebied van het bestemmingsplan zal, bij de vaststelling van het bestemmingsplan, de vraag naar eventuele gevolgen voor dat gebied aan de orde moeten komen. Om te bezien wat de effecten zijn van het bestemmingsplan is eerst een voortoets gedaan om te zien of het bestemmingsplan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000gebied of EHS-gebied. Nu zodanige gevolgen op grond van de voortoets op voorhand niet helemaal zijn uit te sluiten is, in het kader van het opstellen van een milieueffectrapportage (MER), een passende beoordeling gemaakt. De voortoets en de MER, met daarin de passende beoordeling, zijn als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Overigens was al wel uit de voortoets gebleken dat de ruimtelijke ingrepen geen significante negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de nabijgelegen Natura 2000- en EHS-gebieden. Oók bleek uit deze toets dat er geen depositieberekeningen voor stikstof uitgevoerd hoeven worden. Eén en ander is betrokken bij de passende beoordeling in de MER. Binnen de inrichting vindt geen opslag van ammoniak plaats. Poeders vallen niet onder de externe veiligheid regelgeving. Alleen voor de gasleiding is externe veiligheid van belang. Hiervoor zijn de benodigde berekeningen uitgevoerd en heeft de regionale brandweer advies uitgebracht inzake de aspecten verantwoording groepsrisico en rampenbestrijding. De brandweer geeft aan dat zij geen aanleiding zien om aanvullende maatregelen te adviseren. Dit advies hebben wij overgenomen. De voorgenomen ontwikkeling is een initiatief van de Zuivelhoeve. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanherziening, evenals de uitvoering van het plan, komen voor rekening van dit bedrijf. Met de Zuivelhoeve is hiervoor een exploitatieovereenkomst gesloten. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het project economisch uitvoerbaar is. De bedoelde bepalingen betreffen artikelen uit de provinciale omgevingsverordening. In hoofdstuk 4.2 van de toelichting behorende bij het bestemmingsplan De Zuivelhoeve wordt hierop uitgebreid ingegaan. Hierbij komt dat de provincie in haar reactie op het voorontwerp bestemmingsplan (vooroverlegreactie) heeft aangegeven dat inzichtelijk is gemaakt dat er sprake is van een balans tussen de geboden ontwikkelingsruimte en de extra investeringen in ruimtelijke kwaliteit volgens de KGO en dat het bestemmingsplan daarmee past in het provinciaal beleid (en daarmee dus ook voldoet aan de bepalingen uit de provinciale omgevingsverordening).
6. Vereniging Behoud Twekkelo Zienswijze 1. Stellen dat naar de mening van het college er bij de Zuivelhoeve nog ruimte is voor ontwikkeling en willen graag antwoord waarop dit is gebaseerd. 2. Stellen dat door de Vereniging Behoud Twekkelo een reëel alternatief is aangedragen, maar vragen zich af waarom het college geweigerd heeft dit alternatief te onderzoeken. 3. Zijn van mening dat de geboden zekerheid onvoldoende is en vragen om een juridisch sluitend document waardoor op deze plek in Twekkelo in de toekomst de omvang van de Zuivelhoeve wordt beperkt, ook bij de overgang van het eigendom. 4.1 Zijn van mening dat op een aantal punten niet is voldaan aan het voorwaardendocument, omdat er geen sprake is van een verschijningsvorm die in korrelmaat overeenstemt en eveneens geen sprake is van minimale zichtbaarheid vanaf de Bruninksweg en de omliggende wegen. Stellen ook dat het bekleden van een gebouw, dat geheel niet in de omgeving past, met een hout bekleding op geen enkele wijze het kwaliteitsverlies van de directe omgeving kan compenseren. 4.2 Zijn van mening dat het verplaatsen en ombouwen van de kapschuur onmogelijk opgevat kan worden als een Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. 5. Stellen dat de aansluiting via een riool op een RWZI de enige oplossing is waardoor overlast in Twekkelo wordt vermeden, omdat alleen een RWZI voldoende buffercapaciteit heeft om pieken in pH of detergenten weg te middelen. Horen dan ook raag waarom de gemeente Hengelo niet geëist heeft dat het bestaande riool wordt vergroot, maar is gekozen voor een ‘second best’ oplossing.
10
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
7. 8.
9.
10.
Stellen dat in de stukken wordt vermeld dat het verkeer gebruik zal maken van de ‘hoofdwegen’ in Twekkelo, maar zijn van mening dat dit verkeerstechnisch onjuist is, omdat heel Twekkelo een 60 km/h zone is en alleen erfontsluitingswegen kent. Zijn van mening dat de verkeersveiligheid in Twekkelo sterk negatief wordt beïnvloed en dat rekening gehouden dient te worden met het in- en uitdraaien van zware combinaties naar de Bruninksweg. Zien dan ook graag een afweging van de verschillende mogelijke aan- en afvoerroutes. Stellen dat in de geluidsstudie van Adviesburo van der Boom is uitgegaan van het geluid dat geproduceerd wordt door langzaam rijdende trucks op het terrein van de Zuivelhoeve, waarbij de minimale waarden zijn aangehouden en niet die van optrekkende en remmende voertuigen. Zijn van mening dat het voor de berekeningen correcter is om de maximaal optredende waarden aan te houden waardoor de toegelaten geluidsdruk op de woningen wordt overschreden. Zijn van mening dat, zoals ook aangegeven in hun vorige zienswijze, ook de geluidsdruk bepaald dient te worden van vrachtauto’s die op de Twekkelerweg rijden, remmen en optrekken bij snelheden tot 60 km/h. Zien graag de berekeningsresultaten van de geluidsdruk op de aanliggende woningen van de Twekkelerweg ten gevolge van het aan- en afvoertransport van de Zuivelhoeve over de Twekkelerweg en een herberekening van het oorspronkelijke rapport uitgaande van een piekwaarde van 110 dB. Verwachten dat de effecten op de EHS uitgebreider worden onderzocht. Zijn van mening dat op basis van rechtsgelijkheid elk bedrijf in Twekkelo volcontinue kan gaan produceren en een gelijksoortige transportactiviteit kan beginnen. Stellen dat er geen sprake is van een uitzonderlijk geval indien naar de specifieke activiteiten wordt gekeken en dus waarvan meerdere bedrijven in Twekkelo gelijksoortige activiteiten hebben of zouden willen hebben. Stellen dat in 2006 samen met de gemeente Enschede is gereageerd op de toekomstvisie van Twekkelo, maar dat de gemeente Hengelo nu terugkomt op de toen gemaakte afspraken. Geven aan dat het voor de inwoners van Twekkelo moeilijk te begrijpen is dat binnen het gebied met twee maten wordt gemeten. Verwachten dan ook eenheid van bestuur en vragen een toelichting waarom het hier aan afstemming heeft ontbroken en geen overeenstemming is bereikt. Met betrekking tot de samenvatting van en de reactie op de aanvulling op de al eerder ingediende zienswijze, verwijzen wij naar de behandeling van de zienswijze ingediend door J. en A. Doldersum, I. en W. Reef, I. Buursink en H. Vosmer, zie zienswijze 5.
Reactie 1. Er is een langdurig en intensief traject afgelegd voordat werd gestart met het opstellen van een bestemmingsplan voor De Zuivelhoeve. Zo zijn onder andere alternatieven bekeken (waarbij de gemeente ook alternatieve locaties heeft aangeboden) en is een rapport opgesteld (door adviesbureau DHV), waarin de consequenties van uitbreiding van het bedrijf op een rij zijn gezet. Uiteindelijk heeft het college in 2008 na afweging van alle ‘voors en tegens’ en onder voorwaarden toch ja gezegd tegen de uitbreidingsplannen. 2. Evenals de VBT heeft de gemeente ook gezocht naar mogelijke en haalbare alternatieven. Echter, het college heeft in 2008, onder voorwaarden, toch ja gezegd tegen de uitbreidingsplannen in de huidige vorm. Onderhavig bestemmingsplan is dan ook een voortvloeisel uit de destijds ingeslagen weg (zie ook de beantwoording onder 1.). 3. Onderhavig bestemmingsplan voor de Zuivelhoeve maakt uitsluitend het uitbreidingsplan mogelijk zoals dat nu voor ligt. Verdere expansie is in dit bestemmingsplan uitgesloten. Daarnaast heeft de Zuivelhoeve door het tekenen van de exploitatieovereenkomst aanvaard dat de raad en het college van burgemeester en wethouders van Hengelo als uitgangspunt hanteren dat verdere uitbreiding van de Zuivelhoeve in de toekomst op de huidige locatie niet zal worden toegelaten. 4.1 In het voorwaardendocument is opgenomen dat de verschijningsvorm van de hoofdmassa in korrelmaat dient overeen te stemmen met de bestaande bebouwing en dat hellende daken en lage goten hierbij vertrekpunt zijn, maar dat aan kwalitatief gelijkwaardige oplossingen ruimte wordt geboden. Tijdens het maken van de massastudies is duidelijk geworden dat een gebruikelijke benadering met hellende daken juist te veel de aandacht op zich zou vestigen. Om de uitbreiding meer in harmonie met het landschap en het bestaande erf te brengen is juist gekozen voor deze specifieke vorm. Het toepassen van natuurlijke materialen voor de gevels (zoals ook weergegeven in de referentiebeelden) ondersteunt deze gekozen benadering. Het resultaat is door zijn eigen karakter afzonderlijk zichtbaar als een herkenbare laatste fase in de ontwikkeling van de Zuivelhoeve.
11
4.2
5.
6.1
6.2
Door deze eigen benadering, los van de eerdere uitbreidingen, is de ontwikkeling leesbaar gehouden. Het eindresultaat is een ensemble van gebouwen die de geschiedenis en heden goed weergeven. Qua zichtbaarheid staat in de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan beschreven dat de uitbreiding onder andere ingepast wordt door de aanleg van circa 8.000 m2 gemengd eikenbos in de zuidwesthoek. De nieuwe uitbreiding kan hierdoor onmogelijk helemaal aan het zicht worden onttrokken, maar de bosaanplant werkt wel als filter voor de bebouwing. De schaal van het bos sluit hierbij aan bij de schaal van de uitbreiding en de schaal van het landschap aan deze zijde. De provincie wil ontwikkelingen in de groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Kort gezegd betekent dit dat er in het buitengebied ruimte is voor grootschalige uitbreidingen mits die gelijk opgaan met verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij hoort bij elke ontwikkeling een basisinspanning in de vorm van een goede ruimtelijke inpassing, zoals situering van gebouwen en erfbeplantingen. Voor het bepalen van de hoogte van aanvullende kwaliteitsprestaties zijn drie variabelen te hanteren waaronder: Dient het initiatief een eigen belang of ook maatschappelijke belangen? In dit geval levert de realisatie van een informatiecentrum (in de voormalige kapschuur) een maatschappelijke bijdrage aan de bewustwording van mensen omtrent duurzaam produceren, mede in relatie tot de omliggende natuur. Als zodanig levert de realisatie van het informatiecentrum dan ook een bijdrage aan de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (zie ook paragraaf 4.2.1.3 van de bestemmingsplantoelichting voor een uitgebreide beschrijving). Om te beoordelen via welke route bedrijfsafvalwater moet worden verwijderd, geldt de voorkeursvolgorde voor de verwijdering van afvalwater uit artikel 10.29a in de Wet milieubeheer. Primair moet het ontstaan van afvalwater worden voorkomen of beperkt. Daarna moet de verontreiniging van het afvalwater worden beperkt. Vervolgens geldt voor biologisch afbreekbaar huishoudelijk en industrieel afvalwater dat inzameling en afvoering via het vuilwaterriool moet plaatsvinden en zuivering in een RWZI. Deze installaties zijn bij uitstek geschikt om dit soort afvalwater te behandelen en moeten bovendien voldoen aan de eisen die worden gesteld in de EU-richtlijn Stedelijk Afvalwater (91/271/EEG). Bij het toepassen van de voorkeursvolgorde kan voor bedrijfsafvalwater de volgende tweedeling worden gemaakt. Bedrijfsafvalwater dat biologisch afbreekbaar is (1) en afvalwater dat niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater (2). De laatste categorie, zijnde ook de categorie afvalwater die vrijkomt bij De Zuivelhoeve, wordt bij voorkeur bij de bron gezuiverd en kan daarna zonder risico in het oppervlaktewater of in de bodem worden geloosd. Het toepassen van een waterzuivering is dus in lijn met artikel 10.29a van de Wet milieubeheer en er is dus geen sprake van een stap terug. Indien een bedrijf kiest voor zuivering bij de bron dan wordt het afvalwater bij het bedrijf gezuiverd volgens de Best Beschikbare Technieken (BBT), waarna het geloosd kan worden in het oppervlaktewater. Het bedrijf heeft daarvoor een watervergunning nodig van de waterbeheerder. De waterbeheerder toetst aan BBT en de waterkwaliteitsdoelstellingen. Hierbij is onder andere van belang dat het bedrijf maatregelen treft om te voorkomen dat afvalwater bij calamiteiten aan de zuivering ongezuiverd op het oppervlaktewater zal worden geloosd. Het buitengebied Twekkelo is in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan aangewezen als verblijfsgebied. Alle wegen in het buitengebied Twekkelo hebben de functie erftoegangsweg. Een erftoegangsweg ontsluit de in het verblijfsgebied gelegen woningen, bedrijven, kavels en percelen. Het verkeer op een erftoegangsweg behoort dus in beginsel alleen uit bestemmingsverkeer te bestaan en er geldt in principe een maximale snelheid van 60 km/uur. De wegbreedte van een erftoegangsweg is echter niet altijd gelijk. Een bredere weg kan meer verkeer verwerken, zoals de Twekkelerweg. Deze is voorzien van fietssuggestiestroken en heeft een wegbreedte van 6 meter. Deze weg kan meer verkeer verwerken dan bijvoorbeeld de Holmersweg. Inmiddels zijn al diverse verkeersmaatregelen getroffen in Twekkelo om het doorgaande verkeer terug te dringen. In 2013 zullen nog meer maatregelen getroffen worden om dit verder terug te dringen. Uit tellingen is reeds gebleken dat er nu al sprake is van een aanzienlijke afname van het verkeer in Twekkelo, waaronder de Twekkelerweg. De toename van het verkeer door de uitbreiding van de Zuivelhoeve is veel lager dan de afname die is bereikt door de reeds getroffen verkeersmaatregelen in en rond Twekkelo. Er is dan ook geen sprake van een verslechtering van de verkeerssituatie in Twekkelo. De Twekkelerweg – Strootsweg is voorzien van fietssuggestiestroken. Deze stroken maken onderdeel uit van de rijbaan en hierdoor is de Twekkelerweg – Strootsweg breder dan veel andere wegen in het gebied Twekkelo en kan deze ook meer verkeer verwerken. De aansluiting Bruninksweg op de Twekkelerweg zal worden aangepast, zodat het zicht en het in- en uitdraaien van vrachtverkeer wordt verbeterd.
12
6.3 + 6.4 + 6.5
7.
8.
Voor de uitbreiding van de Zuivelhoeve zijn twee geluidonderzoeken uitgevoerd. Het ene onderzoek heeft betrekking op de geluidbelasting wegverkeer vanwege de reconstructie van de Bruninksweg. Het andere onderzoek brengt de geluidbelasting vanwege de activiteiten van de Zuivelhoeve in beeld. In het reconstructieonderzoek is de geluidbelasting ter plaatse van woningen, voor zover gelegen binnen de zone van de Bruninksweg, één jaar voor en tien jaar na de reconstructie berekend. Ook woningen gelegen aan de Twekkelerweg binnen de zone van de Bruninksweg zijn meegenomen in deze berekeningen. Als de geluidbelasting met meer dan 2 dB toeneemt en groter is dan 48 dB dient onderzoek naar maatregelen plaats te vinden. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting nergens met 2 dB of meer toeneemt. Onderzoek naar maatregelen is daarom niet nodig. In het andere onderzoek zijn de langtijdgemiddelde geluidniveaus, de maximale geluidniveaus en het geluid vanwege de verkeersaantrekkende werking door de activiteiten van de Zuivelhoeve berekend. De berekende langtijdgemiddelde geluidniveaus voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. De maximale geluidniveaus in de avond- en nachtperiode overschrijden de voorkeursgrenswaarde, maar zijn niet onacceptabel hoog en kunnen in principe vergund worden. Bij de behandeling van de omgevingsvergunning zal afgewogen worden of extra maatregelen noodzakelijk zijn. De geluidbelasting op de woningen ten gevolge van verkeer van en naar de inrichting (verkeersaantrekkende werking) op de openbare weg is beoordeeld conform de circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer van en naar de inrichting”. Dit verkeer wordt uitsluitend beoordeeld op het equivalente geluidniveau, de geluidpieken zijn conform de circulaire buiten beschouwing gelaten. De berekeningen zijn uitgevoerd volgens deze circulaire. Uit de resultaten blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)). Gemeenten dienen in het kader van een zorgvuldige planologische beoordeling van een plan of project rekening te houden met de instandhoudingsdoelstelling en het beheerplan van aanwezige of in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden en EHS-gebieden. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: NB-wet) en de Omgevingsverordening Overijssel moet een passende beoordeling worden gemaakt voor een plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied of EHS-gebied. Ook als het gebied voor de uitvoering van het plan niet is gelegen binnen het gebied van het bestemmingsplan zal, bij de vaststelling van het bestemmingsplan, de vraag naar eventuele gevolgen voor dat gebied aan de orde moeten komen. Om te bezien wat de effecten zijn van het bestemmingsplan is eerst een voortoets gedaan om te zien of het bestemmingsplan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000gebied of EHS-gebied. Nu zodanige gevolgen op grond van de voortoets op voorhand niet helemaal zijn uit te sluiten is, in het kader van het opstellen van een milieueffectrapportage (MER), een passende beoordeling gemaakt. De voortoets en de MER, met daarin de passende beoordeling, zijn als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Overigens was al wel uit de voortoets gebleken dat de ruimtelijke ingrepen geen significante negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de nabijgelegen Natura 2000- en EHS-gebieden. Oók bleek uit deze toets dat er geen depositieberekeningen voor stikstof uitgevoerd hoeven worden. Eén en ander is betrokken bij de passende beoordeling in de MER. Zoals ook reeds in het “Verslag van inspraak en vooroverleg – Voorontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve” is beschreven, wordt de kans op precedentwerking voor locaties gelegen in het buitengebied van de gemeente Hengelo, naar aanleiding van dit uitbreidingsplan, niet reëel geacht. Onder precedent kan worden verstaan ‘een voorval / voorbeeld c.q. besluit (van vroeger) waarop men zich kan beroepen als een nieuw dergelijk geval zich voordoet om er hetzelfde gevolg aan te geven’. De uitbreiding van de Zuivelhoeve betreft echter een uitzonderlijk geval omdat het gaat om de uitbreiding van een bestaand zuivelbedrijf dat al jaren op deze locatie is gevestigd en waarvan in het buitengebied van de gemeente Hengelo geen vergelijkbaar bedrijf aanwezig is. Hierbij komt dat de uitbreiding van het bedrijf uitsluitend onder voorwaarden mogelijk is en de Zuivelhoeve ook fors investeert in de ruimtelijke kwaliteit. Dit is een (provinciale) vereiste vanuit de ‘Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)’ (zie ook paragraaf 4.2.1.3 in het bestemmingsplan). Een en ander neemt niet weg dat ook anderen de gemeenteraad kunnen verzoeken om het bestemmingsplan voor een locatie in het buitengebied te herzien. Per geval zal dan worden beoordeeld wat de (on)mogelijkheden zijn en ook daarbij zal de KGO een grote rol spelen.
13
9.
10.
III
Hierbij dient opgemerkt te worden dat het bestemmingsplan Buitengebied recent is geactualiseerd en geen enkel, reeds in het buitengebied aanwezig bedrijf een verzoek om een dergelijke uitbreiding heeft ingediend. Van de stelling dat meerdere bedrijven in Twekkelo gelijksoortige activiteiten zouden willen hebben is dan ook niets gebleken. Er heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen de gemeenten Hengelo en Enschede, waaruit is gebleken dat de gemeente Enschede kan instemmen met het uitbreidingsplan. Het heeft dus niet aan afstemming ontbroken en er is dan ook weldegelijk overeenstemming bereikt. Het feit dat de gemeente Enschede geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan bevestigt dit. Met betrekking tot de samenvatting van en de reactie op de aanvulling op de al eerder ingediende zienswijze, verwijzen wij naar de behandeling van de zienswijze ingediend door J. en A. Doldersum, I. en W. Reef, I. Buursink en H. Vosmer, zie zienswijze 5.
CONCLUSIE EN VOORSTEL
Voorgesteld wordt: •
De volgende zienswijzen ongegrond te verklaren:
2. 3. 4.
Stichting Natuur- en Milieuraad Enschede, Stationsplein 1a, 7511 JD Enschede M.G. Govers en B. Quint, Holmersweg 10, 7554 ST Hengelo (Ov.) Stichting Natuur- en Milieuraad Hengelo e.o., Postbus 685, 7550 AR Hengelo (Ov.)
•
De volgende zienswijzen gedeeltelijk gegrond te verklaren en de volgende wijziging door te voeren:
5.
J. en A. Doldersum, Twekkelerweg 352, 7554 SE Hengelo (Ov.) I. en W. Reef, Twekkelerweg 350, 7554 SE Hengelo (Ov.) I. Buursink en H. Vosmer, Twekkelerweg 356, 7554 SE Hengelo (Ov.) Vereniging Behoud Twekkelo, Burg. Stroinkstraat 341, 7547 RH Twekkelo • In de regels van het bestemmingsplan De Zuivelhoeve is artikel 3.1, lid a. aangepast. Voor het overige worden deze zienswijzen ongegrond verklaard.
6.
•
De volgende zienswijze gegrond te verklaren en de volgende wijziging door te voeren:
1.
N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen • In de regels van het bestemmingsplan De Zuivelhoeve is artikel 6.4.1, lid b. aangepast.
14
Staat van wijzigingen Bestemmingsplan De Zuivelhoeve
Wijzigingen naar aanleiding van zienswijzen:
A. -
REGELS Artikel 3.1, lid a. aangepast. Artikel 6.4.1, lid b., sub 4. toegevoegd.
Ambtshalve wijzigingen:
A. -
B. -
C. -
REGELS Artikel 1.2 de plan IDN hernummerd.
VERBEELDING De plan IDN gewijzigd in NL.IMRO.0164.BP0058-0301.
TOELICHTING Paragraaf Paragraaf Paragraaf Paragraaf
3.5.1 4.3.5 6.6.3 6.6.4
herschreven. toegevoegd. toegevoegd. (voorheen paragraaf 6.6.3) herschreven.
1
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
12G201776
PORT.HOUD:
Bron
ONDERWERP:
Vaststelling beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
12/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier: Bijlage ligt op elke fractiekamer en leeskamer raad
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
xFysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
9B
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 495267
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201776 501538 / 501538
M. Brummelhuis / B. Scholten
RU
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Vaststelling beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
05 - Toekomstbestendige stad met focus op Zuid
REDEN VAN AANBIEDING
Combinatie van voorgaande redenen, te weten: actie vanuit eerder besluit en externe wet- en regelgeving.
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
De raad wordt voorgesteld het beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve vast te stellen. De Zuivelhoeve, gevestigd aan de Bruninksweg 5a, is voornemens de productielocaties gericht op het bereiden van yoghurt en vla op één locatie te concentreren en wil hiertoe de bestaande bedrijfsoppervlakte aan de Bruninksweg 5a uitbreiden. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen zijn aan de realisatie van het uitbreidingsplan beeldkwaliteiteisen verbonden welke zijn vastgelegd in voorliggend beeldkwaliteitplan. Hierin zijn de belangrijkste beeldkwaliteiteisen vastgelegd met betrekking tot de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte. Het concept beeldkwaliteitplan heeft van 19 september 2012 tot en met 30 oktober 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er is één zienswijze ingediend. Echter, deze zienswijze richt zich inhoudelijk niet op het beeldkwaliteitplan, maar op het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve. De zienswijze is dan ook behandeld in het kader van het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve en heeft geen aanleiding gegeven het beeldkwaliteitplan aan te passen.
PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s Weekblad heeft het concept beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve van 19 september 2012 tot en met 30 oktober 2012 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is één zienswijze ingediend.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: -
Het beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve vast te stellen.
OPSOMMING VAN BIJLAGEN
-
Beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve Advies aan B&W Raadsvoorstel en raadsbesluit
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201776
M. Brummelhuis / B. Scholten
RU
Br
ONDERWERP
Vaststelling beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve
AANLEIDING EN DOEL
De Zuivelhoeve, gevestigd aan de Bruninksweg 5a, is voornemens de productielocaties gericht op het bereiden van yoghurt en vla op één locatie te concentreren en wil hiertoe de bestaande bedrijfsoppervlakte aan de Bruninksweg 5a uitbreiden. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen zijn aan de realisatie van het uitbreidingsplan beeldkwaliteiteisen verbonden welke zijn vastgelegd in voorliggend beeldkwaliteitplan. Hierin zijn de belangrijkste beeldkwaliteiteisen vastgelegd met betrekking tot de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte. OVERWEGINGEN
Welstandsnota Het plangebied ‘De Zuivelhoeve’ is gelegen in het gebied dat in de welstandsnota is opgenomen als 'Buitengebied'. Indien geen beeldkwaliteitplan is vastgesteld moet een bouwplan worden getoetst aan de welstandscriteria voor het deelgebied ‘Buitengebied’. Het uitbreidingsplan van De Zuivelhoeve voldoet niet aan deze criteria. Dit is de reden dat een beeldkwaliteitplan is opgesteld dat, na vaststelling door de gemeenteraad, onderdeel zal uitmaken van de Welstandsnota en daarmee toetsingskader vormt voor welstand. Inspraak Het concept beeldkwaliteitplan heeft tegelijk met het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve van 19 september 2012 tot en met 30 oktober 2012 ter inzage gelegen. Er is één schriftelijke zienswijze ingediend. Echter, deze zienswijze richt zich inhoudelijk niet op het beeldkwaliteitplan, maar op het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve. De zienswijze is dan ook behandeld in het kader van het ontwerp bestemmingsplan De Zuivelhoeve en heeft geen aanleiding gegeven het beeldkwaliteitplan aan te passen. FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
Niet van toepassing. COMMUNICATIE EN INSPRAAK
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s Weekblad heeft het concept Beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve van 19 september 2012 tot en met 30 oktober 2012 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is één zienswijze ingediend. VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
Het beeldkwaliteitplan zal, na vaststelling door de gemeenteraad, onderdeel uitmaken van de Welstandsnota en daarmee toetsingskader vormen voor welstand.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: -
Het beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve vast te stellen.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201776
M. Brummelhuis / B. Scholten
RU
Br
ONDERWERP
Vaststelling beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
-
Het beeldkwaliteitplan De Zuivelhoeve vast te stellen.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
13G200099
PORT.HOUD:
Bron
ONDERWERP:
Vaststellen Bp Hengelo Zuid Oost Veldwijk e.o.
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
12/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier: Bijlage ligt in elke fractiekamer en leeskamer raad
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
xFysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
10
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 501325
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200099 501339 / 501339
m. Brummelhuis m. de Vries
RU
JB
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Gewijzigd vaststellen Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
05 – Toekomstbestendige stad met focus op zuid
REDEN VAN AANBIEDING
De wet ruimtelijke ordening verplicht dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar worden geactualiseerd. Bestemmingsplannen die voor 2003 zijn vastgesteld, moeten uiterlijk 1 juli 2013 actueel zijn. In 2002 is gestart met het actualiseren van alle bestemmingsplannen in Hengelo. Het bestemmingsplan Hengelo ZuidVeldwijk e.o. is een van deze actualisatieplannen. SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
Het ontwerp bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” heeft van 16 november tot en met 27 december 2012 ter inzage gelegen. Binnen de termijn zijn drie schriftelijke zienswijzen ingediend. In de "Nota zienswijzen - ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid – Veldwijk e.o." is de inhoud van de zienswijzen samengevat en beantwoord. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen wordt voorgesteld het ontwerpbestemmingsplan "Hengelo Zuid – Veldijk e.o." op enkele punten gewijzigd en zijn er ambtshalve wijzigingen voorgesteld. Deze wijzigingen naar aanleiding van de ingediende zienswijzen en de ambtshalve wijzigingen zijn opgenomen in de "Staat van wijzigingen". PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
Op grond van artikel 3.8 lid 1 en de Afdeling 3.4 Awb heeft het ontwerp bestemmingsplan "Hengelo Zuid – Veldwijk e.o." zes weken ter inzage gelegden na voorafgaande publicatie in Hengelo’s Weekblad en de Staatscourant. Het ontwerp bestemmingsplan "Hengelo Zuid – Veldwijk e.o. " is op grond van artikel 3.1.1. Bro voorgelegd aan betrokken instanties. VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. in te stemmen met de behandeling van de zienswijze, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” dat deel uitmaakt van dit besluit; 2. In het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o. de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van Wijzigingen Hengelo Zuid – Veldwijk e.o.”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 3. Het bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” met indentificatienummer NL.IMRO.0164.BP00440301, getekend op ondergrond o_NL.IMRO.0164.BP0044.dgn en de daarbij behorende regels gewijzigd vast te stellen; 4. na gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan “Hengelo Zuid- Veldwijk e.o.” de VROM-inspecteur en Gedeputeerde Statem van de provincie Overijssel te verzoeken het besluit eerder dan zes weken na vaststelling bekend te mogen maken; 5. Geen exploitatieplan vast te stellen voor het bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.”. OPSOMMING VAN BIJLAGEN
- Bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” (met indentificatienummer NL.IMRO.0164.BP00440301), bestaande uit toelichting, regels, verbeelding en bijlagen; - Nota zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o. - Staat van wijzigingen - brief voor indieners van zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan; - Meeloopformulier
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200099
m. Brummelhuis m. de Vries
RU
JB
ONDERWERP
Gewijzigd vaststellen Bestemmingsplan Hengelo Zuid Veldwijk e.o.
AANLEIDING EN DOEL
De wet ruimtelijke ordening verplicht dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar worden geactualiseerd. Bestemmingsplannen die voor 2003 zijn vastgesteld, moeten uiterlijk 1 juli 2013 actueel zijn. In 2002 is gestart met het actualiseren van alle bestemmingsplannen in Hengelo. Het bestemmingsplan Hengelo Zuidveldwijk e.o. is een van deze actualisatieplannen. OVERWEGINGEN
Plangebied Het plangebied Hengelo Zuid bestaat uit drie deelgebieden (Breemarsweg en omgeving, Veldwijk en omgeving en Berflo Es en omgeving). Voor het deelgebied Veldwijk is nu een ontwerp bestemmingsplan gemaakt waarbij de nadruk vooral ligt op het vastleggen van de bestaande situatie. Deelgebied Veldwijk wordt globaal begrensd door de Enschedesestraat, Twekkelerweg, Parallelweg SS, Sportpark HVV en de Breemarsweg. Het bestemmingsplan Bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” bestaat uit: - Toelichting - Bijlagen - Regels - Verbeelding, nummer NL.IMRO.0164.BP0044-0301 Exploitatieplan Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Het bestemmingsplan "Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” voorziet niet in de realisatie van bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening is daarmee niet van toepassing op dit bestemmingsplan. Zienswijzen Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” van 16 november 2012 tot en met 27 december 2012 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn drie zienswijzen ingediend. In de bijgevoegde "Nota zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.”, is de inhoud van de zienswijze verkort weergegeven en van commentaar voorzien. Een exemplaar van deze nota is bij de stukken gevoegd. In de nota wordt aangegeven op welke wijze met de zienswijze dient te worden omgegaan. De ingediende zienswijze hebben gedeeltelijk aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan. De raad wordt nu voorgesteld het bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” gewijzigd gewijzigd vast te stellen. Wijzigingen t.o.v. van het ontwerp bestemmingsplan Naar aanleiding van enkele ingediende zienswijzen zijn wijzigingen in het ontwerp bestemmingsplan aangebracht. Tevens zijn er ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Alle wijzigingen zijn opgenomen in de “Staat van wijzigingen”. FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
n.v.t.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid – Veldwijk e.o. van 16 november 2012 tot en met 27 december 2012 ter inzage gelegen. Er zijn drie zienswijzen ingediend. VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
Indien de raad het plan gewijzigd vaststelt, zal het vaststellingsbesluit onverwijld worden toegezonden aan de inspecteur van VROM en Gedeputeerde Staten van Overijssel. Binnen zes weken na toezending kunnen beide instanties besluiten om een reactieve aanwijzing te geven, waardoor een deel van het plan niet in werking kan treden. Vervolgens worden de indieners van de zienswijzen op de hoogte gebracht van het besluit van de raad en wordt het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o. gedurende zes weken ter inzage gelegd.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. in te stemmen met de behandeling van de zienswijze, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” dat deel uitmaakt van dit besluit; 2. In het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o. de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van Wijzigingen Hengelo Zuid – Veldwijk e.o.”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 3. Het bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” met indentificatienummer NL.IMRO.0164.BP00440301, getekend op ondergrond o_NL.IMRO.0164.BP0044.dgn en de daarbij behorende regels gewijzigd vast te stellen; 4. na gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan “Hengelo Zuid- Veldwijk e.o.” de VROM-inspecteur en Gedeputeerde Statem van de provincie Overijssel te verzoeken het besluit eerder dan zes weken na vaststelling bekend te mogen maken; 5. Geen exploitatieplan vast te stellen voor het bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.”.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200099
m. Brummelhuis m. de Vries
RU
JB
ONDERWERP
Gewijzigd vaststellen Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. in te stemmen met de behandeling van de zienswijze, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” dat deel uitmaakt van dit besluit; 2. In het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o. de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van Wijzigingen Hengelo Zuid – Veldwijk e.o.”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 3. Het bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.” met indentificatienummer NL.IMRO.0164.BP00440301, getekend op ondergrond o_NL.IMRO.0164.BP0044.dgn en de daarbij behorende regels gewijzigd vast te stellen; 4. na gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan “Hengelo Zuid- Veldwijk e.o.” de VROM-inspecteur en Gedeputeerde Statem van de provincie Overijssel te verzoeken het besluit eerder dan zes weken na vaststelling bekend te mogen maken; 5. Geen exploitatieplan vast te stellen voor het bestemmingsplan “Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.”.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Nota zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid – Veldwijk e.o.
I
Inleiding
Na voorafgaande publicatie in Hengelo’s Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid – Veldwijk e.o. van 16 november 2012 tot en met 27 december 2012 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging hebben de volgende personen zienswijzen ingediend: 1. 2. 3.
JPR advocaten, namens de heer en mevrouw Bruggink, Postbus 2121, 7500 CC Enschede; N.V. Nederlandse Gasunie, t.a.v. Oleg Borisov, Postbus 19, 9700 MA Groningen; Boot Haeser Walraven advocaten, namens koninklijk Jongeneel BV, Postbus 19256, 3001 BG Rotterdam.
II
Samenvatting van en reactie op de zienswijzen
1.
JPR advocaten, namens de heer en mevrouw Bruggink, Postbus 2121, 7500 CC Enschede
Samenvatting van de zienswijze 1. Appellant geeft aan dat de heer en mevrouw Bruggink eigenaar zijn van de panden op het Berfloplein, onder andere het pand nummer 3. Het betreft pand welke in gebruik is als supermarkt en enkele woningen. Het plangebied bevindt zich op nog geen 200 meter van het Berfloplein. De supermarkt die zich in het pand bevindt is mede gericht op dit gebied. 2. Appellant geeft aan dat het ontwerpbestemmingsplan onderdeel uit maakt van een groter geheel: Het plangebied Hengelo Zuid. Appellant geeft aan dat de geldende bestemmingplannen verouderd zijn en dat het doel is de oude versleten woningen te vervangen en hierbij meer differentiatie aan te brengen. Appellant verwijst naar een doel om bij de revitalisering tot een winkelcentrum en twee buurtsteunpunten te komen. En verwijst naar pagina 28 van de Nota van uitgangspunten, Veldwijk Noord plus.
Appellant geeft aan dat zoals in de inspraak reactie is opgemerkt het hier om een omvangrijke herstructureringsopgave gaat die bestaat uit verschillende onderdelen. Op veel plaatsen zijn woningen gesloopt en vervangen. Andere woningen hebben of zullen ingrijpende renovatie ondergaan. Appellant geeft aan dat er gestreefd wordt om tot een buurtsteunpunt in Veldwijk Noord te komen en de detailhandelsfuncties elders in de wijk af te bouwen. 3. Appellant is van mening dat de plangrenzen onjuist zijn vastgesteld. Volgens appellant is er samenhang aanwezig omdat het buurtsteunpunt haar afzetmarkt vindt in de wijk en voor alle plandelen van het plan Hengelo Zuid één overeenkomst met de ontwikkelaar heeft gesloten. 4. Appellant is van mening dat de behoefte aan woningbouw en bijbehorende extra detailhandels-ruimte onvoldoende is onderzocht en zelfs afwezig is. 5. Appellant is van mening dat de (financiële) uitvoerbaarheid van het plan niet is onderzocht en afwezig is. Reactie op de zienswijze 1. Wordt voor kennis aangenomen. 2. Het door appellant bedoelde bestemmingsplan, is het bestemmingsplan Veldwijk Noord Middengebied en Veldwijk Winkelcentrum. Deze ontwikkelingen maken geen deel uit van dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan Hengelo Zuid Veldwijk e.o. maakt genoemde nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk. 3. Bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan komt de gemeenteraad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe.
1
De nu geldende bestemmingsplannen in het gebied Hengelo Zuid - Veldwijk e.o. zijn grotendeels verouderd en onderling verschillend waardoor ongewenste ontwikkelingen niet tegen te houden zijn en gewenste (toekomstige) ontwikkelingen moeilijk realiseerbaar zijn. Daarnaast bestaat er een toenemende behoefte aan standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. Tegen deze achtergrond startte de gemeente Hengelo het actualiseren van haar bestemmingsplannen. In geval van het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Veldwijk e.o. is ook sprake van een actualisatieplan waarin de huidige situatie is bestemd. Dit plan is dus beheersmatig van aard en maakt geen grote, nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plangebied Veldwijk Noord – Winkelcentrum daarentegen maakt wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk (onder andere verplaatsing van een bestaand tankstation naar een andere plek in het plangebied, buurtwinkelcentrum met daarboven appartementen). De keuze voor het plangebied is dan ook een logische (actualisatieplan zonder nieuwe ontwikkelingen versus plan met nieuwe ontwikkeling / invulling). Er is dan ook geen sprake van het onjuist vaststellen van plangrenzen. 4. Voor het plangebied Hengelo Zuid - Veldwijk e.o. geldt dat sprake is van een actualisatieplan, waarbij de nadruk vooral ligt op het vastleggen van de bestaande situatie. Van toevoeging van woningen in dit plangebied is geen sprake. De herstructurerings-operatie die heeft plaatsgevonden in de Veldwijk is nagenoeg afgerond en de procedures die benodigd waren om deze herstructureringsopgave uit te voeren zijn al geruime tijd geleden afgerond waarbij de betreffende woningen reeds gebouwd c.q. gerenoveerd zijn. De nieuw ontstane (woon)situatie is dan ook zo opgenomen in het bestemmingsplan Hengelo Zuid, Veldwijk e.o. Het door appellant beoogde onderzoek naar de behoefte aan extra woningen in het plangebied kan dan ook achterwege blijven, omdat geen sprake is van de toevoeging van extra woningen in dit gebied. Met betrekking tot de door appellant aangehaalde extra detailhandelsruimte kan worden gesteld dat de gemeente onder meer verantwoordelijk is voor een gezond detailhandels-bestand op een bereikbare afstand van haar burgers. Afhankelijk van het bezoekersmotief zijn type winkelgebieden aangewezen in de Detailhandelsvisie Hengelo 2006 – 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012 (januari 2012). Deze motieven en winkelgebieden wijken nauwelijks af van de vorige detailhandelsvisie, vastgesteld in 2006. Voor de dagelijkse boodschappen geldt dat een bepaalde winkelstructuur is beoogd voor het zuidelijke stadsdeel: één wijkwinkelcentrum en twee buurtsteunpunten. In de Veldwijk zijn de winkels nog erg verspreid en is het gewenst om tot een dergelijk buurtsteunpunt te komen. Dit buurtsteunpunt is in Veldwijk Noord voorzien. 5. Ervan uitgaande dat appellant met het benoemen van artikel 3.1.6 Bor echter bedoeld artikel 3.1.6 Bro wordt het volgende gesteld: Zoals ook reeds gesteld is in het ‘Verslag van inspraak en vooroverleg – Voorontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid – Veldwijk e.o.’ maakt het bestemmingsplan Hengelo Zuid Veldwijk e.o. geen grote, nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Met betrekking tot de herstructurering van het gebied Veldwijk - Zuid kan opgemerkt worden dat voor de eerste en tweede fase destijds zogenaamde artikel 19, lid 2 WRO vrijstellingsprocedures zijn gevoerd. Inmiddels is de eerste fase geheel en de tweede fase bijna afgerond. Hierbij komt dat de gemeente Hengelo en woningcorporatie Welbions een samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekend waarin is afgesproken dat de locatieontwikkeling en de opstalontwikkeling in het deelgebied Veldwijk, voor rekening en risico van de woningcorporatie plaatsvinden. Voor het overige is het bestemmingsplan overwegend beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt daarom geen kosten met zich mee. 2.
N.V. Nederlandse Gasunie, t.a.v. Oleg Borisov, Postbus 19, 9700 MA Groningen
Samenvatting van de zienswijze 1. Appellant geeft aan dat de volgende hoge druk aardgastransportleidingen in het plangebied zijn gelegen: N-258-85-KR002 en N-258-70-KR-026. Daarnaast ligt de leiding N-528-91-KR018 in directe nabijheid van het plangebied. Daarnaast ligt gasontvangststation N-274 (G.O.S. N-27) binnen onderhavig plan in de nabijheid van de Kuipersdijk. 2. Appellant verzoekt om het gasontvangststation te wijziging van de bestemming ‘Sport “naar de bestemming ‘Bedrijf-gasontvangstation’. Dit om de gasontvangstations binnen bestemmingsplannen eenduidig en uniform te bestemmen en vanwege de veiligheidsaspecten die gelden voor gasontvangstations. 3. Appellant geeft aan dat de toe en de afvoerleidingen met bijbehorende belemmeringenstrook van en naar het gasontvangstation niet op de verbeelding zijn opgenomen. Appellant verzoekt dit alsnog te doen. 4. Appellant geeft aan dat om het gasontvangstation een veiligheidsafstand van 15 meter moet
2
worden aangehouden ten opzichte van kwetsbare objecten gemeten vanaf de gevel van het gasontvangststation. Appellant verzoekt om op de verbeelding een ‘veiligheidszone – bedrijven’ om het gasontvangstation op te nemen als contour op een afstand van 15 meter van de begrenzing van het gebouw. 5. Appellant geeft aan dat het beleid is van de Gasunie om rondom de bestemming van het gasontvangstation een dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ op te laten nemen ter bescherming van de aanwezige leidingen en het station. 6. Appellant verzoekt om de regels van de bestemming ‘Bedrijf – gasontvangstation’ op te nemen in het bestemmingsplan. Appellant geeft hierbij een voorbeeld. 7. Appellant is van mening dat het huidige artikel 17 te beperkt is. Appellant verzoekt om ten behoeve van de bestemming ‘Leiding – Gas’ een voorrangsbepaling op te nemen in artikel 17. appellant verzoekt om het artikel zodanig aan te passen dat de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ bij het geheel of gedeeltelijk samenvallen, de dubbelbestemming ‘Leiding-Gas’ voorrang krijgt. 8. Appellant geeft aan dat het niet de voorkeur heeft om in artikel 17.1 de specifieke leidinggegevens te gebruiken. Het benoemen van de druk en de diameter geniet niet de voorkeur van appellant. Dit omdat de druk kan fluctueren en hiermee meteen een strijdigheid met het bestemmingsplan ontstaat. 9.
Appellant is van mening dat de nu opgenomen werken of werkzaamheden uit artikel 17.6.1 onvoldoende of onvolledig zijn om een veilig en bedrijfszeker gastransport te kunnen waarborgen en gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding te beperken. Appellant verzoekt enkele aanvullingen te doen. Appellant verzoekt om ook het rooien van diepwortelende beplanting en bomen omgevingsvergunningplichtig wordt. Daarnaast verzoekt appellant om aan artikel 17.6.2 –zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisselingen ondergrondse netten – toe te voegen. Tevens verzoekt appellant om in artikel 17.7.1 een extra voorwaarde op te nemen inhoudende dat alvorens van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt er schriftelijk advies moet worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
10. Appellant geeft aan dat met hun verzoek om op de verbeelding een ‘veiligheidszone – bedrijven’ om het gasontvangstation op te nemen als een contour op een afstand van 15 meter van de begrenzing van het gebouw, ook het verzoekt gaat om in de planregels aandacht te besteden. Er wordt verzocht om aan artikel 23 een bepaling toe te voegen die betrekking heeft op deze aanduiding. 11. Appellant verzoekt om alvorens wordt aangevangen met zoutwinning er contact op te nemen met de tracébeheerder voor technisch overleg. 12. Appellant geeft aan dat het gasontvangstation niet is opgenomen in de milieuaspectenstudie behorende bij de toelichting van het bestemmingsplan. Er wordt verzocht om dit aan te vullen. Tevens wordt er verzocht om in de paragraaf externe veiligheid van de toelichting van het bestemmingsplan aandacht te besteden aan het gasontvangstation en in het bijzonder aan het feit dat binnen de ‘veiligheidszone – bedrijven’ geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Reactie op de zienswijze 1.
Wordt voor kennisgeving aangenomen
2 +3 Het G.O.S. met toe- en afvoerleidingen en bijbehorende belemmeringenstrook van 4 meter (rondom de leiding) is verwerkt op de verbeelding. Voor een belemmeringenstrook van 4 meter rondom het kadastrale perceel is geen wettelijke grondslag. Het bestemmingsplan biedt niet de mogelijkheid om binnen de afstanden uit het activiteitenbesluit (beperkt)kwetsbare objecten op te richten. Hiermee is voldoende geborgd dat de belangen van de Gasunie niet worden geschaad. 4
De afstand van 15 meter is geen veiligheidsafstand op grond van het Bevi en Bevb, maar wordt genoemd in het activiteitenbesluit milieubeheer. Deze afstanden geven wij nooit weer op de verbeelding. Wel is de milieuaspectenstudie aangepast en is aangegeven dat binnen de afstanden zoals genoemd in het activiteitenbesluit geen (beperkt)kwetsbare objecten aanwezig zijn en ook niet mogelijk worden gemaakt. Hierdoor is geborgd dat geen ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van het G.O.S. mogelijk zijn.
5.
In overleg met de Gasunie is afgesproken om geen belemmerde strook van 4 meter rondom
3
het kadastrale perceel van de Gasunie op de verbeelding weer te geven. 6.
Planregels worden aangepast.
7.
Planregels worden niet aangepast. Deze bepaling is niet noodzakelijk. Er moet altijd aan alle voorwaarden worden voldaan. Als men archeologische graafwerkzaamheden binnen de belemmerde zone wil uitvoeren moet voldaan worden aan artikel 17.
8.
Op basis van de vermelde druk en diameter zijn veiligheidsberekeningen met behulp van het rekenprogramma Carola uitgevoerd. Als er wijzigingen worden gerealiseerd in de druk of diameter verandert het invloedsgebied en ontstaat er een andere veiligheidssituatie. Daarom moeten bij deze veranderingen nieuwe berekeningen worden gemaakt. Zoals ook aangegeven in artikel 12 van het Bevb dient bij vaststelling van een bestemmingsplan het groepsrisico binnen het invloedsgebied door het bevoegd gezag te worden verantwoord. Door druk en diameter van de gasleiding niet vast te leggen kunnen deze gewijzigd worden zonder dat het bevoegd gezag in de gelegenheid is om in een wettelijke procedure het groepsrisico te verantwoorden. Wij handhaven daarom het vermelden van de druk en diameter van de gasleidingen.
9.
Activiteiten worden uitgebreid conform verzoek.
10.
Zie reactie onder 1.
11.
Zoutwinning vindt al tientallen jaren plaats. Verzoek is daarom niet zinvol.
12.
G.O.S. is opgenomen in de milieuaspectenstudie en besproken bij het onderdeel externe veiligheid.
3.
Boot Haeser Walraven advocaten, namens koninklijk Jongeneel BV, Postbus 19256, 3001 BG Rotterdam.
Samenvatting van de zienswijze 1. Appellant stelt dat ter plaatse, behalve dan vanuit de milieuregelgeving, geen beperking voor de aard en omvang van bedrijven geldt. Echter is de maximaal toelaatbare milieucategorie in het bestemmingsplan beperkt tot en met categorie 2 en ook nog ongemotiveerd, op basis van een ‘uitgeklede’ Staat van inrichtingen. Dat terwijl er spraken is van een gemengd gebied. 2. Appellant is van mening dat in het onderhavige geval sprake is van een groot , en jarenlang bestaand, bedrijfperceel met omvangrijke bebouwing. Die bebouwing blijft ook mogelijk gelet op de omvang van het in het plan bepaalde bouwvlak en het maximale bebouwingspercentage. Die omstandigheden maken dat de maximale milieucategorie die nu in het bestemmingsplan is opgenomen niet realistisch en uitvoerbaar is. 3. Appellant stelt dat de beperking ten opzichte van het huidige regime, met planschade tot gevolg- groot is. Daarbij worden volgens appellant ook de bestaande activiteiten wegbestemd. Appellant stelt dat dit voor de gemeente de aanleiding moet zijn geweest te kiezen voor een aanvullende maatbestemming, door middel van een specifieke aanduiding. Appellant is van mening dat dit niet voldoende is om de nadelige gevolgen te compenseren die volgens appellant onvermijdelijk zullen voortvloeien uit de beperking van de ter plaatse toegelaten bedrijfsactiviteiten. De geformuleerde constructie is volgens appellant ontoelaatbaar. 4. De specifieke aanduiding 5-44 laat slechts “Jongeneel Hengelo” toe. Appellant stelt dat het niet duidelijk is wie of wat daar onder moet worden bestaan. Daarbij komt het voor dat sprake is van een ten opzichte van een rechtpersoon geldend ‘persoonsgebonden uitsterfregeling. 5. Appellant stelt dat de specifieke aanduiding niet eens betrekking heeft op het gehele bedrijfsterrein, zodat aldaar zeker sprake is van ongeoorloofd wegbestemming, tenzij de gemeente bereid is de gronden en opstallen te verwerven. 6. De maximale bouwhoogte vormt, hoewel de bestaande maatvoering volgens de planvoorschriften wordt geëerbiedigd, een forse beperking ten opzichte van de maximale bouwhoogte zoals ter plaatse geldt op grond van de bouwverordening. . Een motivering hiervoor lijkt te ontbreken. Appellant stelt ook dat de hoogte ten opzichte van de maximale hoogte ten opzicht e van de maximale hoogte die was opgenomen in het voorontwerp nog eens verder te zijn beperkt. 7. Appellant geeft aan dat de definitie ‘productiegebonden detailhandel’ verduidelijking behoeft in relatie tot de onderneming van appellant. Ondergeschikte detailhandel lijkt te worden toegelaten, maar dan slechts beperkt tot goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces.
4
Aangenomen moet worden dat bijvoorbeeld te zagen plaatmateriaal daaronder mag worden begrepen. Dit is temeer van belang daar perifere detailhandel wel in de regels is gedefinieerd maar, ten onrechte, niet (bij recht) lijkt te zijn toegelaten. Appellant gaat ervanuit dat internethandel bij/door Jongeneel is toegestaan omdat haar opslag niet kan worden aangemerkt als een ‘uitstalling ten verkoop’. Reactie op de zienswijze 1.
Om te voorkomen dat bedrijvigheid ter plaatse van gevoelige functies (zoals een woonfunctie) ontoelaatbare overlast veroorzaakt en om te voorkomen dat bedrijven onevenredige inspanningen moeten leveren om aan milieuregels te voldoen, moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden (zogenoemde milieuzonering). In een gemengd gebied wordt gekeken naar welke categorieën maximaal inpasbaar zijn. In het bestemmingsplan Hengelo Zuid Veldwijk e.o. is op basis van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering inwaartse zonering toegepast. Dat wil zeggen dat nieuwe bedrijven uitsluitend op voldoende afstand van milieugevoelige functies gerealiseerd kunnen worden. Met als doel de hinderproducerende functies en de hindergevoelige functies in balans te brengen. De bestaande bedrijfsactiviteiten kunnen uitgeoefend blijven worden. Bedrijven van categorie 1 en 2 zijn in het algemeen inpasbaar. Bedrijfstypen met milieucategorie 3 en hoger dienen zorgvuldig ingepast te worden of dienen op termijn uitgesloten te worden. Binnen de bestemming “Bedrijf” zijn de bedrijven met categorie 3 en hoger specifiek bestemd, dat wil zeggen dat bestaande bedrijven in deze categorie kunnen blijven voortbestaan. Echter indien deze bestaande bedrijven hun bedrijfsvoering beëindigen dan is het uitsluitend toegestaan een bedrijf categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de Staat van inrichtingen, op te richten. Daarnaast is er een afwijkingsmogelijkheid voor vestigen van bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van inrichtingen maar wel aantoonbaar te vergelijken zijn (zie artikel 3.5 onder a).
2. Zie beantwoording onder 1 3. Zie beantwoording onder 1. Opgemerkt kan nog worden dat om onduidelijkheid tegen te gaan de systematiek van de specificatie is aangepast. Daarmee worden de huidige bedrijven niet bij naam genoemd maar op basis van de benaming in de VNG brochure. Dit maakt het ook mogelijk dat een andere eigenaar het bedrijf zonder problemen kan voortzetten. Het bedrijf van appellant is ingepast en daarmee bij recht toegestaan. De activiteiten worden daarmee dus niet wegbestemd zoals door appellant wordt gesteld. 4. De specifieke bestemming is bedoeld om het bedrijf van appellant in te passen. Daarmee kan het bedrijf blijven bestaan op deze locatie (ook het zelfde bedrijf onder een nieuwe eigenaar). Echter indien deze bedrijfsactiviteiten worden beëindigt mogen er uitsluiten bedrijven die binnen categorie 1 en 2 van de bijbehorende Staat van inrichtingen zijn opgenomen. Tevens is er nog een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor bedrijven die niet in deze lijst zijn opgenomen maar waarbij wel aangetoond kan worden dat qua aard, omvang en milieuhinder vergelijkbaar zijn met de bedrijven die maximaal zijn toegestaan. De systematiek is zoals onder punt 3 beschreven aangepast, zodat er geen, zoals door appellant genoemde, “persoonsgebonden uitsterfregeling” meer ontstaat. 5. Op verzoek van appellant is het gehele bestemmingsvlak voorzien van de specifieke aanduiding. Hierdoor kan het gehele perceel gebruikt worden ten behoeve van de specifieke aanduiding. Binnen het bouwvlak is het uitsluitend toegestaan te bouwen. 6. De maximale bouwhoogte bedroeg onder de regels van de bouwverordening 15 meter. Echter was deze maximale bouwhoogte slechts beperkt mogelijk tot een maximale bouwdiepte van 15 meter vanaf de voorgevelrooilijn. Bij een actualisatie worden de bestaande hoogte van gebouwen ingepast. Het is stedenbouwkundig niet wenselijk een maximale bouwhoogte van 15 meter op te nemen. Tevens heeft appellant nooit een verzoek gedaan om het pand te verhogen. 7. Bij productiegebonden detailhandel gaat het om bedrijven die als hoofdactiviteit hebben het produceren/assembleren of kweken van een product. De verkoop van dat product in of vanuit de bedrijfslocatie vormt een ondergeschikte activiteit ten opzichte van het productie/assamblageproces. In het bestemmingsplan wordt in artikel 1 Begrippen onder 1.71 het begrip “productiegebonden detailhandel” beschreven. In ieder geval de hoofdactiviteit is het maken van maatwerkproducten voor zowel bedrijven als particulieren ter plekke of op locatie, de ruimtelijke uitstraling mag niet die van een winkel zijn en alleen de ter plaatse gefabriceerde, toegepaste, geassembleerde of gekweekte producten
5
mogen worden verkocht. Zowel internet als postorderverkoop valt onder de detailhandel. Zolang deze verkoop vanuit een magazijn gebeurt, heeft dit geen invloed op de ruimtelijke detailhandelsstructuur. Zodra echter sprake is van verkoop aan particulieren op de locatie zelf, is er sprake van detailhandel en kan dat van invloed zijn op de detailhandelsstructuur. Er is geen sprake van detailhandel wanneer er slechts een afhaalmogelijkheid voor internetverkoop aanwezig is waarbij de volgende eisen gelden: - het bieden van de mogelijkheid aan de eindgebruiker om bestelde goederen af te kunnen halen; - een vrij voor het publiek toegankelijke afhaalruimte zonder verkoopwaar van maximaal 10 m2; en - het ter plekke kunnen afrekenen van bestelde goederen In artikel 1 Begrippen onder 1.55 wordt het begrip “Internethandel en/of telefonische colportage” beschreven. Geconcludeerd kan worden dat het ter plekke (p)repareren van plaatmateriaal valt onder het begrip 'ondergeschikte detailhandel.' Deze producten mogen dus verkocht worden aan particulieren. De opslag / het magazijn valt, indien deze ruimte niet voor particulieren toegankelijk is als zijnde showroom, niet onder een verkoopruimte. Internethandel is in dat geval toegestaan.
III
Conclusie en voorstel
Voorgesteld wordt: De volgende zienswijzen ongegrond te verklaren: JPR advocaten, namens de heer en mevrouw Bruggink, Postbus 2121, 7500 CC Enschede De volgende zienswijzen gedeeltelijk gegrond te verklaren en de volgende wijzigingen door te voeren: Boot Haeser Walraven advocaten, namens koninklijk Jongeneel BV, Postbus 19256, 3001 BG Rotterdam -
De systematiek voor het specifiek aanduiden van bedrijven met een hogere categorie dan categorie 1 en 2. De huidige bedrijven niet op naam genoemd maar op basis van de benaming in de VNG brochure. Dit maakt het ook mogelijk dat een andere eigenaar het bedrijf zonder problemen kan voortzetten.
-
Daarnaast is de specifieke aanduiding op het gehele bestemmingsvalk gelegd in plaats van uitsluitend het bouwvlak.
Gasunie -
In de tabel in hoofdstuk 2.1 is de G.O.S. van de gasunie toegevoegd. In hoofdstuk 2.2 is een beschrijving van de milieusituatie van het G.O.S. toegevoegd. In hoofdstuk 5.2 is de veiligheidssituatie mbt het G.O.S. toegevoegd.
-
Het perceel van de gasunie is gewijzigd in de bestemming Bedrijf-G.O.S.
-
De dubbelbestemming Leiding – Gas is aangepast.
Sector Ruimte 1 Februari 2013
6
Staat van wijzigingen ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid, veldwijk e.o. Wijzigingen naar aanleiding van zienswijzen
Toelichting De volgende punten zijn aangepast in de Milieuaspectenstudie: - in de tabel in hoofdstuk 2.1 is de G.O.S. van de gasunie toegevoegd; - in hoofdstuk 2.2 is een beschrijving van de milieusituatie van het G.O.S. toegevoegd; - in hoofdstuk 5.2 is de veiligheidssituatie mbt het G.O.S. toegevoegd. Regels Artikel 3.1 onder b Wijzigen van de bestemmingsomschrijving; De volgende bedrijven die niet behoren tot de bedrijven genoemd in Bijlage 1 Staat van Inrichtingen, echter uitsluitend op de met de volgende aanduidingen: Specifieke vorm van bedrijf -1-44, Van Heek schilderwerken; Specifieke vorm van bedrijf -2-44, Rodelta Pumps; Specifieke vorm van bedrijf -3-44, Raab Karcher bouwmaterialen; Specifieke vorm van bedrijf -4-44, Henk van de Struik, spuit- en Moffelinrichting; Specifieke vorm van bedrijf -5-44, Jongeneel Hengelo; Specifieke vorm van bedrijf -6-44, Lamersen natuursteen en Universiteit Twente hal FSW. Wijzigen in: Specifieke vorm van bedrijf -1-44, SBi-code 41/42/43 Bouwbedrijven algemeen b.o. <2000 m2; Specifieke vorm van bedrijf -2-44, SBi-code 251/331 Constructiewerkplaats gesloten gebouw; Specifieke vorm van bedrijf -3-44, SBi-code 4673.2 Groothandel in hout en bouwmaterialen; Specifieke vorm van bedrijf -4-44, SBi-code 2561/3311 nr.12 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven, lakspuiten en moffelen; Specifieke vorm van bedrijf -5-44. SBi-code 4673.2 Groothandel in hout en bouwmaterialen; Specifieke vorm van bedrijf -6-44, SBi-code 237.2 Natuursteenbewerkingsbedrijven
zonder breken, zeven en drogen p.o. <2000m2 en SBi-code 259/331 Overige metaalbewerkingsbedrijven n.e.g. inpandig p.o. <200 m2. Toevoegen artikel 4 Bedrijf - Gasontvangstation met de bijbehorende regels. In artikel 18.6.1 onder a wordt het rooien van diepwortelende beplanting en bomen toegevoegd. In artikel 18.6.1 wordt aan het inwinnen van advies toegevoegd dat dit schriftelijk zal gebeuren Wijzigingen verbeelding (plankaart) Vergroten van het aanduidingvlak ‘specifieke vorm van bedrijf -5-44” van het bouwvlak naar het gehele bestemmingsvlak. Wijzigen van de bestemming ter plaatse van het gasontvangstation aan de Kuipersdijk van ‘Sport’ met de functieaanduiding ‘nutsvoorziening, naar de bestemming ‘BedrijfGasontvangstation’. Het toevoegen van de dubbelbestemming Leiding – Gas ter hoogte van het perceel van de Gasunie. Ambtshalve Wijzigingen verbeelding (plankaart) Wijzigen van het bouwvlak Goudenregenstraat 43 zodat de rooilijn gelijk loopt met naastgelegen perceel;
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
13G200038
PORT.HOUD:
Bron
ONDERWERP:
Vaststelling best.plan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
6/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier: Bijlage ligt in elke fractiekamer en leeskamer raad
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
xFysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
11
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 500068
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200038 500499 / 500499
B. Scholten
RU
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
05 - Toekomstbestendige stad met focus op Zuid
REDEN VAN AANBIEDING
Combinatie van voorgaande redenen, te weten: Actie vanuit eerder besluit en externe wet- en regelgeving.
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
De raad wordt voorgesteld in te stemmen met de behandeling van de zienswijzen en het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. gewijzigd vast te stellen. Omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is, is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig. Na besluitvorming in de gemeenteraad zal het vaststellingsbesluit onverwijld worden toegezonden aan de inspecteur van VROM en Gedeputeerde Staten van Overijssel. Vervolgens zal het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Tijdens deze termijn is beroep door belanghebbenden mogelijk bij de Raad van State.
PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. van 20 juni 2012 tot en met 31 juli 2012 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn vier zienswijzen ingediend.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. in te stemmen met de behandeling van de zienswijzen, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen – Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 2. in het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 3. het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. (met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP00430301, getekend op de ondergrond NL.IMRO.0164.BP0043.dgn) gewijzigd vast te stellen; 4. na gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. de VROMinspecteur en Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel te verzoeken het besluit eerder dan zes weken na vaststelling bekend te mogen maken; 5. geen exploitatieplan vast te stellen voor het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o..
OPSOMMING VAN BIJLAGEN
≠ ≠ ≠ ≠ ≠ ≠
Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. (met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP00430301), bestaande uit toelichting, regels, verbeelding en bijlagen Nota zienswijzen – Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. Raadsvoorstel en raadsbesluit Uitgaande brieven Meeloopformulier
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200038
B. Scholten
RU
Br
ONDERWERP
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.
AANLEIDING EN DOEL
De geldende bestemmingsplannen voor het totale plangebied Hengelo Zuid zijn verouderd en worden geactualiseerd. Het plangebied Hengelo Zuid bestaat uit drie deelgebieden (Breemarsweg en omgeving, Veldwijk en omgeving en Berflo Es en omgeving). Voor het deelgebied Berflo Es is nu een bestemmingsplan gemaakt waarbij de nadruk vooral ligt op het vastleggen van de bestaande situatie. Deelgebied Berflo Es e.o. wordt globaal begrensd door de omloopleiding, Twekkelerweg, Enschedesestraat, spoorlijn HengeloOldenzaal en de Langelermaatweg.
OVERWEGINGEN
Het bestemmingsplan Het plangebied Hengelo Zuid bestaat uit drie deelgebieden: Breemarsweg en omgeving, Veldwijk en omgeving en Berflo Es en omgeving. Voor het deelgebied Berflo Es is nu een bestemmingsplan gemaakt. Dit deelgebied wordt globaal begrensd door de omloopleiding, Twekkelerweg, Enschedesestraat, spoorlijn Hengelo-Oldenzaal en de Langelermaatweg. Het bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. heeft het karakter van een beheerplan waarin de huidige situatie is vastgelegd. Uitgangspunt voor het gebied is dan ook de bestaande situatie. Binnen de verschillende bestemmingen is vaak wel een passend meervoudig gebruik mogelijk. Qua bebouwingsregels (bijvoorbeeld goot- en bouwhoogten) is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande situatie en ook de bebouwingsgrenzen volgen zoveel mogelijk de bestaande bebouwing. Zienswijzen Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. van 20 juni 2012 tot en met 31 juli 2012 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn twee schriftelijke en twee mondelinge zienswijzen ingediend. In de bijgevoegde “Nota zienswijzen - Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.” is de inhoud van de zienswijzen verkort weergegeven en van commentaar voorzien. Een exemplaar van deze nota is bij de stukken gevoegd. In de nota wordt aangegeven op welke wijze met de zienswijzen dient te worden omgegaan. Wijzigingen t.o.v. van het ontwerp bestemmingsplan Naar aanleiding van enkele ingediende zienswijzen zijn wijzigingen in het ontwerp bestemmingsplan aangebracht. Tevens worden ambtshalve enkele wijzigingen voorgesteld. Alle wijzigingen zijn opgenomen in de bijgaande “Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.”. Economische uitvoerbaarheid Met betrekking tot de herstructurering van het gebied Berflo Es - Zuid hebben de gemeente Hengelo en woningcorporatie Welbions een samenwerkingsovereenkomst ondertekend. In deze overeenkomst is afgesproken dat de locatieontwikkeling en de opstalontwikkeling in het deelgebied Berflo Es – Zuid, voor rekening en risico van de woningcorporatie plaatsvinden. Voor het overige is het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. overwegend beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden. Het opstellen van een exploitatieplan, zoals genoemd in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, is niet noodzakelijk omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd.
FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
Niet van toepassing.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. van 20 juni 2012 tot en met 31 juli 2012 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn vier zienswijzen ingediend. VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
Het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. wordt gewijzigd ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad. Indien de raad het plan gewijzigd vaststelt, zal het vaststellingsbesluit onverwijld worden toegezonden aan de inspecteur van VROM en Gedeputeerde Staten van Overijssel. Binnen zes weken na toezending kunnen beide instanties besluiten om een reactieve aanwijzing te geven, waardoor een deel van het plan niet in werking kan treden. Vervolgens worden de indieners van de zienswijzen op de hoogte gebracht van het besluit van de raad en wordt het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan Hengelo Zuid Berflo Es e.o. gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze termijn is beroep door belanghebbenden mogelijk bij de Raad van State. Indien er tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan, treedt het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. daags na afloop van de beroepstermijn in werking.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. in te stemmen met de behandeling van de zienswijzen, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen – Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 2. in het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 3. het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. (met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP00430301, getekend op de ondergrond NL.IMRO.0164.BP0043.dgn) gewijzigd vast te stellen; 4. na gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. de VROMinspecteur en Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel te verzoeken het besluit eerder dan zes weken na vaststelling bekend te mogen maken; 5. geen exploitatieplan vast te stellen voor het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200038
B. Scholten
RU
Br
ONDERWERP
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. in te stemmen met de behandeling van de zienswijzen, zoals opgenomen in de “Nota zienswijzen – Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 2. in het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. de wijzigingen aan te brengen, zoals deze zijn opgenomen in de “Staat van wijzigingen - Bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.”, dat deel uitmaakt van dit besluit; 3. het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. (met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP00430301, getekend op de ondergrond NL.IMRO.0164.BP0043.dgn) gewijzigd vast te stellen; 4. na gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. de VROM-inspecteur en Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel te verzoeken het besluit eerder dan zes weken na vaststelling bekend te mogen maken; 5. geen exploitatieplan vast te stellen voor het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
BEGELEIDINGSFORMULIER BESLUITVORMING BESTEMMINGSPLANNEN NAAM BESTEMMINGSPLAN: Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. OPSTELLER: X
B. Scholten
DATUM:
21 januari 2013
PARAAF:
VOORONTWERPFASE (INSPRAAK EN VOOROVERLEG) Status: Voorontwerp bestemmingsplan
X
Besluit B & W Commissie Fysiek informeren
d.d.
Sectorhoofd BP via mandaat
d.d.
Besluit:
d.d. 15 februari 2012
Ingestemd met het voorontwerp bestemmingsplan en toestemming gegeven om de inspraak met burgers, ondernemers en andere belanghebbenden/ belangstellenden te starten en het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg aan officiële instanties en medeoverheden toe te sturen.
ONTWERPFASE (ZIENSWIJZEN) Status: Ontwerp bestemmingsplan X
Besluit B & W
d.d.
X
Commissie Fysiek informeren
d.d.
Besluit:
X
12 juni 2012 3 juli 2012
Instemmen met de behandeling van de ingekomen inspraak- en vooroverlegreacties en toestemming geven om het ontwerp bestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage te leggen om een ieder in de gelegenheid te stellen zienswijzen tegen het ontwerp bestemmingsplan in te dienen.
VASTSTELLINGSFASE Status: Bestemmingsplan X
Besluit B & W
d.d.
X
Commissie Fysiek
X
Vaststelling Raad
d.d. d.d.
Besluit:
Februari / maart 2013 12 maart 2013 26 maart 2013
Ingediende zienswijzen gegrond dan wel ongegrond verklaren, het bestemmingsplan gewijzigd vaststellen en het vastgestelde bestemmingsplan 6 weken ter inzage leggen.
BEROEPSFASE RAAD VAN STATE Uitspraak voorlopige voorziening Uitspraak bodemprocedure
d.d. d.d.
Nota zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. I
INLEIDING
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo’s Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. van 20 juni 2012 t/m 31 juli 2012 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn schriftelijke zienswijzen ingediend door: 1. 2.
JPR Advocaten, namens dhr. en mevr. Bruggink, Postbus 2121, 7500 CC ENSCHEDE Protestantse Gemeente Hengelo, Drilscholtenstraat 30, 7556 NP HENGELO
Van de mogelijkheid tot het indienen van een mondelinge zienswijze hebben de volgende personen gebruik gemaakt: 3. 4.
Dhr. H. Smit, Berflobeekweg 11, 7553 KA HENGELO Dhr. J. Fleer, Twekkelerweg 256, 7553 LS HENGELO
Deze zienswijzen zijn binnen de termijn ingediend en kunnen derhalve behandeld worden. Op 13 november 2012 heeft de indiener van de zienswijze genoemd onder 1. (JPR Advocaten, namens dhr. en mevr. Bruggink), een aanvullende opmerking op de reeds ingediende zienswijze toegezonden. Er is echter niet van tevoren aangegeven dat deze aanvulling zou volgen en daarmee door ons ook geen toestemming gegeven voor aanvulling. Daar is ook niet om gevraagd. Deze aanvulling op de eerder ingediende zienswijze is daarmee niet-ontvankelijk.
II
SAMENVATTING VAN EN REACTIE OP DE ZIENSWIJZEN
Ad. 1: JPR Advocaten, namens dhr. en mevr. Bruggink Zienswijze 1. Zijn van mening dat de plangrenzen onjuist zijn vastgesteld. 2. Zijn van mening dat de behoefte aan woningbouw en bijbehorende extra detailhandelsruimte onvoldoende is onderzocht en zelfs afwezig is. 3. Zijn van mening dat de winkelruimte aan het Berfloplein en aan het Olympiaplein naast elkaar overbodig zijn. Geven aan dat in strijd met de goede ruimtelijke ordening een overschot aan winkelruimte ontstaat. 4. Stellen dat de (financiële) uitvoerbaarheid van het plan niet is onderzocht en afwezig is. Reactie 1. Bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan komt de gemeenteraad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe. De nu geldende bestemmingsplannen in het gebied Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. zijn grotendeels verouderd en onderling verschillend waardoor ongewenste ontwikkelingen niet tegen te houden en gewenste (toekomstige) ontwikkelingen moeilijk realiseerbaar zijn. Daarnaast bestaat er een toenemende behoefte aan standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. Tegen deze achtergrond startte de gemeente Hengelo het actualiseren van haar bestemmingsplannen. In geval van het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. is ook sprake van een actualisatieplan waarin de huidige situatie is bestemd. Dit plan is dus beheersmatig van aard en maakt geen grote, nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plangebied Veldwijk Noord – Winkelcentrum daarentegen maakt wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk (onder andere verplaatsing van een bestaand tankstation naar een andere plek in het plangebied, buurtwinkelcentrum met daarboven appartementen). De keuze voor het plangebied is dan ook een logische (actualisatieplan zonder nieuwe ontwikkelingen versus plan met nieuwe ontwikkeling / invulling). Er is dan ook geen sprake van het onjuist vaststellen van plangrenzen. 2. Voor het plangebied Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. geldt dat sprake is van een + actualisatieplan, waarbij de nadruk vooral ligt op het vastleggen van de bestaande situatie. 3. Van toevoeging van woningen in dit plangebied is geen sprake. De herstructureringsoperatie die heeft plaatsgevonden in de Berflo Es is nagenoeg afgerond en de procedures die benodigd waren om deze herstructureringsopgave uit te voeren zijn al geruime tijd geleden afgerond waarbij de betreffende woningen reeds gebouwd c.q. gerenoveerd zijn.
1
De nieuw ontstane (woon)situatie is dan ook zo opgenomen in het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. Het door appellant beoogde onderzoek naar de behoefte aan extra woningen in het plangebied kan dan ook achterwege blijven, omdat geen sprake is van de toevoeging van extra woningen in dit gebied. Met betrekking tot de door appellant aangehaalde extra detailhandelsruimte kan worden gesteld dat de gemeente onder meer verantwoordelijk is voor een gezond detailhandelsbestand op een bereikbare afstand van haar burgers. Afhankelijk van het bezoekersmotief zijn type winkelgebieden aangewezen in de Detailhandelsvisie Hengelo 2006 – 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012 (januari 2012). Deze motieven en winkelgebieden wijken nauwelijks af van de vorige detailhandelsvisie, vastgesteld in 2006. Voor de dagelijkse boodschappen geldt dat een bepaalde winkelstructuur is beoogd voor het zuidelijke stadsdeel: één wijkwinkelcentrum en twee buurtsteunpunten. In de Berflo Es zijn de winkels nog erg verspreid en is het gewenst om tot een dergelijk buurtsteunpunt te komen. Dit buurtsteunpunt is in Veldwijk Noord voorzien. In de hiertoe gesloten realisatieovereenkomst Veldwijk Noord Plus met Stichting De Hengelose Woningcorporatie (hierna: corporatie) heeft de gemeente aan de corporatie een inspanningsverplichting opgelegd om het programma van het winkelcentrum bij voorkeur te vullen met winkeliers die nu al in de Berflo Es zijn gevestigd. De corporatie heeft zodoende onder andere een contract gesloten met Sanders Supermarkten, welke voorheen gevestigd was in het vastgoed van appellant (Berfloplein 3). Naast gesprekken met winkeliers is door de corporatie ook gesproken met eigenaren van vastgoed met daarop een bestemming waarbinnen detailhandel mogelijk is. Zo is onder andere het gesprek gestart met appellanten. Naar wij begrepen van de corporatie zijn zij nog steeds met appellanten in gesprek, echter is men nog niet tot overeenstemming gekomen (gelet op het verschil van inzicht over de waarde van het onroerend goed). Opgemerkt dient te worden dat het pand van appellant aan het Berfloplein 3 planologisch niet uitsluitend geschikt is voor vestiging van een supermarkt. In het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es en omgeving geldt voor het betreffende pand de bestemming ‘Gemengd’. Dit betekent dat het pand naast detailhandel ook voor bijvoorbeeld kantoren, dienstverlening of maatschappelijke voorzieningen gebruikt kan worden. Inmiddels is het pand niet meer in gebruik door de Sanders supermarkt, maar wel door de supermarkt Spar. Planologisch gezien kan deze huurder deze formule en winkel dan ook gewoon blijven voortzetten, maar daarnaast is ook een andere invulling mogelijk. 4. Zoals ook reeds gesteld is in het ‘Verslag van inspraak en vooroverleg – Voorontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o.’ maakt het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. geen grote, nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Met betrekking tot de herstructurering van het gebied Berflo Es - Zuid kan opgemerkt worden dat voor de eerste en tweede fase destijds zogenaamde artikel 19, lid 2 WRO vrijstellingsprocedures zijn gevoerd. Inmiddels is de eerste fase geheel en de tweede fase bijna afgerond. Hierbij komt dat de gemeente Hengelo en woningcorporatie Welbions een samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekend waarin is afgesproken dat de locatieontwikkeling en de opstalontwikkeling in het deelgebied Berflo Es - Zuid, voor rekening en risico van de woningcorporatie plaatsvinden. Voor het overige is het bestemmingsplan overwegend beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt daarom geen kosten met zich mee.
Ad. 2: Protestantse Gemeente Hengelo Zienswijze • Geven aan dat een concept ontwikkeld is om de Bethelkerk aan het Berfloplein een meer multifunctionele invulling te geven, bestaande uit onder andere: ruimtes voor cursussen, gespreksgroepen en een inloophuis, kleinschalige kantoorruimte voor zorggerelateerde activiteiten, een dienstwoning, kamers voor personen die een begeleide retraite willen volgen, beperkte ruimte voor detailhandel ten behoeve van de verkoop van christelijke boeken. Verzoeken de bestemming ‘maatschappelijk’ in ieder geval uit te breiden met de aanduiding ‘speeltuin’ en ‘verenigingsleven’ en daarnaast óf de bestemming te veranderen naar ‘gemengde doeleinden’ waarbij de hiervoor genoemde functies zijn toegestaan, óf de bestemming ‘maatschappelijk’ uit te breiden met alle bovengenoemde functies. Reactie • De bestemming 'Maatschappelijk' is bedoeld voor maatschappelijke, medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van (semi)openbare dienstverlening (hieronder in ieder geval begrepen (kinder)opvang en dagbesteding), alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
2
De door appellant gewenste en genoemde functies zijn dan ook bijna allemaal rechtstreeks toegestaan binnen deze bestemming. Een dienstwoning is echter niet toegestaan, omdat dit voor de uitoefening van de genoemde functies niet direct noodzakelijk is. Qua aanduiding is in het ontwerp bestemmingsplan de functieaanduiding ‘religie’ voor het betreffende perceel opgenomen en in de regels wordt enerzijds gesproken over ‘maatschappelijke dienstverlening’ en anderzijds over ‘maatschappelijke voorzieningen’. Om tot een eenduidige manier van bestemmen te komen, is de aanduiding ‘religie’ op de verbeelding komen te vervallen. Eveneens zijn de begrips- en bestemmingsomschrijving op elkaar afgestemd, zodat er in beide wordt gesproken over ‘maatschappelijke voorzieningen’.
Ad. 3: Dhr. H. Smit Zienswijze 1. Geeft aan dat in het oude bestemmingsplan de mogelijkheid bestond voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning op het perceel gelegen aan de Berflobeekweg 11. Ziet deze mogelijkheid ook graag opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. 2. Stelt dat in 2006 een schetsplan is ingediend t.b.v. de bouw van een kantoorpand op het perceel Berflobeekweg 9. Destijds paste het plan niet in het toen geldende bestemmingsplan. Zou graag zien dat dit schetsplan alsnog wordt ingepast in het nieuwe bestemmingsplan. 3. Geeft aan dat in het ontwerp bestemmingsplan voor een deel van het perceel Berflobeekweg 11 een maximale bouwhoogte is opgenomen van 4 meter. Ziet echter graag dat de maximaal toegestane bouwhoogte voor dit deel wordt aangepast naar 6 meter. 4. Heeft het idee dat de bestaande inhoud van de bedrijfswoning op het perceel Berflobeekweg 11 meer bedraagt dan de in de regels maximaal toegestane 750 m3. 5. Zou graag zien dat het bebouwingspercentage dat is opgenomen voor het perceel aan de Berflobeekweg 11 wordt verruimd. 6. Geeft aan dat het bouwblok behorende bij het perceel gelegen aan de Berfloweg 38 afwijkt van het bouwblok uit het oude bestemmingsplan. 7. Meldt dat het plantsoentje / groen gelegen naast het kantoorpand aan de Berfloweg 38 slecht wordt onderhouden en vraagt of hier iets aan gedaan kan worden. Reactie 1. In het bestemmingsplan ‘Berflo Es, deelplan Brouwerijstraat e.o., Adriaansweg e.o., Bernardstraat e.o.’ was het bouwen van een tweede bedrijfswoning niet rechtstreeks toegestaan. In de voorschriften behorende bij dat bestemmingsplan is een vrijstellingsbepaling opgenomen waarin vermeld wordt dat op gronden met de bestemming ‘Bedrijven 1’ ten hoogste twee dienstwoningen mogen worden opgericht, indien deze uit hoofde van een goed beheer niet kunnen worden gemist. De aanwezigheid van een tweede bedrijfswoning is in veel gevallen echter niet (meer) nodig. In enkele situaties zou het noodzakelijk kunnen zijn om bijvoorbeeld de continuïteit van het bedrijf te waarborgen (bij levende have). In geval van het bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. is de noodzaak van het hebben van een tweede bedrijfswoning niet aanwezig. De aard en omvang van de in het plangebied aanwezige bedrijven en de technische vooruitgang (diverse (computergestuurde) besturingen kunnen het controleproces en dergelijke overnemen (onder andere alarmsysteem)) zijn zodanig dat de aanwezigheid van een tweede bedrijfswoning dan ook niet noodzakelijk is. 2. Het betreffende schetsplan betrof onder andere het vervangen van een bestaand bedrijfsgebouw. Het plan voldeed qua bouwhoogte en bebouwingspercentage niet aan de bepalingen uit het bestemmingsplan ‘Berflo Es, deelplan Brouwerijstraat e.o., Adriaansweg e.o., Bernardstraat e.o.’. Qua bebouwingspercentage biedt het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. nu wel meer mogelijkheden, de maximale bouwhoogte is echter gelijk gebleven. Mocht de wens nog steeds bestaan om het bestaande bedrijfsgebouw te vervangen dan zal een bouwplan ingediend moeten worden dat voldoet aan de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. 3. In het bestemmingsplan ‘Berflo Es, deelplan Brouwerijstraat e.o., Adriaansweg e.o., Bernardstraat e.o.’ geldt voor het betreffende perceel een maximale bouwhoogte van 4 meter. Gezien de ligging van het perceel ten opzichte van de woonbebouwing aan de zijde van de Berfloweg is het niet wenselijk deze hoogte te verruimen. De maximale bouwhoogte zal dan ook 4 meter blijven. 4. In de regels van het bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. is inderdaad opgenomen dat de inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m3 mag bedragen. Het is echter mogelijk dat van een aantal bestaande bedrijfswoningen de inhoud meer bedraagt dan 750 m3. De regels (artikel 3.2.3) zijn hierop aangepast.
3
5.
6. 7.
Het opgenomen bebouwingspercentage is al verruimd ten opzichte van het bestemmingsplan ‘Berflo Es, deelplan Brouwerijstraat e.o., Adriaansweg e.o., Bernardstraat e.o.’ geldt voor het betreffende perceel een maximaal bebouwingspercentage van 30%. Dit percentage is in het ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. verruimd naar 50%. Een verdere verruiming wordt niet toegestaan. Dit is juist. Op de verbeelding is het bouwblok aangepast. Deze opmerking / dit verzoek is doorgegeven aan de afdeling Wijkbeheer.
Ad. 4: Dhr. Fleer Zienswijze • Geeft aan dat de maximale bouwhoogte van aan-/uit- en bijgebouwen in het nu geldende bestemmingsplan 5,5 meter mag bedragen en verzoekt deze bouwhoogte ook toe te kennen aan zijn perceel. Reactie • De vigerende bestemmingsplannen in Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. zijn grotendeels verouderd en onderling verschillend. Daarnaast is er een toenemende behoefte aan standaardisering van bestemmingsplannen. Tegen deze achtergrond startte de gemeente Hengelo het actualiseren van haar bestemmingsplannen, waarvan het bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. ook deel uitmaakt. Qua bebouwingsregels (bijvoorbeeld goot- en bouwhoogten) is het daarbij wenselijk om een eenduidige regeling te treffen voor de maximale hoogte van aan-/uitbouwen en bijgebouwen. Een bouwhoogte van vijf meter voor aan-/uitbouwen en bijgebouwen wordt daarbij als maximaal aanvaardbaar geacht. Deze maximale bouwhoogte is dan ook opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Voor gevallen waarvan de bestaande bouwhoogte al meer bedraagt dan vijf meter is in de regels een uitzondering gemaakt.
III
CONCLUSIE EN VOORSTEL
Voorgesteld wordt: •
De volgende zienswijze ongegrond te verklaren en de aanvullende opmerking op de reeds ingediende zienswijze niet-ontvankelijk te verklaren:
1.
JPR Advocaten, namens dhr. en mevr. Bruggink, Postbus 2121, 7500 CC ENSCHEDE
•
De volgende zienswijzen gedeeltelijk gegrond te verklaren en de volgende wijzigingen door te voeren:
2.
Protestantse Gemeente Hengelo, Drilscholtenstraat 30, 7556 NP HENGELO • Op de verbeelding is de functieaanduiding ‘Religie’ verwijderd. • In de regels van het bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. is artikel 1.60 aangepast. • In de regels van het bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o. is artikel 9.1 aangepast. Voor het overige wordt de zienswijze ongegrond verklaard.
3.
Dhr. H. Smit, Berflobeekweg 11, 7553 KA HENGELO • In de regels van het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. is artikel 3.2.3, lid g. aangepast. • Op de verbeelding van het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Berflo Es e.o. is het bouwblok (Berfloweg 38) aangepast. Voor het overige wordt de zienswijze ongegrond verklaard.
•
De volgende zienswijze ongegrond te verklaren:
4.
Dhr. J. Fleer, Twekkelerweg 256, 7553 LS HENGELO
4
Staat van wijzigingen Bestemmingsplan Hengelo Zuid – Berflo Es e.o.
Wijziging naar aanleiding van zienswijzen:
A. -
B. -
REGELS Artikel 1.60 herschreven. Artikel 9.1, lid b. verwijderd. Artikel 3.2.3, lid g. aangepast.
VERBEELDING De functieaanduiding 'religie’ verwijderd. Het bouwblok ter plaatse van Berfloweg 38 aangepast.
Ambtshalve wijzigingen:
A. -
B. -
C. -
REGELS Artikel 1.2 de plan IDN hernummerd. Artikel 9.1, lid c. en lid d. verwijderd.
VERBEELDING De De De De
plan IDN gewijzigd in NL.IMRO.0164.BP0043-0301. functieaanduiding ‘verenigingsleven’ verwijderd. functieaanduiding ‘speeltuin’ verwijderd. plangrens ter hoogte van Meijlingplein 19 aangepast.
TOELICHTING Paragraaf 6.3.2.7 herschreven. Paragraaf 6.6.3 ‘Zienswijzen’ toegevoegd. Paragraaf 6.6.4 (voorheen paragraaf 6.6.3) herschreven.
1
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
12G201194
PORT.HOUD:
Bron
ONDERWERP:
Herziening welstandsnota en welstandstoezicht.
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
22/1 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier: Bijlagen liggen op elke fractiekamer en leeskamer raad
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
x Fysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
12
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 485574
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201194 485588 / 485588
J.K. Stegeman
WVL
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Herziening welstandsnota en welstandstoezicht.
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
04 – Naar een aantrekkelijke binnenstad
REDEN VAN AANBIEDING
Actie vanuit eerder besluit; de welstandsnota is verouderd en aan herziening toe. De benoeming van de welstandscommissie eindigt formeel pas op 1 januari 2014. Met de keuze voor een stadsbouwmeester kunnen de kosten echter worden gereduceerd. Bovendien treedt naar verwachting medio januari de ‘kan- bepaling’ in werking, waardoor ambtelijk aan welstand getoetst kan worden. Dit gebeurt dan uiteraard op basis van de criteria uit de door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
De welstandsnota: De welstandsnota is geactualiseerd: ten opzicht van de huidige nota zijn er een aantal aanpassingen. Er zijn toetsingsniveaus ingevoerd, gebieden samengevoegd en benoemd als stedenbouwkundige typologieën. Daarnaast zijn enkele gebieden welstandsvrij. Inzake beeldkwaliteitplannen c.q. ontwikkelcriteria is afgesproken dat van geval tot geval het college goedkeuring zal geven aan het wel of niet opstellen van ontwikkelcriteria Toetsing stadsbouwmeester: In navolging op Oldenzaal, Dinkelland, Tubbergen, Losser en Hardenberg is het voorstel om over te gaan op een stadsbouwmeester in plaats van een welstandscommissie. De gemeenten Enschede en Almelo oriënteren zich eveneens op deze stap. Het voordeel ten opzichte van een welstandscommissie is dat naar verwachting adviesaanvragen sneller afgewikkeld kunnen worden. Bovendien is de verwachting dat er bespaard kan worden op kosten door de stadsbouwmeester op basis van uurtarief in te huren in plaats van rechtstreeks de leges door te berekenen aan de burger.
PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
Met de volgende betrokkenen heeft overleg plaatsgevonden: met Het Oversticht te Zwolle; met de Monumentencommissie van Hengelo; middels een informatiebijeenkomst met de frequente aanvragers van omgevingsvergunningen.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. het concept van de herziene welstandsnota vast te stellen; 2. de concept welstandsnota op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 2 van de Inspraakverordening gedurende 6 weken voor inspraak ter inzage te leggen; 3a. in te stemmen met de welstandstoetsing door een stadsbouwmeester in plaats van een welstandscommissie; 3b. de hierop aangepaste Bouwverordening vast te stellen en per 1 februari 2013 in werking te laten treden; 4. de heer R. Veenink van Het Oversticht tot stadsbouwmeester te benoemen en de heer G. Geerdink van Het Oversticht als plaatsvervangend stadsbouwmeester te benoemen per 1 februari 2013 tot en met 31 januari 2015 (zie DVO); 5. de benoeming van de volgende leden van de welstandscommissieleden per 01 februari 2013 te beëindigen: - drs. L.S.C. Statema (voorzitter); - drs. P.G.J. Zelissen (plv. voorzitter); - ing. J.H.K. Luchies (secretaris); - H.F.A. Dekkers (plv. secretaris); - ir. E. Stevelink; - ing. R.A.A. Klein Goldewijk AvB; - P.A.M. Kuitenbrouwer. 6. zijn wensen en bevindingen ten aanzien van de voorliggende dienstverleningsovereenkomst kenbaar te maken; 7. het ‘Jaarverslag 2011 welstandscommissie Hengelo’ ter kennisgeving aan te nemen; 8. Het Oversticht hiervan schriftelijk, middels bijgaande brief, op de hoogte te stellen.
OPSOMMING VAN BIJLAGEN
-
concept welstandsnota, tekstueel en in foldervorm; kaarten van Hengelo met de stedenbouwkundige typologieën; kaarten van Hengelo met de welstandsniveaus; aangepaste bouwverordening; benoemingsvoorstel van Het Oversticht; dienstverleningsovereenkomst met Het Oversticht; reglement van orde welstandsadvisering gemeente Hengelo 2013; beschrijving van de werkwijze welstandsadvisering; curriculum Vitae van de heren R. Veenink en G. Geerdink; het ‘Jaarverslag 2011 welstandscommissie Hengelo’; uitgaande brief naar Het Oversticht inzake benoemingsvoorstel stadsbouwmeester, intrekking leden welstandscommissie en jaarverslag 2011.
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201194
J.K. Stegeman
WVL
Br
ONDERWERP
Herziening welstandsnota en welstandstoezicht.
AANLEIDING EN DOEL
Welstandsnota De huidige welstandsnota is in 2004 vastgesteld door de raad. Deze nota is aan herziening toe. De stad ontwikkelt zich verder en de regelgeving is gewijzigd. De invoering van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo), de behoefte aan deregulering en ook de wens van burgers en bestuur om de lasten te verlichten vormen aanleiding voor het aanpassen van de Welstandsnota. Stelregel is dat voor gebieden waar veel burgers of toeristen komen en waar er sprake is van cultuurhistorische waarden, de beoordeling strenger is dan in gebieden waar weinig mensen verblijven. Door vier welstandsniveaus in te voeren kan de toetsing van bouwplannen in niveau verschillen. Streng waar nodig, soepel waar mogelijk en vrij waar het kan. Bouwwerken of objecten van architectonische of cultuurhistorische waarde, zoals monumenten, vallen in de hoogste categorie. Dit is de categorie: 'Behoud door ontwikkeling'. Ook Tuindorp ’t Lansink valt in deze categorie. ‘Ambitieniveau hoog’ is van toepassing in gebieden waar stedenbouwkundige en architectonisch waardevolle objecten staan en daar waar veel mensen verblijven. Denk aan de binnenstad en het buitengebied. Maar ook bijzondere objecten als bijvoorbeeld de Kasbah, 't Kotte en Klein Driene zijn dermate waardevol dat wijzigingen nauwkeurig worden beoordeeld. De meeste woonwijken en bedrijventerreinen vallen onder 'Welstandsniveau middel'. Dit is een lichtere categorie, waar met name situering, hoofdvorm van het bouwwerk en de gevels zichtbaar vanaf de openbare weg worden getoetst aan welstandscriteria. Een heel beperkt gebied valt onder de vierde categorie en is welstandsvrij. Denk aan de zwaardere industrieterreinen waar weinig mensen verblijven Toelichting inzake beeldkwaliteitplannen/ontwikkelcriteria Alle beeldkwaliteitplannen waarvan de kavels zijn bebouwd (hoofdbouw) worden bij de definitieve vaststelling van de welstandsnota ingetrokken. Dat zijn er vooralsnog 7 van de 35. Het intrekken van alle beeldkwaliteitplannen is niet wenselijk omdat ongewenste ontwikkelingen die daarmee op dit moment geblokkeerd kunnen worden na het intrekken van alle beeldkwaliteitplannen niet meer geblokkeerd kunnen worden. Het ter plaatse gewenste kwaliteitsniveau kan dan eveneens niet meer worden afgedwongen en er zou door het intrekken van de beeldkwaliteitplannen rechtsongelijkheid kunnen ontstaan. Het proactief verwerken van alle beeldkwaliteitplannen in de nieuwe welstandsnota zou een te omvangrijke, onoverzichtelijke nota opleveren. Ontwikkelcriteria zijn als een soort van vervanging van de bestaande beeldkwaliteitplannen bedoeld en worden na vaststelling als bijlage onderdeel van de welstandsnota. Het zijn, evenals beeldkwaliteitplannen, andere toetsingscriteria dan de reguliere criteria uit de welstandsnota die gelden voor het gebied waarin de gewenste ontwikkeling plaatsvindt. De ontwikkelcriteria zijn derhalve bedoeld om gewenste, doch afwijkende, bebouwing te toetsen aan welstand. Alvorens te besluiten om nieuwe aanvullende (ontwikkel)criteria te schrijven moet onderzocht worden of : - de nieuwbouwplannen niet onder een bestaande stedenbouwkundige typologie passen (met de daarbij behorende welstandscriteria); - de ontwikkeling getoetst kan worden aan de algemene welstandscriteria (die oa bedoeld zijn qua architectuur iets bijzonders te kunnen realiseren.); Uitsluitend wanneer dit niet mogelijk blijkt moeten aanvullende welstandscriteria geschreven worden. Het doel is dus om aanvullende ontwikkelcriteria tot een minimum te beperken. Meer ruimte welstandstoezicht: verplicht -> vrijwillig Wanneer een gemeente welstandsbeleid voert in een bepaald gebied moet in de huidige situatie elke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen in dat gebied op grond van artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor advies worden voorgelegd aan de welstandscommissie of stadsbouwmeester. Zij brengen, op basis van de welstandscriteria uit de welstandsnota, advies uit. Het kabinet wil de gemeenten meer ruimte bieden in de keuze van de welstandstoetsing. Het kabinet wil dit doen door artikel 6.2 van het Bor te wijzigen. Kern van de wijziging is dat de verplichte welstandstoets door een welstandscommissie of de stadsbouwmeester wordt vervangen door een vrijwillige toets. Het college heeft daarmee de vrijheid om zelf te bepalen in welke gevallen het gebruik wil maken van de
diensten van een welstandscommissie of een stadsbouwmeester. Deze zogenaamde ‘kan-bepaling’ treedt naar verwachting in januari 2013 in werking. Hierop is in dit voorstel (als een van de eerste gemeenten in Nederland) reeds geanticipeerd: Wanneer het college niet kiest voor het inwinnen van welstandsadvies van een welstandscommissie of een stadsbouwmeester zal ambtelijke beoordeling plaatsvinden. Deze beoordeling zal dan uiteraard ook op basis van de welstandsnota worden uitgevoerd. Het college vraagt in ieder geval advies aan de stadsbouwmeester indien het bouwwerk getoetst dient te worden aan het hoogste niveau uit de Welstandsnota: ‘Behoud door ontwikkeling’. Daarnaast wordt de stadsbouwmeester, indien het ‘Ambitieniveau hoog’ van toepassing is, in de meeste gevallen gevraagd om advies uit te brengen en zal hij slechts in enkele gevallen worden ingeschakeld indien het ‘Welstandsniveau middel’ van toepassing is. Er zal direct na de inwerkingtreding van het Bor gestart worden met (de combinatie van de stadsbouwmeester en) de ambtelijke welstandstoetsing overeenkomstig het bepaalde in het ‘Reglement van orde welstandsadvisering gemeente Hengelo 2013’ en de ‘Werkwijze welstandsadvisering’. Deze beide documenten kunnen door het college worden vastgesteld. Vanwege de wens van Het Oversticht om de kwaliteit van de advisering van de stadsbouwmeester te borgen zijn deze twee documenten tevens opgenomen in de dienstverleningsovereenkomst met Het Oversticht. Het jaarverslag welstandscommissie 2011 De zittende welstandscommissie heeft een jaarverslag uitgebracht over 2011. De belangrijkste aanbeveling is de noodzaak om de welstandsnota te herzien. Momenteel wordt er gewerkt aan de actualisatie van de welstandsnota: ten opzicht van de huidige nota zijn er een aantal aanpassingen. Er worden toetsingsniveaus ingevoerd, er worden gebieden samengevoegd waar mogelijk en deze worden benoemd als stedenbouwkundige typologieën. Daarnaast wordt gekeken naar mogelijke welstandsvrije gebieden en het gebruik van beeldkwaliteitplannen cq ontwikkelcriteria. OVERWEGINGEN
Door de welstandstoetsing bij een stadsbouwmeester te leggen kan sneller en goedkoper worden gewerkt. Indien de ‘kan-bepaling’ van kracht wordt kunnen er ambtelijk plannen worden afgedaan. De mate waarin dit gebeurt levert geen directe kostenbesparing op voor de burger: de toetsing moet toch plaatsvinden. Daarnaast vraagt de stadsbouwmeester bij complexe aanvragen advies aan adviseurs binnen de gemeente (in plaats van aan de welstandscommissie) Dit levert tijdswinst op en is goedkoper. Door de stadsbouwmeester op uurbasis in te huren zijn de kosten inzichtelijk en is het proces eenvoudiger bij te stellen om de kosten te beheersen. Verdeling bevoegdheden college - raad De grondslag van de stadsbouwmeester is te vinden in hoofdstuk 9 van de gewijzigde Bouwverordening (De overige bepalingen zijn, met uitzondering van marginale wijzigingen in de slotbepalingen, niet gewijzigd). Deze verordening bevat overeenkomstig artikel 8 lid 6 van de Woningwet eveneens bepalingen omtrent de rol en de functie van de stadsbouwmeester en bevat daarnaast voorschriften omtrent de benoeming en de zittingsduur van de stadsbouwmeester en de jaarlijkse verantwoording. De gemeenteraad verankert zodoende de keuze voor de stadsbouwmeester in plaats van een welstandscommissie en benoemt de stadsbouwmeester conform artikel 1, eerste lid onderdeel o van de Woningwet. Daarnaast stelt de gemeenteraad de welstandsnota vast. Hierin worden de welstandsniveau’s en bijbehorende welstandscriteria bepaald. Het college geeft hier vervolgens nadere invulling aan in het ‘Reglement van orde welstandsadvisering gemeente Hengelo 2013’ en de ‘Werkwijze welstandsadvisering’. Zowel bij ambtelijke toetsing als bij toetsing door de stadsbouwmeester blijft dus de welstandsnota de basis van de advisering. FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
In het kader van de bezuinigingen en deregulering is de doelstelling vastgelegd om € 50.000,- op jaarbasis te bezuinigen. Deze bezuinigingen kunnen voortvloeien uit het terugdringen van de leges (extern) of het anders opzetten van de welstandstoetsing. Nu worden de kosten van de welstand op basis van een percentage doorberekend aan de aanvrager. Indien de ‘kan-bepaling’ van kracht wordt kan een deel van de toetsing intern worden afgehandeld, dan wel kunnen we de stadsbouwmeester laten adviseren door mensen uit de eigen organisatie. De stadsbouwmeester wordt op uurbasis ingehuurd zodat vooraf een financieel kader is vastgelegd. Uitgangspunt Voor 2012 staat er met betrekking tot welstandstoetsing een bedrag van € 90.000,- op de begroting. Hierop rust een bezuinigingstaakstelling van € 50.000,- Deze taakstelling wordt naar verwachting geheel of nagenoeg geheel gerealiseerd doordat: de stadsbouwmeester op uurbasis wordt ingehuurd. De te verwachten jaarlijkse besparing hiervan bedraagt € 42.450,-; er welstandsvrije gebieden aangewezen worden; tengevolge van de recessie en het ambtelijk toetsen een verdere afname van de uren van de
stadsbouwmeester wordt verwacht. Na één jaar moet er geëvalueerd worden of bovengenoemde besparingen gehaald zijn.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
Met de volgende betrokkenen heeft overleg plaatsgevonden: met Het Oversticht te Zwolle; met de Monumentencommissie van Hengelo; middels een informatiebijeenkomst met de frequente aanvragers van omgevingsvergunningen. VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
-
definitieve herziening van de welstandsnota (na terinzagelegging); de evaluatie van de herziening van de welstandsnota na 1 jaar; de evaluatie van het ambtelijk toetsen na 1 jaar.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. het concept van de herziene welstandsnota vast te stellen; 2. de concept welstandsnota op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 2 van de Inspraakverordening gedurende 6 weken voor inspraak ter inzage te leggen; 3a. in te stemmen met de welstandstoetsing door een stadsbouwmeester in plaats van een welstandscommissie; 3b. de hierop aangepaste Bouwverordening vast te stellen en per 1 februari 2013 in werking te laten treden; 4. de heer R. Veenink van Het Oversticht tot stadsbouwmeester te benoemen en de heer G. Geerdink van Het Oversticht als plaatsvervangend stadsbouwmeester te benoemen per 1 februari 2013 tot en met 31 januari 2015 (zie DVO); 5. de benoeming van de volgende leden van de welstandscommissieleden per 01 februari 2013 te beëindigen: - drs. L.S.C. Statema (voorzitter); - drs. P.G.J. Zelissen (plv. voorzitter); - ing. J.H.K. Luchies (secretaris); - H.F.A. Dekkers (plv. secretaris); - ir. E. Stevelink; - ing. R.A.A. Klein Goldewijk AvB; - P.A.M. Kuitenbrouwer. 6. zijn wensen en bevindingen ten aanzien van de voorliggende dienstverleningsovereenkomst kenbaar te maken; 7. het ‘Jaarverslag 2011 welstandscommissie Hengelo’ ter kennisgeving aan te nemen; 8. Het Oversticht hiervan schriftelijk, middels bijgaande brief, op de hoogte te stellen.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
12G201194
J.K. Stegeman
WVL
Br
ONDERWERP
Herziening welstandsnota en welstandstoezicht.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. het concept van de herziene welstandsnota vast te stellen; 2. de concept welstandsnota op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 2 van de Inspraakverordening gedurende 6 weken voor inspraak ter inzage te leggen; 3a. in te stemmen met de welstandstoetsing door een stadsbouwmeester in plaats van een welstandscommissie; 3b. de hierop aangepaste Bouwverordening vast te stellen en per 1 februari 2013 in werking te laten treden; 4. de heer R. Veenink van Het Oversticht tot stadsbouwmeester te benoemen en de heer G. Geerdink van Het Oversticht als plaatsvervangend stadsbouwmeester te benoemen per 1 februari 2013 tot en met 31 januari 2015 (zie DVO); 5. de benoeming van de volgende leden van de welstandscommissieleden per 01 februari 2013 te beëindigen: - drs. L.S.C. Statema (voorzitter); - drs. P.G.J. Zelissen (plv. voorzitter); - ing. J.H.K. Luchies (secretaris); - H.F.A. Dekkers (plv. secretaris); - ir. E. Stevelink; - ing. R.A.A. Klein Goldewijk AvB; - P.A.M. Kuitenbrouwer. 6. zijn wensen en bevindingen ten aanzien van de voorliggende dienstverleningsovereenkomst kenbaar te maken; 7. het ‘Jaarverslag 2011 welstandscommissie Hengelo’ ter kennisgeving aan te nemen; 8. Het Oversticht hiervan schriftelijk, middels bijgaande brief, op de hoogte te stellen.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Inhoudsopgave Welstandsnota
12-12-2012
Inleiding wethouder Jan Bron 1.
INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Leeswijzer
2.
Beleid en procedures 2.1
2.2
3.
Beleid 2.1.1 Inleiding 2.1.2 Aansluiting bij gemeentelijk beleid 2.1.3 Welstandscriteria en welstandsniveaus Procedures 2.2.1 De raad stelt het welstandsbeleid vast 2.2.2 Het college voert het welstandsbeleid uit 2.2.2.1 Wanneer vraagt het college advies aan de stadsbouwmeester ? 2.2.2.2 Uitkomst en betekenis van het advies van de stadsbouwmeester 2.2.2.3 Wanneer kan het college afwijken van het advies van de stadsbouwmeester? 2.2.2.4 Vooroverleg en Omgevingsloket Online (OLO) 2.2.2.5 Bezwaarmogelijkheden 2.2.2.6 Jaarlijkse rapportage 2.2.3 De stadsbouwmeester 2.2.3.1 Taakomschrijving 2.2.3.2 Samenstelling en zittingsduur 2.2.3.3 Ambtelijke ondersteuning 2.2.3.4 Taken stadsbouwmeester en adviseurs 2.2.3.5 Openbaarheid van vergaderen 2.4.3.6 Ambtelijke toetsing
Beoordeling: welstandscriteria en niveaus 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Inleiding Overgangsbepaling Stedenbouwkundige typologieën Welstandsniveaus Gebiedsgerichte criteria 3.5.1 Binnenstad 3.5.2 Bebouwingslinten 3.5.3 Vooroorlogse wijken 3.5.4 Parkbuurten 3.5.5 Lanen 3.5.6 Tuindorpen 3.5.7 Wederopbouwbuurten 3.5.8 Stempelwijken 3.5.9 Cluster- en woonerfwijken 3.5.10 Beckum 3.5.11 Zelfstandige complexen 3.5.12 Moderne woonwijken 3.5.13 Bedrijfsbebouwing 3.5.14 Buitengebied (bos, natuur, agrarische gebieden)
3.6
Objectgerichte criteria 3.6.1 Cultuurhistorisch erfgoed 3.6.1.1 Lijst met beschermde objecten 3.6.1.2 Toetsingscriteria monumenten 3.6.1.3 Tuindorp ‘t Lansink 3.6.2 Boerderijen 3.6.3 Diverse objecten 3.6.4 Reclameobjecten 3.6.4.1 Inleiding 3.6.4.2 Zonering 3.6.4.3 Welstandscriteria reclameobjecten 3.6.4.5 Richtlijnen reclame objecten op gemeentegrond 3.6.5 3.6.6 3.6.7 3.6.8
3.7
Zend- en antenne-installaties Erf afscheidingen Dakkapellen Terrasmeubilair
3.8 3.9
Algemene welstandscriteria 3.7.1 Relatie tussen vorm, gebruik en constructie 3.7.2 Relatie tussen bouwwerk en omgeving 3.7.3 Schaal en maatverhoudingen 3.7.4 Betekenis van vormen in sociaal culturele context 3.7.5 Evenwicht tussen helderheid en complexiteit 3.7.6 Materiaal, textuur, kleur en licht 3.7.7 Detaillering Ontwikkelcriteria Excessenregeling
4.1
Bijlagen Begrippenlijst
4.
Inleiding op de Welstandsnota In de Welstandsnota staan regels waaraan een bouwwerk moet voldoen, wil het passen in de omgeving waar het staat of komt te staan. De huidige nota is in 2004 vastgesteld door de raad. Deze nota is aan herziening toe. De stad ontwikkelt zich verder en de regelgeving is gewijzigd. De invoering van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo), de behoefte aan deregulering en ook de wens van burgers en bestuur om de lasten te verlichten vormen aanleiding voor het aanpassen van de Welstandsnota. Stelregel is dat voor gebieden waar veel burgers of toeristen komen en waar er sprake is van cultuurhistorische waarden, de beoordeling strenger is dan in gebieden waar weinig mensen verblijven. Wijken: de dragers van de stad De meeste inwoners van Hengelo voelen zich verwant met hun stad en nog meer met de wijk of buurt waarin ze wonen. De wijk waarin men woont heeft meestal een bepaald karakter of sfeer die de mensen aanspreekt. De wijken onderscheiden zich op grote lijnen dan ook van elkaar. En dat vind je terug in de Welstandsnota. Wijken hebben een bepaalde bebouwingstypologie, een stedenbouwkundig kenmerk dat zich in bebouwing of situering van bebouwing onderscheidt. Per wijk is dan ook aangegeven welke typologieën zich in de wijk bevinden. Bij wijzigingen van bebouwing in een typologie is aangegeven hoe de welstandstoetsing plaatsvindt: met een hoog ambitieniveau, een lager niveau of zelfs niet (welstandsvrij). Welstandsniveaus Door vier welstandsniveaus in te voeren kan de toetsing van bouwplannen in niveau verschillen. Streng waar nodig, soepel waar mogelijk en vrij waar het kan. Bouwwerken of objecten van architectonische of cultuurhistorische waarde, zoals monumenten, vallen in de hoogste categorie. Dit is de categorie: 'behoud door ontwikkeling'. Ook Tuindorp ’t Lansink valt in deze categorie. Ambitieniveau ‘hoog’ is van toepassing in gebieden waar stedenbouwkundige en architectonisch waardevolle objecten staan en daar waar veel mensen verblijven. Denk aan de binnenstad en het buitengebied. Maar ook bijzondere objecten als bijvoorbeeld de Kasbah, 't Kotte en Klein Driene zijn dermate waardevol dat wijzigingen nauwkeurig worden beoordeeld. De meeste woonwijken en bedrijventerreinen vallen onder 'welstandsniveau middel'. Dit is een lichtere categorie, waar met name situering, hoofdvorm van het bouwwerk en de gevels zichtbaar vanaf de openbare weg worden getoetst aan welstandscriteria. Een heel beperkt gebied valt onder de vierde categorie en is welstandsvrij. Denk aan de zwaardere industrieterreinen waar weinig mensen verblijven. Toezicht De toetsing van de bouwplannen lag in handen van de welstandscommissie met als aanspreekpunt de rayonarchitect. Deze welstandscommissie komt echter te vervallen en maakt plaats voor de ‘stadsbouwmeester’. Dit heeft met name invloed op de snelheid van toetsing en brengt een besparing in de kosten met zich mee. De stadsbouwmeester beoordeelt de meeste plannen zelf. Bij grote of ingewikkelde plannen schakelt de stadsbouwmeester adviseurs binnen de gemeente in. Daarnaast zullen kleinere plannen op ambtelijk niveau worden beoordeeld. Dit wordt mogelijk als de overheid in 2013 de ‘kan-bepaling’ vastlegt. Het woord zegt het al:de gemeente kan zelf plannen goedkeuren. Welstandscriteria De welstandsniveaus zijn nieuw in deze nota. De welstandscriteria bestonden al. Zonder expliciete criteria is de welstandsbeoordeling voor burgers nauwelijks voorspelbaar. In de Welstandsnota wordt daarom expliciet aangegeven aan welke criteria de plannen getoetst worden en waar in bepaalde gebieden of bij bijzondere objecten specifiek op wordt gelet. Op deze manier wordt de helderheid en de openheid bij de beoordeling door de stadsbouwmeester vergroot. De nota is een handreiking naar bewoners, ontwerpers en ontwikkelaars om kennis te nemen van het karakter en de kwaliteiten van de woonomgeving en daarop in te spelen bij het maken van bouwplannen. Met de vaststelling van de herziening van de Welstandsnota zijn wij en u als aanvrager weer up to date. De kwaliteit van onze woonomgeving blijft gegarandeerd met een aantal winstpunten. Door een aangepaste werkwijze, procesmatig en klantvriendelijk, en door vroegtijdig met u in overleg te gaan maken we samen de stad nog mooier!
J. Bron, wethouder Ruimtelijke Ordening Hengelo, oktober 2012
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding
Op 1 januari 2003 is de nieuwe Woningwet in werking getreden. In artikel 12a van deze wet is een structureel andere opzet gegeven aan het welstandstoezicht. Onder de oude Woningwet was welstandstoezicht een zaak van de welstandscommissie dan wel stadsbouwmeester, als adviseur van het college. In Hengelo heeft de welstandscommissie daardoor een belangrijke stempel gezet op de vormgeving van de gebouwde omgeving. Een gemeente kan kiezen voor het vaststellen van beleid voor het welstandstoezicht, of juist welstandsvrije gebieden aanwijzen. Naar aanleiding van bovenstaande wijziging is in 2004 door de raad de welstandsnota vastgesteld. Voor de toetsing kon alleen een onafhankelijke welstandscommissie worden aangesteld of een onafhankelijke stadsbouwmeester. Er is nieuwe wetgeving op komst waarin gemeenten nog steeds de keuze hebben om in gebieden al dan niet welstandsbeleid te voeren. De wijze van toetsen kan dus anders. Daarvoor wordt dan ook in januari 2013 de ‘kan-bepaling’ ingevoerd. Het college heeft dan de keus om een plan wel of niet te toetsen aan redelijke eisen van welstand en op welk niveau. De gemeente Hengelo heeft gekozen voor een nieuwe vorm van welstandstoezicht middels het aanstellen van een stadsbouwmeester. Hij of zij is verantwoordelijk voor het toezicht aan de hand van de welstandscriteria in de welstandsnota. Er is dan geen welstandscommissie meer. Eventuele kennis die nodig is bij grote of ingewikkelde projecten betrekt de stadsbouwmeester uit de gemeente zelf. Denk bijvoorbeeld aan een steden- of landschapsdeskundige of expertise op het gebied van monumentenzorg. Kleinere plannen worden door de gemeente zelf afgedaan (afdeling Vergunningen en Ruimtelijke en Economische Ontwikkelingen). Daarmee kan sneller en goedkoper worden gewerkt en zijn de contacten tussen gemeente en toetsende partij nog hechter. Daarnaast is met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht het vergunningvrij bouwen toegenomen. Deze trend is meegenomen in de herziening van de nota en heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat de achterkanten van woningen, ook al is een omgevingsvergunning noodzakelijk, niet meer worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. Dit brengt een lasten verlichting voor de burgers met zich mee. De welstandsgebieden worden vervangen door bebouwingstypologieën. Hiermee blijft de architectuur\ stedenbouwkundige setting afleesbaar voor de professional. De burger voelt zich meer verwant met een buurt of wijk en zal meer herkenning hebben bij het zien van een kaart met de buurt of wijk waarin hij of zij woont. Binnen de wijken zijn de bebouwingstypologieën aangegeven en is afleesbaar welk niveau van welstand er aan toe is gekend (behoud (door ontwikkeling) voor monumenten, ambitieniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrije gebieden) Door het invoeren van welstandsniveaus wordt duidelijk waar voor het gemeentebestuur de accenten van de stad liggen. ‘Behoud’, ‘ambitieniveau hoog en middel’ en ‘vrij’ zijn de vier nieuwe niveaus waarop wordt getoetst. Het Tuindorp ’t Lansink is reeds beschermd dorpsgezicht. Inmiddels heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in Hengelo twee aandachtsgebieden aangewezen in het kader van de wederopbouwarchitectuur, te weten de binnenstad en woonwijk Klein Driene. Deze gebieden zijn voor Hengelo van groot belang en zullen bij wijzigingen in goed overleg met eigenaren op een hoog niveau worden getoetst. 1.2
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleid en de procedures. Hoe is het beleid nu vormgegeven en wat wordt de nieuwe situatie. Tevens wordt ingegaan op de verantwoordelijkheden van de raad en het college bij vaststelling en uitvoering van het welstandsbeleid. De nieuwe werkwijze van welstandstoetsing middels een stadsbouwmeester komt aan bod. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de toetsingscriteria. Elk gebied kenmerkt zich als een stedenbouwkundige bebouwingtypologie. De toetsing vindt op basis van de welstandscriteria plaats. Welke criteria gebruikt moeten worden wordt bepaald door het welstandsniveau welke ter plaatse geldt. Vervolgens zijn voor enkele bijzondere objecten aanvullende criteria opgesteld. Tenslotte worden de algemene welstandscriteria beschreven, waaraan in uitzonderingsgevallen wordt getoetst.
In de bijlagen is de begrippenlijst opgenomen en een overzicht weergegeven van de vastgestelde beeldkwaliteitplannen\ ontwikkelcriteria. De welstandsnota blijft buiten beschouwing voor die gebieden waar de raad een beeldkwaliteitplan dan wel aanvullende (ontwikkel)criteria heeft vastgesteld.
2.
Beleid en procedures
2.1
Beleid
2.1.1 Inleiding De gemeente Hengelo voert reeds lange tijd welstandstoezicht uit. De gemeentelijke bouwverordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regelen dit welstandstoezicht. Bij de beoordeling of een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand wordt acht geslagen op de volgende aspecten: -de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte, het landschap dan wel de stedenbouwkundige context; -massa, structuur, maat en schaal, detaillering, materiaalkeuze en kleurstelling; -samenhang in het bouwwerk of de bouwwerken voor wat betreft de onderlinge relatie tussen de samenhangende delen daarvan. Het college laat zich bij de afgifte van omgevingsvergunningen adviseren door een onafhankelijke deskundige, te weten de stadsbouwmeester van Het Oversticht. De stadsbouwmeester wordt gecontroleerd door de Adviesraad Ruimtelijke Kwaliteit van Het Oversticht. Het is het streven om kleine bouwplannen op welstand te laten toetsen door de afdeling Vergunningen, onder de verantwoordelijkheid van de Stadsbouwmeester. Grotere plannen beoordeelt de stadsbouwmeester en naar eigen inschatting of op wens van de gemeente worden er adviseurs van de gemeente zelf ingeschakeld. Te denken valt aan een advies van een stedenbouwkundige, landschapsarchitect of de Monumentencommissie dan wel de ambtenaar monumentenzorg. De stadsbouwmeester houdt wekelijks spreekuur. Planindieners en ontwerpers kunnen op afspraak overleg voeren over, of een toelichting geven op het bouwplan of ontwerp. De uitvoering van het welstandstoezicht geschiedt onder verantwoordelijkheid van het college door de afdeling Vergunningen. Het college volgt in het algemeen de adviezen van de stadsbouwmeester op. 2.1.2 Aansluiting bij gemeentelijk beleid Omdat de gemeente Hengelo het ruimtelijk kwaliteitsbeleid vanuit verschillende invalshoeken voert is het zaak om zorg te dragen voor een goede afstemming tussen de verschillende instrumenten die de gemeente heeft. Van elk instrument moet duidelijk zijn wat de reikwijdte is en hoe het is verweven met andere beleidsinstrumenten. In het kader van deze welstandsnota is vooral de relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria van belang. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1 Wro). De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. Voor nieuwe ontwikkelingen in wijken of gebieden waarvoor in het verleden beeldkwaliteitplannen werden geschreven worden nu, na goedkeuring door het college, ontwikkelcriteria vastgesteld. Nieuwbouwplannen in deze gebieden zullen aan deze aanvullende welstandscriteria worden getoetst. Alle door de raad vastgestelde ontwikkelcriteria maken derhalve deel uit van deze welstandsnota. Zodra een nieuwbouwplan onder deze criteria is gerealiseerd vallen de bouwwerken bij eventuele wijzigingen onder de reguliere stedenbouwkundige typologieën binnen deze nota (de beheersfase) Bij de vaststelling van ontwikkelcriteria dient te worden aangegeven onder welke stedenbouwkundige typologie, na realisatie, kan worden getoetst! Het aangepaste kaartmateriaal (analoog en digitaal) wordt na de vaststelling direct uitgewisseld (vernieuwd). 2.1.3
Welstandscriteria en welstandsniveaus
Alle vergunningplichtige bouwwerken dienen een welstandstoets te ondergaan, behoudens daar waar het gebied als welstandsvrij is aangegeven op de kaart, dan wel expliciet is vermeld dat geen toetsing plaats hoeft te vinden (bijvoorbeeld aan de achterzijde van woningen). Deze welstandsbeoordeling kan uitsluitend worden gebaseerd op de criteria die in de welstandsnota genoemd zijn of criteria die door de raad zijn vastgesteld in zogenaamde beeldkwaliteitplannen cq
aanvullende (ontwikkelcriteria). In het geval van een beeldkwaliteitplan cq (ontwikkel)criteria blijft de welstandsnota voor nieuwbouw dus buiten beschouwing. Zodra de nieuwbouw is gerealiseerd kan worden teruggevallen op de welstandscriteria uit de onderliggende stedenbouwkundige typologie. De nota bevat de volgende criteria: 1. Gebiedsgerichte criteria, waaraan ieder bouwwerk uit een omgevingsvergunning in een betreffende stedenbouwkundige typologie getoetst zal worden; 2. Objectgerichte criteria, waaraan bijzondere objecten worden getoetst; 3. Algemene criteria, waaraan in uitzonderingsgevallen wordt getoetst. In de volgende gevallen zal de welstandstoets meer dan gebruikelijke aandacht en zorg krijgen: - bouwwerken in de categorie ‘behoud door ontwikkeling’ (dit betreft monumentale objecten); - bouwwerken in het ‘ambitieniveau hoog’; - bouwwerken naast of in de nabijheid van monumenten en in het beschermde dorpsgezicht Tuindorp 't Lansink. 2.1.4. Precedentwerking In veel gevallen zal door aanvragers van een omgevingsvergunning worden naar eerder uitgevoerde en wellicht goedgekeurde bouwwerken. Een dergelijk bouwwerk kan als precedent werken voor nieuwe bouwplannen. Daarom hanteert de gemeente Hengelo de regel dat het nieuwe beleid zoals dat in deze nota is verwoord in alle gevallen maatgevend is. Het door bouwaanvragers verwijzen naar deze eerdere toegestane bouwwerken gaat niet meer op. Met deze nota is een nieuw standpunt ingenomen.
2.2
Procedures
2.2.1 De raad stelt het welstandsbeleid vast Een van de instrumenten die het gemeentebestuur heeft om een actief beleid te voeren ter bevordering van de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving, is het welstandstoezicht. Dit welstandstoezicht is geregeld in artikel 12 en 12a van de Woningwet en vindt plaats op basis van het door de raad vastgestelde beleid, dat in deze nota is verwoord en verbeeld. De welstandsnota geldt voor een onbepaalde tijd. In de tussentijd kan de raad de nota wijzigen en aanvullen. Artikel 12 Woninwet regelt: 1. Het uiterlijk van: a. een bestaand bouwwerk, met uitzondering van een bouwwerk, niet zijnde een seizoensgebonden bouwwerk, waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen van dat bouwwerk is bepaald dat dit slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden; b. een te bouwen bouwwerk voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist, mag niet in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel b. 2. De gemeenteraad kan besluiten dat, in afwijking van het eerste lid en artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor een daarbij aan te wijzen gebied of voor een of meer daarbij aan te wijzen categorieën van bestaande en te bouwen bouwwerken geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. 3. Voor zover de toepassing van de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, leidt tot strijd met het bestemmingsplan of met in de bouwverordening opgenomen voorschriften van stedenbouwkundige aard, blijven die criteria buiten toepassing. 4. De gemeenteraad betrekt de ingezetenen van de gemeente en belanghebbenden bij de voorbereiding van besluiten krachtens het tweede lid op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening. Artikel 12a Woningwet regelt: 1. De gemeenteraad stelt een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling: a. of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk betrekking heeft, zowel op zichzelf
beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand; b. of het uiterlijk van een bestaand bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand.
2.2.2 Het college voert het welstandsbeleid uit De gemeente voert het welstandsbeleid uit via het verlenen van omgevingsvergunningen en het handhaven hierop en eventueel optreden tegen excessen. De juridische bevoegdheid hiervoor ligt bij het college. Het besluit tot het verlenen van een dergelijke vergunning neemt het college pas nadat daar advies over is ingewonnen bij de stadsbouwmeester. Bij het beoordelen van een omgevingsvergunning heeft het college, binnen de kaders die het door de raad vastgestelde beleid aan de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving stelt, een eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid. 2.2.3.1 Wanneer vraagt het college advies aan de stadsbouwmeester ? Artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Met betrekking tot een aanvraag ten aanzien van activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet vragen burgemeester en wethouders, ingeval zij het inwinnen van advies noodzakelijk achten om te kunnen beoordelen of het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft in strijd is met redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de wet, advies aan de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester. 2. In het tweede lid wordt na ‘betrekken zij’ ingevoegd: , indien zij toepassing hebben gegeven aan het eerste lid,. Indien de ‘Kan-bepaling’ van kracht wordt hoeft het college niet bij elke aanvraag om een omgevingsvergunning advies aan de stadsbouwmeester te vragen. Kleine plannen kunnen door ambtenaren van de afdeling vergunningen worden getoetst. Indien het object zich bevindt in een gebied waarvan is aangegeven dat dit welstandsvrij is en/of bij voorbaat vaststaat dat de aanvraag op andere gronden moet worden geweigerd zal ook geen advies worden gevraagd aan de stadbouwmeester. Naast de formele aanvraag bestaat ook de mogelijkheid tot vooroverleg met de stadsbouwmeester aan de hand van een in het omgevingsloket (OLO) ingediende aanvraag als ‘vooroverleg’. Een overleg in het spreekuur van de stadsbouwmeester zonder vooraf stukken via het omgevingsloket in te dienen moet mogelijk blijven. Het is dan wel belangrijk om verwachtingen over en weer uit te spreken en voorbehoud te maken ten aanzien van toetsing aan overige geldende regels. 2.2.3.2 Uitkomst en betekenis van het advies van de stadsbouwmeester. Het welstandsadvies kan de volgende uitkomsten hebben: Akkoord. Als een plan naar de mening van de stadsbouwmeester volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria voldoet aan redelijke eisen van welstand wordt een positief advies gegeven aan het college. Op initiatief van de stadsbouwmeester of op verzoek van het college kan een positief advies schriftelijk worden gemotiveerd. Dit kan op aanvraag in het geval er omtrent het welstandsaspect van een bouwplan een verschil van inzicht bestaat danwel dat het bouwplan een grote ruimtelijke impact heeft. In een enkel geval zal de stadsbouwmeester, als het plan akkoord is, de aanvrager willen attenderen op zaken die het plan op een (nog) hoger niveau kunnen tillen. Deze suggesties kunnen als vrijblijvende overwegingen worden beschouwd, maar staan los van het welstandsadvies zelf. Niet akkoord. Als een plan naar de mening van de stadsbouwmeester volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, volgt een negatief advies. Dit betekent dat ingrijpende wijzigingen van het ontwerp noodzakelijk zijn. Een negatief advies wordt altijd schriftelijk gemotiveerd door de stadsbouwmeester. Welstandsadviezen worden in begrijpelijke taal en goed gemotiveerd opgesteld. Indien de ontwerper of de aanvrager een mondelinge toelichting op het welstandsadvies wenst, wordt dit gegeven door de stadsbouwmeester. 2.2.3.3
Wanneer kan het college afwijken van het advies van de stadsbouwmeester?
Het college volgt in hun oordeel in principe het advies van de stadsbouwmeester. Daarop zijn de volgende uitzonderingsmogelijkheden: Het college kan op inhoudelijke gronden afwijken van het advies van de stadsbouwmeester als zij tot het oordeel komt dat de stadsbouwmeester de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd of de stadsbouwmeester naar haar oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast. Indien het college bij een aanvraag om een omgevingsgunning op inhoudelijke grond tot een ander oordeel komen dan de stadsbouwmeester, wordt dit in de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning gemotiveerd. De stadsbouwmeester wordt hiervan op de hoogte gesteld. Volgens artikel 2.10 lid 1 aanhef en sub d van de Wabo kan het college bij strijd van een bouwplan met redelijke eisen van welstand toch de omgevingsvergunning verlenen indien zij van mening zijn dat daar andere redenen voor zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning gemotiveerd. De stadsbouwmeester wordt hiervan op de hoogte gesteld. In Hengelo zal het college uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit niet snel ondergeschikt wordt geacht aan economische of maatschappelijke belangen. 2.2.3.4
Vooroverleg en Omgevingsloket Online (OLO)
De landelijke voorziening voor aanvragen omgevingsvergunning biedt aanvragers en ontwerpers de mogelijkheid om, voorafgaand aan de formele bouwaanvraag, vooroverleg te plegen met de stadsbouwmeester over de interpretatie van de welstandscriteria met betrekking tot hun bouwplan. Hiertoe kan een ‘schetsplan’ worden ingediend bij de afdeling Vergunningen via het Omgevingsloket Online (OLO). Het vooroverleg met de stadsbouwmeester kan pas plaats vinden nadat duidelijkheid bestaat over de planologische aanvaardbaarheid van het bouwplan. Bij het vooroverleg zijn de volgende zaken van belang: Het plan wordt digitaal aangevraagd en geregistreerd. Het aangeleverde materiaal dient een duidelijk beeld te geven van de bedoelingen van het plan; De stadsbouwmeester brengt, indien het plan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, altijd een gemotiveerd schriftelijk verslag uit van de beoordeling van het plan (vooroverleg) . In het spreekuur van de stadsbouwmeester moet het mogelijk blijven om zonder het indienen van stukken in het OLO een overleg te hebben met de stadsbouwmeester. Om toch kennis te hebben van hetgeen besproken is wordt hiervan door de afdeling Vergunningen een aantekening gemaakt in de hiervoor toegepaste software (Squit)
2.2.3.5
Bezwaarmogelijkheden
Tegen het advies van de stadsbouwmeester kan geen bezwaar worden gemaakt. Het is wel mogelijk bezwaar dan wel beroep aan te tekenen tegen de beslissing van het college over het al dan niet verlenen van de omgevingsvergunning; dus ook wanneer het welstandsoordeel in het geding is. Er moet dan wel binnen zes weken na de beslissing een bezwaarschrift bij het college worden ingediend. In de bezwaarschriftenprocedure heroverweegt het college het besluit, nadat belanghebbenden tijdens een hoorzitting hun standpunten nader hebben toegelicht. Belanghebbenden die het niet eens zijn met de heroverweging kunnen hiertegen in beroep gaan.
2.2.3.6
Jaarlijkse rapportage
Artikel 12c van de Woningwet verplicht het college om jaarlijks een verslag op te stellen voor de raad over de manier waarop zij met het welstandsbeleid is omgegaan. In dat verslag moeten in ieder geval de volgende punten aan de orde komen: de wijze waarop het college is omgegaan met de adviezen van de stadsbouwmeester: hoe vaak is het advies opgevolgd en hoe vaak werd afgeweken, op grond waarvan en wat de motivatie daarvan was; in welke categorieën van gevallen zij tot aanschrijving op grond van ‘ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand’ zijn overgegaan en of zij na die aanschrijving zijn overgegaan tot bestuursdwang (excessenregeling). De jaarlijkse rapportage zal in veel gevallen leiden tot aanpassen van de nota. Artikel 12c Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor waarin zij ten minste uiteenzetten:
a. op welke wijze zij zijn omgegaan met de adviezen van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester; b. in welke gevallen waarin niet is of wordt voldaan aan artikel 12, eerste lid, zij zijn overgegaan tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom.
2.2.4 De stadsbouwmeester 2.2.4.1
Taakomschrijving
De stadsbouwmeester brengt advies uit aan het college ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarvoor een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit advies is gebaseerd op de welstandscriteria die in deze welstandsnota zijn beschreven. De stadsbouwmeester stelt jaarlijks een verslag uit overeenkomstig artikel 12c Woningwet.
2.2.4.2
Samenstelling en zittingsduur
De principiële keuze voor een stadsbouwmeester is een keuze van de raad. De benoeming van de perso(o)n(en) is gemandateerd aan het college. De raad van Hengelo heeft de werkzaamheden betreffende het welstandstoezicht opgedragen aan Het Oversticht uit Zwolle. De stadsbouwmeester bestaat uit één deskundige. Er zal een voorstel voor benoeming voor twee personen worden gedaan te weten twee stadsbouwmeesters (waarvan één voor vervanging bij ziekte) vervallen De stadsbouwmeester wordt steeds voor een periode van drie jaar benoemd. Hij of zij lid mag maximaal één maal worden herbenoemd. De stadsbouwmeester wordt gecontroleerd door de adviesraad ruimtelijke kwaliteit van Het Oversticht. 2.2.4.3
Ambtelijke ondersteuning
De gemeente Hengelo stelt een medewerker van de afdeling Vergunningen aan ten dienste van de stadsbouwmeester. Deze medewerker voorziet de stadsbouwmeester van de nodige informatie en is tevens verantwoordelijk voor het plannen van de afspraken in het spreekuur van de stadsbouwmeester. 2.2.4.4
Taken stadsbouwmeester en adviseurs
De stadsbouwmeester zal ca. 95% van de plannen zelf afdoen. Indien het een complex plan betreft of de stadsbouwmeester heeft expertise van een steden- of landschapsdeskundige dan wel bijvoorbeeld monumentendeskundige dan kan hij of zij deze binnen het ambtelijk apparaat raadplegen. De stadsbouwmeester is in die gevallen wel eindverantwoordelijke voor het advies dat aan het college wordt uitgebracht. 2.2.4.5
Openbaarheid van vergaderen
De planbehandeling door de stadsbouwmeester is openbaar, met uitzondering van plannen ingediend voor vooroverleg of tenzij er zwaarwegende redenen zijn dit niet te doen. Het jaarverslag van de stadsbouwmeester is openbaar en de advisering over bouwplannen in de omgevingsvergunningprocedure geschiedt in het openbaar. Dit betreft zowel de beraadslaging als de beoordeling. Ook de schriftelijke adviezen over bouwplannen in de vergunningprocedure zijn openbaar. Onderstaand artikel 12b Woningwet inzake openbaarheid: Artikel 12b 1. De welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester baseert haar onderscheidenlijk zijn advies slechts op de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, doch betrekt daarbij, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 12, derde lid. De adviezen van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester zijn openbaar. Een advies van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester inhoudende dat een bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand, wordt schriftelijk uitgebracht en deugdelijk gemotiveerd. 2. De door de welstandscommissie of stadsbouwmeester gehouden vergaderingen zijn openbaar. Een vergadering of gedeelte daarvan is niet openbaar in gevallen als bedoeld in artikel 10, eerste
lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in artikel 10, tweede lid, van die wet genoemde belangen. 3. De welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester legt de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar onderscheidenlijk hem verrichte werkzaamheden. In het verslag wordt ten minste uiteengezet op welke wijze zij onderscheidenlijk hij toepassing heeft gegeven aan de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a. 4. Een voorzitter of ander lid van een welstandscommissie kan voor een termijn van ten hoogste drie jaar worden benoemd in een welstandscommissie die in de betreffende gemeente werkzaam is. Zij kunnen eenmaal voor een termijn van ten hoogste drie jaar worden herbenoemd in dezelfde commissie. De eerste en tweede volzin zijn van overeenkomstige toepassing op de stadsbouwmeester. Ontwerpers en planindieners mogen hun plan mondeling toelichten in het spreekuur van de stadsbouwmeester. Daarvoor kunnen zij een afspraak maken bij de afdeling Vergunningen. Belangstellenden kunnen eveneens de vergadering bijwonen. Zij zijn toehoorders en hebben geen spreekrecht..
2.4.4.6
Ambtelijke toetsing
De afdeling Vergunningen stelt een aantal medewerkers aan voor de toetsing van eenvoudige bouwplannen. Welke plannen wel en welke niet door hen afgedaan kunnen worden zal in een proefperiode worden onderzocht en uitgewerkt. Na een jaar zal het functioneren van deze wijze van toetsen worden geëvalueerd.
3.
BEOORDELING : WELSTANDSCRITERIA EN WELSTANDSNIVEAUS
3.1
inleiding
Hieronder wordt een beschrijving gegeven van de verschillende gebieden met hun bebouwingstypologie en de daarbij behoren de welstandscriteria die worden gebruikt bij het welstandsoordeel. Daarnaast zijn beeldkwaliteitplannen ook een toetsingsinstrument. De overgangsbepaling geeft aan dat deze criteria nog niet van toepassing zijn op een aanvraag om omgevingsvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend voor het tijdstip waarop de herziene welstandsnota van kracht wordt, en waarop op dat tijdstip nog niet is beschikt. Allereerst worden de gebiedsgerichte welstandscriteria beschreven, waaraan iedere aanvraag voor een omgevingsvergunning getoetst worden. Vervolgens zijn voor enkele bijzondere objecten aanvullende criteria opgesteld. Tenslotte worden de algemene welstandscriteria beschreven, waaraan in uitzonderingsgevallen wordt getoetst.
3.2
Overgangsbepaling
Op een aanvraag om een omgevingsvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend voor het tijdstip waarop deze herziene welstandsnota van kracht wordt, en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden voor de vaststelling van de onderhavige welstandsnota, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de onderhavige welstandsnota wordt toegepast.
3.3.
Stedenbouwkundige typologieën
Een belangrijke pijler van de welstandsnota zijn de bebouwingstypologieën. Een typologie is bepaald op basis van de ruimtelijke structuur en de daarmee samenhangende overeenkomsten in functionele, stedenbouwkundige en/of architectonische kenmerken. De volgende 14 typologieën kunnen worden onderscheiden: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Binnenstad Bebouwingslinten Vooroorlogse woonwijken Parkbuurten Lanen Tuindorpen Wederopbouwbuurten Stempelwijken Cluster- en woonerfwijken Beckum Zelfstandige complexen Moderne woonwijken Bedrijfsverkaveling Buitengebied
Het straatnamenregister is komen te vervallen. Door de digitale ontsluiting van de welstandsnota is straks per kavel aangegeven onder welke beeldkwaliteitplan\ontwikkelcriteria dan wel stedenbouwkundige typologie getoetst zal worden en onder welk welstandsniveau uit de welstandsnota de betreffende nieuw- of verbouw zal vallen. Voor nieuwbouwplannen voor gebieden waarvoor ontwikkelcriteria zijn vastgesteld zal aan deze aanvullende criteria worden getoetst. Alle overige bouwplannen worden getoetst aan de criteria die onder de betreffende stedenbouwkundige typologie vallen en per welstandsniveau zijn vastgesteld, behoudens de bouwplannen in het vergunningvrije gebied. Voor alle verbouwingen, vergunningvrij of vergunningplichtig, geldt dat indien er sprake is van een bouwwerk in ernstige strijd met redelijke eisen van welstand, dat de excessenregeling van kracht is en het college bevoegd is de eigenaar aan te schrijven om het bouwwerk te laten aanpassen.
Per gebied\ typologie is een samenhangend beoordelingskader opgesteld waarin steeds de volgende onderdelen aan de orde komen: Typologie; De betreffende stedenbouwkundige typologie wordt omschreven. Historie; bevat een korte beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van het gebied waarbinnen de typologie zich voordoet; karakteristiek; hier is een beschrijving opgenomen van de typologie en algemene karakteristiek (ruimtelijk/stedenbouwkundig) en de bouwkundige karakteristiek (materialen en detaillering) van het betreffende gebied waarbinnen de typologie zich bevindt; waardering; bevat een waardering, zowel positief als negatief, van het betreffende gebied waarbinnen de typologie zich bevindt; beleidskeuzes; hier is een beschrijving opgenomen van wat er in het betreffende gebied qua welstandsbeleid wordt beoogd; aanbevelingen; bevat geen harde criteria, maar zaken die wenselijk zijn in het betreffende gebied om de bouwplannen op een hoger niveau te tillen; De welstandscriteria per niveau; De criteria zijn onderverdeeld in de volgende groepen. situering van het bouwwerk; hoofdvorm van het bouwwerk; gevelaanzicht Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering Gevelaanzicht: hiermee worden de gevels bedoeld die gekeerd zijn naar het openbaar toegankelijk gebied. Deze gevels worden getoets. Gevels gekeerd naar niet openbaar toegankelijk gebied vallen onder het vergunningvrije bouwen.
3.4
Welstandsniveaus; doel van welstandszorg
Welke criteria bij de beoordeling van toepassing zijn hangt van het niveau waarop getoetst wordt. Er worden vier niveaus gehanteerd: -
Behoud (door ontwikkeling) voor monumentale objecten en panden Ambitieniveau hoog: Welstandsniveau middel Vrij
Doel welstandszorg: Behoud (door ontwikkeling) van monumentale objecten en panden. Het welstandsniveau is gericht op handhaven, herstellen en versterken van gewaardeerde of gewenste ruimtelijke karakteristieken en op samenhang binnen het gebied of object. Voor alle plannen wordt advies gevraagd aan de stadsbouwmeester en de Monumentencommissie . Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar inpassing in de omgeving en de architectonische uitwerking van het bouwplan op zichzelf en de detaillering en materialisering ervan. Ambitieniveau hoog; Het welstandsniveau is gericht op handhaven, herstellen en versterken van ruimtelijke karakteristieken en op samenhang binnen het gebied of object. In principe wordt advies gevraagd aan de stadsbouwmeester met uitzondering van: a. reeds voor besproken plannen waarbij naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van marginale wijzigingen; b. bouwwerken van kleine omvang en met een geringe ruimtelijke impact;
c.
plannen waarvan gelet op eerdere vergelijkbare gevallen de mening van de stadsbouwmeester als bekend mag worden verondersteld Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar inpassing in de omgeving en de architectonische uitwerking van het bouwplan op zichzelf en de detaillering en materialisering ervan. In de beheerssituatie gebeurt dit via criteria en toetsing, terwijl in ontwikkelingssituaties het accent ligt op het faciliteren en stimuleren van kwaliteit. Welstandsniveau middel; De welstandsbeoordeling is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van het gebied. De basiskwaliteiten worden per type gebied benoemd en vertaald in welstandscriteria. Bij de welstandstoets wordt vooral gekeken of het bouwplan zijn omgeving niet verstoort. Detaillering (en materialisering) worden op hoofdlijnen bekeken. Streven is zoveel mogelijk plannen door afdeling Vergunningen\ Ruimtelijke en Economische Ontwikkelingen te laten afhandelen met uitzondering van: a. een negatief advies; b. nieuwbouwplannen; c. politiek gevoelige bouwwerken. d. indien er beeldkwaliteitplannen of ontwikkelcriteria van toepassing zijn. Welstandsvrij; Bij dit welstandsniveau wordt niet getoetst aan redelijke eisen van welstand. Wel is voor de gehele stad de excessenregeling van toepassing.
3.5 GEBIEDSGERICHTE CRITERIA 3.5.1 BINNENSTAD
Typologie historische binnenstad De bebouwing wordt bepaald door de oude structuren van wegen en waterlopen. Op deze structuur hebben door de tijd allerlei ontwikkelingen plaatsgevonden waardoor een gevarieerd stadsbeeld is ontstaan. Na de oorlog is ten gevolge van de bombardementen een nieuw ontworpen structuur ingepast in de oude binnenstad. De bebouwing is compact en kent een grote functievariatie.
Historie Nabij het voormalige Huys Hengelo, op een kruispunt van wegen en waterlopen, ligt de historische oorsprong van Hengelo. Hier ontstond een woonkern die aan het einde van de 16e eeuw zo’n 40 woningen telde, waarschijnlijk opgebouwd uit hout, wilgentakken, leem en riet. In 1795 telde het dorp 1194 inwoners, waarvan het merendeel werkzaam was als wever, spinster of bleekster. Hengelo was in die tijd nog overduidelijk een dorp, waarvan de ruimtelijke structuur sterk werd bepaald door de landwegen, beken, havezaten en het agrarisch cultuurlandschap buiten de dorpskern. In de omgeving van de Pastoriestraat en de Langestraat zijn nog enkele gebouwen uit die vroegere periode van Hengelo te vinden; veelal waren dit boerderijen, momenteel zijn ze in gebruik als woonhuis, café of atelier. In de negentiende eeuw breidde het dorp zich gestaag uit, hoofdzakelijk onder invloed van de textielindustrie. In eerste instantie werd voornamelijk langs de uitvalswegen gebouwd. De aanleg van spoorwegen en de bouw van een omvangrijk station aan de rand van de binnenstad omstreeks1900 vormden de impuls voor de industriële groei van Hengelo, die zich voornamelijk aan de zuidkant van het station manifesteerde. Vanaf dat moment ontstond een aantal woonbuurten buiten de dorpskern, zoals de Afrikaanderbuurt en de villabuurt bij de Bataafse Kamp. De kapitale panden aan de Beurstraat en de Enschedesestraat, deels omgevormd van woonhuis tot kantoor, getuigen hier nog van. Van grote invloed zijn de bombardementen in het laatste oorlogsjaar geweest, die een fors deel van de binnenstad hebben verwoest. Na de oorlog werd een wederopbouwplan opgesteld. In de eerste fase van dit plan werden de verwoeste en beschadigde panden vervangen door nieuwbouw. De ontstane situatie werd echter ook aangegrepen om structurele wijzigingen door te voeren. Door bestaande straten te verbreden en recht te trekken ontstond een overzichtelijk raster en ter verbetering van de verkeersloop rond het centrum werd een ring tot stand gebracht. Ook werd besloten om het bestaande gemeentehuis te vervangen door een nieuw gebouw naar ontwerp van prof. J.F. Berghoef. In de naoorlogse periode is de structuur van de binnenstad ingrijpend veranderd: opvallend zijn de drie pleinen: de Markt, het Stationsplein en een plein voor het gemeentehuis, aan de kop van de Enschedesestraat (Burgemeester Jansenplein). De Bataafse Kamp, voorheen een villa van de familie Stork met bijbehorende tuin, werd in 1954 een park met daarin een karakteristiek schoolgebouw. Er was echter ook een deel dat door transformatie werd aangepast: in het westelijk deel van de huidige binnenstad werden voormalige boerderijen en woonhuizen omgebouwd tot winkels en cafe’s, hetgeen tot de concentratie van horeca bij de Pastoriestraat heeft geleid. Door deze ingrepen wijzigde Hengelo sterk in gedaante en karakter: het dorp werd omgebouwd tot stad.
Karakteristiek Stedenbouwkundige hoofdopzet: Het stratenpatroon van de Hengelose binnenstad wijkt sterk af van de binnenstedelijke situaties van de omliggende steden. Hengelo onderscheidt zich met een geplande naoorlogse blokkenstructuur waarbij in een grid van straten gesloten bouwblokken liggen. Opzet van het bouwblok: De zijdes van de bouwblokken zijn geparcelleerd in smalle kavels met bredere kavels op de hoeken. De bevoorrading van de winkels gebeurt vanaf een bedieningsstraatje aan de binnenzijde van de blokken. De bredere kavelmaat op de hoeken is nodig om de winkels op de hoeken vanaf de achterzijde te kunnen bevoorraden.
De straatwanden Er zijn enkele panden van voor de tweede wereldoorlog bewaard gebleven die een plek hebben gekregen in de bouwblokken. Deze onderscheiden zich van de naoorlogse bebouwing doordat de naoorlogse bebouwing uitsluitend met horizontale gevellijsten zijn gebouwd. De daken van de naoorlogse panden hebben een nok die in de langsrichting van de straten ligt. De vooroorlogse panden hebben veelal de nokrichting haaks op de straat en dat uit zich in de straatgevel in een puntige topgevel. De panden in de straatwand hebben oorspronkelijk een staand karakter (hoger dan breed) vanwege de smalle kavels. Het staande karakter uit zich ook in de gevels, waarbij het metselwerk aan de zijkanten van de voorgevel doorloopt tot op de begane grond. De hoekpanden De hoekpanden in het Hengelose bouwblok hebben door de bredere kavelmaat een horizontale geleding. Deze komt tot uiting in de transparante begane grondlaag. Daarboven “zweven” de bakstenen woonvolumes. De kapvorm komt bij de hoekpanden tot uiting, soms vanzelfsprekend zichtbaar in de eindgevel voortkomend uit de zadelkap, soms als expressief middel in bijvoorbeeld een rijk gedetailleerde lessenaarskap. Detaillering en materiaal De Hengelose binnenstad is voornamelijk opgebouwd uit baksteen en incidenteel komt beton als typisch naoorlogs hoofdmateriaal voor de gevels voor. De daklijsten zijn veelal met liefde voor detail uitgevoerd in verbijzonderd baksteen metselwerk. Toevoegingen als balkons zijn op bescheiden wijze opgenomen in de structuur van de gevels en maken daardoor deel uit van de gevelarchitectuur.
Waardering Positief Het winkelgebied is door de heldere bestrating een in ruimtelijke zin samenhangend gebied. Er is een aangename afwisseling in gebouwtypes, bouwstijlen en ruimtes – oud en nieuw, groot en klein, open en besloten, en met toepassing van een palet aan uiteenlopende materialen. De overwegend horizontale lijnen van de Wederopbouwarchitectuur leveren een fraai contrast op met de verticale lijnen van de torens van de binnenstad. In het westelijk deel van de binnenstad overheerst de kleine schaal van de veelal nog oorspronkelijke bebouwing van de oude linten, waarin cafés en eethuizen een plek hebben gevonden. De parken in de oostflank vormen een groene oase in de door verharding gedomineerde binnenstad. In dit gebied speelt de Beursstraat met zijn brede profiel, schouwburg en monumentale panden een mooie promenade tussen station en Bataafse Kamp. Met het oprichten van de puiencommissie is een kentering gekomen in de aanpak van de gevels. De verstoorde relatie tussen boven en onderliggende gevels wordt aangepakt zodra een eigenaar of huurder zich meldt met een bouwplan. De puiencommissie vraagt niet per definitie om het bouwwerk in authentieke staat terug te brengen, maar brengt de relatie tussen oud en modern en onder- en bovengevel weer terug in het plan. Negatief De recessie en de verkoop van artikelen middels internet hebben een duidelijke weerslag op het aantal benodigde winkelpanden in de stad. Daarnaast komt het wonen boven winkels niet goed van de grond. Om de levendigheid in de binnenstad te vergroten zal het wonen boven of wonen\ werken in voormalige winkels gestimuleerd moeten worden. De overdaad aan luifels, uithangborden en reclames in het winkelgebied zorgt voor een rommelig beeld, dat sterk contrasteert met de strakke inrichting van het stadserf. Een aantal percelen aan de rand van de binnenstad en een aantal open ruimtes zijn slecht vormgegeven en/of worden niet optimaal benut. De Kloosterhof, het Burgemeester Jansenplein, het parkeerterrein tussen De Wetstraat en de Smutstraat en het terrein tussen de Drienerstraat en de Bataafse Kamp worden slechts als parkeerterrein gebruikt. Dit geldt ook voor de voortuinen van de bebouwing aan de Beursstraat, waar de sfeer door geparkeerde auto’s negatief wordt beïnvloed. Daarnaast passen winkelcentrum Thiemsbrug en Kloosterhof door hun vormgeving en materiaaltoepassing niet bij het kwaliteitsniveau van de binnenstad. Met de ontwikkeling van Lange Wemen kunnen en zal een aantal van deze gebieden worden herzien en aangepakt.
Beleidskeuzes ≠ ≠ ≠ ≠ ≠ ≠
instandhouden en versterken van de diversiteit aan gebouwtypen en verschillen in architectuur; herstellen van de eenheid tussen begane grondverdieping en bovenliggende gevel (doelstelling puiencommissie); tegengaan van de overdaad aan luifels, reclames en andere, niet oorspronkelijke toevoegingen; het wonen boven of wonen\werken in winkels stimuleren; het instandhouden en versterken van de kleinschalige bebouwing in de Pastoriestraat, Willemstraat en Langestraat met bijbehorend traditioneel materiaalgebruik; toevoegen van markante volumes op strategische locaties, mits een passend accent in de straat wordt gevormd.
Westandscriteria Voor de binnenstad geldt ambitieniveau hoog en aan alle criteria wordt getoetst. Algemeen ≠ gebouwen moeten aan alle zijden die grenzen aan het openbare gebied positief bijdragen aan de levendigheid en sfeer; ≠ laad- en losvoorzieningen aan het openbare gebied moeten verzorgd worden vormgegeven. Situering van het bouwwerk ≠ gebouwen moeten de eenheid binnen bestaande gevelwanden ondersteunen of herstellen; ≠ gebouwen mogen binnen de straat verschillen in vormgeving; ≠ gebouwen moeten de verticale of horizontale ritmiek in de gevelwand ondersteunen of versterken; ≠ gebouwen moeten samen een harmonieus straatbeeld opleveren; ≠ hoekpanden moeten een verbijzondering krijgen die de situering ondersteunt. Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ het bouwvolume van de panden kan per straat verschillen, maar moet qua hoogte-breedte verhouding aansluiten op andere bouwvolumes in de straat; ≠ nieuwe bouwvolumes mogen niet lager zijn dan de andere volumes in de straat; ≠ het bouwvolume moet worden voorzien van een zadeldak, schilddak of mansardekap, daarnaast zijn op bouwvolumes van minimaal twee bouwlagen ook platte daken en lessenaardaken toegestaan indien dit het straatbeeld ondersteunt; ≠ aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. Gevelaanzicht ≠ gebouwen moeten aan alle zijden die aan het openbaar gebied grenzen een verzorgde gevel hebben; ≠ de onderpui en bovenverdiepingen moeten samenhangen in gevelstructuur en architectuur; ≠ de onderpui moet per pand het individuele karakter bewaren, gelijke vormgeving van de pui over meerdere panden dient te worden voorkomen; ≠ luifels zijn toegestaan als ze onderdeel vormen van de oorspronkelijke architectuur van het gebouw; ≠ luifels moeten van hoge esthetische kwaliteit zijn en de architectuur van het pand versterken; ≠ rolluiken moeten aan de binnenzijde van de onderpui worden geplaatst en dienen minimaal 80% transparant te zijn; ≠ zonwering moet in vorm, materiaal en kleur worden afgestemd op de architectuur van de gevel; ≠ reclame moet een eenheid vormen met de architectuur van de gevel; ≠ reclame moet een directe relatie leggen met de onderpui, c.q. de entree van het bedrijfsgedeelte van een gebouw; ≠ reclame moet bescheiden worden toegepast en mag de gevel niet domineren; ≠ gebouwen mogen op de onderste laag geen blinde gevels hebben aan de zijden die aan het openbare gebied grenzen; ≠ luchtafvoerkanalen zijn slechts toegestaan aan gevels die van de openbare ruimte zijn afgekeerd en dienen in de kleur van gevel te worden uitgevoerd;
≠ ≠
ramen mogen niet geblindeerd zijn; laad- en losvoorzieningen dienen te worden afgestemd op de architectuur van de gevel.
Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ ≠ ≠ ≠
de toe te passen materialen moeten een hoge esthetische kwaliteit hebben en zorgvuldig worden ingezet; de toe te passen materialen moeten de karakteristieke expressie van de verschillende bouwstijlen versterken; de oorspronkelijke variatie in materiaalgebruik en detaillering dient te worden behouden of te worden hersteld; aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua materiaalkeuze, kleur en detaillering identiek zijn aan het hoofdgebouw of moeten duidelijk contrasteren met het hoofdgebouw, zodanig dat de bijzondere architectuur van de bestaande bebouwing intact blijft.
Terrasmeubilair ≠ Zie hoofdstuk 3.7.8 terrasmeubilair.
Aanbevelingen ≠ ≠ ≠ ≠ ≠ ≠ ≠
reclames kunnen in positieve zin bijdragen aan de sfeer van de binnenstad, reclames in vorm van losse (neon)letters sluiten goed aan op de aanwezige karakteristieken; wonen boven winkels moet voor de levendigheid van de binnenstad waar mogelijk worden gestimuleerd; kleuren moeten een rustig, natuurlijk palet vormen zodat het openbare gebied niet wordt overstemd; een aantal percelen aan de randen van de binnenstad dienen door markante bebouwing te worden opgewaardeerd; de voortuinen van de villa’s aan de Beursstraat moeten hun oorspronkelijke, groene karakter worden teruggebracht; afval- en materiaalopslag en technische installaties dienen inpandig te worden opgelost; ondergrondse afvalcontainers dienen voor wat betreft het bovengrondse deel een verzorgd uiterlijk te hebben.
3.5.2 BEBOUWINGSLINTEN
Typologie bebouwingslinten en invalswegen Lineaire bebouwingsstructuur, die bepaald is door waterlopen, dijken of wegstructuren, waarlangs in de loop van de geschiedenis bebouwing is geplaatst.
Historie De kern van Hengelo was met de dorpen en buurtschappen in de omgeving verbonden door een stelsel van zandpaden. Enkele paden maakten deel uit van een groter netwerk. Zo vormde de Oude Postweg een onderdeel van de verbinding tussen Deventer en Münster, en via de Langestraat, Enschedesestraat de verbinding naar Bentheim. Deze wegen noemde men ook wel Heir- of heerwegen. De verbinding van Parijs naar Berlijn liep via Hengelo en werd aangelegd in opdracht van Napoleon. Naargelang de tijd vorderde groeiden ze uit tot lange linten van aaneengesloten bebouwing. Ook de verbindingen tussen de uitvalswegen ontwikkelden zich tot linten met aaneengesloten bebouwing. Pas in een later stadium werden de gebieden tussen de linten volgebouwd.
Karakteristiek De linten zijn niet gelijkmatig, maar schoksgewijs in de tijd ontwikkeld. Ook nu nog wordt er in de linten veel gebouwd. Hierdoor zijn ze zeer gevarieerd voor wat betreft het uiterlijk, het materiaalgebruik. Elk pand is anders. Woningen, winkels, bedrijven en horeca wisselen elkaar af. De rooilijn varieert, evenals de kaprichting, voortuinen zijn al of niet aanwezig. Er zijn sterke overeenkomsten in bouwhoogte: woningen zijn over het algemeen één of twee lagen met een kap, bedrijfsgebouwen passen zich aan deze hoogte aan. Panden zijn meestal hoger dan breed. In de meeste gevallen is er een goede verhouding tussen bouwhoogte en de breedte van het straatprofiel. Door de individuele panden overwegen de verticale lijnen in het straatbeeld. In de linten zijn zeer veel invullingen uit latere perioden te vinden. Door dit alles bieden de linten een gevarieerd maar samenhangend geheel en hebben een dorps aandoend karakter. De architectonische kwaliteit van de bebouwing varieert. Monumenten worden afgewisseld door ‘gewone’ huizen. De toegepaste bouwmaterialen zijn vaak baksteen, pleisterwerk en dakpannen in verschillende kleuren. De mate van detaillering van de gebouwen verschilt sterk.
Waardering Positief De bouwkundige en functionele ‘eenheid in verscheidenheid’ zorgen voor een levendige en dorps aandoende sfeer binnen het gebied. De bebouwing langs de linten heeft in het algemeen identieke verhoudingen tussen hoogte en breedte: panden zijn in het algemeen hoger dan dat ze breed zijn. Negatief Omvangrijke (bedrijfs)bebouwing en herhaling van hetzelfde woningtype in de linten onderbreken het ritme en tasten het karakter van de linten aan.
Beleidskeuzes ≠ ≠ ≠
instandhouden en versterken van de diversiteit aan gebouwtypen in de linten; instandhouden en versterken van de diversiteit aan kleur- en materiaalgebruik en detaillering; het ritme en karakter van de linten daar waar nodig herstellen, door omvangrijke bedrijfsbebouwing en herhaling van hetzelfde woningtype tegen te gaan.
Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk § alle gebouwen moeten haaks op of evenwijdig aan de straat staan; § gebouwen in een lint mogen met de gevellijn licht ten opzichte van elkaar verspringen: dit kan het karakter van het lint ter plaatse versterken; § de straatgevels dienen te worden georiënteerd op de straat. Hoofdvorm van het bouwwerk § gebouwen dienen qua hoofdvorm en volume aan te sluiten op de eigen karakteristieke ritmische menging en variatie van bouwhoogte en kapvorm binnen het betreffende lint; § een gebouw dient in schaal aan te sluiten op de gehanteerde schaal in het lint; § toevoegingen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw; § hoekpanden – gebouwen met twee straatgevels - dienen qua hoofdvorm te worden verbijzonderd. Gevelaanzicht § variatie versus eenheid: gebouwen moeten qua architectuur en gevelopbouw variëren ten opzichte van de overige bebouwing in het lint maar tegelijkertijd aansluiten op het eigen karakter van het lint; ≠ verhoudingen: de straatgevel van een pand moet hoger zijn dan dat deze breed is of moet bestaan uit geveldelen naast elkaar die elk hoger zijn dan breed; § winkelpuien moeten qua architectuur en gevelopbouw afgestemd zijn op de bovenliggende gevel; § gevelopeningen: openingen (behoudens deuropeningen) moeten op minimaal 0,50 m boven maaiveld beginnen. Geen blinde gevels aan de straatzijde. Elk pand dient de hoofdentree aan de straat te hebben; § gevelaanpassingen en –toevoegingen dienen de architectonische kwaliteit van de oorspronkelijke gevel ten minste te evenaren. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering § gebouwen en gevels moeten binnen het lint variëren en harmoniëren in kleur en materiaalgebruik, detaillering; § aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua kleur, materiaal en detaillering afgestemd zijn op het hoofdgebouw.
Aanbevelingen ≠ wandvorming (aaneengesloten bebouwing) aan het begin van een lint; ≠ hogere bebouwing aan het begin van een lint; ≠ herstellen van de lintbebouwing in het eerste deel van de Dennenbosweg (gerekend vanaf de Bornsestraat)
3.5.3 VOOROORLOGSE WOONWIJKEN
Typologie vooroorlogse woonwijken De structuur van de vooroorlogse woonwijk is ontstaan eind 19e begin 20e eeuw. Het betreft een samenstel van meerdere herkenbare stedenbouwkundige eenheden met vaak grote binnenterreinen welke voor bedrijfsbebouwing zijn bedoeld.
Historie Omstreeks 1900 werden de nabij de dorpskern gelegen gebieden tussen de oude landwegen (linten) ontwikkeld voor woningbouw. In deze gebieden werd een regelmatig stratenpatroon aangelegd en de daaraan gelegen kavels werden grotendeels individueel uitgegeven en stuksgewijs bebouwd met vrijstaande woonhuizen. Door verschillen in bouwperiode kennen deze gebieden onderling verschillen in architectuur en samenhang.
Karakteristiek De vooroorlogse woonwijken zijn samenhangende buurten, die in een schil rond de binnenstad liggen. De buurten hebben een dorpse sfeer met bescheiden, weinig nadrukkelijke bebouwing. De straatwanden bestaan uit (half)vrijstaande woningen met grote overeenkomsten in bouwmassa, architectuur, materiaalgebruik en kleur. Binnen deze eenheid is er een grote variatie in rooilijn, nokrichting, gevelindeling en detaillering. Veel woningen hebben van oudsher aanbouwen in de vorm van dakkapellen, overdekte entrees en erkers, bij andere woningen zijn deze later toegevoegd. Het overgrote deel van de woningen is gebouwd met traditionele bouwmaterialen: (rode) bakstenen en (zwarte) dakpannen.
Waardering Positief De centrale ligging en het bijzondere karakter maken deze buurten zeer gewild. De bebouwing is samenhangend en toch gevarieerd. Het specifieke karakter van deze buurten en hun samenhang maakt ze tot herkenbare gebieden in de stad met een kleinschalige, typisch Hengelose uitstraling. Negatief De ruimtelijke samenhang is in de loop van de tijd aangetast door afwijkende nieuwbouw. In de ene wijk is deze aantasting sterker dan in de andere. De Afrikaander- en de Dichtersbuurt zijn redelijk intact, maar in de Indische buurt zijn veel aanpassingen doorgevoerd. Veel woningen zijn slecht gerenoveerd: aanbouwen met slechte verhoudingen en niet in de context passende materialen als betonpannen, kunststof kozijnen en boeidelen uit volkernmateriaal. Beleidskeuzes ≠ ≠
instandhouden en versterken van de samenhang in bebouwing; het karakter van de buurt daar waar nodig herstellen, door omvangrijke bouwvolumes en herhaling van hetzelfde woningtype tegen te gaan.
Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ gebouwen moeten haaks op of evenwijdig aan de straat staan; ≠ gebouwen moeten aansluiten op de rooilijn; ≠ gebouwen moeten individueel te onderscheiden zijn; ≠ gebouwen moeten van vergelijkbare schaal en hoogte zijn; ≠ gebouwen moeten het architectonisch kwaliteitsniveau van de buurt instandhouden en bij voorkeur vergroten;
≠
hoekpanden moeten een architectonische verbijzondering krijgen.
Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ gebouwen dienen qua hoofdvorm en volume aan te sluiten op de eigen karakteristieke ritmische menging en variatie van bouwhoogten en kapvormen in de buurt; ≠ gebouwen moeten in volume aansluiten bij de overige panden: minimaal één laag met kap; ≠ gebouwen moeten worden voorzien van een zadeldak, schilddak, mansardekap of een daaruit samengestelde kapvorm; ≠ toevoegingen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. Gevelaanzicht ≠ gebouwen moeten qua architectuur en gevelopbouw variëren ten opzichte van de overige bebouwing, maar tegelijkertijd aansluiten op het eigen karakter van de buurt; ≠ winkelpuien moeten qua architectuur en gevelopbouw afgestemd zijn op de bovenliggende gevel; ≠ gebouwen mogen geen blinde gevels aan het openbare gebied hebben; ≠ gebouwen dienen de hoofdentree aan de straat te hebben en gevelopeningen (behoudens deuropeningen) moeten minimaal 0,50 m boven maaiveld beginnen; ≠ gevelaanpassingen en –toevoegingen dienen de architectonische kwaliteit van de oorspronkelijke gevel ten minste te evenaren. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ gebouwen en gevels moeten binnen de buurt variëren en harmoniëren in kleur, materiaalgebruik en detaillering; ≠ gebouwen moeten qua vormgeving, materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering aansluiten op de architectuur van de buurt; ≠ kozijnen, ramen en deuren moeten qua detaillering aansluiten bij de architectuur van het gebouw; ≠ toevoegingen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua kleur, materiaal en detaillering afgestemd te zijn op het hoofdgebouw.
Aanbevelingen ≠ ≠
oorspronkelijke materiaaltoepassing, kleurstelling en detaillering (voegwerk, kozijndetaillering etc.) zo veel mogelijk handhaven en herstellen stimuleren van woonbebouwing met voorzijde aan de beken, zodat deze waterlopen weer karakteristieke en dragende elementen voor de buurt worden
3.5.4 PARKBUURTEN
Typologie groene ensembles Gebieden met een overwegend groen karakter. Het groen vormt de drager van de straat, wijk, park of het gebied. Karakteristiek De karakteristiek van groene ensembles kun je opsplitsen in parkbuurten en begraafplaatsen. Parkbuurten De groene ensembles kenmerken zich door veel openbaar groen. Dit beeld van overvloedig groen wordt nog versterkt door de grote tuinen rond de gebouwen met oude bomen en volgroeide hagen. De bebouwing zelf ligt meestal verscholen in het groen en is zeer uiteenlopend qua hoofdopzet en architectuurstijl. Zo zijn er unieke villa’s, vrijstaande en twee-onder-één-kap-woningen en ook clusters van eenheden met eenzelfde architectuur. De villa’s in de Grundel, langs de Enschedesestraat en in Woolder Es Zuid, Veldwijk Oost en Groot-Driene Zuid hebben hun landschappelijke ligging behouden. De bouwstijlen in de parkbuurten variëren sterk. Vaak is er sprake van een individuele architectuur die wordt versterkt door toegepaste kleuren en materialen, alsmede de bijzondere detaillering. De gebouwen bestaan veelal uit twee lagen met een kap, dan wel één laag met kap of plat dak. Rond de A1, omsloten door de woonwijken Hengelose Es, Vossenbelt en Roershoek, ligt het Weusthag-gebied. Het is ongeveer 200 hectare groot. Kinderboerderij en manege hebben hier al een plekje naast de landbouw gevonden. Bestaande natuurlijke waarden en de vele voorzieningen vormen de basis voor het toekomstige park. Boerderijen, plassen, beken en houtwallen kenmerken het gebied Begraafplaatsen Groen, paden en soms beken vormen de dragers van de begraafplaatsen aan de Oude Bornsestraat, Oldenzaalsestraat en Deurningerstraat. De joodse begraafplaats aan de Dennenbosweg wijkt hier enigszins vanaf vanwege haar binnenstedelijke ligging. De begraafplaatsen zijn op één na allen monument en vallen daarmee onder het niveau ‘behoud (door ontwikkeling)’; zie hoofdstuk 3.6.1.
Waardering Positief Waardevol aan deze buurten zijn de ruime groene opzet en de grote verscheidenheid aan bijzondere gebouwen in uiteenlopende architectuurstijlen. De tuinen en het openbare groen zijn van groot belang voor deze wijken, omdat ze enerzijds het decor voor de gebouwen vormen en anderzijds de gebouwen van elkaar scheiden (onderling of in het straatbeeld). De waarde van het groene decor schuilt in twee kenmerken: de grote ruimtes en de volwassen bomen, bosschages en hagen. Beleidskeuzes ≠ ≠ ≠
instandhouden en versterken van de diversiteit aan gebouwtypen en verschillen in architectuur; Instandhouden en versterken van de diversiteit aan kleur- en materiaalgebruik en detaillering; instandhouden van de harmonie tussen bebouwing en groene omgeving.
Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst.
Situering van het bouwwerk
≠ ≠
gebouwen moeten zodanig op de kavel gesitueerd zijn dat het groene karakter van de buurt blijft gehandhaafd; gebouwen moeten zodanig op de kavel zijn gesitueerd, dat een ruime mate van openheid ten opzichte van de bebouwing op de naastgelegen kavel in stand blijft.
Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ gebouwen moeten van gelijke schaal en orde van grootte zijn als andere bouwvolumes in de buurt; ≠ gebouwen moeten uit minimaal één bouwlaag met kap bestaan; ≠ gebouwen moeten worden voorzien van een zadeldak, schilddak of mansardekap, bij een individuele ruime opzet van kavels is een plat dak toegestaan; ≠ toevoegingen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw ≠ aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. Gevelaanzicht ≠ gebouwen moeten qua gevelopbouw en architectuur het kwaliteitsniveau van de buurt evenaren.
Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ materialen moeten van duurzame kwaliteit zijn en aansluiten bij de karakteristieken van de buurt; ≠ de toe te passen kleuren moeten bij voorkeur worden afgestemd op de kleuren in de omgeving; ≠ eventuele erf afscheidingen moeten een hoge esthetische kwaliteit bezitten en bijdragen aan de ontspannen, groene karakteristiek van de buurt’.
Aanbevelingen De inrichting van straten, tuinen en erf afscheidingen dragen in belangrijke mate bij aan het totaalbeeld.
3.5.5 LANEN
Typologie lanen Gebieden met een overwegend groen karakter. Het groen vormt de drager van de straat, wijk, park of het gebied. Historie In de periode 1930-1950 werden er voor de middenstand en hogere klasse diverse grotere woningen gebouwd. De huizen zijn veelal seriematig gebouwd en staan aan straten met een redelijk breed profiel.
Karakteristiek Deze wijken hebben de bouwstijl die in de volksmond ‘jaren dertig woningen’ heten. De ordening van de straten, het straatprofiel, de huizenrij, het woonhuis is één ontwerp, van hoog architectonisch niveau en met uniforme kenmerken. De lanen zijn straten en kleine buurten waarvan de bebouwing sterk gericht is op de straat; per straat zijn de woningen nagenoeg identiek. De openbare ruimte is ingericht als laan: breed profiel met rijweg, trottoirs en bomenrijen aan weerskanten. Nagenoeg alle woningen aan de lanen beschikken over een voortuin. De woningen in de lanen zijn georganiseerd in rijen van min of meer identieke bebouwing langs een duidelijke rooilijn, die soms verspringt. De lanen zijn sterk planmatig ontwikkeld, zonder deel uit te maken van een groter geheel zoals de tuindorpen. In het algemeen bestaan de woningen uit baksteen, vaak rood maar ook lichtbruin, en veelal met antracietkleurige dakpannen. Alle panden bestaan uit twee afzonderlijke elementen: gevel en dak. Opvallend is het sterk benadrukken van de horizontale lijn in de gebouwen door onder meer de witte houten daklijsten en de geaccentueerde lintvoegen. Een ander duidelijk kenmerk zijn de schild en zadeldaken met grote overstekken. In een aantal gevallen beschikken de lanen over gelijkvormige erf afscheidingen in de vorm van muren. Soms hebben veranderingen binnen dit geïntegreerd ontworpen geheel voor verrijking gezorgd, soms voor verarming.
Waardering Positief De gelijkheid in opzet en materiaalgebruik tussen de te onderscheiden woningen zorgt voor een grote eenheid in architectuur. De vormgeving van de woningen is karakteristiek en zorgvuldig. De tuinen en het openbare groen zijn van groot belang voor deze wijken, omdat ze het decor voor de gebouwen vormen De waarde van het groene decor schuilt in twee kenmerken: de grote ruimtes en de volwassen bomen. Negatief De gebouwen zijn zeer gevoelig voor gevelwijzigingen en aan- en bijbouwen - zoals het vervangen van kozijnen, het plaatsen van dakkapellen, het plaatsen van bijgebouwen - in een andere architectuurstijl en in een ander materiaal en kleur vormgegeven dan de oorspronkelijke bebouwing.
Beleidskeuzes ≠
instandhouden en versterken van de stedenbouwkundige en architectonisch eenheid en samenhang tussen de gebouwen binnen de wijk, binnen een straat.
Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst.
Situering van het bouwwerk ≠ alle gebouwen moeten evenwijdig aan de straat staan en aansluiten bij de toegepaste rooilijn. Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ het bouwvolume moet bestaan uit twee elementen: een rechthoekig opgaand geveldeel en een kap; ≠ gebouwen moeten in volumes vergelijkbaar zijn aan andere gebouwvolumes in de straat; ≠ de hoofdbouw moet worden voorzien van een kap: een zadel of een schilddak. Het dak moet een groot overstek hebben; ≠ aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw; ≠ aan- en uitbouwen moeten in hoofdvorm aansluiten bij andere soortgelijke elementen in de straat.
Gevelaanzicht ≠ gebouwen moeten qua gevelopbouw en architectuur aansluiten bij de overige bebouwing in de straat; ≠ gebouwen moeten in de gevelopbouw een duidelijke horizontale belijning - van bijvoorbeeld erkerlijst, daklijst en dakkapellijst – hebben; ≠ onder- en bovenverdiepingen moeten een architectonische samenhang hebben; ≠ geen blinde gevels aan de straatzijde. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ traditionele bouwmaterialen dienen te worden toegepast: baksteen, hout, keramische pannen; ≠ de detaillering dient zorgvuldig te zijn en aan te sluiten bij de bebouwing in de omgeving; ≠ de kleuren van de toegepaste materialen dienen aan te sluiten bij de omgeving; ≠ kozijnen, ramen en deuren aan de straatzijde moeten van hout zijn, geen rolluiken aan de buitenzijde; ≠ eventuele erf afscheidingen moeten een hoge esthetische kwaliteit bezitten en bijdragen aan de ontspannen, groene karakteristiek van de buurt; ≠ aan- en uitbouwen, toevoegingen en bijgebouwen moeten qua materiaal en kleur afgestemd zijn op het hoofdgebouw. De detaillering dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw. Aanbevelingen De inrichting van straten, tuinen en erf afscheidingen dragen in belangrijke mate bij aan het totaalbeeld.
3.5.6 TUINDORPEN Typologie tuindorpen De wijken zijn op stedenbouwkundig niveau samenhangend tot in detail vormgegeven. Het zijn in Hengelo de eerste wijken met een totaalplan waarin architectuur en stratenpatroon duidelijk op elkaar zijn afgestemd. Daarin zijn ook de voortuinen betrokken. Het straatprofiel is breed en er is veel openbaar groen. De wijken zijn elk samengesteld uit een beperkt aantal woningtypen die soms willekeurig, maar meestal per straat zijn geordend. Tuindorp ’t Lansink is een beschermd dorpsgezicht en valt daarmee onder hoofdstuk 3.6.1. Hiervoor geldt ambitieniveau behoud (door ontwikkeling). Historie Tuindorp de Nijverheid Tuindorp de Nijverheid is in de periode tussen 1907 en 1930 gebouwd, bijna aansluitend aan de eerste bouwfasen van Tuindorp ’t Lansink. Waar Karel Muller in Tuindorp ’t Lansink de vertaling heeft gemaakt van de tuinstadgedachte, heeft hier met name de landschapsarchitect Springer zijn invloed doen gelden. De architectuur is van W.K. de Wijs en A.K. Beudt, die in Hengelo al ervaring hadden opgedaan in tuindorp ’t Lansink. In de Nijverheid ligt het zwaartepunt in de opzet bij de stedenbouwkundige en landschappelijke structuur en veel minder bij de architectonische verschijningsvorm. In tegenstelling tot tuindorp ’t Lansink vindt er geen vermenging plaats van beambten en arbeiders, maar is tuindorp de Nijverheid met name een arbeidersbuurt. Dit komt mede tot uitdrukking in de samenhang en eenheid in architectonische verschijningsvorm van de woonbebouwing. Deze is vooral ingetogen, weinig gevarieerd, maar wel een herkenbaar afgeleide van Tuindorp ’t Lansink. Slechts daar waar bijzondere ruimten (pleinen) voorkomen of sprake is van bijzonder gebruik wordt afgeweken van de gangbare gebouwhoogte van 1 bouwlaag met kap. De Nijverheid is qua ruimtelijke structuur en architectonische verschijningsvorm grotendeels intact, echter het ontbreken van een conserverend bestemmingsplan maakt het gebied vrij kwetsbaar. Binnen de Nijverheid vormt de Louisestraat een apart, duidelijk samenhangend geheel dat als beeldbepalend kan worden gekwalificeerd. De straat is in 1928/1929 gebouwd en ontworpen door architect Jans in opdracht van WBV Ons Belang. De architectuur en verschijningsvorm is eenduidig. De tuinmuren zijn met de woningen mee ontworpen. Bijzonder is de lichte kleurstelling van de woningen, de brede grasbermen en het ingetogen karakter. ’ t Wilbert De geschiedenis van het landgoed ’t Wilbert gaat terug tot 1475. Na afbraak van het landhuis in 1918/1919 werd op het terrein door een aantal woningbouwverenigingen een woonbuurt ontwikkeld, waarbij de voormalige oprijlaan (de huidige Wilbertstraat) in het plan werd opgenomen. De bouw van ’t Wilbert sloot aan op de eerste fasen van ’t Lansink; dit tuindorp geniet echter minder bekendheid. De architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van ‘t Wilbert zijn zeer vergelijkbaar met ’t Lansink. De grote variatie in architectonische eenheden is in opzet vergelijkbaar met de oudste deelgebieden van tuindorp ’t Lansink. De groenstructuur en de ruimtelijke opzet vormen een evenwicht met de architectonische verschijningsvorm, alhoewel op sommige punten de architectuur de boventoon voert. Veel minder dan bij de Nijverheid is hier sprake van een arbeidersbuurt. ’ t Kotte Om de woningnood op te lossen werden tijdens de naoorlogse Wederopbouw tussen 1945 en 1949 snelle tussenoplossingen bedacht. Zo kwam in 1946 het woningbouwplan ’t Kotte tot stand. De woningen werden met sloopmateriaal gebouwd; zo werd onder andere de beukmaat van de woningen bepaald door de lengte van de stalen balken uit gesloopte fabrieken. Om de verschillen in materiaal te maskeren werd besloten de woningen wit te kalken. De buurt bestond uit 82 woningen waar in eerste instantie het dubbele aantal gezinnen in werden ondergebracht. Later werden duplexwoningen samengevoegd tot 1 woning. Net als bij de overige tuindorpen is er sprake van een samenhangend geheel met de groene omgeving. De architectonische verschijningsvorm is weliswaar niet uitbundig, maar door de eenheid in kleurstelling en hoofdvorm zeer herkenbaar.De
Karakteristiek De tuindorpen zijn in Hengelo de eerste wijken met een totaalplan waarin architectuur en stratenpatroon duidelijk op elkaar zijn afgestemd. Daarin zijn ook de voortuinen betrokken. Het straatprofiel is breed en er is veel openbaar groen. De wijken zijn elk samengesteld uit een beperkt aantal woningtypen die soms willekeurig, maar meestal per straat zijn geordend. Alle huizen zijn van baksteen, voornamelijk in donkere roodtinten. De meeste daken hebben rode, gebakken pannen. Entrees en aanbouwen zijn duidelijk vormgegeven als toevoegingen aan het hoofdgebouw. Woningen hebben één of twee lagen met een (forse) kap, soms met grote dakkapellen en flinke dakoverstekken. Veel voorkomende kapvormen zijn schild-, piramide- en zadeldak. De bebouwing in de Nijverheid bestaat vooral uit aaneengesloten woningen van 1 bouwlaag met een kap. Er is veel eenheid te herkennen in de bebouwing. In ’t Wilbert is dat minder het geval. Er zijn met name twee-onder-één-kapwoningen te vinden met twee bouwlagen. Waardering Positief De tuindorpen hebben een samenhangend totaalplan, aangevuld met een rijke verscheidenheid aan architectuur en aan details. Door hun beperkte omvang en hun duidelijke ordening vormen de tuindorpen een overzichtelijk geheel, waarin de zeer gevarieerde architectuur afwisseling brengt. De geringe bouwhoogte en de grote beschermende kappen zorgen voor een intiem karakter. Al deze eigenschappen maken de tuindorpen zeer geliefd. Negatief Een fors aantal woningen is aangetast door het gebruik van betonpannen, niet passende dakkapellen en toegevoegde luifels en reclames. Beleidskeuzes ≠ ≠ ≠
instandhouden en versterken van de oorspronkelijke eenheid in architectuur, materiaal- en kleurgebruik, kapvorm en nokrichting; herstellen en toepassen van de oorspronkelijke detaillering van gebouwen en bouwwerken; tegengaan van verstoring van woningrijen door niet passende reclames en luifels.
Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ de gebouwen binnen een tuindorp vormen een samenhangende architectonische eenheid, alle bouwplannen moeten in deze architectuur passen; ≠ de gebouwen binnen een tuindorp moeten de stedenbouwkundige eenheid ondersteunen; ≠ elk tuindorp kent een eigen ordening van één of enkele bouwvolumes die binnen de stedenbouwkundige opzet ritmisch worden herhaald, alle bouwplannen moeten zich naar deze opzet voegen; ≠ gebouwen en buitenruimten maken samen een collectief geheel, bouwplannen moeten daaraan bijdragen. Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ elk tuindorp heeft bouwvolumes die door middel van hoogteaccenten, bijzondere kapvormen, verspringingen en dergelijke de ruimtelijke opbouw benadrukken, bouwplannen moeten deze opbouwen ondersteunen of versterken; ≠ in elk tuindorp dient eenzelfde typologie voor te komen, de grondgebonden geschakelde woning met tuin; ≠ daken moeten binnen de ritmische eenheid van het tuindorp passen; ≠ alle toevoegingen aan het bouwvolume moeten in vormgeving, materiaal en kleur passen in de architectuur van het gebouw en het tuindorp. Gevelaanzicht ≠ elke woning heeft een eigen entree aan de openbare ruimte;
≠ ≠ ≠
alle gevelonderdelen van individuele woningen moeten gelijk zijn aan die van andere woningen van hetzelfde type; kozijn- en gevelwijzigingen moeten binnen de bestaande architectuur en maatverhoudingen passen; erfscheidingen moeten in vormgeving, materiaal, kleur en detaillering aansluiten op de bebouwing en voor alle woningen van hetzelfde type gelijk zijn.
Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ gebouwen moeten qua vormgeving, materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering aansluiten op de architectuur van het tuindorp. Bijzonderheden ≠ gebouwen met een bijzondere functie mogen afwijken in architectuur, maar moeten van gelijke kwaliteit zijn en een positieve bijdrage leveren aan het karakter van het tuindorp; ≠ bij winkels of bedrijf aan huis moet de vormgeving van reclame en/of naamborden terughoudend zijn en passen binnen het karakter van het tuindorp; ≠ gevels en raampartijen mogen niet geblindeerd worden.
Aanbevelingen ≠ ≠ ≠ ≠
om de samenhang binnen het tuindorp te bewaren en te versterken wordt eenheid in detaillering en kleurstellingen gestimuleerd; het herstellen en/of handhaven van de originele uniforme erf afscheidingen tussen privé en openbaar gebied levert een positieve bijdrage aan het karakter van het tuindorp; de inrichting van de privé tuin is een verantwoordelijkheid van de bewoner, een groene inrichting wordt aangemoedigd; een zorgvuldige inrichting en goed onderhoud van de openbare ruimte moet een bijdrage leveren aan het groene karakter van het tuindorp.
3.5.7 WEDEROPBOUWBUURTEN
Typologie wederopbouwbuurten Het stratenpatroon in de wederopbouwwijken is strak geordend, met de gebouwen direct aan de straat. Hoewel de opzet van buurten niet zo rechtlijnig is als de latere zogenoemde ‘stempels’ en er niet zonder variaties wordt herhaald, is de tendens naar een sterke ordening onafhankelijk van de ondergrond al herkenbaar.
Historie In de periode direct na de Tweede Wereldoorlog veranderden veel Nederlandse steden totaal van karakter. Al tijdens de oorlog werd duidelijk dat na de bevrijding grote veranderingen op stedenbouwkundig en architectonisch gebied hun intrede zouden gaan doen. Restauratie van de vooroorlogse toestand zou geen uitgangspunt worden bij de diverse wederopbouwplannen. Door de enorme verwoestingen was nu de mogelijkheid ontstaan om verbeteringen ten opzichte van de vooroorlogse situatie te realiseren. Ook Hengelo – zwaar getroffen door bombardementen - startte met diverse plannen voor herstel van de binnenstad en uitbreidingswijken, in eerste instantie op opengevallen locaties in de stad en direct grenzend aan de vooroorlogse wijken. Daarbij werden standaardtypen woningen en kavels ontworpen. Deze standaardisatie was nodig vanwege de hoge kosten voor bouwmateriaal en de hoeveelheid woningen die gebouwd zouden moeten worden. Eind 1945 bedroeg het tekort aan woningen in Hengelo circa 2300 stuks. Circa 190.000 ton puin moest worden geruimd en al het bruikbare puin werd weer toegepast bij de bouw van de eerste noodwoningen, scholen en winkels. In de groenstrook, tussen de Breemarsweg en de Omloopleiding, werden voor het eerst flats gebouwd met een montage systeem: kant en klare onderdelen van de fabriek werden in het werk gemonteerd.
Karakteristiek De vormgeving van de uitbreidingswijken van de jaren vijftig was niet kort van te voren bedacht. Open strokenbouw kwam in de plaats voor het gesloten bouwblok van eind negentiende eeuw. Hiervoor was in de jaren twintig en dertig al de eerste aanzet gegeven. Een gedeelte van de buurten is uitgevoerd in de vorm van gestapelde bouw (met maximaal vier verdiepingen). De differentiatie in de wederopbouwbuurten moet gezocht worden in de woonvormen: appartementen en duplexwoningen komen voor. Daarnaast komen er veel eengezinswoningen voor, in korte of langere rijen en meestal met tuin. Wat betreft vormgeving van de gebouwen zijn het twee belangrijke architectuurstromingen, het Nieuwe Bouwen en het Traditionalisme (Delftse School) die te onderscheiden zijn. Ogenschijnlijk stonden deze stromingen lijnrecht tegenover elkaar, maar veel gebouwen en buurten werden uiteindelijk een mix van deze twee stromingen. Zo treft men in veel gebouwen traditionele vormgeving en dito bouwmaterialen aan, zoals in baksteen opgetrokken muren onder met pannen gedekte zadeldaken, die samengaan met modernistische elementen zoals betonnen skeletbouw, grote glasvlakken met strakke stalen kozijnen in trappenhuizen, strakke betonnen goot- en deuromlijstingen. Zowel de ideeën van de modernisten als de traditionalisten komen hier tot uiting. Ondanks het geld- en materiaalgebrek en de noodzakelijke snelle bouw ontstond er wat betreft architectuur geen eenheidsworst. Met een minimum aan middelen (geld en bouwmateriaal) werd door de architecten toch een ‘handtekening’ gezet. Dat is bijvoorbeeld af te lezen aan het veelvuldig gebruik van verschillende geprefabriceerde onderdelen in de gevels en de aandacht die werd besteed aan de achtergevels vanwege de open kavelstructuur. Een laatste typische kenmerk van deze architectuur is de ritmische indeling van de gevels met behulp van vensters en deuren.
Waardering Positief De alom in Hengelo aanwezige wederopbouwbuurten hebben een zeer open en overzichtelijke stedenbouwkundige structuur. Vaak is er in de wederopbouwbuurten sprake van een unieke en evenwichtige samenhang van architectuur, stedenbouw en landschap(groenaanleg). De afzonderlijke gebouwen vormgegeven in deze architectuurstijl hebben vaak een gave en eenvoudig
‘te lezen’ hoofdvorm en vertonen een evenwichtige en subtiele samenhang in het architectonische beeld en de bijbehorende detaillering. Negatief De gebouwen in de wederopbouwbuurten zijn door hun eenvoudige en subtiele verschijningsvorm gevoelig voor aantasting door bij- en aanbouwen en toevoegingen als reclame. De openbare ruimten zijn vaak wat anoniem. Er is vaak in de wijken weinig privé groen.
Beleidskeuzes ≠ er wordt gestreefd naar passende en kwalitatief goede oplossingen voor de aansluiting van gebouwen op het maaiveld teneinde de levendigheid en continuïteit van de openbare ruimte te behouden en te verbeteren; ≠ instandhouden en versterken van de oorspronkelijke architectuur, daar waar nodig de aanwezige architectonische kwaliteit te herstellen dan wel te versterken; ≠ instandhouden en versterken van de samenhang tussen gebouwen binnen een wijk, door eenheid in kleurgebruik, materiaalgebruik en architectuur toe te passen herstellen en toepassen van de specifieke sobere detaillering van gebouwen en bouwwerken; ≠ Extra zorg en aandacht bij aanvragen voor bij- en aanbouwen, dakopbouwen en dakkapellen alsmede reclame aanvragen. Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ de bouwvolumes kunnen qua omvang sterk uiteenlopen maar moeten binnen een stempel altijd in ruimtelijke zin in goede verhoudingen tot elkaar staan; ≠ alle gebouwen moeten haaks op of evenwijdig aan de straat staan; ≠ gebouwen dienen aan te sluiten bij de toegepaste rooilijn; ≠ de ruimtelijke en architectonische samenhang zowel binnen de stempels als tussen de stempels onderling dient behouden te blijven; ≠ wijzigingen aan de onderste op het maaiveld gelegen bouwlaag moeten de relatie tussen het gebouw en de buitenruimte verbeteren. Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ nieuwbouw en verbouw dient qua vormgeving afgestemd te worden op de oorspronkelijke architectuur en bij te dragen aan behoud of herstel van die oorspronkelijke architectuur en de stijlkenmerken en collectieve esthetische kwaliteit daarvan; ≠ Bijzondere gebouwen – zoals bijvoorbeeld winkelcentra, scholen en andere complexen – dienen qua compositie te passen binnen de buurt en aan te sluiten op de architectuur. Gevelaanzicht ≠ omdat alle gevels aan openbaar gebied grenzen en dus als voorgevel worden geïnterpreteerd dient de vormgeving van alle gevels een vergelijkbare kwaliteit te hebben en aan te sluiten op de oorspronkelijke architectuur van de sober vormgegeven gevels met de karakteristieke belijning, maatverhoudingen, vlakverdeling en ritmiek. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ de detaillering van de gevels dient aan te sluiten bij de sobere vormgeving van die gevels detaillering van dak- en gootlijsten, raampartijen en kozijnen; ≠ materialen dienen in hun natuurlijke kleur en verschijning te worden toegepast, bijvoorbeeld baksteen voor de gevels en keramische pannen voor het dak. Aanbevelingen Minstens zo belangrijk als de bebouwing is de openbare ruimte tussen de bouwblokken. Een goed beheer en zorgvuldige inrichting van deze vaak groene ruimten door gemeente en woningbouwcorporaties versterkt het bijzondere karakter van deze wijken.
3.5.8 STEMPELWIJKEN Typologie van de stempelwijken Stempels zijn strenge composities van woongebouwen die een aantal malen worden herhaald en zo een wijk of buurt vormen. De stempels bestaan uit flats, rijen eengezinswoningen of uit een combinatie van beide types. De bouwblokken in de stempels zijn van alle kanten zichtbaar, er is ruimtelijk geen verschil tussen ‘voorkant’ en ‘achterkant’. De openbare ruimte binnen de stempel vormt een aaneengesloten, doorlopend vlak.
Historie In de periode 1940 tot 1965 veranderden veel Nederlandse steden totaal van karakter. Aan de rand van oude stadskernen ontstonden nieuwe stadswijken met een eigen architectuur en stedenbouwkundig plan: de zogeheten stempelwijken. In Hengelo is Klein Driene – een zogenoemde wederopbouwwijk, zie aldaar - daar het eerste voorbeeld van. Door de slechte economische situatie moesten meer woningen gebouwd worden op hetzelfde oppervlak. In verband hiermee werden etagewoningen gebouwd. Op de begane grond werden deze veelal voorzien van winkels. Eind jaren zestig werden grote wijken met eengezinswoningen en eigen winkelcentra in het noordoosten van de stad gebouwd: Groot Driene en Noord ontstonden. In de jaren negentig is een deel van de flats in de Hengelose Es gesloopt om plaats te maken voor eengezinswoningen. De stempels werden hierbij in gewijzigde vorm gehandhaafd. Veel van de openbare ruimte werd ingeruild voor privé-tuinen.
Karakteristiek De bebouwing kenmerkt zich als het modernisme; de nieuwe zakelijkheid. De industrialisatie in de bouw is duidelijk afleesbaar. De standaard elementen in de openbare ruimte van de stempelwijken zijn gazon, bomen en struiken, een strak geordend stratenpatroon, water en parkeerplaatsen. Wanneer de stempels (gedeeltelijk) bestaan uit eengezinswoningen wordt de openbare ruimte afgewisseld met stroken privé-tuinen. Hierbij geldt: hoe jonger de wijk, hoe meer eengezinswoningen en hoe hoger het percentage tuinen. Gezamenlijk vormen stempels en openbare ruimte eigen wereldjes die zich sterk onderscheiden van hun omgeving. De stempels uit een latere periode kennen twee vormen: flats en eengezinswoningen. De flatwijken (o.a. Sterrenbuurt) zijn doorgaans van beton, soms met gedeelten in een ander materiaal, en hebben platte daken. De wijken van eengezinswoningen (o.a. Groot Driene) zijn gebouwd in meerdere materialen, waarvan (over het algemeen lichte) baksteen en (donkere) dakpannen de belangrijkste zijn. In de gevel komen ook vaak hout, plaatwerk of beton voor. De woningen hebben een tuin. In beide wijktypes worden alle architectonische elementen veelvuldig herhaald – er is geen individuele uitdrukking van de woningen. De rijen en blokken zijn puur functioneel gebouwd – detaillering ontbreekt. De nieuwe buurt van eengezinswoningen die in de plaats kwam van het westelijke deel van de Hengelose Es kent detaillering en variatie in vormgeving en kleur. Waardering Positief De buurten kenmerken zich door een sterke eenheid in structuur en stedenbouwkundige opzet. De stempelvorming zorgt voor een overzichtelijke opbouw van de wijk. Er is een overvloed aan openbare ruimte en openbaar groen, direct bereikbaar vanuit de woningen en geschikt voor allerlei vormen van gebruik. Het ontbreken van een veelheid aan aan- en uitbouwen aan de voorzijde (zoals erkers en dakkapellen) zorgt ervoor dat de duidelijke stempelvorming intact blijft. Negatief De samenhang tussen woningen en buitenruimte is deels verloren gegaan door de aanleg van ontsluitingswegen, parkeerplaatsen en aan particulieren uitgegeven tuinen omringd door schuttingen en hoge hagen. Zo komt het voor dat openbare ruimten nu omringd zijn door schuttingen. Beleidskeuzes
≠ er wordt gestreefd naar passende en kwalitatief goede oplossingen voor de aansluiting van gebouwen op maaiveld teneinde de levendigheid en continuïteit van de openbare ruimte te behouden en te verbeteren; ≠ instandhouden en versterken van de oorspronkelijke stempelstructuur; ≠ instandhouden en versterken van de samenhang tussen gebouwen binnen een wijk, door eenheid in kleurgebruik, materiaalgebruik en architectuur toe te passen; ≠ herstellen en toepassen van de specifieke sobere detaillering van gebouwen en bouwwerken. Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ de bouwvolumes kunnen qua omvang sterk uiteenlopen maar moeten binnen een stempel altijd in ruimtelijke zin in goede verhoudingen tot elkaar staan; ≠ alle gebouwen moeten haaks op of evenwijdig aan de straat staan; ≠ gebouwen dienen aan te sluiten bij de toegepaste rooilijn; ≠ de ruimtelijke en architectonische samenhang zowel binnen de stempels als tussen de stempels onderling dient behouden te blijven; ≠ wijzigingen aan de onderste op het maaiveld gelegen bouwlaag moeten de relatie tussen het gebouw en de buitenruimte verbeteren. Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ nieuwbouw en verbouw dient qua vormgeving afgestemd te worden op de oorspronkelijke architectuur en bij te dragen aan behoud of herstel van die oorspronkelijke architectuur en de stijlkenmerken en collectieve esthetische kwaliteit daarvan; ≠ Bijzondere gebouwen – zoals bijvoorbeeld winkelcentra, scholen en andere complexen – dienen qua compositie te passen binnen het stempel en aan te sluiten op de architectuur. Gevelaanzicht ≠ omdat alle gevels aan openbaar gebied grenzen en dus als voorgevel worden geïnterpreteerd dient de vormgeving van alle gevels een vergelijkbare kwaliteit te hebben en aan te sluiten op de oorspronkelijke architectuur van de sober vormgegeven gevels met de karakteristieke belijning, maatverhoudingen, vlakverdeling en ritmiek. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ de detaillering van de gevels dient aan te sluiten bij de sobere vormgeving van die gevels: detaillering van dak- en gootlijsten, raampartijen en kozijnen; ≠ materialen dienen in hun natuurlijke kleur en verschijning te worden toegepast, bijvoorbeeld baksteen voor de gevels en keramische pannen voor het dak.
Aanbevelingen Minstens zo belangrijk als de bebouwing is de openbare ruimte tussen de bouwblokken. Een goed beheer en zorgvuldige inrichting van deze vaak groene ruimten door gemeente en woningbouwcorporaties versterkt het bijzondere karakter van de stempelwijken.
3.5.9 CLUSTER- en WOONERFWIJKEN
Typologie cluster- en woonerfwijken De bebouwing is op een organische manier gegroepeerd. Er is sprake van een hiërarchische opbouw van hoofdwegen en vertakkingen. De structuur wordt gekenmerkt door woonerven en doodlopende straten (cul-de-sacs). Historie In de jaren zeventig ontstond er behoefte aan woonbuurten, die niet volgens een zeer strak patroon waren opgezet. Men wilde meer variatie in vormgeving, in reactie op de eentonigheid van de eerste naoorlogse wijken. Nieuwe grote uitbreidingen werden vanaf de tweede helft van de jaren zeventig op enige afstand van de bestaande bebouwde kom van Hengelo aangelegd. De eerste hiervan was de Hasseler Es rond het buurtschap Hasselo. De verschillende buurtnamen zijn alle afgeleid van boerenerven in het gebied.
Karakteristiek De woonerfwijken zijn volledig gericht op wonen, waarbij de nadruk zeer sterk op eengezinswoningen ligt; de voorzieningen zijn centraal gegroepeerd in grote winkelcentra. Deze wijken moesten de beslotenheid, gezelligheid en veiligheid bieden die in de stempelwijken werd gemist. De bebouwing is grotendeels georganiseerd rond ingesloten openbare ruimte met veel groenwaar de auto te gast is. Het zijn intieme woonerven met veel speelruimte en weinig verkeersvoorzieningen. De woonerven zijn aan elkaar geschakeld in kronkelende bloemkoolachtige structuren, waarin het makkelijk verdwalen is. Enkele brede doorgaande verkeerswegen verbinden de woonerven met de stad. De eengezinswoningen hebben één of twee etages en een fors dak dat soms zelfs tot op de grond reikt. Alle huizen zien er hetzelfde uit: de architectuur is eenvoudig, net als het materiaal en kleurgebruik: beksteen, hout en dakpannen. Kenmerkend voor woonerfwijken is dat de woningen niet echt een kenmerkende voor- en achterkant hebben. Aan de voorkant van het huis ligt vaak een carport of een garage en een schuur. De achterkant met een tuin is gericht op de doorgaande wegen. Hoge schuttingen en brede grenszones isoleren de wijk zo letterlijk van de omgeving. Sommige woningen voldoen inmiddels niet meer aan de woonwensen. De woningbouwcorporaties, die veel van de woningen in deze wijken beheren, gaan renoveren, particuliere eigenaren gaan verbouwen. Het verbouwen en uitbreiden van de woningen betekent dat mensen langer tevreden in de wijk kunnen blijven wonen. De bouwplannen kunnen bijdragen aan de levendigheid en diversiteit in de buurt. Waardering Positief De woonerfwijken zijn buurten met een rustige sfeer en met veel openbare ruimte en groen. De centrale voorzieningen zijn goed bereikbaar. Zeer waardevol zijn de aaneengesloten groene open ruimtes in de wijken. De huizen zijn over het algemeen eenvoudig en doeltreffend vormgegeven en gematerialiseerd. Negatief Diverse woningen voldoen niet meer aan de huidige eisen en dienen te worden aangepast. De toevoegingen en bijgebouwen aan woonhuizen kunnen afbreuk doen aan de woonhuizen zelf en aan de woonomgeving.
Beleidskeuzes ≠ Bouwinitiatieven krijgen veel ruimte. Ze kunnen bijdragen aan de levendigheid en diversiteit van de wijk. Belangrijk is dat toevoegingen de binding van de woning met het erf en de openbare ruimte versterken. Gestimuleerd wordt dat de verbouwingen de woningen opener maken naar de omgeving. Welstandscriteria
Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ nieuwbouwplannen en verbouwingen (aan- en uitbouwen, dakopbouwen, overige bijgebouwen) moeten de ruimtelijke samenhang in de straat, de woonomgeving ondersteunen. Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ het volume van aan- en uitbouwen, dakopbouwen en andersoortige bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en daar in architectonische zin op aansluiten. Gevelaanzicht ≠ gebouwen moeten qua gevelopbouw en architectuur aansluiten bij de overige bebouwing in de wijk, de straat, het erf; ≠ gebouwen mogen geen blinde gevels aan de straatzijde hebben. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ materiaal- en kleurgebruik voor bebouwing dient te worden afgestemd op de soortgelijke bebouwing in de omgeving en dient een duurzaam karakter te hebben; ≠ aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua materiaal, kleur en detaillering afgestemd zijn op het hoofdgebouw.
Aanbevelingen ≠ bevorderen van de (oorspronkelijke) verblijfs- en belevingswaarden van de erven in dergelijke wijken door: de erven minder te gebruiken voor parkeer en afvalcontainers en meer voor verblijfsfuncties; het verjongen/ terugsnoeien van de groenstructuur waardoor meer doorzicht en oriëntatie wordt verkregen.
3.5.10 BECKUM
Typologie dorpskern De woningen en de voorzieningen hebben van oudsher de vorm van afzonderlijke eenheden, waarin boerderijen natuurlijk relatief veel voorkomen. Later zijn de woningen meer in grotere groepen (voornamelijk rijen) georganiseerd.
Historie Beckum is een kerkdorp in de gemeente Hengelo, ontstaan op de marke Beckum (bechem). Hier stond het huis Beckum. De grootste boerderij was erve Altena, mogelijk gebouwd op het voormalige huis en erve Asbroek. In 1266 verkoopt H. van Saterslo het huis aan de commanderij van de Johanniters in Steinfurt. Enkele namen van erven: Wolfkate, Altena, Asbroek, Nyehus, Annink, Rootgerink, Heijmerink en Eetgerink. In 1811 werd Beckum bij de gemeente Hengelo gevoegd. (voormalig richterambt Delden, als marke Beckum) In 1854 werd Beckum een zelfstandige parochie met een eigen kerk, vandaar de naam kerkdorp.
Karakteristiek De belangrijkste stedenbouwkundige drager van Beckum is de provinciale weg. Hoofdfunctie van de bebouwing is wonen; door het dorp verspreid zijn er daarnaast een aantal kleine bedrijfjes en wat centrale voorzieningen (supermarkt, bank, dorpshuis, e.d.). Landbouw vervult nog steeds een grote rol in het dorp, zowel economisch als maatschappelijk. Duidelijk te herkennen zijn de nieuwbouwgebieden die grenzen aan de oorspronkelijke lintbebouwing aan weerszijden van de hoofdweg.
Waardering Positief De beslotenheid van het kerkdorp is nog herkenbaar. Er heerst een grote variatie in architectonische stijlen overwegend veroorzaakt door diverse bouwperiodes. Negatief De aanwezige bebouwing van één laag met plat dak past qua verschijningsvorm niet in de bebouwing van het dorp. De entree van Beckum aan de noordzijde wordt verstoord door de bebouwing nabij de rotonde.
Beleidskeuzes Het beleid is erop gericht om het dorpse karakter qua bebouwing en de vormgevende aspecten daarvan te behouden en waar nodig te versterken. Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald op welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ alle gebouwen moeten haaks op of evenwijdig aan de straat staan en aansluiten bij de toegepaste (verspringende) rooilijn. Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ nieuwe bebouwing moet zich qua hoofdvorm en volume aansluiten op de bestaande bebouwing in de omgeving; ≠ hoofdgebouwen moeten worden voorzien van een kap: zadeldak, schilddak of mansardekap;
≠ ≠
aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw; aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume passen in het gevelritme van de omringende – aan dezelfde straat, rijtje, hof gesitueerde - bebouwing.
Gevelaanzicht ≠ geen blinde gevels aan de straatzijde; ≠ reclame uitingen dienen te passen bij de architectuur van het gebouw en mogen het straatbeeld niet domineren. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua materiaal en kleur afgestemd zijn op het hoofdgebouw, de detaillering dient ondergeschikt te zijn aan die van het hoofdgebouw; ≠ toegepaste materialen moeten traditioneel en duurzaam zijn: baksteen, hout, dakpannen; ≠ kleurgebruik mag niet contrasteren met de landelijke omgeving, er dienen ‘rustige’ kleuren te worden toegepast.
Aanbevelingen Waarderen en in tact laten van de duidelijk herkenbare lintbebouwing aan weerszijden van de hoofdweg.
3.5.11 ZELFSTANDIGE COMPLEXEN
Typologie zelfstandige complexen Een complex is een combinatie van gebouwen of een samengesteld gebouw op een samenhangende en begrensde ondergrond. Complexen zijn eigen wereldjes, ‘eilanden’ die zich duidelijk van hun omgeving onderscheiden qua stedenbouwkundige opzet en/of architectuur Karakteristiek De Kasbah, ’t Swafert, Tichelwerk en het FBK stadion onderscheiden zich door een verschil in afmeting met de gebouwen uit hun omgeving. Het stadioncomplex en sluiscomplex onderscheiden zich door een afwijkend type bebouwing. Ook al zijn de diverse complexen dus sterk verschillend van uiterlijk, toch hebben zij een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Allen onderscheiden zich door de bijzondere architectuur. Daarnaast zijn complexen doorgaans duidelijk begrensd – hetzij door hoge beplanting zoals stadion en sluiscomplex, hetzij door hun afstand tot de omgeving, zoals de Kasbah en de woonhof IJsselstraat. De woonhof IJsselstraat en het sluiscomplex zijn bovendien bijzondere locaties aan het water. Ook de omgeving zelf kan de begrenzing van een complex vormen. Dit is het geval bij ’t Tichelwerk, dat binnen een ring van regelmatige woonstraten en doorgaande verkeerswegen ligt. Voor ’t Swafert geldt maar een deel van genoemde karakteristieken. Ondanks zijn grote omvang is het grote geheel goed in de omgeving opgenomen. Alleen bij de vijver aan de Staringstraat presenteert het zich nadrukkelijk als fraai decor van de vijver. In bouwkundige en architectonische zin zijn de complexen zeer verschillend wat betreft omvang, materiaalgebruik, detaillering en compositie. De Kasbah en 't Swafert zijn grote aaneengesloten blokken. De Kasbah is echter opgebouwd uit een betonnen draagconstructie met gevels uit baksteen en dakpannen, met details van hout en trespa, ’t Swafert bestaat hoofdzakelijk uit beton en gevelelementen. Het sluiscomplex, de woonhof aan de IJsselstraat en de noodwoningen hebben nagenoeg hetzelfde uiterlijk: wit pleisterwerk en oranje keramische dakpannen. Het stadioncomplex en Tichelwerk bestaan allebei uit zeer uiteenlopende gebouwen met verschillende groottes en materialen.
Waardering Positief Complexen hebben grote waarde voor de stad. Het zijn concentratiepunten die de stad verlevendigen en de gelijkvormigheid van de omliggende gebieden doorbreken. De complexen beschikken over een grote hoeveelheid (openbare) ruimte en een sterke wisselwerking van die ruimte met de gebouwen. De architectuur is altijd bijzonder en vormt een sterk contrast met de omgeving. Ook vergemakkelijken zij als oriëntatiepunten de positiebepaling in de stad. Beleidskeuzes Het instandhouden en versterken van de stedenbouwkundige en architectonische samenhang binnen een complex. Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ nieuwbouw- en verbouwplannen moeten de ruimtelijke en architectonische samenhang van het complex ondersteunen; ≠ het volume van aan- en uitbouwen en andere bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw, daar in architectonische zin op aansluiten. Gevelaanzichten ≠ gebouwen moeten qua gevelopbouw en architectuur aansluiten bij de overige bebouwing in de directe omgeving (binnen het complex);
≠
gebouwen mogen geen blinde gevels aan de straatzijde hebben.
Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua materiaalkeuze, kleur en detaillering identiek zijn aan het hoofdgebouw of moeten duidelijk contrasteren met het hoofdgebouw, zodanig dat de bijzondere architectuur van de bestaande bebouwing intact blijft. Aanbevelingen ≠ ≠ ≠
zichtlijnen in de omgeving op de complexen vrijlaten; behouden van het samenhangende grondvlak; eenduidig en duurzaam vormgeven van de begrenzingen van het terrein van het complex.
3.5.12 MODERNE WOONWIJKEN
Typologie moderne woonbuurten Moderne woonbuurten zijn geplande invullingen vanaf de jaren ’90. Zij vertonen een thematische samenhang voor wat betreft het stedenbouwkundig ontwerp. De woningen of wooneenheden zijn overwegend seriematig gebouwd, maar per blok of straatwand ontstaat er een eenheid in architectuur. Historie In de jaren 80 en 90 ontstond er behoefte aan woonbuurten waar meer aandacht aan de architectuur en stedenbouw was geschonken. Bovendien werd in de opzet van deze wijken meer rekening gehouden met de reeds aanwezige landschappelijke kenmerken. Zo ontstond de wijken Slangenbeek, Vossenbelt en Broek die voor een deel zijn gekoppeld aan het bestaande wegen- en bekensysteem. Karakteristiek In de laatste twee decennia is er in de nieuwste wijken veel aandacht aan de architectuur van de woningen besteed. Bontgekleurde en veelvormige huizenblokken rijgen zich er aaneen. De huizen zijn onmiskenbaar seriematig gebouwd, maar per blok of straatwand heeft een architect zich ingespannen voor een uitgesproken ontwerp. Per straat, of straatwand, is er dus een eenheid in architectuur, maar tussen de straten onderling zijn er grote verschillen. De eenheid in de wijk wordt voornamelijk gevormd door de stedenbouwkundige opzet van de straten, pleinen en groene singels. De stedenbouwkundige opzet en de architectuur varieert per wijk. Overeenkomst is er wel in de toegepaste woningtypologie, voornamelijk grondgebonden woningen, met op markante plekken appartementenblokken. De kavels zijn niet groot, de bewoners bakenen hun terrein af met stevige, soms hoge erf afscheidingen. Soms zijn deze mee ontworpen, vaak ook niet. De tuinbeplanting en het openbaar groen zijn nog te jong. In de loop van de tijd zullen deze wijken dan ook steeds groener worden. De strenge straatgebonden architectuur en het kleine eigen terrein maakt dat de mogelijkheid tot aanpassing van het huis eigenlijk bij voorbaat al is ingeperkt. Waardering Positief De wijken zijn rijk vormgegeven in architectonische en stedenbouwkundige zin en hebben veel openbare ruimte en groen. De centrale voorzieningen zijn goed bereikbaar. Zeer waardevol zijn de aaneengesloten centrale open ruimtes in de wijken. Negatief Vanwege de specifieke architectuur kunnen de toevoegingen en bijgebouwen aan woonhuizen al snel afbreuk doen aan de woonhuizen zelf en aan de woonomgeving.
Beleidskeuzes ≠ In stand houden in versteken van de samenhang tussen de bestaande gebouwen binnen een buurt, door nieuwbouwplannen aan te laten sluiten bij de bestaande architectuur op blok, straat en buurtniveau. ≠ Verbouwingen en uitbreidingen dienen geen afbreuk te doen aan de architectuur van het bestaande gebouw en zijn omgeving.
Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ Alle gebouwen moeten haaks op of evenwijdig aan de straat staan en aansluiten op de toegepaste rooilijn;
≠
Nieuwbouwplannen en verbouwingen (aan- en uitbouwen), dak opbouwen, overige bijgebouwen) moeten de ruimtelijke samenhang in de straat, woonomgeving, ondersteunen.
Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ Het volume van aan- en uitbouwen en andersoortige bijgebouwen moeten qua afmetingen en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en daar in architectonische zin op aansluiten. Gevelaanzicht ≠ Gebouwen moeten qua gevelopbouw en architectuur aansluiten bij de overige bebouwing in de wijk, de straat, het cluster; ≠ Gebouwen mogen geen blinde gevels aan de straatzijde hebben. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ Materiaal- en kleurgebruik voor bebouwing dient te worden afgestemd op soortgelijke bebouwing in de omgeving en dient een duurzaam karakter te hebben; ≠ Aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua materiaal. Kleur en detaillering afgestemd zijn op het hoofdgebouw. Aanbevelingen ≠ Bevorderen van uniforme erf afscheidingen tussen privé en publiek eigendom.
3.5.13 BEDRIJFSBEBOUWING Typologie bedrijfsbebouwing De bebouwing kent een grote verscheidenheid in vorm, identiteit en gebruik. Businessparken kennen een grotere samenhang en zijn planmatig opgezet met een hoger ambitieniveau. Karakteristiek Bedrijfsbebouwing kan in drie verschillende soorten worden ingedeeld: businessparken, bedrijventerreinen en industrieterreinen. businessparken De businessparken – representatieve werklocaties voor bedrijven in de dienstverlenende en ITsector - bestaan uit grote afzonderlijke gebouwen, meestal van meerdere verdiepingen. Daar de meeste werknemers en bezoekers van elders komen worden de gebouwen omgeven door vaak omvangrijke parkeerterreinen. De businessparken kennen om die reden ook een goede infrastructuur en zijn gesitueerd aan hoofdwegen. Tussen de gebouwen is over het algemeen veel ruimte en groen, de grens tussen privé en openbaar terrein wordt vaak gevormd door hagen. De gebruikers zetten de architectuur in om zich te onderscheiden, te concurreren. Samenhang ontstaat door dezelfde ambitie, de stedenbouwkundige structuur en soms door overeenkomstig materiaal en kleurgebruik. Bedrijventerreinen De bedrijventerreinen liggen aan de rand van de stad en zijn goed bereikbaar vanaf het hoofdwegennet. Na de aanleg van de wegen en de kaveluitgifte zijn de terreinen min of meer spontaan volgebouwd. De openbare ruimte, indien aanwezig, is niet bedoeld als verblijfsruimte maar puur als ordenend principe – een kantlijn. Over het algemeen ligt de rooilijn ver terug of ontbreekt deze geheel. Het IJsselmijterrein vormt hierop een gunstige uitzondering. De gebieden zijn sterk van hun omgeving gescheiden door het verschil in functie, de stedenbouwkundige opzet en de afwijkende bebouwing. De bedrijventerreinen worden gekenmerkt door grote, doosvormige bedrijfshallen, veel variatie in gebouwgrootte en eenheid in bouwhoogte. Industrieterreinen De bebouwing en de terreinen rondom zijn volledig gericht op de industriële bedrijfsvoering. De gebouwen zijn dus zeer groot. Zij zijn omgeven door uitgestrekte vlaktes asfalt of beton ten behoeve van transport. De functionele architectuur geeft meestal een duidelijk beeld van het productieproces en van de indeling van het terrein.
Waardering Positief De businessparken vormen sterk geordende en toch ‘groene’ gebieden. De helderheid en herkenbaarheid van het gehele gebied is doorgezet tot in de uniforme erf afscheidingen en de moderne, hoogwaardige en verzorgde gebouwen. Bestaande houtwallen en boomgroepen maken deel uit van het inrichtingsplan. De gebouwen op bedrijfsterreinen hebben over het algemeen een onopvallende functionele uitstraling en een eenvoudige architectuur met simpele hoofdvormen. Door deze gemeenschappelijke eigenschappen kunnen de bedrijfsgebouwen ‘veel verdragen’ waar het toevoegingen en uitbreidingen betreft. Negatief De oudere bedrijventerreinen vertonen vaak een gebrek aan structuur. Een eenduidige rooilijn ontbreekt of lijkt te ontbreken. Doordat de bedrijven te dicht op elkaar staan, het voorterrein als opslagruimte dienst doet en het parkeren niet goed is geregeld, hebben de bedrijventerreinen een negatieve uitstraling.
Beleidskeuzes ≠ de architectonische kwaliteit van het bedrijfsbebouwing het terrein daaromheen waar nodig verbeteren; ≠ aan bedrijven op representatieve locaties worden hogere architectonische kwaliteitseisen gesteld;
≠ tegengaan van het rommelige beeld op de terreinen, door zichtbare opslag te voorkomen en de architectonische verschijningsvorm van de gebouwen te verbeteren; ≠ speciale aandacht besteden aan het overgangsgebied tussen woongebied en bedrijfsbebouwing. Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ alle gebouwen moeten haaks op of evenwijdig aan de straat staan en aansluiten bij de toegepaste rooilijn; ≠ opslagruimten en dergelijke mogen geen negatieve uitstraling hebben op het terrein en dienen zoveel als mogelijk 'uit het zicht’ te worden gesitueerd.
Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ de verschillende onderdelen van een gebouw – productiehal, showroom, kantoor enz. moeten een in architectonische zin samenhangend geheel vormen; ≠ gebouwen hebben onderling schaal, massa en volume van vergelijkbare orde. Gevelaanzichten ≠ gevels moeten een representatieve doch functionele – een bij de bedrijfsvoering passende - architectuur hebben; ≠ gevels van gebouwen gesitueerd aan de rand van een bedrijfsterrein – bijvoorbeeld grenzend aan landelijk gebied of een doorgaande belangrijke verkeersader - moeten qua architectuur harmoniëren met die omgeving; ≠ geen blinde gevels aan de straatzijde toepassen; ≠ bij nieuwbouw dient de reclame te worden geïntegreerd in het ontwerp. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten qua materiaal, kleurgebruik en detaillering afgestemd zijn op het hoofdgebouw; ≠ er moeten materialen en kleuren worden toegepast van een duurzame kwaliteit; ≠ het kleurgebruik mag niet contrasteren met de directe omgeving.
Aanbevelingen ≠ Verhogen van de uitstraling van de bedrijfsbebouwing door het bouwkundige/ architectonische niveau van de bebouwing te verhogen; ≠ besteden van speciale aandacht aan de bebouwing in het overgangsgebied tussen bedrijfsbebouwing en woongebieden; ≠ extra aandacht geven aan een eenduidige en zorgvuldige inrichting van het erf en de erf afscheidingen; ≠ de buitenruimte moet als een eenheid, tezamen met de bebouwing, en qua ontwerp aansluitend op de omgeving te worden ontworpen; ≠ parkeermogelijkheden zoveel als mogelijk op, in of onder gebouwen om zodoende de kwaliteit van de buitenruimte te vergroten.
3.5.14 BUITENGEBIED Typologie Buitengebied De typologie wordt bepaald vanuit de historie van het landschap, het gebruik en de verdeling van de gronden uit de voormalige Marken.
Historie Oorspronkelijk bestond de omgeving van Hengelo voornamelijk uit bos, doorsneden door een aantal beken. Ten behoeve van de landbouw werd in de Middeleeuwen een groot deel van het gebied ontgonnen tot akkers, meden (natte hooilanden langs de beken) en heidevelden. Het bos werd gereduceerd tot hakhoutbosjes en houtwallen. Het resultaat was het karakteristieke kleinschalige cultuurlandschap van de zandgronden. Dit is voornamelijk te vinden rond de buurtschappen, doordat de boerderijen net als de essen (verzamelingen van akkers) en droge heidevelden op de hogere gronden werden aangelegd. In de negentiende eeuw konden de nattere gebieden voor de landbouw worden ontwikkeld door een combinatie van kunstmest en ontwatering. Dit heeft geleid tot het veldontginningslandschap: grote open gebieden met veel sloten en hoger gelegen wegen. Vanaf het jaar 1000 is er in Twente sprake van erven en marken. De marken waren boerengemeenschappen ontstaan mede in verband met het beheer van woeste gronden die tot het onverdeelde bezit van markegenoten behoorden. Op het grondgebied van de huidige gemeente Hengelo kenden we de marken Woolde, Oele, Beckum, Driene, Twekkelo en Hasselo. Een groot gedeelte van het gebied van de marken is ingenomen door stedelijk gebied. Toch is een aantal ervan nog goed herkenbaar als een afzonderlijk buurtschap met het omringende kleinschalige landschap (Woolde, Oele, Twekkelo, Driene). De onverdeelde marken belemmerden de ontwikkeling van de landbouw. Daarom werd al in de Franse tijd gepleit voor verdeling tussen de boeren en opheffing van de marken. Later in de negentiende eeuw werden de meeste ook daadwerkelijk opgeheven. Tot 1881 behoorde marke Groot Driene toe aan de gemeente Lonneker. In het buitengebied hebben zich veel veranderingen voorgedaan, zowel in de landbouw als in het landschap. Door de aanleg van grote infrastructuurlijnen (A1, A35, Twentekanaal, spoorlijnen en regionale wegen) is het buitengebied sterk versnipperd en zijn de verschillende terreinen van elkaar geïsoleerd geraakt.
Karakteristiek Het buitengebied van Hengelo is een mozaïek van akkers, weilanden, bosjes, wegen en paden, houtwallen, beken en boerderijen. Later zijn individuele woningen in het landschappelijke patroon opgenomen. De nieuwe ingrepen – hoogspanningsleidingen, snelwegen, spoorlijnen en kanaal – contrasteren door hun grote omvang en onafhankelijke loop sterk met de maat, schaal en organisatie van het oude landschap. De bebouwing in het buitengebied is traditioneel georganiseerd in esdorpen en zwermdorpen. Esdorpen zijn geconcentreerd rond een grotere open es, zwermdorpen zijn losse verbanden van boerderijen in een ogenschijnlijk versnipperd landschap. In de gewone spreektaal worden beide buurtschap genoemd. In nieuwere landschappen komen ook linten voor: losse rijen gebouwen langs een min of meer rechte weg. Van oudsher is de opzet van de bebouwing erg eenvoudig. Boerderij en bijgebouwen zijn gegroepeerd rond een erf. De boerderijen zelf zijn overwegend van het hallentype: ze bestaan uit één geheel met een rechthoekige plattegrond en beschikken over een omvangrijk zadeldak, vaak met wolfeinden. Soms hebben ze aan- of uitbouwen aan de hoofdvorm, waarin de voorkamer of een andere ruimte werd ondergebracht. Bij sommige boerderijen is de hoofdvorm herhaald, zodat de boerderij uit meerdere elementen van gelijke grootte bestaat. De oudere bijgebouwen en aanen uitbouwen zijn afgestemd op het hoofdgebouw in architektuur en materiaal. Latere elementen zijn vaak gemaakt van damwandprofielen en zijn omvangrijker dan de oorspronkelijke bijgebouwen. De gevels bestaan uit baksteen, overwegend in kruisverband, met een plint van zandsteen. Vakwerk en pleisterwerk komen slechts weinig voor. De kappen zijn van dakpannen, soms met een gedeelte in riet. In het buitengebied staat ook een aantal bijzondere gebouwen: zo staan er rond Twekkelo enkele boortorens en een groot aantal zouthuisjes. Daarnaast is er één watermolen in Oele bewaard gebleven – een volledig intact en werkend geheel. Driene en Oele zijn daarnaast nog steeds in het bezit van de markescholen; de school van Twekkelo staat op het grondgebied van Enschede. Al deze gebouwen zijn vrijstaand en zijn hierdoor, en door hun neutrale kleuren, traditionele materialen en/of geringe omvang, goed geïntegreerd in het landschap.
De woonhuizen in het buitengebied zijn meestal gebouwd in een traditionele bouwstijl: een rechthoekige of vierkante opzet, bakstenen gevels en een kap met dakpannen. Veel huizen hebben aan- of uitbouwen in de vorm van erkers, dakkapellen en garages. De meeste woningen zijn vrijstaand. Een uitzondering wordt gevormd door het lint langs de Kettingbrugweg: hier staan aan weerszijden van de weg rijen twee-onder-één-kap-woningen. Doordat de woningen vrijwel identiek zijn heeft dit lint het karakter van een laan. Waardering Positief Een groot deel van het overgebleven buitengebied heeft een aangenaam landelijk karakter met veel afwisseling en weidse vergezichten. Oude boerderijen met traditionele details zijn nog sterk in de meerderheid, boven nieuwe woningen die hoewel ze weinig met de ontstaansgeschiedenis van het gebied te maken hebben toch op een ‘vanzelfsprekende’ manier in het landschap staan. Negatief Veel landelijk gebied is verloren gegaan als gevolg van stadsuitbreiding. De grote vervoerslijnen hebben het buitengebied opgedeeld in kleine stukken aan de randen van de stad. Door het vele verkeer verstoren ze bovendien de rust. Andere moderne ingrepen zijn de loodsen van damwandprofielen bij een aantal gebouwen: deze passen niet bij de uitstraling van het landelijke gebied. Het landschap is kwetsbaar voor schaalvergroting; de industriematige aanpassing in de veeteelt brengt te grote bebouwing met zich mee.
Beleidskeuze ≠
≠
Het beleid in het buitengebied is erop gericht het unieke en landelijke karakter van het Twentse landschap en de daarbij behorende bescheiden maar karakteristieke bebouwing en erf inrichting te behouden en indien nodig te versterken; Ter plaats ervan de overgang van stad naar landschap een duidelijke harde grens trekken die in bebouwing herkenbaar moet blijven.
Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Voor het deelgebied "buitengebied" is een beeldkwaliteitplan vastgesteld. Deze behandelt echter voornamelijk de landschappelijke kwaliteiten en is slechts in geringe mate bruikbaar op het gebied van de welstandstoetsing. Derhalve worden bouwplannen in het buitengebied, naast de toetsing aan het beeldkwaliteitplan Buitengebied, getoetst aan onderstaande gebiedsgerichte criteria. Boerderijen Voor boerderijen en overige opstallen op het perceel van de boerderij gelden de objectgerichte criteria voor boerderijen. Overige bebouwing Situering van het bouwwerk ≠ gebouwen en het bijbehorende erf moeten een samenhangende eenheid vormen en bijdragen aan de ruimtelijke opbouw van het landschap; ≠ de positie en oriëntatie van bebouwing op de kavel moet inspelen op de specifieke situatie – het landschap, de straat, de naastgelegen bebouwing, belangrijke doorzichten en uitzichten - ter plaatse. Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ de gebouwen moeten een eenvoudig en bescheiden volume hebben, ze mogen het landschap niet domineren, echter wel variëren ten opzichte van naastgelegen bebouwing; ≠ gebouwen moeten vormgegeven worden in een landelijke typologie; ≠ gebouwen moeten een kap hebben: zadeldak (eventueel met wolfeind), schilddak of mansardekap;
≠
aan- en uitbouwen moeten qua afmetingen en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.
Gevelaanzicht ≠ gebouwen, moeten qua architectuur harmoniëren met gebouwen in de omgeving en een positieve bijdrage leveren aan het Twentse landschapsbeeld; ≠ alle gevels van gebouwen dienen een verzorgde architectuur te hebben; ≠ aan- en uitbouwen, en overige toevoegingen moeten zijn afgestemd op de architectuur van het hoofdgebouw. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ de materiaalkeuze en detaillering van een gebouw dient te harmoniëren met het ontwerp en met de landelijke omgeving; ≠ kleuren moeten niet contrasteren met de landelijke omgeving; ≠ aan- en uitbouwen en overige toevoegingen en bijgebouwen moeten qua materiaal en kleur afgestemd zijn op het hoofdgebouw. De detaillering dient ondergeschikt te zijn aan die van het hoofdgebouw.
Aanbevelingen ≠
≠
de maatregelen met betrekking tot de instandhouding en ontwikkeling van het landschap, opgenomen in het Beeldkwaliteitplan Buitengebied, gelden als aanbeveling bij de welstandsbeoordeling; oprichten van duidelijke erf afscheidingen tussen privé en publiek eigendom in de vorm van beukenhagen, windsingels, houten hekken of veerasters met houten palen.
3.6 OBJECTGERICHTE CRITERIA 3.6.1 CULTUURHISTORISCH ERFGOED Monumentenbestand Het huidige monumentenbestand van Hengelo is als volgt samengesteld: 90 objecten Rijksmonument 106 objecten Gemeentelijke monument 2 archeologische gemeentelijke monumenten 10 objecten voorbeschermd (definitief aan te wijzen tot gemeentelijk monument) 35 objecten Beschermd Gemeentelijk Karakteristiek Pand 1 beschermd dorpsgezicht Tuindorp ‘t Lansink Rijksmonumenten (RM) Volgens de Monumentenwet 1988 verstaan we onder een rijksmonument: een bouwwerk of object (onroerend goed) of gebieden welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. De beoordelingscriteria hiervoor zijn de cultuurgeschiedenis, de architectuurgeschiedenis en de stedenbouw, de gaafheid en de zeldzaamheid. Rijksmonumenten hebben op deze punten een landelijk belang. Gemeentelijke monumenten(GM) Gemeentelijke monumenten zijn gekozen vanwege hun waardevolle betekenis specifiek voor de gemeente Hengelo. Gemeentelijke Karakteristieke Panden (BGKP) Bij een gemeentelijk karakteristiek pand is een onderdeel of het gehele pand beschermd. In geval van een rijksmonument, gemeentelijk monument of beschermd karakteristiek pand wordt een aanvraag, naast de reguliere toetsing door de stadsbouwmeester, voorgelegd aan de Monumentencommissie. De technische commissie, vertegenwoordigd door een aantal leden van de monumentencommissie, beoordelen die de bouwplannen aan monumenten inhoudelijk. Deze commissie stelt nadere eisen aan een plan zodat de cultuurhistorische waarden gewaarborgd blijven. Bij een rijksmonument beoordeelt in een aantal gevallen tevens de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE) het bouwplan. Dit geldt voor sloop of reconstructie, herbestemming of ingrijpende wijzigingen aan een monument.
3.6.1.1 Lijst met beschermde objecten
3.6.1.2 Toetsingscriteria monumenten Voor monumenten zijn de algemene welstandscriteria van toepassing. Het plan wordt vanwege de beschermde status van het gebouw of object beoordeeld door de Monumentencommissie. Voor verbouwingen, aan- of uitbouwen, dakkapellen en bijgebouwen moet de grootst mogelijke zorg worden besteed in de planvorming met betrekking tot materiaalgebruik, detaillering en kleur. aan- of uitbouwen en bijgebouwen moeten qua materiaalkeuze, kleur en detaillering identiek zijn aan het monument of moeten duidelijk contrasteren in materiaalgebruik, detaillering en kleur met het monument, zodanig dat het monument in tact blijft. Bij het toepassen van dakramen op de (zolder)verdieping dienen smalle, verticale ramen te worden geplaatst.
3.6.1.3 Tuindorp ‘t Lansink Historie Tuindorp ’t Lansink is gebouwd op het erf van de voormalige boerderij ’t Lansink. De gronden werden door de firma Stork verworven voor de huisvesting van de eigen werknemers van de machinefabriek. Een goede vriend van de familie Stork was Jacob Cornelis van Marken, directeur van de Gist- en Spiritusfabriek in Delft. Hij liet in 1884/1885 het Agnethapark bouwen, bestaande uit 68 woningen voor arbeiders en beambten, waaronder ook de familie Marken zelf. Net als de familie Stork kende de familie Marken een eigen ziekenfonds, en een verzekering en voorzieningen voor weduwen, wezen en bejaarden. Geïnspireerd door het Agnethapark, enkele buitenlandse voorbeelden, waaronder Port Sunlight bij Liverpool (1889), en op de tuinstadgedachte van Ebenezer Howard wilde C.F. Stork een dergelijk experimentele woonvorm realiseren. Uiteindelijk resulteerde dit in de start van Tuindorp ’t Lansink en werd mede een basis gelegd voor de verdere ontwikkeling van Hengelo als industriestad.
Karakteristiek De karakteristiek – en de cultuurhistorische waarde - van Tuindorp ’t Lansink ligt besloten in het evenwicht tussen stedenbouwkundige structuur, architectuur en landschappelijke invulling. Zowel in de architectuur als in de landschappelijke invulling is de directe relatie met het Engelse voorbeeld nog zichtbaar. Overeenkomstig de tuinstadgedachte van Ebenezer Howard had het tuindorp in de opzet een zelfvoorzienend karakter. Deze is nog herkenbaar in de verschijningsvorm van de gebouwen, bijvoorbeeld de winkelgalerij langs het C.T. Storkplein. Naast de zorg voor goede woningen voor de werknemers ligt er ook een sociale en opvoedkundige gedachte aan de opzet van de wijk ten grondslag. Zeer bewust werden de woningen van de verschillende beambten gemengd met de woningen van de gewone arbeiders. Zo kon er toezicht op de arbeiders worden gehouden en konden de arbeiders door de beambten worden beïnvloed. Deze menging van woningtypen voor de verschillende rangen en standen heeft geleid tot een zeer gevarieerde architectuur in met name het oudste deel van het tuindorp. ’t Lansink is in verschillende, niet geheel aaneengesloten tijdsperioden tot stand gekomen. Daarbij is één ruimtelijk stedenbouwkundige en landschappelijke opzet gehanteerd, waarbij gebruik werd gemaakt van bestaande landschappelijke structuren in het gebied. Een belangrijk element vormen de voornamelijk gebogen lanen en brede straten. De invloed van het ruimtelijke concept strekte zich over de erf grenzen van de woningen uit tot op het privé kavel. De oorspronkelijke opzet van het tuindorp is nog zeer gaaf en herkenbaar. Dit maakt het gebied uniek binnen Nederland. Tuindorp 't Lansink is in 2003 door het Rijk aangewezen tot Beschermd Dorpsgezicht. Het architectuurbeeld in het tuindorp is zeer gevarieerd. Dit komt voort uit de oorspronkelijke menging van de verschillende doelgroepen, maar ook uit de omstandigheid dat het ’t Lansink in een aantal stadia is gebouwd. Met name het oudste gedeelte heeft de sterkste menging van woningtypen. Dit gedeelte heeft een zeer directe en herkenbare relatie met het Engelse voorbeeld in de vorm van cottage-achtige bouwstijl die zeker voor die periode uniek is. In de latere bouwdelen is er sprake van een meer ingetogen verschijningsvorm van de gebouwen en overheersen de arbeiderswoningen. In hoofdzaak bestaan de woningen uit één bouwlaag met kap, waarbij de nokrichting van de kap evenwijdig aan de weg is gesitueerd. Alleen daar waar sprake was van afwijkend gebruik of bijzondere ruimten (pleinen) voorkwamen is er sprake van afwijkende gebouwhoogte, namelijk twee of meer bouwlagen met kap. De enige uitzondering hierop wordt gevormd door de gestapelde woningbouw aan de Oelerweg. In hoofdzaak is sprake van bakstenen gebouwen met rode of blauwe gesmoorde keramische dakpannen. Slechts op een beperkt aantal plekken is er sprake van gepleisterde of geschilderde gevels in vooral lichte of gebroken witte uitvoering. De woningen vormen tezamen met de voortuinen en de tuinmuren een eenheid. Over het algemeen is de hoogte van de tuinmuren in ‘t Lansink gelijk. Het jongste deel van het tuindorp onderscheidt zich van de eerdere fases door een grote mate van eenheid in architectuur. Waardering Positief De samenhangende hoofdopzet en de grote verscheidenheid in architectonische verschijningsvorm maken het gebied een afzonderlijk en herkenbaar dorp binnen Hengelo. De samenhangende structuur (zowel groen als stenig), de afwisseling in architectuur, de herkenbaarheid van het oorspronkelijke, veelal nog aanwezige gebruik en de opbouw in de verschillende tijdsperioden maken ‘t Lansink tot een aantrekkelijk geheel. Positief is bovendien dat het gebied in zijn
verschijningsvorm nog zeer compleet, intact en oorspronkelijk is. Veelal zijn de voortuinen en de tuinmuren duidelijk onderdeel van het straatbeeld. Al deze eigenschappen maken de tuindorpen zeer geliefd. Negatief Met name in de jongere gedeelten van ’t Lansink zijn de straatprofielen smaller en is er niet echt sprake van een tuindorpkarakter. Een uitzondering hierop vormt de omgeving van de Tuindorpvijver. Karakteristiek voor de jongste delen is de projectmatige opzet van de woningbouw aan de Breemarsweg, de Badhuisstraat en deels nabij de Industriestraat. Met name binnen deze gebieden bepalen het ontbreken van voortuinen en erf afscheidingen het straatbeeld. Door de geringe omvang van de woningen zijn deze plekken gevoelig voor verstoringen, zoals carports, dakkapellen, verkeerde materiaaltoepassingen en vervanging van oorspronkelijke - door moderne materialen. De flatgebouwen aan de Oelerweg zijn ingepast in de oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur van het tuindorp, maar wijken in verschijningsvorm en detaillering af van de architectonische hoofdopzet. Zij vormen een architectonische eenheid, als verwijzing naar het oorspronkelijke dijklichaam, maar zijn een dissonant in het gebied. In de Nijverheid is een fors aantal woningen is aangetast door het gebruik van betonpannen, niet passende dakkapellen en toegevoegde luifels en reclames.
Beleidskeuze ≠ herstellen en versterken van de ruimtelijke samenhang van deze monumentale omgeving in de meest brede zin van het woord; ≠ instandhouden en versterken van de oorspronkelijke eenheid in architectuur, materiaal- en kleurgebruik, kapvorm en nokrichting; ≠ herstellen en toepassen van de oorspronkelijke detaillering van gebouwen en bouwwerken; ≠ vervangen, c.q. verwijderen van bouwwerken die de monumentale waarden van het tuindorp verstoren; ≠ tegengaan van verstoring van woningrijen door niet passende reclames en luifels; ≠ instandhouden en herstellen van de oorspronkelijke gemetselde erf afscheidingen.
Welstandscriteria In Tuindorp ’t Lansink is welstandsniveau ‘Behoud (door ontwikkeling)’ van toepassing en worden nieuwbouwplannen of wijzigingen aan alle onderstaande criteria getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ het tuindorp kent een eigen ordening van één of enkele bouwvolumes die binnen de stedenbouwkundige opzet ritmisch worden herhaald, alle bouwplannen moeten zich naar deze opzet voegen; ≠ de gebouwen binnen het tuindorp vormen een samenhangende architectonische eenheid, alle bouwplannen moeten in deze architectuur passen; ≠ de gebouwen binnen het tuindorp moeten de stedenbouwkundige eenheid ondersteunen; ≠ gebouwen en buitenruimten maken samen een collectief geheel, bouwplannen moeten daaraan bijdragen. Bouwwerken tot 1945 Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ woningen hebben één bouwlaag met kap, met als enige uitzondering de woningen en gebouwen aan het C.T. Storkplein en andere bijzondere ruimten: deze zijn minimaal twee bouwlagen met kap; ≠ het bouwvolume moet worden voorzien van een zadeldak (eventueel met een hiervan afgeleide kapvorm); ≠ de nokrichting van de daken is evenwijdig aan de straat, met als enige uitzondering de bebouwing aan de bijzondere ruimten, waar in sommige gevallen de nokrichting afwijkend is; ≠ alle toevoegingen aan het bouwvolume moeten in vormgeving, kleur en detaillering passen in de architectuur van het gebouw en het tuindorp. Gevelaanzicht ≠ elke woning heeft een entree aan de openbare ruimte of in de zijgevel;
≠ ≠ ≠ ≠
alle gevelonderdelen van individuele woningen moeten gelijk zijn aan die van andere woningen van hetzelfde type; kozijn- en gevelwijzigingen moeten binnen de oorspronkelijke architectuur en maatverhoudingen passen of erop gericht zijn deze te herstellen; erf afscheidingen moeten in vormgeving, materiaal, kleur en detaillering aansluiten op het oorspronkelijke model en voor alle woningen van hetzelfde type gelijk zijn; winkelpuien mogen niet geblindeerd worden en moeten qua maatverhouding zijn afgestemd op de bovenliggende gevel.
Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ gebouwen moeten qua vormgeving, materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering aansluiten op de architectuur van het tuindorp’; ≠ de oorspronkelijke variatie in materiaalgebruik en detaillering dient te worden behouden of te worden hersteld; ≠ de gevels moeten uit baksteen en/of pleisterwerk bestaan, de daken moeten met nietverglaasde, keramische dakpannen worden gedekt en kozijnen, ramen en deuren moeten van hout zijn; ≠ de toe te passen baksteen moet roodachtig zijn en de dakpannen donkerblauw of rood gesmoord; ≠ de kleur van het gevelpleisterwerk en kozijnen moet overeenkomen met Lansinkwit (Sikkens G.0.05.85), ramen en deuren zijn Lansinkgroen (Sikkens L.0.20.15).
Bijzonderheden gebouwen met een bijzondere functie mogen afwijken in architectuur, maar moeten van gelijke kwaliteit zijn en een positieve bijdrage leveren aan het karakter van het tuindorp bij winkels of bedrijf aan huis moet de vormgeving van reclame en/of naamborden terughoudend zijn en passen binnen het karakter van het tuindorp gevels en raampartijen mogen niet geblindeerd worden Bouwwerken na 1945 Hoofdvorm ≠ woningen hebben één of twee bouwlagen met kap; ≠ de kapvorm dient aan te sluiten op de karakteristieken van de omringende bebouwing; ≠ de nokrichting van de daken is evenwijdig aan de straat, met als enige uitzondering de bebouwing aan de bijzondere ruimten, waar in sommige gevallen de nokrichting afwijkend is; ≠ alle toevoegingen aan het bouwvolume moeten in vormgeving, kleur en detaillering passen in de architectuur van het gebouw en het tuindorp. Gevelaanzicht ≠ elke woning heeft een entree aan de openbare ruimte of aan de zijgevel; ≠ alle gevelonderdelen van individuele woningen moeten gelijk zijn aan die van andere woningen van hetzelfde type; ≠ kozijn- en gevelwijzigingen moeten binnen de oorspronkelijke architectuur en maatverhoudingen passen; ≠ erf afscheidingen moeten in vormgeving, materiaal, kleur en detaillering aansluiten op het oorspronkelijke model en voor alle woningen van hetzelfde type gelijk zijn; Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ gebouwen moeten qua vormgeving, materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering aansluiten op de architectuur van het tuindorp; ≠ de oorspronkelijke variatie in materiaalgebruik en detaillering dient te worden behouden of te worden hersteld. Aanbevelingen ≠ om de samenhang in de buurt te waarborgen zouden passende standaardoplossingen voor veel voorkomende kleine bouwwerken, zoals dakkapellen en garages op straatniveau moeten worden ontworpen; ≠ een zorgvuldige inrichting en goed onderhoud van de openbare ruimte moeten aan dit karakter bijdragen;
≠ bewoners zijn vrij in de inrichting van hun eigen tuin, maar worden aangemoedigd om daaraan vooral een groene invulling te geven; ≠ om de samenhang binnen de tuindorpen te bewaren en te versterken wordt eenheid in detaillering en kleurstellingen gestimuleerd; ≠ het herstellen en/of handhaven van de originele uniforme erfscheidingen tussen privé en openbaar gebied levert een positieve bijdrage aan het karakter van een tuindorp ≠ de inrichting van de privé tuin is een verantwoordelijkheid van de bewoner, een groene inrichting wordt aangemoedigd ; ≠ een zorgvuldige inrichting en goed onderhoud van de openbare ruimte moet een bijdrage leveren aan het groene karakter van het tuindorp.
3.6.2 Boerderijen Historie Vanaf het jaar 1000 na Chr. zijn er erven en marken in Hengelo te vinden. De marken waren boerengemeenschappen gegroepeerd rondom kleine akkerbouwcomplexen, essen, waaromheen de ‘woeste gronden’ lagen waar men plaggen stak voor brandstof en bemesting. De ‘woeste gronden’ behoorden dan ook tot het onverdeelde bezit van marke-genoten. Het onverdeeld zijn betekende een belemmering voor de ontwikkeling van de landbouw en daarom werd al in de franse tijd gepleit voor verdeling en opheffing van de marken. (1849: verdeling van de gronden van de marke Groot Driene) In de gemeente Hengelo kennen we de marken Woolde, Oele, Beckum, Driene, Twekkelo en Hasselo. Woolde, Oele en Beckum behoorden tot het richterambt Delden. Driene en Twekkelo tot het richterambt Enschede en Hasselo tot het richterambt Oldenzaal. Enkele van deze marken komen reeds voor in het register van het Stift Werden a.d. Ruhr uit ca. 950 na Chr. Tot 1881 behoorde marke Groot Driene toe aan de gemeente Lonneker. Karakteristiek De boerderijen en de erven vormen een belangrijke component van de identiteit van het Twentse landschap. De basis van de boerderij wordt gevormd door een houten draagconstructie, de gebinten, die op poeren of lage funderingsmuurtjes staan. Er ontstaat de driebeukige opzet met een breed middengedeelte, de deel, met de niendeuren in het midden van de achtergevel. Uit de periode van vóór de baksteen werden de gebintstijlen op grote keien geplaatst. Bij oude vakwerkgevels was de opening van de niendeuren altijd rechthoekig. Toen dit werd vervangen door bakstenen muren ging men er over het algemeen toe over de niendeuren te voorzien van een gemetselde boog. In het midden hiervan bevindt zich een natuurstenen sluitsteen met initialen of een jaartal. Dit is veelal het jaartal van de verstening, maar de boerderij, het gebintwerk, kan veel ouder zijn. Kenmerkend zijn de grote hoogte van de boerderij, de steile daken en hoge topgevels aan voor- en achterzijde voorzien van verticale houten beplanking. Soms steekt de topgevel iets over het onderste gedeelte van een gevel uit; de planken gevel rust dan op consoles. Karakteristiek voor Hengelo en heel Twente is het grote aantal boerderijen met aangebouwde vertrekken aan het voorhuis, de voorkamer ofwel ‘bovenkamer’ genoemd. Veelal bedoeld als zelfstandige woonruimte voor de ouders als deze zich uit het bedrijf terugtrokken. Tegen-woordig zijn woon- en werkruimte gescheiden, maar voorheen kenden we het ‘los hoes’. Men woonde als het ware op de deel met vrij uitzicht op het vee. Het woongedeelte aan de voorzijde met de bedstee en de weefkamer in de zijbeuk. Het open vuur in het midden van dit woongedeelte en achterin de boerderij het de koeien, paarden en varkens. Halverwege de 20e eeuw verdrong de scheidingsmuur het ‘los hoes’ volledig. Middels enkele vensters bleef het zicht op het vee mogelijk. Op het erf stonden diverse opstallen. Wagenschuur, bakhuis, hooimijt, schaapskooi of aardappelkelder en waterput met putarm bij het voorhuis van de boerderij. Moestuin en fruitboomgaard maken tevens onderdeel uit van het erf. Beleidskeuzes Het beleid in het buitengebied is erop gericht het unieke en landelijke karakter van het Twentse landschap en de daarbij behorende karakteristieke boerderijbebouwing en erfinrichting – met zijn volstrekt eigen ruimtelijke kwaliteit - te behouden en waar nodig te versterken. Welstandscriteria Op de kaart met beleidskeuzes treft u het niveau aan waarop uw aanvraag wordt getoetst. Het niveau bepaald aan welke onderstaande criteria wordt getoetst. Voor ‘ambitieniveau hoog’ gelden alle criteria. Voor ‘ambitieniveau middel’ wordt ‘materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering’, niet getoetst. Situering van het bouwwerk ≠ gebouwen moeten in samenhang met de erfbeplanting een passend silhouet in het landelijk gebied vormen; ≠ gebouwen, bijgebouwen en het bijbehorende erf moeten een samenhangende eenheid vormen en bijdragen aan de ruimtelijke opbouw van het landschap; ≠ de positie en oriëntatie van bebouwing op het erf moet inspelen op de specifieke situatie – het landschap, de straat, belangrijke doorzichten en uitzichten - ter plaatse.
Hoofdvorm van het bouwwerk ≠ de gebouwen moeten een enkelvoudig en rechthoekig hoofdvolume hebben; ≠ gebouwen moeten vormgegeven worden in een landelijke typologie; ≠ gebouwen moeten een eenvoudig zadeldak hebben, eventueel met wolfseind. Gevelaanzicht ≠ gebouwen op een erf, moeten qua architectuur harmoniëren met elkaar en een positieve bijdrage leveren aan het Twentse landschapsbeeld; ≠ alle gevels van gebouwen dienen een verzorgde architectuur te hebben; ≠ aan- en uitbouwen, toevoegingen en bijgebouwen mogen eigentijds zijn vormgegeven maar moeten de aanwezige architectonische kwaliteiten van de bestaande gebouwen niet aantasten. Materiaalkeuze, kleurgebruik en detaillering ≠ de materiaalkeuze en detaillering van een gebouw dient te harmoniëren met het ontwerp en met de landelijke omgeving; ≠ kleuren moeten een natuurlijk palet vormen en niet contrasteren met de landelijke omgeving; ≠ aan- en uitbouwen en overige toevoegingen en bijgebouwen moeten qua materiaal en kleur afgestemd zijn op het hoofdgebouw. De detaillering dient ondergeschikt te zijn aan die van het hoofdgebouw. Aanbevelingen ≠ De maatregelen met betrekking tot de instandhouding en ontwikkeling van het landschap, opgenomen in het Beeldkwaliteitplan Buitengebied, gelden als aanbeveling bij de welstandsbeoordeling; ≠ Het ontwerp van de erfinrichting – bestrating, groen, bomen, het verschil tussen voor- en achtererf, de ‘zachte’ overgang van het erf naar de weg – is van cruciaal belang voor de ruimtelijke kwaliteiten van het landelijke gebied en verdient net zoveel zorg als de bebouwing; ≠ Oprichten van bij het landelijk gebied passende erf afscheidingen.
3.6.3 Diverse objecten Algemeen Onder de categorie overige objecten (gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde) vallen de volgende objecten: Bouwwerken geen gebouwen zijnde Woonwagens Zeecontainers Nissenhutten en romneyloodsen Noodunits Hoewel van de overige objecten vaak tijdelijk bedoeld worden deze bouwwerken ook vaak voor onbepaalde tijd geplaatst. Daarvoor zijn ze uit oogpunt van welstand niet geschikt. Beschadigingen van het materiaal, het uiterlijk en de soms felle kleuren geven deze bouwwerken al snel een armoedige, haveloze uitstraling. Welstandscriteria De stadsbouwmeester toetst bouwwerken die niet expliciet in de criteria worden genoemd ‘in de geest van de identiteit’ aan het doel van de beleidskeuzes en de kenmerken van de stedenbouwkundige typologie zoals die in de verschillende brochures (3.5.1 t\m 3.5.14) worden vernoemd.
3.6.4 Reclameobjecten Voor alle reclameobjecten in welstandsniveau hoog, middel en ten behoeve van infrastructuur (behalve in welstandsvrije gebieden) geldt dat voor de welstandstoetsing naast de algemene welstandscriteria gebruik moet worden gemaakt van de onderstaande welstandscriteria voor reclames: Inleiding 1.1 Aanleiding De zorg voor de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving is een belangrijke taak van de gemeentelijke overheid. Langzamerhand is het besef doorgedrongen dat de leefbaarheid en herkenbaarheid van de stad niet alleen bepaald wordt door de aanwezige bebouwing, maar ook in belangrijke mate wordt beïnvloed door de openbare ruimte. Met het oog daarop wordt van gemeentewege momenteel gewerkt aan een aantal beleidsnota's die betrekking hebben op het gebruik van de openbare ruimte. 1.2 Gemeentelijke bemoeienis met reclame Onder reclame verstaan we in deze nota: iedere vorm van openbare aanprijzing van goederen en diensten. Reclame is diepgeworteld in onze samenleving. Reeds in de klassieke oudheid waren mensen vertrouwd met omroepers, inscripties, uithangborden en uitstallingen die als doel hadden bekendheid te geven aan bepaalde economische activiteiten. We kennen inmiddels een grote verscheidenheid aan reclamevormen, zoals televisiereclame, dagbladreclame, bioscoopreclame en buitenreclame. Deze nota beperkt zich tot de laatstgenoemde categorie, buitenreclame. Hieronder wordt verstaan: alle reclames die als bouwwerk zijn aan te merken en waarvoor dan ook een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Verder wordt een onderscheid gemaakt tussen reclameobjecten op of aan particulier eigendom die zich richten op de openbare weg en reclameobjecten op gemeentegrond. In het eerste geval beperkt de gemeentelijke bemoeienis zich tot de rol van toetser van aanvragen om een omgevingsvergunning aan publiekrechtelijke regelgeving. In het tweede geval speelt de gemeente een dubbele rol. Naast haar toetsende taak kan ze als eigenaresse van de grond privaatrechtelijke overeenkomsten sluiten met reclame-exploitanten. 1.3 Totstandkoming van deze nota Bij de totstandkoming van deze nota zijn verschillende afdelingen van de sector Wijkzaken, Veiligheid en Leefomgeving betrokken geweest, te weten Vergunningen, Handhaving, Beleid & Advies en daarnaast afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkelingen.
3.6.4.1 Doelstellingen en voorwaarden Doelstellingen Een evenwichtig reclamebeleid streeft een viertal doelstellingen na: a. Leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit bevorderen Reclame maakt onderdeel uit van de realiteit van het moderne stadsleven: een stad zonder reclame is heden ten dage ondenkbaar. Op zich hoeft de aanwezigheid van reclame in de buitenruimte ook geen problemen op te leveren. Integendeel, reclame kan juist op een positieve manier bijdragen aan het functioneren en aan het beeld van de stad. Reclame verlevendigt het straatbeeld en voegt wat toe aan verstedelijkte gebieden, zoals herkenbaarheid, veelkleurigheid en variatie van de dagelijkse leefomgeving en het aanbieden van informatie. Wel is het zaak dat er een zekere terughoudendheid in acht wordt genomen. Niemand is immers gebaat bij wildgroei. Het gaat met andere woorden niet zo zeer om het tegengaan van reclame, als wel om het bevorderen van de juiste kwaliteit en kwantiteit. Hoe hoger de kwaliteit des te acceptabeler is de aanwezigheid van een reclameobject. Een kwalitatief hoogwaardige reclame is in het stadsbeeld zelfs een welkome aanvulling. Tevens is een juiste dosering van essentieel belang. Door grote aantallen reclameobjecten, te grote afmetingen in relatie tot de omgeving en een chaotische combinatie van objecten sorteert reclame nog maar weinig effect en gaat het ten koste van de leefomgeving. b. Bedrijven voldoende mogelijkheden bieden om reclame te maken Reclame is van vitaal belang voor het bedrijfsleven en daarmee indirect ook voor de werkgelegenheid in de gemeente. Ondernemers moeten in staat worden gesteld hun naam en producten te adverteren. Van belang daarbij is dat de effectiviteit van reclame-uitingen zo hoog mogelijk is. De bestaansreden van reclame ligt immers in de zichtbaarheid van de boodschap en de mate waarin deze wordt opgemerkt. c. Voldoende mogelijkheden voor culturele reclame Ook culturele instellingen en organisaties dienen voldoende mogelijkheden te krijgen om hun activiteiten onder de aandacht van het publiek te brengen Theaters en andere uitgaansmogelijkheden zijn van groot belang: ze bepalen mede het gezicht van de stad. d. Inkomsten verwerven voor de gemeente De gemeente heeft de mogelijkheid inkomsten te genereren door het tegen betaling ter beschikking stellen van een gedeelte van de openbare ruimte aan exploitanten van buitenreclame. Bij besluit van 13 juni 1988 heeft het college ingestemd met een commerciële benadering van reclame op gemeentelijke eigendommen. Hieruit voortvloeiend zijn sedertdien contracten afgesloten voor het plaatsen van abri's, billboards, reclamevitrines, lichtmastreclame en plattegrond informatiekasten. Deze vier doelstellingen kunnen deels met elkaar conflicteren. Zo bestaat er onmiskenbaar een spanningsveld tussen enerzijds het streven naar ruimtelijke kwaliteit en anderzijds de mogelijkheden voor de gemeente om met reclame inkomsten te genereren. Voorwaarden. De gemeente formuleert, mede vanuit haar rol als bewaker van de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente, de randvoorwaarden waaronder reclame kan worden gemaakt. In deze nota zal worden beschreven waar, hoeveel van welke reclameobjecten toelaatbaar zijn en welke richtlijnen er ten aanzien van grootte, vorm, materiaal- en kleurgebruik gelden.
3.6.4.2 Zonering Deelgebieden In dit hoofdstuk worden beleidsuitgangspunten geformuleerd met betrekking tot de toepassing van de verschillende vormen van buitenreclame. Daarbij wordt rekening gehouden met de aard, functies en kwetsbaarheid van de gebieden waar de reclame wordt geplaatst. De volgende deelgebieden worden onderscheiden: 1. Hoofdinfrastructuur (invalswegen, wijkring, centrumring) Binnen het stedelijk gebied is de hoofdinfrastructuur bij uitstek geschikt voor de plaatsing van reclameobjecten uit de privaatrechtelijke overeenkomsten die de gemeente afgesloten heeft, omdat functionaliteit en commercialiteit elkaar hier de hand kunnen reiken. 2. Bedrijfsbebouwing Op een bedrijventerrein zijn met name een duidelijke ontsluiting en een snelle herkenning van de exacte locatie van een bedrijf van belang. Hoewel duidelijk is dat bedrijventerreinen minder gevoelig zijn voor de aanwezigheid van reclame dan bijvoorbeeld de binnenstad, moet toch worden opgepast voor wildgroei. Bedrijventerreinen met een overdaad aan reclameobjecten en verwijzingsborden boeten al snel in aan aantrekkelijkheid. 3. Binnenstad De binnenstad is een qua afmetingen beperkt gebied, met een groot aantal functies die elk hun eigen plek in de openbare ruimte claimen. Dit gegeven vereist een zorgvuldige afweging van belangen. 4. Winkelcentra en afsluitbare passages (o.a. zelfstandige complexen) Hoewel er zeker een relatie bestaat tussen winkelen en reclame, betekent dit niet dat er in winkelcentra al te uitbundig reclame mag worden gemaakt. Reclameobjecten dienen bij voorkeur onderling te worden afgestemd, alsmede op de architectuur van het pand en het gehele complex. Reclameobjecten binnen bepaalde afmetingen, bevestigd aan luifel en gevel zijn hier bij uitstek op hun plaats. De ervaring leert dat goede afspraken tussen winkeliers en gemeente tot gunstige resultaten kan leiden. 5. Woongebieden (overige stedenbouwkundige typologieën) In gebieden met een woonfunctie is er in principe geen plaats voor reclame-uitingen. Reclame vormt een inbreuk op de visuele rust die een dergelijke omgeving biedt. Er wordt een uitzondering gemaakt voor woningen met een praktijkruimte en buurtwinkels. 6. Tuindorp 't Lansink Tuindorp 't Lansink is een beschermd dorpsgezicht. Gezien het waardevolle karakter van dit gebied moet daar extra zorgvuldig worden omgegaan met de beeldkwaliteit. Het advies van de stadsbouwmeester zal bij de beoordeling van reclame-uitingen een belangrijke rol spelen. Alle vergunningaanvragen zullen ter advisering aan de stadsbouwmeester worden voorgelegd. 7. Buitengebied, parken, groenstroken e.d. Sedert intrekking van de Provinciale landschapsverordening is de gemeente ook verantwoordelijk voor de regulering van reclame-uitingen in het buitengebied. In het algemeen gesproken is in het buitengebied geen ruimte voor reclame. In feite maakt iedere toepassing van reclame inbreuk op het groene, landschappelijke karakter van dit gebied. Ook in groene gebieden zoals parken en groenstroken is reclamevoering in principe niet toegestaan. Het karakter van dergelijke gebieden strookt niet met de aanwezigheid van reclame.
Soorten reclameobjecten Er bestaat een breed scala aan soorten buitenreclame. In deze paragraaf wordt voor elk soort object een omschrijving gegeven. Tevens worden aanbevelingen voor toekomstig beleid gedaan. Grootschalige reclamemasten Omschrijving: betonnen of stalen mast, in hoogte variërend van 15 tot 30 meter, met aangelichte of doorgelichte reclameborden in variërende vormen en afmetingen. Kwaliteit: hoogwaardig. Marktsegment: zowel landelijke als lokale bedrijven kunnen gebruik maken van dit medium. Vereisten: omgevingsvergunning en een vergunning op basis van artikel 2.10A, lid 1 APV. Vitrines (voorheen billboards) Omschrijving: een verlicht of onverlicht affichebord op poten, met een maximale dikte van 0,35 meter, breedte van 3,48 meter en hoogte van 2,55 meter, aan een of twee zijden van reclame voorzien. Kwaliteit: de kwaliteit is goed en de billboards voldoen aan redelijke eisen van welstand. Marktsegment: billboardreclame is een medium dat vrijwel exclusief gericht is op de landelijke adverteerdermarkt. Het plaatselijke en regionale bedrijfsleven maakt er nagenoeg geen gebruik van. Vereisten: omgevingsvergunning en een vergunning op basis van artikel 2.10A, lid 1 APV. Huidige situatie: samen met Enschede, Borne en Losser is een aanbestedingsprocedure opgestart. Het contract wordt afgesloten tot de periode 30 maart 2020. Beleidskeuzes: geen toestemming geven voor de plaatsing van nieuwe vitrines op particulier terrein. Om wildgroei te voorkomen wordt voorgesteld het aantal vitrines op particulier terrein niet verder uit te breiden.
Abri's Omschrijving: wacht- en schuilgelegenheid voor gebruikers van het openbaar vervoer. In de achter- of zijwand is een reclamevitrine ingezet. Dit gedeelte is inwendig verlicht en heeft een reclameformaat van 1,73 x 1,16 meter, het zogenaamde euroformaat (2m2). Abri's hebben een tweeledige functie: primair als comfortabele, goed onderhouden wacht- en schuilgelegenheid en secundair een reclamefunctie door middel van een verlicht reclamepaneel. Kwaliteit: de abri's zijn van goede kwaliteit en voldoen aan redelijke eisen van welstand. Bovendien beïnvloeden ze de sociale veiligheid op een positieve wijze. Marktsegment: net als billboards vormen abri's een onderdeel van het landelijke marktsegment. Vereisten: omgevingsvergunning en een vergunning op basis van artikel 2.10A, lid 1 APV. Huidige situatie: het contract is verlengd met de huidige marktpartij voor een periode van 10 jaar per 01-01-2014. Op het busstation is een design-abri geplaatst welke in eigendom is van de gemeente. Beleidskeuzes: abri’s alleen toelaten op plaatsen waar bushaltes aanwezig zijn. Abri's vormen een aantrekkelijk medium: een goed onderhouden, kwalitatief hoogwaardige voorziening voor gebruikers van openbaar vervoer. Zowel een verlenging van de lopende overeenkomst, als uitbreiding van het bestaande aantal abri's (bijvoorbeeld voor nieuwe buslijnen) is aanbevelenswaardig. In principe is plaatsing in de gehele gemeente mogelijk, ook buiten de bebouwde kom. De locatie keuze beperkt zich daarbij logischerwijs tot de halteplaatsen van het openbaar vervoer.
Europanel of Mupi (voorheen reclamevitrines) Omschrijving: een inwendig verlichte reclameobject, met een maximale hoogte van 2,75 meter, aan een of twee zijden voorzien van reclame. Afmetingen: 1,71 x 1,16 meter (het euroformaat). Kwaliteit: de kwaliteit is goed en deze reclameobjecten voldoen aan redelijke eisen van welstand. Marktsegment: de Europanel of Mupi behoren samen met de vitrines (voorheen billboards) en abri's tot het landelijke marktsegment. Vereisten: omgevingsvergunning, tenzij ze bedoeld zijn als informatiedrager ten behoeve van het verkeer en een vergunning op basis van artikel 2.10A, lid 1 APV. Huidige situatie: het contract eindigt 31-12-2013. Samen met Enschede, Borne en Losser is een aanbestedingsprocedure opgestart. Het contract wordt afgesloten tot de periode 30 maart 2020. Beleidskeuze: het maximale aantal Europanels inclusief plattegrond info bedraagt 75 stuks.
Lichtmastreclame Omschrijving: verlichte of onverlichte voorwerpen met een maximale breedte van 0,70 meter en een maximale hoogte van 1,00 meter. Lichtmastreclame vervult een tweeledige functie. Enerzijds reclamevoering: het medium biedt mogelijkheden om naams- en logobekendheid te vergroten. Bovendien voorziet lichtmastreclame in een duidelijke behoefte aan bewegwijzeringmogelijkheden, met name voor bedrijven, kantoren, winkels en winkelcentra. Kwaliteit: de kwaliteit is over het algemeen gesproken goed. Marktsegment: lichtmastreclame is met name voor plaatselijke ondernemers interessant. Vereisten:vergunning op basis van artikel 2.10A, lid 1 APV. Huidige situatie: het contract eindigt 31-12-2013. Er volgt een aanbesteding of er wordt onderhands verlengd. Beleidskeuze: gelet op de verwijsfunctie is uitbreiding van het aantal lichtmastreclames acceptabel. Gezien de gestage groei van het aantal geplaatste lichtbakken de laatste jaren voorziet lichtmastreclame in een duidelijke behoefte. Mede gelet op de verwijsfunctie wordt de mogelijkheid opengehouden voor een beperkte uitbreiding van het aantal locaties.
Plattegrond-informatiekasten Deze categorie is ondergebracht bij de Europenel of Mupi (reclamevitrines) Het contract eindigt op 31-12-2014 en wordt niet verlengd.
Evenementenreclame Omschrijving: tijdelijke reclame bevestigd aan een paal of mast, in de vorm van een driehoekig, vast afficheframe (driehoeksbord) of in de vorm van een sandwichbord: twee (kartonnen) borden, aan weerszijden van een paal of mast bevestigd met een (ijzer)draadje. Kwaliteit: over het algemeen is de kwaliteit laag. Dit geldt in het bijzonder voor de kartonnen sandwichborden. Marktsegment: met name interessant voor lokale bedrijven en culturele instellingen. Het is een effectieve, relatief goedkope manier om reclame te maken. Vereisten: vergunning op basis van artikel 2.10A, lid 1 APV. Huidige situatie: het contract eindigt 31-12-2013. Samen met Enschede, Borne en Losser is een aanbestedingsprocedure opgestart. Het contract wordt afgesloten tot de periode 30 maart 2020.
Spandoeken Omschrijving: een uitgespannen doek waarop een reclame-uiting is aangebracht. Kwaliteit: de kwaliteit is laag. Marktsegment: door de geringe frequentie en beperkte gebruikersgroep zijn spandoeken slechts van marginale betekenis. Spandoeken vormen een medium dat met name interessant is voor verenigingen en charitatieve instellingen en wordt gebruikt voor het aankondigingen van evenementen, collectes en inzamelingsacties. Vereisten: vergunning op basis van artikel 2.10A, lid 1 APV.
Reclameborden in gemeentegrond Omschrijving: affiches of publicatieborden van uiteenlopende vorm en afmetingen bestemd voor tijdelijke aankondigingen. Kwaliteit: doorgaans laag. Door de grote verscheidenheid aan borden ontstaat vaak een chaotisch beeld. Marktsegment: reclameborden in gemeentegrond worden vrijwel uitsluitend gebruikt door verenigingen voor het aankondigen van culturele en andere activiteiten, zoals de Hengelose Revue, de Nacht van Hengelo en de APM Games. Vereisten: vergunning op basis van artikel 2.10A, lid 1 APV.
Vrije plakplaatsen Omschrijving: object uitsluitend bestemd voor het aanbrengen van ideële reclame en vrije meningsuiting. Kwaliteit: laag. Het gaat doorgaans om aankondigingen van plaatselijke en regionale 'low budget' activiteiten. Marktsegment: wildplak voor (culturele) evenementen. Vereisten: soms omgevingsvergunningplichtig. (bv de cilinderzuil)
Huidige situatie: momenteel komen in Hengelo geen vrije plakplaatsen meer voor. Toch is het wildplakken net als in veel andere gemeenten een probleem. Veel verkeersborden en schakelkasten worden op dit moment voorzien van illegaal plakwerk. Beleidskeuzes: op korte termijn tien vrije plakplaatsen selecteren. Jurisprudentie maakt duidelijk dat wanneer de gemeente op wil treden tegen wildplakken er voldoende locaties moeten worden aangewezen voor vrije meningsuiting door middel van affichering. De rechtbank in Amsterdam hanteert als richtlijn één vrije plakplaats per 6.000 inwoners. Mogelijke locaties voor vrije plakplaatsen: a. de binnenstad; b. bij winkelcentra; c. bij wijk- en buurtcentra. Verkiezingsborden Omschrijving: borden geplaatst ten tijde van verkiezingen, waarop de deelnemende politieke partijen reclame kunnen maken. Kwaliteit: laag. Marktsegment: politieke partijen Vereisten: vergunningvrij voor aan verkiezingen deelnemende partijen. Huidige situatie: er zijn 18 locaties aangewezen. De borden worden ongeveer zes weken voor de verkiezingen van gemeentewege geplaatst en na afloop van de verkiezingen weer verwijderd.
Gevelreclame Omschrijving:plat tegen de gevel of haaks op de gevel aangebrachte voorwerpen, zoals losse belettering, lichtbakken, losse borden en aan de gevel bevestigde vlaggen. Kwaliteit: wisselend. Met name in de binnenstad is gevelreclame voor verbetering vatbaar, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin. Marktsegment: gevelreclame wordt hoofdzakelijk gebruikt door winkels en bedrijven om hun herkenbaarheid te vergroten. Vereisten:omgevingsvergunning. Vergunning op basis van artikel 4.15 APV. Huidige situatie: gevelreclame komt in de hele gemeente voor. Allereerst in de binnenstad en op bedrijventerreinen, maar daarnaast bijvoorbeeld ook op buurtwinkels en woningen waarin een praktijkruimte is gevestigd. Beleidskeuzes: in de binnenstad het aantal reclame uitingen in de hand te houden door strenger op te treden bij het illegaal aanbrengen van omgevingplichtige reclame uitingen. Om de beeldkwaliteit van de binnenstad ook in de toekomst te kunnen waarborgen, zijn in hoofdstuk zes richtlijnen met betrekking tot aantallen en afmetingen geformuleerd.
Vlaggenmasten Omschrijving: palen, los geplaatst voor het aanbrengen van vlaggen met merklogo of bedrijfsnaam. Kwaliteit: wisselend. Marktsegment: plaatselijke ondernemers. Vereisten: 1 mast met een max. lengte van 6 meter is vergunningvrij. Alle overige extra masten: omgevingsvergunning
Bouwborden. Omschrijving: een tijdelijke constructie op palen of tegen de gevel, waarop informatie gegeven wordt over het bouwwerk, de architect, de aannemer, de constructeur e.d. Kwaliteit: over het algemeen goed. Marktsegment: bij het betreffende bouwproject betrokken bedrijven. Vereisten: vergunningvrij. Huidige situatie: bouwborden komen overal in de stad voor. Een probleem is dat de borden vaak nog lang nadat het bouwproject is afgerond blijven staan. Beleidskeuzes: bouwborden in principe uitsluitend op eigen grond toestaan. Uitgangspunt van beleid is dat bouwborden uitsluitend worden geplaatst bij of op de in uitvoering zijnde (bouw)werken zelf, dan wel in de directe nabijheid daarvan. Plaatsing is in principe op eigen grond. Is daar onvoldoende ruimte, dan kan een verzoek om plaatsing op gemeentegrond worden ingediend.
Overige vrijstaande reclameobjecten Omschrijving: vergunningplichtige, permanente reclameobjecten, die niet op of aan de gevel bevestigd zijn. Kwaliteit: wisselend. Marktsegment: plaatselijke bedrijven. Vereisten: omgevingsvergunningplichtig en een vergunning op basis van artikel 4.15 APV. Huidige situatie: deze categorie is zeer divers van samenstelling. Het gaat om bijvoorbeeld om naamborden, zuilen en weilandreclame. Beleidskeuzes: in principe geen toestemming verlenen voor plaatsing van reclame ten behoeve van individuele bedrijven op gemeentegrond. Particuliere reclamevoering met verwijsborden, logoborden, productreclameborden e.d. in of op gemeentelijk eigendom, anders dan via contractreclame is in principe niet toelaatbaar. Ook logo- en prijzenborden van benzinepompstations moeten op eigen grond worden geplaatst. Het eigen terrein biedt daar, anders dan bijvoorbeeld voor winkeliers in de binnenstad, ook voldoende plaatsingsmogelijkheden voor. Al dan niet verlichte (merk)zuilen zijn in de regel aan te merken als omgevingsvergunningplichtige bouwwerken. Ook hiervoor geldt dat plaatsing op gemeentelijk eigendom in de regel niet zou moeten worden toegestaan. Slechts in uitzonderlijke gevallen, wanneer door ruimtegebrek plaatsing op eigen terrein onmogelijk is en het nut van de plaatsing van een dergelijk object kan worden aangetoond, is plaatsing op gemeentegrond bespreekbaar. Op particulier terrein in principe alleen functionele reclameobjecten toestaan. Er moet een relatie bestaan tussen het reclameobject en de functie, aard of karakter van het gebied waar het object is aangebracht. Dat betekent dat er geen toestemming wordt verleend voor reclame op particulier terrein, die zich richt op de openbare weg en niet rechtstreeks verband houdt met bedrijfsactiviteiten op dat terrein.
Tabel zonering In onderstaande tabel wordt voor elk van de onderscheiden deelgebieden aangegeven welke reclameobjecten daar voor mogen komen. hoofd infrastruct uur
bedrijv enterrein en
binnen stad
winkelc entra
woongeb ieden
tuindorp ’t Lansink
buitengebied, parken, groenstroken
grootschalige reclamemasten Vitrines(1) abri's (1) Europanel of Mupi(1) lichtmastreclame(1)
JA
JA
nee
nee
nee
nee
nee
JA JA JA
JA JA JA
nee JA JA
nee JA JA
nee JA nee
nee JA nee
nee JA nee
JA
JA
nee
JA
nee
nee
nee
Evenementen reclame spandoeken (2) reclameborden in gemeentegrond (2) vrije plakplaatsen (2) verkiezingsborden (2) gevelreclame
JA
JA
nee
JA
nee
nee
nee
JA JA
nee nee
nee nee
JA JA
JA JA
nee nee
nee nee
JA
nee
JA
JA
nee
nee
nee
JA
JA
nee
JA
JA
JA
JA
n.v.t .
JA
JA
JA
JA
JA
JA
bouwborden Overige vrijstaande reclameobjecten
JA JA
JA JA
JA JA
JA JA
JA JA
JA JA
JA JA
ja nee (1) (2)
= = = =
onder voorwaarden toelaatbare reclame ontoelaatbare reclame reclame waarvoor een overeenkomst met exploitanten is afgesloten uitsluitend toegestaan op door de gemeente vooraf aangewezen plaatsen
Deze zonering vormt een eerste toetsingskader aan de hand waarvan vergunningaanvragen beoordeeld kunnen worden. In de hoofdstukken zes en zeven zullen aanvullend op deze zonering en het juridisch kader uit hoofdstuk twee nadere voorwaarden worden geformuleerd, waaronder plaatsing van reclameobjecten toelaatbaar wordt geacht. Daarbij wordt zoals in hoofdstuk een is aangegeven een onderscheid gemaakt tussen reclameobjecten op of aan particulier eigendom (hoofdstuk zes) en reclameobjecten op of aan gemeentelijk eigendom (hoofdstuk zeven).
3.6.4.3 Algemene welstandscriteria reclameobjecten 6.1.1 Welstand Bij de beoordeling van reclameobjecten wordt allereerst gelet op vormgeving en functionaliteit. Daarnaast wordt het reclameobject beoordeeld in relatie met de omgeving. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de visuele afstemming van de reclame op het gebouw en op de omgeving. Bij de welstandstoetsing worden de volgende algemene richtlijnen gehanteerd: 1.
2.
3.
4.
5.
6.
Reclame moet worden afgestemd op de architectuur van het pand en passen in het straaten stadsbeeld. Dat betekent dat de reclame zodanig dient te worden geplaatst en van zodanige afmetingen dient te zijn dat de architectonische opbouw van de totale gevel niet wordt verstoord. Reclame moet voldoende eigen kwaliteit bezitten. Criteria waaraan een reclameobject wordt getoetst zijn vormgeving, maatvoering, wijze van plaatsing en een duurzame uitvoering. Reclame moet functioneel zijn. Dat betekent dat er een rechtstreeks verband dient te bestaan tussen de reclame en de activiteiten die in het pand c.q. op het perceel plaatsvinden of op producten die in het desbetreffende pand verhandeld of geproduceerd worden. Voor reclameobjecten op particulier eigendom waar een functionele relatie ontbreekt tussen de reclameboodschap en het pand of perceel waar ze zijn geplaatst wordt geen toestemming gegeven. Reclames buiten het bouwsilhouet, bijvoorbeeld op goten en daken, zijn niet toegestaan, tenzij de ruimtelijke omgeving dit aanvaardbaar maakt en/of indien het naamsaanduiding betreft op grote gebouwen, zoals hotels, kantoor- en bedrijfsgebouwen). Als het aanbrengen van reclame plaatsvindt als onderdeel van nieuwbouw of van een verbouwingsplan van de gevel, verdient het aanbeveling om de reclame te integreren in het nieuwbouw- of verbouwingsplan. Wordt een pand als een bedrijfsverzamelgebouw gebouwd, dan dient de reclamevoering een integraal bestanddeel van het ontwerp te vormen, zowel voor wat betreft aantallen als kwaliteit. De reclamevoering vormt een onderdeel van de welstandstoetsing van het ontwerp.
Wegingsfactoren - relatie tussen vormgeving, grootte\ kleur van de reclame uiting en de vormgeving van het pand; - relatie tussen aantal reclame uitingen en afmeting van het pand; - relatie tussen aantal reclame uitingen en situering van het pand.
3.6.4.4 Objectgerichte welstandscriteria Naast de algemene richtlijnen uit paragraaf 6.1 gelden de volgende specifieke richtlijnen. Zone Binnenstad Gevelreclame plat tegen de gevel ≠ Maximaal één gevelreclame per pand; ≠ Gevelreclame mag uitsluitend op de voorgevel worden bevestigd. Een hoekpand wordt daarbij geacht twee voorgevels te hebben; ≠ Onder gevelreclames worden begrepen alle borden en andere voorwerpen die op of aan een bouwwerk zijn aangebracht met de kennelijke bedoeling daarmee handelsreclame te maken; ≠ Plat tegen de gevel bevestigde borden mogen niet doorlopen over meerdere panden; ≠ Gevelreclame mag niet uitsteken boven de onderkant van de raamdorpel van de eerste verdieping; ≠ Geen onderdeel mag zich minder dan 2,20 meter boven de weg bevinden; ≠ Reclame aan de achterzijde van een pand is niet toegestaan indien deze achterzijde geen publieksfunctie heeft. ≠ Beschikt het bedrijfspand over een tweede aan de openbare weg grenzende gevel, dan mag ook deze voor een tweede reclame-uiting worden gebruikt. Gevelreclame haaks aan de gevel: ≠ Maximaal één reclame haaks op de gevel; ≠ Voor reclame haaks op de gevel geldt een maximale uitsteekmaat van 1,00 meter;
Vrijstaande elementen: ≠ Geen toegestaan Wisselende/ roterende (licht)reclames ≠ In metalen buisframes: één per pand toegestaan, element telt als één gevelreclame. ≠ Tijdelijke reclame op steigerdoek, bevestigd aan bouw-/ of onderhoudsteigers: toegestaan
Zone Bedrijfsbebouwing Gevelreclame plat tegen de gevel ≠ Op een bedrijfspand mogen maximaal twee gevelreclames plus de naam van het gebouw voorkomen. Dit geldt ook voor bedrijfsverzamelgebouwen; ≠ De reclame moet in principe aan de kant van de hoofdingang worden bevestigd; ≠ Beschikt het bedrijfspand over een tweede aan de openbare weg grenzende gevel, dan mag ook deze voor een tweede reclame-uiting worden gebruikt. Gevelreclame haaks aan de gevel: ≠ Maximaal één reclame haaks op de gevel; ≠ Voor reclame haaks op de gevel geldt een maximale uitsteekmaat van 1,00 meter; Vrijstaande elementen: ≠ Het aantal reclame zuilen is afhankelijk van de grootte van de kavel, de bebouwing op de kavel en in de omgeving. Uitgangspunt is één stuks per bedrijf. ≠ Voor een bedrijfsverzamelgebouw mag één reclamezuil worden geplaatst, dat fungeert als een verzamelpunt waarop de namen van de in het gebouw gevestigde bedrijven kunnen worden aangegeven. ≠ Per in- of uitrit is één naambord toegestaan. Wisselende/ roterende (licht)reclames ≠ in metalen buisframes: één per pand toegestaan, element telt als één gevelreclame. ≠ tijdelijke reclame op steigerdoek, bevestigd aan bouw-/ of onderhoudsteigers: toegestaan ≠ in reclamebakken: toegestaan, element telt als één gevelreclame.
Zone woongebieden (alle overige stedenbouwkundige typologieën) Gevelreclame plat tegen de gevel ≠ Op woningen met een praktijkruimte is één onverlichte reclame-uiting plat op de gevel toegestaan met een maximaal oppervlak van 0,50 m2 en een maximale breedte van 1 meter; ≠ Voor buurtwinkels geldt dezelfde regeling als voor winkels in de binnenstad (zie onder a.). Gevelreclame haaks aan de gevel: ≠ geen reclames toegestaan. Vrijstaande elementen: ≠ Niet toegestaan Wisselende/ roterende (licht)reclames ≠ In metalen buisframes: niet toegestaan ≠ Op steigerdoek: niet toegestaan ≠ In reclamebakken: niet toegestaan.
Zone winkelcentra en –passages (oa. complexen) Gevelreclame plat tegen de gevel ≠ Reclame voor individuele bedrijven mag in principe uitsluitend binnen in het winkelcentrum worden aangebracht. Een uitzondering kan worden gemaakt voor bedrijven die hun entree aan de buitenzijde hebben; ≠ Per winkel geldt een maximum van twee gevelreclames; ≠ De reclameobjecten in het winkelcentrum moeten onderling op elkaar worden afgestemd en op de architectuur van het pand.
≠
≠
≠ ≠ ≠ ≠
Gevelreclame haaks aan de gevel: Maximaal één per pand, onderling op elkaar afgestemd en op de architectuur van het pand. Vrijstaande elementen: Bij een winkelcentrum mag aan de buitenkant reclame worden gemaakt met de naam van het winkelcentrum en de namen van de in het centrum gevestigde bedrijven. Wisselende/ roterende (licht)reclames in metalen buisframes: niet toegestaan, tenzij de ruimtelijke omgeving dit aanvaadbaar maakt; tijdelijke reclame op steigerdoek, bevestigd aan bouw- of onderhoudsteigers: toegestaan in wisselende bakken: toegestaan
Zone Tuindorp: Gevelreclame plat tegen de gevel ≠ Op panden met een bedrijfsfunctie is één onverlichte reclame-uiting plat op de gevel toegestaan met een maximale oppervlakte van 0,50 m2 en een maximale breedte van 1,00 meter. Gevelreclame haaks aan de gevel: ≠ geen reclames toegestaan. Vrijstaande elementen: ≠ Niet toegestaan Wisselende/ roterende (licht)reclames ≠ niet toegestaan
Zone buitengebied Gevelreclame plat tegen de gevel ≠ Op panden met een bedrijfsfunctie is één onverlichte reclame-uiting plat op de gevel
Toegestaan met een maximale oppervlakte van 0,50 m2 en een maximale breedte van 1,00 meter. Gevelreclame haaks aan de gevel: ≠ Geen reclames toegestaan. Vrijstaande elementen: ≠ Per in- of uitrit is één naambord toegestaan. Wisselende/ roterende (licht)reclames ≠ Niet toegestaan.
Zonneschermen\ markiezen ≠ Geen onderdeel mag zich minder dan 2,20 meter boven de weg bevinden; ≠ Geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, mag zich op minder dan 0,50 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevinden; ≠ Geen onderdeel mag verder dan 1,50 meter buiten de opgaande gevel reiken; ≠ Op zonneschermen is maximaal 10 % reclame toegestaan. Tijdelijke reclame op of aan particulier eigendom ≠ Tijdelijke reclame hoeft niet te voldoen aan de richtlijnen uit dit hoofdstuk, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: ≠ Een plan om tijdelijke reclame aan te brengen moet schriftelijk worden gemeld bij burgemeester en wethouders; ≠ De reclame mag niet langer dan vier weken op de onroerende zaak aanwezig zijn. Reclames op doek aan steigers De functie van een steigerdoek is vaak het tegen gaan van stof en een beperkte beveiliging tegen vallend materiaal of materieel. Het doek is meestal semi transparant en leent zich uitstekend voor het plaatsen van reclames. Het gaat hiet om drukwerk op het doek. Fraaie reclames kunnen het saaie uiterlijk van de verbouwing gedurende deze periode verbeteren.
Wisselende (licht)reclames Om het aantal fysieke reclame uitingen op een bouwwerk of losse elementen op het terrein te beperken is het toegestaan roterende of wisselende reclame uitingen aan te brengen, mits zij voldoen aan artikel 4.15 APV. Alle reclame uitingen die op
3.6.4.5 Richtlijnen reclame objecten op gemeentegrond Reclameobjecten op gemeentegrond vallen in twee categorieën onder te verdelen: contractreclame en tijdelijke reclame. In het eerste geval treedt de gemeente op als particulier, die verbintenissen af kan sluiten met exploitanten van buitenreclame. De gemeente heeft dan een dubbelrol. Naast haar rol als vergunningverlenende instantie, fungeert zij tevens als contractant op basis van privaatrecht. Bij de categorie tijdelijke reclame gaat het om het verlenen van vergunningen voor tijdelijke ingebruikname van gemeentegrond: evenementenreclame, spandoeken en reclameborden in gemeentegrond.
Specifieke richtlijnen contractreclame Gezien de grote verscheidenheid aan objecten is het moeilijk om algemeen geldende richtlijnen te formuleren. Dat betekent dat er van geval tot geval zal worden beoordeeld of plaatsing van een reclameobject op een specifieke locatie bezien vanuit welstand, verkeersveiligheid en het voorkomen van overlast acceptabel is. Daarbij kan voor wat betreft de verschijningsvorm van objecten van exploitanten waarmee contracten zijn afgesloten volstaan worden met een eenmalige beoordeling van de aanvaardbaarheid van het object zelf. Daarna volgt nog een beoordeling per locatie met betrekking tot verkeersveiligheid en overlast. Specifieke richtlijnen tijdelijke reclame Naast contractreclame is er nog een tweede categorie reclame op gemeentegrond, tijdelijke reclame. Daarbij worden de volgende richtlijnen gehanteerd: Evenementenreclame Het is niet toegestaan evenementenreclame aan te brengen: * Op verkeerspleinen, aan lichtmasten staande binnen 50 meter van kruisingen en splitsingen van wegen, op verkeersgeleiders, aan staanders van overkappingen in voetgangersgebieden en in woonbuurten. * Alle materialen dienen uiterlijk een dag na afloop van de vergunning te worden verwijderd. * Evenementenreclame aan de binnenkant van de centrumring, aan de buitenkant van de centrumring is dit wel toegestaan. Spandoeken * De spandoeken mogen niet worden aangebracht aan jonge bomen. * De spandoeken mogen alleen met touw aan de bomen worden bevestigd. * Voorzover de bevestigingspunten geen eigendom van de gemeente zijn, moet vooraf toestemming zijn verkregen van de eigenaren. * De spandoeken mogen niet boven de rijbaan worden aangebracht. * De spandoeken mogen niet aan straatlantaarns worden bevestigd. * Alle materialen dienen uiterlijk een dag na afloop van de vergunning te worden verwijderd. Reclameborden in gemeentegrond * De affiches of publicatieborden mogen niet boven de rijbaan worden aangebracht. * De affiches of publicatieborden mogen niet worden geplaatst binnen een afstand van 50 meter van kruisingen of splitsingen van wegen * Alle materialen dienen uiterlijk een dag na afloop van de vergunning te worden verwijderd.
3.6.5 Zend- en antennemasten Voor alle vergunningsplichtige zend- en antennemasten geldt dat voor de welstandstoetsing naast de algemene welstandscriteria gebruik moet worden gemaakt van de eisen die zijn vastgelegd in de notitie ruimtelijke randvoorwaarden bij plaatsing van zend/antenne-installaties.
3.6.6 Erf afscheidingen Het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. Voldoet een erf- of perceelafscheiding niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van deze criteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de stadsbouwmeester worden voorgelegd. vormgeving: ≠ indien grenzend aan de openbare ruimte, 50% open delen met gazen hekwerk, als drager voor beplanting), per vlak/zijde. materiaal en kleur: ≠ terughoudend materiaal- en kleurgebruik, vermijden van contrast met bebouwing in omgeving ≠ bij houtwerk, houten planken zo toegepast dat geen beeld van een dichte paneel ontstaat en plaatsing achter de voorgevelrooilijn ≠ bij metselwerk, metselwerk conform het hoofdgebouw, waarboven mogelijk metalen stijlen met gazen hekwerk in een donkere kleur of schotten van houten planken tussen gemetselde penanten ≠ toepassing gebruikelijke materialen; dus geen beton, kunststof, staal (uitgezonderd gazen hekwerk), golfplaat, damwandprofielen, rietmatten
3.7.7 Dakkapellen ≠ ≠
De breedte van de dakkapel uitlijnen met gevel sparingen of maximaal 50% van de gevelbreedte; de dakkapel moet passend in de compositie van de woning en daaraan ondergeschikt zijn ( de dakkapel mag de hoofdvorm van de woning niet verstoren).
3.7.8 Terrasmeubilair ≠ materiaal- en kleurgebruik moeten in harmonie zijn met de architectuur van het pand; ≠ behoudens de bedrijfsnaam en/of logo mag geen reclame worden gevoerd op de luifel; ≠ het terrasschot is transparant; ≠ op de onderzijde van het terrasschot mag tot een hoogte van maximaal 0,7 m de naam van de horecagelegenheid in losse letters worden aangebracht; ≠ uitsluitend op de volant van de luifel en/of de parasol mag de bedrijfsnaam en/of logo van de horecagelegenheid of de sponsor in losse letters worden aangebracht; ≠ het terrasmeubilair moet van hoogwaardige kwaliteit zijn en passen bij het karakter en de sfeer van het betreffende gebied.
3.7 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA In een enkele geval zal het voorkomen dat de gebiedsgerichte criteria ontoereikend of te beperkend zijn. Het kan gebeuren dat een plan wel voldoet aan redelijke eisen van welstand, maar niet aan de gebiedsgerichte criteria. Daarom zijn in deze welstandsnota ook algemene criteria opgenomen. Daarmee kan een bouwplan geheel op zichzelf, op het eigen architectonische vakmanschap worden beoordeeld. Deze algemene welstandscriteria zijn slechts bedoeld voor de onverwachte, experimentele of opvallende bouwwerken (waaronder ook alle monumenten). Als stelregel geldt daarbij dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt. 3.7.1 Relatie tussen vorm, gebruik en constructie Bij een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand heeft de verschijningsvorm een relatie met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft. Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie bepalen in belangrijke mate de vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een belangrijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben, zoals de omgeving of de betekenis die een vorm in een bepaalde omgeving kan hebben (gekregen). Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie, dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit. 3.7.2 Relatie tussen bouwwerk en omgeving Een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen, maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Het gaat erom dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. 3.7.3 Betekenis van vormen in sociaal-culturele context Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. 3.7.4 Evenwicht tussen helderheid en complexiteit Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat. 3.7.5 Schaal en maatverhoudingen Een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand is een samenhangend geheel van maatverhoudingen, dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen. Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn, maar
worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien als een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk. Echter, waarom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen samen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel of een aanbouw) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf, maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst. 3.7.6 Materiaal, textuur, kleur en licht Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand ondersteunen materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk en maken ze de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk. Door materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en voelbare kracht. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groter. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat. 3.7.7 Detaillering Bij een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand is sprake van een zorgvuldige en op duurzaamheid gerichte bouwkundige detaillering. De manier waarop materialen en bouwkundige constructies zijn gedimensioneerd en onderling worden samengebracht evenals de wijze waarop het materiaal naar zijn eigenschappen is gevormd en toegepast, bepalen in hoge mate de esthetische kwaliteiten van een bouwwerk. Ook zijn ze bepalend voor de duurzaamheid en instandhouding van een bouwwerk en dus voor de welstand en de ruimtelijke kwaliteit van hun omgeving.
3.8 ONTWIKKELCRITERIA
Functie ontwikkelcriteria Ontwikkelcriteria (voorheen de Beeldkwaliteitplannen) worden gemaakt voor een bouwlocatie waar voor de toetsing van de welstand geen referentiekader aanwezig is of waar de onderhavige stedenbouwkundige typologie een te eng toetsingskader biedt (de gewenste nieuwe ontwikkeling past niet in de stedenbouwkundige typologie van het gebied). De ontwikkelcriteria geven richting aan een ontwikkeling. Deze (aanvullende) ontwikkelcriteria geven dan een stedenbouwkundig kader aan met bijbehorende welstandscriteria waarbinnen de ontwikkeling mogelijk wordt en getoetst kan worden. Wel of geen ontwikkelcriteria opstellen Het is niet mogelijk vooraf spelregels af te spreken wanneer wel of niet ontwikkelcriteria moeten worden opgesteld. Het is aan de (ambtelijke) opdrachtgever om dit voor te stellen en van geval tot geval in het college te laten vaststellen. Aan het college dient een onderbouwing te worden voorgelegd waarom er ontwikkelcriteria geschreven moeten worden. In gebieden met niveau ‘welstandsvrij’, worden geen ontwikkelcriteria vastgesteld. Van toetsing ontwikkelcriteria naar toetsing typologie Als alle kavels binnen het omschreven gebied zijn ingevuld of de betreffende bebouwing is gerealiseerd, kan men voor de toetsing van welstand overstappen naar de zogenaamde beheersfase. Er kan worden getoetst vanuit een bestaande context. De ontwikkelcriteria vervallen en bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een wijziging van een pand of object gelden de welstandscriteria die van toepassing zijn op de bebouwingstypologie. Om te zorgen dat vooraf bekend is aan welke criteria getoetst moet worden, moet bij het vast stellen van de ontwikkelcriteria direct bepaald worden onder welke stedenbouwkundige typologie de nieuwe bebouwing valt. Welke criteria gehanteerd moeten worden bij toetsing wordt bepaald door het welstandsniveau (ambitieniveau hoog of middel) Opname in kaartmateriaal Op het kaartmateriaal dient aangegeven te worden voor welk gebied er ontwikkelcriteria geschreven worden en in het renvooi dient de naam van deze ontwikkelcriteria te worden vermeld. Zodoende is voor het ambtelijk apparaat en de burger helder aan welke welstandscriteria bouwwerken worden getoetst. De betreffende kaart dient fysiek en digitaal te zijn bijgewerkt bij het vaststellen van de ontwikkelcriteria.
Overzicht vastgestelde plannen In onderstaand overzicht zijn de bestaande beeldkwaliteitplannen genoemd. Nr.
Naam
Vastgesteld d.d.
1
Beeldkwaliteitplan De Veldkamp (105243)
28-02-2006
2
Beeldkwaliteitplan OldenzaalsestraatGroothuis (170665)
29-01-2008
3
Beeldkwaliteitsplan Gezondheidspark (212455) Beeldkwaliteitsplan Veldwijk Zuid (196753) Beeldkwaliteitplan Broek Oost (239093)
15-04-2008
26-03-2009
16-04-2008 07-10-2008
28-10-2008
Beeldkwaliteitplannen Dalmeden voor de deelgebieden Stromen, Meander noord, Kern noord en Dalmaten (1e fase) (250947) Beeldkwaliteitplan Medaillon (250338) Ruimtelijke randvoorwaarden kavels Bornsedijk (257817) Beeldkwaliteitsplan Het Oosterbosch (266453) Beeldkwaliteitsplan bedrijventerrein ’t Oosterveld (266451) Beeldkwaliteiteisen Buitengoederenzône Bellersweg (322941) Westermaat Campus Beeldkwaliteitplan Berflo Es Zuid (144855) Ruimtelijke randvoorwaarden Erve Hemmelhorst (10G201671) Ruimtelijke randvoorwaarden kavel Hogeveldsweg (11G200133) Beeldkwaliteitplan Expo Business parc (11G200528) Gewijzigd vaststellen beeldkwaliteitplan Beeldkwaliteitplan Kern Zuid (11G201584) Ruimtelijke randvoorwaarden kavel Vlierbes (12G200490) Welstandscriteria Lange Wemen (12G200604) Vernieuwing Veldwijk Noord, beeldkwaliteitsplan Winkelcentrum en Tankstation (12G200850) Welstandscriteria Emga Zuid en Langeler Erve (12G200940)
11/12-11-2008
30-07-2008
11/12-11-2008 16-12-2008
29-12-2008
Moderne woonwijk Moderne woonwijk
03-02-2009
19-02-2009
Bedrijfsbebouwing
03-02-2009
19-02-2009
Bedrijfsbebouwing
26-01-2010
04-02-2010
Buitengebied
20-03-2007 14-12-2010
16-12-2010
Bedrijfsbebouwing Lanen Buitengebied
29-03-2011
12-04-2011
Moderne woonwijk
31-05-2011
21-06-2011
Bedrijfsbebouwing
22-05-2012
05-06-2012
Parkbuurten
22-05-2012
05-06-2012
Moderne woonwijk
26-06-2012
10-07-2012
Binnenstad
17-07-2012
24-07-2012
Zelfstandige complexen\ Stempel
17-07-2012
24-07-2012
Moderne woonwijk
06-11-2012
Zelfstandige complexen
24 25 26
Ruimtelijke randvoorwaarden bebouwing HVV Bos Noord Richtlijnen Beeldkwaliteit Hart van Zuid Herontwikkeling Sloetsweg/ Bellinckhof
In procedure
27
Sports Centre Hengelo
Ambtelijke opdracht
Cluster- woonerfwijken\ Zelfstandige complexen Zelfstandig complexen
28
Kamers
4 5 6
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23
Gepubliceerd op Ontwerp: 18-10-2005 Ontwerp: 21-8-2007
Stedenbouwkundige typologie Bedrijfsbebouwing Moderne Woonwijk\ vooroorlogse wijken en linten Zelfstandige complexen Stempelwijken Moderne woonwijk\ buitengebied Moderne woonwijk\ buitengebied
Vervallen beeldkwaliteitplannen. Onderstaande beeldkwaliteitplannen komen te vervallen en gaan over in de beheersfase. Dan gelden de welstandscriteria onder de betreffende stedenbouwkundige typologie. Nr.
Naam
Vastgesteld d.d.
Beeldkwaliteitplan Westermaat Noordoost, deelgebied Overig Expres (61737) Beeldkwaliteitplan Brouwerijterrein (103517) Beeldkwaliteitseisen bebouwing achter café Halfweg (133873) Beeldkwaliteitseisen Wozoco te Beckum (167755) Beeldkwaliteitseisen Cronjestraat (achterzijde Steijnstraat) (204337) Beeldkwaliteitplan Sterrenbuurt (10G200125) Beeldkwaliteitplan De Veldkamp, zuidwestelijke zone Reg.Nr. 10G200844/363617
22-06-2004
Stedenbouwkundige typologie Bedrijfsbebouwing
28-02-2006
Moderne woonwijk
20-03-2007
Beckum
25-09-2007
Beckum
11-03-2008
Vooroorlogse woonwijk
27-04-2010
Stempelwijk
06-07-2010
Bedrijfsbebouwing
3.9 EXCESSENREGELING Welstandscriteria bij excessen Een bouwwerk is in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand indien sprake is van Een exces. De gemeente Hengelo hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op: ≠ het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving; ≠ het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk; ≠ armoedig materiaalgebruik; ≠ toepassing van felle of contrasterende kleuren; ≠ te opdringerige reclames; ≠ een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria); ≠ verwaarlozing en verval. Onder contrasterende kleuren wordt verstaan: kleuren die ten opzichte van hun omgeving opvallen doordat zij sterk afwijken van de kleuren die in de omgeving gangbaar zijn. De strijdigheid wordt door de welstandscommissie volgens artikel 12 van de Woningwet getoetst aan de gebiedsgerichte criteria. Bij gebieden waarvoor geen criteria opgenomen zijn, wordt door de welstandscommissie getoetst aan de algemene welstandscriteria die in de welstandsnota zijn opgenomen.
4.0 BIJLAGEN 4.1. Begrippenlijst Aanbouw Aansluiten bij Afgeknot Afstemmen op Bebouwing Bijgebouw
Boeibord Boerderij Bouwblok Bouwlaag Bouwwerk
Bungalow Carport Compositie Contrasteren Dak Dakkapel Damwandprofiel Detail Detaillering Detoneren Ensemble Erf
Erfafscheiding Erker Gebouw Geleding Gevel Gevelaanzicht
Hoofdgebouw Kap Kavel Kern Laag Lessenaardak Luifel Maaiveld Mansardekap Massa Monument
grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw; hetzelfde als, overeenkomstig; waarvan de top geacht wordt afgesneden te zijn door een al dan niet evenwijdig aan het grondvlak lopend plat vlak; in overeenstemming brengen met; één of meerdere gebouwen en/of andere bouwwerken; grondgebonden gebouw van één bouwlaag dat los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat of aan een gevel van een gebouw maar niet direct toegankelijk vanuit dat gebouw; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage; opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal; gebouw of gebouwen op een erf met een (oorspronkelijke) agrarische functie en het daarbij behorende woonhuis; een door bebouwingsgrenzen omgeven horizontaal vlak; verdieping van een gebouw; elke constructie van enige omvang van hout, metaal, steen of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd; afdak om een auto onder te stallen, meestal bij een woonhuis; ordening van de verschillende onderdelen van een bouwwerk of situering van een gebouw ten opzichte van de omringende bebouwing; een tegenstelling vormen; overdekking van een gebouw of onderdeel ervan, bestaande uit één of meer hellende vlakken (schilden) of uit een horizontaal vlak; klein uitspringend venster dat een hellend dakvlak onderbreekt; plaatmateriaal met omega-vormige profilering; ontmoeting van verschillende bouwdelen, zoals gevel en dak of gevel en kozijn; wijze waarop details zijn ontworpen en uitgevoerd; misstaan; architectonische of stedenbouwkundige compositie van meerde panden; al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt; fysieke scheiding rond een erf; kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw; elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; het onderling verbonden zijn van de diverse delen van een geheel; buitenmuur van een gebouw; Hiermee worden de gevels bedoeld die gekeerd zijn naar het openbaar toegankelijk gebied. Deze gevels worden getoets. Gevels gekeerd naar niet openbaar toegankelijk gebied vallen onder het vergunningvrije bouwen. een gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; een afdekking van verschillende vormen op een gebouw; grondstuk, kadastrale eenheid; centrum, centraal gebied; zie bouwlaag; dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak; een uitgebouwd afdak, vaak boven een deur; bovenzijde van een terrein dat een bouwwerk omgeeft; geknikte dakvorm met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken; volume van een gebouw of bouwdeel; alle beschermde, vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en als zodanig zijn aangewezen door de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (RM)of door het college van Burgemeester en wethouders (GM);
Nok
horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn (op het hoogste punt) van het dak; Ondergeschikt voert niet de boventoon; Openbaar voor iedereen toegankelijk; Oriëntatie de richting van een bouwwerk; Overstek bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel Piramidedak dak met vier hellende driehoekige vlakken, die in een punt in de nok samenkomen; Plat dak dak dat enkel en alleen uit één horizontaal vlak bestaat; Plint een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een (reeks) gebouw(en); Renovatie vernieuwing; Rooilijn lijn die de grens aangeeft waarlangs maximaal gebouw mag worden; Schilddak dak, gevormd door twee driehoekige vlakken aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde; Situering de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving; Uitbouw aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit dat gebouw toegankelijk is, en ten dienste daarvan functioneert; Verschijningsvorm uiterlijke vormgeving van een bouwwerk; Wederopbouw herbouwing van (een gedeelte van) de stad na bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog; Wolfeind afgeschuinde kant aan de korte zijde van een dak; Zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen.
REGLEMENT VAN ORDE WELSTANDSAVISERING 2013 GEMEENTE HENGELO 1 februari 2013
Artikel 1 Begripsbepaling 1. Adviesaanvraag omgevingsvergunning: het verzoek voor het beoordelen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen over het onderdeel welstandadvisering. 2. Adviesraad Ruimtelijke Kwaliteit: de raad van Het Oversticht bestaande uit vakinhoudelijke experts met autoriteit en landelijk aanzien met onder andere als taak kwaliteitsborging voor de welstandsadvisering binnen de organisatie van de Het Oversticht. 3. Kwaliteitsteam: een adviesteam van het college van burgemeester en wethouders dat complexe of omvangrijke ontwikkelingen in een vroegtijdig stadium begeleidt ten behoeve van de bevordering van de beoogde beeldkwaliteit. Een supervisieteam of supervisor en vergelijkbare vormen van kwaliteitsbegeleiding vallen tevens onder dit begrip. 4. Stadsbouwmeester: adviseur (in dienst van Het Oversticht) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel o Woningwet onderscheidenlijk zijn plaatsvervanger. 5. Welstandsadvies: het advies van de stadsbouwmeester op het te behandelen bouwplan op grond van het geldende welstandsbeleid zoals door de gemeenteraad is vastgesteld. 6. Welstandsbeleid: de door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota met bijbehorende beleidsdocumenten en/of aanvullende of gewijzigde welstandscriteria voor een deel van de gemeente zoals bedoeld in artikel 12a van de Woningwet. Artikel 2 Benoeming stadsbouwmeester 1. Het Oversticht stelt de gemeente een kandidaat stadsbouwmeester en een plaatsvervangend kandidaat voor. 2. De stadsbouwmeester, die gedurende twee achtereenvolgende periodes van maximaal 3 jaar benoemd is, kan voor een tussenliggende periode van 3 jaar niet voor herbenoeming in aanmerking komen. 3. Bij verhindering neemt de plaatsvervangend stadsbouwmeester de stadsbouwmeester waar en zijn de bepalingen in dit ‘Reglement van orde welstandsadvisering gemeente Hengelo’ van overeenkomstige toepassing. 4. De stadsbouwmeester is onafhankelijk van lokale politiek, het gemeentelijk bestuur, de ambtelijke organisatie en van belanghebbende partijen bij de te bespreken plannen. 6. Leden van de gemeenteraad, burgemeester, wethouders en medewerkers in dienst van de gemeente Hengelo kunnen niet tot stadsbouwmeester worden benoemd. Artikel 3 Tussentijdse beëindiging werkzaamheden stadsbouwmeester 1. Wanneer voor het college van burgemeester en wethouders blijkt dat de stadsbouwmeester zijn taak niet behoorlijk vervult, kunnen zij dit na overleg schriftelijk en gemotiveerd kenbaar maken aan de directeurbestuurder van Het Oversticht. 2. De stadsbouwmeester zal zijn werkzaamheden als stadsbouwmeester beëindigen wanneer het dienstverband/contract met Het Oversticht afloopt of vanwege andere zwaarwegende organisatorische veranderingen binnen deze organisatie. 3. Wanneer de situatie zoals genoemd in artikel 3.1 of 3.2 zich voordoet zal Het Oversticht, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, een voorstel voor de benoeming van een nieuwe kandidaat doen. Artikel 4 Stadsbouwmeester De stadsbouwmeester: 1. heeft aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van architectuur aangevuld op tenminste één of meer van de navolgende vakgebieden: a. stedenbouw; b. landschapsarchitectuur; c. architectuurhistorie;
1
2. beschikt over uitstekende communicatieve vaardigheden door helder en overtuigend de essentie van de overwegingen duidelijk te maken. Hij is, onafhankelijk van zijn specifieke deskundigheid, vaardig bij de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit tot een integrale afweging te komen. Hij is een bruggenbouwer, gericht op het bereiken van consensus en heeft een uitstekend gevoel voor maatschappelijke en bestuurlijke verhoudingen; 3. voert zijn wettelijke taken uit conform artikel 12b van de Woningwet; 4. is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de advisering binnen de kaders van het gemeentelijk welstandsbeleid; 5. onderhoudt contacten met relevante diensten/afdelingen van de gemeente over ruimtelijke plannen die invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente; 6. neemt de adviesaanvragen en aanvragen om vooroverleg die door de gemeente worden aangeboden in ontvangst; 7. legt het welstandsadvies vast conform de bepalingen van artikel 5; 8. kan, naast wettelijke taken zoals genoemd in de artikelen 12b van de Woningwet, om advies worden gevraagd inzake welstandsaspecten van in voorbereiding zijnde structuurplannen, bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en andere relevante plannen die van invloed zijn op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving; 9. doet jaarlijks uiterlijk op 30 juni verslag aan de gemeenteraad over de door hem in het voorgaande jaar verrichte werkzaamheden; 10. organiseert minimaal eenmaal per kalenderjaar een gesprek met de verantwoordelijk wethouder en licht, indien gewenst, het jaarverslag toe aan de gemeenteraad. Artikel 5 Welstandsadvies 1. Het advies als bedoeld in artikel 9.1 van de Bouwverordening wordt in ieder geval ingewonnen indien het bouwwerk getoetst dient te worden aan de criteria uit de welstandsnota, als bedoeld in artikel 12a Woningwet, behorende bij het welstandsniveau “Behoud door ontwikkeling”. 2. Het advies als bedoeld in artikel 9.1 van de Bouwverordening wordt tevens ingewonnen indien het bouwwerk getoetst dient te worden aan de criteria uit de welstandsnota, als bedoeld in artikel 12a Woningwet, behorende bij het welstandsniveau “Hoog”, tenzij er sprake is van: a. reeds eerder door de stadsbouwmeester geadviseerde plannen, waarbij naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van marginale wijzigingen; b. bouwwerken van kleine omvang en met een geringe ruimtelijke impact; c. plannen waarvan gelet op eerdere vergelijkbare gevallen de mening van de stadsbouwmeester als bekend mag worden verondersteld 3. Het advies als bedoeld in artikel 9.1 van de Bouwverordening wordt tevens ingewonnen indien het bouwwerk getoetst dient te worden aan de criteria uit de welstandsnota, als bedoeld in artikel 12a Woningwet, behorende bij het welstandsniveau “Middel”, voor zover er sprake is van: a. een negatief advies; b. nieuwbouwplannen; c. politiek gevoelige bouwwerken; d. toetsing aan beeldkwaliteitplannen of aanvullende welstandscriteria; 4. De stadsbouwmeester kan bij de beoordeling van een bouwplan en ter nadere onderbouwing van zijn welstandsadvies andere vakinhoudelijke adviseurs raadplegen. Deze vakinhoudelijke adviseurs kunnen werkzaam zijn bij Het Oversticht, de gemeente Hengelo dan wel zitting hebben in de Adviesraad van Het Oversticht. 5. De raadpleging als bedoeld in lid 3 vindt in ieder geval plaats ingeval: a. het complexe plannen betreft met grote ruimtelijke gevolgen, die maatschappelijk en/ of politiek zeer gevoelig zijn of van een unieke vorm of omvang; b. de gemeente Hengelo hierom verzoekt. 6. Negatieve adviezen worden schriftelijk en gemotiveerd uitgebracht: a. gebaseerd op feiten en verstrekte zakelijke en technische gegevens; b. transparant door heldere formulering, motivering en opbouw; c. waarbij de voorgeschiedenis van de aanvraag bekend is en af te leiden uit het advies; d. gebaseerd op het toetsingskader van het vigerend welstandsbeleid van de gemeente Hengelo. 7. Positieve welstandsadviezen worden uitsluitend door de stadsbouwmeester op verzoek van de gemeente gemotiveerd.
2
8. In geval tegen een besluit van het college met betrekking tot welstandsaspecten rechtsmiddelen zijn aangewend wordt op verzoek van de gemeente het eerder afgegeven advies nader gemotiveerd. Artikel 6 Relatie monumentenplannen 1. De stadsbouwmeester verzorgt vanuit het perspectief van de welstand de inhoudelijke afstemming met de gemeentelijke monumentencommissie, voor zover het aan hem opgedragen taken betreft. 2. Hiertoe zijn de stadsbouwmeester en de (leden van) de monumentencommissie bevoegd om elkaar om advies te vragen. Artikel 7 Openbaarheid en spreekrecht 1. Alleen de aanvrager (of diens gemachtigde) wordt in de gelegenheid gesteld om tijdens de behandeling van hun plan een toelichting te verzorgen. 2. De stadsbouwmeester kan ook de aanvrager (of diens gemachtigde) uitnodigen een toelichting te verzorgen tijdens de planbehandeling/ het spreekuur. Artikel 8 Second opinion Indien het college van burgemeester en wethouders of belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met het advies van de stadsbouwmeester, kunnen zij een ‘second opinion’ inwinnen bij een andere stadsbouwmeester of welstandscommissie buiten het werkgebied van Het Oversticht. Artikel 9 Kwaliteitsteams 1. De stadsbouwmeester kan deel uitmaken van een kwaliteitsteam. 2. Onverlet de deelname aan een kwaliteitsteam behoudt de stadsbouwmeester zijn wettelijke adviestaak en is hierin onafhankelijk ten opzichte van het kwaliteitsteam. Artikel 10 Kwaliteitsborging advisering 1. Om de kwaliteit van de advisering te waarborgen: a. worden de schriftelijk gemotiveerde adviezen gecontroleerd door of namens de directeur van Het Oversticht en worden alle relevante bescheiden bij een adviesaanvraag gewaarmerkt en ondertekend door of namens de directeur van Het Oversticht; b. heeft Het Oversticht protocollen en controlesystemen vastgesteld en controleert Het Oversticht steekproefsgewijs hoe hiernaar wordt gehandeld, onder andere door inzet van de Adviesraad Ruimtelijke Kwaliteit. 2. De uitvoering van de welstandsadvisering, met de daarbij behorende wederzijdse verplichtingen, is vastgelegd in de ‘Werkwijze welstandsadvisering Het Oversticht’.
3
WERKWIJZE WELSTANDSADVISERING 1 februari 2013
De welstandsadvisering in opdracht van de gemeente Hengelo wordt door Het Oversticht in de vorm van de stadsbouwmeester uitgevoerd op de volgende werkwijze:
Planbehandeling De adviesaanvragen kunnen op de volgende wijzen aan de stadsbouwmeester worden voorgelegd: 1. Via het Omgevingsloket (digitaal) De adviesaanvragen die aan Het Oversticht wordt aangeleverd via het Omgevingsloket worden iedere werkdag in ontvangst en behandeling genomen. De gemeente is in dit kader verantwoordelijk voor de digitale behandel- en vergaderfaciliteiten ingeval van een commissievergadering of planbehandeling ter plaatse. 2. Planinname ter plaatse De stadsbouwmeester bezoekt wekelijks de gemeente Hengelo en neemt de ingediende plannen in ontvangst en behandelt deze zo veel mogelijk ter plaatse. 3. Spreekuur a. De stadsbouwmeester houdt tijdens zijn gemeentebezoek spreekuur, waarbij de gemeentelijke taak (uitleg van welstandsbeleid en –criteria) namens de gemeente door de stadsbouwmeester wordt uitgevoerd. Hierbij zijn de volgende mogelijkheden: i. planindieners krijgen de mogelijkheid om, voorafgaand aan de formele aanvraag omgevingsvergunning, vooroverleg te plegen met de stadsbouwmeester over de interpretatie van het beleid in het concrete geval van hun bouwplan. Hiertoe kan het schetsontwerp als principeplan worden ingediend bij de gemeente. De stadsbouwmeester kan op basis van deze plannen initiatiefnemers adviseren en inspireren; ii. planindieners kunnen een toelichting van de stadsbouwmeester vragen op een reeds uitgebracht advies; iii. initiatiefnemers van bouwplannen in welstandsvrije gebieden krijgen de mogelijkheid om met de stadsbouwmeester van gedachten te wisselen over de beeldkwaliteit in relatie tot de omgeving van het betreffende bouwplan. b. Het vooroverleg met de stadsbouwmeester kan pas starten nadat duidelijkheid bestaat over de planologische aanvaardbaarheid van het plan. c. De gemeente maakt de agenda voor het spreekuur en stuurt deze uiterlijk twee werkdagen voorafgaand aan de dag dat de stadsbouwmeester de gemeente bezoekt aan de stadsbouwmeester. De afspraken worden hierbij achter elkaar gepland. d. De gemeente nodigt in beginsel de planindieners (of diens gemachtigden) uit voor het spreekuur. De stadsbouwmeester kan zelf ook indieners uitnodigen. e. De gemeente beheert het archief van de welstandsadvisering (als onderdeel van de omgevingsvergunning) en verzorgt de verslaglegging van het spreekuur. Hiertoe is de betrokken gemeentelijke adviseur bij de behandeling aanwezig. f. De initiatiefnemer kan geen rechten ontlenen aan het besprokene in het spreekuur, zolang voor het bouwplan geen schriftelijk advies van de stadsbouwmeester is afgegeven. 4. Advisering bezwaarschriften a. Indien het college van burgemeester en wethouders de stadsbouwmeester inzake een besluit waartegen rechtsmiddelen zijn aangewend verzoekt om zijn advies nader te motiveren ontvangt hij daarvoor een door het college ingevuld adviesaanvraagformulier van Het Oversticht en een mondelinge toelichting daarop. b. De termijn waarbinnen het advies dient te worden uitgebracht wordt in samenspraak met de stadsbouwmeester vastgesteld. 5. Second opinion Wanneer het college van burgemeester en wethouders besluit een second opinion in te winnen doen zij hiervan melding bij de Federatie Welstand.
1
Afstemming monumentenplannen 1. De stadsbouwmeester behoudt te allen tijde het recht om informatie over adviezen in te winnen bij de monumentencommissie en de bouwplannen in te zien. 2. De monumentencommissie behoudt te allen tijde het recht om informatie over adviezen in te winnen bij de stadsbouwmeester en de bouwplannen in te zien. Indieningvereisten 1. De gemeente draagt er zorg voor dat de adviesaanvraag voldoet aan de bepalingen van de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). 2. Het adviesaanvraagformulier van Het Oversticht bevat ten minste de volgende gegevens: a. gemeentelijk registratienummer b. OLO-nummer indien de adviesaanvraag via het omgevingsloket wordt aangeleverd; c. onderwerp bouwaanvraag; d. datum van adviesaanvraag aan de stadsbouwmeester; e. adres bouwplaats; f. naam aanvrager/initiatiefnemer; g. geldend stedenbouwkundige typologie als toetsingskader. 3. De gemeente draagt zorg dat bij het verzoek om nadere motivering van bezwaren alle relevante stukken aanwezig zijn, ten minste: a. de bescheiden behorende bij een adviesaanvraag en de bijbehorende gemeentelijke besluiten; b. relevante bezwaarschriften en verweren; c. specifieke vraagstelling voor nadere motivering. Werkafspraken advisering 1. De beoordeling van ingediende adviesaanvragen op het onderdeel welstand heeft de volgende resultaten: a. de adviesaanvraag voldoet aan het geldende welstandsbeleid. Het advies wordt niet gemotiveerd. De aanvraag met bijbehorende tekeningen worden gewaarmerkt door een ‘akkoord’ stempel; b. de adviesaanvraag voldoet aan het geldende welstandsbeleid. Het advies wordt op verzoek van de gemeente nader gemotiveerd; c. de adviesaanvraag voldoet niet aan het geldende welstandsbeleid. Het advies wordt gemotiveerd. 2. De stadsbouwmeester handelt welstandsadviezen binnen een termijn van twee weken af. Indien deze termijn niet haalbaar is stelt de stadbouwmeester de gemeente daarvan op de hoogte en stellen zij in samenspraak een alternatieve termijn vast. 3. De gemeente kan de stadsbouwmeester in individuele gevallen verzoeken sneller te adviseren. Een adviestermijn wordt dan in onderling overleg vastgesteld. 4. De gemeente is verantwoordelijk voor het aanleveren van een complete en op feitelijk juiste gegevens gebaseerde adviesaanvraag. 5. Bij wijziging van het welstandsbeleid overlegt de gemeente een vastgesteld exemplaar van het nieuwe beleid met het daarbij behorend raadsbesluit aan de stadsbouwmeester. Overige advisering 1. Deelname kwaliteitsteams In een afzonderlijke protocol wordt de deelname en de rol van de stadsbouwmeester in een kwaliteitsteam geregeld, waarbij de onafhankelijk positie van de stadbouwmeester randvoorwaarde is. 2. Adviesaanvragen voor monumenten De stadsbouwmeester woont desgewenst de vergaderingen van de monumentencommissie bij en zorgt mede op deze wijze voor afstemming tussen beide adviezen. 3. Niet zijnde adviesaanvragen Naast het behandelen van adviesaanvragen kunnen gemeentelijke medewerkers informatie inzake welstandsaspecten inwinnen voor ontwikkelingen van in voorbereiding zijnde structuurplannen, bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en andere relevante plannen die van invloed zijn op de beeldkwaliteit van de omgeving.
2
Bouwverordening Pag. 1
BOUWVERORDENING (Actueel tot en met de 14e serie wijzigingen MBV VNG)
1 - INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen. 1.
2.
In deze verordening wordt verstaan onder: / bevoegd gezag - bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester en wethouders; / bouwbesluit - de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet; / bouwtoezicht - degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en woningtoezicht; / bouwwerk - elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren; / gebruiksoppervlakte - de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit; / hoogte van de weg - de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld; / NEN - een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm; / NVN - een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven voornorm; / omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; / stadsbouwmeester – onafhankelijke adviseur als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel o Woningwet; / straatpeil a voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; / weg - alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen. In deze verordening wordt mede verstaan onder: / bouwwerk - een gedeelte van een bouwwerk; / gebouw - een gedeelte van een gebouw. Artikel 1.2 Termijnen
(Vervallen) Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente 1.
Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente: a. het gebied binnen de bebouwde kom; b. het gebied buiten de bebouwde kom; c. het gebied dat is uitgesloten van welstandstoezicht, als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid.
2.
Als gebieden, bedoeld in het vorige lid onder a tot en met c, gelden de gebieden die op de bij deze verordening behorende kaart als zodanig zijn aangegeven.
Bouwverordening Pag. 2
2 - DE AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET BOUWEN Paragraaf 1
Gegevens en bescheiden Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning
(Vervallen) Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens (Vervallen) Artikel 2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden (Vervallen) Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen (Vervallen) Artikel 2.1.5 Bodemonderzoek 1.
2.
3.
4.
5.
Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat uit: a. de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740, uitgave 2009, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1; b. (vervallen); c. Indien op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave 2003. De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruibare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen. Indien het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen. Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning
(Vervallen) Artikel 2.1.7 Bouwregistratie (Vervallen) Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen (Vervallen)
Bouwverordening Pag. 3
Paragraaf 2
Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning
(Vervallen). Paragraaf 3
Welstandstoetsing
(Vervallen) Paragraaf 4
Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk: a. waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven; b. voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en c. 1. dat de grond raakt, of 2. waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd. Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt. Paragraaf 5
Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Artikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen (Vervallen) Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen. Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen (Vervallen) Artikel 2.5.3A Brandweeringang (Vervallen) Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (Vervallen) Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn
Bouwverordening Pag. 4
De voorgevelrooilijn is: a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: – bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; – bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg. Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.7 is het verboden een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn. Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn Het verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn is niet van toepassing op: a. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; b. andere onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren niet vallen onder de werking van de veranderingen bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, te weten: 1. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten; 2. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen, mits zij de grens van de weg met niet meer dan 0,3 m overschrijden. Artikel 2.5.8 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn 1.
2.
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor: a. ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil; b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 9, 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, die naar hun aard en bestemming op een voor de voorgevel gelegen erf toelaatbaar zijn; c. laadperrons, stoepen en stoeptreden, die de grens van de weg overschrijden; d. erkers, serres en andere uitbouwen, alsmede balkons en galerijen, die de voorgevelrooilijn met niet meer dan 1,50 m overschrijden; e. trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, alsmede andere luifels, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, reclametoestellen en draagconstructies voor reclames dan bedoeld zijn in artikel 2.5.7; f. overbouwingen ten dienste van de verbinding tussen twee bouwwerken. g. bouwwerken aan of bij een monument / als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening / voor zover zulks niet bezwaarlijk is met het oog op de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting bij het karakter van de bestaande omgeving. Voor het bouwen boven een weg kan alleen afwijking worden toegestaan, indien niet lager gebouwd wordt dan: / 4,20 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg; / 2,20 m boven de hoogte van een ander deel van de weg; en dan nog voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt. Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg
In afwijking van het verbod tot het bouwen op de weg kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
Bouwverordening Pag. 5
a.
b.
c. d. e.
gebouwen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, sub a van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van het verkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening of het telecommunicatieverkeer, alsmede straatmeubilair, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, sub b, c en d, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; vrijstaande winkel- of reclamevitrines; reclametoestellen en draagconstructies voor reclame; andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die naar hun aard en bestemming op de weg toelaatbaar zijn. Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
1. 2.
3.
4.
Een naar de weg gekeerd gevelvlak van een gebouw moet in de voorgevelrooilijn zijn geplaatst. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing in: a. de gevallen genoemd in artikel 2.5.7 en in die waarin de afwijking genoemd in de artikelen 2.5.8 en 2.5.9 is verleend; b. in de gevallen genoemd in artikel 2.5.13 en in die waarin de afwijking genoemd in artikel 2.5.14 is verleend, voor zover het bouwwerk geheel achter de achtergevelrooilijn is geplaatst; c. in de gevallen, bedoeld in het derde lid. Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 meter bevinden, moet de bebouwing op de hoeken / over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer dan 4,2 meter boven straatpeil / worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2 behoeft te zijn. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid voor: a. gebouwen behorende tot een complex van gebouwen; b. gebouwen op handels- en industrieterreinen; c. vrijstaande enkele of dubbele eengezinshuizen; d. bouwwerken, anders dan de in artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht bedoelde bouwwerken; e. gebouwen ten dienste van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, en de bijbehorende woningen; f. gedeelten van naar de weg gekeerde gevels; g. gevallen, waarin de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat. Artikel 2.5.11 Ligging van de achtergevelrooilijn
1.
De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich: a. in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien meer dan één ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt de grootste; b. in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op zich zelf of gezamenlijk de vorm van het bouw-blok het meest nabijkomen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter; c. in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter; d. in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter; e. in alle niet onder a tot en met d genoemde gevallen op een afstand die wordt bepaald met inachtneming van de beginselen, welke zijn neergelegd in a tot en met d van dit lid, doch op
Bouwverordening Pag. 6
2.
3.
geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien in een hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen moeten de achterzijden van die bebouwing / in het belang van de toetreding van daglicht / over een afstand van ten minste 5 meter ter weerszijden van bedoeld snijpunt ten minste 2 meter terugliggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, voor zover de aard, de indeling en het gebruik van de gebouwen in de hoekbebouwing dit toelaten. Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.13 is het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn. Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn Het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn is niet van toepassing op: a. buiten de bebouwde kom gelegen kassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen; b. buiten de bebouwde kom gelegen gebouwen, geen kassen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, indien de afstand tot de zijdelingse grens van het erf ten minste 20 meter bedraagt; c. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als een aan- of uitbouw, voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist; d. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen, als bedoeld in de artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; e. andere onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren niet vallen onder de werking van artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, te weten: 1. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten; 2. terrassen, bordessen en bordestreden; f. antennes, anders dan bedoeld in artikel.2, onderdeel 15 en 17 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Artikel 2.5.14 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor: a. buiten de bebouwde kom gelegen gebouwen, geen kassen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, waarvan de afstand tot de zijdelingse grens van het erf minder dan 20 meter bedraagt; b. binnen de bebouwde kom gelegen kassen; c. vrijstaande enkele of dubbele eengezinshuizen; d. gebouwen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen en welk terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd; e. gebouwen op binnenterreinen, mits hiervan de bereikbaarheid, als bedoeld in de artikelen 2.5.3 en 2.5.4, is verzekerd; f. bouwwerken, die niet vallen onder artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht; g. gebouwen in een bouwstrook of bouwblok, geheel of overwegend handels- of industrieterrein omvattend; h. bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist; i. ondergrondse bouwwerken, zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger is gelegen dan de hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw; j. erkers en overige uitbouwen, anders dan de uitbouwen die vallen onder artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; k. trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, balkons en veranda's, alsmede andere luifels, afdaken, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, terrassen en
Bouwverordening Pag. 7
l.
bordessen dan bedoeld zijn in artikel 2.5.13; bouwwerken aan of bij een monument / als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening / voor zover zulks niet bezwaarlijk is om de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting te verkrijgen bij het karakter van de bestaande omgeving. Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen
1.
2.
3.
Bij een woning of woongebouw moet een erf aanwezig zijn dat ten minste een strook grond omvat die: a. over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel, en b. voor wat betreft het achter het gebouw gelegen deel dat is begrepen tussen het verlengde van de zijgevels, een diepte heeft van ten minste 5 meter. De maat genoemd in het eerste lid, moet worden gemeten haaks op de achtergevelrooilijn en vanuit het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw. Daarbij moeten de onderdelen van dat gebouw, bedoeld in artikel 2.5.13, en de balkons en veranda's buiten beschouwing blijven. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in: a. het eerste lid, wat de aanwezigheid van het erf betreft, indien de gelijkstraats gelegen bouwlaag niet tot bewoning bestemd is; b. het eerste lid, indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. een gunstige, andere indeling van het erf is aanwezig; 2. het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erf van redelijke afmetingen tot stand wordt gebracht; 3. bij het vergroten van een gebouw dat niet aan de bepalingen voor te bouwen woningen en woongebouwen van het Bouwbesluit voldoet, wordt de bestaande toestand verbeterd. Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen
1.
2.
Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning, anders dan als dienstwoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend erf aanwezig zijn ter diepte van ten minste 2 meter achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en over de volle breedte daarvan. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid: a. indien ligging en bestemming van het gebouw hiervoor geen beletsel vormen; b. indien, voor zover nodig, afwijking is toegestaan van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn. Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken
1.
2.
De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die: a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn; b. niet toegankelijk zijn. Bebouwing van ondergeschikte aard op het erf of op het aangrenzende erf wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte. Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen
1.
Erf- en terreinafscheidingen, anders dan bedoeld artikel.2, onderdeel 12 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegelaten. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid in het belang van het af te scheiden erf of terrein. Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen
Bouwverordening Pag. 8
en ondergrondse hoofdtransportleidingen 1.
2. 3.
Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer. Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van een ondergrondse hoofdtransportleiding mogen geen bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist worden gebouwd. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van: a. het bepaalde in het eerste lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien de elektrische spanning van de hoogspanningslijn daarvoor geen bezwaar oplevert; b. het bepaalde in het tweede lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien daartegen met het oog op de veilige en ongestoorde ligging van de leiding geen bezwaar bestaat. Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
1.
2.
3. 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 bedraagt de maximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist in het vlak door de voorgevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met: a. in de bebouwde kom éénmaal de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg; b. buiten de bebouwde kom 0,75 maal de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op hoekbebouwing aan wegen, waarvan de afstand tussen de voorgevelrooilijnen onderling verschilt, in welk geval aan de zijde van de smalle weg tot de hoogte welke aan de brede weg is toegelaten, mag worden gebouwd over een lengte van de hoek af gelijk aan de afstand tussen de voorgevelrooilijn van de smalle weg, doch over geen grotere lengte dan 15 meter. De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de desbetreffende voorgevelrooilijn in het midden van de breedte van het bouwwerk of de projectie daarvan op de voorgevelrooilijn. Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de grootste toegelaten hoogte, bedoeld in het eerste lid, de dichtstbij gelegen tegenoverliggende rooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verstverwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen. Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
1.
2.
3.
4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 bedraagt de maximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist in het vlak door de achtergevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met: a. in de bebouwde kom éénmaal de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok; b. buiten de bebouwde kom 0,75 maal de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok. De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooilijn ter plaatse van het bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke 5 meter breedte van de achterzijde van het bouwwerk uitgegaan van de gemiddelde afstand tussen de achtergevelrooilijnen. Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten tot de dichtstbijzijnde tegenover de achtergevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de maximale hoogte van een bouwwerk in het vlak door de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan de maximale hoogte in de aangrenzende 5 meter van een aanliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok. Indien het terrein achter de achtergevelrooilijn lager dan straatpeil ligt, moet de in het eerste lid bedoelde hoogte worden verminderd met een maat, gelijk aan het verschil tussen het straatpeil en het peil van het onderhavige terrein ter plaatse van de achtertoegang bij voltooiing van de bouw. Artikel 2.5.22
Bouwverordening Pag. 9
Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn 1.
2.
Indien op een kruising van wegen de achtergevels van de bebouwing, gelegen aan de ene weg, doorgebouwd zijn tot aan de voorgevelrooilijn van de andere weg en bovendien in die achtergevels ramen aanwezig zijn, dan bedraagt / onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 / de maximale hoogte van de zijgevel van het eerste bouwwerk aan laatstgenoemde weg nabij de hoek ten hoogste 1,5 maal de afstand van deze zijgevel tot de achtergevelrooilijn die bij de eerstgenoemde weg behoort. Deze afstand moet op dezelfde wijze worden bepaald als beschreven is in artikel 2.5.21, tweede lid, voor de bepaling van de afstand tussen twee achtergevelrooilijnen. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mits de zijgevel niet hoger is dan de voorgevel. Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen
1.
2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 mag een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist tussen de voor- en de achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken die de verticale vlakken door de voorgevelrooilijn en door de achtergevelrooilijn snijden op de / krachtens de artikelen 2.5.20 en 2.5.21 / maximale bouwhoogte en die met het horizontale vlak een hoek vormen van: a. 45 graden in de bebouwde kom; b. 37 graden buiten de bebouwde kom. Indien een bouwwerk nabij een kruising van wegen een zijgevel heeft die gelegen is tegenover een achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, mag dit bouwwerk bovendien niet hoger reiken dan tot het vlak dat het verticale vlak door die zijgevel snijdt ter hoogte van de / krachtens artikel 2.5.22 / maximale bouwhoogte en dat met het horizontale vlak een hoek vormt van 56 graden. Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken
1. 2.
De hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist mag niet meer bedragen dan 15 meter. Indien het bouwwerk aan meer dan een weg grenst en deze wegen op verschillende hoogten liggen, geldt de hoogte ten opzichte van de laagstgelegen weg. Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
1.
2.
De hoogte van een bouwwerk dat met een ingevolge artikel 2.5.3 of artikel 2.5.14 toegestane afwijking wordt opgericht op een niet aan een weg grenzend terrein, mag niet meer bedragen dan 2,70 meter met dien verstande dat / uitgaande van een goothoogte van genoemde maat / daarboven een zadeldak met hellingen van ten hoogste 45 graden toegelaten is. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien de aard en de ligging van de omringende bebouwing hiervoor geen beletsel vormen. Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
1. 2.
De hoogte van een bouwwerk of van een gevel of van een ander buitenvlak van een bouwwerk moet worden gemeten ten opzichte van straatpeil. De hoogte van gevels die geen horizontale beëindiging hebben, moet worden bepaald door de oppervlakte te delen door de breedte. Plaatselijke verhogingen, als bedoeld in artikel 2.5.27, onder d, en artikel 2.5.28, onder h, i, j en k, moeten / voor zover zij de maximale hoogte overschrijden / buiten beschouwing worden gelaten. Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
Het bepaalde in artikel 2.5.20, eerste lid, artikel 2.5.21, eerste en derde lid, artikel 2.5.22, eerste lid, artikel 2.5.23 en artikel 2.5.24 is niet van toepassing op: a. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; b. het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van bouwwerken, anders dan het aanbrengen van
Bouwverordening Pag. 10
c.
d.
veranderingen van niet-ingrijpende aard, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; topgevels in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn of de achtergevelrooilijn, mits zij niet breder zijn dan 6 meter en mits de geveloppervlakte, over de breedte van de topgevel gemeten, niet groter is dan het produkt van de breedte van de topgevel en de maximale bouwhoogte ter plaatse; plaatselijke verhogingen met geen grotere breedte dan 0,60 meter. Artikel 2.5.28 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeld in de artikelen 2.5.20, eerste lid, 2.5.21, eerste en derde lid, 2.5.22, eerste lid, 2.5.23 en 2.5.24 kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor: a. gebouwen voor openbaar nut, scholen, kerken, schouwburgen en andere gebouwen bestemd voor het houden van bijeenkomsten en vergaderingen; b. gebouwen bestemd voor woon-, kantoor- of winkeldoeleinden, indien de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat; c. gebouwen bestemd voor het uitoefenen van een bedrijf op een handels- en industrieterrein; d. agrarische bedrijfsgebouwen; e. het geheel of gedeeltelijk veranderen of vergroten van een bouwwerk, anders dan bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, en indien: 1. de bestaande belendende gebouwen de maximale bouwhoogte overschrijden en de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat; 2. bij het overschrijden van bestaande uitwendige hoogte-afmetingen andere hoogte-afmetingen kleiner worden dan de bestaande; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het ver-keer, de waterhuishouding, de energievoorziening of het telecommunicatieverkeer al dan niet van openbare aard, anders dan bedoeld in artikel.2, onderdeel 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; g. topgevels, breder dan 6 meter en gevelverhogingen van soortgelijke aard; h. plaatselijke verhogingen met een grotere breedte dan 0,60 meter; i. dakvensters, mits buitenwerks gemeten de breedte niet meer dan 1,75 meter, de hoogte niet meer dan 1,5 meter, de onderlinge afstand niet minder dan 3 meter en de afstand tot de erfscheiding niet minder dan 1,5 meter bedraagt. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor gekoppelde dakvensters, die tot verschillende gebouwen behoren; j. draagconstructies voor een reclame; k. vrijstaande schoorstenen; l. bouwwerken op een monument / als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening / voor zover zulks niet bezwaarlijk is om de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting te verkrijgen bij het karakter van de bestaande omgeving. Artikel 2.5.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2.5.8, 2.5.14 en 2.5.28, kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien: a. er voor het betreffende gebied geen bestemmingsplan of beheersverordening of projectbesluit van kracht is; b. geen van de aanhoudingsgronden zoals genoemd in artikel 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is; c. de activiteit in overeenstemming is met in voorbereiding zijnd toekomstig ruimtelijk beleid; d. de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, en e. de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen 1.
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet
Bouwverordening Pag. 11
2.
3.
4.
worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen; b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het derde lid: a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Paragraaf 6
Voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties en vluchrouteaanduidingen
(vervallen)
Paragraaf 7 (Vervallen)
Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen
Bouwverordening Pag. 12
3 – DE MELDING (Vervallen) 4 - PLICHTEN TIJDENS EN BIJ VOLTOOIING VAN DE BOUW EN BIJ INGEBRUIKNEMING VAN EEN BOUWWERK
(Vervallen) 5 - STAAT VAN OPEN ERVEN EN TERREINEN, AANSLUITING OP DE NUTSVOORZIENINGEN EN HET WEREN VAN SCHADELIJK EN HINDERLIJK GEDIERTE
(Vervallen) 6 - BRANDVEILIG GEBRUIK
(Vervallen) 7 - OVERIGE GEBRUIKSBEPALINGEN
(Vervallen) 8 - SLOPEN
(Vervallen)
Bouwverordening Pag. 13
9 – WELSTAND Artikel 9.1 Welstandsadvisering stadsbouwmeester Burgemeester en wethouders vragen in gevallen als bedoeld in artikel 6.2 Besluit omgevingsrecht advies aan de stadsbouwmeester in plaats van aan een welstandscommissie. Artikel 9.2 Rol en functie stadsbouwmeester De stadsbouwmeester: 1. heeft aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van architectuur aangevuld op tenminste één of meer van de navolgende vakgebieden: a. stedenbouw; b. landschapsarchitectuur; c. architectuurhistorie; 2. beschikt over uitstekende communicatieve vaardigheden door helder en overtuigend de essentie van de overwegingen duidelijk te maken. Hij is, onafhankelijk van zijn specifieke deskundigheid, vaardig bij de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit tot een integrale afweging te komen. Hij is een bruggenbouwer, gericht op het bereiken van consensus en heeft een uitstekend gevoel voor maatschappelijke en bestuurlijke verhoudingen; 3. voert zijn wettelijke taken uit conform artikel 12b van de Woningwet; 4. is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de advisering binnen de kaders van het gemeentelijk welstandsbeleid; 5. onderhoudt contacten met relevante diensten/afdelingen van de gemeente over ruimtelijke plannen die invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente; 6. neemt de adviesaanvragen en aanvragen om vooroverleg die door de gemeente worden aangeboden in ontvangst; 7. kan, naast wettelijke taken zoals genoemd in de artikelen 12b van de Woningwet, om advies worden gevraagd inzake welstandsaspecten van in voorbereiding zijnde structuurplannen, bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en andere relevante plannen die van invloed zijn op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving; Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur 1. 2. 3.
4.
Burgemeester en wethouders stellen de gemeenteraad een kandidaat stadsbouwmeester en een plaatsvervangend kandidaat voor. De gemeenteraad benoemt de stadsbouwmeester voor een periode van maximaal 3 jaar. De stadsbouwmeester, die gedurende twee achtereenvolgende periodes van maximaal 3 jaar benoemd is, kan voor een tussenliggende periode van 3 jaar niet voor herbenoeming in aanmerking komen. Bij verhindering neemt de plaatsvervangend stadsbouwmeester de stadsbouwmeester waar en zijn de bij of krachtens deze verordening gegeven bepalingen van overeenkomstige toepassing. Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
1. 2.
doet jaarlijks uiterlijk op 30 juni verslag aan de gemeenteraad over de door hem in het voorgaande jaar verrichte werkzaamheden; organiseert minimaal eenmaal per kalenderjaar een gesprek met de verantwoordelijk wethouder en licht, indien gewenst, het jaarverslag toe aan de gemeenteraad. Artikel 9.6 Beschrijving werkwijze welstandsadvisering
De beschrijving van de werkwijze inzake welstandsadvisering is geregeld in de door burgemeester en wethouders vastgestelde ‘Beschrijving werkwijze welstandsadvisering’.
Bouwverordening Pag. 14
10 - OVERIGE ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning (Vervallen) Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen (Vervallen) Artikel 10.3 Overdragen vergunningen (Vervallen) Artikel 10.4 Overdragen mededeling (Vervallen)
Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen (Vervallen) Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Bouwverordening Pag. 15
11 - HANDHAVING
(Vervallen)
Bouwverordening Pag. 16
12 - STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 12.1 Strafbare feiten (Vervallen) Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek (Vervallen) Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen (Vervallen) Artikel 12.4 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning (Vervallen) Artikel 12.5 Overgangsbepaling sloopmelding (Vervallen) Artikel 12.6 Overgangsbepaling algemeen Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming of een aanvraag om omgevingsvergunning, die is ingediend vóór 1 februari 2013 en waarop op dit tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Artikel 12.7 Slotbepaling 1 2 3
Deze verordening treedt in werking op 01 februari 2013; Deze verordening kan worden aangehaald als "Bouwverordening"; De tot op moment van vaststelling van onderhavige Bouwverordening vigerende Bouwverordening 2012 wordt hierbij ingetrokken.
Aldus gedaan door de raad der gemeente Hengelo in zijn openbare vergadering van 29 januari 2013.
, voorzitter
, griffier
Bouwverordening BIJLAGE
BIJLAGE 1 GEGEVENS EN BESCHEIDEN AANVRAAG BOUWVERGUNNING (Bijlage als bedoeld in de artikelen 2.1.1 en 3.1) (Vervallen)
BIJLAGE 2 GEGEVENS EN BESCHEIDEN AANVRAAG GEBRUIKSVERGUNNING (Bijlage behorende bij artikel 6.1.2) (Vervallen)
BIJLAGE 3 GEBRUIKSEISEN VOOR BOUWWERKEN (Bijlage behorende bij artikel 6.2.1 , eerste lid) (Vervallen)
BIJLAGE 4 GEBRUIKSEISEN VOOR BOUWWERKEN MET UITZONDERING VAN DE NIET-GEMEENSCHAPPELIJKE RUIMTEN IN WOONFUNCTIES (Bijlage behorende bij artikel 6.2.1, tweede lid) (Vervallen) BIJLAGE 5 OPSLAG BRANDGEVAARLIJKE STOFFEN (Bijlage behorend bij artikel 6.2.2) (Vervallen) BIJLAGE 6 OPSLAG BRANDGEVAARLIJKE STOFFEN (Bijlage behorend bij artikel 6.2.3) (Vervallen)
BIJLAGE 7 KWALITEITSEISEN VOOR BUIZEN EN HULPSTUKKEN VAN DE BUITENRIOLERING OP ERVEN EN TERREINEN (Bijlage als bedoeld in artikel 2.7.6) (Vervallen)
BIJJLAGE 8 VISUELE INSPECTIE AANWEZIGHEID ASBEST Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest (Vervallen)
Pag. 1
Bouwverordening BIJLAGE
Pag. 2
BIJLAGE 9 REGLEMENT VAN ORDE VAN DE STADSBOUWMEESTER In de praktijk blijken er grote verschillen in werkwijze tussen de (provinciale) welstandsorganisaties, waardoor het vrijwel onmogelijk is om een universeel toepasbare tekst voor een reglement van orde op te nemen in de modelbouwverordening. De verschillen hebben onder meer betrekking op het al dan niet werken met rayonarchitecten, het al niet gebruik van subcommissies en het al dan niet samenwerken met een monumentencommissie dan wel met een stadsbouwmeester. Een reglement van orde, afgestemd op de eigen werkwijze, stellen gemeenten in het algemeen op in samenwerking met de provinciale welstandsorganisaties waarbij zij zijn aangesloten.
BIJLAGE 10 Tabel 2.6.1 BRANDMELDINSTALLATIES (Bijlage behorende bij artikel 2.6.1) (Vervallen) BIJLAGE 11 Tabel 2.6.5 ONTRUIMINGSINSTALLATIES (Bijlage behorende bij artikel 2.6.5) (Vervallen) BIJLAGE 12 Tabel 2.6.8 VLUCHTROUTEAANDUIDING (Bijlage behorende bij artikel 2.6.8) (Vervallen) Bijlage 13 (Kaart warmtenet Hengelo) (Vervallen)
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
13G200035
PORT.HOUD:
Bron
ONDERWERP:
Kredietaanvraag plankosten Hart van Zuid.
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
19/2 LN
12-03-2013
B
25-03-2013
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
x Fysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
13
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 500033
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200035 500392 / 500392
J.A. Roorda
RU
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Kredietaanvraag plankosten Hart van Zuid.
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
05 - Toekomstbestendige stad met focus op Zuid
REDEN VAN AANBIEDING
Actie vanuit eerder besluit
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
Voor de ontwikkeling van Hart van Zuid is gemeentelijke planbegeleiding nodig. Dit kost tijd en geld. Bij de besluitvorming over de meerjarenbegroting 2004-2007 is dekking geregeld tot en met 2008 en over het rekeningresultaat 2006, tot en met 2014. Ieder jaar is een deel van deze beschikbaar gestelde middelen nodig. Voor 2013 is dat € 180.000,-. In dit besluit wordt gevraagd om in te stemmen met het verlenen van dit krediet. PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
nvt
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Krediet te verlenen voor het doen van uitgaven tot € 180.000,- ten behoeve van gemeentelijke begeleiding, toetsing en advisering inzake Hart van Zuid van 1 januari 2013 tot 31 december 2013, zoals in dit advies beschreven. De kosten te verantwoorden in complex 70; 2. Het krediet te dekken uit de middelen zoals die zijn gereserveerd voor de gemeentelijke bijdrage voor Hart van Zuid middels besluitvorming over het meerjarenbeleidsplan 2004-2007 en in aanvulling hierop over het rekeningresultaat 2006. OPSOMMING VAN BIJLAGEN
-
Overzicht verantwoording kosten 2012 en begroting 2013 Begrotingswijziging
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200035
J.A. Roorda
RU
Br
ONDERWERP
Kredietaanvraag plankosten Hart van Zuid.
AANLEIDING EN DOEL
Op 31 januari 2012 heeft de gemeenteraad machtiging verleend voor het doen van uitgaven tot in totaal € 200.000,- ten behoeve van gemeentelijke begeleiding, toetsing en advisering inzake planontwikkeling in Hart van Zuid tot 1 januari 2013. De machtiging is gevraagd om uitgaven te kunnen doen die nodig zijn voor het functioneren van het gemeentelijk apparaat binnen Hart van Zuid maar die niet ten laste van de gezamenlijke grondexploitatie kunnen worden gebracht. Met de besluitvorming over de meerjarenbegroting 2004-2007 was er dekking voor de kosten van het toetsen en het onafhankelijk gemeentelijk advies inzake Hart van Zuid tot en met 2008. In lijn met de besluitvorming over de meerjarenbegroting 2004-2007 is vanuit het rekeningresultaat 2006 € 2.100.000,- gereserveerd voor de gemeentelijke bijdrage in Hart van Zuid. Hiermee is er dekking voor het doen van gemeentelijke uitgaven tot en met 2014. In dit advies worden eerst de kosten zoals geboekt ten laste van het gemeentekrediet 2012 verantwoord en wordt vervolgens krediet gevraagd ten behoeve van gemeentelijke begeleiding, toetsing en advisering over 2013. OVERWEGINGEN
Verantwoording uitgaven 2012 In 2012 zijn de volgende producten cq. diensten geleverd: § Werving van subsidies en overige lobbytrajecten (o.a. I3H) § Voorbereiden en begeleiden bestuurlijke besluitvorming ten behoeve van het project § Inzet gemeentelijk opdrachtgever en interne projectleiders en ondersteuning § Interne procesbegeleiding en toetsing planproducten Hart van Zuid § Interne coördinatie en participatie ambtelijke organisatie § Er is een onafhankelijke externe taxatie verricht in het kader van de onderhandelingen met Stork In bijlage 1 is de financiële verantwoording te vinden. Kredietaanvraag voor gemeentelijke plankosten 2013 De uitgaven worden verricht in het kader van de voortgang van de planontwikkeling en verdere producten van Hart van Zuid. Daarbij zal met name aan de tweede fase Hart van Zuid worden gewerkt, waarvoor inmiddels van de provincie middelen ter beschikking zijn gesteld. Er zullen in dit kader ook de nodige taxaties en onderzoeken moeten plaatsvinden. Ook wordt verder gewerkt aan afronding van de eerste fase van het project. Voor de volgende werkzaamheden in 2013 wordt krediet gevraagd:: 1. drukwerk, vergaderingen, overige kosten 2. onafhankelijke gemeentelijke taxaties en onderzoeken voor de package deal met Stork 3. gemeentelijke opdrachtgeving en projectaansturing en –ondersteuning 4. a. gemeentelijke toetsing van producten b. advisering college, raad over (deel)producten Hart van Zuid c. begeleiden/monitoren planologische procedures 4. lobby, verwerving van subsidies 5. communicatie, personele inzet 6. incidentele adviesaanvragen (op financieel-juridisch-organisatorisch gebied) In bijlage 1 is de begroting te vinden. FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
De dekking van de eigen gemeentelijke kosten Hart van Zuid is geregeld bij de besluitvorming over het ‘meerjarenbeleidsplan 2004-2007’ en in aanvulling hierop bij de besluitvorming over het ‘rekeningresultaat 2006’. Voor de gemeentelijke kosten Hart van Zuid tot en met 2014 is € 4.350.000,- gereserveerd. Op basis van de Samenwerkingsovereenkomst HvZ 2003 was dit bedrag bedoeld voor de gemeentelijke kosten in Hart van Zuid tot en met 2014. Per 31/12/2012 was afgerond € 2.930.000,- uitgegeven. Het resterende
budget à € 1.420.000,- is toereikend om de kosten voor 2013 te kunnen dekken.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
nvt
VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
nvt
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Krediet te verlenen voor het doen van uitgaven tot € 180.000,- ten behoeve van gemeentelijke begeleiding, toetsing en advisering inzake Hart van Zuid van 1 januari 2013 tot 31 december 2013, zoals in dit advies beschreven. De kosten te verantwoorden in complex 70; 2. Het krediet te dekken uit de middelen zoals die zijn gereserveerd voor de gemeentelijke bijdrage voor Hart van Zuid middels besluitvorming over het meerjarenbeleidsplan 2004-2007 en in aanvulling hierop over het rekeningresultaat 2006. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200035
J.A. Roorda
RU
Br
ONDERWERP
Kredietaanvraag plankosten Hart van Zuid.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. Krediet te verlenen voor het doen van uitgaven tot € 180.000,- ten behoeve van gemeentelijke begeleiding, toetsing en advisering inzake Hart van Zuid van 1 januari 2013 tot 31 december 2013, zoals in dit advies beschreven. De kosten te verantwoorden in complex 70; 2. Het krediet te dekken uit de middelen zoals die zijn gereserveerd voor de gemeentelijke bijdrage voor Hart van Zuid middels besluitvorming over het meerjarenbeleidsplan 2004-2007 en in aanvulling hierop over het rekeningresultaat 2006.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
MUTATIEFORMULIER WIJZIGING BEGROTING
Nummer begrotingswijziging:
2013166
(wordt centraal bij FBV in regiter vastgelegd)
Sector: Afd.:
RU TYPE:
IB
LEDGER:
JA
Besluit sector: Besluit b&w: Besluit raad:
Boekingsdatum: 31-03-2013 Toel.:
DIV-nr.: 13G200035 Batchnr.:
Kredietaanvraag plankosten HvZ 2013 (evt. korte nadere toelichting op omschrijving)
Hoofdfunctie
Product
8 8
830.3 830.3
Grootboekrekening
(BE+HR+SUB)
383000703.433100.2013 383009999.863020
Bedrag
Beschrijving
(incl. nr. begr.wijz.)
180.000 Plankosten 2013 -180.000 HVZ Plankosten 2013
Akkoord 2e consulent: Datum: Paraaf:
D:\appl\bct\3party\neevia.com\Document Converter\temp\DSPDF_20A3_31313132323631373838.xls
Begroting 2012, gem. plankosten HvZ Algemene plankosten en ext.inhuur
Projectleiding /ondersteuning
€
€
begroot
werkelijk
2012
2012
40.000
100.000
€
€
begroot 2013
27.947 Elferdink
€
Locher
€
21.630
Roorda
€
40.392
Witvoet
€
25.709
Platenkamp
€
1.224
Oosterhuis
€
1.704
Hofmeijer
€
174
Correctieboek.
€
864
€
50.000
€
70.000
120.719
182.741
Toetsing diverse afdelingen
€
50.000
€
29.675
€
50.000
Public-affairs
€
5.000
€
-
€
5.000
Communicatie
€
5.000
€
-
€
5.000
Totaal Begroting 2012 (krediet)
€
200.000
€
240.363
€
180.000
* de overbesteding heeft m.n. betrekking op de nieuwe projectdirecteur, waarvan de kosten vanaf 2013 (weer) in rekening worden gebracht van het Projectbureau HvZ.
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
13G200042
PORT.HOUD:
ONDERWERP:
Kredietaanvraag P&R garage CST
Bron
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
19/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
xFysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
14
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 500299
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200042 503576 / 503576
S. Elferdink/J.A. Roorda
RU
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Kredietaanvraag bouwrijp maken P&R garage CST
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
05 - Toekomstbestendige stad met focus op Zuid
REDEN VAN AANBIEDING
Actie vanuit eerder besluit
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
De realisatie van een gebouwde parkeervoorziening is onderdeel van het vervoersknooppunt Centraal Station Twente (Hengelo). De parkeervoorziening richt zich op het parkeren voor reizigers met het openbaar vervoer (P+R), het cultuur- en poppodium Metropool, centrumbezoek voor Hengelo en de overloop van het WTC Twente Businessdistrict. In het voorjaar wordt de laatste hand gelegd aan de contracten die hiervoor gesloten moeten worden. Vanwege de subsidievoorwaarden zal het terrein op 1 september 2013 bouwrijp moeten worden opgeleverd. Omdat sloop van dit gedeelte van het oude MTSgebouw ook los van de realisatie van de P&R-garage gepland was, omdat dit gedeelte niet geschikt is voor verhuur of gebruik, is de beslissing hiertoe alleen vervroegd. Met het oog op de aanstaande contractafronding voor de tijdige realisatie van de P&R–garage, wordt voorgesteld om nu krediet te verlenen voor sloop van de opstal, saneren en bouwrijp maken. PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
nvt
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Een krediet van € 284.400 ter beschikking te stellen voor de voorbereiding van en voor het slopen, saneren, bouw- en woonrijp maken van een perceel binnen het WTC-businessdistrict ten behoeve van de realisatie van een P&R garage; 2. Deze kosten te verantwoorden ten laste van complex 711. De kosten passen binnen de per 01.01.2012 herziene grondexploitatie. OPSOMMING VAN BIJLAGEN
-
kostenbegroting begrotingswijziging
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200042
S. Elferdink/J.A. Roorda
RU
Br
ONDERWERP
Kredietaanvraag bouwrijp maken P&R garage CST
AANLEIDING EN DOEL
Op 7 juni 2011 heeft uw college gevraagd zo spoedig mogelijk met een definitief voorstel voor de uitvoering van de P&R garage te komen. De huidige P+R voorziening is tijdelijk gesitueerd op het industrieplein direct achter het NS Station. De voorziening biedt plek aan zo’n 100 auto’s. In de toekomstige ontwikkeling is het Industrieplein een belangrijk knooppunt waarbij de doorgetrokken Laan Hart van Zuid de stationsomgeving met het daaraan grenzende WTC Businessdistrict verbindt. Het Industrieplein kent daardoor in de toekomst een echte pleinfunctie met de kwaliteiten die daar bij horen. Met de bouw van de P+R garage, die plek zal gaan bieden aan 285 parkeerplaatsen, in het WTC Business district aan de Gieskesstraat, wordt invulling gegeven aan de gebiedsontwikkeling Centraal Station Twente, door het Ministerie van VROM aangemerkt als uitvoeringsproject in het kader van de Nota Ruimte en zijnde van nationaal belang. Door de Regio Twente is dit project aangemerkt als prioritair regionaal project. De parkeervoorziening richt zich op het parkeren voor reizigers met het openbaar vervoer (P+R), het cultuuren poppodium Metropool, centrumbezoek voor Hengelo en de overloop van het WTC Twente Businessdistrict. De aanleg van een integrale en kwalitatief hoogwaardige parkeervoorziening is tevens een cruciaal onderdeel van het vervoersknooppunt Centraal Station Twente, waarin sprake is van een upgrading van alle onderdelen die dit vervoersknooppunt optimaliseren voor de reizigers, maar ook een belangrijke vestigingsvoorwaarde vormt voor bedrijven en daarmee voor de economische ontwikkeling van het gebied, Hengelo en Twente. Voor de upgrading van het vervoersknooppunt is een integraal plan in uitvoering, met een toekomstgerichte modernisering van het station (verbreding perrontunnel, aanleg luifel, ophoging perrons, nieuwe verlichting, etc), een nieuw hoogwaardig busstation, een ruimere fietsparkeervoorziening, een royale Kiss & Ride, een transferium, etc). Inmiddels wordt de laatste hand gelegd aan alle contracten en voorwaarden waaronder de P&R-garage gerealiseerd zal worden. Er wordt naar gestreefd dat in het voorjaar (maart cq. april) een uitgewerkt pakket contracten kan worden afgerond. Omdat sloop van dit gedeelte van het oude MTS-gebouw ook los van de realisatie van de P&R-garage gepland was, omdat dit gedeelte niet geschikt is voor verhuur of gebruik, is de beslissing hiertoe alleen vervroegd. Met het oog op de aanstaande contractafronding voor de tijdige realisatie van de P&R–garage, wordt voorgesteld om nu krediet te verlenen voor sloop van de opstal, saneren en bouwrijp maken. OVERWEGINGEN
De te bouwen P+R voorziening heeft 285 parkeerplaatsen en betreft een bovengrondse parkeergarage. De P+R wordt gerealiseerd op het terrein van de voormalige MTS. In het plan Hart van Zuid is dit terrein tevens aangewezen voor de ontwikkeling van het WTC Business District. De te bouwen P+R voorziening zal in opdracht van NS Stations worden gerealiseerd en aan het programma van eisen P+R van NS Stations voldoen. De P+R wordt bouwkundig zodanig uitgevoerd dat geen obstakels ontstaan voor de ontwikkeling van het WTC Twente Businessdistrict. Voor het tot stand komen van deze gebouwde P&R voorziening moeten tussen de diverse partijen contracten en overeenkomsten worden gesloten: een verkoopovereenkomst tussen Gemeente en Van Wijnen over de levering van de bouwgrond. In dat contract worden ook alle subsidies die vertrekt zijn voor de ontwikkeling van de P&R-garage overgeheveld aan Van Wijnen, inclusief de daaruit voortvloeiende verplichtingen en risico’s. het contract flankerend parkeerbeleid. Hierin is vastgelegd hoe in het omliggende gebied wordt omgegaan met parkeren. een realisatieovereenkomst gesloten tussen Van Wijnen en NS Poort.
-
uitwerking van het ontwerp
De contracten en overeenkomsten zullen voor de zomer aan het gemeentebestuur worden voorgelegd. Vanwege de subsidievoorwaarden van het Rijk “Groei op het Spoor” zal het terrein per 1 september 2013 bouwrijp moeten worden opgeleverd. Ten behoeve de werkzaamheden voor het bouwrijpmaken wordt krediet aangevraagd. FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
Kostenraming De kosten zijn geraamd op € 284.400,-. Hierin zijn begrepen: (bestemmings)plankosten; Sloopkosten, inclusief aanhelen bestaand gebouw; kosten van bodemonderzoek en –sanering; verwijdering kabels en leidingen; verplaatsen trafo; bouw- en woonrijp maken. In de bijlage zijn de kosten nader gespecificeerd. Financiële dekking De te realiseren kosten zijn geraamd in de grondexploitatie voor fase 2a. Deze grondexploitatie omvat het WTC businessdistrict, het Industrieplein en de nieuwbouwlocatie van Siemens. De werkzaamheden op het Industrieplein en op de nieuwbouwlocatie van Siemens zijn vrijwel afgerond. De feitelijke werkzaamheden op het WTC businessdistrict gaan van start met deze kredietaanvraag. In de grondexploitatie van fase 2a is uitgegaan van een intensief programma en een optimistisch uitgifte tempo. Rekening houdend met de huidige economische- en financiële crisis en het uitgebreide aanbod aan kantoren, zowel in Hengelo als in Twente, zal de grondexploitatie fase 2a herijkt worden. Deze herijking vindt plaats in samenhang met het opstellen van de grondexploitatie voor het resterend deel van de 2e fase (fase 2b) De financiële gevolgen van het afwaarderen en uitfaseren op het WTC businessdistrict worden betrokken in de uiteindelijke rapportage over de haalbaarheid van de ‘packagedeal’ met Stork. Er wordt vanuit gegaan dat een groter deel van de voor fase 2 beschikbaar gestelde subsidies ingezet zal moeten worden voor de dekking van fase 2a. Naar verwachting zal de package deal met Stork over de 2e fase Hart van Zuid in april ter besluitvorming worden voorgelegd aan de gemeenteraad. Doordat minder programma gerealiseerd wordt op het WTC businessdistrict is het mogelijk de P&R garage te realiseren binnen het WTC businessdistrict. Realisatie van de P&R garage binnen het WTC businessdistrict kost minder dan de realisatie van P&R garage buiten het exploitatiegebied. COMMUNICATIE EN INSPRAAK
nvt
VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
Na de beschikbaarstelling van het krediet zal de uitvoering van het bouwrijp maken ter hand worden genomen.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. In te stemmen met een krediet groot € 284.400,- ten behoeve van het bouwrijp maken van het perceel waarop de P&R-garage is geprojecteerd binnen het WTC Business District; 2. Deze kosten te verantwoorden ten laste van complex 711. De kosten passen binnen de per 01.01.2012 herziene grondexploitatie.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200042
S. Elferdink/J.A. Roorda
RU
Br
ONDERWERP
Kredietaanvraag bouwrijp maken P&R garage CST
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. In te stemmen met een krediet groot € 284.400,- ten behoeve van het bouwrijp maken van het perceel waarop de P&R-garage is geprojecteerd binnen het WTC Business District; 2. Deze kosten te verantwoorden ten laste van complex 711. De kosten passen binnen de per 01.01.2012 herziene grondexploitatie.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
INTERNE BEGROTING t.b.v. KREDIETAANVRAAG.
Sloop bouwdelen 2 en 4 tbv bouw P&R garage Datum: 12-feb-13 Opstellen bestemmingsplan Kosten opstellen BP 60 uur A € 80,,Kosten gemeentelijke toetsing (WGW, verkeer, milieu, beheer ect.) Procedure ontwerp en vaststelling (afd. REO) Behandeling beroep/ bezwaar (uitgangspunt 3 maal bezwaar) Kosten Geo informatie en vastgoed Flora en Fauna onderzoek Archeologieonderzoek
Sloop Opstellen asbest inventarisaties Sloop bouwdelen 2 en 4 tbv bouw P&R garage (incl. asbestsanering) Aanheling van bouwdeel 6 Voorbereiding sloop, vergunningsaanvraag, leges toezicht
Saneren Aanvullend bodemonderzoek (Arcadis) Opstellen saneringsplan en procedure beschikking Kosten bodemsanering (circa 350 m3)
Bouw- en woonrijp maken Afsluiten omleggen en aansluiten kabels en leidingen Verplaatsen travo station Gieskesstraat (opgave Enexis) Instandhouden en herstellen bestaande hekwerk Afsluiten CAR verzekering, incl. bodemsaneringsverzekering Explosieven onderzoek bij bodemonderzoek, sanering en bouwrijpmaken Uitwerking civieltechnische aanpassingen P&R op bestaande situatie kosten bouwrijpmaken Kosten woorrijpmaken incl aansluiting op bestaande situatie, opstelplaats auto's en aansluiting Gieskesstraat Herstel en aanpak groen Herstel en plaatsen openbare verlichting
Totaal sub 1 t/m 4
€ 4.800,00 € 3.200,00 € 3.400,00 € 2.500,00 € 1.500,00 € 2.000,00 € 2.000,00 € 19.400,00
€ 5.000,00 € 35.000,00 € 5.000,00 € 7.500,00 € 52.500,00
€ 5.500,00 € 4.000,00 € 35.000,00 € 44.500,00
€ 15.000,00 € 60.000,00 € 2.000,00 € 3.500,00 € 10.000,00 € 7.500,00 € 10.000,00 € 45.000,00 € 5.000,00 € 10.000,00 € 168.000,00 € 284.400,00
12-02-2013
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
13G200214
PORT.HOUD:
ONDERWERP:
Kredietaanvraag Kanaalzone.
Bron
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
19/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
x Fysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
15
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 503538
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200214 503599 / 503599
S. Elferdink/G. Witvoet
RU
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Kredietaanvraag saneren, bouw- en woonrijp maken Kanaalzone.
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
05 - Toekomstbestendige stad met focus op Zuid
REDEN VAN AANBIEDING
Actie vanuit eerder besluit
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
In het kader van de realisatie van de 2e fase van het plan Hart van Zuid is het noodzakelijk om voor de doortrekking van de Laan Hart van Zuid naar de stationsomgeving een deel van de huidige gronden van Koninklijke Machinefabriek Stork NV aan te kopen en de fabriek van Stork Technical Services te verplaatsen naar de Kanaalzone. Eind 2012 hebben de samenwerkende partijen in Hart van Zuid – vooruitlopend op de totstandkoming van de package deal met Stork - de gronden in de Kanaalzone van Stork aangekocht. In verband met subsidievoorwaarden en gemaakte afspraken dienen werkzaamheden in de Kanaalzone op korte termijn gestart te worden. Deze kredietaanvraag maakt de voorbereiding van de werkzaamheden mogelijk en biedt de mogelijkheid om de uitvoering voortvarend ter hand te nemen, zodra de package deal met Stork gesloten is. Het streven is om de package deal eind april te sluiten. PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
nvt
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Voor de voorbereiding van het saneren en bouwrijp maken van de Kanaalzone een krediet ter beschikking te stellen van € 135.000; 2. Het onder voorbehoud goedkeuring package deal, ten behoeve van de uitvoering van het saneren, en bouw- en woonrijp maken van de Kanaalzone, een masterkrediet ter beschikking te stellen van € 6.238.706,-; 3. Delegeert de bevoegdheid om werkkredieten goed te keuren die binnen het masterkrediet passen aan het college van b&w; 4. De kosten te verantwoorden ten laste van complex 716, Kanaalzone. OPSOMMING VAN BIJLAGEN
-
kostenraming bouwrijp maken Kanaalzone begrotingswijziging
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200214
S. Elferdink/G. Witvoet
RU
Br
ONDERWERP
Kredietaanvraag saneren, bouw- en woonrijp maken Kanaalzone.
AANLEIDING EN DOEL
In het kader van de realisatie van de 2e fase van het plan Hart van Zuid is het noodzakelijk om voor de doortrekking van de Laan Hart van Zuid naar de stationsomgeving een deel van de huidige gronden van Koninklijke Machinefabriek Stork NV aan te kopen en de fabriek van Stork Technical Services te verplaatsen naar de Kanaalzone. Eind 2012 hebben de samenwerkende partijen in Hart van Zuid – vooruitlopend op de totstandkoming van de package deal met Stork - de gronden in de Kanaalzone van Stork aangekocht. Met de aankoop van de Kanaalzone vooruitlopende op de totstandkoming van de package deal met Stork kan tot versnelling van de realisatie worden gekomen. Het terrein in de Kanaalzone, groot ca. 10 ha., is onbebouwd. Bij de aankoop is het recente gebruik op het terrein gestaakt. Een gedeelte van het verworven terrein is noodzakelijk voor de verplaatsing van Stork Technical Services (STS) en zal na besluitvorming over de package deal met Stork in erfpacht worden overgedragen aan Stork. Dit betreft een kavel van ca. 4,3 ha. ten behoeve van de verplaatsing van STS. Het terrein in de Kanaalzone biedt, naast de verplaatsing van STS, ruimte voor de uitgifte van kavels ten behoeve van watergebonden bedrijvigheid en de doortrekking van het zuidelijk deel van de Laan Hart van Zuid. Om het terrein voor deze doeleinden geschikt te maken wordt krediet aangevraagd. In verband met subsidievoorwaarden en gemaakte afspraken is het noodzakelijk om op korte termijn de starten met de voorbereiding van de werkzaamheden. OVERWEGINGEN
Om het terrein in de Kanaalzone geschikt te maken voor de erfpachtuitgifte van een kavel van 4,3 ha. ten behoeve van de verplaatsing van Stork Technical Services en de uitgifte van overige kavels voor watergebonden bedrijvigheid, wordt krediet aangevraagd. Het krediet is bedoeld voor: ≠ ≠ ≠ ≠
de voorbereiding en uitvoering van de bodemsanering; het bouwrijp maken van het terrein (op hoogte brengen terrein, aanbrengen verhardingen en aanleg riolering); de aanleg van de (tijdelijke) ontsluitingsstructuur op het terrein; de aansluiting van het terrein op de omloopleiding en de aanleg van de groenstructuur.
Ter voorbereiding op de uitvoering is reeds een voorlopig stedenbouwkundig plan voor de Kanaalzone opgesteld. Dit plan wordt op dit moment uitgewerkt in een definitief stedenbouwkundig ontwerp, dat binnenkort ter goedkeuring aan de Stuurgroep Hart van Zuid zal worden voorgelegd. Met het waterschap Regge en Dinkel zijn principe afspraken gemaakt over samenwerking voor de aanpassingen aan de omloopleiding en is een waterhuishoudkundig plan opgesteld. Hiernaast wordt gewerkt aan het opstellen van deelsaneringsplannen ten behoeve van de bodemsanering van het terrein. De feitelijke start van de uitvoering start nadat besluitvorming over de package deal met Stork heeft plaatsgevonden, waarmee de aankoop van de gronden in de Kanaalzone onomkeerbaar wordt. Er wordt naar gestreefd dat besluitvorming over de package deal in het college van 19 maart en de raad van 23 april 2013 plaatsvindt. In de koopovereenkomst Kanaalzone is een ontbindende voorwaarde opgenomen op basis waarvan de levering van de Kanaalzone kan worden teruggedraaid als de package deal voor de totale verwerving van de gronden van Stork, die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de 2e fase Hart van Zuid, geen doorgang vindt.
FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
Op 17 juli 2012 is de grondexploitatie Kanaalzone door de raad vastgesteld. Binnen de grondexploitatie voor de Kanaalzone is € 6.373.706,- budget opgenomen voor de werkzaamheden in het kader van de bodemsanering en het bouw- en woonrijp maken van het terrein. Voor de kostenopzet wordt verwezen naar bijgaande kostenraming. Het budget onvoorzien is hierbij buiten beschouwing gelaten.
Met de voorliggende kredietaanvraag wordt een krediet gevraagd saneringswerkzaamheden en het bouwrijp maken van € 135.000.-
voor
de
voorbereiding
van
Zodra besluitvorming over de package deal heeft plaatsgevonden zal met grote voortvarendheid gewerkt worden aan de uitvoering van het saneren en bouwrijp maken van de Kanaalzone. Er wordt naar gestreefd de kavel benodigd voor de verplaatsing van Stork Technical Services 1 september 2013 bouwrijp te leveren en in erfpacht uit te geven aan Stork. Voor de uitvoeringswerkzaamheden wordt een masterkrediet gevraagd ad € 6.238.706.- Dit masterkrediet zal gebruikt worden voor het verstrekken van werkkredieten. Aanvragen voor werkkredieten zullen ter goedkeuring worden voorgelegd aan het college. Wanneer de package deal niet tot stand komt zal de grond in de Kanaalzone teruggeleverd worden aan Stork. De voorbereidingskosten die dan zijn gemaakt in het kader van de sanering en het bouwrijp maken zullen dan niet gedekt kunnen worden met grondopbrengsten en subsidies. Deze kosten zullen dan gedekt moeten worden door beide partijen vanuit de gezamenlijke grondexploitatie die als gevolg van het niet tot stand komen van de package deal, herzien zal moeten worden.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
nvt
VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
De directie van het projectbureau zal periodiek verantwoording af leggen over de werkkredieten. In voorbereiding op de herziening van de grondexploitaties zullen ook de werkkredieten (indien nodig) herzien worden. Hierover en over het masterkrediet zal jaarlijks gerapporteerd worden middels de staat van kredieten, behorend bij de jaarrekening. VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Voor de voorbereiding van het saneren en bouwrijp maken van de Kanaalzone een krediet ter beschikking te stellen van € 135.000; 2. Het onder voorbehoud goedkeuring package deal, ten behoeve van de uitvoering van het saneren, en bouw- en woonrijp maken van de Kanaalzone, een masterkrediet ter beschikking te stellen van € 6.238.706,-; 3. Delegeert de bevoegdheid om werkkredieten goed te keuren die binnen het masterkrediet passen aan het college van b&w; 4. De kosten te verantwoorden ten laste van complex 716, Kanaalzone. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200214
S. Elferdink/G. Witvoet
RU
Br
ONDERWERP
Kredietaanvraag saneren, bouw- en woonrijp maken Kanaalzone.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
Voor de voorbereiding van het saneren en bouwrijp maken van de Kanaalzone een krediet ter beschikking te stellen van € 135.000; 2. Het onder voorbehoud goedkeuring package deal, ten behoeve van de uitvoering van het saneren, en bouw- en woonrijp maken van de Kanaalzone, een masterkrediet ter beschikking te stellen van € 6.238.706,-; 3. Delegeert de bevoegdheid om werkkredieten goed te keuren die binnen het masterkrediet passen aan het college van b&w; 4. De kosten te verantwoorden ten laste van complex 716, Kanaalzone. 1.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
INTERNE BEGROTING t.b.v. KREDIETAANVRAAG.
Saneren, bouw- en woonrijp maken Kanaalzone Datum: 12-feb-13 voorbereidingskrediet Saneren Opstellen saneringsplan Locatie Stork Opstellen saneringsplan openbare wegen Opstellen saneringsplan overige kavels Projectleiding en advisering Stork-locatie wegen overige terreinen (uitgeefbaar en groen)
Bouw- en woonrijp maken Opstellen VO Laan en Brug en ontstluiting (tijdelijk) Uitwerking plannen omloopleidingen met waterschap Opstellen waterhuishoudkundig plan Projectleiding en advisering slopen en grondwerk stelpost kabels en leidingen verharding groen
€ € € €
Totaal
15.000,00 7.500,00 7.500,00 10.000,00
€
40.000,00
€ € € €
55.000,00 20.000,00 15.000,00 5.000,00
€
masterkrediet
€ 132.347,00 € 67.961,00 € 2.238.003,00 € 2.438.311,00
95.000,00
€ 505.960,00 € 500.000,00 € 2.499.400,00 € 295.035,00 € 3.800.395,00
€ 135.000,00
€ 6.238.706,00
12-02-2013
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
13G200179
PORT.HOUD:
Bron
ONDERWERP:
Bijstorting en aanpassing startersregeling SVn.
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
19/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
x Fysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
16
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 502677
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200179 503614 / 503614
s. meijer
RU
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Bijstorting en aanpassing startersregeling SVn.
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
05 - Toekomstbestendige stad met focus op Zuid
REDEN VAN AANBIEDING
Actie vanuit eerder besluit
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
De gemeente heeft besloten om voor het jaar 2013 en 2014 opnieuw startersleningen te verstrekken. De leencapaciteit van koopstarters is met de nieuwe hypotheekregels vanaf 1 januari 2013 verder verslechterd. De gemeentelijke starterslening kan starters ondersteunen bij de aanschaf van de eerste woning. De gemeente stort hiervoor dit jaar een bedrag van ruim €220.000,- in het Startersfonds van SVn (Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten). De gemeente kan profiteren van een bijdrage van 50% van het Rijk en 25% van de provincie in de totale kosten. Met de beschikbare gemeentelijke middelen en afhankelijk van de duur van de bijdrage van het Rijk, Provincie en marktpartijen verwacht de gemeente in deze periode jaarlijks minimaal 40 leningen te kunnen verstrekken. Anders dan in 2012 kunnen naast bestaande woningen ook nieuwbouwwoningen worden gefinancierd met een starterslening (ongeacht welk project). De gemeente wil hiermee de bouwproductie in Hengelo stimuleren. De maximale verwervingssom voor het in eigendom verkrijgen van de woning wordt zowel voor bestaande bouw als nieuwbouw vastgesteld op €175.000,-. Verbeterkosten zijn toegestaan voor de berekening van de hoogte van de starterslening. De maximale starterslening blijft op €35.000,-. Bij verkoop van woningen door marktpartijen (in geval van nieuwbouw of voormalige huurwoningen) stelt de gemeente een eenmalige financiële bijdrage in de kosten door marktpartijen verplicht. De nieuwe regeling wordt per direct ingevoerd. PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
Het voorstel is afgestemd met marktpartijen (waaronder makelaars, geldverstrekkers, Welbions en ontwikkelaars)
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Over te gaan tot een dotatie (direct na het raadsbesluit) in het Revolverend Fonds van SVn (rekeningnr. 26 58 66 294) van € 219.436,- voor het verstrekken van ca. 40 startersleningen in 2013 en een dotatie in 2014 van € 350.000,- in het Revolverend Fonds voor eveneens 40 startersleningen in 2014 en de structurele lasten hiervan na herschikking van middelen te dekken uit product 820.6 “Regeling Woonconsument”. 2. De Verordening Starterslening 2013 vast te stellen conform het voorstel. OPSOMMING VAN BIJLAGEN
Begrotingswijziging Verordening starterslening 2013 Productspecificaties starterslening
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200179
s. meijer
RU
Br
ONDERWERP
Bijstorting en aanpassing startersregeling SVn.
AANLEIDING EN DOEL
Vanaf juli 2007 verstrekt de gemeente Hengelo startersleningen aan koopstarters om hun slaagkans op de Hengelose woningmarkt te vergroten en de doorstroming op de Hengelose woningmarkt te bevorderen. De gemeentelijke starterslening is een aanvullende hypothecaire lening (op basis van annuïteiten) op de eerste geldlening met een maximale looptijd van 30 jaar waarover de starter de eerste drie jaar geen rente en aflossing hoeft te betalen. Na de eerste 3 jaar gaat de koopstarter marktconforme rente en aflossing betalen. Als het inkomen van de koopstarter niet toereikend is, betaalt de koopstarter een maandlast die past bij het op dat moment geldende inkomen. Zowel de eerste geldlening als de Starterslening voldoen aan de voorwaarden van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Vanaf de start in 2007 zijn er inmiddels zo’n 100 leningen door de gemeente verstrekt. Afgelopen jaar zijn relatief de meeste startersleningen verstrekt. In het huidige gemeentelijke fonds bij SVn is nog een bedrag beschikbaar voor circa 10 leningen. De verwachting is dat de woningmarktomstandigheden voor starters dit jaar en volgend jaar niet verbeteren. Met een nieuwe gemeentelijke bijdrage in het startersfonds kunnen starters de komende periode worden geholpen en wordt de woningmarkt gestimuleerd. Dit advies bevat een financiële/ beleidmatige onderbouwing voor een nieuwe startersregeling in 2013 en 2014. OVERWEGINGEN
Beleidsonderbouwing Nu de hypotheekvoorwaarden per 1 januari 2013 verder zijn aangescherpt kunnen starters met hetzelfde inkomen als in 2012 minder lenen. De (koop)starter waar het gemeentelijk beleid (woonvisie 2011) zich op richt heeft een maximaal bruto jaarinkomen van €40.000,- (doelgroep lage en middeninkomens). In de gemeentelijke leningvoorwaarden voor 2012 (zoals vastgelegd in de verordening Startersleningen 2012) is passend bij dit inkomen de maximale verwervingssom en het maximale leenbedrag opgenomen. De maximale verwervingssom voor bestaande woningen is vastgesteld op €175.000,-, en voor nieuwbouw is het bedrag vastgesteld op €235.000,-. De verwervingssom voor de nieuwbouw wijkt af van de bestaande bouw omdat deze is afgestemd op de v.o.n. prijs van de aangewezen nieuwbouwprojecten in Berflo Es en Klein Driene. De maximale starterslening is vastgesteld op €35.000,-. In 2012 zijn 40 startersleningen verstrekt in de bestaande bouw. Van die 40 zijn er 9 verkocht door woningcorporatie Welbions (waarvoor Welbions ook 50% heeft bijgedragen in de kosten). De gemiddelde starterslening bedroeg ruim € 27.000,- op een gemiddelde koopsom van €131.000,-. Er zijn geen leningen verstrekt op de financiering van nieuwbouwwoningen omdat de v.o.n. prijs van deze woningen niet aansloot op de financiële mogelijkheden van starters met een (maximaal) middeninkomen. Een flink aantal woningen in Klein Driene is inmiddels door Welbions verhuurd in de vrije sector en de andere nieuwbouwwoningen in Veldwijk Zuid zijn nog onverkocht. De verwachting is dat de komende jaren behoefte blijft bestaat aan gemeentelijke startersleningen. Deze behoefte bestaat niet alleen onder starters. Ook marktpartijen hebben ambtelijk kenbaar gemaakt dat dit instrument de verkoop van nieuwbouwprojecten voor starters bevordert en daarmee een belangrijke impuls kan zijn voor de werkgelegenheid in de bouwsector. Daarom hebben B&W onlangs besloten om enkele nieuwbouwprojecten in Hart van Zuid en Medaillon aan de lijst met nieuwbouwprojecten toe te voegen. Het voorstel is om de starterslening zowel voor bestaande bouw als (alle) nieuwbouw open te stellen en voor beide segmenten dezelfde maximale verwervingssom op te nemen. Op basis van het huidige prijspeil van aangeboden koopwoningen en de financieringsmogelijkheid van starters kan de maximale
verwervingssom van €175.000,- uit 2012 gehandhaafd blijven. Voorgesteld wordt op deze onderdelen de toewijzingsregels in de verordening startersleningen gewijzigd vast te stellen. Bij verkoop van woningen door marktpartijen wordt een eenmalige bijdrage in de kosten van de marktpartij verplicht gesteld. Financiering startersleningen: Revolverend Fonds en Afkoopmethodiek In 2007 heeft de gemeente een Revolverend Fonds geopend. De gemeente heeft in de periode 2007-2010 meerdere stortingen gedaan in het fonds, in totaal gaat het om een bedrag van €995.000,-. Hieruit zijn zo’n 60 leningen verstrekt en hierop is inmiddels een bedrag van € 130.564,- bijgeschreven aan rente en aflossing. In het geval van het Revolverend Fonds trekt de gemeente zelf geld aan en stort dat in haar fonds bij SVn. Vervolgens verstrekt SVn de Startersleningen uit het gemeentelijk fonds. De toekomstige rente- en aflossing, die starters gaan betalen vloeien weer terug in het gemeentelijk fonds en kunnen opnieuw worden ingezet. Bij het Revolverend Fonds stort de gemeente per lening gemiddeld € 6.750,= (uitgaande van verdeling 50/25/25). De gemeente wilde vorig jaar opnieuw leningen verstrekken en hiervoor moesten gemeentelijke middelen beschikbaar worden gesteld. Op dat moment kon de gemeente gebruik maken van een nieuwe financieringsmethodiek die door SVn werd geïntroduceerd. Op 23 februari 2012 heeft de gemeente hiervoor met SVn een ‘Aanvullende overeenkomst Afkoopmethodiek’ gesloten en een eenmalig bedrag van €215.000,- gestort in het afkoopfonds (waar op dit moment Startersleningen uit worden gefinancierd). Bij de Afkoopmethodiek koopt de gemeente eenmalig de rente- en beheerkosten af bij SVn en is het afkoopbedrag kwijt. Het afkooppercentage bedraagt 30% over de hoofdsom van de Starterslening. Bij Afkoopmethodiek bedragen de kosten per lening gemiddeld € 4.050,= (uitgaande van verdeling gemeente/provincie op basis van 50/50 en dus zonder rijksbijdrage). De Starterslening (ongeacht Afkoop- of Revolving Fund methodiek) is geborgd met Nationale Hypotheek Garantie (NHG). NHG staat garant ingeval de Starter niet in staat is de lening te kunnen terugbetalen. Nieuwe ontwikkeling: Rijksbijdrage Eind december 2012 heeft SVn aan de deelnemende gemeenten bekend gemaakt dat het Rijk een bijdrage van € 20 miljoen beschikbaar stelt voor de Starterslening. De Rijksbijdrage dekt de rente- en beheerkosten van ongeveer 4.400 Startersleningen, die door SVn worden gefund- en verstrekt. De rijksbijdrage is vanaf 1 januari 2013 van kracht. Het Rijk legt de ene helft voor de Starterslening in. Gemeenten (en provincies) betalen de andere helft. De provincie Overijssel draagt bij in de Starterslening. Het provinciale deel wordt in mindering gebracht op het in te brengen deel door de gemeente. De verdeling is dan: Rijk 50%, Provincie 25% en gemeente 25%. Om in aanmerking te komen voor de Rijksbijdrage dient de gemeente een Revolverend Fonds bij SVn aan te houden. De gemeent moet daarbij zelf voor funding van haar fondsdeel in de Starterslening zorgen. De Afkoopmethodiek komt niet in aanmerking voor ‘stapeling’ met Rijksbijdrage. Voordelen Revolving Fund: ≠ ≠
≠ ≠
Alle partijen profiteren van Rijksgelden: provincie, gemeente, corporatie en commerciële marktpartijen Feitelijke kosten voor de gemeente zijn lager: i.p.v. € 4.050 gemiddeld per woning (afkoop) wordt dit het renteverlies over € 6.750 zijnde gemiddeld ongeveer € 2.025 (uitgaande van NCW van 30%). Een besparing dus van ruim 40 x € 2.025 oftewel: € 81.000 per jaar. De structurele lasten van een Revolverend Fonds kunnen (deels) weer worden gecompenseerd met bijdragen van corporatie Welbions en ontwikkelaars. Revolverend Fonds methodiek waardoor de gelden weer terugvloeien in het fonds.
Verordening en uitvoeringsregels Om uitvoering te kunnen geven aan de startersregeling zoals hiervoor beschreven is het noodzakelijk om de verordening starterslening en de bijbehorende uitvoeringsregels aan te passen. Er zijn twee belangrijke oorzaken: Ten opzichte van de bestaande verordening (verordening starterslening 2012) zijn de toewijzingscriteria aangepast. Naast bestaande koopwoningen vallen ook nieuwe koopwoningen onder de startersregeling. Ook moet de starter aantonen dat er sprake is van een verplichte bijdrage van marktpartijen in geval van nieuwbouw en verkochte woning van Welbions. SVn heeft een nieuwe modelverordening opgesteld voor de starterslening per 1 januari waarin ook de kaders van de nieuwe rijksregeling zijn opgenomen daarmee is de bestaande verordening achterhaald. Ook de productspecificaties (uitvoeringsregels) voor de starterslening zijn per 1 januari 2013 aangepast. De
uitvoeringsregels hangen als bijlage aan de verordening. Conclusie Op basis van het kostenvoordeel van de Revolverend Fonds methode wordt voorgesteld wordt om zo snel mogelijk het revolverende Startersfonds Hengelo in te zetten voor de financiering van de startersleningen (na raadsbesluit). Tot die tijd zal de bestaande Afkoopmethodiek worden gehanteerd. De kosten worden (deels) verlegd naar de marktpartijen. De corporatie/ ontwikkelaars dragen 50% bij in de kosten voor de gemeente.
FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
Voor 2013 en 2014 wordt voorgesteld om per jaar ca. 40 Startersleningen te verstrekken. Dit betekent een jaarlijks maximaal te verstrekken leenbedrag van 40 x € 35.000 (maximaal bedrag Starterslening) = € 1,4 miljoen. Bij een cofinanciering door rijk, provincie en gemeente (50/25/25) betekent dat de volgende benodigde gemeentelijke inleg in het Revolverend Fonds bij SVn: € 350.000 per jaar: 2013 Inleg in Startersfonds (revolving fund) Af: actueel saldo op fondsrekening (revolving fund) Af: rente/aflossing na hertoets* p.m. Zodat resteert te storten € 219.436,=
€ 350.000 € 130.564
Er wordt rekening gehouden met een structurele last (rekenrente 6% inclusief beheerkosten SVn) van maximaal € 13.166,2014 Inleg in Startersfonds (revolving fund) Af: rente/aflossing na hertoets* p.m. Zodat resteert te storten € 350.000,=
€ 350.000
Er wordt rekening gehouden met een structurele last van maximaal € 21.000,-. *Hertoetsresultaten: Na 3 jaar komen Starters in aanmerking voor hertoets van hun inkomen. Tot nu toe zijn de hertoetsresultaten in Hengelo als volgt: -
-
14 Startersleningen zijn in aanmerking gekomen voor hertoets, waarvan: o 10 volledige maandtermijn betalen o 2 een herziene maandtermijn betalen o 2 vroegtijdig geheel hebben afgelost de gemiddeld betalende rente bedraagt ruim 5,15%
De eerste hertoetsresulaten laten zien dat ruim 85% van de Starters na 3 jaar de maandlast kon betalen of de lening geheel heeft afgelost. Dat is boven het landelijk gemiddelde (Jaarverslag SVn 2011). In de huidige begroting bestaan op dit moment (op dit product) geen vrije beschikbare middelen om in de dekking van bovengenoemde structurele lasten te kunnen voorzien. Voorgesteld wordt dit te bereiken door herschikking van bestaande middelen. Dit betekent dat het product 611.1 “werkgelegenheid”per 2013 met € 13.166,- en aanvullend per 2014 met € 21.000,- verlaagd wordt ten gunste van product 820.6 “Regeling Woonconsument”. COMMUNICATIE EN INSPRAAK
Het voorstel is afgestemd met marktpartijen (makelaars, geldverstrekkers, ontwikkelaars, Welbions).
VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
Fondsdotatie Communicatie/voorlichting richting geldverstrekkers,makelaars, marktpartijen en koopstarters (folders, internet, mailing)
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Over te gaan tot een dotatie (direct na het raadsbesluit) in het Revolverend Fonds van SVn (rekeningnr. 26 58 66 294) van € 219.436,- voor het verstrekken van ca. 40 startersleningen in 2013 en een dotatie in 2014 van € 350.000,- in het Revolverend Fonds voor eveneens 40 startersleningen in 2014 en de structurele lasten hiervan na herschikking van middelen te dekken uit product 820.6 “Regeling Woonconsument”. 2. De Verordening Starterslening 2013 vast te stellen conform het voorstel. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200179
s. meijer
RU
Br
ONDERWERP
Bijstorting en aanpassing startersregeling SVn.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. Over te gaan tot een dotatie (direct na het raadsbesluit) in het Revolverend Fonds van SVn (rekeningnr. 26 58 66 294) van € 219.436,- voor het verstrekken van ca. 40 startersleningen in 2013 en een dotatie in 2014 van € 350.000,- in het Revolverend Fonds voor eveneens 40 startersleningen in 2014 en de structurele lasten hiervan na herschikking van middelen te dekken uit product 820.6 “Regeling Woonconsument”. 2. De Verordening Starterslening 2013 vast te stellen conform het voorstel.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
MUTATIEFORMULIER WIJZIGING BEGROTING
Nummer begrotingswijziging:
2013167
(wordt centraal bij FBV in regiter vastgelegd)
Sector: Afd.:
RU Reo SB
(SB struct wijz IB incident wijz)
Besluit sector: Besluit b&w: Besluit raad:
Boekingsdatum: 31-03-2013 Toel.:
LEDGER: Bijstorting een aanpassing startersregeling SvN
BA
DIV-nr.: 13G200179 Batchnr.:
(evt. korte nadere toelichting op omschrijving)
Hoofdfunctie
Product
nvt nvt 8 8 6
nvt nvt 820.6 820.6 611.1
Grootboekrekening 526.422000 526.861010 6820602.434389 6820602.461010 6611120.442100
(BE+HR+SUB)
Bedrag 12.069 -12.069 1.097 12.069 -13.166
Beschrijving
(incl. nr. begr.wijz.)
Rente storting SvN ivm Starterleningen Doorberekende rente SvN Beheerskosten Starterleningen Doorberekende rentekosten Startersleningen Aframing budget Werkgelegenheid
Akkoord 2e consulent: Datum: Paraaf:
D:\appl\bct\3party\neevia.com\Document Converter\temp\DSPDF_7D4_31313132333338393932.XLS
MUTATIEFORMULIER WIJZIGING BEGROTING
Nummer begrotingswijziging:
2014118
(wordt centraal bij FBV in regiter vastgelegd)
Sector: Afd.:
RU Reo SB
(SB struct wijz IB incident wijz)
Besluit sector: Besluit b&w: Besluit raad:
Boekingsdatum: 31-03-2014 Toel.:
LEDGER: BA Bijstorting een aanpassing startersregeling SvN 2014
DIV-nr.: 13G200179 Batchnr.:
(evt. korte nadere toelichting op omschrijving)
Hoofdfunctie
Product
nvt nvt 8 8 6
nvt nvt 820.6 820.6 611.1
Grootboekrekening 526.422000 526.861010 6820602.434389 6820602.461010 6611120.442100
(BE+HR+SUB)
Bedrag 19.250 -19.250 1.750 19.250 -21.000
Beschrijving
(incl. nr. begr.wijz.)
Rente storting SvN ivm Starterleningen Doorberekende rente SvN Beheerskosten Starterleningen Doorberekende rentekosten Startersleningen Aframing budget Werkgelegenheid
Akkoord 2e consulent: Datum: Paraaf:
D:\appl\bct\3party\neevia.com\Document Converter\temp\DSPDF_7F6_31313132333339313231.XLS
Gemeentelijke Uitvoeringsregels Starterslening als bijlage bij de verordening Starterslening 2013 Algemeen In deze uitvoeringsregels worden beschreven: Kenmerken van de Starterslening / Voorwaarden aan de eerste hypothecaire lening; / Definities gebruikt bij de aanvangsdraagkrachttoets en de draagkrachthertoets Startersleningen; / Inhoud van de aanvangsdraagkrachttoets Startersleningen; / Inhoud van de draagkrachthertoets Startersleningen. Kenmerken van de Starterslening De ingangsdatum van de Starterslening is 1 januari 2007. Per 1 januari 2013 heeft het Rijk extra middelen beschikbaar gesteld voor de Starterslening. Deze wijze van beschikbaar stellen van gelden is op zichzelf identiek aan de wijze waarop indertijd het ministerie van VROM gelden ter beschikking heeft gesteld voor de Starterslening: de VROM Starterslening. Aangezien het ministerie van VROM niet meer in deze hoedanigheid bestaat is vanaf heden de naam VROM Starterslening gewijzigd in Starterslening. Alle gemeenten die een verordening VROM Starterslening hebben (met ingangsdatum 1 januari 2007 of later) komen automatisch in aanmerking voor de nieuwe Starterslening per 1 januari 2013. Behalve de naam kent de Starterslening geen inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de VROM Starterslening. De Starterslening is een financieringsproduct waarvan de kosten worden gedekt uit een door de gemeente bij SVn aangehouden revolving fund: de “Gemeenterekening Starterslening” en uit een door het Rijk bij SVn aangehouden Startersrekening Rijksbijdrage. SVn verstrekt Startersleningen binnen het kader van de van toepassing zijnde SVn productspecificaties Starterslening, de algemene voorwaarden zoals tussen het Rijk en SVn overeengekomen en vastgelegd in de Subsidiebeschikking Startersleningen d.d. 12 december 2012 en de door de gemeente vastgestelde gemeente-specifieke randvoorwaarden. De ingangsdatum van de Startersregeling is 1 januari 2013. De regeling is van toepassing zolang het budget van de Startersrekening Rijksbijdrage positief en toereikend is. Zodra het budget van de Startersrekening Rijksbijdrage uitgeput is, loopt de regeling door en zal het volledige bedrag van de Starterslening voor rekening van de gemeente en/of Provincie komen, tenzij de gemeente tijdig aangeeft op dat moment met de regeling te willen stoppen. Bij de Starterslening wordt minimaal 50% van het leningsbedrag ingebracht door de gemeente en maximaal 50% vanuit de Rijksbijdrage. In die gevallen dat een provincie bijdraagt aan de Starterslening, wordt dit in mindering gebracht op het in te brengen deel door de gemeente. De Gemeente bepaalt algemene en bijzondere voorwaarden die van toepassing zijn. De algemene voorwaarden betreffen: / de doelgroep van de starters; / het marktsegment van de woningobjecten: nieuwbouwprojecten en/of bestaande woningen); / de maximale koopprijsgrens wanneer deze lager is dan de maximale verwervingskostengrens die NHG jaarlijks heeft vastgesteld. / de maximale hoogte van de Starterslening is standaard maximaal 20% van de verwervingskosten van de woning zijnde de aankoopkosten van de woning plus de bijkomende kosten conform de definitie van NHG; / de voorwaarden die gesteld worden met betrekking tot de eerste hypothecaire lening en de Starterslening in relatie tot de Nationale Hypotheek Garantie; De bijzondere voorwaarden hebben betrekking op individuele Startersleningen. / De Starterslening wordt verstrekt door SVn. / Het rentepercentage van de lening bedraagt gedurende de eerste drie jaar 0,0%. Gedurende de eerste drie jaar is geen aflossing verschuldigd.
/
/
/ / / /
Ingaande het 4e jaar van de looptijd wordt de rente aangepast op […_ (SVn-rente 15 jaar vast vanaf de ingangsdatum lening). Het percentage staat vast tot en met het vijftiende jaar, gerekend vanaf het moment van de ingangsdatum van de lening. Twee maanden voor afloop van het 3e, 6e, 10e en 15e jaar kan de aanvrager een draagkrachthertoetsing aanvragen op basis van een brief die SVn circa drie maanden van tevoren toestuurt en na overmaking van de kosten hertoetsing. Indien uit deze draagkracht-hertoetsing blijkt dat de financiële draagkracht onvoldoende is om aan de marktconforme maandtermijn te voldoen, dan worden de rente en aflossing aangepast op basis van de gemeentelijke uitvoeringsregels. Op het moment dat de marktconforme maandtermijn is bereikt, is hertoetsen niet meer mogelijk. Indien na 15 jaar de marktconforme maandtermijn nog niet bereikt is, blijft de op dat moment door de gemeente vastgestelde maandtermijn voor de rest van de looptijd ongewijzigd. De lening wordt afgelost via jaarannuïteiten met een maandelijkse betaling van één twaalfde deel. De Starterslening en de 1e hypotheek wordt uitsluitend met Nationale Hypotheek Garantie afgesloten.
Voorwaarden aan de eerste hypothecaire lening /
/ / /
/
/
/
/
De bank verstrekt de lening onder eerste hypotheek; SVn verstrekt de Starterslening onder tweede hypotheek waarbij het volgende van toepassing is: ≠ Bij een nieuwbouwwoning wordt, indien de kosten en de eerste termijn kleiner zijn dan de hoofdsom van de Starterslening, de Starterslening in een te openen Bouwkrediet bij SVn gestort. De kosten en de eerste termijnbetaling worden direct in mindering gebracht op de hoofdsom van de Starterslening. De volgende termijnen worden daarna gedeclareerd uit het bouwdepot van de Starterslening en vervolgens uit het bouwdepot van de marktconforme eerste hypothecaire lening. ≠ Indien de hoofdsom van de Starterslening kleiner is dan de kosten en de eerste termijnbetaling, wordt de hoofdsom van de Starterslening ineens uitbetaald aan de notaris. e De 1 hypotheek moet (net als de Starterslening) met Nationale Hypotheek Garantie worden verstrekt. e De rentevastheidsperiode voor de 1 hypotheek moet ten minste 10 jaar zijn. e De totale financiering (1 hypotheek plus Starterslening) moet binnen de verwervingskosten blijven volgens de normen van Nationale Hypotheek Garantie. De gemeente kan beperkende regels vaststellen voor de berekening van de verwervingskosten. e De hypothecaire inschrijving van de 1 hypotheek mag hoger zijn dan het bedrag van de financiering, maar niet hoger dan de maximale verwervingskostengrens van de Nationale Hypotheek Garantie. e De geldverstrekker van uw 1 hypotheek moet in de hypotheekofferte en/of de hypotheekakte de volgende tekst op te nemen: “De geldverstrekker verplicht zich na het ingaan van de lening geen gelden meer onder verband van de eerste hypotheekstelling ter leen te verstrekken aan de schuldenaar. Voormelde verplichting rust op de geldverstrekker uitsluitend voor zolang als de door SVn aangegane Starterslening niet volledig is afgelost.” Binnen vier weken na verzenddatum van deze toewijzingsbrief stuurt u aan SVn een kopie toe van e de door u geaccepteerde offerte voor uw 1 hypotheek. Vóór afloop van deze termijn van vier weken kunt u een verlenging van deze termijn met twee weken aanvragen. Indien u niet binnen de indieningstermijn een kopie van de getekende offerte toestuurt, dan is deze toewijzingsbrief van rechtswege vervallen. De transportakte en de hypotheekakte voor uw 1e hypotheek en de akte voor uw 2e hypotheek (Starterslening) dienen in de gebruikelijke volgorde, maar beslist in één en dezelfde afspraak bij de notaris te passeren. Indien eigendom of 1e hypotheek eerder passeren kan de Starterslening geen doorgang vinden.
Definities gebruikt bij de aanvangsdraagkrachttoets en de draagkracht-hertoets
Bij de aanvangsdraagkracht toets en de draagkracht hertoets wordt gebruik gemaakt van de volgende definities: Begrip
Definitie bij aanvangsdraagkrachttoets De datum waarop de aanvraag voor een Starterslening door SVn is ontvangen
Definitie bij draagkracht hertoets De dag die drie kalendermaanden voorafgaat aan de herzieningsdatum.
2. Aanvrager
De aanstaande eigenaar die de aanvraag voor de Starterslening doet. Ook aanvrager is de persoon die volgens de definitie van het huishouden tot dit huishouden behoort. Een aanvrager mag niet eerder een woning in bezit hebben gehad.
De schuldenaar of schuldenaren, op wiens naam de Starterslening loopt en de persoon die volgens de definitie van het huishouden tot dit huishouden is gaan behoren.
3. Huishouden
Het huishouden van de aanvrager, bestaande uit een natuurlijk persoon en zijn niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerd partner, of degene die met hem op de ontvangstdatum een gezamenlijke huishouding voert of zal gaan voeren in de aan te kopen woning, niet zijnde kinderen of pleegkinderen. Is een (pleeg)kind toekomstig mede-eigenaar, dan behoort deze persoon tot het huishouden. Er kunnen niet meer dan twee personen tot het aldus gedefinieerde huishouden behoren.
4. Individueel toetsinkomen
Voor ieder lid van het huishouden wordt afzonderlijk het toetsinkomen vastgesteld. Voor de hoogte van het toetsinkomen hanteert SVn de op de peildatum geldende NHG-norm inkomen.
De schuldenaar of schuldenaren, op wiens naam de Starterslening loopt. Als de Starterslening aan één persoon is verstrekt, dan behoort bij de draagkracht hertoets ook tot het huishouden zijn niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerd partner, of degene die met hem voorafgaand aan de peildatum draagkracht hertoets tenminste zes maanden een gezamenlijke huishouding voert, niet zijnde kinderen of pleegkinderen. Er kunnen niet meer dan twee personen tot het aldus gedefinieerde huishouden behoren. Voor ieder lid van het huishouden wordt afzonderlijk het toetsinkomen vastgesteld. Voor de hoogte van het toetsinkomen hanteert SVn de op de peildatum geldende NHG-norm inkomen.
5. Toetsinkomen huishouden
Gerekend wordt met 95% van het toetsinkomen en een financieringslastpercentage dat hoort bij 100% van het inkomen.
Gerekend wordt met 100% van het toetsinkomen en een financieringslastpercentage dat hoort bij 100% van het inkomen.
6. Toetsrente
Het rentepercentage van SVn bij 15 jaar rentevast, dat geldt op de ontvangstdatum van de aanvraag.
1. Peildatum
7. Hertoetsrente
In de draagkracht hertoets voor de perioden 2, 3 en 4: de toetsrente draagkrachtaanvangstoets zoals vastgelegd in de offerte.
Begrip
Definitie bij aanvangsdraagkrachttoets
Definitie bij draagkracht hertoets In de draagkracht hertoets voor de periode 5: het rentepercentage van SVn bij 15 jaar rentevast zoals geldt op de peildatum draagkracht hertoets periode 5.
8. Financieringslastpercentage
Het financieringslastpercentage conform de op de ontvangstdatum van de aanvraag geldende normen van NHG.
Het financieringslastpercentage conform de op de peildatum draagkracht hertoets geldende normen van NHG
9. Peiljaar voor de vermogenstoets
Indien de ontvangstdatum in de eerste helft van het kalenderjaar ligt: het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het jaar waarin de ontvangstdatum ligt. Indien de ontvangstdatum in de tweede helft van het kalenderjaar ligt: het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de ontvangstdatum ligt.
10. Beschikbaar eigen geld uit vermogen
25 x belastbaar inkomen in box 3 van de inkomstenbelasting in het peiljaar, van beide partners. (Op de aanslag Inkomstenbelasting staat vermeld het belastbaar inkomen. Dit is 4% van het belaste vermogen, het vermogen dus na aftrek van de vrijstelling).
11. Verwervingskosten
Kosten voor het verkrijgen in eigendom van de woning zoals omschreven in de normen van de Nationale Hypotheek Garantie. De gemeente kan beperkende regels vaststellen voor de berekening van de verwervingskosten. e
12. Genormeerde e last 1 hypotheek.
De genormeerde bruto last van de 1 hypotheek berekend met het toetsinkomen huishouden op basis van jaarannuïteiten, de rente van de Starterslening en een looptijd van 30 jaar.
13. Looptijd
De looptijd van de Starterslening bedraagt 30 jaar. (Bij een lening < € 5.000,00 bedraagt de looptijd 8 jaar, bij een lening tussen € 5.000,00 en € 10.000,00 bedraagt de looptijd 13 jaar).
De genormeerde bruto last van de e 1 hypotheek, berekend op basis van jaarannuïteiten, de werkelijke door de geldverstrekker in rekening gebrachte rente en de werkelijke looptijd bij aanvang van de lening. Als sprake is van leningsdelen met een verschillend rentepercentage, dan wordt de rente gemiddeld.
Begrip 14. Ingangsdatum lening
15. Periode
Definitie bij aanvangsdraagkrachttoets De ingangsdatum lening is de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de hypotheekakte wordt gepasseerd of, als deze datum eerder is, de datum van uitbetaling van de lening.
Definitie bij draagkracht hertoets
Een aaneengesloten tijdvak waarin de maandelijkse som van rente en aflossing constant blijft. De Starterslening kent 5 perioden (bij een kortere looptijd is het aantal perioden kleiner): Periode 1: jaar 1 t/m jaar 3 Periode 2: jaar 4 t/m jaar 6 Periode 3: jaar 7 t/m jaar 10 Periode 4: jaar 11 t/m jaar 15 Periode 5: jaar 16 t/m jaar 30.
16. Herzieningsdatum
De eerste dag van een periode met ingang van periode 2. Een herzieningsdatum valt altijd op de eerste dag van een kalendermaand.
Uitgangspunten van de aanvangsdraagkrachttoets Startersleningen Voor de aanvangsdraagkrachttoets wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de NHG-toetsing, waarin bepaald wordt of een lening Nationale Hypotheek Garantie mogelijk is met een bepaald inkomen. Uitzonderingen op de NHG-toetsingsregels: 1. De definities van aanvrager en huishouden wijken af van de definities die NHG hanteert. 2. Voor het toetsinkomen huishouden wordt gerekend met 95% van het toetsinkomen en een financieringslastpercentage dat hoort bij 100% van het inkomen. 3. De peildatum is de ontvangstdatum van de aanvraag en niet de offertedatum. 4. Persoonlijke verplichtingen worden buiten beschouwing gelaten. (De persoonlijke e verplichtingen worden uiteraard wel meegenomen door de 1 geldverstrekker) Toetsinkomen / Het actuele toetsinkomen van de aanvragers, zoals dit geldt op de peildatum aanvangsdraagkrachttoets (de ontvangstdatum aanvraagformulier Starterslening), wordt in beginsel vastgesteld aan de hand van de NHG normen. Dit blijkt uit de bij het aanvraagformulier gevoegde werkgeversverklaring, een recente salarisstrook en/of andere bijlagen. / Ter controle op de vraag of ieder van de aanvragers een eigen inkomen heeft in box 1 maakt wordt gebruik gemaakt van de aanslag Inkomstenbelasting of een IB-60-formulier over het referentiejaar. Dit referentiejaar ligt twee of een jaar voor het jaar waarin de peildatum aanvangstoets ligt. Indien volgens de fiscale gegevens wel inkomen aanwezig is, maar van de betreffende partner geen opgave is bijgevoegd dan wordt de aanvrager gevraagd om een nadere toelichting, zo mogelijk met schriftelijke bewijsstukken. Indien de verklaring van de aanvrager aannemelijk is, wordt voor de betreffende partner het inkomen buiten beschouwing gelaten. Indien de verklaring niet aannemelijk wordt geacht, wordt dit in het advies aan de gemeente vermeld. Vermogen / Het beschikbaar eigen geld is gelijkgesteld aan het belaste vermogen in box 3, dus het vermogen boven de individuele vrijstelling. Het belaste vermogen kan worden afgeleid van de aanslag,
waarop vermeld staat: ‘belastbaar inkomen box 3’. Het aldaar vermelde bedrag bedraagt 4% van het belaste vermogen. Het belaste vermogen is dus 25 x het belastbaar inkomen box 3. / Het belastbaar inkomen box 3 blijkt uit de aanslag IB over het referentiejaar aanvangstoets, of indien deze ontbreekt uit het IB-60-formulier. / Het beschikbaar eigen geld wordt per aanvrager vastgesteld. Kredietwaardigheid Voorafgaand aan het uitbrengen van een advies, wordt bij het Bureau Kredietregistratie (BKR) van elke aanvrager een opgave van de geregistreerde kredieten opgevraagd. Indien op de opgave registraties of codes voorkomen die, conform de NHG-normen, tot gevolg hebben dat geen Nationale Hypotheek Garantie wordt verstrekt, wordt dit gemeld in het negatieve advies.
Vaststelling gegevens t.b.v. de aanvangsdraagkrachttoets voor de Starterslening Hoogte Starterslening De geadviseerde hoogte van de Starterslening wordt berekend zoals onderstaand aangegeven. De gemeente bepaalt de uiteindelijke hoogte van de Starterslening. Hoogte Starterslening = Verwervingskosten -/- beschikbaar eigen geld -/genormeerde marktconforme lening. De berekening van de genormeerde marktconforme lening is gebaseerd op een simulatie van de marktconforme lening die de aanvrager met NHG kan krijgen.
De berekening van de genormeerde marktconforme lening verloopt als volgt: Normfinancieringslast = Toetsinkomen huishouden x financieringslastpercentage. Genormeerde marktconforme lening = de maximale marktconforme lening op basis van de geldende NHG-normen per peildatum aanvangsdraagkrachttoets. Toets vermogen Bij de toets wordt er vanuit gegaan dat het belastbare vermogen in box 3 (dus boven de vrijstelling) wordt gebruikt als eigen geld ter financiering van de verwervingskosten. Uitgangspunten van de draagkracht hertoets voor de Starterslening Belangrijk: / Wanneer SVn op de mogelijke hertoetsmomenten, op verzoek van de aanvrager, een draagkracht hertoets uitvoert, bedraagt het tarief hiervoor € 155,00 (prijspeil 2013). / De kosten van de draagkracht hertoets komen voor rekening van de aanvrager. SVn brengt deze kosten in rekening bij de aanvrager.
Vaststelling gegevens t.b.v. de draagkracht hertoets voor de Starterslening Toetsinkomen Voor de draagkracht hertoets wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de NHG-toetsing, waarin bepaald wordt of een lening Nationale Hypotheek Garantie mogelijk is met een bepaald inkomen. Uitzondering op de NHG-toepassingsregels: 1. Persoonlijke verplichtingen worden buiten beschouwing gelaten 2. De peildatum is bepalend voor het hanteren van de NHG normen e 3. De lasten van de 1 hypotheek worden berekend op basis van jaarannuïteiten, de werkelijke door de geldverstrekker in rekening gebrachte rente en de werkelijke looptijd bij aanvang van de lening. Als sprake is van leningsdelen met een verschillend rentepercentage, dan wordt de rente gemiddeld.
Herziening rente en aflossing De normfinancieringslast op de peildatum draagkracht hertoets is de basis voor de herziening van de rente en aflossing voor de eerstvolgende periode. Normfinancieringslast = Toetsinkomen huishouden x financieringslastpercentage. e
Beschikbare financieringsruimte = Normfinancieringslast -/- financieringslast van de 1 hypotheek bij aanvang van deze lening Annuïteit Starterslening = de jaarannuïteit van de Starterslening over de restantlooptijd bij de hertoetsrente. Vervolgens wordt de rente en looptijd als volgt vastgesteld: a. Indien de beschikbare financieringsruimte groter is dan of gelijk is aan de marktconforme annuïteit Starterslening, geldt gedurende de restantlooptijd de genoemde annuïteit. De rente blijft vast t/m het einde van periode 4. Daarna gaat een nieuwe rentevastheidsperiode in van maximaal 15 jaar, met het rentepercentage van SVn bij 15 jaar rentevast, zoals geldt op de peildatum van periode 5. b. Indien de beschikbare financieringsruimte kleiner is dan de marktconforme annuïteit Starterslening, dan geldt gedurende de eerstvolgende periode dat de financieringslast voor de Starterslening gelijk is aan de beschikbare financieringsruimte. Ingeval de eerstvolgende periode 5 is, dan is de financieringslast voor de Starterslening voor de resterende looptijd gelijk aan de beschikbare financieringsruimte. Het rentepercentage wordt daarbij als volgt berekend: Beschikbare financieringsruimte Hoogte Starterslening
X x 100%
Het rentepercentage wordt naar beneden afgerond op eentiende procent. Gaat voor de betreffende periode een volledige annuïteit gelden, dan vinden er ten behoeve van de volgende perioden geen draagkracht hertoetsen meer plaats. Wordt alleen rente berekend dan wordt voorafgaand aan de volgende periode opnieuw de mogelijkheid tot een draagkracht hertoets aangeboden.
De raad van de gemeente Hengelo; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 februari 2013; gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de volgende:
Verordening Starterslening 2013 Artikel 1 Begrippen Deze verordening verstaat onder: a) aanvrager: de starter, die voor de eerste maal een eigen woning koopt of verkrijgt en op grond van deze verordening tot de doelgroep van de Starterslening behoort. Bij twee aanvragers ten aanzien van eenzelfde woning gelden deze gezamenlijk als aanvrager en dienen zij beide te voldoen aan de hiervoor gestelde eis niet eerder een woning te hebben gekocht of verkregen. Onder verkrijgen wordt onder meer begrepen: verkrijging door huwelijksvermogensrecht of geregistreerd partnerschap, verkrijging krachtens erfrecht, schenking, recht van gebruik en bewoning, verkrijging van een woning in economische zin of anderszins; b) college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo; c) Gemeenterekening Starterslening: een fondsrekening waaruit de gemeente, op grond van haar deelnemingsovereenkomst met SVn, Startersleningen kan toekennen en waarin de rente en de aflossingen over deze leningen kunnen worden teruggestort; d) Starterslening: een lening die, na toekenning door het college, door SVn kan worden verstrekt aan aanvrager ten behoeve van de financiering van zijn eigen woning; e) NHG: Nationale Hypotheek Garantie, de publicitaire naam van de door Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen, gevestigd ’s-Gravenhage, verstrekte borgtocht; f) SVn: stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten, gevestigd te Hoevelaken. Artikel 2 Toepassingsbereik 1. De gemeente Hengelo heeft een Gemeenterekening Starterslening ingericht waaruit aan aanvrager, die blijkens zijn aanvraag voldoet aan de hierna in lid 2 gestelde voorwaarden, een Starterslening kan worden toegekend. De Gemeenterekening Starterslening is ondergebracht bij SVn. 2. Deze verordening is uitsluitend van toepassing op lening aanvragen: a. Van in Nederland woonachtige en verblijfsgerechtigde personen, die op het moment van de aanvraag zelfstandig een huurwoning of wooneenheid bewonen dan wel inwonend zijn; b. Voor het verwerven van nieuwe en bestaande koopwoningen in de gemeente Hengelo waarvan de kosten voor het verkrijgen in eigendom (verwervingskosten) van de woning niet hoger zijn dan € 175.000,-. Meerwerk en verbeterkosten zijn toegestaan voor de berekening van de hoogte van de Starterslening en;
c. waarbij de aanvrager middels een koopakte of nadere overeenkomst kan aantonen dat de verkoper (niet zijnde een particuliere verkoper/eigenaarbewoner) van de te verwerven woning een bijdrage zal leveren aan de gemeente Hengelo in de kosten van de lening ter hoogte van 30%, te berekenen over het gemeentelijk fondsdeel in de lening (zulks tot een maximum van € 5.250,-) uiterlijk te voldoen op het moment van verstrekken van de Starterslening. 3. De aanvrager moet de woning waarvoor een Starterslening wordt verstrekt zelf gaan bewonen.
Artikel 3 Budget 1. De raad van de gemeente Hengelo stelt periodiek het budget vast dat beschikbaar is voor het toekennen van Startersleningen. 2. Startersleningen worden alleen toegekend voor zover het vastgesteld budget hiervoor toereikend is. 3. Aanvragen, die in verband met het tweede lid niet kunnen worden toegekend, worden door het college afgewezen.
Artikel 4 Deelnemingsovereenkomst Op deze verordening is van toepassing de deelnemingsovereenkomst tussen de gemeente Hengelo en SVn.
Artikel 5 Bevoegdheid college 1. Het college is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, een Starterslening toe te kennen. 2. Het college stelt de hoogte van de Starterslening vast, met dien verstande dat de hoogte van de Starterslening maximaal 20% bedraagt van de verwervingskosten met een maximum van € 35.000,-. De totale verwervingskosten kunnen niet meer bedragen dan €175.000,-. 3. De Starterslening kan niet worden verstrekt indien Koopsubsidie BEW en/of een ander koopinstrument, (rente)kortings- of financiële regeling is toegekend. 4. Het college wijst, zonodig op advies van SVn, een aanvraag Starterslening af, in geval er sprake is van stapeling met andere koopinstrumenten, (rente)kortings- of financiële regelingen, die strijdig zijn met de Starterslening en/of de belangen aantasten van aanvrager, NHG of eerste geldverstrekker. 5. Zowel de eerste hypotheek als de Starterslening moeten worden verstrekt met NHG. 6. Het college kan aan de toekenning van Startersleningen nadere voorschriften verbinden. Artikel 6 Procedure aanvraag en toekenning 1. Een aanvrager die, op grond van artikel 2 binnen het toepassingsbereik van de Starterslening valt, kan een SVn-aanvraagformulier Starterslening verkrijgen. 2. De verdere afhandeling en besluitvorming vindt plaats in overeenstemming met de hierna bedoelde Procedures en Gemeentelijke Uitvoeringsregels Starterslening (met inbegrip van de nadere toelichting van uitvoeringsaspecten Starterslening). 3. Het college deelt de beslissing middels een toewijzing- of afwijzingsbesluit schriftelijk mee aan de aanvrager. 1
Artikel 7 Afwijzen aanvraag/intrekken toewijzing 1. Het college wijst een aanvraag af of trekt een toewijzingsbesluit Starterslening in, indien: a. het budget niet toereikend is om de aanvraag te honoreren; b. er niet is voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften en/of bepalingen; c. de Starterslening is toegekend of vastgesteld op grond van onjuiste gegevens; d. de koopovereenkomst van de betreffende eigen woning wordt ontbonden. 2. Bij de intrekking vordert het college de contante waarde van het al genoten en/of toekomstige rentevoordeel geheel of gedeeltelijk terug, eventueel met de mogelijkheid van beslaglegging. 3. Indien bij overtreding van de bepalingen in deze verordening de aanvrager verschoonbaar is, kan het college besluiten de bovengenoemde sancties geheel of gedeeltelijk achterwege te laten. Artikel 8 Voorwaarden SVn Op een Starterslening zijn van toepassing: ‘Algemene bepalingen voor geldleningen’, ‘Productspecificaties Starterslening’ : ‘Productspecificaties Starterslening’, ‘Procedures en Gemeentelijke Uitvoeringsregels Starterslening’, ‘Productspecificaties Bouwkrediet’ en ‘Toelichting op een SVn Financieringsplan (Starterslening)’, zoals die op het moment van toekenning zijn opgenomen in de dan geldende SVn Informatiemap, die deel uitmaakt van de Deelnemingsovereenkomst tussen gemeente Hengelo en SVn. Artikel 9 Nadere regels Het college kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen. Artikel 10 Hardheidsclausule Het college kan artikel 2 lid 2 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover van toepassing gelet op het belang van de aanvrager leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 11 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 27 maart 2013. 2. Met de inwerkingtreding van de Verordening Starterslening wordt de verordening starterslening (besloten in de vergadering d.d. 21 februari 2012) ingetrokken.
Artikel 12 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Starterslening gemeente Hengelo 2013’. Aldus vastgesteld te Hengelo op 26 maart 2013
2
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
13G200170
PORT.HOUD:
Bron
ONDERWERP:
Voorbereidingsbesluit Brouwerijterrein.
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
19/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
x Fysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
17
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 502431
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200170 502483 / 502483
M.D. de Vries
RU
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Voorbereidingsbesluit Brouwerijterrein
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
05 – Toekomstbestendige stad met focus op Zuid
REDEN VAN AANBIEDING
Voor het gebied “Brouwerijterrein” (begrensd door het Meijlingplein, de Waarbekenweg en de Twekkelerweg) is momenteel geen bestemmingsplan van kracht. Het betreft een zogenaamd “wit gebied”. Het is van groot belang dat er dit gebied een instrument voorhanden komt waarmee enerzijds ongewenste ontwikkelingen kunnen worden tegengegaan en anderzijds medewerking kan worden verleend aan ontwikkelingen die in het kader van de toekomstige invulling wel passend worden geacht. Daarom wordt de raad voorgesteld om een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied “Brouwerijterrein”. SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
Aangezien voor het gebied “Brouwerijterrein” op dit moment geen bestemmingsplan van kracht is (“wit gebied”), is het van groot belang dat een instrument voorhanden is waarmee enerzijds ongewenste ontwikkelingen kunnen worden tegengegaan en anderzijds medewerking kan worden verleend aan ontwikkelingen die in het kader van de toekomstige invulling wel passend worden geacht. Voor het gebied “Brouwerijterrein” is de exacte toekomstige invulling nog niet duidelijk. Te zijner tijd zal voor het gebied een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
N.v.t.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied dat is aangegeven op de bij dit besluit behorende verbeelding met nummer NL.IMRO.0164.VB0013-0301; 2. te bepalen dat het voorbereidingsbesluit in werking treedt op 3 april 2013 voor de periode van één jaar. OPSOMMING VAN BIJLAGEN
Verbeelding voorbereidingsbesluit nr. NL.IMRO.0164.VB00013.0301
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200170
M.D. de Vries
RU
Br
ONDERWERP
Voorbereidingsbesluit Brouwerijterrein
AANLEIDING EN DOEL
Voor het gebied “Brouwerijterrein” (begrensd door het Meijlingplein, de Waarbekenweg en de Twekkelerweg) is momenteel geen bestemmingsplan van kracht. Het betreft een zogenaamd “wit gebied”. Dit heeft tot gevolg dat initiatieven in het gebied slechts getoetst kunnen worden aan de bouwverordening en dat er geen afweging kan worden gemaakt ten aanzien van het “gebruik” van de gronden. De sturingsmogelijkheden zijn daarmee beperkt. Voor het gebied “Brouwerijterrein” is de exacte toekomstige invulling nog niet duidelijk. Te zijner tijd zal een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Het is dan ook wenselijk dat de raad een voorbereidingsbesluit neemt, om ongewenste ontwikkelingen in het gebied tegen te gaan en medewerking te kunnen verlenen aan gewenste ontwikkelingen. OVERWEGINGEN
Aangezien het gebied “Brouwerijterrein” een “wit gebied” is, is het van groot belang dat een instrument voorhanden is waarmee enerzijds eventuele ongewenste ontwikkelingen kunnen worden tegengegaan en anderzijds medewerking kan worden verleend aan ontwikkelingen die in het kader van de toekomstige invulling wel passend worden geacht. Het niet kunnen toetsen van gebruiksfuncties kan verstrekkende gevolgen hebben wanneer het gaat om functies die als niet passend worden beschouwd op de betreffende locatie. Om te komen tot een goed afwegingskader zal er een bestemmingsplan moeten worden opgesteld. In de tussenliggende tijd geeft een voorbereidingsbesluit de mogelijkheid initiatieven op passendheid te beoordelen. Voor het gebied “Brouwerijterrein” is de exacte toekomstige invulling nog niet duidelijk. Te zijner tijd zal voor het gebied een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Vanuit dat oogpunt is het gewenst dat de raad voor dit gebied een voorbereidingsbesluit neemt. FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
N.v.t.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
N.v.t.
VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
N.v.t.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied dat is aangegeven op de bij dit besluit behorende verbeelding met nummer NL.IMRO.0164.VB0013-0301; 2. te bepalen dat het voorbereidingsbesluit in werking treedt op 3 april 2013 voor de periode van één jaar. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200170
M.D. de Vries
RU
Br
ONDERWERP
Voorbereidingsbesluit Brouwerijterrein
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied dat is aangegeven op de bij dit besluit behorende verbeelding met nummer NL.IMRO.0164.VB0013-0301; 2. te bepalen dat het voorbereidingsbesluit in werking treedt op 3 april 2013 voor de periode van één jaar.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Gemeente Hengelo Postbus 18 7550 AA www.hengelo.nl
afd. Ruimtelijke en Economische Ontwikkelingen
getekend
datum
p|
H.Hulsegge
19-02-2013
a n
Brouwerijterrein Onderwerp Sector Ruimte
Voorbereidingsbesluit schaal
1:5000
plan IDN
raad
formaat A 4
NL.IMRO.0164.VB0013-0301
B &w
blad nr: —
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
13G200247
PORT.HOUD:
ONDERWERP:
Voorbereidingsbesluit Marskant e.o.
Bron
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Behandelen B
Informeren
Datum
26/2 LN
12-03-2013
B
26-03-2013
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie Bestuur
xFysiek Datum:
Sociaal
12-3
Agendapunt:
18
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 504396
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200247 504409 / 504409
M.D, de Vries
RU
Br
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Voorbereidingsbesluit Marskant e.o.
BELEIDSPROGRAMMA/FACETAGENDA
05 - Toekomstbestendige stad met focus op Zuid
REDEN VAN AANBIEDING
Voor het gebied “Marskant e.o.” (begrensd door de Marskant, Deldenerstraat, Tuindorpstraat, Helmerstraat en Willemstraat) is momenteel geen bestemmingsplan van kracht. Het betreft een zogenaamd “wit gebied”. Het is van groot belang dat er dit gebied een instrument voorhanden komt waarmee enerzijds ongewenste ontwikkelingen kunnen worden tegengegaan en anderzijds medewerking kan worden verleend aan ontwikkelingen die in het kader van de toekomstige invulling wel passend worden geacht. Daarom wordt de raad voorgesteld om een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied “Marskant e.o.”. SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
Aangezien voor het gebied “Marskant e.o.” op dit moment geen bestemmingsplan van kracht is (“wit gebied”), is het van groot belang dat een instrument voorhanden is waarmee enerzijds ongewenste ontwikkelingen kunnen worden tegengegaan en anderzijds medewerking kan worden verleend aan ontwikkelingen die in het kader van de toekomstige invulling wel passend worden geacht. Voor het gebied “Marskant e.o.” is de exacte toekomstige invulling nog niet duidelijk. Te zijner tijd zal voor het gebied een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
N.v.t.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied dat is aangegeven op de bij dit besluit behorende verbeelding met nummer NL.IMRO.0164.VB0014-0301; 2. te bepalen dat het voorbereidingsbesluit in werking treedt op 3 april 2013 voor de periode van één jaar. OPSOMMING VAN BIJLAGEN
Verbeelding voorbereidingsbesluit nr. NL.IMRO.0164.VB00014.0301
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200247
M.D, de Vries
RU
Br
ONDERWERP
Voorbereidingsbesluit Marskant e.o.
AANLEIDING EN DOEL
Voor het gebied “Marskant e.o.” (begrensd door de Marskant, Deldenerstraat, Tuindorpstraat, Helmerstraat en Willemstraat) is momenteel geen bestemmingsplan van kracht. Het betreft een zogenaamd “wit gebied”. Dit heeft tot gevolg dat initiatieven in het gebied slechts getoetst kunnen worden aan de bouwverordening en dat er geen afweging kan worden gemaakt ten aanzien van het “gebruik” van de gronden. De sturingsmogelijkheden zijn daarmee beperkt. Voor het gebied “Marskant e.o.” is de exacte toekomstige invulling nog niet duidelijk. Te zijner tijd zal een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Het is dan ook wenselijk dat de raad een voorbereidingsbesluit neemt, om ongewenste ontwikkelingen in het gebied tegen te gaan en medewerking te kunnen verlenen aan gewenste ontwikkelingen. OVERWEGINGEN
Aangezien het gebied “Marskant e.o.” een “wit gebied” is, is het van groot belang dat een instrument voorhanden is waarmee enerzijds eventuele ongewenste ontwikkelingen kunnen worden tegengegaan en anderzijds medewerking kan worden verleend aan ontwikkelingen die in het kader van de toekomstige invulling wel passend worden geacht. Het niet kunnen toetsen van gebruiksfuncties kan verstrekkende gevolgen hebben wanneer het gaat om functies die als niet passend worden beschouwd op de betreffende locatie. Om te komen tot een goed afwegingskader zal er een bestemmingsplan moeten worden opgesteld. In de tussenliggende tijd geeft een voorbereidingsbesluit de mogelijkheid initiatieven op passendheid te beoordelen. Voor het gebied “Marskant e.o.” is de exacte toekomstige invulling nog niet duidelijk. Te zijner tijd zal voor het gebied een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Vanuit dat oogpunt is het gewenst dat de raad voor dit gebied een voorbereidingsbesluit neemt. FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
N.v.t.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
N.v.t.
VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
N.v.t
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied dat is aangegeven op de bij dit besluit behorende verbeelding met nummer NL.IMRO.0164.VB0014-0301; 2. te bepalen dat het voorbereidingsbesluit in werking treedt op 3 april 2013 voor de periode van één jaar. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
13G200247
M.D, de Vries
RU
Br
ONDERWERP
Voorbereidingsbesluit Marskant e.o.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied dat is aangegeven op de bij dit besluit behorende verbeelding met nummer NL.IMRO.0164.VB0014-0301; 2. te bepalen dat het voorbereidingsbesluit in werking treedt op 3 april 2013 voor de periode van één jaar.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Gemeente Hengelo Postbus 18 7550 AA www.hengelo.nl
afd. Ruimtelijke en Economische Ontwikkelingen
getekend
datum
p|
H.Hulsegge
19-02-2013
a n
Marskant e.o. Onderwerp Sector Ruimte
Voorbereidingsbesluit schaal
1:5000
plan IDN
raad
formaat A 4
NLIMRO.0164.VB0014-0301
B &w
blad nr: —