BUNDEL COMMISSIE BESTUUR 19 mei 2011
GRIFFIE HENGELO
RAADSCOMMISSIE BESTUUR Aan de leden van de raadscommissie Bestuur
Onderwerp Uitnodiging commissievergadering
Datum 3 mei 2011
Geachte leden, Hierbij nodig ik u uit voor de vergadering van de commissie Bestuur op donderdag 19 mei 2011 om 19.30 uur in de Burgerzaal van het Stadhuis. Agenda:
Portef.h.
1
Opening en mededelingen van de voorzitter
2
Vaststellen van de agenda
3
Stukken ter informatie Zie voor de lijst met ‘stukken ter informatie’ onderaan deze agenda. De betreffende stukken liggen voor u ter inzage in de leeskamer.
4
Verslag vergadering 14 april 2011 en bijbehorende actielijst Eventuele tekstuele opmerkingen s.v.p. uiterlijk 24 uur voor de vergadering mailen naar
[email protected]
5
Mededelingen van het college
6
Actualiteiten en vragen van de commissie S.v.p. vragen op de dag van de vergadering voor 09.00 uur aanleveren bij de commissiegriffier via
[email protected]
7
Regionale Samenwerking
Kerckhaert
8
Jaarverslag en Jaarrekening 2010 (11G200484) en Burgerjaarverslag 2010 (11G200557)
Mulder
De commissie wordt gevraagd om de relevante onderdelen volgens bijgaand behandelschema te bespreken. En daar het Burgerjaarverslag bij te betrekken. De bijlage ‘Staat van Kredieten 2010’ bij de jaarrekening ontvangt u, gezien de omvang, per fractie in uw fractiekamer.
Bezoekadres Hazenweg 121 E-mail adres
[email protected]
Behandeld door G.J. van den Berg Tel. 074-2459525
Bladnummer:2 9
Herziening grondexploitaties per 01-01-2011 (11G200496)
Mulder
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering, om de grondexploitaties per 01.01.2011 en de daarmee samenhangende reserves en voorzieningen vast te stellen. N.B. bijlagen Ib tot IV behorend bij dit voorstel ontvangt u, gezien de omvang, per fractie in uw fractiekamer. 10
Politieke programma’s voor de nieuwe begrotingsopzet (11G2006310)
Mulder
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering, om in te stemmen met de keuze voor vijf politieke programma’s en twee facetagenda’s. 11
Financiële gevolgen van ruiling van gronden in het Gezondheidspark tegen een perceel bouwgrond aan de Theresiastraat (11G200395)
Mulder
De commissie wordt gevraagd voor raadsadvisering, om in te stemmen met de financiële gevolgen van deze ruiling. 12
Standpunt Bestuursakkoord 2011-2015 (11G200671)
Kerckhaert
De commissie wordt gevraagd het standpunt van de gemeente Hengelo over het Bestuursakkoord 2011-2015 te bespreken. In deze bundel vindt u het Bestuursakkoord. In de nazending ontvangt u een brief van het college over dit akkoord. Raadsleden die inhoudelijk op het Bestuursakkoord willen reageren, zijn eveneens uitgenodigd voor dit punt op de agenda. 13
Budgetneutrale professionalisering afdeling Stadstoezicht (10G200368 Lievers / en 11G200462) Kerckhaert De commissie wordt gevraagd de budgetneutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht te bespreken.
14
Rondvraag
Voor u liggen de volgende stukken ter informatie in de leeskamer: a.) Grondprijzennotitie Gemeente Hengelo b.) Instellen cameratoezicht Dichtersbuurt Op maandag 16 mei is er Technisch Beraad over de volgende onderwerpen: - 18.30-19.30 uur over de Grondexploitaties gecombineerd met technische vragen over het bestemmingsplan en Beeldkwaliteitsplan Expo Bussinesspark; - 19.30-20.30 uur over het Jaarverslag en de Jaarrekening 2010. Voor alle agendapunten geldt dat technische en feitelijke vragen vóóraf via de mail (
[email protected]), of rechtstreeks aan de behandelend ambtenaar, gesteld dienen te worden. De antwoorden worden dan zo spoedig mogelijk gegeven en aan allen beschikbaar gesteld.
De voorzitter van de commissie, namens deze, Josien van den Berg Commissiegriffier
Notulen van de commissievergadering Bestuur van de gemeente Hengelo d.d. 14 april 2011 Voorzitter Griffier Aanwezig
Portefeuillehouders
Verslag
De heer K. Mulder Mevrouw G.J. van den Berg De heer I. Çetinkaya (D66), de heer B. Carlak (CDA), mevrouw J.M.J. Doornbos-Geerdink (Burger-Belangen), de heer G. Genc (PvdA), de heer W.E. van de Griendt (D66), de heer W. L. M. van den Heuvel (SP), de heer S.M.A. Horsthuis (VVD), de heer W. Jager (GroenLinks), de heer G. Knegt (Pro Hengelo), de heer J. Kruiskamp (CDA), mevrouw E.J. Prent (PvdA), de heer W. Winter (PvdA). De heer F.A.M. Kerckhaert (burgemeester) De heer W. Mulder (wethouder, Burgerbelangen) De heer D.J.E. Lievers (wethouder, D66) (tot agendapunt 3) De heer F.P. van den Muijsenberg, Kantoorprofs
1.
Opening en mededelingen van de voorzitter De voorzitter opent de vergadering om 19.30 uur en heet allen welkom.
2.
Rapport "Beleefd aanbevolen. En dan?" - Rekenkamercommissie (415942) De heer Horsthuis laat weten het nog niet gepast te vinden inhoudelijk op het rapport te reageren, maar merkt op van harte te hopen dat het college straks voortvarend aan de slag gaat met de aanbevelingen van de Rekenkamercommissie. Hij zegt toe het voor de behandeling in de aanstaande raadsvergadering te bespreken in de fractievergadering. De heer Van den Heuvel laat weten er tevreden over te zijn dat het college toezegt de meeste aanbevelingen te zullen volgen. Hij merkt op het wel vreemd te vinden dat het college laat weten dat het volgen van de aanbeveling ten aanzien van de leveranciers nog te vroeg is. Het lijkt hem dat het een van de eerste zaken moet zijn om bij te houden of leveranciers goed of slecht werk hebben verricht en op basis daarvan te handelen. Hij is van mening dat het verstandig is daar wel rekening mee te houden met het inkoopbeleid. Mevrouw Doornbos merkt op te vinden dat het lang heeft geduurd voordat het in de raad zal worden besproken, zoals ook Pro Hengelo in de media ook al liet weten. In september 2010 heeft het college al op het rapport van de Rekenkamercommissie gereageerd. Verder laat ze weten de uitwerking van de aanbevelingen door het college af te wachten. De heer Knegt beaamt dat zijn partij in de media heeft laten weten het te lang te vinden voor het door de raad kan worden besproken, al begrijpt hij dat een en ander bij de Rekenkamercommissie ligt. In de radiodiscussie die hij had met wethouder Mulder was de belangrijkste vraag hoe serieus het college dit rapport eigenlijk neemt. Hij merkt op dat zijn partij, en hij verondersteld dat dit voor anderen ook geldt, flink geschrokken is van de conclusies van dit rapport omdat er uit blijkt dat veel adviezen terzijde worden geschoven. Het college heeft nu weliswaar verklaard dat ze de adviezen heel belangrijk vinden en de aanbevelingen merendeels over zullen nemen, maar de vraag is toch wat er precies mee gedaan wordt. Dat leidt bijvoorbeeld tot de vraag of men heeft gekeken bij welke afdelingen de adviezen nu opvallend vaak niet opgevolgd worden of komt dit vooral door het college? Hij moest concluderen dat tijdens die discussie wethouder Mulder op die vraag geen antwoord kon geven, dus hij wil deze cruciale vraag daarom graag opnieuw stellen: Hoe serieus neemt het college dit rapport en kan de raad dus echt verwachten dat de aanbevelingen worden overgenomen.
Commissie Bestuur
1/10
De heer Çetinkaya dankt eerst de leden van de Rekenkamercommissie voor hun werk. Hij merkt op dat 20 van de in totaal 45 rapporten in het verslag zijn meegenomen en dat dus de overige 25 rapporten niet in aanmerking kwamen om meegenomen te worden in het onderzoek. Hij vraagt naar de redenen daarvoor. Als tweede wil hij weten wat de reden is dat de onderzochte rapporten bijna allemaal vier of vijf jaar oud zijn en hoe het kan dat van die reden nog steeds zoveel aanbevelingen niet zijn uitgevoerd. Op de derde plaats wil hij weten welke afdelingen ten aanzien van de onderzochte rapporten in beeld komen en tot slot informeert hij naar het totale kostenplaatje. Mevrouw Prent merkt op het een interessant rapport te vinden om te lezen en er lering uit te trekken. Haar partij kan zich ook vinden in het feit dat het college de aanbevelingen overneemt. Zij merkt op uit het rapport op te maken dat het hier niet zozeer gaat om een politiek probleem, maar voornamelijk om een organisatorisch vraagstuk dat aangepakt moet worden. De voorzitter stelt voor eerst de Rekenkamercommissie het woord te geven om de technische vragen te beantwoorden en aansluitend wethouder Lievers het woord zal geven om de politieke vragen te beantwoorden. De heer Bossink van de Rekenkamercommissie zegt dat in 2008 begonnen is met een gezamenlijk project van de Rekenkamers van Hengelo, Haaksbergen en Twenterand. Eind 2008, begin 2009 had de commissie haar onderzoeksopzet klaar en van begin af aan is Hengelo de partij geweest die heeft gezorgd voor vertraging. De commissie heeft verschillende rondgangen door de afdelingen moeten maken en het duurde lang eer er respons uit die afdelingen kwam en als er respons kwam voldeed het ingestuurde vaak niet aan de drie criteria die waren aangegeven: a. een bepaalde onderzoeksperiode ; b. er moesten duidelijke aanbevelingen in staan en c. het onderzoek moest zijn verricht door één of meerdere externe onderzoeksbureaus. Vervolgens duurde het meer dan vijf maanden voordat iedereen op de korte vragenlijst had gereageerd. Hij meldt ter vergelijking dat het zelfde in Twenterand tweeënhalve en in Haaksbergen drie maanden duurde. Vervolgens nam ook het college ruimschoots de tijd om te reageren, ook hier bijna het dubbele van de twee andere colleges. Ten aanzien van de opmerking van de heer Knegt dat het aan de rekenkamercommissie lag dat het allemaal zo lang duurde, merkt hij namens de commissie op hier niet mee te kunnen instemmen. Wat de Rekenkamercommissie betreft is het grootste gedeelte van de tijd besteed met wachten op respons. De heer Knegt antwoordt dat hij in zijn voorgaande opmerking dat het bij de Rekenkamer lag de woorden heeft weergegeven van wethouder Mulder, die hij gebruikte in de discussie bij radio Hengelo. De heer Bossink vervolgt met de opmerking dat het rapport in het voorjaar van 2010 in de beide andere gemeenten is besproken. Het heeft dus een jaar gekost om in de gemeente Hengelo dezelfde discussie over het rapport te kunnen voeren. Hij vindt deze lange duur kenmerkend voor de lage effectiviteit van de rapporten, omdat alle rapporten bij de uitvoer van de aanbevelingen met hetzelfde verschijnsel te maken hadden. Ten aanzien van de kosten merkt hij op dat achterin het rapport de cijfers staan opgenomen waarbij de cijfers van de drie gemeenten met elkaar zijn vergeleken. De conclusie was dat Twenterand de hoogste score heeft, Haaksbergen de laagste en Hengelo dus een gemiddelde score. Veder deelt hij mee dat er niet op afdelingsniveau is bijgehouden welke afdelingen lang over de beantwoording deden en welke snel reageerde. Ook is in het rapport niet bij elk onderzoek aangegeven om welke afdeling het ging. Wel is een splitsing gemaakt in technisch en beleidsveld. Tot slot deelt hij over de selectie van de rapporten mee dat gewerkt is met drie criteria, waarbij het derde criterium er voor zorgde dat alle interne onderzoeken en onderzoeken die in samenwerking tussen een extern bureau en de interne organisatie zijn gedaan afvielen. Commissie Bestuur
2/10
De heer Lievers merkt op allereerst nieuwsgierig te zijn naar de reacties van de andere gemeenten. De brief van de gemeente Hengelo dateert van 30 november 2010, waarin is getracht zo gefundeerd mogelijk in te gaan op de aanbevelingen van het rapport en wel zodanig dat de uitvoering van de aanbevelingen ook echt waargemaakt kunnen worden. Als antwoord op de opmerking van de heer Van den Heuvel laat hij weten dat in de brief staat dat de aanbevelingen over het leveringsmanagement nu niet worden overgenomen. Deze aanbeveling komt pas aan het eind van het proces, ze heeft geen absolute prioriteit. De ervaringen met de diverse bureaus zullen worden bijgehouden, zodat deze voor andere afdelingen en personen beschikbaar zijn. Er wordt nog gezocht naar een manier waarop dat leveranciersmanagement het beste vorm kan worden gegeven. Aansluitend merkt hij op dat ook het college geschrokken was over de uitkomsten van het onderzoek. Het maakt de vraag van belang dat we eerst moeten kijken of er überhaupt wel een extern bureau nodig is voor bepaald onderzoek. Ook komt een eerdere gedachte terug, namelijk dat we vaker moeten putten uit de ervaringen van andere gemeenten in plaats van een beroep te doen op derden. Een ander element dat beter ingebouwd dient te worden is dat er niet alleen een rapport met aanbevelingen ligt, maar dat het bestuur en de ambtelijke organisatie er ook van leert. Tot slot merkt hij op dat de overige vragen door de heer Bossink (Rekenkamercommissie) zijn beantwoord en dat hij de mening deelt van mevrouw Prent dat het hoofdzakelijk een organisatorisch vraagstuk is. Om die reden is het college zo uitgebreid mogelijk bezig geweest met het ten uitvoer gaan brengen van de aanbevelingen. De heer Bossink laat weten dat ook in de twee andere gemeenten eenzelfde positieve reactie is gegeven op de aanbevelingen, die in beide gevallen niet erg veel afweken van hetgeen voor Hengelo is voorgesteld. Een terugkerend aspect bij alle drie de gemeenten is de opmerking dat het allemaal zo lang duurt voor de aanbevelingen er liggen en dat men verder geen zicht heeft op wat er uiteindelijk met de aanbevelingen wordt gedaan. In Twenterand is een motie aangenomen om in het tweede jaar na te gaan wat er terecht is gekomen van de aanbevelingen van dit rapport. In Haaksbergen is men nog een stap verder gegaan, namelijk er wordt van alle rapporten die nog niet volledig zijn afgewerkt een tussentijdse rapportage opgesteld en in de raad besproken. De voorzitter dankt de Rekenkamercommissie voor haar inspanningen. Hij informeert of het stuk als hamerstuk aan de raad kan worden voorgelegd, maar hiermee wordt door de commissie niet ingestemd.
3.
Vaststellen van de agenda De heer Çetinkaya merkt op dat onder agendapunt wordt gesproken over het verslag van de vergadering van 10 februari jl., maar dat dit 17 maart dient te zijn. De agenda wordt verder ongewijzigd vastgesteld.
4.
Stukken ter informatie Er zijn geen vragen of opmerkingen over de stukken die ter informatie in de leeskamer hebben gelegen.
5
Verslag vergadering d.d. 17 maart 2011 en bijbehorende actielijst Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Er zijn geen vragen en/of opmerkingen naar aanleiding van het verslag. De actielijst wordt doorgenomen en geactualiseerd: het Bedrijfsplan Stadstoezicht kan voor de commissie worden geagendeerd en er komt een overzicht van de door de raad aan het college gedelegeerde taken. Tot slot wordt opgemerkt dat de punten Bezoek Emsterpark en Uitnodiging IPT zijn afgevoerd van de actielijst.
Commissie Bestuur
3/10
6.
Mededelingen van het college De heer Kerckhaert heeft een mededeling over het cameratoezicht, waarover in de raad een motie is aangenomen die het college vraagt cameratoezicht in te voeren op de hotspots in de Dichtersbuurt. Hij merkt op dat het probleem bestaat uit vandalisme door uitgaanspubliek en uit horecagerelateerde overlast. Gevraagd is om, onder meer door cameratoezicht in te voeren, een oplossing te geven voor de problemen. Het college heeft de motie in de lokale driehoek besproken, waar de conclusie was dat als er zo'n breed gedragen politieke wens ligt, alles moet worden gedaan om daaraan tegemoet te komen. Op de eerste plaats is toen gekeken of één van de zes camera's uit de binnenstad tijdelijk voor de Dichtersbuurt kan worden gebruikt, maar het bleek al snel dat dit onmogelijk is. De zes camera's zorgen ervoor dat mensen over een bepaalde route gevolgd kunnen worden en vanuit veiligheidsoverwegingen kan er dan niet één vanaf, liever zou men er zelfs nog één bij willen hebben. De tweede onderzochte optie is om een zevende camera aan te schaffen, die specifiek voor probleemgebieden buiten de binnenstad kan worden gebruiken. Hij merkt op dat eigenlijk voor de Dichtersbuurt met vier camera's gewerkt moet worden om optimaal te kunnen werken met camera's. Gezien de ernst van de problemen en mede met in het achterhoofd dat ook in de raad een aantal partijen tegen de invoering van meer camera's is, was de gedachte binnen het college dat vier camera's buitenproportioneel zou zijn. De uitkomst is dat nu één extra camera voor een bedrag van € 2.500,- wordt gekocht die buiten de binnenstad kan worden ingezet, als eerste in de Dichtersbuurt. Deze buurt kan nog via de draadloze verzending van beelden naar de Meldkamer bereikt worden, zodat de kosten voor de operatie beperkt blijven. Gehoopt wordt dat van de camera een preventieve werking uitgaat en tevens het komende project Nachtwacht er mee kan worden ondersteund. Hij merkt op dat de meest waarschijnlijke plaats in de buurt de kruising van de Emmaweg en Vondelstraat zal zijn. De camera zal daar drie maanden hangen en zal worden meegenomen bij de evaluatie van de andere zes camera's. Bij de evaluatie moet dan worden bekeken of de zevende camera tijdelijk is of dat er meer mee gewerkt dient te worden. Tot slot merkt hij op dat er enige huiver bestaat, maar dat het vanwege de problemen in de Dichtersbuurt gewenst is zonder dat er naar andere gebieden een precedentwerking van uitgaat. Mevrouw Prent spreekt haar waardering uit voor de adequate reactie op de motie. Ze heeft van bewoners ook begrepen dat men daar tevreden is over deze aanpak, plus de combinatie die wordt gemaakt met het project nachtwacht. De heer Knegt informeert of de prijs van € 2.500 huur of koop is. De heer Kerckhaert antwoordt dat het een koopprijs is en dat deze prijs zo laag is omdat met de leverancier al meer samengewerkt is. De heer Knegt merkt op dat de dag nadat de raad de motie had aangenomen in Tubantia een bericht stond over een andere buurt waar diverse vormen van overlast waren, wat de vrees gaf dat ook hier de vraag naar cameratoezicht zou opkomen. Wat de vrees opriep dat deze vraag steeds vaker zou terugkomen en er dus wel een vrachtje camera's nodig zou zijn. Hij informeert of het klopt dat de camera's maar beperkt inzetbaar zijn vanwege de bereikbaarheid van de Meldkamer. De heer Kerckhaert bevestigt dat het inderdaad zo is dat de camera's alleen geschikt zijn voor gebruik in de binnenstad en de directe omgeving. Mevrouw Doornbos sluit zich aan bij de reactie van mevrouw Prent en merkt op dat de terughoudendheid met cameragebruik binnen haar fractie een aandachtspunt blijft. De heer Van den Heuvel roept in herinnering dat zijn fractie tegen de motie was en dus niet gelukkig is met deze zevende camera. Hij vreest dat er een grote precedentwerking van uitgaat en dus op termijn de aanschaf van een achtste, een negende en een tiende
Commissie Bestuur
4/10
camera. Naar het oordeel van zijn fractie levert dat alleen maar schijnveiligheid op, dus hij herhaalt het in de raad uitgebrachte standpunt geen zevende camera aan te schaffen. Mevrouw Doornbos reageert door te zeggen dat de maatregelen die tot op heden zijn genomen om te reageren op de problemen in de Dichtersbuurt iets geholpen hebben. Haar fractie gaat er van uit dat de tijdelijke inzet van de camera kan bewerkstelligen dat de andere maatregelen gaan werken. De heer Kerckhaert merkt op dat ook de horeca-gerelateerde overlast wordt aangepakt en dat in dat kader gesprekken worden gevoerd met horeca-ondernemers. In antwoord op de opmerking van de heer Van den Heuvel antwoordt hij dat het besluit tot de bevoegdheden van de burgemeester hoort, dat hij dan ook in het driehoeksoverleg het besluit heeft genomen, maar dat hij zich daarbij terdege bewust was van het gegeven dat zowel in het college als in de raad een belangrijke minderheid tegen de motie was. De heer de Jager sluit zich aan bij de opmerking van de heer Van den Heuvel dat van de uitvoering een ernstige precedentwerking uitgaat en dat er voor gewaakt moet worden dat we steeds moeten reageren op elke roep om maar weer een camera aan te schaffen, met telkens een nieuwe motie. 7.
Actualiteiten en vragen van de commissie Mevrouw Doornbos leest de schriftelijke vraag voor die BurgerBelangen heeft opgestuurd in verband met een wereldwijde actie van het Wereldnatuurfonds, met als vraag waarom de gemeente Hengelo niet heeft meegedaan aan deze actie en de vervolgvraag of de gemeente in het vervolg wel aan dit soort activiteiten kan meedoen of er anders aandacht aan kan schenken. De heer Kerckhaert antwoordt dat er keuzes moeten worden gemaakt en dat de gemeente al meedoet aan de Nacht van de Nacht, waarbij ook aandacht wordt gevraagd voor de milieu- en duurzaamheidproblematiek. Er moet dan door de gemeente veel tijd in worden gestoken en medewerking worden gevraagd van het bedrijfsleven. Zoiets kun je niet twee keer per jaar doen. Hij noemt als voorbeeld dat het doven van de lampen in het stadskantoor in de automatische systemen moet worden doorgevoerd en al snel een paar honderd euro kost. Hij heeft aan dat ook dit jaar (29 oktober) de gemeente weer zal meedoen met de Nacht van de Nacht, zodat er geen ruimte is voor een tweede inspannende activiteit. Mevrouw Doornbos laat weten dat als de gemeente niet meedoet, kan worden volstaan met het opmerkzaam maken van de actie via advertenties of publicaties zodat anderen wellicht kunnen worden geïnspireerd aan de actie mee te doen. Mevrouw Prent merkt op te begrijpen dat er keuze moeten worden gemaakt en vermeldt dat haar fractie kijkt of ze een actie kunnen opzetten om op 11-11-2011 mee te doen aan de Duurzaamheidsdag en daarmee Hengelo als Millenniumgemeente neer te zetten. De heer De Jager zegt een mededeling te hebben uit de Regioraad. Hij meldt dat deze raad bestaat uit drie blokken, namelijk CDU/CDA, SPD/PvdA en de Rest (bestaande uit VVD, GroenLinks/Grünen, SP en lokale partijen). Hij meldt dat in de laatste bijeenkomst door de Rest vragen zijn gesteld over kernenergie, dit naar aanleiding van een klein incident in Gronau, één van de vier plaatsen waar in de regio iets met kernenergie wordt gedaan (Gronau, Almelo, Ahaus en Lienen). Een medewerker werd er van verdacht radioactieve straling te hebben opgelopen en het bleek dat hij pas bij het derde ziekenhuis geholpen kon worden. Hetgeen de vraag oproept hoe het gaat als er echt iets ernstig aan de hand is. Naar aanleiding hiervan zijn de volgende vragen gesteld: (1) Kunnen de rampenplannen snel geactualiseerd worden? De heer De Jager meldt dat in elk geval is opgemerkt dat in Duitsland al aan die actualisering wordt gewerkt; (2) Kan aansluitend worden gezorgd dat deze geactualiseerde plannen aan beide kanten van de grens goed gecommuniceerd worden met de bewoners; (3) Kan in de actualisatie worden opgenomen dat bij calamiteiten rechtsreeks de Twentse burgemeesters worden benaderd
Commissie Bestuur
5/10
en dat daarvoor niet eerst moet worden gecommuniceerd met Den Haag, ten slotte zijn zij verantwoordelijk voor de veiligheid van de burgers in hun gemeente; (4) Kan het verschil worden opgeheven ten aanzien van de opslag van jodium, dat in Duitsland decentraal wordt opgeslagen en in Nederland om onbegrijpelijke redenen in Zoetermeer, ver van de plaatsen waar het nodig kan zijn. De heer De Jager meldt dat bij de vergadering van de Regioraad ook burgemeester Kerckhaert aanwezig was, die heeft toegezegd dit punt als verantwoordelijke voor de veiligheid in Twente zal meenemen. De heer Kerckhaert laat weten dat in de Veiligheidsregio waar brandweer-, politie- en veiligheidszaken aan de orde komen zal worden bekeken hoe en op welke termijn de veiligheidsplannen voor kernenergie kunnen worden geactualiseerd en hoe vragen vanuit de bevolking kunnen worden beantwoord. Hij zegt toe hierop terug te komen. 8.
Regionale samenwerking De heer Kerckhaert deelt mee dat de stukken niet tijdig beschikbaar waren en pas op 18 april gereed zijn. Hij stelt als procedure voor dat het college zo spoedig mogelijk haar advies zal doorgeven, dat mogelijke opmerkingen op de verschillende punten kunnen worden doorgegeven aan de heer Winter en dat vervolgens in de raadsvergadering van 26 april het advies aan de orde kan komen. Inhoudelijk deelt hij mee dat er een aantal technische besluiten in staan en om twee zaken die hij nader toelicht. Het eerste betreft de samenstelling van het dagelijks bestuur van de Regioraad, waarbij het streven is de verhouding burgemeesters-wethouders evenwichtiger te maken. Het tweede betreft de overdracht van de aandelen Twence, waar de gemeente Hengelo al mee heeft ingestemd maar vanuit andere gemeenten nog allerlei vragen waren. Bij het portefeuillehoudersoverleg dat daarover onlangs is gehouden is één van de uitkomsten dat de bepaling dat 85% van de aandeelhouders voor moet zijn als een besluit tot algehele verkoop wordt genomen is aangepast en wel zodanig dat de gekwalificeerde meerderheid nu is gesteld op 67%. Dat heeft als consequentie dat niet langer de gemeente Enschede alleen zo'n hele procedure kan tegenhouden. Tot slot deelt hij mee dat het verder onduidelijk is of andere gemeenteraden nu instemmen met de overdracht en wellicht op het laatste moment nog met wijzigingsvoorstellen komen. De heer Carlak deelt mee dat vanuit de GGD een pedagogisch servicecentrum in Twente wordt gerealiseerd. Hij vraagt of al bekend is op welke locatie dat plaatsvindt en of wellicht de gemeente Hengelo hiervoor in beeld is. De heer Çetinkaya merkt op dat in mei een beslissing wordt genomen over de aanbesteding van het openbaar vervoer en of daarover al nadere mededelingen kunnen worden gedaan. Hij is daarbij met name geïnteresseerd in de vraag of de kosten die er mee gemoeid zijn een effect hebben op de burgers. De heer Winter zegt dat hierover nog niets bekend is en dat hij de vraag zal meenemen. De heer Knegt deelt mee dat zijn partij er al vaker op heeft gewezen er moeite mee te hebben dat het dagelijks bestuur van de regioraad niet democratisch wordt gekozen, maar in meerderheid bestaat uit burgemeesters. Hij vraagt of de huidige vacature geen geschikt moment is op de discussie over het ondemocratische karakter van deze bestuurslaag aan de orde te stellen. Het is namelijk maar de vraag of gemeenteraden zoveel macht uit handen moeten geven aan de burgemeesters. De heer Kerckhaert deelt mee dat het streven altijd is geweest evenveel burgemeesters als wethouders te hebben. Het voorstel is om die 3:3 verhouding weer te herstellen, dus na het vertrek van de burgemeester van Haaksbergen als zijn vervanger een wethouder te benoemen. Hij merkt op dat de regioraad een gemeenschappelijke regeling is, ze moet doen wat de gemeenten met zijn allen willen. Het bestuur is niet gedualiseerd en is iets van de colleges. Geregeld is dat de burgemeester van Enschede de voorzitter van de raad is en dat de leden van het bestuur op voordracht van de gemeenteraden worden bestuurd, voor de helft uit burgemeesters en de helft uit wethouders. Hij geeft aan dat
Commissie Bestuur
6/10
indien men wil dat deze procedure veranderd wordt, het zaak is dat idee politiek uit te werken en gezamenlijk aan te kaarten. Hij ziet op dit moment in Twente geen andere signalen dat dit aan de orde is. De heer Knegt merkt op dat de discussie toch in Hengelo al jarenlang even terugkomt als een gevoel van onvrede over de geringe grip op een ondemocratische karakter. De voorzitter vraagt of er mogelijkheden zijn om vanuit het presidium deze discussie eens op gang te brengen. De heer Kruiskamp laat weten het eens te zijn met het gevoel van de heer Knegt en het ook eens te zijn met de opmerking van de burgemeester dat men als men iets wil wijzigen niet allen naar het DB moet kijken maar naar de gehele opzet. Hij voegt er aan toe zich prima door de huidige afgevaardigden namens de gemeente Hengelo vertegenwoordigd te voelen. De heer Van den Heuvel vraagt zich af of uit de discussie veel goeds zal komen. Ook zijn fractie is van mening dat de regioraad niet democratisch is. Je zou eigenlijk naar een soort regionale provincies moeten toewerken, maar dat zal niet haalbaar zijn. Hij laat weten dan liever te zien dat de regioraad alleen uitvoerend orgaan wordt, met zo weinig mogelijk bevoegdheden tot besluitvorming. Hij bepleit de regioraad zo weinig mogelijk democratische legitimiteit te geven. De heer Horsthuis deelt de mening van de heer Van den Heuvel. Bij discussie gaat men inderdaad praten over de legitimiteit van de vierde bestuurslaag. Hij merkt op de laatste jaren het gevoel te hebben dat de macht van deze vierde bestuurslaag verminderd is en dat er veel meer geluisterd wordt naar de gemeenteraden. Als die gemeenteraden zelf erg kritisch blijven en de regioraad zo a-politiek mogelijk houden, hoeven we de discussie niet te voeren. De voorzitter rondt de discussie af met de opmerking binnen het presidium te bespreken op enig moment deze discussie terug te laten komen. 9.
Gewijzigde programmaplan beleidsbegroting 2011-2014 (11G200231) De commissie laat algemeen gedragen weten het een duidelijk en overzichtelijk werkstuk te vinden, waarvoor de ambtenaren die het hebben opgesteld een compliment verdienen, een goede basis voor de discussies zodra vanuit de sectoren de uitgewerkte voorstellen komen en een aantal aspecten zich hebben vertaald in de politieke programma's. De commissie stemt in met het voorstel van de voorzitter het in de raad te behandelen als een hamerstuk.
10. Europese aanbesteding accountantsdiensten (417788) De heer Van de Griendt memoreert dat vorig jaar een controle heeft plaatsgevonden op de vier grote accountantsdiensten, waarbij bleek dat de NMA nogal stevige stellingen innam over de kwaliteit van de diensten en door de heer Dragt is toegezegd dat hij hierover in gesprek zou gaan met de eigen accountant van de gemeente. Hij vraagt of bekend is wat de uitkomst van dat gesprek is geweest. De heer Eeftink (griffier en in de zaal aanwezig) antwoordt bij dat gesprek aanwezig te zijn geweest en de brief op de agenda te hebben gehad van de Werkgroep Accountancy. De conclusie was dat er ten aanzien van de dienstverlening richting gemeenten niets aan de hand is. Hij zegt toe het verslag van de bijeenkomst naar de leden van de commissie te sturen zodat de commissieleden zich gedetailleerder op de hoogte kunnen stellen van de uitkomsten van het overleg De heer Carlak zegt dat uit de stukken blijkt dat het een hogere kwaliteit moet hebben en er betere goedkeuringsargumenten moeten zijn, waarbij hij het gevoel heeft dat deze opmerkingen voldoende aandacht krijgen. De commissie stemt in met het voorstel van de voorzitter het in de raad te behandelen als Commissie Bestuur
7/10
een hamerstuk.
11. Algemene Subsidieverordening (11G200340) De heer Kruiskamp noemt het positief dat de deregulering voor een belangrijk deel ingevuld is. Hij vraagt of de commissie een lijst kan ontvangen van alle verenigingen en instellingen die gesubsidieerd worden en welke bedragen ze ontvangen. Hij merkt op deze vraag al eerder te hebben gesteld, dat toen is toegezegd dat hij dat overzicht snel zou krijgen, maar nog steeds zo'n lijst niet te hebben gezien. Veder heeft hij een vraag over de bepaling van de hoogte van de subsidie in relatie tot het product dat daarvoor wordt geleverd. Wordt daarbij bijvoorbeeld de omvang van de doelgroep meegenomen. Het maakt immers nog al wat uit of men een vereniging met 50 leden of met 20.000 leden subsidieert. De heer Van de Griendt zegt een paar vragen te hebben. Als eerste vraagt hij waarom de raad nog steeds de subsidieplafonds zou moeten vaststellen. Bij de begroting wordt immers besloten voor welke prestaties het college gemachtigd is besluiten te nemen, waarbij hij het niet relevant acht of dat nu via subsidies of contracten wordt geregeld. Daarnaast kan het handig zijn dat voor een bepaalde subsidie het subsidieplafond snel verlaagd kan worden, bijvoorbeeld als extern geld wegvalt. De raad zou meer op hoofdlijnen moeten sturen en de subsidieplafonds zijn vooral een uitvoeringsaspect. De tweede vraag heeft betrekking op de termijn van dertien weken bij de aanvraag van een eenmalige subsidie. In artikel 6, lid 4 is nu bepaald dat aanvragers dertien weken voor de activiteit die men gesubsidieerd wil hebben de aanvraag moeten indienen. Hij vraagt waarom die termijn niet korter kan en organisaties niet al eerder op eigen risico aan de slag kunnen gaan met hun activiteit. De derde vraag heeft betrekking op de vraag hoe voorkomen kan worden dat organisaties worden gesubsidieerd die makkelijk in staat zijn de eigen broek op te houden en dus de gemeenschapsgelden niet nodig hebben. De vierde vraag gaat in op de accountantscontrole die organisaties die meer ontvangen dan € 50.000,- moeten doen. Hij vraagt of het niet mogelijk is dat de gemeente deze organisaties ondersteunt en te zorgen dat ze hiervoor een gezamenlijke inkoop doen. Mevrouw Doornbos meldt de verordening een goed stuk te vinden, waar de reacties en aanbevelingen van de burgers en instellingen goed in zijn verwerkt. Wethouder Mulder beantwoordt de diverse vragen: - Allereerst merkt hij op dat het college blij is met de nieuwe subsidieverordening, die bondiger en handiger is, wat ook betekent dat ook de uitvoeringsregelingen korter en eenvormiger kunnen worden. Deze aanpak gaat dus zowel de gemeente, de ambtelijke organisatie als de subsidie-aanvragers helpen. Iedereen die minder dan € 5.000,- aan subsidie ontvangt, zal immers minder kwijt zijn aan verantwoording. De kernpunten in de subsidieverordening zijn 'vertrouwen vanuit de gemeente' en 'verantwoordelijkheid van de subsidie-ontvanger'. Uit de uitgebreide inspraakavonden zijn vele reacties ontvangen die zo goed mogelijk zijn verwerkt. Vanuit het veld is dan ook positief gereageerd op de nieuwe verordening. - Ten aanzien van het verzoek van de heer Kruiskamp zegt hij toe de gevraagde lijst met subsidie-ontvangers en de hoogte van de bedragen binnen een week naar de commissie te sturen. - Hij deelt mee dat het de bedoeling is bij alle losse regelingen in het vervolg in één keer tegen het eind van het jaar de besluiten te nemen en dan de hele bundel besluiten aan de commissie ter inzage voor te leggen. Het is dus de bedoeling één keer per jaar alle subsidieregelingen vast te stellen. De heer Knegt vraagt of het dan zo is dat als een organisatie in februari een subsidieaanvraag indient, zij bijna een heel jaar op antwoord moet wachten. Wethouder Mulder verwijst naar de subsidieverlening aan de zeven grote culturele Commissie Bestuur
8/10
instellingen die altijd één keer per jaar plaatsvindt. Voor de meeste verenigingen geldt ook dat ze jaarlijks een subsidie ontvangen. Er is al een proces om één keer per jaar subsidie aan te vragen. Ze moeten dat nu doen voor 1 juni of 1 september, afhankelijk van de hoogte van het bedrag. Dat betekent dat het college nu de maanden septemberdecember heeft om in één keer alle vaste subsidies vast te stellen, zodat iedereen voor 1 januari weet waar men aan toe is. - Hij merkt op dat voor een los evenement geldt dat men dertien weken vooraf de aanvraag moet indienen zodat men tijdig weet of men een activiteit gesubsidieerd krijgt. Men kan er voor kiezen al uitgaven te doen, maar loopt dan groot gevaar als de aanvraag wordt afgewezen. Daarbij speelt mee dat de gemeente bij elke aanvraag gaat beoordelen of er eigen middelen zijn of voldoende sponsors of gelden van derden (provincie, Jantje Beton, ed.), want deze inkomsten gaan altijd vóór de subsidie vanuit de gemeente. Om te zorgen dat een aanvrager geen financieel risico loopt en de aanvraag tijdig kan worden afgehandeld, is deze termijn van dertien welken nodig. - Hij wijst er verder op dat een reden om een aanvraag af te wijzen kan zijn dat het plafond van de subsidiepot bereikt is. Organisaties moeten dan ook tijdig een aanvraag indienen, wil men niet geconfronteerd worden met een lege kas. Ten aanzien van de plafonds merkt hij op dat conform het budgetrecht de raad deze plafonds per regeling jaarlijks vaststelt en hij stelt voor deze procedure het beste zo te laten. - Tot slot deelt hij mee het voorstel van de heer Van de Griendt om de accountantscontrole van subsidiënten te bundelen graag over te nemen. Mevrouw Doornbos merkt op dat er in de verordening nu staat dat gekeken kan worden of een format voor de verantwoording kan worden gemaakt. Ze vraagt zo'n format ook echt te gaan realiseren. De heer Knegt zegt dat de toelichting op artikel 6 van de verordening ten aanzien van eenmalige subsidies niet klopt of onduidelijk is. Hij vraagt nog eens zorgvuldig naar deze tekst te kijken, want als subsidie-aanvragers dit onder ogen krijgen, kan het leiden tot misverstanden. Wethouder Mulder antwoordt: - De opmerking van mevrouw Doornbos over het format wordt ter harte genomen. Er wordt aan het format gewerkt, het zal straks ook via de website beschikbaar zijn voor de organisaties die er gebruik van willen maken. - Hij zegt toe naar de toelichting op artikel 6 te laten kijken om mogelijke onduidelijkheden weg te nemen. De heer van de Griendt vraagt de mening van de andere fracties te mogen vernemen over zijn voorstel niet langer door de raad de subsidieplafonds te laten vaststellen. Hij stelt dat de raad bij de behandeling van de begroting al het budget voor een regeling vaststelt en dat het dan onnodig is ook nog eens het budget voor een subsidieregeling vast te stellen. Bij de zeven instellingen die de wethouder noemt heeft de raad immers bij de begroting al vastgesteld welk bedrag er op de begroting komt te staan en het lijkt hem dan onnodig dat de raad dan ook nog eens het subsidieplafond vaststelt. Bij bepleit nogmaals dat het college de subsidieplafonds vaststelt en desgewenst daarin wijziging aanbrengt. De heren Horsthuis, Van den Heuvel en Kruiskamp antwoorden dat niet per regeling het plafond wordt vastgesteld, maar in één keer bij de vaststelling van de beleidsbegroting de plafonds van alle regelingen. Het vaststellen van de subsidieplafonds is een onderdeel van het bespreking van de beleidsbegroting. Ze merken op niet zien wat het probleem met deze procedure is. Als dat plafond wordt overschreden moet het college bij de raad om extra geld vragen en tekst en uitleg geven. De voorzitter informeert of het stuk als hamerstuk aan de raad kan worden voorgelegd, maar hiermee wordt door de commissie niet ingestemd. Commissie Bestuur
9/10
12. Rondvraag en sluiting Mevrouw Doornbos merkt op dat in deze commissie maar ook in andere commissies de vragen en opmerkingen over de actielijst worden behandeld vóór de mededelingen van het college. Vaak wordt dan bij de bespreking van de actielijst ingegaan op iets waarover het college mededeling wil doen. Zij vraagt of beide agendapunten in het vervolg in een andere volgorde kunnen worden behandeld. De voorzitter antwoordt dat dit een taak is voor het presidium en dat deze daar dus naar zal kijken. De heer Van der Grindt merkt op dat het college-akkoord van de provincie beschikbaar is, met daarin mooie investeringen over o.a. A1-zone en spoor tussen Twente en Zwolle. Hij vraagt of het college al een reactie heeft of op welk tijdstip ze een reactie geven. De heer Knegt gaat in op de opmerkingen met de bezorging van Typisch Hengelo. Hij constateert dat vooral in de buitengebieden het blad niet aankomt, zodat burgers niet op de hoogte zijn gebracht van mededelingen en besluiten van de gemeente Hengelo. Hij vraagt of het bekend is dat sommige zaken onvoldoende bekend zijn geworden en of het verstandig kan zijn bepaalde advertenties daarom nogmaals in het blad op te nemen om te voldoen aan de informatieverplichting aan de burgers. De heer Kerckhaert antwoordt dat het niet op de weg van het college ligt om een mening te hebben over het akkoord van de provincie. Hij zegt toe dat de ambtelijke dienst een memo zal maken van de essentie van hetgeen in dat college-akkoord is afgesproken en wat dat voor de gemeente Hengelo kan betekenen. Inhoudelijk merkt hij al op dat de provincie al investeringen heeft gedaan uit de Essent-gelden, dat men nu vanuit het kabinet een korting heeft gekregen en daardoor de middelen heeft om voor de komende jaren een investeringsprogramma van ongeveer 960 miljoen te kunnen presenteren. Daar zitten vele investeringsverplichtingen bij, maar er resteren nog voldoende mogelijkheden. De heer Kerckhaert laat weten dat het een goed idee is dat de afdeling communicatie vanaf oktober 2010, toen de bezorging echt slecht werd, bekijkt welke aankondigingen mensen wellicht gemist hebben en vervolgens kijken hoe we dit opnieuw onder de aandacht kunnen brengen. Hij voegt er aan toe dat het wat raar is dat bij het rijk, die ook een informatieplicht heeft, de Staatscourant helemaal verdwijnt en dat burgers geacht worden via de websites en andere moderne communicatiemiddelen op de hoogte te zijn van de besluitvorming. Men hoort dan ook al wel geluiden dat dit bij de gemeenten ook zal gaan gebeuren. De methode van adverteren in de krant zal naar zijn idee op termijn gaan verdwijnen De voorzitter sluit de vergadering om 21.00 uur.
Commissie Bestuur
10/10
Nummer + Streef corsanr. datum 1. (366818) 01-02-2011
Actielijst Raadscommissie Bestuur na vergadering 14 april 2011 Datum Opvoer Onderwerp/Aanleiding Actie Stand van zaken Wethouder Kerckhaert 20-05-2010 Bedrijfsplan stadstoezicht WZ Bespreken van nieuw bedrijfsplan met daarbij aandacht voor het aantal toezichthouders en een financiële paragraaf. Het plan ligt voor advies bij de OR, daarna komt het via het college bij de raad. Dit wordt in april verwacht.
2. (402492) 29-09-2011
21-10-2010 Evaluatie cameratoezicht
BVL
N.a.v. uitwerking pilot cameratoezicht, de camera Dichtersbuurt wordt hierbij meegenomen.
3. (366820) 01-01-2012
20-05-2010 Tussenevaluatie raad
Griffie
4. (406317) 01-09-2011
13-01-2011 Hengelose invulling actief aandeelhouderschap Twence
PF
De uitwerking van het politiek testament halverwege de raadsperiode evalueren. N.a.v. stuk over overdracht aandelen Twence naar gemeenten volgt de vraag wat voor Hengelo "actief aandeelhouderschap" inhoudt. Ook in relatie tot de duurzaamheidsdiscussie. College gaat hierover met raad in gesprek, via een IBR/Technisch Beraad met een extern deskundige.
5. (417410) 01-06-2011 6. (421690) 01-06-2011
01-03-2011 Actualiseren raadsdelegatiebesluit 2001 14-04-2011 Gemeente advertentie
Staf Communicatie Ivm slechte bezorging van Typisch Hengelo, wordt bekeken welke voor een ieder geldende mededelingen uit de periode okt - begin april mogelijk opnieuw gepubliceerd moeten worden.
Kerckhaert
Kerckhaert
Kerckhaert
Actiepunten afgevoerd:
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
11G200484
PORT.HOUD:
ONDERWERP:
Jaarverslag en Jaarrekening 2010.
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad Behandelen B B B
Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Informeren
27/4 LN
Datum 17-05-2011 18-05-2011 19-05-2011 31-05-2011
Opmerkingen griffier: Iedere commissie behandelt de voor haar relevante onderdelen volgens bijgevoegd behandelschema
De relevante bijlagen zijn separaat verzonden Behandeling in de raadscommissie x
Bestuur
Fysiek
Datum:
Sociaal
19 mei 2011
Agendapunt:
8
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 417667
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200484 421527 / 421527
e. vereijken
PF
Mu
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Jaarverslag en Jaarrekening 2010.
BELEIDSPROGRAMMA/BELEIDSLIJN
Alle programma’s
REDEN VAN AANBIEDING
Externe wet- en regelgeving: Op grond van art 197 van de Gemeentewet legt het college jaarlijks verantwoording af over het gevoerde bestuur d.m.v. het jaarverslag en de jaarrekening (samen de jaarstukken). In dit geval over het verslagjaar 2010.
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
Inhoudelijk wordt per programma verslag gedaan over de realisatie van de doelstellingen zoals deze in de programmabegroting waren geformuleerd. De jaarrekening, die van de accountant vergezeld gaat van een goedkeurende verklaring geeft het financiële beeld over 2010 weer. Voor het nadelige saldo van bijna € 2.287.000, wordt een concreet dekkingsvoorstel gedaan.
PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
-
Afgestemd met portefeuillehouder Publiceren op openbare besluitenlijst één week na besluitvorming. Persbericht Jaarstukken 2010 toezenden aan het CBS en gedeputeerde staten van de provincie Overijssel
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. In te stemmen met de herziene vaststelling van de kredieten conform de ter inzage gelegde staat van kredieten 2010. 2. Het jaarverslag 2010 van de gemeente Hengelo vast te stellen en de daarin opgenomen toelichting, analyses, conclusies en aanbevelingen te aanvaarden als verantwoording van het college over het gevoerde beleid en beheer in 2010; 3. De lasten over het jaar 2010 vast te stellen op afgerond € 265.383.000, de baten op € 250.340.000 en daarmee het resultaat vóór bestemming te bepalen op € 15.043.000 nadelig; 4. Het resultaat ná bestemming te bepalen op afgerond € 2.287.000 nadelig, en dit te onttrekken aan de algemene reserve, waarbij dit resultaat tot stand is gekomen door het doen van dotaties aan reserves van afgerond € 32.717.000 en onttrekkingen aan reserves van € 45.473.000; 5. Het balanstotaal ultimo 2010 vast te stellen op afgerond € 726.617.000 en het eigen vermogen na bestemming op afgerond € 43.787.000; 6. Daarnaast in te stemmen met het weer doteren aan de algemene reserve [1101] een bedrag van € 1.770.164, en dit bedrag te dekken via de navolgende onttrekkingen; € 595.000, uit de reserve WMO verstrekkingen [1343] € 400.000, uit de reserve arbeidsmarkt [1351] € 426.875, uit de reserve stadsvernieuwing [1325] € 101.767, uit de reserve verfraaiing woonomgeving [1334] € 121.522, uit de reserve nog te betalen invoeringskosten WMO [1397] € 100.000, uit de reserve mobiliteit [1335] € 25.000, uit de reserve secundaire arbeidsvoorwaarden [1308] Een nadere onderbouwing is opgenomen in hoofdstuk 6 van de jaarstukken 2010.
OPSOMMING VAN BIJLAGEN
- begrotingswijziging - Jaarstukken 2010 - Staat van Kredieten 2010
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200484
e. vereijken
PF
Mu
ONDERWERP
Jaarverslag en Jaarrekening 2010.
AANLEIDING EN DOEL
Op grond van art 197 van de Gemeentewet legt het college jaarlijks verantwoording af over het gevoerde bestuur d.m.v. het jaarverslag en de jaarrekening (samen de jaarstukken). In dit geval over het verslagjaar 2010.
OVERWEGINGEN
Hierbij gaat het jaarverslag 2010 van de gemeente Hengelo, als basis voor de verantwoording door het college aan de raad over het gevoerde beleid en beheer. De inhoudelijke verantwoording is gebaseerd op de begroting 2010. Voor de hierbij gevolgde werkwijze en opzet wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van het jaarverslag. Voor de financiële verantwoording is eveneens de programmatische invalshoek gevolgd. Naast de presentatie van de cijfers op dit hogere aggregatieniveau, zijn de lasten en de baten, de dotaties en onttrekkingen aan de reserves, alsmede het resultaat vóór en ná bestemming opgesteld conform de voorschriften voor het gemeentelijke financiële beheer. De structurele effecten van dit jaarverslag - zowel inhoudelijk als financieel -, tezamen met de 1e beleidsrapportage 2011, zullen wij betrekken bij de opstelling van de Beleidsbegroting 2012-2015. De jaarrekening 2010 is door de aangestelde accountant voorzien van een goedkeurende verklaring voor de getrouwheid en de rechtmatigheid. FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
Geen personele aspecten. De jaarrekening, die van de accountant vergezeld gaat van een goedkeurende verklaring geeft het financiële beeld over 2010 weer. Voor het nadelige saldo van bijna € 2.287.000, wordt een concreet dekkingsvoorstel gedaan. COMMUNICATIE EN INSPRAAK
- Afgestemd met portefeuillehouder Inhoudelijk wordt per programma verslag gedaan over de realisatie van de doelstellingen zoals deze in de programmabegroting waren geformuleerd. VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
- Publiceren op openbare besluitenlijst één week na besluitvorming. - Persbericht - Toezenden aan het CBS en gedeputeerde staten van de provincie Overijssel
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. In te stemmen met de herziene vaststelling van de kredieten conform de ter inzage gelegde staat van kredieten 2010. 2. Het jaarverslag 2010 van de gemeente Hengelo vast te stellen en de daarin opgenomen toelichting, analyses, conclusies en aanbevelingen te aanvaarden als verantwoording van het college over het gevoerde beleid en beheer in 2010; 3. De lasten over het jaar 2010 vast te stellen op afgerond € 265.383.000, de baten op € 250.340.000 en daarmee het resultaat vóór bestemming te bepalen op € 15.043.000 nadelig; 4. Het resultaat ná bestemming te bepalen op afgerond € 2.287.000 nadelig, en dit te onttrekken aan de algemene reserve, waarbij dit resultaat tot stand is gekomen door het doen van dotaties aan reserves van afgerond € 32.717.000 en onttrekkingen aan reserves van € 45.473.000; 5. Het balanstotaal ultimo 2010 vast te stellen op afgerond € 726.617.000 en het eigen vermogen na bestemming op afgerond € 43.787.000; 6. Daarnaast in te stemmen met het weer doteren aan de algemene reserve [1101] een bedrag van € 1.770.164, en dit bedrag te dekken via de navolgende onttrekkingen; € 595.000, uit de reserve WMO verstrekkingen [1343] € 400.000, uit de reserve arbeidsmarkt [1351] € 426.875, uit de reserve stadsvernieuwing [1325] € 101.767, uit de reserve verfraaiing woonomgeving [1334] € 121.522, uit de reserve nog te betalen invoeringskosten WMO [1397] € 100.000, uit de reserve mobiliteit [1335] € 25.000, uit de reserve secundaire arbeidsvoorwaarden [1308] Een nadere onderbouwing is opgenomen in hoofdstuk 6 van de jaarstukken 2010.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200484
e. vereijken
PF
Mu
ONDERWERP
Jaarverslag en Jaarrekening 2010.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. 2.
3. 4.
5. 6.
In te stemmen met de herziene vaststelling van de kredieten conform de ter inzage gelegde staat van kredieten 2010. Het jaarverslag 2010 van de gemeente Hengelo vast te stellen en de daarin opgenomen toelichting, analyses, conclusies en aanbevelingen te aanvaarden als verantwoording van het college over het gevoerde beleid en beheer in 2010; De lasten over het jaar 2010 vast te stellen op afgerond € 265.383.000, de baten op € 250.340.000 en daarmee het resultaat vóór bestemming te bepalen op € 15.043.000 nadelig; Het resultaat ná bestemming te bepalen op afgerond € 2.287.000 nadelig, en dit te onttrekken aan de algemene reserve, waarbij dit resultaat tot stand is gekomen door het doen van dotaties aan reserves van afgerond € 32.717.000 en onttrekkingen aan reserves van € 45.473.000; Het balanstotaal ultimo 2010 vast te stellen op afgerond € 726.617.000 en het eigen vermogen na bestemming op afgerond € 43.787.000; Daarnaast in te stemmen met het weer doteren aan de algemene reserve [1101] een bedrag van € 1.770.164, en dit bedrag te dekken via de navolgende onttrekkingen; € 595.000, uit de reserve WMO verstrekkingen [1343] € 400.000, uit de reserve arbeidsmarkt [1351] € 426.875, uit de reserve stadsvernieuwing [1325] € 101.767, uit de reserve verfraaiing woonomgeving [1334] € 121.522, uit de reserve nog te betalen invoeringskosten WMO [1397] € 100.000, uit de reserve mobiliteit [1335] € 25.000, uit de reserve secundaire arbeidsvoorwaarden [1308] Een nadere onderbouwing is opgenomen in hoofdstuk 6 van de jaarstukken 2010.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Behandelschema Jaarrekening Jaarverslag 2010 in de raadscommissies Bestuur
Sociaal
do 19/5 woe 18/5
Fysiek
di 17/5
1 Inleiding 2 Leeswijzer 3 Raadsvoorstel en ontwerp-Raadsbesluit Raadsvoorstel Ontwerp-raadsbesluit
x
x
x
4 Maatschappelijke ontwikkelingen
x
x
x
5 Speerpunten van beleid
x
x
x
6 Financiën
x
7 De Programmarealisatie 7.1 Mens in ontwikkeling 7.2 Mens in de samenleving 7.3 Zorg voor de mens 7.4 Werk en inkomen 7.5 Woonconsumenten 7.6 Gebruiker openbare ruimte 7.7 Mens en milieu 7.8 Inwoners en bestuur 7.9 Stad in ontwikkeling 8 De paragrafen 8.1 De lokale heffingen 8.2 Het weerstandsvermogen en de risico’s 8.3 Het onderhoud aan de kapitaalgoederen 8.4 Het grondbeleid 8.5 Financiering 8.6 Verbonden partijen 8.7 Bedrijfsvoering 8.8 Investeringen 9 Jaarrekening
x x x x x x x x x
x x x x x x x x
x x
x x x
PF FB
Product 980.3 980.4 980.9 980.9 980.0 980.9 980.8 980.0
LEDGER:
Grootboekrekening (BE+HR+SUB) 6980300.860013.1343 6980403.860013.1351 6980900.860013.1325 6980901.860013.1334 6980000.860013.1397 6980900.860013.1335 6980801.860013.1308 6980000.460011.1101
(evt. korte nadere toelichting op omschrijving)
Verwerking saldo jaarrekening 2010
Bedrag -595.000 -400.000 -426.875 -101.767 -121.522 -100.000 -25.000 1.770.164
BA
IB
D:\appl\bct\3party\neevia.com\Document Converter\temp\DSPDF_ABFA_31303439373934333934.xls
Progr. 3 4 9 9 10 9 8 10
Toel.:
Boekingsdatum: 01-06-2011
Sector: Afd.:
MUTATIEFORMULIER WIJZIGING BEGROTING
Nummer begrotingswijziging:
Akkoord 2e consulent: Datum: Paraaf:
DIV-nr.: 11G200484 Batchnr.: 42186
Beschrijving (incl. nr. begr.wijz.) Onttr. reserve WMO verstr (1343) Onttr. Reserve arbeidsmarkt (1351) Onttr. Reserve stadsvernieuwing (1325) Onttr. Reserve verfraaiing woonomgeving (1334) Onttr. Reserve n.t.b. invoeringskosten WMO (1397) Onttr. Reserve mobiliteit (1335) Onttr. Reserve sec. arbeidsvoorwaarden (1308) Toevoeging aan algemene reserve (1101)
(SB struct wijz IB incident wijz)
2011258
Besluit sector: nvt Besluit b&w: 26-04-2011 Besluit raad: 31-05-2011
(wordt centraal bij FBV in regiter vastgelegd)
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
11G200557
PORT.HOUD:
ONDERWERP:
Burgerjaarverslag 2010.
Kerckhaert
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad Behandelen Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Informeren
26/4 LN
Datum
B
19-05-2011
B
31-05-2011
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie x
Bestuur
Fysiek
Datum:
Sociaal
19 mei 2011
Agendapunt:
8
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 419555
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200557 419601 / 419601
R.W.A. Hassink
PSZ
Ke
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Burgerjaarverslag 2010.
BELEIDSPROGRAMMA/BELEIDSLIJN
08 - Inwoners en bestuur
REDEN VAN AANBIEDING
Externe wet- en regelgeving. Volgens artikel 170, lid 2 van de gemeentewet moet de burgermeester jaarlijks zijn burgerjaarverslag aanbieden aan de raad, waarin hij in ieder geval rapporteert over de kwaliteit van de dienstverlening en de kwaliteit van de procedures op het vlak van burgerparticipatie.
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
-
PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
-
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Kennis te nemen van het burgerjaarverslag 2010; 2. Het burgerjaarverslag te behandelen in samenhang met het gemeentelijke jaarverslag.
OPSOMMING VAN BIJLAGEN
Burgerjaarverslag 2010
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200557
R.W.A. Hassink
PSZ
Ke
ONDERWERP
Burgerjaarverslag 2010.
AANLEIDING EN DOEL
Jaarlijks brengt de burgemeester het burgerjaarverslag uit. De burgemeester rapporteert op de verplichte onderdelen kwaliteit van dienstverlening en kwaliteit van de procedures op het vlak van burgerparticipatie Daarnaast rapporteert hij ook over de afhandeling van klachten en bezwaarschriften, omdat deze veel zeggen over de dienstverlening van de gemeente. OVERWEGINGEN
Dit jaar verschijnt het burgerjaarverslag in een nieuw (kleiner) jasje. De bezuinigingen en de wens van de raad om een soberdere uitvoering van het burgerjaarverslag hebben daartoe geleid. Vorig jaar werd al melding gemaakt van de onzekerheid van de verplichting van het burgerjaarverslag. Die situatie is ongewijzigd. Door de verkiezingen begin 2010 zijn nog geen knopen doogehakt over het rapport van de toenmalige staatssecretaris Bijleveld ‘de staat van de dualisering’. Door de nieuwe verschijningsvorm is er maar een beperkte ruimte om te rapporteren over dienstverlening, burgerparticipatie en bezwaren en klachten. Dat dwingt tot keuzes. In het burgerjaarverslag 2010 is gekozen om te rapporteren op de basisdienstverlening (post, telefoon, balie, en meldingen openbare ruimte). Vanwege het toenemende belang wordt ook de digitale dienstverlening kort toegelicht. Voor wat betreft de burgerparticipatie is gekozen voor het geven van enkele voorbeelden waaruit de verscheidenheid aan participatie-trajecten blijkt. Het gaat hierbij om verscheidenheid in de spreiding binnen de stad en de verschillen in de reacties vanuit de inwoners die bij participatie-trajecten kunnen optreden. Andere jaren was u van ons een uitgebreider raadsvoorstel gewend, waarin een globaal beeld van dienstverlening en participatie werd gegeven. Dat laten wij nu achterwege vanwege het korte karakter van het burgerjaarverslag zelf FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
geen
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
geen
VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
geen
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Kennis te nemen van het burgerjaarverslag 2010; 2. Het burgerjaarverslag te behandelen in samenhang met het gemeentelijke jaarverslag.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200557
R.W.A. Hassink
PSZ
Ke
ONDERWERP
Burgerjaarverslag 2010.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. Kennis te nemen van het burgerjaarverslag 2010 2. Het burgerjaarverslag te behandelen in samenhang met het gemeentelijke jaarverslag
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Burgerjaarverslag 2010 VOORWOORD Een kort een bondig Hengelo’s burgerjaarverslag over het jaar 2010, waarin de gemeentelijke dienstverlening en de burgerparticipatie centraal staat, ligt voor U. De burgemeester geeft daarin antwoord op vragen als: was de gemeentelijke dienstverlening aan de inwoners en bedrijven zoals het behoort te zijn? Konden de inwoners van Hengelo hun mening wel inbrengen over die onderwerpen die hen bezig hielden? En, hoe ging het dan op de vele bewonersbijeenkomsten, hadden mensen ook echt invloed op wat er in hun omgeving gebeurt? Hoeveel klachten en bezwaren zijn er binnengekomen? En belangrijker: wat is er van geleerd? Het algemene beeld is dat de inwoners redelijk tevreden zijn over de dienstverlening door de gemeente Hengelo. Bij de gemeentelijke balies, waar ongeveer 90.000 bezoekers verschijnen, wordt op tijd en zorgvuldig gewerkt. De bezoekers geven daar een gemiddeld rapportcijfer van 7,8 voor en dat is –ook vergeleken met andere gemeenten- goed. We staan ook redelijk vooraan in Nederland wat betreft de moderne, digitale dienstverlening. Steeds meer zaken met de gemeente kunnen de inwoners thuis vanachter hun pc gemakkelijk regelen. Over 2010 zijn er 11.000 producten via de website aangevraagd. 283.000 mensen bezochten de gemeentelijke website. De telefonische bereikbaarheid – we krijgen ongeveer 131.000 telefoontjes per jaar- voldoet aan de norm die we binnen de gemeentelijke organisatie hanteren. En de postafhandeling –ruim 25.000 poststukken per jaar- is eindelijk overal goed op orde. In de afgelopen jaren waren we te slordig met het tijdig en goed afhandelen van de zgn “brieven van inwoners”. Na extra aandacht vanuit de politiek hiervoor, is over het jaar 2010 bijna 9 op de 10 brieven van inwoners keurig op tijd afgehandeld. Het algemene beeld over de mate waarin de inwoners tevreden zijn over de mogelijkheden tot burgerparticipatie is moeilijker in cijfers te vangen. Ik vind het opvallend dat bewoners veelal aangeven dat de bijeenkomsten, die de gemeente organiseert, bijv. over veranderingen in hun buurt, wel goed georganiseerd zijn, maar inwoners blijven relatief vaak ontevreden over het eindresultaat. Dit is begrijpelijk in situaties dat inwoners iets in hun buurt krijgen waar ze niet blij mee zijn. Het blijkt wel te helpen als vooraf heel helder wordt aangeven aan de betrokken bewoners wat in ieder geval vaststaand beleid is. Uiteindelijk is het de rol van de politiek om keuzes te maken en belangen af te wegen. Goed en actief informeren ná de politieke besluitvorming is evenzeer belangrijk. Want zonder communicatie en uitleg over de gemaakte afwegingen, blijft er soms alleen maar irritatie en onbegrip bij inwoners bestaan. Een ander opvallend punt is de bereidheid van inwoners om hun kennis en ervaring op vrijwillige basis beschikbaar te stellen aan de gemeente bijv. t.b.v. het opstellen van een gemeentelijk plan. Het is zaak om hierop in te spelen en naar vormen te zoeken die die vrijwillige, belangeloze inzet van inwoners waar dat kan, ook echt mogelijk maakt. Het is voor de gemeentelijke organisatie een kans om nieuwe verbanden met de samenleving aan te gaan. Flink doorgaan met vernieuwingen op het punt van burgerparticipatie vind ik daarom een belangrijke opdracht. Ik nodig u bij deze graag uit om op deze of andere punten uit dit burgerjaarverslag te reageren. Met uw reactie, tip of kritische noot kunnen we Hengelo – en dat zijn wij allemaal samen- weer verder brengen. Burgemeester van Hengelo Drs. Frank A.M. Kerckhaert
Dienstverlening in Hengelo Dienstverlening aan de balie Jaarlijks doet de gemeente mee aan het landelijke benchmarkonderzoek Publiekszaken. Daarmee kunnen we onze dienstverlening vergelijken met andere gemeenten. Het totaaloordeel van klanten die de publieksbalie van onze gemeente (in april 2010) bezochten was een 7,8. Vergelijkbare gemeenten scoorden een 7,6. De tevredenheid over het telefonisch contact werd in Hengelo beoordeeld met een 7,6. De waardering over het uiteindelijke resultaat van het telefoongesprek werd beoordeeld met een 6,9. In 2011 gaan we ook de tevredenheid over de digitale dienstverlening meten. We meten ook zelf een aantal keer per jaar uw tevredenheid. Wij vragen u om ons te beoordelen op de vriendelijkheid en deskundigheid van onze medewerkers, de wachttijden, de bereikbaarheid en de ondervonden privacy. In 2010 was u iets positiever dan vorige jaren en scoorden we een 7,7. In deze tijden van bezuinigingen bij de overheid ben ik daar best trots op. Burgerjaarverslag 2010
Meldingen openbare ruimte: bij u in de straat of buurt We zien al enkele jaren een stijgende lijn in het aantal meldingen openbare ruimte. Nu hebben we de laatste jaren de nodige extreme weersomstandigheden gehad, zoals storm, wateroverlast en langere vorstperioden. Maar het is ook makkelijker geworden om een melding te doen via bijvoorbeeld de gemeentelijke website of uw mobiele telefoon. Uit de toename van het aantal meldingen blijkt ook betrokkenheid van u als inwoner bij uw woonomgeving. Dat is prettig. Samen houden we de stad in een goede staat. Door de lange vorstperiode begin 2010 ontstond een grote achterstand in de afhandeling van meldingen. Met name de meldingen over de openbare verlichting liepen vertraging op. Door de vorst kon sommige werkzaamheden niet uitvoeren. Uiteindelijk hebben we wel onze norm gehaald. Van de 9.693 meldingen werd 85% op tijd afgedaan. Digitale dienstverlening We hebben de laatste jaren veel geïnvesteerd in onze digitale dienstverlening. Op www.hengelo.nl kunt u over veel producten informatie vinden. Ook kunt u al veel producten aanvragen via het digitale loket. De tijd en energie die we in onze digitale dienstverlening stoppen zien we ook terug in de landelijke waardering voor onze website. In 2010 was een 3e plek de hoogste notering in de ranglijst van ‘overheid.nl’, die we ooit gehaald hebben. In 2010 hebben we ook de mogelijkheid toegevoegd om, via de website, de gemeente tips te geven. Stoort u zich aan onduidelijke formulieren, tegenstrijdige regels of moeilijke procedures? Moet u steeds dezelfde gegevens aanleveren? Of wordt u van het kastje naar de muur gestuurd? Via de website www.hengelo.nl (à contact) kunt u uw tips of oplossing aan ons melden. Telefonische dienstverlening In 2010 hebben we maatregelen genomen om telefonisch beter bereikbaar te zijn. We vinden dat we de telefoon altijd binnen 20 seconden moeten opnemen. We willen dat u minder vaak doorverbonden behoeft te worden. Voor steeds meer vragen willen we meteen een passend antwoord kunnen geven op een centrale plek. Zo krijgt u altijd iemand te spreken, wordt u minder doorverbonden en krijgt u sneller antwoord op uw vraag. Post Vorig jaar stelde ik met tevredenheid een verbetering vast in de tijdige en goede postafhandeling. Die goede lijn hebben we kunnen vasthouden. In 2010 handelden we gemeentebreed 86% van de post binnen de normtijd af, tegenover 83% vorig jaar. Ik ben ook tevreden met de grote verbetering in de categorie burgerbrieven. Scoorden we vorig jaar nog een teleurstellende 63%, als het gaat om het op tijd afhandelen van burgerbrieven. In 2010 steeg dit naar 88%. In totaal ontvingen we 120 klachten. 12 stonden er nog open van het jaar ervoor. Van de 132 klachten die wij afhandelden is 94% op tijd afgehandeld. Klachten ontstaan wanneer mensen zich niet netjes behandeld voelen en/of wanneer mensen niet begrijpen waarom hun verzoek niet is ingewilligd. In 29 gevallen hebben we de klachten gegrond verklaard. Daar leren wij van en passen onze werkwijze dan aan. Daarnaast ontvingen wij over 365 besluiten één of meerdere bezwaren (in totaal 505 bezwaarschriften). Dat is iets meer dan vorig jaar. Men was het dan niet eens met de inhoud van een besluit van de gemeente. In 8 gevallen kreeg men gelijk en paste de gemeente het besluit aan. Informatie via huis-aan-huis bladen Traditioneel informeren wij u vanuit de gemeente via huis-aan-huis bladen, met daarin de gemeenteadvertentie. In 2010 verliep dat niet zo soepel. Er was enige tijd sprake van onvoldoende huis-aan-huis bezorging van het weekblad Typisch Hengelo. Wij vinden het belangrijk dat dat goed gebeurt en daarom hebben wij ook maatregelen getroffen. Begin 2011 is het gemeentenieuws weer opgenomen in het Hengelo’s Weekblad en is afgesproken om een goede huis-aan-huis bezorging te bewaken.
Meedoen in Hengelo: Burgerparticipatie Inleiding In 2010 koos u een nieuwe gemeenteraad. Er trad ook een nieuw college van burgermeester en wethouders aan. Eén van de punten waar dit college zich sterk voor wil maken is dat inwoners van Hengelo meer, eerder en beter worden betrokken bij voor hen belangrijke gemeentelijke activiteiten en beslissingen. Niet overal kunnen inwoners meebeslissen over projecten in hun buurt,
Burgerjaarverslag 2010
maar waar dat kan gaan we dat, méér dan voorheen, doen. Zo wil het college verder gaan dan alleen informeren van bewoners en wil het gebruik maken van nieuwe (digitale) communicatievormen. Verder wil het college een aantal experimenten op dit gebied starten, waaronder het inrichten van een speelplek door de betrokken inwoners veel meer zeggenschap te geven hierover. Ik geef hieronder enkele voorbeelden uit de praktijk van 2010. Voorbeelden waar we trots op zijn, maar ook voorbeelden waaruit blijkt dat de praktijk soms erg weerbarstig is en er lastige situaties kunnen ontstaan.
Skatevoorziening Hengelo In 2009 verwijderde de gemeente een door skaters zelf gebouwde skatevoorziening aan de Uitslagsweg. Het verwijderen van de baan leverde commotie op. De Hengelose skaters verenigden zich opnieuw in een werkgroep skatevoorziening. Er werden twee participatietrajecten in gang gezet. De jongeren uit de Hengelose Es denken mee over een nieuwe inrichting van het jeugdplekje naast de Weusthaghal. De werkgroep skatevoorziening denkt mee over de locatie en opzet van de stedelijke skatevoorziening. Locatie en inrichting We hebben een tiental locaties voor de stedelijke skatevoorziening onderzocht. Na afweging van gemeentelijke criteria en wensen vanuit de werkgroep kwam de Bataafse Kamp als voorkeurslocatie uit de bus. Voorwaarde is dat dit een multifunctioneel park wordt, waar groen het beeld bepaalt. De skatewerkgroep heeft samen met stedenbouwkundigen van de gemeente nagedacht over een harmonieuze inpassing in het groen. De buurt, de politie en het jeugdwerk zouden worden betrokken bij de plannen, zodra deze iets meer vorm hadden gekregen. Buurtbewoners lazen in de krant over de ideeën. Zij maakten in een brief alvast hun bezwaren kenbaar. Na uitleg waren zij niet gerustgesteld en zij kondigden verdere actie aan. Tegenstrijdige belangen Zo krijgt de participatie twee gezichten. Aan de ene kant trekken we samen op met de skaters, een actieve groep in onze samenleving. De andere groep wordt gevormd door de bewoners, van wie een aantal heeft laten weten de eventuele ontwikkelingen te willen voorkomen. Twee groepen burgers die wij moeten en ook graag willen bedienen. Participatie kan leiden tot een spagaat. Een spagaat waar we op een goede manier uit willen komen, zodanig dat we recht doen aan alle participanten: ook als niet iedereen zijn zin kan krijgen. Uiteindelijk is dat in de democratie ook de taak van de politiek. De Elsbeek terug in Driene De gemeente Hengelo en het waterschap Regge en Dinkel willen de Elsbeek terugbrengen in Groot Driene. Bij de aanleg van de wijk in de jaren ’70 is de beek gedeeltelijk verdwenen. Door herstel van de beek zal onder andere de waterkwaliteit van de Swafertvijver verbeteren. Het ontwerp is via een bijzonder participatieproces tot stand gekomen. Ongeveer 20 mensen hebben tijdens twee workshops actief meegedacht over het ontwerp. De deelnemers, bewoners van de Kasbah en de Jaques Perkstraat, de directeuren van de basisscholen Het Kompas en De Stiepel, ouders van leerlingen, vertegenwoordigers van de Stichting Groene Binnenstadsbeken, visvereniging en de beekbusters, vormden een goede mix van belanghebbenden die betrokken zijn bij het gebied. De afgelopen maanden hebben zij meegedacht over het ontwerp van de Elsbeek: van beekloop tot de vormgeving van bankjes. De landschapontwerper is hiermee aan de slag gegaan. Het ontwerp is overwegend positief ontvangen. Na de zomer van 2011 starten gemeente en waterschap met de aanleg van de beek. Ook scholen actief betrokken Één onderdeel van het ontwerp is een waterspeelplaats bij de scholen Het Kompas en De Stiepel. Kinderen van deze basisscholen hebben heel actief meegedacht over de inrichting van deze waterspeelplaats. Aan de hand van voorbeelden en sfeerbeelden gingen de kinderen zelf aan de slag. Dit heeft geresulteerd in mooie maquettes. Dit heeft goede ideeën opgeleverd, die vertaald worden in het uiteindelijke ontwerp. Wat doe je met 500 ‘gesneuvelde’ bomen? Op 12 juli 2010 heeft een windhoos flinke schade aangericht aan het bomenbestand in onze stad. In enkele minuten zijn ongeveer 250 bomen geveld. Nog eens 250 bomen hebben we later vanwege gevaar moeten omzagen. Al met al een flinke schadepost en de gemeente Hengelo zat met 500 bomen in haar 'maag'. Annemieke Knol, een collega bij de gemeene Hengelo, kwam met het idee basisscholen en bewoners van deze stad te vragen om ideeën in te dienen, wat we met de resten van al die bomen konden doen. Dit idee is verder opgepakt. Onder meer via de website,
Burgerjaarverslag 2010
huis-aan-huis bladen en brieven aan alle Hengelose basisscholen hebben we gevraagd om ideeën voor een herbestemming van die bomen. In totaal hebben ongeveer 60 bewoners en 14 scholen gereageerd. We hebben een selectie moeten maken. Daarbij is gekeken naar een goede spreiding in locaties, originaliteit en uitvoerbaarheid. Alle inzenders hebben bericht gehad of hun idee wel of niet uitgevoerd zou worden. De uitwerking van de ideeën heeft aardig wat tijd gekost. Een aantal daarvan moet nog worden uitgevoerd. Het enthousiasme van de kinderen, betrokkenheid van bewoners, de belangstelling van de pers en de geweldige inzet van collega's die de boomstammen hebben gezaagd, werkten erg stimulerend, waardoor de 500 omgewaaide bomen toch iets positiefs hebben opgeleverd, zoals bijvoorbeeld een totempaal en een kabouterstoel op een schoolplein. Trefpunt Om inwoners te informeren organiseert de gemeente ook Trefpunten. Bij deze bijeenkomst zijn raadsleden, ambtenaren, bestuurders en inwoners welkom. In 2010 werd drie keer een trefpunt georganiseerd. Gemiddeld bezochten in 2010 zo’n honderd mensen deze bijeenkomsten. De onderwerpen in 2010 waren onder meer de toekomst van het ziekenhuis Hengelo, de visie op de Brede School in Hengelo, cameratoezicht in de binnenstad en de kanteling in de WMO. Tapuitstraat In 2009 trokken bezorgde bewoners aan de bel bij de gemeente. Er zaten scheuren in de muren van hun huizen en er was verzakking opgetreden. De gemeente stelde snel een onafhankelijk onderzoek in. In 2009 en 2010 zijn meerdere bewonersbijeenkomsten gehouden om de bewoners goed te informeren over wat er aan de hand was. In 2010 is ook nog twee keer gesproken met een vertegenwoordiging van de bewoners. Uiteindelijk bleek de aanleg van de Beethoventunnel de oorzaak te zijn, maar was de gemeente door verjaring niet meer aansprakelijk. Het onderzoek toonde ook aan dat er nu geen verzakking meer plaatsvindt. De gemeente en de verzekeraar hebben uit coulance toch een vergoeding betaald aan de bewoners. Diamantstraat In juli 2010 is het groot onderhoud aan de Diamantstraat opgeleverd. De fundering was oud en kon niet meer worden gerepareerd. Voor en tijdens de uitvoering zijn de ondernemers van de Diamantstraat nauw betrokken geweest bij de plannen. Om een optimale bereikbaarheid te garanderen, is over de afsluiting van de kruisingen vooraf overleg gepleegd met de ondernemers. De aannemer heeft in het weekend doorgewerkt, daardoor is de overlast voor de ondernemers beperkt gebleven en konden de werkzaamheden binnen de planning worden uitgevoerd. Armoedeconferentie Ter gelegenheid van de Stedenestafette tegen armoede en sociale uitsluiting kwamen 12 november 2010 ruim 70 mensen uit de stad bij elkaar in de burgerzaal van het stadhuis in Hengelo. Alle aanwezigen zijn betrokken bij acties, maatregelen en beleid tegen de armoede. Doel van de bijeenkomst Samen de armen uit de mouwen was het werk op elkaar af te stemmen. Volgens een onderzoek van het Verweij-Jonkerinstituut lukt dat in Hengelo goed. Zo waren BudgetAlert en Stadsbank, Fitis, Werkplein, Mediant en Menthol (inburgering) vertegenwoordigd. In 2011 moet het armoede- en minimabeleid van de gemeente opnieuw geformuleerd worden. Daar wil de gemeente nadrukkelijk het hele maatschappelijk middenveld bij betrekken.
Wijkbudgetten / bewonersorganisaties In 2010 kondigde de gemeente aan een nieuw subsidieprogramma te willen ontwikkelen voor de bewonersorganisaties voor 2011. Het bestaande wijkbudget zou meer volgens de buurtbonnenmethode vorm moeten krijgen. De bewonersorganisaties waren in eerste instantie niet blij met het voornemen van de gemeente. Ze voelden zich gepasseerd. Tijdens een overleg met alle bewonersorganisaties is afgesproken dat er een werkgroep zou worden gevormd, met vertegenwoordigers van alle bewonersorganisaties en gemeente. Daaruit is een voorstel gekomen waarin de organisaties zich konden vinden. Deze voorstellen worden in 2011 verder uitgewerkt door de werkgroep.
Burgerjaarverslag 2010
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
11G200496
PORT.HOUD:
Mulder
ONDERWERP:
Herziening grondexploitaties per 01-01-2011
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad Behandelen Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Informeren
26/4 LN
Datum
B
19-05-2011
B
31-05-2011
Opmerkingen griffier:
De relevante bijlagen zijn separaat verzonden Behandeling in de raadscommissie x
Bestuur
Fysiek
Datum:
Sociaal
19 mei 2011
Agendapunt:
9
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 417959
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200496 418584 / 418584
R. Knobben, F. Kosters
PF
Mu
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Herziening grondexploitaties per 01-01-2011
BELEIDSPROGRAMMA/BELEIDSLIJN
09 – Stad in Ontwikkeling
REDEN VAN AANBIEDING
Jaarlijks worden op peildatum 1 januari de grondexploitaties en daarmee samenhangende reserves en voorzieningen herzien. Het doel is met name om de financiële situatie van grondbedrijf in beeld te brengen, middels het opstellen van een geactualiseerde prognose voor de ontwikkeling van de reserve van het grondbedrijf en de overige aan de grondexploitaties gelieerde reserves en voorzieningen.
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
De raad wordt voorgesteld om de grondexploitaties per 01.01.2011 en de daarmee samenhangende reserves en voorzieningen vast te stellen. De grondexploitaties dienen als een geactualiseerd toetsingskader ter vaststelling van de financiële gevolgen van aankopen, verkopen, aanpassingen grondprijzen, planuitwerking, kredietaanvragen, aanbestedingsresultaten en exploitatieovereenkomsten
PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
N.v.t.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Kennis te nemen van de boekwaardeoverzichten, zoals opgenomen in deel II “nog niet in exploitatie genomen gronden”. 2. Kennis te nemen van het weerstandsvermogen van het grondbedrijf. 3. Tot vaststelling over te gaan van de overige per 01.01.2011 herziene grondexploitaties en de daarmee samenhangende herziening van de reserve van het grondbedrijf. 4. Tot vaststelling over te gaan van de volgende wijzigingen in de grondexploitaties en de daaraan gelieerde reserves en voorzieningen, overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 2 van de herzieningen (bijlage Ia: Algemene toelichting): § Per 31.12.2010 de volgende grondexploitaties afsluiten: 33. Campus en expres (1e fase Westermaat); 91. Plein (1e fase Westermaat); 88. Expo (1e fase Westermaat); 93. Bovenwijkse Voorzieningen Westermaat (1e fase Westermaat); 18. O-kwadraat; 21. “Exploitatieovereenkomsten”: o Rossinistraat /Sweelinkstraat: De Brug o Zernikestraat o Dieselstraat o Bedrijfswoningen Oude Postweg o Holec Hazemeijer o Bornsestraat/Achterhoeksemolenweg 86. Kop Boeldershoek § Ten laste van de reserve van het grondbedrijf een voorziening te treffen om de contante waarde van tekortexploitaties af te dekken. Per 01.01.2011 wordt dan een voorziening getroffen van € 29.343.947,-. § Ten laste van de reserve van het grondbedrijf een voorziening te treffen voor nog niet in exploitatie genomen. Per 01.01.2011 wordt dan een voorziening getroffen van € 11.217.353,De voorziening is t.o.v. 2010 verhoogd met € 3,3 miljoen, met name om de boekwaarde van de complexen Weusthagpark, sportpark Groot Driene en Westermaat Veld af te waarderen (€ 3,1 miljoen). § Per 01.01.2011 de storting vanuit de algemene dienst aan de reserve van het grondbedrijf (voor het gezondheidscentrum in Hart van Zuid) en de onttrekking vanuit de reserve ten gunste van Hart van Zuid te laten vervallen. 5. In te stemmen met de toezending van de herzieningen aan de provincie Overijssel. OPSOMMING VAN BIJLAGEN
Ia. Ib. II. III. IV.
Algemene toelichting Reserves en voorzieningen Nog niet in exploitatie genomen gronden Woningbouw in exploitatie Bedrijventerreinen in exploitatie
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200496
R. Knobben, F. Kosters
PF
Mu
ONDERWERP
Herziening grondexploitaties per 01-01-2011
AANLEIDING EN DOEL
Aanleiding Jaarlijks worden op peildatum 1 januari de grondexploitaties en daarmee samenhangende reserves en voorzieningen herzien. Het gaat daarbij om het opstellen van herziene grondexploitaties, waarin verwerkt zijn: § De rekeningcijfers over 2010; § Nieuwe prognoses voor alle na 01.01.2011 te verwachten c.q. te realiseren bijdragen, verkoopopbrengsten en kosten, waarbij voor wat betreft de kosten voor zover van toepassing aansluiting is gezocht met de staat van kredieten. Voor de betrouwbaarheid is het van belang, dat daarbij aansluiting bestaat met de boekwaarde blijkende uit het meest recente jaarrekening alsmede met de meerjarenramingen van de diverse te onderscheiden reserves en voorzieningen, welke een relatie kennen met de grondexploitaties. Doelstelling Het doel van de jaarlijkse herziening van de grondexploitaties is met name om de financiële situatie van het totale grondbedrijf weer te geven. OVERWEGINGEN
Overwegende dat, §
§ § § § § §
Ondanks de economische tegenwind, 2010 een goed jaar is gebleken voor het grondbedrijf: ≠ In 2010 is er een verkoopopbrengst gerealiseerd van € 21,4 miljoen (€ 1,3 miljoen meer dan was geraamd); ≠ De gemeentelijke boekwaarde voor het eerst in 10 jaar is afgenomen met € 6,6 miljoen; ≠ De reserve is verbeterd met € 9,7 miljoen. Dit is € 6,6 miljoen meer dan vorig jaar werd verwacht. Van deze € 6,6 miljoen wordt € 2,9 miljoen veroorzaakt door uitgestelde uitgaven en € 3,7 miljoen door gerealiseerde voordelen in 2010; ≠ Deze verbetering van de reserve biedt de mogelijkheid tot: * Het verder uitfaseren van bedrijventerreinen (gemiddeld 3 jaar uitgefaseerd); * Het extra afwaarderen van de gronden in NIEGG (€ 3,1 miljoen). De door de raad vastgestelde grondexploitaties jaarlijks worden geactualiseerd en opnieuw worden vastgesteld; Door de huidige marktsituatie de nog te realiseren verkopen in de grondexploitaties dit jaar wederom speciale aandacht hebben gekregen; Het uitgiftetempo in de te onderscheiden grondexploitaties gelijk is aan de geprioriteerde woningbouwlocatielijst; De op 25 januari 2011 door de raad vastgestelde grondslagen zijn gehanteerd bij het opstellen van herzieningen per 01.01.2011; Geanticipeerd is op de huidige economische ontwikkelingen. Een knelpunt is de boekwaarde van de NIEGG (€ 38,5 miljoen). Aan dit bedrag wordt jaarlijks € 1,5 miljoen rente toegevoegd.
FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
Ondanks de reeds getroffen maatregelen en de goede resultaten in 2010 kan de financiële situatie van het grondbedrijf als redelijk zorgelijk worden beschouwd. Het vrij besteedbare deel van de reserve is de komende jaren minimaal. Het weerstandsvermogen van het grondbedrijf is eveneens minimaal en de verkoopopbrengsten in de door de gemeenteraad geaccordeerde projecten is (door onder meer de huidige economische omstandigheden) redelijk ambitieus. De belangrijkste bevindingen uit de herzieningen van de grondexploitaties per 01.01.2011 zijn de volgende.
Voorziening tekortexploitaties Conform de “gedragslijn BBV en grondbedrijf” (raadsbesluit 20.03.2007) dient ten laste van de reserve een voorziening getroffen te worden om de contante waarde van de tekortexploitaties af te dekken. Per 01.01.2011 is er een voorziening getroffen van afgerond € 29,4 miljoen. Voorzieningen nog niet in exploitatie genomen gronden Als de verkeerswaarde lager is dan de boekwaarde, dan dient voor het verschil een voorziening te worden getroffen (BBV artikel 70). Dit jaar wordt een voorziening getroffen (€ 11,2 miljoen) voor de nog niet in exploitatie genomen gronden, waarvan de boekwaarde hoger is dan de verkeerswaarde. Vrij besteedbaar deel reserve grondbedrijf Naar huidige inzichten zal de doelstelling om een vrij besteedbare deel van de reserve van € 3 miljoen te hebben op korte termijn niet worden gerealiseerd. Pas in 2019 zal de doelstelling gehaald worden. Weerstandsvermogen Conform het BBV is de totale weerstandscapaciteit van de gemeente (inclusief risico’s grondbedrijf) voldoende hoog. Daarnaast voldoet het grondbedrijf aan haar eigen beleid inzake het weerstandsvermogen. Opgemerkt dient te worden dat er vanuit financiële overwegingen geen strategische aankopen gedaan moeten worden en dat er geen nieuwe grondexploitaties met een ongedekt negatief eindresultaat vastgesteld dienen te worden. Boekwaarde De boekwaarde ligt thans op een erg hoog niveau. De boekwaarde van de gemeentelijke grondexploitaties is in 2010 afgenomen. Om de boekwaarde in de komende jaren te laten afnemen, zal er aanhoudende nadruk moeten worden gelegd op de realisatie van grondverkopen en op beheersing van de kosten. Grondverkopen In de komende 5 à 10 jaar heeft de gemeente voldoende voorraad in haar grondexploitaties om nieuwbouw van bedrijven en woningen mogelijk te maken. De aandacht dient de komende jaren niet gericht te zijn op planinitiatieven maar op het zorgvuldig doorlopen van bestemmingsplan- procedures, de realisatie van bouwrijpe grond en vooral op de verkoop van de grond. Dekking personeelslasten Jaarlijks zal een beoordeling op dit punt moeten plaatsvinden, omdat grondexploitaties geen structurele dekking kunnen bieden en apparaatskosten wel een structureel karakter hebben. Tot en met 2015 is er binnen de grondexploitaties ruimte om € 3 miljoen per jaar aan personeelslasten te dekken. Vanaf 2016 ontstaat een dekkingstekort. Dit voorstel heeft geen personele gevolgen. COMMUNICATIE EN INSPRAAK
N.v.t.
VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
De volgende herziening van de grondexploitaties is per 01.01.2011.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. Kennis te nemen van de boekwaardeoverzichten, zoals opgenomen in deel II “nog niet in exploitatie genomen gronden”. 2. Kennis te nemen van het weerstandsvermogen van het grondbedrijf. 3. Tot vaststelling over te gaan van de overige per 01.01.2011 herziene grondexploitaties en de daarmee samenhangende herziening van de reserve van het grondbedrijf. 4. Tot vaststelling over te gaan van de volgende wijzigingen in de grondexploitaties en de daaraan gelieerde reserves en voorzieningen, overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 2 van de herzieningen (bijlage Ia: Algemene toelichting): § Per 31.12.2010 de volgende grondexploitaties afsluiten: 33. Campus en expres (1e fase Westermaat); 91. Plein (1e fase Westermaat); 88. Expo (1e fase Westermaat); 93. Bovenwijkse Voorzieningen Westermaat (1e fase Westermaat); 18. O-kwadraat; 21. “Exploitatieovereenkomsten”: o Rossinistraat /Sweelinkstraat: De Brug o Zernikestraat o Dieselstraat o Bedrijfswoningen Oude Postweg o Holec Hazemeijer o Bornsestraat/Achterhoeksemolenweg 86. Kop Boeldershoek § Ten laste van de reserve van het grondbedrijf een voorziening te treffen om de contante waarde van tekortexploitaties af te dekken. Per 01.01.2011 wordt dan een voorziening getroffen van € 29.343.947,-. § Ten laste van de reserve van het grondbedrijf een voorziening te treffen voor nog niet in exploitatie genomen. Per 01.01.2011 wordt dan een voorziening getroffen van € 11.217.353,- De voorziening is t.o.v. 2010 verhoogd met € 3,3 miljoen, met name om de boekwaarde van de complexen Weusthagpark, sportpark Groot Driene en Westermaat Veld af te waarderen (€ 3,1 miljoen). § Per 01.01.2011 de storting vanuit de algemene dienst aan de reserve van het grondbedrijf (voor het gezondheidscentrum in Hart van Zuid) en de onttrekking vanuit de reserve ten gunste van Hart van Zuid te laten vervallen. 5. In te stemmen met de toezending van de herzieningen aan de provincie Overijssel. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200496
R. Knobben, F. Kosters
PF
Mu
ONDERWERP
Herziening grondexploitaties per 01-01-2011
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. Kennis te nemen van de boekwaardeoverzichten, zoals opgenomen in deel II “nog niet in exploitatie genomen gronden”. 2. Kennis te nemen van het weerstandsvermogen van het grondbedrijf. 3. Tot vaststelling over te gaan van de overige per 01.01.2011 herziene grondexploitaties en de daarmee samenhangende herziening van de reserve van het grondbedrijf. 4. Tot vaststelling over te gaan van de volgende wijzigingen in de grondexploitaties en de daaraan gelieerde reserves en voorzieningen, overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 2 van de herzieningen (bijlage Ia: Algemene toelichting): § Per 31.12.2010 de volgende grondexploitaties afsluiten: 33. Campus en expres (1e fase Westermaat); 91. Plein (1e fase Westermaat); 88. Expo (1e fase Westermaat); 93. Bovenwijkse Voorzieningen Westermaat (1e fase Westermaat); 18. O-kwadraat; 21. “Exploitatieovereenkomsten”: o Rossinistraat /Sweelinkstraat: De Brug o Zernikestraat o Dieselstraat o Bedrijfswoningen Oude Postweg o Holec Hazemeijer o Bornsestraat/Achterhoeksemolenweg 86. Kop Boeldershoek § Ten laste van de reserve van het grondbedrijf een voorziening te treffen om de contante waarde van tekortexploitaties af te dekken. Per 01.01.2011 wordt dan een voorziening getroffen van € 29.343.947,-. § Ten laste van de reserve van het grondbedrijf een voorziening te treffen voor nog niet in exploitatie genomen. Per 01.01.2011 wordt dan een voorziening getroffen van € 11.217.353,De voorziening is t.o.v. 2010 verhoogd met € 3,3 miljoen, met name om de boekwaarde van de complexen Weusthagpark, sportpark Groot Driene en Westermaat Veld af te waarderen (€ 3,1 miljoen). § Per 01.01.2011 de storting vanuit de algemene dienst aan de reserve van het grondbedrijf (voor het gezondheidscentrum in Hart van Zuid) en de onttrekking vanuit de reserve ten gunste van Hart van Zuid te laten vervallen. 5. In te stemmen met de toezending van de herzieningen aan de provincie Overijssel. DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
11G200631
PORT.HOUD:
Mulder
ONDERWERP:
Politieke programma’s voor de nieuwe begrotingsopzet
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad Behandelen Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Informeren
26/4
Datum
B
19-05-2011
B
31-05-2011
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie x
Bestuur
Fysiek
Datum:
Sociaal
19 mei 2011
Agendapunt:
10
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 422570
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200631 421655 / 421655
h. boerrigter
SO
Mu
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Politieke programma’s voor de nieuwe begrotingsopzet
BELEIDSPROGRAMMA/BELEIDSLIJN
08 - Inwoners en bestuur
REDEN VAN AANBIEDING
Vervolgactie vanuit eerder besluit van uw raad op 25 januari jl.
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
In uw vergadering van 25 januari jl. heeft u besloten tot een nieuwe begrotingsopzet. Achtergrond voor ons voorstel tot wijziging van de opzet was dat zeven jaar werken met de programmabegroting heeft geleerd dat de destijds gekozen programma’s niet tot de gewenste focus op de politieke essentie geleid hebben. Ook werd duidelijk dat het financiële inzicht voor raadsleden niet erg groot was, doordat zowel het autorisatie- als informatieniveau lag bij hele grote programmatotalen. In samenhang daarmee bleek echte politieke sturing lastig. De essentie van de nieuwe opzet is dat de huidige programmabeleidsbegroting wordt opgesplitst in twee elementen: de reguliere beleidsbegroting volgens de aloude functionele indeling. En daarbovenop een programmaplan met daarin een beperkt aantal op verandering gerichte politieke programma’s. We merken met nadruk op dat ook de reguliere begroting zich nog steeds kenmerkt door een rijke beleidsinhoud, maar niet direct gericht op verandering. De wezenlijke kenmerken van de politieke programma’s zijn juist de focus op verandering en de daarbij horende flexibiliteit. In uw besluit van 25 januari jl. staat dat volgende stap tweeledig is: 1. het vaststellen door uw raad van de (meerjaren)begroting 2011-2014 volgens de nieuwe functionele indeling; 2. het kiezen door uw raad van de nieuwe politieke programma’s. In uw vergadering van 26 april jl. heeft u onderdeel 1 op de agenda gehad. De omgebouwde (meerjaren) begroting 2011-2014 volgens de nieuwe functionele opzet heeft u daarmee vastgesteld. In dit voorstel leggen wij u onderdeel 2, het kiezen van de politieke programma’s, voor. PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
De gedachtevorming over (de systematiek van) de politieke programma’s heeft plaatsgevonden in samenspraak met de werkgroep beleidsbegroting uit uw raad.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 1. In te stemmen met de keuze van de volgende vijf politieke programma’s: a. Alle hens aan dek voor economie, arbeidsmarkt en onderwijs; b. Zorg voor de mens gegarandeerd; c. Naar een nieuwe vorm van ontmoeting en betrokkenheid; d. Naar een aantrekkelijke binnenstad; e. Transformatie naar een toekomstbestendige stad met een focus op Zuid. 2. In te stemmen met de keuze voor de volgende twee facetagenda’s: a. Duurzaamheid; b. Burgerparticipatie. OPSOMMING VAN BIJLAGEN
1. Raadsvoorstel; 2. Raadsbesluit.
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200631
Henri Boerrigter
SO
Mu
ONDERWERP
Keuze politieke programma's
AANLEIDING EN DOEL
In uw vergadering van 25 januari jl. heeft u besloten tot een nieuwe begrotingsopzet. Achtergrond voor ons voorstel tot wijziging van de opzet was dat zeven jaar werken met de programmabegroting heeft geleerd dat de destijds gekozen programma’s niet tot de gewenste focus op de politieke essentie geleid hebben. Ook werd duidelijk dat het financiële inzicht voor raadsleden niet erg groot was, doordat zowel het autorisatie- als informatieniveau lag bij hele grote programmatotalen. In samenhang daarmee bleek echte politieke sturing lastig. De essentie van de nieuwe opzet is dat de huidige programmabeleidsbegroting wordt opgesplitst in twee elementen: de reguliere beleidsbegroting volgens de aloude functionele indeling. En daarbovenop een programmaplan met daarin een beperkt aantal op verandering gerichte politieke programma’s. We merken met nadruk op dat ook de reguliere begroting zich nog steeds kenmerkt door een rijke beleidsinhoud, maar niet direct gericht op verandering. De wezenlijke kenmerken van de politieke programma’s zijn juist de focus op verandering en de daarbij horende flexibiliteit. In uw besluit van 25 januari jl. staat dat volgende stap tweeledig is: 1. het vaststellen door uw raad van de (meerjaren)begroting 2011-2014 volgens de nieuwe functionele indeling; 2. het kiezen door uw raad van de nieuwe politieke programma’s. In uw vergadering van 26 april jl. heeft u onderdeel 1.) op de agenda gehad. De omgebouwde (meerjaren) begroting 2011-2014 volgens de nieuwe functionele opzet heeft u daarmee vastgesteld. In dit voorstel leggen wij u onderdeel 2.), het kiezen van de politieke programma’s, voor. OVERWEGINGEN
I. Programmatisch werken Bij de invoering van het dualisme is ook het programmatisch werken 1 ingevoerd, ondermeer in samenhang met de versterking van de rol van de gemeenteraad (kaderstelling). De eerste Hengelose begroting die gebaseerd was op het principe van progammasturing was de begroting 2004-2007. Het toenmalige programmaplan bevatte elf programma’s, waarin het totaal aan gemeentelijke lasten en baten werd ondergebracht en afgedekt. Bij de reorganisatie in 2006 (SwingH) is herbevestigd dat programmasturing het leidend sturingsprincipe in Hengelo is. Inmiddels hebben wij met elkaar geconcludeerd (zie uw besluit van 25 januari jl.) dat voor effectieve programmasturing anderssoortige programma’s nodig zijn dan die we tot nu toe hadden. Dit is overigens geen typisch Hengelose opgave. Het aanbrengen van focus in de dialoog tussen gemeenteraad en college op de politiek essentiële veranderingen in de samenleving is een uitdaging die overal speelt. Ook in Hengelo willen wij nog wel eens ‘te veel ballen in de lucht houden’ en verhoudingsgewijs veel tijd en energie steken in uitvoeringszaken en details. Wij hebben de ambitie om de komende jaren samen met uw raad de noodzakelijke focus aan te brengen. Een belangrijk hulpmiddel daarvoor zijn de nieuwe programma’s. De programma’s worden nadrukkelijker dan tot nu toe onderdeel van de politieke agenda. Bij de politieke programma’s staat iedere keer de vraag centraal wat we echt willen veranderen in de komende periode. Het aanbrengen van focus door middel van de bestuurlijke programma’s vraagt om terughoudendheid, zowel wat betreft het aantal programma’s als wat betreft de omvang of reikwijdte van de programma’s. We moeten, met andere woorden, de neiging weerstaan om alle relevante beleid in het programma’s te willen stoppen. Immers, ook de reguliere begroting blijft een belangrijk beleidsinstrument. Dat alles maakt dat wij u hieronder een voorstel doen voor een beperkt aantal politieke programma’s. Wij 1
Programmatisch werken/programmasturing omschrijven wij als een middel, een hulpstructuur, waarmee bestuur en management doelgericht sturen op de strategische veranderdoelen voor Hengelo. Programmasturing is een aanvulling op de sturingsvormen die we al hebben in ons directiemodel, namelijk lijnsturing en projectsturing. Met programmasturing sturen we op de samenhang in onze activiteiten om de strategische doelen te realiseren. Bij politieke programma’s is sprake van een complexe opgave, die portefeuille- en sectoroverstijgend is, met bestuurlijke relevantie, die vraagt om aanvullende sturing op samenhang die (in of door de lijn) niet tot stand zou komen. Het gaat altijd om een verzameling van projecten en lijnactiviteiten.
doen u een voorstel voor de naam van het programma en geven tegelijkertijd de essentiële veranderbeweging aan die we willen maken. Tot slot geven we bij ieder programma een aantal te bereiken mijlpalen aan.
II. De programma’s Zoals gezegd zit de essentie van de politieke programma’s in de verandering die we tot stand willen brengen. Die veranderambities hebben we recent (nog eens) benoemd in een aantal visiedocumenten. Dit zijn: § (Evaluatie) Hengelo 2030 (maart 2011); § Sociale visie 2020 (december 2010); § Coalitieakkoord ‘Investeren in verbinding’ (april 2010). Als we deze verzamelde ambities en de daarbinnen aangebrachte accenten in samenhang bezien destilleren we hieruit vijf potentiële politieke programma’s: 1. Alle hens aan dek voor economie, arbeidsmarkt en onderwijs; 2. Zorg voor de mens gegarandeerd; 3. Naar een nieuwe vorm van ontmoeting en betrokkenheid; 4. Naar een aantrekkelijke binnenstad; 5. Transformatie naar een toekomstbestendige stad met een focus op Zuid. Daarnaast zien wij reden om twee wezenlijke thema’s dwars door alle programma’s – en overigens ook door de reguliere begroting – heen te laten snijden. We noemen die facetagenda’s. Het gaat er dan vooral om een gedragsverandering te bewerkstelligen die in alle programma’s een vertaling moet krijgen en zichtbaar moet worden in ons denken en doen. Het betreft de volgende thema’s: § Duurzaamheid; § Burgerparticipatie. Ons college staat bovendien voor een programmatische aanpak van de transities op het gebied van organisatie, management & bedrijfsvoering de komende jaren. Wij hebben dit programma “Hengelo 2.0”, vanwege onze duale verhoudingen, niet gedefinieerd als één van de politieke programma’s. Wel zitten er uiteraard politiek-bestuurlijke elementen in, waarover wij graag met u in dialoog willen. Voorbeelden hiervan zijn digitaal werken, organisatieontwikkeling en benchmarks. Voor de dialoog hierover willen we graag zoveel mogelijk gebruik maken van de reguliere p&c-instrumenten. Uiteraard is er wat ons betreft ook volop gelegenheid om separaat, bijvoorbeeld in de commissie bestuur, over deze politiek-bestuurlijke aspecten van organisatie & management met u van gedachten te wisselen. Hieronder volgt per programma en per facetagenda een korte annotatie. Programma 1. Alle hens aan dek voor economie, arbeidsmarkt en onderwijs Hoe werkt de interactie tussen economie en arbeidsmarkt in de toekomst? Wat is méér waar over 10 jaar? Gaan mensen wonen waar het werk is? Of gaan bedrijven naar de regio’s en steden waar de potentiële beroepsbevolking woont, de plek waar die bedrijven goed opgeleid en gemotiveerd personeel kunnen vinden? De heersende opvatting is dat de laatste optie werkelijkheid gaat worden. En wat betekent deze notie voor onze (regionaal uitgesproken) ambitie voor structuurversterking van onze economie en het stimuleren van innovatief ondernemerschap? Daarbovenop betekenen de ombuigingsmaatregelen van het Rijk, maar evenzeer de inhoudelijke wijzigingen in beleid een extra uitdaging. Een uitdaging die we als gemeente alleen goed kunnen aanpakken als de twee andere grote transities in het sociale domein rond de AWBZ en jeugdzorg erbij worden betrokken. Alleen een geïntegreerde aanpak maakt naast de inhoudelijke, ook de (fors beknotte) financiële doelen realiseerbaar. Daarbij is een goed afgestemd onderwijsaanbod een belangrijke schakel en voorwaarde. Het bovenstaande betekent dat we alles op alles moeten zetten om de potentiële beroepsbevolking in Hengelo en Twente te laten aansluiten op de economie van morgen en op de eisen en wensen van de bedrijven en publieke organisaties van morgen. Daarin zit dus onze essentiële veranderbeweging: Letterlijk alle hens aan dek, we hebben iedereen nodig, iedereen participeert, om Hengelo en Twente aantrekkelijk en welvarend te houden. Om de bovenstaande veranderingbeweging te stimuleren formuleren we een aantal kernresultaten/mijlpalen: 1. De adequate lokale implementatie van de totstandkoming van één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, waarbij lokale bedrijven ‘verleid’ worden hun opnamecapaciteit te vergroten; 2. Verminderen van de frictie tussen vraag en aanbod (onderwijs en arbeidsmarkt). Dit is tweezijdig: Het (beroeps)onderwijs levert wat organisaties vragen en bedrijven investeren mee in de kwaliteit van de beroepsbevolking; 3. Maatschappelijke participatie is aantoonbaar toegenomen; 4. Vanuit stimulering van ondernemerschap neemt het aantal nieuwe vestigingen en zzp-ers meetbaar toe.
Programma 2. Zorg voor de mens gegarandeerd Hoe gaan we om met het steeds maar stijgende beroep op allerlei vormen van (gezondheids)zorg? Het antwoord op die vraag hangt deels af van de analyse van de oorzaken. Die kunnen bijvoorbeeld liggen in demografische ontwikkelingen (vergrijzing, ontgroening en krimp), systeemfouten binnen het opgezette stelsel van zorg (te weinig aandacht voor preventie, te weinig lichte hulp, te veel fragmentatie). Ook de veranderende relatie tussen wonen, zorg en welzijn kan hierbij een rol spelen. Los van de oorzaken betekent niet ingrijpen (op welke manier dan ook) dat zorg in Nederland onbetaalbaar wordt. Het bovenstaande heeft er toe geleid dat enerzijds een groter beroep zal worden gedaan op de eigen kracht van de mens en anderzijds het zorgstelsel zal worden aangepast, doordat het Rijk van plan is om een aantal zorgtaken te decentraliseren naar gemeenten. De vraag is vervolgens hoe wij als gemeente Hengelo ervoor zorgen dat Hengelose burgers eerst van hun eigen kracht uitgaan alvorens een beroep op (zorg)voorzieningen wordt gedaan en hoe wij daarnaast onze huidige en toekomstige opgaven op het gebied van zorg (in relatie tot wonen en welzijn) adequaat uitvoeren binnen de steeds verder knellende financiële kaders. Daartoe te komen is de essentiële veranderbeweging. Om de bovenstaande veranderingbeweging te stimuleren formuleren we een viertal mijlpalen: 1. De concepten ‘kanteling’ en ‘eigen kracht’ zijn in de structuur en cultuur van het Hengelose zorgsysteem verweven; 2. De overheveling van begeleiding en dagbesteding van de AWBZ naar de WMO en daarmee naar de gemeente op een adequate wijze implementeren 3. De decentralisatie van de jeugdzorg van provincie naar gemeenten op een adequate wijze vorm geven; 4. Het realiseren van woonservicegebieden in Hengelo, waarbinnen vraag en aanbod op het terrein van wonen, zorg en welzijn in de wijk en buurt op elkaar worden afgestemd. Programma 3. Naar een nieuwe vorm van ontmoeting en betrokkenheid Hoe houden we de verworvenheden van de Hengelose samenleving van vandaag vast? Saamhorigheid, noaberschap, verenigingsleven en vrijwilligerswerk zijn essentiële waarden om onze ambitie voor de Hengelose samenleving van morgen vorm te geven, maar deze staan onder druk in tijden van individualisering, digitalisering, vergrijzing, ontgroening en krimp. Tegelijk komen nieuwe vormen van interactie en ontmoeting op, bijvoorbeeld via social media. Kunnen onze sport-, cultuur- en welzijnsvoorzieningen, zoals ze nu zijn ingericht, overleven in die nieuwe realiteit? De essentiële veranderingbeweging zit in het aanpassen van de voorzieningenstructuur op een manier die is toegesneden op de veranderende wereld, maar die tegelijk de essentie van betrokkenheid & ontmoeting overeind houdt. Uitgangspunt daarbij is dat we willen organiseren op stedelijk niveau en programmeren op de menselijke maat van de wijk en buurt. Daarnaast werken we langs de in de sociale visie uitgezette lijn van de verschuiving van individuele naar collectieve voorzieningen. Een belangrijk instrument daarbij is het strategisch inzetten en spreiden van het maatschappelijk vastgoed in de stad en de wijken, waarbij niet alleen gekeken wordt naar een evenwichtige fysieke verdeling, maar vooral ook naar de afstemming op de maatschappelijke behoefte. Om de bovenstaande veranderingbeweging te stimuleren formuleren we een aantal mijlpalen, die als kern hebben het richten van de (eigen) kracht van het (vrijwillige) verenigingsleven, ondermeer via: 1. (stedelijk organiseren van) de totstandkoming van een gemeenschappelijk werkgeversinstituut, gericht op de aspecten beheer en exploitatie; 2. (stedelijk organiseren van) de totstandkoming van een maatschappelijk vastgoed(beheer)bedrijf, gericht op aspecten behoefte en inzet, spreiding over de stad, onderhoud en eigendom; 3. Het realiseren van totaalprogramma’s (sociaal en fysiek)voor de wijk, met maatwerk in aanbod van wijkactiviteiten, gezamenlijk gebruik accommodaties en inzet wijkorganisaties Het uitvoeren van minimaal drie “eigen kracht” pilots in wijk en buurt als onderdeel van de wijkprogramma’s (inzet wijkcentra als activeringscentra). Programma 4. Naar een aantrekkelijke binnenstad Hoe komt het dat de Binnenstad van Hengelo de afgelopen 10 jaar heeft ingeboet in de positie als attractief stedelijk centrum voor uitgaan en winkelen? Het is niet eenvoudig om de oorzaken van deze verandering te analyseren. Het lijkt er op dat de enorme investeringen in de Binnenstad van Enschede, de komst van de geweldige publiekstrekker Plein Hengelo, de gestage en substantiële toename van digitaal winkelen en de wat teleurstellende uitstraling van de nieuwe Binnenstad inrichting hebben bijgedragen aan het vraagstuk. Ook heeft Hengelo een goed (en steeds beter) toegeruste structuur van wijkwinkelcentra die de druk op de Binnenstad beperkt houdt. Het Binnenstadsdebat heeft duidelijk gemaakt hoe belangrijk de Binnenstad wordt gevonden en dat onze inwoners hun Binnenstad willen zien als een warme en gezellige huiskamer van de stad met veel kleur en activiteit. De essentiële veranderbeweging is dan ook het creëren van een vitale binnenstad waar de inwoners van Hengelo zich thuis voelen en waartoe ook de inwoners van de ons omringende gemeenten en
toeristische bezoekers zich aangetrokken voelen. Om de bovenstaande veranderingbeweging te stimuleren formuleren we een aantal mijlpalen: § Drie glanzende parels: Stationsplein, Markt en Burgemeester Jansenplein; § Een actieve, florerende ondernemersvereniging in de binnenstad (met de BIZ als instrument) als bestendige partner voor de gemeente met een gezamenlijke focus op een goed ondernemersklimaat; § Een binnenstad met een duidelijk en herkenbaar evenementenprofiel, o.a. als modecentrum van Twente; § ‘Reuring’ in de binnenstad, meer bezoekers en meetbaar tevreden klanten. Programma 5. Transformatie naar een toekomstbestendige stad met een focus op Zuid In hoeverre is onze stad klaar voor de toekomst? Zijn we voorbereid op de wereld die ontstaat na de economische, ethische en ecologische crisis? Hebben wij de demografische veranderingen in Hengelo voldoende geïncorporeerd in onze opgaven? Met onze stadsvisie (Hengelo 2030 en Sociale Visie 2020) hebben wij daar de kaders voor geschapen: Focus op de sterke punten van de stad, een omslag van groei naar kwaliteit en het ontwikkelen van de eigen kracht van de Hengelose samenleving. In Hengelo Zuid zal deze verandering van een toekomstbestendig Hengelo zich als eerste aandienen bij de transitie van dit stadsdeel. Hoe krijgen we maximale dynamiek in Hengelo Zuid, zodat een duurzaam en vitaal stadsdeel ontstaat? Functieverandering, functiemenging en functieversterking zijn wezenlijk voor deze transformatie, herstructurering en revitaliseringopgave, de essentiële veranderbeweging zoals die in Hengelo Zuid gestalte krijgt. Doel is om de economische, sociale en fysieke kwaliteit in het Zuidelijk stadsdeel te vergroten. Samen met de woningcorporatie(s), bewoners, ondernemers en partners op het gebied van zorg, onderwijs, welzijn en sport, brengen we een maatschappelijk breed gedragen veranderingsproces tot stand. Versterking van de lokale en regionale economie door uitbreiding van de werkgelegenheid, verbetering van de lokale en regionale bereikbaarheid door versterking van de knooppuntfunctie van het Centraal Station van Twente tot een hoogwaardig openbaar vervoersknooppunt en uitbreiding en verbetering van de weginfrastructuur en een verbetering van de vaarwegcapaciteit en uitbreiding van de havenfaciliteiten en versterking van het leefmilieu door de realisatie van een hoogwaardig voorzieningenaanbod en een gedifferentieerd woningaanbod zijn noodzakelijk om deze doelen te bereiken. Voor de versterking van sport en leisureaanbod op zowel lokaal als regionaal niveau is de ontwikkeling van het tussengebied Enschede/Hengelo waarvan het FBK-Village onderdeel is, van wezenlijk belang. Hart van Zuid vormt het “hart voor zuid”: stedelijke woonmilieu’s, werkgelegenheid, culturele voorzieningen, detailhandel en praktijkgericht onderwijs vinden hier hun plaats. De revitalisering van het bedrijventerrein Twentekanaal is vooral gericht op een duurzame ontwikkeling: gebruik van restwarmte, duurzaam transport van grondstoffen en producten over water, versterken van de containervaart, clustering van bedrijven op het gebied van energie en duurzame afvalverwerking. Gelijktijdig met de transformatie van Hart van Zuid vindt de herstructurering in de Berflo Es zijn beslag. Dit veelomvattend vernieuwingsproces bestaat uit een gecombineerde fysieke en sociale aanpak. De programmatische invulling van deze kaders is onze essentiële veranderbeweging voor de komende jaren. Mijlpalen in deze veranderingbeweging zijn: 1. Start realisatie van het WTC-businessdistrict (mogelijk met tijdelijk hergebruik bestaande opstal) inclusief nieuwbouw kantoor Siemens(gereed voorjaar 2012). 2. Wij sturen via de woningbouwprogrammering op een gedifferentieerd aanbod aan woningen door afstemming tussen de corporatie en ontwikkelaars. Zo ontstaat er een mozaïek van woonmilieus en valt er voor bewoners echt iets te kiezen. 3. In het kader van de herstructurering van de Berflo Es wordt in Veldwijk –Noord een voorzieningencluster gerealiseerd bestaande uit een nieuw buurtwinkelcentrum, een Brede School/Multifunctionele Accommodatie, en “Het Watertorenpark”. 4. De ontsluiting van het Zuidelijk Stadsdeel wordt geoptimaliseerd voor (bijna)alle vervoersmodaliteiten: verbetering en uitbreiding weginfrastructuur, aanleg langzaam verkeervoorzieningen, aanleg openbaar vervoervoorzieningen, PHS 5. Verbeteren van de ruimtelijke en functionele kwaliteit rond het FBK-stadion, inrichten openbare ruimte, oplossen parkeerproblematiek. Facetagenda duurzaamheid Hoe bereiken we een excellent niveau van duurzaamheid in de brede zin van het woord: voor maatschappij, leefomgeving en economische activiteiten? Met onze stadsvisie (Hengelo 2030 en Sociale Visie 2020) hebben wij daar de kaders voor geschapen: Focus op de sterke punten van de stad, een omslag van groei naar kwaliteit en het ontwikkelen van de eigen kracht van de Hengelose samenleving. De invulling van deze agenda moet leiden tot een essentiële veranderbeweging voor de komende jaren, waarbij het onze gezamenlijke opgave is te zoeken naar maatregelen die ervoor zorgen dat het systeem van de stad vitaal (profit) blijft en nadelige gevolgen voor het grote systeem van lucht, water en
grond(stoffen) (planet) worden beperkt. Door het handelen van mensen ten opzichte van elkaar en hun omgeving centraal te stellen (people) en te kiezen voor een interactieve vorm van de totstandkoming van dit programma ontstaat ruimte voor fundamentele innovatie. Een essentiele veranderbeweging vraagt om een nieuwe visie op duurzaamheid. Een nieuwe manier van denken die uitgaat van kansen en mogelijkheden. Maar ook een nieuwe manier van organiseren en uitvoeren. De samenleving neemt steeds meer eigen initiatief en wil steeds meer verantwoordelijkheid, zelfbestuur, flexibiliteit en keuzevrijheid. Hiermee verandert ook de rol van de lokale overheid. We kunnen niet langer beleid aan burgers opleggen, Maar we moeten juist samen, in dialoog met de maatschappij, een gezamenlijke agenda opstellen.. Om de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige stad te maken zijn de volgende twee operationele strategieën essentieel: 1. een fundamentele, lange termijn agenda Investeren in bewustwording, kennis en inspiratie om zo een bijdrage te leveren aan een gedragsverandering van alle inwoners van Hengelo, bedrijven en alle medewerkers in onze gemeentelijke organisatie in het bijzonder. 2. Korte termijn agenda voor de periode 2011 - 2014 De korte termijn agenda is gericht op concrete projecten in de komende periode en wordt gevormd via de zogenaamde methode van green en social deals. Via deze methode zorgen wij dat voor de komende vier jaar alle geledingen zichtbare prestaties worden geleverd op het gebied van duurzaamheid. Zowel in de organisatie als met partners in de stad willen wij deze deals sluiten. Verder willen wij ervoor zorgen dat de voortgang van de deals wordt gerapporteerd in de normale cycli en jaarlijks wordt gevierd met een duurzaamheidbalans Hengelo. Drie hoofddoelen zijn van belang: 1. Voorkomen van schaarste en schade, waarvan CO2-reductie en gebruik van duurzame energie de belangrijkste zijn. 2. Duurzaam produceren en consumeren, waarvan maatschappelijk verantwoord ondernemen en een innovatieve duurzame economie de belangrijkste zijn 3. Kwaliteit van de omgeving, waarin de diversiteit in het lokaal ecologisch systeem en gezondheid tevredenheid van de burgers over hun omgeving de belangrijkste zijn. De mijlpalen 1. Duurzame renovatie en nieuwbouw van stadhuis en -stadskantoor 2. Uitbouw van het warmtenet / energiebedrijf 3. Introductie van de Hengelose duurzaamheidsbalans 4. Een groen – en wateragenda, gericht op integrale uitvoering en biodiversiteit Facetagenda burgerparticipatie Onze gemeente zet sterk in op burgerparticipatie. Het is één van de onderwerpen waarop wij het verschil willen maken. Met burgerparticipatie willen we bereiken dat we samen met de inwoners zorgen voor een prettige en leefbare stad. Plannen samen ontwikkelen en in samenspraak uitvoeren. We willen inwoners van onze stad de mogelijkheid geven om mee te doen en mee te denken daar waar het hun straat, buurt, wijk of stad betreft. In het coalitieakkoord staat al het expliciete voornemen om speelplekken samen met bewoners te realiseren en om burgers te betrekken bij het opstellen van beleid. Beide voornemens zijn in 2010-2011 in de praktijk gebracht. De ervaringen die hiermee zijn opgedaan zijn zeer bruikbaar voor onze inzet op het gebied van burgerparticipatie de komende jaren. We willen deze aanpak versterkt doorzetten. Burgerparticipatie is geen programma op zichzelf. Het is zoals we dat noemen facetbeleid. Om de aandacht voor burgerparticipatie vast te houden binnen de verschillende beleidsvelden is een aantal zaken de komende jaren van belang. 1. Burgerparticipatie als speerpunt bij het maken van beleid 2. Burgerparticipatie als speerpunt in de uitvoering 3. Burgerparticipatie als vast onderdeel van de cursussen in de Hengelo Academie. Om punten 1 en 2 goed uit te kunnen voeren is voortdurende aandacht voor houding en gedrag bij management en medewerkers noodzakelijk 4. Burgerparticipatie als verplicht onderdeel van projectmelding. Waarom wordt er juist wel, of juist niet gekozen voor een bepaalde vorm burgerparticipatie. 5. Evaluatie van burgerparticipatie om onderbouwde resultaten te kunnen melden over burgerparticipatie en gericht te kunnen bijsturen waar nodig. 6. Burgerparticipatie is van de hele organisatie. Investeren aan de voorkant, levert tijdswinst aan de achterkant. Burgerparticipatie mag daarom geen sluitpost zijn voor de voorkant.
IV. Programmasturing Centraal bij programmasturing staat de politieke focus op de verandering en de dialoog daarover. Daarbij zijn in onze ogen drie lagen te onderscheiden die elk hun eigen vorm van sturing vereisen, inclusief de daarbij behorende rollen en verantwoordelijkheden.
1. De kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad t.a.v. de programma’s en de dialoog daarover met het college; 2. De besturing van de programma’s door het college; 3. De bestuurlijk-ambtelijke pendel over de programma’s. Ten aanzien van al deze 3 dimensies van programmasturing willen wij werkende weg met elkaar de passende Hengelose vorm creëren. Dat betekent dat de ideeën die hieronder op de drie dimensies worden geopperd onderwerp van dialoog zijn. Ad 1. Gemeenteraad à College Uitgangspunt is dat de 5 programma’s en 2 facetagenda’s permanent op de politieke agenda staan. Dat begint uiteraard bij de vaststelling van de uitgewerkte programma’s. Vervolgens kent de reguliere planning & controlcyclus momenten om de dialoog tussen college en raad daarover te voeren. Maar daarnaast zijn, zoals eerder gezegd, de programma’s verschillend van karakter en daarop zal de programmasturing worden toegesneden. In de uitgewerkte programma’s zelf zullen voor de kaderstellingen en monitoring van het betreffende programma voorstellen worden gedaan. Ook zouden reeds bestaande overlegvormen als IBR’s en trefpuntbijeenkomsten benut kunnen worden voor en geënt kunnen worden op de (mijlpalen uit de) programma’s. Voor de monitoring zou gebruik gemaakt kunnen worden van een instrument als de lange termijn agenda. Een belangrijk aspect is ook de formulering van raadsvoorstellen vanuit ons college aan uw raad. Bij relevante projecten of activiteiten uit een programma, die afzonderlijk aan uw raad worden voorgelegd, stellen wij ons voor dat in een aparte paragraaf duidelijk wordt gemaakt hoe het betreffende voorstel bijdraagt aan de realisering van de programmadoelen. Op die manier zijn de afzonderlijke beleid/project/activiteitvoorstellen beter in hun context te plaatsen. Ad 2. Besturing door het college Uitgangspunt is dat het college als geheel (collegiaal) de programma’s bestuurt. Programma’s doorsnijden immers de verschillende portefeuilles. Het instrument dat hier bij uitstek bij past zijn de themabesprekingen van het college op dinsdag en de tweewekelijkse werkbezoeken op vrijdag. Wij hechten er aan om binnen die collegiale verantwoordelijkheid voor de programma’s als geheel vanuit pragmatische redenen met een vorm van bestuurlijk programmahouderschap te werken. Dat wil zeggen dat één collegelid voor uw raad en voor de organisatie in eerste instantie gesprekspartner is. Ad 3. Bestuurlijk ambtelijke pendel Uitgangspunt hierbij is dat een effectieve en efficiënte pendel (zonder al te veel drukte) wordt gevonden om de verbinding te leggen tussen bestuur en ambtelijk programmamanagement. Dit wordt de komende tijd nader uitgewerkt.
FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
N.v.t.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
De gedachtevorming over (de systematiek van) de politieke programma’s heeft plaatsgevonden in samenspraak met de werkgroep beleidsbegroting uit uw raad.
VERVOLGTRAJECT EN -PRODUCTEN
Wanneer u instemt met de keuze van de programma’s kan ons college aan de slag met de verdere uitwerking van de programma’s in een samenhangend geheel met in ieder geval de onderdelen: 1. huidige situatie en korte voorgeschiedenis; 2. overwegingen voor ambitie, context, trends, politiek , economie, etc; 3. doelen en ambities, langere termijn en 4 jaren perspectief; 4. instrumenten, projecten, structuren, activiteiten; 5. partners; 6. monitor en indicatoren De uitwerking van de politieke programma’s vindt plaats in samenhang met het opstellen van de reguliere begroting 2012, zodat wij u die in november 2011 ter vaststelling kunnen voorleggen.
Voor zover mogelijk willen wij in de komende tussentijdse rapportages (Berap I en II) over 2011 al herkenbaar rapporteren op (onderdelen uit) de door u gekozen politieke programma’s.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: 3. In te stemmen met de keuze van de volgende vijf politieke programma’s: a. Alle hens aan dek voor economie, arbeidsmarkt en onderwijs; b. Zorg voor de mens gegarandeerd; c. Naar een nieuwe vorm van ontmoeting en betrokkenheid; d. Naar een aantrekkelijke binnenstad; e. Transformatie naar een toekomstbestendige stad met een focus op Zuid. 4. In te stemmen met de keuze voor de volgende twee facetagenda’s: a. Duurzaamheid; b. Burgerparticipatie. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200631
h. boerrigter
SO
Mu
ONDERWERP
Keuze politieke programma's
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
1. In te stemmen met de keuze van de volgende vijf politieke programma’s: a. Alle hens aan dek voor economie, arbeidsmarkt en onderwijs; b. Zorg voor de mens gegarandeerd; c. Naar een nieuwe vorm van ontmoeting en betrokkenheid; d. Naar een aantrekkelijke binnenstad; e. Transformatie naar een toekomstbestendige stad met een focus op Zuid. 2. In te stemmen met de keuze voor de volgende twee facetagenda’s: a. Duurzaamheid; b. Burgerparticipatie.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
11G200395
PORT.HOUD:
Mulder
ONDERWERP:
Financiële gevolgen door ruiling van gronden
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad Behandelen Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Informeren
26/4 LN
Datum
B
19-05-2011
B
31-05-2011
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie x
Bestuur
Fysiek
Datum:
Sociaal
19 mei 2011
Agendapunt:
11
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 414483
SAMENVATTING RAADSVOORSTEL CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200395 418025 / 418025
T.H. Timmers
PF
Mu
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Financiële gevolgen van ruiling van gronden in het Gezondheidspark tegen een perceel bouwgrond aan de Theresiastraat. BELEIDSPROGRAMMA/BELEIDSLIJN
09 - Stad in ontwikkeling
REDEN VAN AANBIEDING
In verband met de realisering van het bestemmingsplan Gezondheidspark is het noodzakelijk om over de gronden van de familie Heemskerk te beschikken. In de onderhandelingen is een ruiling van gronden overeengekomen waarbij de fam. Heemskerk een nietbouwrijpe kavel koopt van de gemeente. Deze kavel ligt aan de Theresiastraat en is een v.m. wijkpost. De kavel maakt financieel en beheersmatig onderdeel uit van het accommodatiebeleid. De jaarlijkse exploitatie van deze kavel is negatief omdat er geen opbrengsten zijn maar wel kosten in de vorm van kapitaalslasten en heffing van gemeentelijke belastingen. Er is geen dringende reden om deze v.m. wijkpost te behouden. Verkoop past in het kader van het accommodatiebeleid om geen panden of percelen in eigendom te houden wanneer dit niet om dringende redenen van financieel of ruimtelijke oogpunt noodzakelijk is.
SAMENVATTING VAN HET RAADSVOORSTEL EN HET VERVOLGTRAJECT
In te stemmen met de verkoopopbrengst. Vervolgens vindt de juridische overdracht plaats van de percelen.
PLAATSGEVONDEN COMMUNICATIE, DE RESULTATEN DAARVAN EN HET COMMUNICATIEPLAN VOOR HET VERVOLGTRAJECT
n.v.t.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: In te stemmen met de financiële gevolgen van deze ruiling waarbij van het netto verkoopresultaat van € 145.000,= een bedrag van € 72.500,= ten gunste van de egalisatiereserve Accommodaties komt en eenzelfde bedrag wordt gereserveerd binnen het grondexploitatiecomplex Gezondheidspark als dekking voor waardevermindering onroerend goed, dat is aangekocht op grond van de regeling “schrijnende gevallen”. OPSOMMING VAN BIJLAGEN
- raadsvoorstel - begrotingswijziging - ruilovereenkomst
RAADSVOORSTEL REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200395
T.H. Timmers
PF
Mu
ONDERWERP
Financiële gevolgen van ruiling van gronden in het Gezondheidspark tegen een perceel bouwgrond aan de Theresiastraat. AANLEIDING EN DOEL
In verband met de realisatie van het bestemmingsplan Gezondheidspark dient de gemeente een perceel grond van de heer Heemskerk te verwerven. Deze gronden worden door de gemeente uitgegeven in de vorm van kavels.
OVERWEGINGEN
In mei 2006 is een begin gemaakt met de onderhandelingen over de aankoop van het perceel grond on het Gezondheidspark van de heer en mevrouw Heemskerk. Dit perceel is groot 1040 m2. De heer en mevrouw Heemskerk hebben dit perceel destijds gekocht met de bedoeling om hier een woning te bouwen. Er komt weliswaar woningbouw in het Gezondheidspark, echter het bestemmingsplan staat geen woningbouw toe op deze kavel. De onderhandelingen hebben lange tijd geduurd. Om uit de impasse te komen is er overleg geweest over de kavel aan de Theresiastraat. Deze kavel betreft een v.m. wijkpost van wijkbeheer. Het gebouwtje is jaren geleden gedemonteerd en afgevoerd. Bij de actualisering van het bestemmingsplan is de bestemming van de kavel gewijzigd in “wonen”. De v.m. wijkpost maakt onderdeel deel uit van het accommodatiebeleid. De jaarlijkse exploitatie van dit perceel is negatief omdat er geen opbrengsten maar wel kosten. Het perceel bouwgrond aan de Theresiastraat is niet bouwrijp. De geasfalteerde toegangsweg naar de wijkpost nog niet verwijderd evenals de puinlaag onder het asfalt. Tevens moet er een sanering plaatsvinden van twee spots bodemverontreinigingen die als ernstig zijn aangemerkt. Er is echter geen urgentie voor de sanering. Over een deel van het perceel loopt een gemeentelijk riool. Voor deze strook gelden beperkingen ten aanzien van het gebruik. De heer Heemskerk krijgt de kavel niet bouwrijp geleverd waardoor er overdrachtbelasting verschuldigd is. De fam. Heemskerk huurt een woning van de gemeente aan de Brugginksweg 9 te Hengelo. Dit is een woning die is aangekocht op grond van de regeling “Schrijnende gevallen”. Deze woning kan nadat de kavel aan de Theresiastraat bebouwd is worden verkocht. Er dient door de gewijzigde omstandigheden in de vastgoedmarkt rekening te worden gehouden met minderenopbrengsten en zullen er kosten worden gemaakt voor onderhoud.
FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
In de onderhandelingen met de fam. Heemskerk is overeengekomen dat deze ruiling hem per saldo € 200.000,=. v.o.n. zal gaan kosten. Dit is het verschil tussen de aan- en verkoop ad. € 186.913, 21 vermeerderd met 6% overdrachtsbelasting. De gemeente verkoopt het perceel aan de Theresiastraat voor € 218.113,21 en koopt vervolgens de grond in het Gezondheidspark voor € 31.200,= per saldo dus € 186.913,= De gemeente verkoopt het perceel aan de fam. Heemskerk voor € 218.113, 21 excl. overdrachtbelasting Aankoop perceel in het Gezondheidspark - - 31.200,00 Saneringskosten 2 spots ernstige verontr. - 10.000,00 Afschrijven boekwaarde perceel Theresiastraat - 31.913,21 ___________ Blijft over € 145.000,00 Gelet op de onderlinge samenhang wordt voorgesteld van dit positieve resultaat van € 145.000,= een bedrag van € 72.500,00 ten gunste van de egalisatiereserve Accommodaties komt en eenzelfde bedrag wordt gereserveerd binnen het grondexploitatiecomplex Gezondheidspark als dekking voor waardevermindering onroerend goed, dat is aangekocht op grond van de regeling “Schrijnende gevallen”.
COMMUNICATIE EN INSPRAAK
n.v.t.
VERVOLGTRAJECT EN
–PRODUCTEN
Na de besluitvorming met betrekking tot de verkoop vindt de juridische overdracht plaats. Na overdracht vraagt de koper een omgevingsvergunning aan en kan een aanvang worden gemaakt met het bouwrijp maken van de kavel. Het saneren van de twee spots die ernstig verontreinigd zijn kan in combinatie met het bouwrijp maken.
VOORSTEL AAN DE RAAD
Aan de raad wordt voorgesteld: In te stemmen met de financiële gevolgen van deze ruiling waarbij van het netto verkoopresultaat van € 145.000,= een bedrag van € 72.500,= ten gunste van de egalisatiereserve Accommodaties komt en eenzelfde bedrag wordt gereserveerd binnen het grondexploitatiecomplex Gezondheidspark als dekking voor waardevermindering onroerend goed, dat is aangekocht op grond van de regeling “schrijnende gevallen”. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HENGELO,
De secretaris
De burgemeester
RAADSBESLUIT REGISTRATIENR.
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200395
T.H. Timmers
PF
Mu
ONDERWERP
Ruiling van gronden in het Gezondheidspark tegen een perceel bouwgrond aan de Theresiastraat.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HENGELO, GELEZEN HET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, BESLUIT:
In te stemmen met de financiële gevolgen van deze ruiling waarbij van het netto verkoopresultaat van € 145.000,= een bedrag van € 72.500,= ten gunste van de egalisatiereserve Accommodaties komt en eenzelfde bedrag wordt gereserveerd binnen het grondexploitatiecomplex Gezondheidspark als dekking voor waardevermindering onroerend goed, dat is aangekocht op grond van de regeling “schrijnende gevallen”.
DE GEMEENTERAAD VAN HENGELO,
De griffier
DATUM
De voorzitter
P&F GZ
Product 830.7 830.7 830.7 830.7 999.9 830.4 830.6 830.7 830.7 830.4 830.6
Grootboekrekening (BE+HR+SUB) 7830013.833100 7830013.433350 7830013.462200 7830013.434389 7999999.862101 383000169.834009.2001 383009999.863020 6830710.862200 6980900.460013.1326 383000162.433200.2001 383009999.863020
(evt. korte nadere toelichting op omschrijving)
Ruiling Heemskerk Gezondh-Theresia
Bedrag -186.913 10.000 72.500 72.500 31.913 -72.500 72.500 -72.500 72.500 31.200 -31.200
BA
IB
D:\appl\bct\3party\neevia.com\Document Converter\temp\DSPDF_ADA5_31303439383134393736.xls
Progr. 9 9 9 9 10 9 9 9 9 9 9
Toel.:
Boekingsdatum: 15-05-2011
Sector: Afd.:
MUTATIEFORMULIER WIJZIGING BEGROTING
Nummer begrotingswijziging:
Beschrijving (incl. nr. begr.wijz.) Verkoop Theresiastr Sanering vervuiling Bijdr egal reserve acco Bijdrage Gezondh park Afwikkeling Boekwaarde Bijdrage uit verkoop Boekwaarde afname Bijdr egal reserve acco Dotatie in reserve egal Accommo Aankoop Gezondh park Heemskerk Boekwaarde toename
(SB struct wijz IB incident wijz)
2011260
Akkoord 2e consulent: Datum: Paraaf:
DIV-nr.: 10G200395 Batchnr.:
Besluit sector: nvt Besluit b&w: Besluit raad:
(wordt centraal bij FBV in regiter vastgelegd)
Stuknummer: 403195 Registratiedatum: 11/01/2011
OVEREENKOMST tot RUILING van GRONDEN
Ondergetekenden, De heer L.C. Heemskerk, geb. 29-9-1952 en mevrouw L. Vrijs, geb. 7-1-1958 wonende aan de Brugginksweg 9, 7557 PH te Hengelo, hierna te noemen "wederpartij", de gemeente Hengelo (O.), hierna te noemen "de gemeente", ten deze krachtens artikel 171 van de Gemeentewet vertegenwoordigd door de heer drs. F.A.M. Kerckhaert, burgemeester van deze gemeente, handelend in de gemelde kwaliteit ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders d.d 2011, nummer , verklaren hierbij de volgende ruiling te zijn overeengekomen: A.
de gemeente koopt van wederpartij, vrij van huur, pacht of andere gebruiksrechten, het perceel grond, gelegen aan de P.C. Borstlaan, alhier, kadastraal bekend als gemeente Hengelo, sectie L, nummer 1705, groot 1040 m 2 , een en ander zoals op bijbehorende situatietekening (nummer 6600) met een arcering en het desbetreffende kadastrale nummer nader is aangegeven, zulks voor een totale schadeloosstelling van € 31.200,= k.k.;
B.
wederpartij van de gemeente koopt een perceel grond, vrij van huur, pacht of andere gebruiksrechten, het perceel grond, gelegen tussen de Theresiastraat en de Geleenstraat (voormalige wijkpost), alhier, kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie I, nummer 3424 (ged), groot circa 1180 m 2 , een en ander zoals op bijbehorende situatietekening (nummer 7212) met de letter'B' en een arcering nader is aangegeven, zulks voor een koopsom van € 218.113,21 (excl. overdrachtsbelasting);
en voorts onder de volgende voorwaarden en bepalingen:
1.
de percelen A. en B. worden door desbetreffende verkrijger aanvaard met ingang van de dag waarop de notariele akte van ruiling wordt gepasseerd, in de staat waarin ze zich dan bevinden, met alle daaraan verbonden lusten en lasten, heersende en lijdende erfdienstbaarheden, doch vrij van hypotheken en beslagen;
2.
alle zakelijke lasten en belastingen welke van de geruilde percelen geheven worden of verschuldigd zijn komen vanaf de datum waarop de notariele akte wordt gepasseerd voor rekening van desbetreffende verkrijger. Bedoelde verrekening zal plaatsvinden bij aktepassering;
3.
partijen zijn gehouden uiterlijk acht weken nadat deze overeenkomst door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad is goedgekeurd de notariele akte te passeren en over en weer de schadeloosstelling/koopsom te voldoen;
4.
de gemeente verklaart dat ten aanzien van het perceel B. geen verplichtingen bestaan ten opzichte van derden wegens voorkeursrecht, optierecht, recht van wederinkoop, huurkoop of leasing;
paraaf partijen:
5.
wederpartij heeft, gezien het voorafgaande gebruik van het perceel A., voor zover dat aan hen bekend is, geen reden om aan te nemen dat zich voor het milieu of de volksgezondheid gevaarlijke of niet-aanvaardbare stoffen in dit perceel bevinden. De gemeente heeft de mogelijkheid om voor datum akte-passering te doen onderzoeken of dergelijke stoffen in de grond aanwezig zijn. Indien uit de resultaten van dit ingesteld onderzoek blijkt van de al aanwezigheid van dergelijke stoffen in dit perceel dan heeft de gemeente het recht deze overeenkomst te ontbinden. De verklaring van ontbinding dient binnen veertien dagen na de datum dat de gemeente in kennis is gesteld van de resultaten van het onderzoek ter kennis te worden gebracht van wederpartij bij aangetekende brief met bericht van ontvangst of bij deurwaardersexploit. Partijen komen overeen dat wederpartij bij aktepassering wordt gevrijwaard;
6.
naar de bodemgesteldheid van perceel B is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten blikt dat het gewenst is een aanvullend onderzoek uit te voeren. De resultaten van dit nader onderzoek zijn nog niet bekend. De gemeente zal de uitkomsten van dit nader onderzoek zo snel mogelijk aan wederpartij melden. De gemeente zorgt er voor dat de bodemgesteldheid van perceel B geschikt is voor het beoogde doel namelijk "wonen". Uit onderzoek is gebleken dat de aanwezige verharding geen teerhoudende stoffen bevat.
7.
partijen leveren desbetreffende percelen op in de staat zoals het zich bevindt bij aktepassering;
8.
wederpartij verklaart hierbij kennis te hebben genomen van het ter plaatse van het perceel B vigerende bestemmingsplan en de op dit perceel rustende bestemmingen, bouwgrenzen etc.
9.
wederpartij draagt voor eigen rekening en risico zorg voor de benodigde vergunningen ten aanzien van perceel B;
10.
op het aan wederpartij te verkopen perceel B zijn van toepassing de "algemene voorwaarden voor de uitgifte van onroerende zaken door de gemeente Hengelo 2009", vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo op 9 december 2008(bijlage 3). Op de genoemde uitgifte zijn van toepassing alle artikelen genoemd in hoofdstuk 1 en de artikelen 2.1.1 c. en e., 2.1.2, 2.1.3, 2.1.4, 2 . 2 . 1 , 2.2.2, 2.2.3, 2.2.4, 2.2.5, 2.2.6, 2 . 3 . 1 , 2.3.2, 2.3.3, 2.3.4. c. en d, 2.4.1 en 2.4.2, 2 . 5 . 1 , 2.5.2, 2 . 5 . 3 , 2 . 5 . 4 uit hoofdstuk 2 alsmede de artikelen 3 . 6 . 1 , 3.6.2, 3.6.3, 3.6.7 en 3.6.10 uit hoofdstuk 3 van voornoemde algemene voorwaarden;
11.
partijen zijn niet tot vrijwaring gehouden wegens zakelijke rechten of lasten, welke niet in de openbare registers ten hypotheekkantore zijn in- of overgeschreven en welke derden beweren mochten op de percelen A en B te hebben;
12.
wederpartij verklaart hierbij uitdrukkelijk kennis te hebben van de aanwezigheid van een rioleringsbuis, doorsnee 300, en andere kabels en leidingen zoals op de situatietekening (nummer 7212) duidelijk is aangegeven met streep en aanduiding. De partijen zijn overeengekomen dat wederpartij voor dit perceelsgedeelte de volgende afspraken gelden; eventuele aanwezige rioolinspectie putten dienen altijd bereikbaar en toegankelijk te zijn: een strook van 2,5 meter aan weerszijden van het riool (gemeten vanuit de as) mag niet worden bebouwd of worden ingeplant met bomen of andere diepwortelende planten of struiken; er mag geen aaneensluitende verharding (asfalt, beton) worden aangebracht. wederpartij dient medewerkers die inspectiewerkzaamheden of uitvoerende werkzaamheden moeten verrichten aan de kabels of het riool niet de toegang tot het perceel weigeren.
paraaf p a r t i j e n :
13.
de kosten op de overdracht en levering vallende komen voor rekening van de gemeente, uiteraard met uitzondering van de door wederpartij te betalen overdrachtsbelasting over het perceel genoemd onder B. Kosten van bijstand deskundige van Ter Heegde en Kuiphuis worden door de gemeente vergoedt tot een bedrag van € 3.775,28 incl. btw. De gemeente ontvangt hiertoe een afzonderlijke nota op naam gesteld van de gemeente. Het risico dat de levering van het perceel, genoemd onder B met BTW wordt belast is voor de gemeente Hengelo. Wederpartij verplicht zich te onthouden van alle handelingen of werkzaamheden die het perceel onder B genoemd onder het btw-regime brengen totdat de levering heeft plaats gevonden;
14.
deze overeenkomst wordt door de gemeente als ontbonden beschouwd indien deze niet door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad wordt goedgekeurd;
15.
de notariele akte van transport dient te worden gepasseerd ten overstaan van een notaris van het notariskantoor te Hengelo.
Aldus door wederpartij in tweevoud getekend te Hengelo, d.d. l..r!..
r:..Q. (.
^
2011,
(de heer L.C. Heemskerk),
(mevrouw L. Heemskerk-Vrijs).
Door de gemeente in tweevoud getekend te Hengelo, d.d. De burgemeester,
.2011;
(drs. F.A.M. Kerckhaert).
bijlaqen: 1. situatietekening (nummer 6600); 2. situatietekening (nummer 7212); 3. Algemene Voorwaarden voor de verkoop van onroerende zaken door de gemeente Hengelo 2009;
T.Timmers.15.12.2010
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
11G200671
PORT.HOUD:
ONDERWERP:
Standpunt Bestuursakkoord 2011-2015
Kerckhaert
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad Behandelen Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Informeren
B
2/5 JB
Datum
19-05-2011
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie x
Bestuur
Fysiek
Datum:
Sociaal
19 mei 2011
Agendapunt:
12
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 419555
(YES) Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Stuknummer: 422755 Registratiedatum: 21/04/2011
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
informatiecentrum tel.
bljlage(n)
(070) 373 8020
2
betreft
ons kenmerk
datum
Bestuursakkoord
BB/U201100764 Lbr. 11/026
21 april 2011
'S Samenvatting ' '
Hierbij leggen wij u het onderhandelaarsakkoord voor dat het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen hebben gesloten. Wij
*>V
m
m
geven in deze brief eerst een samenvattend beeld van het onderhandelaarsakkoord en de weg daarnaartoe. Vervolgens schetsen wij het verloop van de onderhandelingen en de VNG-inzet daarbij. Daarna volgt een overzicht van de positieve resultaten en van de zorgpunten. Tot slot benoemen wij de procedure van de ledenraadpleging en de besluitvorming op 8 juni.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
Vereniging van Nederlandse Gemeerrten
Aan de leden
informatiecentrum tel.
bijlage(n)
(070) 373 8020
2
betreft
ons kenmerk
Bestuursakkoord
BB/U201100764 Lbr. 11/026
21 april 2011
Geacht college en gemeenteraad, Hierbij leggen wij u het onderhandelaarsakkoord voor dat net Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen hebben gesloten. Wij geven in deze brief eerst een samenvattend beeld van het onderhandelaarsakkoord en de weg daarnaartoe. Vervolgens schetsen wij het verloop van de onderhandelingen en de VNG-inzet daarbij. Daarna volgt een overzicht van de positieve resultaten en van de zorgpunten. Tot slot benoemen wij de procedure van de ledenraadpleging en de besluitvorming op 8 juni. Onderhandelingen en resultaten samengevat De onderhandelingen om tot dit resultaat te komen, waren intensief en niet altijd gemakkelijk. Het uiteindelijke onderhandelaarsakkoord (verder. 'akkoord') bevat een groot aantal positieve onderdelen, maar ook een onderdeel waarop de VNG meer had willen bereiken. Op verschillende onderwerpen zijn heldere resultaten geboekt. Met name rond de decentralisaties van de Jeugdzorg en de AWBZ biedt het akkoord duidelijkheid. Gemeenten kunnen daardoor aan de slag. Ook zijn er concrete afspraken gemaakt over bijvoorbeeld de terugdringing van regeldruk en toezicht en over de verdere ontwikkeling van de e-overheid. Met het akkoord wordt een beweging doorgezet waarin gemeenten nog betertot hun recht komen als eerste overheid. Het takenpakket van de gemeente wordt versterkt, met name op het terrein van werk, zorg en jeugd. Bij werk wordt nu daadwerkelijk gekozen voor een meer integrate benadering gericht op activering en participate. Gemeenten worden in staat gesteld hun lokale zorgtaken nog doelmatiger uit te voeren. De overdracht van de jeugdzorg aan gemeenten stelt hen in staat de verantwoordelijkheid voor samenhangende ondersteuning en hulp aan kinderen en hun gezinnen vorm te geven en waar te maken.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
Op een onderdeel leven echter nog zeer grate zorgen. Dat betreft de nieuwe taken op net terrein van de arbeidsmarkt en de relatie met de herstructurering van de Wsw tot een voorziening voor beschut werken. Er zijn weliswaar belangrijke afspraken gemaakt, maar er blijft een grote zorg dat de afspraken in de praktijk onvoldoende blijken te zijn. Naast een bedrag van 400 miljoen euro wordt nog deze kabinetsperiode de herstructurering op basis van een evaluatie beoordeeld en wordt beoordeeld of en zo ja hoeveel extra financiele middelen noodzakelijk zijn. De ondervinding van het bestuur van de VNG is dat dit resultaat het uiterst haalbare is op dit moment. Het bovenstaande overwegende, heeft het bestuur besloten het akkoord te tekenen en ter raadpleging en goedkeuring aan u voorte leggen. Proces van onderhandelingen en inzet VNG Met een bestuursakkoord kunnen zekerheid en goede randvoorwaarden voor gemeenten worden bedongen voor een kabinetsperiode. Dit kan door een integrale benadering en een bredere betrokkenheid dan alleen de vakdepartementen. De Algemene Ledenvergadering van de VNG heeft op 9 juni 2010 de VNG-inzet voor de onderhandelingen vastgesteld in de resolutie 'Het perspectief van Gemeenten'. Gemeenten pleiten in deze resolutie voor decentralisatie van Jeugdzorg, decentralisatie van delen van de AWBZ en regelingen voor de onderkant van de arbeidsmarkt, inclusief voldoende handelingsruimte voor gemeenten en voldoende financiele middelen. In het regeerakkoord zijn deze decentralisaties opgenomen, echter wel met taakstellingen die de gemeenten nadrukkelijk raken. De onderhandelingen over dit onderhandelaarsakkoord waren daardoor intensief en moeilijk, zeker in vergelijking met vier jaar geleden. Voor de VNG was het belangrijk om afspraken te maken die gemeenten voldoende in staat stellen om de taken waar zij voor staan uit te voeren, oftewel voldoende beleidsvrijheid en financiele middelen en een beperking van informatieverplichtingen en toezicht. De onderhandelingen gingen niet over de beleidskeuzes van het kabinet; dat is een zaak tussen het Rijk en de Staten-Generaal. Wij nemen hiermee niet de verantwoordelijkheid voor het regeerakkoord over. Het uitgangspunt van de VNG was niet de taakstellingen die het Rijk zich heeft voorgenomen in het regeerakkoord of de polisvoorwaarden voor de clienten, maar de vraag of gemeenten voldoende in staat worden gesteld de taken waar zij voor staan, uit te kunnen voeren. De VNG heeft geprobeerd de leden zo veel mogelijk bij het proces te betrekken. In januari zijn vier ledenbijeenkomsten georganiseerd in Eindhoven, Enschede, Groningen en Leiden. Daarnaast zijn
onderwerp Bestuursakkoord datum 21 april 2011
02/05
twee gezamenlijke vergaderingen van de adviescommissies van de VNG gehouden. Positieve resultaten op veel terreinen... Op de terreinen Jeugdzorg en AWBZ zijn goede resultaten behaald bij het verruimen van de beleidsvrijheid van gemeenten, de vaststelling van de omvang van de budgetten en het beperken van het toezicht. Daarnaast zijn er goede randvoorwaarden gecreeerd voor het monitoren van de voortgang van de decentralisaties. De overheveling van de correcte budgetten wordt onafhankelijk getoetst. Ook zijn cumulatiebedingen opgenomen voor specifieke groepen die mogelijk geraakt worden door meerdere maatregelen en is het financiele herverdeelrisico van de decentralisaties voor gemeenten beperkt.
Ook op het moeilijke gebied van werk zijn vermeldenswaardige, goede resultaten geboekt. Zo wordt de Wet Werken naar Vermogen een jaar later ingevoerd, dus per 1 januari 2013. Bovendien vindt verdergaande ontschotting plaats, is de vorming en financiering van een Wswherstructureringsfonds voorzien en is er tegemoetgekomen in de uitvoeringskosten. Verder zijn onder meer concrete afspraken gemaakt over de terugdringing van regeldruk en de verdere ontwikkeling van de e-overheid. De taakstelling rond de RUD's is van de baan, en de vulling van het afvalfonds wordt zonodig wettelijk gegarandeerd. ...maar er is ook nog een zorgpunt Op het onderwerp Werken naar Vermogen heeft de VNG-delegatie minder kunnen bereiken dan gewenst. De VNG blijft bezorgd over het effect van omvang en tempo van de ingrepen op het gebied van de Wsw voor de SW-bedrijven en daarmee ook voor de gemeenten. Er zijn weliswaar belangrijke financiele afspraken gemaakt (zo komt 400 miljoen euro beschikbaar ten behoeve van een herstructureringsfonds), maar de vrees blijft dat deze in de praktijk onvoldoende zijn. De problematiek strekt verder dan alleen de Wsw; andere elementen zoals de teruglopende reintegratiegelden hangen hiermee samen. De zorg betreft dus het brede werkdomein. Het voorliggende akkoord opent wel de mogelijkheid voor een nog verdergaande bijdrage van het kabinet aan de herstructureringsopgave van de SW-bedrijven, op basis van een evaluatie na twee jaar waarbij wordt beoordeeld of, en zo ja hoeveel extra financiele middelen noodzakelijk zijn. Tot meer was het kabinet op dit moment niet bereid. Wij hebben er bij het kabinet op aangedrongen blijvend betrokkenheid te tonen en de helpende hand te bieden wanneer de nu gemaakte afspraken onvoldoende blijken.
Financien blijven zoals eerder geraamd De sombere financieel-economische omstandigheden vormden een beperking voor de financiele
onderwerp Bestuursakkoord datum 21 april 2011
03/05
mogelijkheden. Dat geldt met name voor de nieuwe taken op het terrein van de arbeidsmarkt, maar ook voor het gemeentefonds in het algemeen. De normeringsystematiek van het gemeentefonds wordt conform onze wens in ere hersteld; de algemene uitkering uit het gemeentefonds blijft zoals het Rijk eerder al had ingeboekt. Vanaf 2012 gaan we weer 'samen de trap op, samen de trap af, met 2011 als startpunt. Het instapniveau is lager dan het zou zijn uitgekomen zonder aanvullend bestuursakkoord van 2009, maar valt binnen de bandbreedte die in dit aanvullend bestuursakkoord is afgesproken. De gevolgen van de onttrekking van de FESgelden en het effect van de bezuinigingen blijven zoals geraamd Wij concluderen dat de ontwikkeling van het gemeentefonds helaas op het niveau blijft dat het Rijk reeds had ingecalculeerd en aan de gemeenten gecommuniceerd. De VNG zal zich in de regelmatige overleggen over de financiele verhoudingen blijven inzetten voor betere financiele voorwaarden. Procedure en verdere besluitvorming In deze brief zijn uit een veelheid van onderdelen de belangrijkste elementen uit het onderhandelaarsakkoord toegelicht. In de bijlage vindt u de integrate tekst van het akkoord. Het voorliggende akkoord is een akkoord tussen Rijk, VNG, IPO en UvW. Alles overziende heeft het VNG-bestuur na een intensieve en integrate afweging geconcludeerd dat dit resultaat onder de gegeven omstandigheden het maximaal haalbare is. Wij leggen het daarom aan de leden voor. Indien u in meerderheid instemt met het akkoord, is er sprake van een bestuursakkoord. Het voorliggende akkoord is een totaalpakket. De (financiele) toezeggingen gelden alleen als u instemt met het akkoord. Indien het akkoord niet wordt gesloten, zal de VNG op de afzonderlijke deelterreinen moeten onderhandelen. Het is onduidelijk welke onderdelen van het voorliggende akkoord dan gehandhaafd blijven of verloren gaan. De uitkomst van de analyse van het VNGbestuur is dat niet-tekenen per saldo niet in het belang van de gemeenten is. Om u nader te informeren en met u te spreken over het onderhandelaarsakkoord, organiseert de VNG nog een aantal leden bijeenkomsten: op 9 mei in Haarlem, op 10 mei in Zwolle en op 11 mei in 's-Hertogenbosch.
De formele besluitvorming volgt via een stemming tijdens de Algemene Ledenvergadering op 8 juni 2011. Wij zouden het zeer op prijs stellen als u ons in de periode daarvbor de uitkomst van de beraadslagingen in uw gemeente meldt. Daarvoor staat het e-mailadres
[email protected] open.
onderwerp Bestuursakkoord datum 21 april 2011
04/05
Tot slot: het werk begint pas De afronding van de onderhandelingen vormt het einde van een periode van maanden waarin de betrokken overheden tot elkaar hebben proberen te komen. Dit is in belangrijke mate, zij het niet helemaal, gelukt. Hoe dan ook staat ons de komende tijd heel veel te doen. Dit is ook het begin van een periode waarin de onderwerpen die in het akkoord worden genoemd, moeten worden uitgewerkt en ingevuld. Wij zullen daar met grote voortvarendheid onze bijdrage aan leveren en wij zullen de gemeenten daar intensief bij betrekken. Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
mr. R.J.J.M. Pans, voorzitter directieraad Deze ledenbrief staat ook op www.vnq.nl onder brieven.
onderwerp Bestuursakkoord datum 21 april 2011
05/05
Leeswijzer Deze leeswijzer bevat een korte weergave van de hoofdpunten uit het onderhandelaarsakkoord (verder 'akkoord'). Het akkoord begint met een preambule en vervolgens de profielen van de overheden in hoofdstuk 2. Hoofdstukken 3 en 4 bevatten afspraken over respectievelijk bestuurlijke verhouding, omgangsvormen en bestuurskracht, en over vermindering van de regeldruk en de controletoren. De financiele afspraken staan in hoofdstuk 5. Afspraken over de decentralisatie van werk, jeugdzorg en AWBZ komen in hoofdstuk 6 aan bod. In hoofdstuk 7 staan de capita selecta en het laatste hoofdstuk bevat de slotbepalingen van het akkoord. In de bijlage bij deze leeswijzer treft u een overzicht van de financiele toezeggingen van het kabinet. 1. Preambule In de preambule staan algemene bepalingen, zoals vrijheid in de uitvoering voor gemeenten, beperkte verantwoordingslasten en goede wetgeving. Van de medeoverheden wordt verwacht dat zij de taken daadkrachtig en resultaatgericht oppakken. 2. Profielen Overheden Dit hoofdstuk bevat een algemene omschrijving van de rollen en taken van de overheden. De gemeente wordt benoemd als de eerste overheid met taken in het sociale, ruimtelijke en economische domein. De provincie is vooral actief in het ruimtelijke en economische domein, met inachtneming van de taken van samenwerkende gemeenten. Sociale taken zijn conform het rapport Lodders geen kerntaak van de provincies. Het Rijk is verantwoordelijk voor taken die niet goed decentraal belegd kunnen worden. Het Rijk schept de kaders, mede op basis van Europese regels, en zorgt dat de medeoverheden over afdoende middelen beschikken. De wijze waarop een medeoverheid invulling geeft aan een taak is aan het betreffende decentrale bestuur. Het decentrale bestuur moet daar ook decentraal verantwoording over afleggen. Interbestuurlijke lasten worden door het Rijk tot een minimum beperkt. 3. Bestuurlijke verhouding, omgangsvormen en bestuurskracht In dit hoofdstuk van het akkoord staan afspraken over de Code Interbestuurlijke Verhoudingen, zoals beleidsvrijheid voor decentrale overheden, het terugdringen van interbestuurlijk toezicht, het vroegtijdig informeren van overheden en inzicht in de financiele consequenties van maatregelen. Verder is afgesproken dat gemeenten de ruimte krijgen om zelf invulling te geven aan de bestuurlijke uitvoering van decentralisaties. Hiervoor hebben gemeenten een jaar de tijd na bekendwording van het wettelijk kader. Indien gemeenten geen passende invulling geven, bepaalt het Rijk hoe het georganiseerd zal worden. Tot slot bevat dit hoofdstuk afspraken over arbeidsmobiliteit, veilige publieke taak en een monitoring van integriteit(beleving) in de organisaties. 4. Vermindering regeldruk en controletoren De regeldruk en de controletoren worden verminderd. Dat is afgesproken in dit hoofdstuk. Verplichte Interbestuurlijke Spelregels moeten de interbestuurlijke informatie beperken tot hetgeen strikt
noodzakelijk is. Deze afspraken scheppen een kader voor gemeenten om de interbestuurlijke administratieve lasten terug te dringen en knelpunten in huidige wetgeving aan te pakken. Een interbestuurlijke denktank komt met aanbevelingen voor het oplossen van knelpunten in bestaande en toekomstige wetgeving. Het omgevingsrecht wordt met nauwe betrokkenheid van de decentrale overheden vernieuwd met als uitgangspunten: eenvoud, samenhang en snellere besluitvorming. 5. Financiele Verhoudingen De financiele ruimte om bepaalde ombuigingen uit het regeer- en gedoogakkoord voor gemeenten op een goede wijze op te lossen is binnen de huidige financieel-economische kaders zeer beperkt. In dit hoofdstuk staan afspraken over het gemeentefonds, lokale lasten, het EMU-saldo, RUD's en het Afvalfonds. De normeringssystematiek van het gemeentefonds wordt hersteld. Deze systematiek is in 2009 bevroren op het niveau van September 2008 vanwege de extra investeringen die het toenmalige kabinet had afgesproken in het aanvullend beleidsakkoord. Dat hebben gemeenten en Rijk destijds tegen de achtergrond van de crisis afgesproken in een aanvullend bestuursakkoord. Het instapniveau, de FES-gelden en de niet gerealiseerde bezuinigingen waren onderwerp van gesprek. Vanaf 2012 gaan we weer 'samen de trap op, samen de trap af met 2011 als instapniveau. Het instapniveau is lager dan het zou zijn uitgekomen zonder aanvullend bestuursakkoord van 2009, maar valt binnen de bandbreedte die in dit aanvullend bestuursakkoord is afgesproken. De gevolgen van de onttrekking van de FES-gelden en het effect van de bezuinigingen blijven zoals geraamd Overige financiele afspraken: - De nadelige herverdeeleffecten van de drie decentralisaties worden gemaximeerd op 15 euro per inwonerperjaar. -
-
Het lokale belastinggebied zal gedurende deze kabinetsperiode niet worden gewijzigd, met het voorbehoud van de motie over de afschaffing van de precariobelasting. De macronorm van de OZB blijft in stand. De structurele korting van 100 miljoen euro op de RUD's gaat niet door. In het regeerakkoord is opgenomen dat de rijksbijdrage aan het Afvalfonds wordt stopgezet. Het Rijk zorgt voor een sluitende regeling van de producentenverantwoordelijkheid, zodat een inzamelingssysteem voor verpakkingsafval blijft draaien en gemeenten vergoed zullen blijven worden voor de taken of diensten die zij voor het bedrijfsleven uitvoeren.
6. Decentralisaties 6.1 Werk De onderhandelingen over Werk waren bijzonder lastig. De grote financiele taakstelling, grote politieke belangstelling en een ombuiging van beleid hebben grote gevolgen voor gemeenten. Voor de VNG staat de uitvoering van de regeling centraal. De polisvoorwaarden (zoals uitkeringshoogte) komen voor rekening van het Rijk, daarop hebben gemeenten geen invloed. Belangrijke resultaten op dit dossier (in de volgorde van het akkoord):
• •
Uitstel van de invoeringsdatum van de Wet werken naar vermogen van 1-1-2012 naar 1-1-2013. Structureel wordt 122 miljoen euro overgeheveld voor re-integratiemiddelen Wajong
•
De verdeling van de Sw-populatie over gemeenten verschilt van de verdeling van de bijstandspopulatie. De VNG en het kabinet werken daarom gezamenlijk een systematiek uit die voorkomt dat er na de totstandkoming van het ontschotte re-integratiebudget (onevenredig grote) herverdeeleffecten ontstaan.
•
Op verzoek van de VNG stelt het Rijk 400 miljoen euro beschikbaar voor de Sw-sector om de transformatie naar een efficientere bedrijfsvoering te ondersteunen ('herstructureringsfaciliteit'). Na twee jaar bekijkt een onafhankelijke commissie de stand van zaken en beoordeelt of er aanvullende middelen of maatregelen noodzakelijk zijn. De VNG houdt zorgen over het effect van de ingrepen in de WSW voor de Sw-bedrijven en daarmee ook voor de gemeenten.
• •
Er komt een objectief onderzoek naar het geschil over het macrobudget 2011 van de WWB. Bij de berekening van het macrobudget inkomensdeel wordt teruggekeerd naar de systematiek van voor het huidige Bestuursakkoord. In deze systematiek wordt rekening gehouden met prijs en volume in het voorgaande jaar, conjunctuureffecten en kabinetsbeleid in het begrotingsjaar en indexering. Voor de conjunctuurraming wordt de autonome correctie van het Centraal Plan Bureau (CPB) toegepast. Het Rijk biedt transparantie over hoe de raming van het macrobudget tot stand is gekomen.
•
Individuele gemeenten kunnen een verzoek om een incidentele of meerjarige aanvullende uitkering indienen. Dit beperkt de risico's voor gemeenten.
•
Een breed samengestelde projectgroep start in 2011 met een verkenning van de mogelijkheden om zoveel mogelijk te prikkelen op de beperking van de uitgaven voor de regeling Werken naar vermogen. Per 2014 gaat de integrale verdeling van het budget met prikkelwerking in. De projectgroep bekijkt ook hoe ervoor kan worden gezorgd dat de risico's voor gemeenten niet toenemen ten opzichte van de huidige WWB.
•
De doelgroep loondispensatie is verbreed naar alle personen die niet in staat zijn 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen. De financiering van de loonaanvulling gebeurt uit het Inkomensdeel van het macrobudget. Loonaanvulling telt mee bij de bepaling van de hoogte van het macrobudget. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de vormgeving van de uitvoering (decentrale aanpak)
•
6.2. AWBZ-begeleiding In het akkoord staan de voorwaarden waaronder de decentralisatie van delen van de AWBZ kan plaatsvinden. Belangrijke resultaten (in de volgorde van het akkoord): •
Bestaande rechten worden niet overgeheveld. Dit geeft gemeenten beleidsvrijheid om burgers op passende wijze te compenseren. Als uit onderzoek blijkt dat jurisprudentie De Kanteling van de Wmo belemmert, treden VNG en Rijk in overleg; • Bij de voorbereiding op de nieuwe taken werken het ministerie van VWS en de VNG samen in een op te zetten transitiebureau; • Er is een ontbindende voorwaarde opgenomen voor het geval de Eerste Kamer instemt met de initiatiefvoorstellen Leijten die de wet dichtregelen;
Rijk en VNG onderzoeken of het PGB geen onredelijke beperking oplevert voor de doelen van de Wmo; Het toezicht door de inspectie op huishoudelijke hulp en begeleiding vervalt en het Rijk ziet af van verticaal toezicht; Aanvullend op het regeerakkoord worden ook de hulpmiddelen en de inloopfunctie GGZ gedecentraliseerd; Er is een heldere rekenregel afgesproken voor het bepalen van het over te hevelen budget. Deze rekenregel staat op pagina 28 van het akkoord. Het budget blijft ook na overheveling ge'i'ndexeerd. De bezuiniging op de overgehevelde middelen bedraagt 5%. Hiermee wordt een onevenredige korting voorkomen. In het regeerakkoord was nog sprake van een bezuiniging van 140 miljoen euro onafhankelijk van het totale budget; Een onafhankelijke instantie onderzoekt of de relevante budgetten volgens de afgesproken rekenregel daadwerkelijk worden overgedragen; De huishoudelijke hulp wordt met 2,38% ge'i'ndexeerd. Eerder ging het Rijk uit van 1,5%; De omvang en verdeling van het budget wordt jaarlijks gemonitord; Er komt een onafhankelijk onderzoek naar de vrijvallende uitvoeringskosten in de AWBZ. De vrijvallende middelen worden overgeheveld naar gemeenten. Daarnaast betaalt het Rijk in totaal 55 miljoen euro structureel voor de uitvoeringskosten van begeleiding en jeugdzorg.
6.3. Jeugdzorg Decentralisatie van de jeugdzorg sluit aan bij de wens van gemeenten om als eerste overheid integraal te werken en flexibel te kunnen schakelen tussen hulpvormen. Het resultaat van de onderhandelingen levert voor gemeenten beleidsvrijheid op, grote zeggenschap en verantwoordelijkheid over alle jeugdzorg, ookjeugdbescherming en jeugdreclassering. Belangrijke resultaten (in de volgorde van het akkoord): • Er komt een nieuw wettelijk kader waarin het wettelijk recht op jeugdzorg verdwijnt. Dit komt zoveel mogelijk tegemoet aan de wens van maximale beleidsvrijheid voor gemeenten; • Uitgangspunt is dat alle zorg overgaat. Ook jeugdbescherming/jeugdreclassering en bijzondere groepen gaan in principe over naar gemeenten; • De mate van toezicht is afhankelijk van zorgzwaarte en/of mate van ingrijpen, dus licht als licht kan. • Rijk, IPO en VNG stellen een transitieplan op met afspraken over de fasering. Uiterlijk in 2016 moet de decentralisatie zijn afgerond. • Er is een rekenmethode afgesproken voor het bepalen van het over te hevelen budget. Deze rekenregel staat op pagina 34 van het akkoord. Bij de vaststelling van het budget wordt uitgegaan van de in voorgaande jaren begrote en gerealiseerde budgetten. Deze bedragen worden ge'i'ndexeerd.. De uitname van 90 miljoen euro uit het provinciefonds voor de jeugdzorg gaat naar gemeenten. • Een onafhankelijke instantie toetst of de juiste budgetten worden overgeheveld; • De taakstelling van 300 miljoen euro moet worden gerealiseerd in 2017. • De middelen worden uitgekeerd via een decentralisatie-uitkering; • Er komt een onafhankelijk onderzoek naar de vrijvallende uitvoeringskosten in de jeugdzorg. De vrijvallende middelen worden overgeheveld naar gemeenten. Daarnaast betaalt het Rijk in totaal 55 miljoen euro structureel voor de uitvoeringskosten van begeleiding en jeugdzorg; • Incidenteel stelt het Rijk 64 miljoen euro beschikbaar voor de invoeringskosten.
6.4 Ruimte, Economie en Natuur In het hoofdstuk Ruimte, Economie en Natuur staat het ruimtelijk-economisch domein centraal. In het hoofdstuk staan vooral procesafspraken die verder worden uitgewerkt in deelakkoorden en convenanten. Het gaat onder meer om: Actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid Agenda Stedelijke Vernieuwing door IPO en VNG samen met de grote steden en het Rijk Agenda Wonen en Leefbaarheid tussen Rijk en Gemeenten (zonder provincies). BDU Verkeer en Vervoer Een belangrijk bespreekpunt tijdens de onderhandelingen was de BDU Verkeer en Vervoer. De inzet van het IPO was overheveling van de budgetten naar het provinciefonds. Afgesproken is dat zolang de WGR+ gebieden bestaan, de BDU verkeer en vervoer via deze regio's wordt uitgekeerd. Bij het daadwerkelijk afschaffen van de WGR+ gebieden gaan de middelen over naar de algemene fondsen.
7 Capita Selecta In de Capita Selecta staan afspraken over enkele onderwerpen die los staan van de decentralisaties. Het gaat onder meer om: • de Regionaal Historische Centra; •
een onderzoek naar de verantwoordelijkheid van gemeenten voor het leerlingenvervoer;
•
het inlopen van achterstanden bij de huisvesting van statushouders;
•
de financiering van een ondersteuningsprogramma implementatie e-overheid voor de periode 2011-2014 (opvolger van het NUP); en
•
een onderzoek naar een vermogenstoets in de WMO.
8 Slotbepalingen Bij de slotbepalingen zijn afspraken gemaakt over het uitvoeren en monitoren van het akkoord. Een disclaimer over de besluitvorming in de Tweede Kamer zorgt ervoor dat art. 2 Financiele verhoudingswet ook geldt voor amendementen en dat Rijk en koepels overleggen als de uitvoerbaarheid van de decentralisaties in gevaar komt door wijzigingen in het wetstraject. Verder is in dit hoofdstuk een cumulatiebeding voor specifieke groepen opgenomen. De overheden treden in overleg als specifieke groepen onbedoeld onevenredig worden getroffen door de maatregelen uit het akkoord.
Bijlage Overzicht Financiele toezeggingen kabinet bij het sluiten van bestuursakkoord De financiele ruimte om bepaalde ombuigingen uit het regeer- en gedoogakkoord voor gemeenten op een goede wijze op te lossen was zeer beperkt. In het akkoord zijn door het kabinet een aantal financiele tegemoetkomingen opgenomen. De tegemoetkomingen staan op verschillende plaatsen in de tekst. Hieronder staat het overzicht van de tegemoetkomingen.
Bedragen x mln. euro SZW Herstructureringsfaciliteit WSW Uitvoeringskosten Werken naar Vermogen Objectief onderzoek Macrobudget WWB 2011
vws
Vrijvallende uitvoeringskosten bij het Rijk Uitvoeringskosten Jeugd en begeleiding Invoeringskosten Jeugd Indexering Huishoudelijke Hulp Provinciale middelen Jeugdzorg Geen 5%-korting inloop-GGZ/hulpmiddelen RUD"s Totaal
Incidenteel Kabinetsperiode
Structureel perjaar
400 + PM 78 PM
42
PM 80 64 110
PM 55 44 90
21
7
330 1.083+PM
100 338+PM
Bestuursakkoord 2011-2015 Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en Rijk
Bestuursakkoord 2011-2015 1. Preambule Een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid; een overheid die zich tot haar kerntaken beperkt en waarbij taken zo dicht mogelijk bij de burger worden belegd. Dat is waar Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen voor staan. Nederland staat voor een grote uitdaging: het op orde brengen van de overheidsfinancien gecombineerd met het versterken van de economie. Om dit mogelijk te maken is een compacte en slagvaardige overheid nodig die goed toegerust is op haar taak. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen moeten in samenhang functioneren als herkenbare eenheid voor burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Dit kan alleen als taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden niet versnipperd zijn. In principe zijn zij over maximaal twee bestuurslagen verdeeld; je gaat erover of niet. Het bestuursakkoord biedt daar het kader voor. Om tot een doelmatige taakverdeling en dus een compacte en slagvaardige overheid te komen, wordt een aantal taken gedecentraliseerd. Dit is een omvangrijke hervorming, die ook gepaard gaat met een grote overheveling van budgetten: circa € 8,5 miljard. Dit bestuursakkoord bevat richtinggevende proces- en principeafspraken voor deze decentralisaties. Daarnaast zijn er afspraken opgenomen over bestuur, financien en het verminderen van regeldruk. Het is niet de bedoeling dat deze afspraken allesomvattend zijn; uitwerking van de decentralisaties zal vooral vorm krijgen nadat het akkoord is gesloten. De afspraken vormen samen een disciplinerend kader waarbinnen die uitwerking van de decentralisaties kan plaatsvinden. Eerder tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gemaakte afspraken worden in dit bestuursakkoord niet herhaald, maar blijven -tenzij anders vermeldonverminderd van kracht. Vrijheid en verantwoordelijkheid staan voor het Rijk centraal. Dat is ook bij de decentralisaties het uitgangspunt. Als een taak aan een bestuurslaag wordt toebedeeld, krijgt deze de grootst mogelijke vrijheid de taak naar eigen inzicht uit te voeren. Wet- en regelgeving moeten op de uitvoeringspraktijk aansluiten en de verantwoordingslast wordt zoveel mogelijk beperkt. Tegelijkertijd pakt de medeoverheid de taak daadkrachtig en resultaatgericht op. Er moet voldoende bestuurskracht zijn en nauw worden samengewerkt met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Alleen als Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hun verantwoordelijkheid nemen en de toebedeelde vrijheid doelmatig benutten kan de compacte en slagvaardige overheid ontstaan en kunnen de noodzakelijke resultaten worden geboekt.
2. Profiel Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen 2.1
Profielen overheden
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Gedecentraliseerd omdat er drie zelfstandige bestuurslagen met een algemene verantwoordelijkheid zijn: Rijk, provincies en gemeenten. Zij hebben een open huishouding en een eigen belastinggebied. Daarnaast vormen de waterschappen een zelfstandige functionele bestuurslaag, die ook een eigen belastinggebied heeft. Er is sprake van een eenheidsstaat omdat de bestuurslagen samen onderdeel uitmaken van een groter geheel. De bestuurslagen staan niet hierarchisch ten opzichte van elkaar. Er is wel een hierarchie van regels. Om de eenheid te bewaren, worden door de vier bestuurslagen afspraken gemaakt. Onderdeel daarvan zijn de afspraken over de taakverdeling zoals die in dit bestuursakkoord zijn neergelegd. De decentralisaties waarover in dit bestuursakkoord afspraken worden gemaakt sluiten aan bij de profielen zoals die hieronder worden beschreven. Uitgangspunt binnen het Nederlands bestuurlijk bestel is: decentraal wat kan, centraal wat moet. Dit houdt in dat taken bij voorkeur door gemeenten of door provincies worden uitgevoerd. Het Rijk beperkt zich zoveel mogelijk tot die taken waarvan wenselijk is dat die door het Rijk worden uitgevoerd, bijvoorbeeld uit het oogpunt van rechtsgelijkheid, effectiviteit of doelmatigheid. 2.2
Profiel gemeenten
Gemeenten zijn de eerste overheid; de bestuurslaag die meestal het dichtst bij de burger staat. De gemeente draagt zorg voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving en is het eerste loket als het gaat om voorzieningen voor de burger. Gemeenten hebben taken in het sociale, economische en ruimtelijke domein. Onder het sociale domein valt bijvoorbeeld de begeleiding van en naar werk, maatschappelijke ondersteuning, veiligheid en jeugdbeleid. In het economisch domein gaat het bijvoorbeeld om het stimuleren van de lokale economie, het verzorgen van kwalitatief en kwantitatief voldoende werklocaties, detailhandel, stimuleren van toerisme en recreatie en de aansluiting met de werkgelegenheid en scholing. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de afweging tussen milieu, natuur, water, economie en wonen een rol speelt. Dit beleid wordt vastgelegd in structuurvisies en bestemmingsplannen. Bovengenoemde taken van gemeenten hebben betrekking op onderwerpen die burgers en bedrijven rechtstreeks raken. Juist omdat gemeenten dichtbij de samenleving staan, passen deze taken bij hen. Door de kennis van de lokale samenleving weten zij wat er in hun gemeenschap speelt en aan welk overheidsingrijpen behoefte bestaat. Daardoor kunnen zij samenhang aanbrengen tussen de verschillende beleidsterreinen uitgaande van de burger in de lokale situatie. 2.3
Profiel provincies
Het eigentijdse bestuurlijke profiel van de provincie draait om ruimte, economie en de wisselwerking tussen beide. De provincie heeft een sterke positie op het domein van de ruimtelijke ontwikkeling en
de fysieke omgeving ('omgevingsbeleid'). Daar liggen haar kerntaken en is ze wettelijk bevoegd. Cultuur hoort ook tot de kerntaken van de provincies waar dit de lokale belangen overstijgt. De provincies spelen op het gebied van nun kerntaken, met inachtneming van de taken van (samenwerkende) gemeenten, op het (inter)regionale niveau een sectoroverstijgende en verbindende rol. De provincie fungeert als gebiedsregisseur door het ontwikkelen van integrate ontwikkelingsvisies, het uitruilen van belangen en het bewaken en bevorderen van complementariteit tussen steden en tussen regio's binnen de provincie. Ook het houden van toezicht op gemeenten is een provinciale taak, tenzij het een wet betreft die met de Wet Revitalisering generiek toezicht in de bijlage bij de Gemeentewet wordt gevoegd. De provincie heeft tevens een actieve rol bij de oplossing van bestuurlijke en financiele knelpunten van gemeenten. Om de positie van de provincies in dit domein te versterken worden taken ten aanzien van ruimtelijke ordening, regionale economie, natuur en landschap en verkeer en vervoer (verder) gedecentraliseerd. Conform het rapport van de commissie Lodders vormen sociale taken geen kerntaak van de provincies. 2.4
Profiel waterschappen
De waterschappen hebben als functionele democratic een bijzondere plaats in het binnenlands bestuur. De taak van het waterschap is wettelijk beperkt tot de waterstaatszorg. De kerntaak van de waterschappen bestaat op grand van de Waterschapswet uit het (regionale) watersysteembeheer en de zuivering van het stedelijk afvalwater. De waterschappen beheren aldus het regionale watersysteem. Het watersysteem wordt daarbij in zijn totaliteit beschouwd inclusief de waterkeringen en het grondwater. Kort gezegd zorgen waterschappen voor de bescherming tegen overstromingen en voor schoon en voldoende water. Ze maken daartoe de noodzakelijke op beheer en uitvoering gerichte keuzes. De waterschappen voeren hun taken uit binnen de kaders zoals die door de algemene democratie gesteld worden. Waterschappen beschikken over een eigen belastinggebied en over eigen bevoegdheden op het terrein van vergunningverlening en handhaving. De provincies oefenen het toezicht op de waterschappen uit. 2.5
Profiel Rijk
Het Rijk is in de eerste plaats verantwoordelijk voor onderwerpen die niet goed decentraal belegd kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn puur nationale onderwerpen, zoals defensie en het buitenlands beleid. Daarnaast is het Rijk systeemverantwoordelijk voor de wetten die in medebewind worden uitgevoerd. Het Rijk heeft echter ook een bredere stelselverantwoordelijkheid. Het Rijk draagt er zorg voor dat het bestuurlijk bestel naar behoren functioneert. In dat verband waarborgt het Rijk de
minimumnormen en -rechten en stelt het Rijk de medeoverheden in staat hun taken uit te voeren. Daarbij staat de vrijheid en zelfstandigheid van de bestuurslagen voorop. Het Rijk schept de kaders, mede op basis van Europese regels, en zorgt dat de medeoverheden over afdoende middelen beschikken. De wijze waarop een medeoverheid invulling geeft aan een taak is aan het betreffende decentrale bestuur. Het decentrale bestuur moet daar ook decentraal verantwoording over afleggen. Interbestuurlijke lasten worden door het Rijk tot een minimum beperkt. Het Rijk heeft een algemene verantwoordelijkheid voor de financiele positie en huishouding van de overheid en voor de ontwikkeling van lasten voor burgers en bedrijven.
3. Bestuurlijke verhouding, omgangsvormen en bestuurskracht 3.1
Omgangsvormen
In de Code interbestuurlijke verhoudingen uit 2004 is een aantal afspraken gemaakt over de omgangsvormen tussen Rijk, provincies en gemeenten. Deze afspraken blijven van onverminderd belang, maar sinds het sluiten van de Code is er vooruitgang geboekt, bijvoorbeeld op net terrein van beleidsvrijheid en sturing. De omgangsvormen worden daarom hieronder geherformuleerd. Daarnaast gaan deze afspraken ook gelden voor de Unie van Waterschappen. De omgangsvormen en de overige afspraken in dit akkoord komen in de plaats van de Code interbestuurlijke verhoudingen, omdat de overige afspraken in de Code hiermee materieel zijn uitgewerkt. Afspraken Onder het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet" spreken Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) het volgende af: 1.
De afgelopen jaren is de beleidsvrijheid van medeoverheden vergroot en de verticale sturing verminderd. Dit past bij het vertrouwensbeginsel dat tussen de overheden geldt. Deze ontwikkeling wordt voortgezet door in principe te kiezen voor een zo groot mogelijke beleidsvrijheid, financiering via de algemene uitkering, geen specifiek interbestuurlijk toezicht en alleen de noodzakelijke interbestuurlijke informatie en verantwoording.
2.
Wanneer een taak centraal wordt belegd, wordt door het Rijk beargumenteerd waarom deze taak centraal moet.
3.
De uitvoering van beleid staat voorop. Bij de vormgeving van bestuurlijke arrangementen wordt daarom getoetst of de regeling uitvoerbaar is. Omwille van een effectief beleid kan worden gekozen voor differentiatie in rijkssturing richting het decentrale niveau en maatwerk op decentraal niveau.
4.
Overheden betrekken elkaar bij de ontwikkeling van nieuwe beleidsvoornemens en knelpunten die een andere overheidslaag raken op een dusdanig tijdstip dat de beleidsvoornemens nog kunnen worden aangepast, Na afronding van de voorstellen volgt een formele consultatietermijn van twee maanden. Dit is een maximumtermijn. Waar mogelijk reageren de medeoverheden al eerder. Ingeval de medeoverheden al betrokken waren in het beleidsproces maken Rijk en medeoverheden afspraken over een kortere termijn voor een bestuurlijke reactie.
5.
Het Rijk geeft bij beleidsvoornemens die relevant zijn voor de provincies en gemeenten inzicht in de financiele consequenties (art. 2 Financiele-verhoudingswet) en in de bestuurlijke en praktische gevolgen (ontwikkelde kader van toezichtarrangementen, de te ontwikkelen spelregels voor interbestuurlijke informatie (zie hoofdstuk 4) en bestuurlijke uitvoeringstoets). Een overeenkomstige benadering geldt voor de waterschappen. De bestuurlijke en praktische gevolgen betekenen dat bij elk wetgevingsvoorstel dat de interbestuurlijke verhoudingen raakt, de
argumenten en motieven worden genoemd op basis waarvan de naleving van de uitgangspunten en beginselen van beleidsvrijheid, complementariteit en evenredigheid kunnen worden beoordeeld. In het oordeel is besloten of beleidsvoornemens in overeenstemming zijn met de afspraken over de interbestuurlijke verhoudingen zoals in dit akkoord vastgelegd. Europa wordt steeds belangrijker, ook voor de interbestuurlijke verhoudingen. Rijk, VNG, IPO en UvW spreken daarom af binnen maximaal een jaar te komen met een verdere invulling en uitwerking van het actieplan Europa en binnenlands bestuur. Daarvan zal ook de eigen rol van medeoverheden in Europees verband onderdeel uitmaken. De afspraken over Europa in het bestuursakkoord alsmede voor de overheden belangrijke Europese dossiers worden periodiek geagendeerd in een bestuurlijk overleg tussen VNG, IPO en UvW met de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tijdens de kabinetsinformatie behoort de kabinets(in)formateur de provincies, gemeenten en waterschappen te consulteren wanneer tijdens de (in)formatie van een nieuw kabinet wordt gesproken over de bestuurlijke en financiele verhouding met medeoverheden. Het Rijk zal de (in)formateur verzoeken de voorzitters van IPO, VNG en UvW te consulteren wanneer dit aangewezen is. Na totstandkoming van een nieuw kabinet vindt zo spoedig mogelijk een overhedenoverleg1 plaats met IPO, VNG en UvW. Onderwerp van gesprek is de rol van de medeoverheden bij het realiseren van maatschappelijke opgaven zoals opgenomen in het regeerakkoord, met respect voor elkaars positie. Partijen hechten aan naleving van de afspraken en komen daarom overeen gebruik te maken van de volgende mogelijkheden: a) In artikel 17, tweede lid, van de Wet op de Raad van State is bepaald dat de regering de Raad voorts hoort over alle zaken waaromtrent de regering dat nodig oordeelt. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal van die mogelijkheid gebruik maken in de volgende gevallen: • om de Raad te vragen een periodieke beschouwing op te stellen (eens in de vier jaar, in principe halverwege de kabinetsperiode) over de interbestuurlijke verhoudingen in het licht van de regelgeving waarover de Raad in de daaraan voorafgaande periode heeft geadviseerd; • voor het vragen van advies over specifieke aangelegenheden. b) Dit laat onverlet dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de aanbiedingsbrief aan de Raad van State bij een verplichte adviesaanvraag als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Raad van State (wetsvoorstellen en algemene maatregelen van bestuur) gerichte vragen kan stellen. c) De periodieke beschouwing wordt besproken in het overhedenoverleg en kan tot herijking van de gemaakte interbestuurlijke afspraken leiden; d) Voor adviezen op een ander terrein dan de interbestuurlijke verhoudingen in het algemeen (bijv. financieel) ligt het meer voor de hand een (ad hoc) commissie van wijzen te raadplegen. 1
Overleg tussen rijk en medeoverheden onder voorzitterschap van de minister-president. De overige vaste deelnemers vanuit het Rijk zijn: de vice-minister-president, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Financien. Vanuit de VNG, het IPO en de UvW nemen de voorzitters deel aan dit overleg.
Over de samenstelling en de opdracht van deze commissie dient overeenstemming tussen partijen te bestaan. e) De resultaten van de advisering worden direct bekend gemaakt aan IPO, VNG en UvW. De advisering en de daarop te nemen acties keren ter bespreking terug in het overhedenoverleg. 3.2
Intergemeentelijke samenwerking/centralisering uitvoering
Intergemeentelijke samenwerking Intergemeentelijke samenwerking neemt in de praktijk van het openbaar bestuur een steeds belangrijker plaats in. Maatschappelijke opgaven spelen in toenemende mate op een bovenlokaal niveau. Gemeenten kiezen er dan ook vaker voor hun taken via intergemeentelijke samenwerking uit te voeren. Tegelijkertijd kan de effectiviteit, efficientie of legitimiteit van deze samenwerking in de praktijk wel worden versterkt. Via de volgende algemene maatregelen wordt hieraan tegemoet gekomen. •
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties komt met een aantal maatregelen, waaronder een voorstel om de WGR te wijzigen, om de (werking van) publiekrechtelijke samenwerking te verbeteren. Gemeenten kiezen waar mogelijk voor publiekrechtelijke samenwerking boven privaatrechtelijke.
•
VNG en het Rijk dragen voorts gezamenlijk bij aan kennisontwikkeling en -verspreiding random de praktijk van intergemeentelijke samenwerking.
Uitgangspunten Bestuurlijke Uitvoering decentralisaties De overdracht van taken van het Rijk naar gemeenten gaat gepaard met autonomie in de uitvoering voor gemeenten om de resultaten zoals beoogd in het bestuursakkoord te kunnen realiseren. Op onderdelen van de verschillende decentralisaties is het echter nodig dat de uitvoering op bovengemeentelijk niveau wordt vormgegeven, waarbij de bestuurlijke en financiele verantwoordelijkheid bij de afzonderlijke gemeenten blijft liggen. De uitgangspunten van de decentralisaties, zoals onder meer afgesproken in hoofdstuk 6 van dit bestuursakkoord zijn leidend voor de bestuurlijke uitvoering van de taken. Afspraken: •
Gemeenten dragen zorg voor het organiseren van voldoende uitvoeringskracht op de verschillende decentralisaties. Om de uitvoering voldoende te waarborgen is het op een beperkt aantal onderdelen van de decentralisaties Werken naar vermogen en Jeugdzorg nodig dat de uitvoering bovenlokaal wordt opgepakt.
•
Het staat gemeenten vrij zelf te kiezen voor een uitvoeringsvorm: bijvoorbeeld een samenwerkingsverband op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen of een vrijwillige centrumgemeenteconstructie. De afweging kent een mix van algemene schaaloverwegingen en specifiek-inhoudelijke parameters die zowel betrekking hebben op gemeenten als op maatschappelijke instellingen. Deze afwegingen vloeien voort uit de wettelijke taak en de
belangen van de burger. Voor gemeenten is van belang dat zij hun individuele bestuurlijke en financiele verantwoordelijkheid nog waar kunnen maken. •
De perspectieven van de gebruikers/clienten, gemeenten, Rijk en organisaties verschillen per beleidsdomein. Tegelijkertijd zijn er wel raakvlakken tussen de beleidsdomeinen en zijn deze veelal gericht op overlappende doelgroepen. Het borgen van samenhang tussen de verschillende terreinen is daarom van belang. Daarnaast verdient de relatie met de omgeving, zoals ketenpartners, aandacht.
•
Op de deelterreinen Werken naar Vermogen en Jeugdzorg worden in overleg met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de vakministeries en VNG de randvoorwaarden die gemeenten meekrijgen voor het doen van voorstellen voor de bovenlokale uitvoering verder uitgewerkt na ondertekening van dit bestuursakkoord, voorzover in het bestuursakkoord de randvoorwaarden niet reeds gegeven zijn.
•
Gemeenten komen binnen een jaar (of zoveel eerder als wordt afgesproken) nadat duidelijkheid is ontstaan over de betreffende taken en randvoorwaarden, met een voorstel voor een landsdekkende invulling van deze bovenlokale uitvoering, welke operationeel wordt met ingang van de decentralisatie. Daarbij wordt tevens aangegeven op welke wijze aan de randvoorwaarden wordt voldaan.
•
Indien gemeenten binnen het jaar geen passende invulling aan de uitvoering hebben gegeven, bepaalt het Rijk hoe dat toch georganiseerd zal worden.
•
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en VNG werken samen aan de ondersteuning van het proces om te komen tot de hier beoogde gemeentelijke samenwerking.
Efficientere bedrijfsvoering Een kleinere en compacte overheid wordt niet alleen bereikt door de verdeling van taken over de overheid te verbeteren, maar ook door de bedrijfsvoering en uitvoering van taken slimmer te organiseren. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben nu nog verschillende ICTsystemen en organisaties voor de bedrijfsvoering. Hoewel er nog geen eindbeeld is, weten we wel dat dit efficienter kan. Overigens wordt hiermee geen afbreuk gedaan aan de afspraken die daarover in het deelakkoord Water zullen worden gemaakt. Daarom wordt het volgende afgesproken:
•
Er komt een interbestuurlijk team dat voor het einde van dit jaar een inventarisatie heeft afgerond naar: o
of en zo ja welke bedrijfsvoeringstaken goed in interbestuurlijke shared services uitgevoerd kunnen worden.
o
of en zo ja welke uitvoeringstaken geconcentreerd uitgevoerd kunnen worden. In eerste instantie wordt gekeken naar belastinginning en het betalen van uitkeringen.
o
de winst die met deze maatregelen behaald kan worden.
De door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en VNG ingestelde werkgroep die een technische verkenning doet van de mogelijkheden tot innovatie van de administrate loopt hierop vooruit en kan hierbij als good practice dienen.
•
Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen spreken af op basis van deze verkenning in net voorjaar van 2012 te besluiten welke vervolgacties worden ondernomen.
•
Standaarden die zijn vastgesteld door het College standaardisatie dienen door alle overheidsorganen te worden toegepast volgens het principe 'pas toe of leg uit waarom niet'. Het Rijk ontwikkelt generieke voorzieningen die door de andere overheden gebruikt kunnen worden, op in ieder geval de volgende terreinen: basisregistraties en een betrouwbare infrastructuur voor digitale identiteit burgers.
3.3
Werken bij de overheid
Rijk, IPO, VNG en UvW spannen zich in voor goed werkgeverschap en richten zich daarbij in het bijzonder op: De arbeidsmarkt voor overheidspersoneel. Een veilige publieke taak voor personeel en politieke ambtsdragers. Het vergroten van de efficientie door het verhogen van de arbeidsproductiviteit. De professionaliteit van het personeel en de integriteit van de ambtelijke medewerkers en de politieke ambtsdragers in het openbaar bestuur. Arbeidsmarktbeleid De arbeidsmarkt van het openbaar bestuur zal de komende jaren te maken krijgen met een groeiende mismatch tussen vraag en aanbod. Dit komt door een combinatie van bezuinigingen, vergrijzing en een aantrekkende arbeidsmarkt. Mobiliteit wordt daarom steeds belangrijker. Mobiliteit verbetert de aansluiting tussen vraag en aanbod, kan helpen overschotten en tekorten beter te verenigen, kan bijdragen aan vergroting van de bestuurskracht en geeft werknemers meer mogelijkheden tot professionele groei. Veilige Publiek Taak Een veilige werkomgeving is een basisvoorwaarde voor werknemers met een publieke taak. Ook bestuurders en volksvertegenwoordigers moeten hun taak veilig en vrij van intimidatie, bedreiging en andere vormen van agressie en geweld uit kunnen voeren. Partijen willen de bestaande samenwerking voortzetten en de aanpak intensiveren. De samenwerking en de voortgang van de activiteiten worden jaarlijks besproken. Uitgangspunt is dat er geen concurrentie mag plaatsvinden ten koste van het thema veiligheid. Afspraken: •
Partijen maken een plan van aanpak om de arbeidsmobiliteit en uitwisseling tussen werkgevers en sectoren te bevorderen.
•
Vooruitlopend op de wettelijke regierol van gemeenten voor de lokale veiligheid, zullen partijen bevorderen dat gemeenten vanaf zomer 2011 bij het uitbesteden van wettelijke taken zoals jongerenwerk en verslavingszorg, vragen dat de partijen aan wie wordt uitbesteed maatregelen nemen om agressie en geweld tegen hun werknemers tegen te gaan.
10
Het Rijk en alle gemeenten, provincies en waterschappen zullen zich verder richten op (periodieke) monitoring van de integriteit(beleving) in de organisaties.
11
4. Vermindering regeldruk en controletoren Het Rijk en de medeoverheden willen de regeldruk voor burgers, bedrijven, instellingen en medeoverheden verminderen. In dat kader worden de volgende afspraken gemaakt: •
Het Rijk en medeoverheden verminderen gezamenlijk de administratieve lasten voor burgers en bedrijven met minimaal 5% per jaar vanaf 2012. Als onderdeel van de administratieve lasten worden ook de toezichtslasten teruggedrongen. Daarnaast zullen de betrokken vakdepartementen samen met medeoverheden knelpunten oplossen van instellingen. Om aan deze afspraak vorm en inhoud te geven wordt in de zomer van 2011 een uitvoeringsagenda opgesteld. Ook wordt onderzocht of er gewerkt kan worden met regelvrije zones.
•
De vermindering van regeldruk gaat samen met een verbetering van de dienstverlening. In bovengenoemde uitvoeringsagenda worden daar nadere afspraken over gemaakt. Afgesproken wordt in elk geval dat facturen door de overheid tijdig betaald worden.
•
In 2011 wordt een interbestuurlijke denktank in het leven geroepen. De denktank komt met aanbevelingen om knelpunten bij uitvoering van bestaande wetgeving in de decentrale praktijk op te lossen en samenlopende regelingen te stroomlijnen. Dit doet zij in ieder geval voor de domeinen zorg, sociale zekerheid, omgevingsrecht (zie ook volgende afspraak), natuur en burgerzaken. Ook doet de denktank een voorstel om de uitvoeringstoets bij nieuwe regelgeving te versterken. Voor de denktank worden in elk geval de G4 en G32 gevraagd.
•
Het Rijk streeft naar het creeren van een overzichtelijk, eenvoudig en samenhangend stelsel van het omgevingsrecht om te komen tot betere en snellere besluitvorming (minder, eenvoudiger en meer bestuurlijke afwegingsruimte), heldere verantwoordelijkheden ("Je gaat erover of niet") tegen lagere kosten. Uitgangspunt is dat Rijk, IPO, VNG en UvW voor de zomer van 2011 een probleemanalyse uitvoeren, het eindperspectief van het vernieuwde omgevingsrecht opstellen en afspraken maken over uitwerking daarvan. Ook geeft het Rijk in overleg met de andere overheden uitvoering aan de adviezen van de Commissie Dekker (Fundamentele Verkenning Bouw).
•
Er komen nieuwe spelregels om interbestuurlijke informatie te beperken tot hetgeen strikt noodzakelijk is voor ieders verantwoordelijkheid. Het gaat hierbij om alle typen informatie; in het kader van toezicht, financien en beleid (monitors/statistieken). Uitgangspunt daarbij is dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de informatie die medeoverheden aan de gemeenteraad, provinciale staten verstrekken. De spelregels voor interbestuurlijke informatie worden in overleg met VNG en IPO uitgewerkt, krijgen een verplichtend karakteren worden daarnaast in 2011 opgenomen in het beoordelingskader interbestuurlijke verhoudingen en het integraal afwegingskader. Parallel aan dit traject gaan Rijk en UvW na of en, zo ja, welke vergelijkbare spelregels kunnen worden opgesteld voor de interbestuurlijke informatie tussen Rijk, provincies en waterschappen.
•
De spelregels voor interbestuurlijke informatie behoren tot de omgangsvormen, als beschreven in hoofdstuk 3.1, het 5e punt.
12
5. Financiele verhouding 5.1
Inleiding
Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zien zich de komende periode voor belangrijke maatschappelijke opgaven geplaatst, waaronder het op orde brengen van de overheidsfinancien. Deze uitdagingen vergen een gezamenlijke aanpak van Rijk en medeoverheden. Daarbij is een passende financiele verhouding tussen de overheden essentieel. Voortbouwend op de gegroeide verhoudingen maken de overheden gezamenlijk afspraken over vernieuwingen op financieel terrein. Daarbij geldt het uitgangspunt dat financien, ambities en beleid met elkaar in balans moeten zijn. Medeoverheden moeten de mogelijkheid krijgen om ingeboekte besparingen te realiseren en moeten over voldoende middelen beschikken om hun verantwoordelijkheden waarte maken. De financiele gevolgen van de Startnota ten aanzien van de financiele verhoudingen tussen Rijk en medeoverheden staan, tenzij in dit akkoord anders is afgesproken, niet ter discussie. 5.2
Gemeente- en provinciefonds
De normeringssystematiek 'samen de trap op, samen de trap af wordt met ingang van 2012 weer in werking gesteld, waarbij 2011 als startpunt geldt. Via de normeringssystematiek werken de rijksbezuinigingen en -intensiveringen evenredig door naar gemeente- en provinciefonds. Gemeenten en provincies leveren op deze manier direct hun evenredige bijdrage aan het gezond maken van de overheidsfinancien. De ontwikkelingen van de rente-uitgaven van het Rijk zijn niet langer relevant voor de ontwikkeling van het gemeente- en provinciefonds. Conform de huidige raming is er op basis van de normeringssystematiek sprake van een cumulatief nominaal accres in 2015 van circa € 650 miljoen. Twee keer per jaar houden de fondsbeheerders, IPO en VNG bestuurlijk overleg over de financiele verhoudingen. De algemene uitkering van het gemeente- en provinciefonds muteert alleen door toepassing van de normeringssystematiek en door toevoegingen en onttrekkingen in verband met taakmutaties conform artikel 2 Financiele-verhoudingswet. De financiele gevolgen voor de gemeenten van het brede onderzoek naar omvang en verdeling van het gemeentefonds worden door het Rijk helder onderbouwd en tijdig openbaar gemaakt. Dit geldt ook voor de accressen en de onderbouwing van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Met het opnieuw in werking treden van de normeringsystematiek in 2012 voor de voeding van het gemeente- en provinciefonds wordt geen nieuwe behoedzaamheidreserve ingevoerd. Ervaringen uit het verleden leren dat gemeenten en provincies een deel van de behoedzaamheidsreserve al meenamen bij het opstellen van de begroting. De beoogde stabilisatiefunctie van de behoedzaamheidreserve kwam hierdoor niet tot haar recht. De maartcirculaire wordt afgeschaft. De accresmededeling uit die circulaire komt in de meicirculaire. De septembercirculaire blijft behouden om gemeenten en provincies te informeren over de
13
tussentijdse bijstelling van de accresraming. In samenhang hiermee wordt de bevoorschotting op grand van de bijstelling van de accresraming in September bijgesteld.
Kader: Normeringssystematiek Voor de jaren 2009, 2010 en 2011 is in de aanvullende afspraken tussen Rijk en medeoverheden de normeringssystematiek (trap op-trap af-systematiek) van het gemeente- en provinciefonds buiten werking gesteld. Vanaf 2012 treedt deze systematiek opnieuw in werking. Gedachte achter de normereringssystematiek is dat de medeoverheden evenredig meedelen in ontwikkelingen die zich voordoen op de Rijksbegroting.
De netto gecorrigeerde rijksuitgaven (NGRU) zijn bepalend voor de hoogte van de accressen. Conform het Regeerakkoord zijn de rente-uitgaven niet meer relevant voor de accresontwikkeling. Tevens is het FES leeg geboekt en overgeheveld naar de Rijksbegroting. Bij Startnota zijn de accressen voor gemeenten en provincies geraamd op nominaal cumulatief 557 miljoen in 2015. Om te voorkomen dat medeoverheden in het accres benadeeld zouden worden als gevolg van de maatregelen uit het regeerakkoord in de sociale zekerheid heeft het Rijk besloten hiervoor eenmalig structureel te compenseren met een bedrag van 93 miljoen. Medeoverheden zouden, wanneer de normeringssystematiek strikt wordt gehanteerd, wel het negatieve effect (besparingen WSW, Wajong en re-integratie), maar niet het positieve effect op het accres krijgen (verschuiving naar hogere WWB-uitgaven). Het kabinet vindt dit niet evenredig en heeft besloten op dit punt af te wijken van de (letter van de) accressystematiek en een positieve correctie door te voeren. Hierdoor is de accresraming reeds nu opwaarts bijgesteld met een positief bedrag, oplopend tot structureel 93 miljoen in 2015 en latere jaren2. Opgeteld bij de accresraming leidt dit tot een totaal van 650 miljoen in 2015. Deze raming en de NGRU kunnen de komende jaren om verschillende redenen veranderen. Een mogelijke oorzaak kunnen kasschuiven over de jaren zijn. Hierbij wordt een uitgave op de Rijksbegroting verschoven naar een ander jaar. Dit kan een effect hebben op de accrespercentages, met name wanneer een kasschuif plaatsvindt van 2011, het jaar waarin de normeringssystematiek nog buiten werking is gesteld, naar een later jaar. Stel bijvoorbeeld dat de NGRU voor 2011 0,5 miljard lager uitvallen als gevolg van een kasschuif naar 2012 door uitstel van (voormalige) FES-projecten. De NGRU voor 2012 zullen stijgen met een zelfde omvang. De procentuele groei van de NGRU van 2011 op 2012 zal daardoor toenemen. Een hoger accres is hierdoor denkbaar, aangezien dergelijke kasschuiven relatief vaak voorkomen bij (ruimtelijke) projecten. Een kasschuif zoals in bovenstaand voorbeeld geschetst is geen garantie voor hogere accrespercentages. Er kunnen tegelijkertijd ontwikkelingen binnen de rijksbegroting plaatsvinden met negatieve gevolgen voor de accressen. In de circulaires worden gemeenten en provincies ge'fnformeerd over onder andere de stand van zaken omtrent de accresontwikkeling.
5.3
Lokale lasten
Eigen inkomsten leveren een substantiele dekking van de kosten van de medeoverheden. De medeoverheden zetten in op beperking van de kosten(stijging) en niet op verhoging van de opbrengsten uit lokale belastingen. Uitgangspunt is een gematigde ontwikkeling van de lokale lasten.
2 De besparingen op de Wajong, Wsw en re-integratie leiden tot een lager accres, omdat deze posten relevant zijn voor de accresontwikkeling. Tegelijkertijd leiden deze ombuigingen tot een stijging van de WWB-uitgaven (weglekeffect). Omdat de WWB niet relevant is voor de accresontwikkeling, zou dit niet tot een hoger accres leiden. Medeoverheden zouden daardoor wel de min, maar niet de plus krijgen. Dit bedrag zal direct worden toegevoegd aan het GF en PF.
14
De macronorm onroerende-zaakbelasting, die gold voordejaren 2008 tot en met 2010, is geevalueerd. De Tweede Kamer is hierover feitelijk gei'nformeerd in September 2010. Vastgesteld is dat de OZB-opbrengst, afgezien van een kleine overschrijding in 2008, binnen de marges van de macronorm is gebleven. De bestaande norm draagt bij aan het beheersen van de lokale lastendruk en wordt gecontinueerd. Wei wordt de grondslagberekening van de macronorm conform de aanbeveling in bovengenoemde evaluatie met ingang van 2012 vereenvoudigd. De wettelijke normering van de provinciale opcenten MRB wordt aangescherpt. Dit gebeurt op een manier waarbij geen enkele provincie er ten opzichte van de huidige opbrengst op achteruit hoeft te gaan. Het belastingtarief wordt wettelijk gemaximeerd op 105. De jaarlijkse verhoging van dit maximumtarief wordt met ingang van 2013 beperkt tot de tabelcorrectiefactor3. Naast deze wettelijke maatregelen spreken Rijk en provincies af dat bij de jaarlijkse verhoging van de provinciale opcenten terughoudendheid wordt betracht. Indien de feitelijke stijging van de provinciale opcenten hoger is dan op basis van een terughoudend beleid mag worden verwacht, zal hierover bestuurlijk overleg plaatsvinden. Het Rijk en de medeoverheden streven naar zo veel mogelijk transparantie over de ontwikkeling van de lokale lasten. Daarom hanteren Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen gezamenlijk een uniforme monitor van een gezaghebbende instantie die als leidend wordt bestempeld. Partijen formuleren gezamenlijk de opdracht daartoe. De overheden onderschrijven naar buiten toe de uitkomsten van de monitor. Het Rijk zal geen initiatief nemen om verdere veranderingen aan te brengen in het belastinggebied van provincies en gemeenten. Daarbij geldt een voorbehoud ten aanzien van het kabinetsstandpunt dat, na overleg met de VNG en de UvW, zal worden ingenomen over de Kamermotie die oproept tot afschaffing van de precariobelasting. 5.4
EMU-saldo
Beheersing van het EMU-saldo is een gemeenschappelijke opgave voor Rijk en de medeoverheden. Partijen herbevestigen de bestuurlijke afspraken zoals die zijn terug te vinden in de bijlage van de brief van 15 September 2009.4 Tussen het Rijk en de medeoverheden is bestuurlijk een percentage van 0,5% van het BBP overeengekomen als plafond voor het EMU-tekort voor medeoverheden. Het plafond voor het EMU tekort voor medeoverheden van 0,5% BBP is opgedeeld in een plafond voor het EMU-tekort van 0,38% BBP voor gemeenten, 0,07% BBP voor provincies en 0,05% BBP voor waterschappen. In
3
Dit is het percentage waarmee de bedragen van de Rijksbelastingen (jaarlijks) worden gei'ndexeerd (artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 200) 4 Zie http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2010/01/27/brief-inzake-voorgenomen-wettekortreductie-rijk-en-medeoverheden.html.
15
2011 wordt een breed onderzoek gedaan naar de actualisatie van deze percentages. Tot afronding van het onderzoek gelden de huidige percentages. Het Rijk zal bij een dreigende overschrijding in bestuurlijk overleg treden met provincies, gemeenten en waterschappen om afspraken te maken over het gezamenlijk terugdringen van het EMU-tekort. Pas als de EU besluit Nederland een boete op te leggen wegens overschrijding van de EMU-norm en de medeoverheden de 0,5%-norm overschrijden, zal de minister van Financien -na regulier bestuurlijk overleg- vaststellen voor welk deel medeoverheden bijdragen in de boete. Of de sanctie voor provincies en gemeenten en waterschappen op collectief dan wel individueel niveau wordt bepaald zal onderwerp zijn van bestuurlijk overleg. Rijk en medeoverheden delen dan gezamenlijk in een Europese sanctie. Voor de gemeenten en de provincies gaat het om een korting op het gemeentefonds respectievelijk provinciefonds en voor waterschappen om een betaling op aanslag van het ministerie van Financien. Het Rijk zal ook bij een dreigende sanctie altijd in bestuurlijk overleg treden met provincies, gemeenten en waterschappen om gezamenlijk afspraken te maken over het terugdringen van het EMU-tekort. Gemeenten, provincies en waterschappen dragen ook samen met het Rijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de informatievoorziening over het EMU-tekort van Nederland. Medeoverheden verstrekken kwalitatief goede informatie op basis van de eisen van het CBS. Het Rijk informeert de gemeenten, provincies en waterschappen over de ontwikkeling van het EMU-tekort. Indien noodzakelijk is het EMU-saldo onderwerp van gesprek in het Bestuurlijk overleg financiele verhoudingen om tot een gezamenlijke beheersing van het EMU-saldo te komen. De volledige informatievoorziening EMU (IV3 en EMU- begrotingsenquete) zal vallen onder de bestaande sanctieregimes ten aanzien van financiele informatievoorziening door de medeoverheden aan het Rijk. 5.5
Wet FIDO/Ufdo
In de Uitvoeringsregeling Financiering medeoverheden (Ufdo, maakt onderdeel uit van de Wet Fido) zijn normen opgenomen waaraan de leningenstructuur (og) van medeoverheden moet voldoen. De kasgeldlimiet heeft betrekking op 'kort geld' (looptijd tot een jaar) en de renterisiconorm op 'lang geld' (looptijd een jaar en langer). Decentralisatie van taken heeft vaak tot gevolg dat de financiering en daarmee de leningenstructuur van medeoverheden veranderen. Voor verschillende individuele overheden zullen de normen van de Ufdo mogelijk niet langer toereikend zijn. Na het afsluiten van het bestuursakkoord start een onderzoek naar de vraag in hoeverre de kasgeldlimiet en de renterisiconorm toereikend zijn in het licht van de diverse decentralisaties.
5.6
Geldstromen Rijk - gemeenten/provincies/waterschappen
Voor de keuze van de geldstromen Rijk- gemeenten/provincies wordt aangesloten bij de huidige financieringsvolgorde: 1) algemene uitkering, 2) integratie-uitkering, 3) decentralisatie-uitkering en 4) specifieke uitkering.
16
De geldstromen uit hoofde van de decentralisaties worden ontdaan van compensabele BTW; deze compensabele BTW wordt toegevoegd aan het BTW-compensatiefonds. De herverdeeleffecten van de decentralisaties via de fondsen en van andere herverdelingen in de fondsen worden voor een gemeente waarvoor deze effecten nadelig zijn beperkt tot -opgeteld voor alle herverdelingen- € 15 nadeel per inwoner per jaar. Ook voor provincies en waterschappen zullen de herverdeeleffecten van decentralisaties zo nodig tijdelijk worden gemitigeerd. Het Rijk stuurt actief op de mogelijkheid om bestaande decentralisatie-uitkeringen te beeindigen. Decentralisatie-uitkeringen, voorzover deze bij het instellen niet als tijdelijk zijn aangemerkt, worden zo veel als mogelijk naar integratie-uitkering of algemene uitkering overgeheveld. Achterliggende regelgeving wordt daarbij zoveel als mogelijk afgeschaft. Bij het beeindigen van een bijdrage die nu via een decentralisatie-uitkering loopt, trekt het Rijk ook de achterliggende regelgeving in. De totstandkoming van nieuwe decentralisatie-uitkeringen wordt zoveel mogelijk beperkt. Ook voor specifieke uitkeringen geldt dat uitgangspunt is dat het aantal specifieke uitkeringen en de totstandkoming van nieuwe specifieke uitkeringen wordt beperkt. Onder andere de met de voormalige FES-projecten samenhangende specifieke uitkeringen worden indien mogelijk omgezet in decentralisatie-uitkeringen. 5.7
Terugdringen administratieve lasten en controlelasten financiele functie
Het Rijk en de medeoverheden willen komen tot een vermindering van de controlelasten financiele functie en de administratieve lasten. Om hiertoe te komen worden de volgende afspraken gemaakt: «
Evaluatie van Single Information Single Audit (SiSa), onder meer met de Algemene Rekenkamer, in 2011/2012. Onderzocht wordt onder meer of:
•
o
art. 5 4e lid Bapg (rapporteringstolerantie specifieke uitkeringen) kan worden afgezwakt.
o
art. 3a Bapg kan vervallen.
Het Rijk beziet, samen met VNG, IPO en UvW en in verband met SiSa met de Algemene Rekenkamer, of bij gemeenten, provincies en waterschappen het accountantsoordeel over de rechtmatigheid kan worden vervangen door een accountantsoordeel over een door het dagelijks bestuur op te stellen rechtmatigheidverklaring in de jaarlijkse verantwoordingsstukken.
•
De afspraken uit het bestuurlijk overleg van September 2010 over kwaliteitseisen en deelwaarneming voor Iv3-kwartaalleveringen worden herbevestigd (zie bijlage).
•
Er wordt actief gezocht naar andere mogelijkheden om de administratieve lasten en controlelasten op het gebied van de financiele functie te verminderen.
5.8
RUD's
Rijk, provincies en gemeenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de vorming van effectief opererende omgevings- of regionale uitvoeringsdiensten (RUD's). De RUD's gaan een takenpakket uitvoeren ten behoeve van de gemeenten en de provincies op het gebied van de milieuhandhaving, -
17
vergunningverlening en -toezicht. Het gaat hierbij om een complex proces van kwaliteitsborging, informatievoorziening, financien en personeel en organisatie (doordat milieutaken bij deze diensten worden ondergebracht zullen mensen van werkplek of werkgever veranderen). Het Rijk heeft provincies en gemeenten de ruimte gegeven hiervoor met eigen voorstellen te komen. In een aantal regio's (waaronder Zuid-Holland) zijn ondertussen substantiele stappen gezet. Beleidsmatig bestaat er een duidelijke relatie tussen het opzetten van de nieuwe omgevingsdiensten en de stroomlijning van het omgevingsrecht waartoe het Rijk besloten heeft, naast het permanent maken van de Crisis- en Herstelwet. Door meer focus op algemene uitgangspunten en meer samenhang in de vorm van een paraplu ("Raamwet omgevingsrecht") wordt de besluitvorming sneller, beter, goedkoper en transparanter. De verwachting is dat de stroomlijning van het omgevingsrecht een besparing kan opleveren op de plankosten die overheden, burgers en bedrijven moeten maken om ruimtelijke projecten te realiseren in de vorm van mindere bureaucratie en goedkopere contracten. Aan Rijkszijde is hiervoor een korting ingeboekt op het Infrastructuurfonds van € 50 mln. vanaf 2014. Ook bij medeoverheden zal een aanpassing van het omgevingsrecht tot kostenbesparingen kunnen leiden. Het Rijk en de medeoverheden zijn overeengekomen de vorming en het functioneren van de RUD's niet te belasten met een extra doelmatigheidskorting zoals in de Startnota werd voorzien. Om het optredende besparingsverlies op te vangen is het volgende afgesproken: uiterlijk in 2014 zal worden bepaald of de vereenvoudiging van het omgevingsrecht (zie hoofdstuk 4) tot een in te boeken besparing op de plankosten leidt, waarover alsdan in overeenstemming met art 2 Fvw overleg plaatsvindt in het Bofv. Uitgangspunt is dat de efficiencywinst daar wordt ingeboekt, waar die ontstaat. 5.9
Afvalfonds
De rijksbijdrage aan het Afvalfonds wordt met ingang van 2013 beeindigd. Teneinde ervoor te zorgen dat een inzamelingssysteem voor verpakkingsafval blijft draaien en gemeenten vergoed zullen blijven worden voor de taken of diensten die zij voor het bedrijfsleven uitvoeren in het kader van de producentenverantwoordelijkheid maken Rijk, VNG en bedrijfsleven nadere afspraken - onder coordinate van de staatssecretaris van l&M. Het Rijk zal de producentenverantwoordelijkheid (zo nodig wettelijk) sluitend regelen. Het kabinet zet voorts in op afschaffing van de verpakkingenbelasting, waarmee voor het bedrijfsleven ruimte ontstaat om haar verplichtingen uit het Besluit Verpakkingen te financieren.
18
6. Decentralisaties De overheid is er voor de burger. Uitvoering van overheidstaken dicht bij de burger verdient de voorkeur. Dit omdat de lokale of regionale overheid de burger goed kent en de toegang tot de medeoverheden laagdrempelig is. Op diverse beleidsterreinen zijn daarom decentralisaties voorgenomen. Deze decentralisaties versterken het profiel van de diverse bestuurslagen. Bovendien stellen decentralisaties de overheden beter in staat om integraal, samenhangend beleid te voeren. Als de decentralisaties goed worden uitgevoerd, wordt de overheid daar als geheel krachtiger en kleiner van. Daarvoor is echter wel van belang dat de decentraliserende en ontvangende overheid er vertrouwen in hebben dat de uitvoering door de ontvangende overheid op een goede wijze kan plaatsvinden. Dit laatste vraagt om beleidsvrijheid, passende financiering, een terugtredende rijksoverheid, mogelijke fasering en voldoende uitvoeringskracht. Medeoverheden zijn dan in staat om in samenwerking met burgers en maatschappelijke organisaties op een goede wijze invulling te geven aan de nieuwe taken. De afspraken die hierna volgen per deelterrein zijn bedoeld om dit wederzijdse vertrouwen te bevestigen. De decentralisaties vinden plaats op de beleidsterreinen: 1. Werken naar vermogen 2.
Begeleiding AWBZ
3. Jeugdzorg 4.
Ruimte, natuur en economie
5. Water Voor de verdere uitwerking van deze decentralisaties worden in dit bestuursakkoord richtinggevende proces- en principeafspraken vastgelegd. Deze afspraken kunnen zo spoedig mogelijk na het sluiten van het bestuursakkoord verder uitgewerkt worden in deelakkoorden. Deze deelakkoorden worden gesloten tussen de betreffende minister en de betrokken medeoverheden, met betrokkenheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Financien en het ministerie van Algemene Zaken. Per deelakkoord wordt bekeken welke maatschappelijke organisaties op welke wijze bij het nieuwe arrangement betrokken moeten worden om de decentralisatie te laten slagen. Voor de uitwerking van de decentralisaties zijn de volgende uitgangspunten overeengekomen: •
Decentraliseren betekent loslaten. Overeenkomstig het regeerakkoord zullen decentralisaties gepaard gaan met maximale beleidsvrijheid en een minimale verantwoordingsverplichting en het wegnemen van onnodige bureaucratie opdat de burger zijn eigen verantwoordelijkheid kan nemen
•
De uitvoeringsruimte van medeoverheden wordt vergroot door af te zien van uitgebreide kwaliteitseisen en dichtgetimmerde regelingen. Gemeenten, provincies en waterschappen zijn zelf
19
verantwoordelijk voor de uitvoering en democratische controle. Er zijn in principe maximaal twee bestuurslagen verantwoordelijk voor een beleidsterrein. Pilots en experimenten hebben geen precedentwerking. Ten aanzien van de sturing en het toezicht: o wordt ingezet op financiering zo veel mogelijk via de algemene fondsen, met de daarbij behorende voorwaarden. o wordt geen specifiek interbestuurlijk toezicht ingesteld o wordt alleen strikt noodzakelijke interbestuurlijke informatie opgevraagd. De informatie die nodig is voor ieders verantwoordelijkheid.
20
6.1
Werken naar vermogen
6.1.1.
Doelvandewet
Nederland kent diverse regelingen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen. Deze huidige regelingen slagen er (nog) onvoldoende in om mensen het beste uit zichzelf te laten halen. Hierdoor zijn er nog te veel mensen met een arbeidsbeperking die niet werken terwijl zij daartoe (deels) wel in staat zijn. Of in een beschutte omgeving werken, terwijl dat lang niet altijd nodig is. De Wet werken naar vermogen (WWNV) wordt een brede voorziening met zoveel mogelijk gelijke rechten, plichten en arbeidsmarktkansen voor mensen met arbeidsvermogen die nu nog gebruikmaken van de verschillende regimes van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), Wet werk en arbeidsondersteuningjonggehandicapten (Wet Wajong), Wet werk en bijstand (WWB)/Wet investeren in jongeren (WIJ). De uitkeringsvoorwaarden, financiering, ondersteuning en uitvoering van de huidige regelingen worden met de nieuwe wet zoveel mogelijk gelijk getrokken. 6.1.2.
Tijdpad
De WWNV wordt ingevoerd per 1 januari 2013 om gemeenten in staat te stellen zich goed voor te bereiden op de bijbehorende wijzigingen. Deze invoeringsdatum is overeengekomen onder de randvoorwaarden zoals beschreven in paragraaf 6.1.3. 6.1.3.
Financiele randvoorwaarden
Gemeenten krijgen de beschikking over een ontschot re-integratiebudget dat bestaat uit het WWB-reintegratiebudget, het Wsw-budget en een deel van het bestaande Wajong re-integratiebudget. Bij de uitwerking van de maatregelen zijn de ombuigingen en het uitgestelde tijdpad uit het regeer- en gedoogakkoord leidend, inclusief de polisvoorwaarden voor WWB/WIJ, Wajong, Wsw. De voorgenomen besparing, startend met 400 miljoen in 2012, op het re-integratiebudget wordt doorgevoerd. Ten aanzien van de re-integratiemiddelen Wajong wordt afgesproken dat structureel 122 miljoen wordt overgeheveld. De overheveling van middelen vindt op onderstaande wijze plaats: Inzet Rijk (in miljoenen euro)
• •aiiEi wmawiiia rinrmvumawamn larniainraa
Toevoeging aan ontschot re-integratiebudget ivm beperking Wajong
15
46
61
76
91
106
122
122
De verdeling van de Wsw-populatie over gemeenten kent verschillen met de verdeling van de bijstandspopulatie. VNG en kabinet werken gezamenlijk een systematiek uit die voorkomt dat er na de totstandkoming van het ontschotte re-integratiebudget (onevenredig grote) herverdeeleffecten ontstaan. Deze nieuwe systematiek heeft betrekking op de verdeling van het ontschotte re-
21
integratiebudget in 2013 en zal uiterlijk in het voorjaar van 2012, ten behoeve van de mei-circulaire aan de gemeenten zijn uitgewerkt. 6.1.4.
Sociale werkvoorziening
De regeling Werken naar vermogen doet een beroep op de veranderkracht en het innovatief vermogen van gemeenten en hun Sw-bedrijven. De omslag in denken en doen is al ingezet vanaf 1998 en heeft een extra stimulans gekregen met de ontwikkeling van vernieuwende aanpakken en methoden in de Sw-pilots 'werken naar vermogen' die vanaf eind 2009 lopen. Het Rijk wil gemeenten en hun bestuurders ondersteunen bij het redesign van de sociale werkvoorziening. Om de transitieperiode te overbruggen zal een herstructureringsfaciliteit Sw-sector worden gecreeerd. Het doel van de zogenoemde herstructureringsfaciliteit is om de transformatie te ondersteunen richting een efficientere bedrijfsvoering van de sector. De omvang en voeding van de faciliteit zijn gerelateerd aan onderstaande maatregelen en worden vastgesteld conform onderstaand ritme (zie onderstaande tabel). Met de invoering van de herstructureringsfaciliteit worden alle effecten gedekt die optreden als gevolg van herstructurering van de Wsw.
Voedinq herstructureringsfaciliteit inzet Rijk (in miljoenen euro)
2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
1. Versnellen beperkinq Wsw (netto)
30
70
34
32
32
32
18
18
18
18
18
30
32
8
2. Stimulerinqsuitkering Wsw 3. Aanvullende bijdrage SZW
10
Om de taakstelling Wsw te bewerkstelligen is een omvangrijke herstructurering van de Sw-sector noodzakelijk. De faciliteit wordt eenmalig vastgesteld op maximaal 400 miljoen (over de periode 2012 tot en met 2018). VNG en Rijk stellen gezamenlijk criteria vast op basis waarvan een onafhankelijke commissie de herstructureringsplannen gaat beoordelen. De gemeenten dienen uiterlijk 1 januari 2012 hun herstructureringsplannen en aanvragen voor een beroep op de herstructureringsfaciliteit in, zodat de herstructureringsoperatie vanaf 1 juli 2012 kan starten. Twee jaar na de start van de operatie zal door de commissie worden beoordeeld wat de stand van zaken is van de uitvoering van de plannen en de vordering van herstructurering inclusief de financiele aspecten daarvan. Rijk en VNG overleggen op basis daarvan of aanvullende maatregelen en/of extra middelen noodzakelijk zijn, waarbij actuele ontwikkelingen in de financiele verhouding zullen worden betrokken. Middelen kunnen uitsluitend worden aangewend voor de herstructurering van de Sw-sector (maatregelen gericht op kostenreductie en transformatie van productie- naar mensontwikkelbedrijven). Alleen met de transitie verbonden kosten kunnen uit de faciliteit kunnen worden gefinancierd. De faciliteit is nadrukkelijk niet bestemd om exploitatie-tekorten af te dekken. Het trekkingsrecht per Sw-bedrijf uit de faciliteit wordt gemaximeerd. De verdeling van de faciliteit vindt zoveel mogelijk plaats op basis van indicatoren die objectief meetbaar zijn.
22
6.1.5.
Financieringssystematiek
Macrobudget inkomensdeel WWB en WIJ Er wordt een objectieve toets uitgevoerd op de interpretatie van de overeengekomen tekst over het macrobudget 2011 in het bestuursakkoord 2007-2011; is er aanleiding om en zo ja, op welke onderdelen dient -na vastlegging van het macrobudget in September 2007- het macrobudget 2011 nog te worden aangepast? Vanaf 2012 wordt het macrobudget weer vastgesteld conform de systematiek die voor het bestuursakkoord 2008-2011 gold. De methodiek is beschreven in de Memorie van Toelichting van de WWB (Kamerstukken II 2002-2003, 28 870, nr. 3) en een brief aan de Tweede Kamer van 2 juli 2004 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2003-2004, 28 870, nr. 117). Uitgangspunt hierbij is dat voor alle gemeenten samen een toereikend macrobudget wordt vastgesteld. Het macrobudget wordt voorlopig vastgesteld in September voorafgaand aan het uitvoeringsjaar en definitief vastgesteld in September van het uitvoeringsjaar, zodat met de meest actuele inzichten in conjunctuur en kabinetsbeleid rekening kan worden gehouden. Het macrobudget wordt met deze uitgangspunten bepaald door uit te gaan van de gerealiseerde prijs en het gerealiseerde volume in het voorgaande jaar, van een inschatting van de effecten van de conjunctuur en kabinetsbeleid in het begrotingsjaar zelf en van een indexering van de gemiddelde prijs. Voor de conjunctuurraming worden de actuele en onafhankelijke rekenregel en de autonome correctie van het Centraal Plan Bureau (CPB) gevolgd. Risico's voor individuele gemeenten worden beperkt door de mogelijkheid een verzoek om een incidentele of meerjarige aanvullende uitkering in te dienen. Deze voorzieningen worden uit het als hiervoor beschreven toereikend vastgestelde macrobudget betaald. Voor de incidentele aanvullende uitkering over 2010 en 2011 die worden uitgekeerd in 2012 en 2013 blijft de afspraak uit het bestuursakkoord 2008-2011 van kracht dat de eerste € 9 miljoen uit rijksmiddelen worden gefinancierd. Macrobudget en verdeling inkomensdeel WWNV Voor de WWNV is bovenstaande macrofinancieringssystematiek het uitgangspunt. Bezien wordt of voor de langere termijn de rekenregels voor het vaststellen van het macrobudget aangepast kunnen worden in verband met de nieuwe doelgroep. Aanvullende uitkeringen in verband met de nieuwe loondispensatie regeling worden betaald uit het macrobudget inkomensdeel. Het Rijk biedt transparantie over de wijze waarop de raming van het macrobudget tot stand is gekomen. Omdat de verdeling van de nieuwe doelgroep naar verwachting afwijkt van de verdeling van de WWB, zal het in dit verband als kabinetsbeleid toegevoegde budget in de eerste jaren t/m 2013 separaat worden verdeeld op basis van de historische verdeling van Wajongers over gemeenten.
23
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid formeert een projectgroep die in 2011 start met een brede verkenning van een integrate verdeling met prikkelwerking, die per 2014 ingaat. Daarbij kunnen over de voile breedte varianten worden verkend die zoveel mogelijk prikkelen op de beperking van de uitgaven regeling Werken naar vermogen. Van rijkszijde nemen naast het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vertegenwoordigers van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Financien en de Raad voor de Financiele Verhoudingen zitting en van gemeentezijde een vertegenwoordiger van de VNG, een vertegenwoordiger van Divosa en vijf vertegenwoordigers uit verschillende individuele gemeenten. In dit verband zal tevens worden bezien hoe gezorgd kan worden dat risico's voor gemeenten niet groeien ten opzichte van de huidige risico's bij de WWB, gegeven het groter aandeel dat de WWB/WWNV op de gemeentelijke begroting zal innemen. 6.1.6.
Loondispensatie
Het Rijk stelt met ingang van 2013 aan gemeenten het instrument loondispensatie ter beschikking om toegang tot de arbeidsmarkt mogelijk te maken of te ondersteunen. Dit instrument kan worden ingezet voor alle personen in de WWNV die als gevolg van een verstandelijke, lichamelijke en/of psychische beperking, danwel om andere redenen, niet in staat zijn zelfstandig 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Net als in de tijdelijke wet loondispensatie is er sprake van een toegangstoets. Dit betekent dat de gemeente eerst via een toegangstoets -uitgevoerd door een onafhankelijke derde- laat vaststellen of betrokkene tot de doelgroep behoort. Vervolgens dient ter vaststelling van de specifieke loonwaarde een loonwaardemeting plaats te vinden. Dat gaat via een erkende methode die de arbeidsprestatie van een werknemer op de werkplek meet, net als in de tijdelijke wet loondispensatie. Aanvullende uitkeringen in verband met de nieuwe loondispensatie-regeling worden betaald uit het macrobudget Inkomensdeel. De inzet van het instrument loondispensatie is in principe tijdelijk. Daarom vindt periodiek (in ieder geval na maximaal 2 a 3 jaar) een nieuwe loonwaardemeting en toegangstoets plaats. Alleen als hieruit blijkt dat de verdiencapaciteit van betrokkene nog onder het wettelijk minimumloon ligt, is het mogelijk om het instrument te blijven toepassen. Voor personen tot 27 jaar zullen gemeenten vaker een loonwaardemeting doen. Deze groep is immers nog volop in ontwikkeling. Gemeenten krijgen met de WWNV de verantwoordelijkheid voor een duurzame re-integratie van degenen die met loondispensatie gaan werken. Hierbij krijgen gemeenten een eenduidig financieel belang en een heldere verantwoordelijkheid voor de werkhervatting van deze groep, zoals dat nu geregeld is in de werkregeling van de Wajong. Na 3 jaar evalueren VNG en het Rijk de inzet van het instrument loondispensatie.
24
6.1.7.
Verordening
De VNG en het Rijk komen overeen dat gemeenten hun beleid inzake werken naar vermogen vastleggen in een verordening. De gemeente dient er daarbij voor te zorgen dat de verschillende groepen in vergelijkbare mate aan bod komen, waarbij speciale aandacht zal worden besteed aan mensen met een arbeidshandicap conform het regeerakkoord. Daarnaast leggen gemeenten in de verordening het beleid ten aanzien van beschut werken specifiek vast. De VNG en het Rijk spreken daarnaast af dat gemeenten gezamenlijk op termijn structureel 30.000 plekken voor beschut werk realiseren. Het doel van de macronorm is het waarborgen van de toegankelijkheid van het instrument beschut werken. Met ingang van 2014 bieden gemeenten jaarlijks een aantal plekken voor nieuwe instroom beschut werken aan dat in omvang gelijk is aan ongeveer een derde deel van de uitstroom uit de huidige Wsw. De ontwikkeling van het aantal plekken voor beschut werk zal worden gevolgd en zonodig onderwerp zijn van bestuurlijk overleg. In dat overleg vindt een bestuurlijke weging plaats van de mogelijke oorzaken. In geval van onderschrijding van de macronorm kan het Rijk ingrijpen. VNG en Rijk komen overeen dat in wetgeving wordt opgenomen dat de huidige systematiek van rechten en plichten in de Wsw niet verandert voor de groep mensen die op dit moment een Wswindicatie heeft, en op grand daarvan een dienstbetrekking heeft. 6.1.8. •
Informatiearrangement/verantwoording
De wijze van verantwoording en informatievoorziening zal conform de WWB-systematiek plaatsvinden.
•
Het systeem van horizontale verantwoording op lokaal niveau blijft van kracht.
•
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en VNG zullen de ontwikkelingen en resultaten voor de kwetsbare groepen als gevolg van de WWNV nauwgezet volgen. Gemeenten zullen daartoe informatie verstrekken aan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
•
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is in overleg met VNG over de uitwerking en mogelijke verlichting van het informatie- en verantwoordingsarrangement rond werk en inkomen. De eerste quick wins zijn al afgesproken.
6.1.9.
Uitvoeringsmodel
De tekst over de bestuurlijke vormgeving decentralisaties in hoofdstuk 3 van dit bestuursakkoord is van overeenkomstige toepassing op de decentralisatie van werken naar vermogen. In de uitwerking van de uitvoeringsmodaliteit wordt bijzondere aandacht gevraagd voor de vormgeving van de werkgeversdienstverlening. Voor bovenlokale werkgeversdienstverlening zullen gemeenten tot
25
een bovenlokale uitvoeringsmodaliteit moeten komen. Hierbij worden uiteraard bestaande samenwerkingsverbanden betrokken. 6.1.10 Innovatie administratie Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en VNG stellen een gezamenlijke werkgroep in die een technische verkenning doet van de mogelijkheden tot innovatie van de administratie met betrokkenheid van onder andere VNG, G4, Divosa, UWV en de Sociale Verzekeringsbank. Lopende initiatieven worden hierbij betrokken. 6.1.11. Uitvoerings- en transitiekosten Voor de uitvoeringskosten WWNV voor gemeenten wordt afgesproken dat onderstaande bedragen (zie tabel) worden overgeheveld naar het gemeentefonds. Structureel (na 2015) loopt 27 miljoen mee voor de uitvoeringskosten WWNV in de accressystematiek. Daamaast vindt er geen uitname plaats uit het Gemeentefonds als gevolg van het wetsvoorstel WWB-maatregelen, de afschaffing van de WWIK het wetsvoorstel afbouw dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon (AHK). 2013
Uitvoeringskosten (in miljoenen euro) Uitvoeringskosten WnV gemeenten
2014
2015
18
27
Hiermee sluiten Rijk en VNG een totaalakkoord voor de uitvoering, implementatie en transitie van de WWNV (vanaf 2013), de uitvoering loondispensatie, het wetsvoorstel WWB-maatregelen, de afschaffing van de WWIK, het wetsvoorstel afbouw dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon (AHK) en het redesign Werkbedrijf (alle vier vanaf 2012).
26
6.2
Schrappen AWBZ-functie begeleiding/ treffen Wmovoorziening
Het is van groot belang dat meer mensen "mee kunnen doen" in de samenleving. Daarbij staat de eigen verantwoordelijkheid en de eigen kracht van de burger en zijn of haar omgeving voorop. Tegelijkertijd is het wenselijk dat de burger, daar waar dat noodzakelijk is, adequaat ondersteund wordt om zolang mogelijk zelfstandig te blijven participeren. De begeleiding moet daartoe dicht bij de burger, op het lokale niveau, door maatwerk georganiseerd worden. Op dat niveau kunnen gemeenten ook verschillende beleidsterreinen met elkaar verbinden. Zo wordt de begeleiding meer doelmatig en meer effectief georganiseerd. Om die redenen heeft het Rijk besloten de functie begeleiding uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) te schrappen en de met de extramurale AWBZ-begeleiding te bereiken resultaten onder de reikwijdte van de compensatieplicht van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te brengen. De activiteiten die onder de extramurale AWBZ-functie begeleiding vallen, worden onder de compensatieplicht van de Wmo gebracht. Dit is inclusief het vervoer dat aan de begeleidingsactiviteiten verbonden is. De extramurale begeleiding voor Jeugd wordt budgettair betrokken bij de (taakstelling samenhangend met) de thans aan de orde zijnde decentralisatie. De VNG en het Rijk hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de decentralisatie van de begeleiding. Bij de voorbereiding op de invoering van de nieuwe taken werken zij samen in een op te zetten transitiebureau. Wetswijziging Rijk en gemeenten komen overeen dat de met de begeleiding te bereiken resultaten onder de reikwijdte van de compensatieplicht worden gebracht. Bestaande rechten gaan dus niet over. Als uit onderzoek blijkt dat de jurisprudentie random de compensatieplicht de beweging van een meer optimale inzet c.q. mix van individuele en collectieve arrangementen belemmert, zullen Rijk en VNG nader overleg voeren. Ontbindende voorwaarden In aanvulling op de algemene tekst in de slotparagraaf over de disclaimer, wordt voor de Wmo aanvullend afgesproken dat een vergelijkbare situatie ontstaat wanneer de Eerste Kamer instemt met de initiatiefvoorstellen Leijten. Persoonsgebonden budget (PGB) Rijk en VNG zullen onderzoeken of het PGB geen onredelijke beperking oplevert voor doelmatigheid en doeltreffendheid in de Wmo. Het ligt in ieder geval in de rede om de door het Rijk voorgenomen (beperkende) voorwaarden ten aanzien van het "solide PGB" uit hoofde van de AWBZ (wettelijk) door te vertalen naar de Wmo.
27
Nalevingstoezicht Voor wat betreft het nalevingstoezicht op de kwaliteit van begeleiding spreken Rijk en gemeenten af dat artikel 3, lid 4 van de Wmo wordt aangescherpt, zodat gemeenten de opdracht krijgen om in hun beleidsplan in het bijzonder aandacht te besteden aan de kwaliteit van de overgehevelde begeleiding alsmede aan de wijze waarop het kwaliteitstoezicht daarop op lokaal niveau wordt vormgegeven. Gemeenten kunnen daarbij gebruik maken van de normen van de beroepsgroepen. Tevens worden gemeenten uit hoofde van de Wmo verplicht om periodiek op methodologisch verantwoorde wijze clientervaringsonderzoek te (laten) doen onder clienten die begeleiding (en huishoudelijke hulp) ontvangen. Het toezicht van de inspectie voor de gezondheidszorg op de begeleiding en huishoudelijke hulp komt te vervallen. Administratieve lasten Rijk en gemeenten spannen zich in om de administratieve lasten voor clienten, instellingen en gemeenten zo veel mogelijk te verlagen. Artikel 9 Het Rijk heeft in de Wmo een systeemverantwoordelijkheid en ziet af van verticaal toezicht. Afgesproken wordt dat artikel 9 van de Wmo wordt verbeterd, zodat dit de werking van lokale checks en balances beter ondersteunt. Fasering In het regeerakkoord is afgesproken dat gemeenten vanaf 2013 verantwoordelijk zijn voor die mensen die voor het eerst of opnieuw een beroep doen op begeleiding en dat gemeenten vanaf 2014 verantwoordelijk zijn voor alle mensen die in aanmerking komen voor begeleiding. Clienten die al voor 1 januari 2013 een AWBZ-indicatie hebben, behouden hun recht totdat die indicatie afloopt, met dien verstande dat dit recht uiterlijk eindigt op 1 januari 2014. Rijk en gemeenten gaan na of er redenen zijn om in dezen af te wijken van de afspraken die in het regeerakkoord zijn gemaakt ten aanzien van de bestuurlijke verantwoordelijkheid. Uitgangspunt is dat gemeenten minimaal een jaar voorbereidingstijd krijgen tussen de afronding van de wetgeving in Tweede en Eerste Kamer en de inwerkingtreding daarvan. Indien dit niet wordt gehaald, treden Rijk en VNG in overleg. Specifieke/bijzondere groepen Rijk en gemeenten spreken af om voor de zomer van 2011 te onderzoeken voor welke specifieke groepen specifieke maatregelen moeten worden getroffen. Rijk en gemeenten spreken verder af om te onderzoeken of en zo ja welk deel van de middelen voor de begeleiding van clienten in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang en de inloopfunctie GGZ via de centrumgemeenten verdeeld dienen te worden.
28
Gegevensoverdracht Het Rijk en de VNG zorgen samen voor een goede overdracht van clientgegevens naar gemeenten. Onder welke financiele voorwaarden vindt de decentralisatie plaats? De met begeleiding te bereiken resultaten worden onder het aan te passen compensatiebeginsel van de Wmo gebracht. De beleidsvrijheid die dit met zich meebrengt stelt gemeenten in staat besparingen te realiseren. Gemeenten zijn bovendien in staat om clienten te bewegen meer gebruik te maken van -vaak doelmatigere- en meer passende informele en/of collectieve voorzieningen. Rijk en gemeenten zullen in het aanstaande wetstraject samen bezien of het huidige instrumentarium van gemeenten hiertoe aanpassing behoeft. Het in 2013 (naar rato) en 2014 over te hevelen bedrag staat thans nog niet vast. Het bedrag wordt aan de hand van de volgende rekenregel bepaald: de basis voor het over te hevelen bedrag in 2013 (naar rato) en 2014 zijn de gerealiseerde uitgaven in 2010 voor dagbesteding, begeleiding en bijbehorend vervoer, inclusief de begeleiding voor jeugd5 en exclusief begeleiding voor verblijfsge'indiceerden. De kosten voor mensen op de wachtlijst PGB die alsnog een PGB toegewezen krijgen worden hierbij opgeteld. Dat geldt ook voor de middelen voor de inloopfunctie GGZ. Het over te hevelen bedrag wordt verlaagd voor de effecten van de IQ-maatregel, verhoogd met middelen uit de weglek IQ-maatregelen (voorzover die weglekmiddelen ten goede komen aan de gemeenten) en gecorrigeerd voor de effecten van maatregelen om de PGB's beheersbaar te maken. Het bedrag wordt eventueel gecorrigeerd voor bijzondere doelgroepen, kortdurend verblijf en hulpmiddelen waarover ultimo juni 2011 wordt besloten. De middelen die betrekking hebben op de decentralisatie van hulpmiddelen en de inloopfunctie GGZ worden niet gekort met 5%.
Naar huidig inzicht gaat het bij de decentralisatie van Begeleiding om een bedrag van tussen de € 2,1 en € 3,3 miljard in 2014. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de gevolgen van de PGBmaatregelen. De effecten hiervan zijn op dit moment nog niet goed in te schatten. Het over te hevelen bedrag ontwikkelt zich tot het moment van decentralisatie in 2013/2014 met de daarvoor geraamde groeivoet binnen het Budgettair Kader Zorg die van toepassing is (deze bedraagt gemiddeld 2,5% per jaar)6 en een beschikbare nominale index volgens de thans gehanteerde systematiek binnen de AWBZ. Op het totale gei'ndexeerde budget dat wordt overgeheveld in 2013 en 2014 wordt een doelmatigheidskorting toegepast van 5%, waarmee beide partijen accepteren dat de korting lager of hoger kan uitvallen dan het vastgestelde bedrag van € 140 miljoen (vanaf 2014) uit het regeerakkoord. 5
De decentralisatiekorting voor AWBZ-begeleiding en zorg voor jeugd bedraagt netto € 300 miljoen. + 5% van het over te hevelen bedrag inclusief begeleiding voor jeugd. 6 Het Rijk is deze kabinetsperiode gehouden aan de eigen regels budgetdiscipline waarbij hogere groei binnen het Budgettair Kader Zorg moet worden geredresseerd met passende maatregelen. Het kabinet is voornemens maatregelen te nemen om de ontwikkeling van de PGB's beheersbaar te maken alvorens over te gaan tot wettelijke verankering.
29
Een onafhankelijke instantie wordt verzocht voor de meicirculaire 2012 te toetsen of de relevante beschikbare budgetten conform de rekenregel aan de gemeenten worden overgedragen. De middelen worden ingebracht in een nieuwe decentralisatie-uitkering Wmo begeleiding die tot en met 2015 wordt geTndexeerd met de daarvoor in 2011 geraamde reele groeiruimte voor de AWBZ van gemiddeld 2,5% perjaaren de jaarlijks beschikbare nominale index. De bestaande integratie-uitkering voor huishoudelijke hulp wordt voortgezet tot en met 2015. De omvang wordt vastgesteld op het niveau 2011 zoals vermeld in de septembercirculaire 2010. De middelen voor huishoudelijke hulp binnen deze integratie-uitkering (€1.184 mln) worden vanaf 2012 tot en met 2015 geTndexeerd met 2,38%. Dit komt overeen met de percentuele groei van het aantal thuiswonende 75-plussers. De integratie-uitkering wordt voor 2012 en verder nominaal geTndexeerd volgens de thans gehanteerde systematiek voor de integratie-uitkering huishoudelijke hulp. De huidige systematiek met een onafhankelijke derde, die jaarlijks op grand van de realisatiecijfers t-1 het budget vaststelt voor het jaar t+1, wordt per direct verlaten. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontwikkelen in overleg met VNG een verdeelmodel voor de decentralisatieuitkering, dat recht doet aan objectieve verschillen tussen gemeenten en rekening houdt met optredende herverdeeleffecten. De omvang en verdeling van het budget voor begeleiding wordt in de eerstejaren na decentralisatie jaarlijks gemonitord. Vanwege de inbeddingstijd van nieuw beleid wordt niet eerder dan 2017 herzien. De integratie-uitkering huishoudelijke hulp wordt in 2016 overgeheveld naar de algemene uitkering, tenzij uit de evaluatie normeringssystematiek blijkt dat dit nog niet mogelijk is. Voor de decentralisatie-uitkering Wmo-begeleiding zal op basis van de evaluatie normeringssystematiek en voomoemde monitoring van de verdeling in 2015 worden bezien wanneer overheveling naar de algemene uitkering mogelijk is. Zolang de decentralisatie-uitkering niet overgaat naar de algemene uitkering ligt het in de rede dat na 2015 de indexering met de hiertoe beschikbare reele groeiruimte op basis van het CPB van toepassing is. Bij de evaluatie van de normeringssystematiek wordt naar de indexering van deze decentralisatie-uitkering gekeken. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en VNG ontwikkelen een voorstel voor de inzet van de beschikbare € 130 miljoen voor transitiekosten (regeerakkoord) ten behoeve van Voorjaarsnota 2011/Miljoenennota 2012 volgens de volgende voorlopige verdeling: € 80 miljoen voor
30
gemeenten en € 50 miljoen voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zorgaanbieders en patientenorganisaties. De te realiseren besparing van € 20 miljoen in 2013 is randvoorwaardelijk voor deze afspraak. Uitvoeringskosten VWS laat onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de daadwerkelijk vrijvallende integrale uitvoeringskosten in de AWBZ in verband met het schrappen van de functie begeleiding. Deze vrijvallende uitvoeringsmiddelen worden overgeheveld naar gemeenten. De VNG wordt betrokken bij de opdrachtformulering en zal plaatsnemen in de begeleidingscommissie bij dit onderzoek. Het kabinet stelt daarnaast in totaal 55 mln. structureel beschikbaar voor uitvoeringskosten van zorg voor jeugd en begeleiding samen. De € 55 miljoen is "for better and for worse"; er vindt geen monitoring plaats over de gemaakte uitvoeringskosten. Bovenstaande middelen worden toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds. Indien gemeenten hogere kosten maken dan het Rijk voor het uitvoeren van de begeleiding, dan dienen deze kosten te worden gedekt uit het overgehevelde budget. In- en uitvoeringskosten Begeleiding (n € mln.) Vrijvallende uitvoeringskosten bij het Rijk Uitvoeringskosten Jeugd en begeleiding
2011 0
31
2012
2013
2014
2015
struc.
0
PM 0
PM 35
PM 45
PM 55
6.3
Decentralisatie Jeugdzorg
Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de gehele zorg voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. Doordat de verschillende onderdelen van de jeugdzorg bij elkaar worden gebracht op en rond plaatsen waar jeugdigen en gezinnen vaak komen en onder verantwoordelijkheid van de gemeenten worden gebracht zal integrale ondersteuning en zorg dicht bij huis makkelijker tot stand komen. Het gaat niet alleen om het verleggen van verantwoordelijkheid maar vooral ook om een nieuwe opbouw van een inhoudelijk fundament van de ondersteuning en zorg voor jeugdigen en/of hun opvoeders binnen hun sociale context met waar nodig een integrale aanpak van de problematiek. Het systeem kan veel simpeler en moet prikkels bevatten om de nadruk te leggen op (collectieve) preventie en ondersteuning in een vroegtijdig stadium. Het is een uitdaging aansluiting te zoeken bij de mogelijkheden en de kracht van jeugdigen en hun opvoeders en deze te helpen versterken. Dit betekent dus een andere werkwijze van alle betrokken partijen. 6.3.1.
Samenhang andere decentralisatie operaties en passend onderwijs
Rijk en VNG houden in hun gezamenlijke voorbereiding rekening met het gegeven dat er drie omvangrijke decentralisatieoperaties gepland zijn (AWBZ, werken naar vermogen en jeugdzorg) en dat passend onderwijs wordt ingevoerd. VNG en Rijk spreken af dat de wettelijke kaders van passend onderwijs en zorg voor jeugd in samenhang worden uitgewerkt, waarbij uitgangspunten zijn dat de verantwoordelijkheden van onderwijs- en gemeentebestuurders helderzijn, de planvorming, de ondersteuning aan het kind, het gezin en de leerkracht en de besteding van geld over en weer transparant is en dat onderwijs- en gemeentebestuurders samenwerkingsafspraken maken. 6.3.2.
Nieuw wettelijk kader voor zorg voor jeugd
De opdracht aan gemeenten wordt neergelegd in een nieuw wettelijk kader7, dat enerzijds recht doet aan gemeentelijke beleidsvrijheid en anderzijds jeugdigen en hun opvoeders die ondersteuning garandeert die nodig is. De individuele aanspraken uit de huidige wet- en regelgeving zullen niet op gelijke wijze worden overgeheveld. Er vindt onderzoek plaats naar de positionering van de jeugdgezondheidszorg . 6.3.3.
Nadere afspraken
Specifieke groepen Rijk en gemeenten spreken af v66r de zomer in kaart te brengen voor welke specifieke groepen eventueel specifieke maatregelen moeten worden getroffen, waarna definitief vastgesteld wordt onder welke condities de overheveling plaatsvindt. Uitgangspunt blijft dat alle zorg voor jeugd wordt overgeheveld, tenzij er op basis van onderzoek heel dwingende en zwaarwegende redenen zijn om in bepaalde situaties (gelet op het specialistische karakter) de zorg niet te decentraliseren naar gemeenten, maar bij het Rijk te houden. Uitgangspunt is dat er geen verkokering in stand wordt gehouden.
7
Het gaat om alle jeugdzorg die onder het Rijk, provincies/GSR's, Awbz en Zvw valt: provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering, jeugd-GGZ (inclusief begeleiding), zorg aan licht verstandelijk beperkte jeugdigen en de gesloten jeugdzorg.
32
Jeugdbescherming en jeugdreclassering Het Rijk en de VNG erkennen beiden dat de decentralisatie van de jeugdbescherming en jeugdreclassering met specifieke randvoorwaarden omkleed dient te worden. Dit vanwege de aard van de taken (het via een gerechtelijke uitspraak ingrijpen in de rechten van gezinnen en kinderen) en de kwetsbaarheid van de doelgroep (de zwaardere zorg en jeugdbescherming vormen het laatste vangnet voor de veiligheid van een kind). Rijk en VNG nemen een jaar de tijd om gezamenlijk te bezien welke randvoorwaarden dit zijn en hoe deze randvoorwaarden vorm krijgen. In dit kader zullen de volgende thema's worden uitgewerkt: een leveringsplicht, kwaliteitseisen aan gemeenten en uitvoerende instellingen, regionale samenwerking, toezicht en verantwoording en passende financiele afspraken, binnen het algemene financiele arrangement. 6.3.4.
Transitieperiode jeugdbescherming en jeugdreclassering
Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering in uiterlijk 2016 wordt overgeheveld naar de gemeenten. Rijk en medeoverheden delen het standpunt dat het voor het slagen van de decentralisatie onontbeerlijk is dat bij deze overheveling in 2016 beide taken op basis van eenduidige normen en op een voldoende kwaliteitsniveau uitgevoerd worden. Dit is voor gemeenten ook van belang, dit om van te voren duidelijkheid te scheppen over hetgeen zij in 2016 ten aanzien van de jeugdbescherming en jeugdreclassering mogen verwachten. Concreet betekent dit dat een organisatie die in 2016 in opdracht van de gemeente de jeugdbescherming en jeugdreclassering uit wil voeren daartoe gecertificeerd moet zijn. Rijk en medeoverheden nemen een jaar de tijd om te bezien aan welke kwaliteitscriteria voldaan moet worden en om de vorm van certificering te bepalen en hoe de toets hierop plaats zal vinden. De kwaliteitscriteria zullen aansluiten bij de huidige kwaliteitseisen, algemeen geaccepteerde normen en best practices. Indien het voor de uitvoering van dit model noodzakelijk is wordt een tijdelijke transitiewet opgesteld. Uitvragen van informatie Het Rijk is terughoudend bij het uitvragen van informatie bij gemeenten. Alleen die informatie wordt opgevraagd die strikt noodzakelijk is om zijn systeemverantwoordelijkheid waarte maken. Het Rijk sluit hierbij zoveel mogelijk aan bij reeds bestaande informatiebronnen. Nalevingstoezicht Gelet op de doelgroep en aard van de zorg is het nodig dat er toezicht door het Rijk wordt gehouden op in ieder geval- de gesloten jeugdzorg, de jeugdigen die onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) vallen, en op het van staatswege ingrijpen (verplichte maatregelen van jeugdbescherming en jeugdreclassering) en mogelijk op sommige vormen van gespecialiseerde zorg. De mate van toezicht is afhankelijk van de zorgzwaarte en/of mate van ingrijpen. Rijk en VNG werken dit nader uit.
33
Bestuurlijke voorwaarden De afzonderlijke gemeenten worden direct financieel verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdzorg. Op deeltaken is voldoende bestuurskracht nodig door samenwerking bij de uitvoering. Dit betreft gezamenlijke inkoop en samenwerking voor een aantal nog naderte benoemen specifieke doelgroepen/zorgvormen. De voorwaarden van bestuurlijke samenwerking zijn binnen een maand na afsluiting van net bestuursakkoord klaar. Voor bijzondere groepen, zoals jeugdbescherming en jeugdreclassering, kan hieraan nog nadere invulling worden gegeven. Deze invulling moet uiterlijk v66r de zomer van 2011 klaar zijn. Bedrijfsvoering Rijk en gemeenten spreken af om de administratieve lasten voor instellingen en bedrijven tot een minimum te beperken. 6.3.5. Transitie en tijdpad De transformatie van het huidige stelsel is zowel inhoudelijk als financieel geen sinecure. Het Rijk, IPO en de VNG hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om deze decentralisatieoperatie goed te laten verlopen. Hiervoor zijn goede afspraken tussen Rijk, provincies en gemeenten nodig. De afspraken hebben tenminste betrekking op: Transitieplan Rijk, VNG en IPO stellen samen een transitieplan op dat naar de Tweede Kamer wordt gezonden. Gemeenten en provincies maken samen afspraken over hoe de transitie in hun regio plaatsvindt, met inachtneming van de landelijke afspraken over fasering en transitie. De transitie wordt gezamenlijk door Rijk, VNG en IPO aangestuurd, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid. De wijze waarop de transitie wordt ondersteund, wordt nog nader afgesproken. Experimenter) Om handen en voeten te geven aan vernieuwingen in de jeugdzorg kunnen gemeenten en provincies de maximale ruimte benutten die de huidige wetgeving biedt. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om te experimenteren met nieuwe werkwijzen en ervaringen op te doen. Het wetsvoorstel voor de centra voor jeugd en gezin, dat op dit moment ter behandeling ligt in de Tweede Kamer, bevat een voorstel voor een experimenteerartikel. Dit artikel geeft de mogelijkheid om af te wijken van een groot aantal bepalingen uit de Wet op de jeugdzorg. Het experimenteerartikel ziet niet op het gedwongen kader. Voorafgaand aan de eerste overheveling van taken is er dus sprake van een periode waarin onder voorwaarden geexperimenteerd kan worden. Rijk, VNG en IPO stellen gezamenlijk een kader op waarbinnen deze experimenten kunnen plaatsvinden en maken afspraken hoe de resultaten gewogen, beoordeeld en geborgd kunnen worden. Bij experimenten moet volstrekt duidelijk zijn wie de formele verantwoordelijkheden, zoals vastgelegd in de Wet op de Jeugdzorg, draagt: de provincie of de gemeenten.
34
Fasering Het is een omvangrijk takenpakket dat richting gemeenten komt. Een zekere fasering in de tijd is wenselijk. De precieze uitwerking van de fasering wordt, vanuit een inhoudelijke samenhang, geregeld in het transitieplan. Uiterlijk in 2016 moet de decentralisatie van alle onderdelen van de jeugdzorg gerealiseerd zijn. Conform het regeerakkoord is 2013 een overgangsjaar voor de begeleiding uit de AWBZ. In de periode van 2014 tot en met 2016 zal fasegewijs de ambulante hulp overgaan, de dag- en residentiele hulp, de overige onderdelen van de provinciate jeugdzorg (kindertelefoon, diagnostiek, indicatiestelling, casemanagement, advies en meldpunt kindermishandeling), de jeugd-GGZ en jeugd-LVG en gesloten jeugdzorg. De jeugdreclassering en de jeugdbescherming zullen aan het einde van deze periode overgaan (zie hiervoor). Partijen zullen zich inspannen de decentralisatie zo spoedig mogelijk vorm te geven. De door de gemeenten te realiseren besparing voor het jeugddomein kent een oplopende reeks in het regeerakkoord. Deze bedraagt netto € 80 miljoen in 2015, oplopend tot € 300 miljoen vanaf 2017. 6.3.6.
Tijdelijke transitie-commissie
Gelet op het belang en de complexiteit van de transitie van het stelsel is het nodig dat er een goede monitoring plaatsvindt van de voortgang van het transitieproces. Daartoe stellen partijen gezamenlijk een tijdelijke commissie in. De commissie bestaat uit gezaghebbende personen die zicht houden op het proces dat vooral in de regio's zelf moet plaatsvinden en waar nodig, dit proces aanjagen en ondersteunen, en ontwikkelingen signaleren bij de voor de transitie verantwoordelijke partijen, waarbij in het bijzonder aandacht besteed wordt aan jeugdbescherming en -reclassering. Over opdracht, positionering en startmoment van de commissie maken partijen nadere afspraken in het transitieplan. Over de bevindingen van deze transitie-commissie zal op regelmatige basis bestuurlijk overleg plaatsvinden tussen Rijk, VNG en IPO. 6.3.7.
Overig
Rijk, IPO en VNG kijken naar een overgangsregeling voor afbouw van de subsidierelatie van de provincies met hun instellingen en voor waarborgen van de hulp aan clienten die op basis van de huidige wet recht hebben op (soms langdurige) jeugdzorg. Uitgangspunt is dat gemeenten minimaal een jaar voorbereidingstijd krijgen tussen de afronding van de wetgeving en de inwerkingtreding daarvan. Indien dit niet wordt gehaald, treden Rijk, IPO en VNG in overleg. 6.3.8.
Vaststellen van de te overhevelen bedragen
Voor de berekening van de overte hevelen bedragen wordt *
voor de begrotingsgefinancierde jeugdzorg uitgegaan van de bij begroting vastgestelde
uitkering/subsidie in het jaar voor overheveling. Dat bedrag wordt in het jaar voorafgaand aan het jaar voorafgaand aan overheveling (t-2), puttend uit de vastgestelde begroting van het ministerie van
35
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, vastgesteld. Aan de uit de begroting overte hevelen bedragen voor jeugd wordt de eventueel toegekende compensatie voor loon- en prijsbijstelling in het jaar voorafgaand aan het jaar van overheveling toegevoegd. *
voor de overheveling van Jeugd-GGZ en Jeugd-LVG uitgegaan van de gerealiseerde uitgaven in
het kalenderjaar drie jaar eerder. Deze gerealiseerde uitgaven ontwikkelen zich tot het moment van overheveling met de geraamde groeivoeten uit het Budgettair KaderZorg die van toepassing zijn. De bedragen worden gecorrigeerd voor de effecten van de IQ-maatregel en de maatregel lage ziektelast uit het regeerakkoord en verlaagd met de ingeboekte besparingen zoals opgenomen in het regeerakkoord. Een onafhankelijke instantie zal worden verzocht voor de meicirculaire van het jaar voorafgaand aan het jaar van overheveling te toetsen of aan bovenstaande rekenmethodiek is voldaan. Bij de overdracht van de jeugdzorg van de provincies naar de gemeenten wordt in 2016 bruto 90 miljoen euro structureel overgeboekt van het provinciefonds naar het gemeentefonds. Het besparingseffect voor het jeugddomein kent een oplopende reeks in het regeerakkoord. Deze is € 80 miljoen netto in 2015, oplopend tot € 300 miljoen netto vanaf 2017. Om beter aan te sluiten bij de overheveling is een knip mogelijk van de € 80 miljoen per 2015 over jaren 2014 en 2015. Deze schuif is onder voorbehoud van de Voorjaarsbesluitvorming. 6.3.9.
Financieel arrangement
Partijen onderschrijven de intentie om in het financieel arrangement voor de jeugd prikkels in te bouwen voor het doelmatig aanbieden van adequate voorzieningen en het voorkomen van zwaardere zorgvormen (preventie). Het aanbrengen van prikkels mag niet leiden tot het introduceren van onevenredig veel administratieve lasten, moet inpasbaar zijn in het verdeelmodel en mag niet leiden tot schotten. Gekozen zal worden voor het financieel best passende arrangement binnen het gemeentefonds. De voorkeur ligt bij een decentralisatie-uitkering jeugdzorg binnen het gemeentefonds. Over de indexering wordt de volgende afspraak gemaakt: De middelen begeleiding jeugd worden tot het moment van overheveling ge'fndexeerd met de daarvoor in 2011 geraamde groeiruimte voor de AWBZ van gemiddeld 2,5% per jaar en een jaarlijkse beschikbare nominale index. De partijen maken nog nadere afspraken over de indexering van deze middelen in de jaren 2014 en 2015. De overte hevelen bedragen Jeugd-GGZ en Jeugd-LVG zorg ontwikkelen zich tot het moment van overheveling met de geraamde groeivoeten uit het Budgettair Kader Zorg die voor deze sectoren van toepassing zijn. Bij de evaluatie van de normeringssystematiek in 2015 worden afspraken gemaakt over de indexering van alle middelen voor jeugdzorg voor 2016 en verder.
36
In de provinciale jeugdzorg geldt op dit moment een eigen bijdrage bij uithuisplaatsing van de jeugdige. In het regeerakkoord is vastgelegd dat in 2015 een jeugdzorgbrede eigen bijdrage komt. Partijen onderkennen dat nadere afspraken nodig zijn overde uitvoering van deze jeugdzorgbrede eigen bijdrage door gemeenten. Bij de nadere afspraken worden de maatschappelijke effecten meegenomen. Uitvoeringskosten en invoeringskosten VWS laat onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de daadwerkelijk vrijvallende integrate uitvoeringskosten van rijkswege in verband met de overheveling van de begeleiding jeugd, de JeugdLVG zorg, de Jeugd-GGZ zorg in de AWBZ en de Jeugd-GGZ zorg in de Zorgverzekeringswet. De VNG wordt betrokken bij de opdrachtformulering en zal plaatsnemen in de begeleidingscommissie bij dit onderzoek. Vrijvallende middelen worden beschikbaar gesteld aan gemeenten. De uitvoeringskosten van de begrotingsgefinancierde provinciale jeugdzorg worden gedekt uit het overte hevelen budget. Het kabinet stelt daamaast in totaal 55 mln. structureel beschikbaar voor uitvoeringskosten van zorg voor jeugd en begeleiding samen. De € 55 miljoen is "for better and for worse"; er vindt geen monitoring plaats overde gemaakte uitvoeringskosten. Bovenstaande middelen worden toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds. Indien gemeenten hogere kosten maken dan het Rijk voor het uitvoeren van de begeleiding, dan dienen deze kosten te worden gedekt uit het overgehevelde budget. Voor de invoeringskosten bij Jeugd stelt het Rijk - aanvullend op de afspraken over invoeringskosten voor begeleiding in het concept hoofdlijnenakkoord - incidenteel € 64 miljoen beschikbaar. Rijk, IPO en VNG maken afspraken over de inzet van deze middelen. In- en uitvoeringskosten Jeugd (in € mln.) Vrijvallende uitvoeringskosten bij het Rijk Uitvoeringskosten Jeugd en begeleiding Invoeringskosten Stelsel Jeugd
2011
2012
0 0
0 16
37
2013 PM 0 48
2014 PM 35 0
2015 PM 45 0
struc. PM 55 0
6.4
Ruimte, economie en natuur
In het ruimtelijk-economisch domein doen zich de komende decennia belangrijke opgaven voor. Deze opgaven betreffen het versterken van onze internationale concurrentiepositie, het voorbereiden van ons land op klimaatverandering en op de transitie naar duurzame energie, de biodiversiteit en het ontwikkelen en herstructureren van onze steden en dorpen. De opgaven lopen per regio uiteen en verschillen voor het stedelijk en het landelijk gebied. Dit leidt tot regionale agenda's met een eigen karakter. Tegelijkertijd nemen de beschikbare budgetten sterk af. Daardoor zullen scherpe keuzes moeten worden gemaakt, op alle overheidsniveaus. Wat doen we wel, wat doen we niet? Dat is een verantwoordelijkheid voor iedere overheidslaag. De profielen die in hoofdstuk 2 van dit bestuursakkoord zijn genoemd geven richting aan de invulling van deze verantwoordelijkheid. Het kabinet zet de beweging door met het loslaten van rijksbeleid en met de overdracht van taken aan provincies en gemeenten. Daardoor krijgen burgers en ondernemers meer ruimte en vermindert voor hen de regeldruk. Medeoverheden zetten zich eveneens in voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Dit biedt kansen voor alle partijen om hun rol anders in te vullen en om de opgaven voortvarend aan te pakken. Tegen deze achtergrond zetten de overheden zich gezamenlijk in voor een ruimtelijk beleid dat ons land: •
in staat stelt zich economisch verder te ontwikkelen, zodat het aantrekkelijk blijft voor (internationale) bedrijven om in Nederland te investeren;
•
bereikbaar houdt zowel over land en water als door de lucht;
•
qua energievoorziening op orde brengt en toekomstbestendig maakt;
•
beschermt tegen overstromingen en wateroverlast en ook bij klimaatverandering veilig houdt;
•
leefbaar, gezond en aantrekkelijk houdt om in te wonen, te werken, van de natuur en cultuur te genieten, te recreeren, met een goede balans tussen alle functies.
Het antwoord op elk van deze opgaven kan worden gevonden door op elk schaalniveau en voor iedere bestuurslaag samenhang aan te brengen in de ruimtelijke afwegingen ten aanzien van wonen, water, mobiliteit, bedrijvigheid, klimaat, energie, milieu en cultureel erfgoed. Het kabinet neemt zich voor om alle nationale ruimtelijke uitspraken vast te leggen in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
38
6.4.1.
Uitgangspunten van de rijksoverheid voor de actualisatie van het ruimtelijk (rijks)beleid
De uitgangspunten voor de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte hebben betrekking op de versterking van de ruimtelijk-economische structuur, op gezondheid, veiligheid en unieke waarden en op de (inter)nationale hoofdnetten. Voorwaarden voor versterking van de ruimtelijk-economische structuur Het nationaal ruimtelijk belang betreft het economische vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met topsectoren, in ieder geval in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad en Eindhoven/Venlo. Een en ander loopt niet vooruit op toekomstige discussies over de Randstad en de structuurvisie. Voorwaarden met betrekking tot gezondheid, veiligheid en unieke waarden •
Het Rijk is verantwoordelijk voor afwegingen over het gebruik van de diepe ondergrond, zoals voor delfstoffenwinning, geothermie, C02-opslag, aardgasopslag en de opslag van kernafval. Het Rijk betrekt bij zijn afwegingen over ondergronds gebruik de andere overheden gegeven hun verantwoordelijkheden inzake de (regionale) ruimtelijke inpassing. Uitspraken over de ondiepe ondergrond zullen worden beperkt tot waar het Rijk over gaat. De volledige verdeling van verantwoordelijkheden voor de ondergrond wordt opgenomen in de structuurvisie ondergrond.
•
De verantwoordelijkheid van het Rijk voor normen ten aanzien van veiligheid en gezondheid, waterveiligheid (primaire keringen), waterkwaliteit (hoofdwatersysteem) en defensieterreinen verandert niet ten opzichte van het vigerend beleid, afgezien van de vereenvoudiging van het omgevingsrecht.
•
Werelderfgoederen Stelling van Amsterdam, de Beemster en de Waddenzee en het erfgoed Nieuwe Hollandse Waterlinie van de Voorlopige Lijst Werelderfgoed Nederland krijgen vanwege internationale verplichtingen voor instandhouding een ruimtelijk regime dat de unieke kwaliteiten van elk gebied versterkt. De instandhouding van de overige erfgoederen op de Werelderfgoedlijst heeft of krijgt (Schokland) vorm via een regime van de Monumentenwet 1988. Dit geldt ook voor de gebieden op de Voorlopige Lijst. De wijze van instandhouding van de Limes wordt vastgesteld na nader overleg tussen de bestuurlijke partners.
Voorwaarden voor (international hoofdnetten •
Het Rijk neemt de verantwoordelijkheid op zich voor het ruimtelijk mogelijk maken en voor het functioneren van de hoofdnetten van weg, water en spoor. Investeringen worden met name gericht op de drie prioritaire gebieden, de achterlandverbindingen en de gebieden uit het Deltaprogramma.
•
De luchthavens Schiphol, Rotterdam, Lelystad, Eelde, Twente, Maastricht, de militaire luchthaven met burgermedegebruik Eindhoven en de havens van Rotterdam, Amsterdam, Temeuzen, Vlissingen, Delfzijl en Eemshaven zijn van nationaal belang.
•
Het Rijk is verantwoordelijk voor het ruimtelijk aanwijzen van het hoofdbuisleidingennet.
•
Het Rijk is verantwoordelijk voor het ruimtelijk mogelijk maken van het hoofdelektriciteitsnet. Hiertoe behoort ook het aanwijzen van locaties voor de opwekking van elektriciteit (bijv. van
39
kerncentrales, kolencentrales, windparken op land > 100 MW). Er is inmiddels een akkoord tussen provincies en Rijk over de windparken op land > 100 MW waarbij het Rijk een structuurvisie maakt en de inpassing aan medeoverheden overlaat. Bekeken zal worden of deze werkwijze navolging verdient bij andere grootschalige ruimtelijke ingrepen ten behoeve van de energievoorziening. •
De rol van het Rijk beperkt zich voor de natuurkwaliteit van gebieden tot het stellen van kaders op grond van internationale en Europese verplichtingen (doelen voor het natuurbeleid) en tot de strategische nationale ruimtelijke planning. In het deelakkoord Natuur/ ILG (investeringsbudget landelijk gebied) wordt vastgelegd hoe de herijking van EHS (ecologische hoofdstructuur)/Natura 2000-gebieden wordt uitgewerkt.
6.4.2. Voorstellen rijksoverheid voor de actualisatie van het ruimtelijk beleid Het kabinet, IPO, VNG en UvW voeren met elkaar bestuurlijk overleg over de actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid. In dat overleg zal het Rijk onderstaande voorstellen inbrengen.
•
In het Besluit Ruimtelijke Ordening wordt voor alle ruimtelijke plannen opgenomen om de SERladdertoe te passen. Hiermee komt het beleid ten aanzien van bundeling en verdichting te vervallen.
•
Het concept 'stedelijke netwerken' wordt geschrapt. Stedelijke netwerken liggen door het hele land. Bovendien zijn er in het vigerende beleid geen instrumenten voor opgenomen.
•
Overdracht van bevoegdheden ten aanzien van de begrenzing, het bepalen van het regime en de uitvoering van de rijksbufferzones en nationale landschappen (exclusief de werelderfgoederen) aan de provincies, waarmee rijkssturing rond de steden komt te vervallen.
•
Verkennen of -in aanloop naar de omzettingsbesluiten van luchthaven Eelde en Maastricht en het luchthavenbesluit Twente- het bevoegd gezag van het Rijk voor deze luchthavens alsook het stellen van ruimtelijke voorwaarden voor de internationale luchthavens Weeze, Geilenkirchen en andere kan worden gedecentraliseerd naar de provincies.
•
Het Rijk richt zich in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad en Eindhoven/Venlo (waarbij niet vooruitgelopen wordt op toekomstige discussies over de Randstad en structuurvisie) op het investeren in de infrastructuur en op de voorwaarden van verstedelijking. Er worden geen extra ruimtelijke belangen aangewezen, maar het rijk stelt voor hier te werken met een interbestuurlijk programma. (NB. De provincies zijn hieraan nog niet gecommitteerd.) Bij de actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid wordt verder nagegaan hoe de andere regio's met topsectoren kunnen worden versterkt met het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid en welke rol de verschillende overheden spelen. Afspraken hierover worden in het desbetreffende MIRT overleg gemaakt.
6.4.3.
Natuur & landelijk gebied
Provincies worden verantwoordelijk voor de inrichting van het landelijk gebied en voor het regionale beleid voor natuur, recreatie en toerisme, landschap, structuurversterking van de landbouw en leefbaarheid. Zij stemmen dat integraal af met de uitvoering van het provinciale en gemeentelijke ruimtelijk ordenings-, water- en milieubeleid. De provincies voeren de bovenlokale regie. De rol van
40
het Rijk beperkt zich voor de natuurkwaliteit van gebieden tot net stellen van kaders op grond van internationale en Europese verplichtingen (doelen voor het natuurbeleid) en tot de strategische nationale ruimtelijke planning. In het perspectief van overeenstemming over de (herijkte) EHS, voldoende structurele middelen voor beheer van die EHS, afronding van Recreatie om de Stad (RodS), de zeggenschap over de grondvoorraad en de decentralisatie zijn de provincies in beginsel bereid binnen de lopende bestuursovereenkomsten ruimte te zoeken voor de bezuinigingen in het regeerakkoord van € 600 miljoen op het ILG tot 2014. De staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie en het IPO hebben op 24 maart overeenstemming bereikt over een plan van aanpak waarin een samenhangend voorstel wordt voorbereid voor: •
een herijkte EHS met ambitie, waarvan het beheer structureel betaalbaar is;
•
de afronding van het beleid inzake recreatiegebieden rand de stad (RodS);
•
de decentralisatie van verantwoordelijkheden en middelen voor het natuurbeleid en het overig ILG (vitaal platteland);
•
afspraken over de beschikking over de grondvoorraad BBL, waarbij de taakstelling uit het regeerakkoord voor verkoop van grond wordt betrokken; en
•
een gezamenlijke lange termijnvisie over de realisatie van biodiversiteitsdoelen en de borging daarvan in het (gedecentraliseerde) gebiedsbeleid.
Het plan van aanpak voorziet erin dat uiterlijk op 15 juni 2011 overeenstemming wordt bereikt over een uitgewerkt deelakkoord natuur/ILG. In dit traject zullen de VNG, UvW en de Manifestpartners worden betrokken. Op dit punt is het commitment van de provincies aan de passage in paragraaf 5.1 over de Startnota pas van toepassing als er een afspraak in het deelakkoord tot stand komt. De staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie zal in afwachting van het deelakkoord, waarover uiterlijk 15 juni 2011 overeenstemming is bereikt, de herziening van de Wet Inrichting Landelijk Gebied niet in procedure brengen. De provincies stemmen in met het aanhouden van de afhandeling van juridische procedures over de subsidiebeschikkingen ILG. In het deelakkoord zal een afspraak worden vastgelegd over de wijze waarop het toekomstig perspectief van dienst landelijk gebied (DLG) wordt bepaald. De verantwoordelijkheid voor de beheervergoedingen voor natuurbeheer van Staatsbosbeheer wordt in principe naar de provincies gedecentraliseerd. Ook voor de beheervergoedingen ten aanzien van recreatie worden nadere afspraken gemaakt. In het deelakkoord worden nadere afspraken uitgewerkt over het toekomstig eigenaars- en opdrachtgeverschap van Staatsbosbeheer. De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is verantwoordelijk voor de vaststelling van het nationale Plattelandsontwikkelingprogramma 2014-2020 (POP3). De staatssecretaris is verantwoordelijk voor de nationale doelen en voert daar met betrokken partijen het overleg over. Gezien de decentralisatie van beleid krijgen de provincies een grote
41
verantwoordelijkheid bij de voorbereiding van het POP voor de regionale doelen. Zij dragen daartoe zorg voor de afstemming met gemeenten en waterschappen. 6.4.4. Woningbouw & krimp Het Rijk benoemt in het rijkskader voor woningbouw de rijksdoelstellingen gericht op een goed werkende woningmarkt in Nederland: de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiate van de woningvoorraad. Voor wat betreft de programmering maken partijen hierover afspraken voor de gebieden Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a. in het bestuurlijk overleg (BO) MIRT. Provincies voeren -rekening houdend met de rijksdoelstellingen- de regie over de integratie en afweging van ruimtelijke opgaven van (boven)regionaal belang. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor de (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering -binnen de provinciale kaders- en uitvoering van de woningbouwprogramma's. Waar samenwerking tussen gemeenten uitblijft, stimuleren provincies actief dat de samenwerking alsnog tot stand komt. Aangezien de realisatie van de rijksdoelstellingen zowel in de regio's met een gespannen woningmarkt als in de regio's met een zeer ontspannen markt zeer complex is, ondersteunt het Rijk de betreffende gemeenten en provincies actief door middel van kennis, experimenten, aanpassen en wegnemen van hinderlijke regelgeving en uitwerken van nieuwe verdienmodellen. VNG, IPO en het kabinet zetten de interbestuurlijke samenwerking bij de aanpak van de gevolgen van bevolkingsdaling voort. Het kabinet zal, in die gevallen waarin de noodzaak is aangetoond, regelgeving 'krimpbestendig' maken. (Samenwerkende) gemeenten en provincies bevorderen het maken van afspraken over de spreiding van voorzieningen. Met het oog op het opvangen van de (schoksgewijze) demografische veranderingen door groei, stagnatie of krimp nemen IPO en VNG het initiatief om samen met de grote steden en het Rijk een 'Agenda Stedelijke Vernieuwing' op te stellen. Dit mede met het oog op het vervallen van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) na 2014. In het regeerakkoord zijn op het domein wonen en leefbaarheid diverse uitgangspunten en beleidsvoornemens geformuleerd. De VNG en het Rijk zullen ter uitwerking hiervan voor 1 juli 2011 een gezamenlijke agenda wonen en leefbaarheid opstellen. De G4 en G32 worden betrokken bij de formulering en uitwerking van deze agenda. 6.4.5.
Regionaal economisch beleid
Het Rijk trekt zich terug uit het regionaal-economisch domein. Dit heeft gevolgen voor de instrumenten die de afgelopen periode zijn ingezet. Medeoverheden en Rijk zullen op basis van het topsectorenbeleid bezien op welke wijze de nationale topsectoren in de regio kunnen worden verankerd. Over de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) wordt in overleg met de aandeelhouders in 2011 een besluit genomen, waarbinnen de inzet van de ROM's voor de nationale topsectoren een rol zal spelen.
42
Deze veranderde inzet van het Rijk heeft ook gevolgen voor de afspraken en ambities die zijn opgenomen in het 'Convenant bedrijventerreinen 2010-2020' (IPO, VNG en Rijk). In het convenant 'herstructurering bedrijventerreinen' tussen dezelfde partijen (2009) zijn de rijksmiddelen tot en met 2013 reeds gedecentraliseerd naar provincies. Na 2013 zet het Rijk geen middelen meer in voor herstructurering van bedrijventerreinen, waarmee de nationale doelstellingen komen te vervallen. Provincies zijn verantwoordelijk voor het faciliteren van de regionale kennisdriehoek, bedrijventerreinenbeleid, regionaal vestigingsklimaat en ruimtelijke inpassing van bedrijvigheid en kennisinstellingen. In het kader van het nieuwe bedrijfslevenbeleid is het Rijk verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een samenhangende beleidsagenda voor negen topsectoren over de voile breedte van het overheidsbeleid. De topteams, die onder leiding staan van een boegbeeld uit het bedrijfsleven, hebben expliciet tot opdracht om draagvlak te verwerven voor de agenda, waaronder bij medeoverheden. Deze agenda is een advies aan het kabinet. Het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie zal de komende maanden in gesprek gaan met de provincies over de relatie van de agenda's van de topsectoren met het regionaal-economisch beleid. Na de kabinetsreactie zullen sleutelspelers uit bedrijfsleven, kennisinstellingen en (decentrale) overheid, en mogelijk de ROM's en regionale samenwerkingsverbanden, de agenda tot uitvoering brengen en bewaken. 6.4.6.
BDU Verkeer en Vervoer en MIRT
Kabinet, provincies en gemeenten werken voor de zomer van 2011 gezamenlijk de afspraken hierover uit. Daarbij regelen partijen dat provincies of gemeenten verantwoordelijkheid kunnen nemen bij MIRT-verkenningen (of daarop volgende fases in het MIRT-proces) conform de spelregels van het MIRT. Bij een startbesluit van een MIRT-Verkenning wordt nadrukkelijk afgesproken wie welke rol vervult. Bij de programmering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) zal naar analogie van het spelregelkader van het MIRT en het programma Sneller & Beter een Verkenningenfase worden ingebouwd. De BDU Verkeer en Vervoer wordt in lijn met het regeerakkoord overgeheveld naar de algemene fondsen. Tot het moment van afschaffing van de WGR+ wordt de huidige BDU-systematiek gehandhaafd. 6.4.7.
Convenant Bodemsanering
In juli 2009 hebben IPO,VNG, UvW en het kabinet een convenant afgesloten, waarin afspraken zijn gemaakt voor 1) de besteding van rijksmiddelen in de periode 2010-2014 voor bodemsanering; 2) verdere decentralisatie van de uitvoering van het bodembeleid; 3) verbreding van het beleid naar een beleid met en voor de ondergrond; 4) de versnelde aanpak van spoedlocaties en 5) de introductie van gebiedsgericht beheer binnen duurzame gebiedsontwikkeling.
43
Voor de periode 2015-2019 zullen in 2013 afspraken worden gemaakt over de afronding van de bodemsaneringsoperatie, het beheer van het grondwater, het borgen van de nationale belangen in de ondergrond en de daarbij horende instrumenten. Hiervoor zijn in beginsel rijksmiddelen beschikbaar. 6.4.8.
Kennisinfrastructuur
De medeoverheden worden betrokken bij de kennisontwikkeling en -deling op het gebied van ruimtelijk en mobiliteitsbeleid, met het oog op het voorkomen van fragmentatie en duplicatie. Daarnaast is het Rijk verantwoordelijk voor expertise en scenario-ontwikkeling en voor het signaleren van trends en ontwikkelingen in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein. Kabinet en medeoverheden verkennen hoe gezamenlijke kennisontwikkeling en -deling vorm te geven en maken op basis hiervan afspraken in het BO Ruimte en Mobiliteit najaar 2011. 6.4.9.
Waddenfonds
De in het regeerakkoord vastgelegde decentralisatie van het Waddenfonds krijgt per 2012 gestalte. Hierover worden door het kabinet met de betreffende provincies bestuurlijke afspraken gemaakt. 6.4.10. Nationale gebiedsontwikkelingen De lopende nationale gebiedsontwikkelingen, projecten in het kader van het subsidiebesluit Investering Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK-projecten) en middelen voor het programma Mooi Nederland kunnen in aanmerking komen voor overdracht aan provincies en gemeenten. Per project wordt bepaald of het wenselijk is om het betreffende project en de bijbehorende middelen te decentraliseren. De eerste tranche van vijf nationale gebiedsontwikkelingsprojecten worden in de meicirculaire 2011 opgenomen. Het gaat om middelen voor Groningen Centrale Zone, Apeldoorn Kanaalzone, Den Bosch Spoorzone, Maastricht Belvedere en Noordelijke IJ-oevers.
44
6.5
Water
6.5.1
Grote wateropgaven, doelmatige uitvoering
Nederland is waterland. We leven met water en water is mooi. We houden ons land veilig tegen overstromingen. We zorgen ervoor dat er voldoende water is voor de vele gebruiksfuncties en dat wateroverlast zoveel mogelijk wordt voorkomen. Ook nemen we maatregelen voor een goede waterkwaliteit. Drinkwaterbedrijven bereiden gezond drinkwater uit oppervlaktewater en grondwater. Het gebruikte drinkwater zamelen gemeenten samen met regenwater in en voeren het via de riolering af. Waterschappen zuiveren dit afvalwater en brengen het schone water weer terug in het watersysteem. Nederland heeft hiermee een unieke positie in de wereld. Kennis van water is al eeuwenlang een belangrijke sleutel voor onze delta-economie. Dit willen we verder versterken. Ook de innovatieve kracht van de watersector is groot. Door te investeren in kennis en innovatie willen we dat de watersector de komende jaren verder wordt versterkt in binnen- en buitenland. Dat is ook de reden dat het Rijk water als Topsector heeft aangemerkt. Hierdoor kunnen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen niet alleen excelleren, maar ook in economische zin groeien. De agenda voor de Topsector water, dit bestuursakkoord en het deelakkoord water zullen een samenhangend geheel vormen om de doelmatigheid en het verdienpotentieel van de sector te verhogen.
De komende jaren komen er grote opgaven op ons af die we op een duurzame manier willen oplossen. We hebben in het Deltaprogramma afgesproken om de veiligheid en de zoetwatervoorziening op orde te hebben. Daar zijn grote investeringen voor nodig, zowel voor de korte als de lange termijn. Daamaast zijn investeringen nodig ter voorkoming van wateroverlast, voor het stedelijke waterbeheer en de waterketen en voor het verbeteren van de waterkwaliteit conform de Europese Kaderrichtlijn water. Tegelijk zijn er minder middelen beschikbaar. Zowel Rijk als medeoverheden hebben taakstellingen om met minder middelen de taken uit te voeren. Dat vraagt om een doelmatiger waterbeheer, waar we een goede kwaliteit halen tegen lagere kosten. De totale jaarlijkse kosten voor het beheer van het watersysteem en de waterketen zijn in 2010 ongeveer€ 7 miljard. We verwachten dat dit bedrag zal oplopen tot € 8 a 9 miljard in 2020 indien we geen maatregelen nemen. Met het uitvoeren van de maatregelen in het deelakkoord water streven we naar een doelmatigheidswinst die geleidelijk oploopt tot jaarlijks € 750 miljoen in 2020. Deze doelmatigheidswinst is opgebouwd uit € 450 miljoen in de waterketen, waarvan € 380 miljoen bij waterschappen en gemeenten en € 70 miljoen bij drinkwaterbedrijven en € 300 miljoen in het beheer van het watersysteem door Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Van deze doelmatigheidswinst wordt € 200 miljoen gebruikt om de rijksuitgaven op het gebied van waterveiligheid te verminderen. Deze € 200 miljoen is als volgt opgebouwd (prijspeil 2010):
45
•
De overdracht van de bestrijding van muskus- en beverratten van provincies naar waterschappen levert vanaf 2011 € 19 miljoen op.
•
De gedeeltelijke decentralisatie van de aanleg en verbetering van de primaire waterkeringen van het Rijk naar de waterschappen levert in de periode2011-2013€81 miljoen perjaar op, in 2014 € 131 miljoen en vanaf 2015 structureel€ 181 miljoen.
De overige doelmatigheidswinst van € 550 miljoen structureel komt ten goede aan het watersysteem en de waterketen. Hierdoor beperken we de kostenstijging en zorgen we ervoor dat de lokale lasten van burgers en bedrijven gematigd stijgen conform het gestelde in het regeerakkoord. 6.5.2.
Naar een deelakkoord water
Het deelakkoord water is een van de vijf onderdelen die vallen onder het Hoofdlijnenakkoord tussen Rijk en medeoverheden over decentralisatie. Het deelakkoord water gaat uit van de algemene uitgangspunten van het Rijk: Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen beperken zich tot hun kemtaken; taken worden op een niveau zo dicht mogelijk bij de burger gelegd; per terrein zijn ten hoogste twee bestuurslagen betrokken bij hetzelfde onderwerp. Daarbij werken we effectief samen om de gemeenschappelijke doelen te realiseren. Over de voortgang van de uitvoering van het deelakkoordwater en de lokale lastenontwikkeling wordt jaarlijks gerapporteerd. De benchmarks van de drinkwaterbedrijven, de gemeenten en de waterschappen worden gecontinueerd en worden driejaarlijks gehouden. 6.5.3.
Heldere verantwoordelijkheden, minder bestuurlijke drukte
Waterbeheer is een gezamenlijk domein van Rijk, provincies en gemeenten en waterschappen. De Waterwet, die eind 2009 in werking is getreden, legt grotendeels vast hoe dit gebeurt voor het waterbeheer. Hoewel de Waterwet veel heeft verbeterd, is het mogelijk verantwoordelijkheden scherper toe te delen, beleid en uitvoering zo volledig mogelijk te scheiden volgens het tweelagenmodel, het aantal plannen te verminderen, het interbestuurlijk toezicht te vereenvoudigen en zo efficient mogelijk te voldoen aan Europese verplichtingen. Dit leidt tot minder bestuurlijke drukte en minder kosten. Slechts een bestuurslaag uit de algemene democratie is verantwoordelijk voor het vaststellen van doelen en de daarbij behorende kaders, normen en beleid: de kadersteller. Voor het hoofdwatersysteem (inclusief de primaire waterkeringen en de rijkskanaaldijken) is de kadersteller het Rijk, voor het regionale watersysteem (inclusief de regionale waterkeringen) en voor het grondwater is dit de provincie. Uitvoerende overheden zijn Rijkswaterstaat voor de rijkswateren en de waterschappen voor de regionale wateren. Ze zijn verantwoordelijk voor het beheer van het gehele watersysteem, dus voor al het oppervlaktewater en grondwater inclusief de waterkeringen, en maken de keuzes die noodzakelijk zijn voor beheer en uitvoering. De kadersteller voor een bepaalde taak moet kunnen nagaan of de uitvoerende overheid de doelen ook daadwerkelijk haalt. Dit gebeurt via beleidsmonitoring en op doelmatige, transparante en sobere wijze. De uitvoerende overheid
46
rapporteert op afgesproken tijden (vaak eens per jaar) over de voortgang van het afgesproken maatregelenpakket. De kadersteller heeft bevoegdheden voor eventuele interventie. Het beleid op het gebied van water, ruimte en milieu is nauw verweven. Rijk en provincies streven naar plannen waarin het beleid zoveel mogelijk is ge'mtegreerd. Het Rijk en de provincies stellen geen nieuwe afzonderlijke waterplannen meer op. We maken nadere afspraken hoe integratie van plannen vormgegeven kan worden. Uitgangspunt hierbij is dat de correcte implementatie van EU-regelgeving is geborgd. Afstemming vindt plaats met lopende trajecten op het gebied van integratie van milieu-, natuur- en klimaatbeleid en het omgevingsrecht zoals verwoord in het regeerakkoord. Rijkswaterstaat en de waterschappen maken beheerprogramma's. Over de voortgang van de beheerprogramma's van de waterschappen vindt jaarlijks overleg plaats tussen provincies en waterschappen. Dit biedt de mogelijkheid actuele inzichten te verwerken en tegelijkertijd provinciaal beleid en de uitvoering door de waterschappen goed op elkaar af te stemmen. De huidige goedkeuring van het waterbeheerplan van het waterschap door de provincie vervalt. Het Rijk is verantwoordelijk voor het eens in de zes jaar opstellen/actualiseren van stroomgebiedbeheerplannen en overstromingsrisicobeheerplannen ten behoeve van de Europese kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. De beheerprogramma's van Rijkswaterstaat en de waterschappen vormen de basis hiervoor. Tevens is het Rijk verantwoordelijk om periodiek te rapporteren aan de Europese Commissie over de waterrichtlijnen. Het Rijk gebruikt hiervoor bestaande informatie. Het recent gestarte informatiehuis water levert de benodigde gegevens. 6.5.4.
Overhevelen van verantwoordelijkheden
Op een aantal gebieden hebben de provincies de verantwoordelijkheid voor operationele taken. Het uitgangspunt is om deze verantwoordelijkheid over te dragen naar een uitvoerende overheid. De provincies hebben de uitvoering van de bestrijding van muskus- en beverratten per 1 januari 2011 overgedragen aan de waterschappen. De waterschappen dragen hiervoor de kosten. Het provinciefonds wordt vanaf 2011 structureel met € 19 miljoen gekort. Voor een aantal taken wordt nader onderzocht of het zinvol is deze taken over te dragen en zo ja, onder welke voorwaarden. Uitgangspunt hierbij is het vergroten van doelmatigheid. 6.5.6.
Financiering van de primaire waterkeringen
Uitgangspunt bij de financiering van de primaire waterkeringen is dat rijkstaken waar mogelijk worden gedecentraliseerd. In het regeerakkoord is opgenomen dat het Rijk zijn taken op het gebied van aanleg en verbetering van primaire keringen die in beheerzijn bij de waterschappen, overdraagt aan de waterschappen. Hiermee wordt een perspectief neergezet waarin op den duur de aanleg, verbetering, beheer, onderhoud en financiering van de primaire waterkeringen die niet in beheer van het Rijk zijn, geheel voor rekening komen van de waterschappen. We zetten in dit bestuursakkoord en het deelakkoord water de stap naar een gemengde verantwoordelijkheid met een 50/50 financiering
47
door Rijk en waterschappen. Daarmee houden we rekening met de onzekerheden in de aard en omvang van het (toekomstige) HWBP, de actualisering van normering en de wens dat de lokale lasten zich gematigd ontwikkelen. De aanleg en verbetering van de primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk blijven gefinancierd door het Rijk. Het Rijk blijft in alle gevallen verantwoordelijk voor de kaders (normen, toetsinstrumentarium en ontwerpleidraden) voor de primaire waterkeringen en het vaststellen van het HWBP. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor verbetering, beheer en onderhoud en toetsing van de keringen. De waterschappen plannen de noodzakelijke maatregelen. Het Rijk draagt 50% bij aan de kosten van verbetermaatregelen van de bij de waterschappen in beheer zijnde primaire waterkeringen, met uitzondering van het reguliere beheer en onderhoud. 6.5.7.
Doelmatigheidswinst in de waterketen
De waterketen bestaat uit de productie en levering van drinkwater door de drinkwaterbedrijven, het inzamelen en afvoeren van gebruikt drinkwater en overtollig regenwater en grondwater door de gemeenten en het transporteren en zuiveren van dit afvalwater door de waterschappen. Het beheer van de waterketen ligt kwalitatief op een hoog niveau. De doelmatigheid in de waterketen kunnen we nog aanzienlijk vergroten door het beheer verder te professionaliseren en kennis en capaciteit te bundelen. Een regionale aanpak, een sterkere focus op kennis en innovatie en verbetering van de feitelijke werkprocessen staan hierbij centraal. Kosteneffectievere investeringsbeslissingen en systematischer en efficienter uitvoeren van operationele taken moeten hier tot resultaten leiden. De gemeenten en de waterschappen zullen een besparing realiseren in de afvalwaterketen oplopend tot € 380 miljoen in 2020 op de jaarlijkse kosten. Partners in de afvalwaterketen maken regionaal afspraken met de drinkwaterbedrijven over gebruik en benutting van hun kennis en ervaring. De drinkwaterbedrijven zullen mede op basis van deze afspraken zelf € 70 miljoen besparen op jaarlijkse kosten in 2020. In 2011 vindt een verkenning plaats van mogelijkheden om de samenwerking verder te stimuleren en af te dwingen. Onderdeel hiervan is de voorbereiding van wetgeving, voor het geval de uitvoering van de afspraken in het bestuursakkoord en het deelakkoord water over de waterketen onvoldoende resultaat en voortgang heeft. Deze wetgeving wordt uiterlijk 1 januari 2013 in procedure gebracht, tenzij de resultaten wel tijdig worden bereikt. Dan kan inwerkingtreding van die wetgeving achterwege blijven. 6.5.8. Samenwerking binnen het waterbeheer Door werkzaamheden van de verschillende overheidsdiensten slim te combineren kunnen we doelmatigheidswinst bereiken. Hierbij wordt uitgegaan van bestaande verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Voor een aantal werkzaamheden worden afspraken gemaakt voor samenwerkingsverbanden. Het betreft het opzetten van een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie voor het HWBP, een uniformering van de aanpak van de verbetering van regionale waterkeringen, het samenwerken op het gebied van crisisbeheersing, het efficient meten, verzamelen en ontsluiten van informatie, gezamenlijke inkoop, gezamenlijke programma's voor kennis en onderzoek, versterkte samenwerking op het gebied van vergunningverlening en handhaving, het heffen en invorderen van belastingen en het investeren in menselijk kapitaal.
48
7. Capita selecta 7.1
Burgerparticipatie
Het Rijk wil maatschappelijke krachten en burgerinitiatieven beter benutten. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal daarom met de gemeenten in overleg treden over een gemeenschappelijke agenda hedendaags burgerschap. De al lopende samenwerking tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en VNG op het terrein van het Actieprogramma lokaal bestuur en In Actie met Burgers zal bij deze agenda worden betrokken. Deze programma's richten zich op de versterking van het lokaal bestuur en een grotere betrokkenheid van burgers daarbij. 7.2
Regionale Historische Centra
Rijk, IPO en VNG onderschrijven gezamenlijk het belang van de taken die de Regionale Historische Centra (RHC's) uitvoeren: namelijk het verwerven, beheren, ontsluiten en toegankelijk maken van archieven voor een breed publiek. Het heeft voor Rijk, IPO en VNG een belangrijke meerwaarde dat de archieven van verschillende overheidslagen in de RHC's goed toegankelijk zijn voor het publiek. De samenwerking van de afgelopen jaren heeft zijn vruchten af geworpen. Er worden verbindingen gelegd met collecties van andere culturele instellingen waardoor er een Rijk en gevarieerd aanbod op het gebied van (regionale en lokale) geschiedenis mogelijk is geworden. RHC's leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan een voor een breed publiek toegankelijk cultureel-erfgoed aanbod in elke provincie.
Nieuwe verantwoordelijkheid provincies en financiele consequenties De rijksbijdrage aan de 11 RHC's wordt conform het regeerakkoord met € 5 miljoen gekort. Het Rijk zal in de Archiefwet vastleggen dat provincies, net als andere overheden, verantwoordelijk zijn voor beheer en toegankelijkheid van de eigen overgedragen provinciale archieven. Zij gaan daartoe per 1 januari 2012 meebetalen aan de 11 RHC's en - in het geval de provincie Zuid-Holland - het Nationaal Archief. De 12 provincies gaan structureel € 5 miljoen per jaar bijdragen voor de eigen archieven. Nadere uitwerking volgt per RHC. Tevens zal nog gesproken worden over de investering en bijbehorende financiering in gemeenschappelijke e-depotvoorzieningen voor het Nationaal Archief en de RHC's. Er wordt aansluiting gezocht bij de ontwikkelingen op het gebied van e-overheid. Deelname aan de gemeenschappelijke regelingen •
Het Rijk blijft deelnemen aan de bestaande gemeenschappelijke regelingen die de basis zijn van de RHC's.
•
Provincies zijn vrij om toe te treden tot de bestaande gemeenschappelijke regelingen m.b.t. de RHC's, dan wel hun bijdrage te leveren in de vorm van een bekostigingsrelatie met het RHC. Provincies zetten de uitvoering van de archiefzorg voort bij de RHC's en -in het geval van de provincie Zuid-Holland- het Nationaal Archief. Na een periode van 4jaarzullen de effecten van de samenwerking in de RHC door Rijk, IPO en VNG gezamenlijk en door samenwerkende
49
partijen per RHC worden geevalueerd. Wanneer in de loop der tijd efficiencyvoordelen optreden op het archiefbeheer voor de provincies, wordt dit efficiencyvoordeel niet gekort door het Rijk. •
Een groot aantal gemeenten neemt nog geen deel aan de RHC's en/of heeft zelf geen archiefdienst. De VNG zal deze gemeenten attenderen op de mogelijkheden om toe te treden, en op de voordelen die door schaalvergroting zijn te behalen op het gebied van de kwaliteit van het archiefbeheer en de bedrijfsvoering.
Verdere proces De bestaande VNG-IPO-Rijk stuurgroep RHC's bereidt voor 1 juli 2011 besluitvorming voor over: •
de hoogte van de rijks- en provinciale bijdrage per RHC (voor de huisvesting in rijksgebouwen wordt een bijzonder regime -conform de huidige afspraken met de gemeenten- afgesproken);
•
(terugdringen van de) huisvestingskosten RHC's;
•
afspraken over publieksactiviteiten en digitalisering papieren archieven.
7.3
Friese taal en cultuur
In het bestuursakkoord Rijk-provincies 2008-2011 is afgesproken een stuurgroep in te stellen met de taak concrete voorstellen te doen om rijkstaken en -bevoegdheden op het terrein van de Friese taal zoveel mogelijk te decentraliseren naar de provincie Fryslan. Deze stuurgroep-Hoekstra heeft zich beperkt tot de positie van het Fries in het onderwijs en de mogelijkheden voor decentralisatie op dat terrein. Het rapport van de stuurgroep is op 3 maart 2011 aangeboden aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslan. In het kader van de in het bestuursakkoord Rijk-provincies 2008-2011 geformuleerde voornemens maken het Rijk en de provincie Fryslan uiterlijk 31 december 2011 afspraken over decentralisatie van Rijk naar provincie over de overige terreinen van de bestuursafspraak Friese taal en cultuur. Deze decentralisatie spoort met het kabinetsvoornemen om bestuurlijke drukte te vermijden. In elk geval worden afspraken gemaakt over het vastleggen van de regionale verantwoordelijkheid van de provincie Fryslan voor het in stand houden van een basisinfrastructuur voor de Friese taal en cultuur in Fryslan. Hierbij wordt de herziening van het culturele stelsel, zoals aangekondigd in de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Tweede Kamer op 6 december 2010, betrokken. De regionale omroep in de provincie Fryslan heeft een bijzondere positie als het gaat om het behoud, de ontwikkeling en de overdracht van de Friese taal en cultuur. Met dat gegeven moet in bovengenoemde bestuurlijke afspraken nadrukkelijk rekening gehouden worden. In het regeerakkoord is afgesproken dat in een Taalwet de gelijke rechten van de Nederlandse en de Friese taal binnen de provincie Fryslan moeten worden gewaarborgd. Deze zullen met name van toepassing zijn op de positie van het Fries in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer. Bezien wordt op welke terreinen er nog nadere afspraken gemaakt moeten worden tussen Rijk en provincie.
50
7.4
Economische verduurzaming, energie en klimaat
Het Rijk heeft doelstellingen geformuleerd voor economische innovatie inclusief verduurzamingen energie. Het Rijk zet ook in op het behalen van de EU-klimaatdoelstellingen. Provincies en gemeenten werken met eigen programma's aan dezelfde doelen. Waterschappen zetten zich ook in voor energie en klimaatdoelen. IPO, VNG en UvW hebben alle afzonderlijk afspraken met het Rijk gemaakt over klimaat en energie waarvan de laatste op 31 december 2011 aflopen. Overheden werken alle vanuit hun eigen ambities en mogelijkheden verder aan energiebesparing, en vergroting van (het aandeel) duurzame energieproductie. Provincies en gemeenten passen hiervoor de ruimtelijke voorwaarden aan en stimuleren de economische aanpassing en innovatie. Waterschappen gaan zelf meer duurzame energie opwekken. In de tweede helft van 2011 zullen Rijk en koepels verkennen welke initiatieven zij nemen om elkaars ambities en inspanningen door afstemming en samenwerking te versterken. Zij werken daarbij samen om de aanzet van de Green Deal te versterken en stappen te zetten naar een systeemverandering gericht op duurzaamheid en economische groei bijvoorbeeld door aansluiting te zoeken bij de nieuwe SDE Plus regeling. Het Rijk spant zich in om beperkende regelgeving waar mogelijk weg te nemen. 7.5
Huisvesting Statushouders
In 2011 lopen de gemeenten de achterstanden voor het huisvesten van asielvergunninghouders (zogenaamde statushouders) in. Tegelijkertijd worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de gemeenten de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van deze statushouders, conform de Huisvestingswet, uiterlijk 3 maanden na vergunningverlening, in de praktijk gaan dragen. Deze afspraken worden in de eerste helft van 2011 tussen Rijk, VNG en IPO gemaakt. 7.6
Zorg
Hulpmiddelen Het Rijk heeft, in overeenstemming met de VNG, besloten alle hulpmiddelen random het thema "zelfredzaamheid in en om de woning", in lijn met het CVZ-rapport "herorientatie hulpmiddelen" uit 2009, onder de werkingssfeer van de Wmo te brengen. Hulpmiddelen die zich richten op het compenseren van een specifieke aandoening behoren tot het domein van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Over het moment waarop en de financiele voorwaarden waaronder dit overgaat, vindt zo spoedig mogelijk -doch voor de zomer- overleg plaats.
Preventie Rijk en VNG spreken af om te bevorderen dat onnodig gebruik van zwaardere zorg wordt tegengegaan. Onderzocht wordt hoe averechts werkende prikkels kunnen worden vervangen door stimulerende prikkels. In dat licht zal nader worden gekeken naar verbeteringen in de verbinding tussen de Wmo en de AWBZ en die tussen de Wmo en de Zvw c.q. de eerstelijnszorg.
51
Aanbesteding Begeleiding Gemeenten dienen -als gevolg van Europese regelgeving- de begeleiding, indien ze besluiten deze door derden te laten uitvoeren, Europees aan te besteden (2B-dienst). De VNG is van mening dat verplicht Europees aanbesteden de effectieve uitvoering van de begeleiding aanmerkelijk zal bemoeilijken. Volgens net Rijk hoeft daar geen sprake van te zijn indien een en ander goed wordt uitgevoerd. Rijk en VNG zullen afspraken maken om gemeenten en aanbieders te informeren over een adequate wijze van aanbesteden. Vermogenstoets in de Wmo Rijk en VNG spreken af zo spoedig mogelijk te onderzoeken of in de Wmo een vermogenstoets kan worden ingevoerd en of de wettelijke bepaling die rolstoelen uitsluit van een eigen bijdrage kan worden geschrapt. Bescherming en ondersteuning van slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties Rijk en VNG spreken af om in deze kabinetsperiode de positie van slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties ongeacht leeftijd of sekse te verbeteren. Het gaat daarbij om het verbeteren van de bescherming en de ondersteuning binnen de Wmo. In dat kader zal er een totaalafspraak worden gemaakt voor het uitvoeren van maatregelen uit het regeerakkoord, adviezen van commissie "Stelsel vrouwenopvang", het wettelijk regelen van meldpunt huiselijk geweld, de relatie met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Wet tijdelijk huisverbod en de daartoe beschikbare extra middelen. Scheiden van wonen en zorg Rijk en VNG brengen de gevolgen van het rijksvoornemen om het scheiden van wonen en zorg verder door te zetten voor de Wmo in kaart en komen tot overeenstemming over de wijze waarop het scheiden van wonen en zorg concreet wordt aangepakt en over de compensatie van gemeenten voor eventuele (financiele) gevolgen. 7.7
Elektronische overheid
Rijk en mede-overheden willen de kwaliteit van dienstverlening aan burgers, bedrijven en instellingen handhaven en waar mogelijk verbeteren. Ook in deze tijd waar de overheidsfinancien onder druk staan. Gebruik van de e-overheid is hiervoor randvoorwaardelijk. Dit leidt tot een compacte overheid: die efficient werkt, zo dicht mogelijk bij de burgers staat en die een bijdrage levert aan het goed uit kunnen voeren van de decentralisaties. Overeengekomen is om in het verlengde van het Nationaal uitvoeringsprogramma (NUP) een ondersteuningsprogramma implementatie e-overheid voor gemeenten in te richten (2011 tm 2014). Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie en worden hierbij vanuit de eigen behoefte gefaciliteerd. Rijk en gemeenten zullen voor de zomer 2011 nadere afspraken maken over de inrichting en financiering van dit programma. Uitgangspunt bij de afspraken is dat de kosten door
52
het Rijk worden voorgefinancierd middels een kasschuif in het gemeentefonds. Deze kasschuif vindt plaats volgens onderstaand kasritme: 2011 27,5
Nationaal Uitvoeringsprogramma (GF)
2012
2013
2014
2015
31.5
31,5
31,5
-122
Op deze manier komen de kosten pas ten laste van gemeenten op het moment dat de baten zich realiseren. Het ondersteuningsprogramma bevat een generieke deel (toepasbaar voor alle gemeenten). Deze wordt door gemeenten en Rijk bekostigd. De opzet van het ondersteuningsprogramma is niet vrijblijvend maar wordt gekoppeld aan resultaatverplichtingen. De monitoring van de voortgang zal binnen het programma zodanig ingericht worden dat dit zo min mogelijk administratieve lasten voor gemeenten oplevert en anderzijds voldoende zekerheid biedt in de voortgang en de risico's daarbij. Dit programma wordt na instemming door de Bestuurlijke Regiegroep dienstverlening en e-overheid ondergebracht binnen de bestaande en in 2010 herijkte governancestructuur op de e-overheid8.
7.8
Leerlingenvervoer
Gemeenten hebben inzake het leerlingenvervoer nu alleen een uitvoerende taak en daarmee weinig invloed op de spreiding van vooral het speciaal onderwijs. Vanuit het streven van het Rijk naar heldere verantwoordelijkheidsverdeling zullen Rijk en gemeenten een onderzoek starten naar de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het leerlingenvervoer. 7.9
Onderwijshuisvesting
Het Rijk start een verkenning naar de wenselijkheid om de verantwoordelijkheid voor het buitenonderhoud voor scholen in het primair onderwijs over te hevelen van gemeenten naar schoolbesturen. Over de opzet en uitvoering van dit onderzoek maken Rijk en VNG nadere afspraken.
Besluit tot de voorlopige instelling van een dagelijks bestuur van de Bestuurlijke Regiegroep Dienstverlening en e-Overheid, van de Programmaraad e-Overheid voor Burgers en de Programmaraad Stelsel van Basisregistraties (Instellingsbesluit Sturing e-Overheid).
53
8. Slotbepalingen Een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid; een overheid die zich tot haar kemtaken beperkt en waarbij taken zo dicht mogelijk bij de burger worden belegd. Dat is waar Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen voor staan. Met de afspraken in dit bestuursakkoord wordt in dat verband ook een belangrijke en betekenisvolle stap gezet. Een goede uitvoering en verdere invulling van deze afspraken brengen een compacte overheid dichterbij. Een overheid waar niet meer dan twee bestuurslagen bij een onderwerp betrokken zijn en die slagvaardig optreedt. De afspraken in dit akkoord gelden tussen het Rijk, het IPO, de VNG en UvW, maar om het effect van de afspraken te vergroten, is het van belang de werking te verbreden. Afgesproken wordt dan ook dat het Rijk, waar nodig, het parlement vraagt met de afspraken uit het akkoord in te stemmen. De koepels streven naar een akkoord van de individuele gemeenten, provincies en waterschappen. Het is cruciaal dat op een goede wijze invulling wordt gegeven aan de in dit akkoord gemaakte afspraken. Partijen spreken daarom af jaarlijks een gezamenlijke monitor op te leveren, zodat op de realisatie van de afspraken gestuurd kan worden. Hierover worden in het eerstvolgende overhedenoverleg afspraken gemaakt. In lijn met dit akkoord wordt de monitor zo beperkt mogelijk gehouden om de lastendruk niet onnodig te vergroten. Wanneer de stand van zaken daartoe aanleiding geeft, wordt het overhedenoverleg gebruikt om de voortgang te bespreken. Het overhedenoverleg zal twee maal per jaar plaatsvinden, een keer in het voorjaar en een keer in het najaar. De minister-president zal het overleg voorzitten. De overige (vaste) deelnemers vanuit het Rijk zijn de vice-minister-president, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Financien. Vanuit de VNG, IPO en UvW zullen de voorzitters aan het overleg deelnemen. De afspraken in hoofdstuk 6 geven de hoofdlijnen voor de verdere uitwerking van de verschillende decentralisaties. Partijen achten zich aan de afspraken gebonden en zijn van oordeel dat de afspraken en bijbehorende verantwoordelijkheden uitvoerbaarzijn door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Indien er gedurende het wetstraject wijzigingen worden aangebracht die de doelen achter en/of de uitvoerbaarheid van de decentralisaties in gevaar brengen, volgt nader overleg over de decentralisatieafspraken tussen Rijk en de betrokken koepel(s). Voor de volledigheid wordt hier opgemerkt dat art. 2 Financiele verhoudingswet ook geldt voor amendementen. Indien een onvoorziene cumulatie van maatregelen uit het bestuursakkoord een specifieke groep onbedoeld onevenredig treft treden betrokken overheden met elkaar in overleg.
54
De afspraken in dit akkoord gelden voor de periode tot en met 2015. Uitzondering hierop zijn de afspraken rond jeugdzorg, waarvan de laatste overhevelingen pas in 2016 zullen plaatsvinden.
55
De minister van Binnenlandse
De staatssecretaris van Financien,
Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.P.H. Donner
F.H.H. Weekers
De voorzitter van het Interprovinciaal
De voorzitter van de Vereniging van
Overleg,
Nederlandse Gemeenten
mevr. A Jorritsma
J. Franssen
De voorzitter van de Unie van Waterschappen,
De minister van Infrastructuur en Milieu,
P.C.G. Glas
mevr. M.H. Schultz van Haegen
56
De staatssecretaris van Sociale Zaken
De staatssecretaris van Volksgezondheid
en Werkgelegenheid,
Welzijn en Sport,
P. de Krom
mevr. M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten
De staatssecretaris van Economische Zaken,
De staatssecretaris van Infrastructuur
Landbouw en Innovatie,
en Milieu,
H. Bleker
J. Atsma
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
R. Teeven
57
Bijlage bij paragraaf 5.7: afspraken Bofv 15 September 2010 Deelwaameming lv3-kwartaalrapportages gemeenten Informatie voor derden (Iv3) is de financiele informatie die provincies, gemeenten en waterschappen verstrekken aan net CBS en aan de financifile toezichthouder. Naast de begroting en definitieve jaarcijfers leveren provincies, gemeenten en waterschappen vier maal per jaar tussentijdse kwartaalcijfers aan. In het Bofv van 2009 is afgesproken onderzoek te doen of voor deze tussentijdse kwartaalcijfers kan worden overgestapt op een deelwaameming bij gemeenten, zodat de administratieve interbestuurlijke lasten kunnen worden verminderd en de kwaliteit van de gegevens verbeterd kan worden. Uit onderzoek van het CBS is gebleken dat een deelwaameming voor deze kwartaalrapportages onder bepaalde voorwaarden mogelijk is. Partijen komen overeen om een deelwaameming voor de Iv3 informatie in te voeren. Deze ziet er als volgt uit: 1. Indien gedurende twee achtereenvolgende kwartalen 95% van de gemeenten met meer dan 20.000 inwoners de Iv3kwartaalrapportages tijdig en met voldoende kwaliteit aanleveren, kan overgegaan worden op de deelwaameming. De kwaliteitseisen (zie punt 3) zijn strikter dan de huidige toetsen in verband met nieuwe Europese eisen (nieuwe wet per medio 2011). Het sanctiebeleid (tot en met opschorting van de bevoorschotting van de algemene uitkering) is tot het moment van invoering nog niet van kracht op de aanvullende kwaliteitseisen, maar wel op de huidige, reguliere toetsen. Het direct invoeren van de deelwaameming is niet mogelijk, omdat de huidige kwaliteit niet voldoende is om te extrapoleren en daarmee komt onder andere een juiste bepaling van het EMU-saldo in gevaar. Vanaf het derde kwartaal 2010 zal begonnen worden met het bepalen van de tijdigheid en kwaliteit op basis van de nieuwe kwaliteitseisen. 2. De deelwaameming betreft gemeenten met meer dan 20.000 inwoners. Gemeenten met minder dan 20.000 inwoners hoeven dan geen kwartaalrapportages aan te leveren; dit staat gelijk aan ongeveer 40% van alle gemeenten. Tot het moment van invoeren van de deelwaameming geldt voor gemeenten tot 20.000 inwoners de aanlevering van de kwartaalrapportages met bijbehorende reguliere toetseneisen inclusief maatregelenbeleid. Voor alle gemeenten blijft het voorschrift van aanlevering van de jaarlijkse lv3-rapportages (begroting en jaarrekening) staan. 3. Er worden vier nieuwe toetsen ingevoerd voor het bepalen van de kwaliteit van de Iv3 informatie. De kwaliteitseisen bestaan dan uit boekhoudkundige consistentie van de informatie en conformiteit aan de BBV voorschriften (zie bijlage 1 voor een overzicht). Vier nieuwe toetsen op het onderscheid tussen aan- en verkopen van investeringsgoederen en verbruiksgoederen komen te vervallen. Dit is een tegemoetkoming door het CBS aan gemeenten ten opzichte van het voorstel van het Bofv uit het voorjaar. De nieuwe toetsen op de volledigheid van de Iv3 informatie komen te vervallen indien herziene begrotingen aangeleverd worden (zie onderstaand punt 4). 4. Gemeenten die in de waarneming van het CBS zitten moeten elk kwartaal in aanvulling op de Iv3 informatie -indien van toepassing- de herziene begroting aanleveren. Het CBS 'vertaalt' deze gegevens naar de Europees te verstrekken informatie. 5. Indien de gemeenten met meer dan 20.000 inwoners als collectief in staat zijn om nog betere kwaliteit te leveren dan is er een mogelijkheid dat de deelwaameming verder verkleind kan worden. Het CBS zal onderzoek doen naar de voorwaarden waaronder dit kan. Het CBS en het ministerie van financien zien aldus op termijn mogelijkheden voor een kleinere deelwaameming, maar op dit moment is dit niet haalbaar omdat bij een kleinere deelwaameming de kwaliteit van de ramingen onvoldoende is om Europa te voorzien van kwalitatief voldoende informatie. Indien Europa kwalitatief onvoldoende informatie krijgt, dan kan Europa extra controles gaan uitvoeren. 6. De aangescherpte kwaliteitseisen (nieuwe toetsen en de levering van begrotingsgegevens) staan los van de deelwaameming, maar komen voort uit de wetswijziging (zie punt 1) die per medio 2011 van kracht wordt. Indien de gemeenten op dat moment nog niet voldoen aan het eerste punt, dan gelden de extra eisen voor alle gemeenten. Vanaf dat moment maken deze eisen ook onderdeel uit van het maatregelenbeleid. Overzicht toetsen In onderstaande tabel staat het overzicht van de toetsen waarmee de kwaliteit van een Iv3-levering bepaald wordt. Deze toetsen gelden indien het CBS elk kwartaal eveneens de herziene begroting ontvangt van gemeenten.
58
Toets
Soort toets
Korte beschrijving ''
Bestaand / nieuw2)
THEMU-saldi
Boekhoudkundige
Het EMU-saldo niet-financieel en financieel is
consistentie
gelijk.
Bestaand
Bestaand
Boekhoudkundige
Balansmutaties komen overeen met de
consistentie
veranderingen van de balansstanden.
T13. Interne
Boekhoudkundige
De interne verrekeningen zijn sluitend.
Bestaand
verrekeningen
consistentie
T31. Begrotings-categorie
BBV voorschriften
Categorie 0.0 is niet gevuld.
Bestaand
T32. Balansmutaties op
BBV voorschriften
Financiele balansmutaties zijn alleen geboekt
Bestaand
T12. Balansmutaties
op categorie 5 en categorie 6.3.
cat. 5 T33. Geen cat. 5 op
BBV voorschriften
functies. T34. Afvalstoffen
Categorie 5.x (met uitzondering van categorie
Nieuw
5.7) mag niet voorkomen op de functies. BBV voorschriften
De baten op functie 725 (reinigingsrecht en
Nieuw
afvalstoffenheffing) zijn alleen geboekt op categorie 3.4. T35. Rioolheffing
BBV voorschriften
De baten op rioolheffingsfuncties zijn alleen op
Nieuw
de categorieSn 4.0.1, 4.0.2 en 6.0 geboekt. T36. OZB
BBV voorschriften
De baten op de OZB-functies zijn alleen
Nieuw
geboekt op categorie 4.0.1. ()
Een uitgebreide beschrijving van de afzonderlijke toetsen is te vinden op de website www.cbs.nl/kredo in het document:
20100223memokwaliteitstoetseniv32010.pdf 2)
Bestaand betekent dat deze toets sinds het eerste kwartaal 2010 wordt toegepast in het maatregelenbeleid. Nieuw betekent
dat deze toets vanaf de invoering van de deelwaarneming (of uiterlijk medio 2011) wordt toegevoegd aan de toetsen voor het maatregelenbeleid.
59
Geleideformulier voor behandeling in commissie en/of raad
CASENUMMER
11G200462
PORT.HOUD:
Kerckhaert
ONDERWERP:
Budgetneutrale professionalisering afdeling Stadstoezicht
RAADSGRIFFIE GRIFFIER: DHR. G.J. EEFTINK ADJUNCT-GRIFFIER: MW. A. HAARHUIS ADJUNCT-GRIFFIER: DHR. L.F. NIJLAND
paraaf griffier
Griffie-advies voor behandeling in commissie en/of raad Behandelen Commissie Fysiek Commissie Sociaal Commissie Bestuur Trefpunt (uitgebreide commissie) Raadsvergadering
Informeren
B
2/5 JB
Datum
19-05-2011
Opmerkingen griffier:
Behandeling in de raadscommissie x
Bestuur
Fysiek
Datum:
Sociaal
19 mei 2011
Agendapunt:
13
Besluit: Geïnformeerd Akkoord voor raadsbehandeling Hamerstuk Niet-akkoord paraaf griffier
Opmerkingen commissiegriffier:
Stuknummer: 419555
BESLISSINGSFORMULIER COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
10G200368 345355 / 345355
L. Smink
WZ
Lievers
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Budgetneutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht (STZ).
AFGESTEMD MET PORTEFEUILLEHOUDER?
GERAADPLEEGDE ADVIESORGANEN
Ja.
N.v.t.
INTERACTIE
≠ ≠
/ PARTICIPATIE
Programmaoverleg (7 december 2009, 12 juli 2010); IBR (16 februari 2010).
BELEIDSPROGRAMMA
/ BELEIDSLIJN
06 - Gebruiker openbare ruimte.
COMMUNICATIE
Niet openbaar voor een periode van 4 weken na besluitvorming. OPMERKINGEN VAN DE SECRETARIS
ONTWERPBESLUIT
1. Voorgenomen besluit college: ≠ In te stemmen met de budgetneutrale professionalisering van de afdeling STZ; ≠ De directie de opdracht te geven het bedrijfsplan van de afdeling STZ nader uit te werken. 2. Het college besluit: ≠ De benodigde adviesorganen te raadplegen over de hiervoor voorgenomen besluiten. BESLUIT
DATUM
Conform besloten
14 december 2010
BEGROTINGSASPECTEN
Alle begrotingsaspecten vinden plaats binnen de programma’s.
FORMATIEASPECTEN
Formatieaspecten De budgetneutrale professionalisering van de afdeling STZ heeft de volgende personele gevolgen: ≠ De functies Parkeercontroleur, Toezichthouder Openbare Ruimte, Reinigingsinspecteur, Opsporingsambtenaar Reiniging, Marktmeester, Havenmeester en Senior verdwijnen; ≠ Alle medewerkers die voorheen 1 van bovengenoemde functies bekleedden worden benoemd als Handhaver Openbare Ruimte; ≠ De Handhavers Openbare Ruimte worden door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als Toezichthouder; ≠ De Handhavers Openbare Ruimte worden door het college aangewezen om in het kader van alle plaatselijke en landelijke regelgeving waarvoor zij bevoegd zijn op te kunnen treden; ≠ 1 Handhaver Openbare Ruimte krijgt het taakaccent Marktmeester; ≠ Er komen een benodigd aantal medewerkers die het taakaccent vervangend Marktmeester krijgen; ≠ 1 Handhaver Openbare Ruimte krijgt het taakaccent Havenmeester; ≠ Er komen een benodigd aantal medewerkers die het taakaccent vervangend Havenmeester krijgen; ≠ De beschikbare vacatureruimte van 1,11 fte wordt ingezet om een medewerker aan te trekken die de Handhavers Openbare Ruimte aanstuurt. Tevens worden hiervoor gelden die structureel elders bespaard zijn ingezet. ≠ Er blijven werkzaamheden binnen de afdeling STZ die worden uitgevoerd door medewerkers met LBO-niveau. Een aantal van deze werkzaamheden worden nu nog elders uitgevoerd. Gelijktijdig met het uitwerken van het bedrijfsplan wordt in kaart gebracht hoe deze werkzaamheden naar de afdeling STZ moeten worden gehaald. ONTWERPTOELICHTING T.B.V. OPENBARE BESLUITENLIJST
De afdeling Stadstoezicht gaat een grote verandering doormaken. Hierbij ligt de focus op het werk van de medewerkers die hun werkzaamheden verrichten in de openbare ruimte. Deze professionalisering heeft geen directe gevolgen voor het takenpakket van de rest van de afdeling. Er vindt op landelijk niveau een verschuiving plaats van algemeen toezicht naar steeds meer handhavingstaken in de openbare ruimte. Veelal taken die door de politie ter zijde zijn gelegd. Stadswachten worden Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) die aan hoge eisen van kennis, competenties en vaardigheden moeten voldoen. Ook een goede fysieke gesteldheid is een must. Door het aflopen van het Assistent Toezichthoudertraject is het aantal Toezichthouders in de openbare ruimte afgenomen van 31 naar 16. Er is sprake van nieuwe regelgeving, taakverschuivingen en een toename van werkzaamheden versus een afname van capaciteit. Hierdoor zijn de beleidsmatige en de bedrijfsmatige kant van de afdeling verouderd. In een notitie zijn een aantal scenario’s uitgewerkt. Naar aanleiding van deze notitie is besloten 1 scenario aan te bieden aan het college van burgemeester en wethouders. De hoofdlijn van dit scenario, budgetneutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht (STZ), wordt in deze notitie nader uitgewerkt. TOELICHTING/AANDACHTSPUNTEN T.B.V. COLLEGE
Zie oplegnotitie BIJLAGE(N)
≠ ≠ ≠ ≠
Artikel ‘Beheer en handhaving: steeds beter?’ uit STADSWERK magazine 2010 – nr. 5; Functieprofiel Handhaver Openbare Ruimte; Toelichting Toelage onregelmatige diensten; Begrotingswijziging.
ADVIES VOOR BESLISSING VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS CASENUMMER
10G200368 ONDERWERP
Budgetneutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht (STZ).
AANLEIDING EN DOEL
Aanleiding De afdeling Stadstoezicht (STZ) gaat een grote verandering doormaken. Hierbij ligt de focus op het werk van de medewerkers die hun werkzaamheden verrichten in de openbare ruimte. Deze professionalisering heeft geen directe gevolgen voor het takenpakket van de rest van de afdeling. Er vindt op landelijk niveau een verschuiving plaats van algemeen toezicht naar steeds meer handhavingstaken in de openbare ruimte. Veelal taken die door de politie ter zijde zijn gelegd. Stadswachten worden Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) die aan hoge eisen van kennis, competenties en vaardigheden moeten voldoen. Ook een goede fysieke gesteldheid is een must. Door het aflopen van het Assistent Toezichthoudertraject is het aantal Toezichthouders in de openbare ruimte afgenomen van 31 naar 16. Er is sprake van nieuwe regelgeving, taakverschuivingen en een toename van werkzaamheden versus een afname van capaciteit. Hierdoor zijn de beleidsmatige en de bedrijfsmatige kant van de afdeling verouderd. Voor een toelichting op de landelijke ontwikkelingen zie het artikel ‘Beheer en handhaving: steeds beter?’ uit STADSWERK magazine 2010 – nr. 5 in de bijlage. In het programmaoverleg van 7 december 2009 en 12 juli 2010 zijn deze ontwikkelingen behandeld. In een notitie zijn een aantal scenario’s uitgewerkt. Naar aanleiding van deze notitie is besloten 1 scenario aan te bieden aan het college van burgemeester en wethouders. De hoofdlijn van dit scenario, budgetneutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht (STZ), wordt in deze notitie nader uitgewerkt. Een gedetailleerde uitwerking zal volgen in de vorm van een bedrijfsplan in het voorjaar van 2011. De communicatie over de gevolgen van deze professionalisering vindt met de medewerkers waarop deze direct betrekking heeft individueel plaats. Hierna worden deze gevolgen in een afdelingsoverleg met de medewerkers besproken. Doel professionaliseren ‘Over 4 jaar staat er, budgetneutraal, een professionele afdeling waarbij: ≠ 15 Integrale Handhavers Openbare Ruimte werkzaam zijn die voldoen aan de gestelde eindeisen; ≠ Voor de overige medewerkers die in de openbare ruimte werkzaam zijn wordt gezocht naar een passende vervangende arbeidsplek. Binnen de afdeling STZ zijn 6 vervangende arbeidsplekken beschikbaar voor medewerkers die niet aan de gestelde eindeisen kunnen voldoen. Dit zijn werkzaamheden op LBO-niveau. De afdeling Personeel en Organisatie speelt een actieve rol bij het zoeken naar eventuele andere vervangende arbeidsplekken; ≠ Het imago van de afdeling bij interne en externe partners verbeterd is. Dit wordt getest door middel van een nulmeting en een meting over 2 en 4 jaar; ≠ Na het blijken van imagoverbetering de afdelingsnaam wordt gewijzigd in Handhaving Openbare Ruimte (HOR).’ Aan het college wordt voorgesteld om in te stemmen met de budgetneutrale professionalisering van de afdeling STZ. De professionalisering van STZ houdt in dat de eisen die worden gesteld aan de 171 Handhavers Openbare Ruimte en de kwaliteit van de afdeling naar een hoger niveau worden getild. In deze notitie zijn de consequenties die dit met zich mee brengt voor de volgende punten nader uitgewerkt: 1. De manier van werken; 2. De taken en prioriteiten; 3. De inzet van de capaciteit; 4. De minimale eindeisen aan de Handhavers Openbare Ruimte; 5. Het opleidingsplan; 6. Het imago. Tevens worden voordelen van de professionalisering in kaart gebracht. Ook is aandacht voor de consequenties van het budgetneutraal uitvoeren van deze professionalisering. Hierna komt aan de orde op welke wijze de professionalisering van de afdeling STZ zal worden vormgegeven. OVERWEGINGEN
1
Voor de komende 3 jaar (1 januari 2011-2014) is er sprake van 2 extra fte voor handhaving in het kader van de afvalstoffenverordening (wanneer de gemeenteraad dit voorstel goedkeurt op 14 december 2010).
1. Integraal en projectmatig handhaven De afdeling STZ is momenteel verdeeld in groepen die in de openbare ruimte op verschillende taakgebieden actief zijn. Zo bestaat de afdeling uit: ≠ Parkeercontroleurs; ≠ Toezichthouders Openbare Ruimte; ≠ Een Reinigingsinspecteur; ≠ Een Opsporingsambtenaar Reiniging; ≠ Een Marktmeester; ≠ Een Havenmeester; ≠ Senioren (eerste aanspreekpunt bij problemen, planner en verdeler van de werkzaamheden). 1.1 Effectiviteit en efficiency In het verleden kon men slechts worden aangewezen voor handhaving op een beperkt aantal taakgebieden. Doordat de Domeinindeling voor BOA’s van kracht wordt is het mogelijk medewerkers voor alle taken van de afdeling integraal in te zetten.2 Om de medewerkers effectiever en efficiënter in te zetten zullen de eerder genoemde taken geïntegreerd door alle Handhavers Openbare Ruimte worden uitgevoerd. Er is geen sprake van aparte groepen, maar van Handhavers Openbare Ruimte die integraal inzetbaar zijn. Twee Handhavers Openbare Ruimte krijgen een taakaccent voor respectievelijk Marktmeester en Havenmeester. Een benodigd aantal Handhavers Openbare ruimte krijgt het taakaccent van vervangend Marktmeester en vervangend Havenmeester. Wel kunnen zij naast de taken die zij hebben worden ingezet voor overige werkzaamheden. De Domeinindeling maakt het ook mogelijk om regionaal BOA’s uit te wisselen bijvoorbeeld bij evenementen. Voorwaarde is wel dat deze uitwisseling moet worden bekrachtigd met een overeenkomst in de lokale driehoek (burgemeester, politiedistrictschef en officier van justitie). 1.2 Vormgeving integraal handhaven Het integraal handhaven wordt vormgegeven door middel van handhavingrondes. Tijdens deze rondes wordt gehandhaafd op alle taakgebieden die de afdeling heeft in de openbare ruimte. Voorwaarde is dat iedereen door het college moet worden aangewezen om voor alle taakgebieden te mogen optreden. 1.3 Projectmatig werken Er wordt zoveel mogelijk projectmatig gewerkt volgens het Project Management Systeem (PMS). De medewerkers worden ingezet daar waar de prioriteit ligt op basis van eigen waarnemingen, meldingen van burgers en signalen van interne en externe partners. 1.4 Aansturing De groep Handhavers Openbare Ruimte wordt aangestuurd door een medewerker met een nog nader in te vullen functienaam. Deze heeft een coördinerende rol, is praktijkbegeleider, maakt de dienstplanning en vertegenwoordigd de afdeling in overleggen met partners. 2. Handhavingstaken en- prioriteiten De afdeling is verantwoordelijk voor het toezicht op en het handhaven in de openbare ruimte. Het gaat hierbij om de aanpak van kleine ergernissen en de handhaving van de (lokale) regelgeving. Door middel van een analyse van de binnen gekomen meldingen en in afstemming met de sector Veiligheid en Leefomgeving is bepaald welke taken van de afdeling prioriteit hebben, dit zijn: 1. Afval; 2. Parkeren; 3. Honden; 4. Terrassen/uitstallingen; 5. Evenementen. 3. Andere werkzaamheden (LBO-niveau) Voor de medewerkers van de afdeling STZ die niet kunnen voldoen aan de gestelde eindeisen voor de Handhavers Openbare Ruimte, wordt actief gezocht naar een passende vervangende arbeidsplek. Voor 1 fte is er werk op LBO-niveau binnen de afdeling STZ: 1. Het afdoen van meldingen openbare ruimte (1 fte): ≠ kan zonder opsporingsbevoegdheid en fysiek goede conditie. Voor 4,5 fte is er de mogelijkheid om werkzaamheden naar de afdeling STZ te halen die nu elders worden uitgevoerd. het gaat hierbij om de volgende werkzaamheden: 1. Het beheer van de bewaakte fietsenstalling (1 fte): ≠ Hiervoor wordt vanaf 1 januari 2011 budget naar STZ overgeheveld voor een periode van 4 jaar vanuit de afdeling Projecten en Subsidies; ≠ Wordt nu uitgevoerd door Fitis; 2. Het beheer van de parkeergarage Hengelo Centre (1 fte): ≠ De exploitatie van de parkeergarage is uitbesteed aan P1 tot 28 oktober 2014. Hierna kan bepaald worden deze exploitatie zelf uit te voeren; 3. Het beheer van gevonden voorwerpen (1,5 fte): ≠ Hiervoor betaalt de gemeente Hengelo een bepaald bedrag aan de politie. De gemeente Hengelo kan deze werkzaamheden ook zelf uitvoeren;
4. Het bezetten van de balie buiten kantooruren (1 fte): ≠ Hiervoor vindt nu inhuur plaats. De gemeente Hengelo kan deze werkzaamheden ook zelf uitvoeren; ≠ Wordt nu uitgevoerd door Fitis; 5. Toezicht op gemeentelijk vastgoed buiten kantooruren: ≠ Valt onder dezelfde inhuur als het bezetten van de balie.
Ingehuurd vs eigen personeel Veel van de bovengenoemde werkzaamheden worden momenteel uitbesteed aan Fitis. Wanneer voor de eigen medewerkers van de afdeling STZ, die niet aan de gestelde eindeisen kunnen voldoen, werkzaamheden binnen de organisatie moeten blijven, moet de afweging worden gemaakt deze werkzaamheden voortaan zelf uit te voeren. Er volgt een apart collegevoorstel waarin de acties worden beschreven die nodig zijn om deze werkzaamheden naar de afdeling STZ te verplaatsen. Deze is gekoppeld aan het uit te werken bedrijfsplan. In totaal is er binnen de afdeling STZ ruimte voor werkzaamheden op LBO-niveau voor 6 fte. 4. Erkend leerwerkbedrijf STZ streeft er naar om een erkend leerbedrijf te zijn. Hierbij is ruimte voor stageplekken voor leerlingen van de opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid (HTV) MBO 3. Het maximumaantal stagiaires is afhankelijk van het aantal Handhavers Openbare Ruimte van de afdeling STZ. Dit heeft te maken met een verantwoorde begeleiding van de stagiaires. Bij een capaciteit van 17 Handhavers Openbare Ruimte is er plaats voor 3 stagiaires. De stagiaires worden niet uit de reguliere formatie geput. Zij zijn extra. 5. Inzet capaciteit Er is in kaart gebracht hoeveel werkbare uren beschikbaar zijn voor de medewerkers van de afdeling in de openbare ruimte. Er worden een vast aantal uren toegewezen in het kader van de: ≠ Afvalstoffenverordening; ≠ Nota auto parkeren; ≠ Marktverordening; ≠ Havenverordening. Deze uren is de afdeling verplicht te leveren. Ook het aantal uren dat beschikbaar is voor de werkzaamheden naast de handhavingstaken en- prioriteiten worden in mindering gebracht van het totaal. Evenals de uren die benodigd zijn voor de aansturing van de medewerkers. De overige uren kunnen worden besteed aan toezicht en handhaving in de openbare ruimte. 5.1 Vervanging Havenmeester en Marktmeester De functies Marktmeester en Havenmeester zijn altijd aangevuld tot boven het aantal uren dat in het kader van de hieraan verbonden nota’s wordt gegarandeerd. Deze aanvulling is als volgt tot stand gekomen: ≠ De haven is van maandag tot en met vrijdag bemand tijdens kantooruren. Dit betekent dat hiermee het volgende aantal uren gemoeid gaat: 52 weken x 40 uur per week = 2.080 uur op jaarbasis. De functie Havenmeester is met 1 fte gewaardeerd (1.319 uur op jaarbasis). Dat betekent dat in werkelijkheid 2.080 uur – 1.319 uur = 761 uren meer worden gedraaid dan is doorberekend aan de havenexploitatie. Deze uren komen ten laste van de uren die beschikbaar zijn voor toezicht en handhaving in de openbare ruimte; ≠ De markt wordt bemand op woensdag en zaterdag vanaf de opbouw tot en met de afbouw (10 uur per markt). Dit betekent dat hiermee het volgende aantal uren gemoeid gaat: 52 weken x 20 uur per = 1.040 uur op jaarbasis. De functie Marktmeester is met 0,51 fte gewaardeerd (673 uur op jaarbasis). Dat betekent dat in werkelijkheid 1.040 uur – 673 uur = 367 uren meer worden gedraaid dan is doorberekend aan de marktexploitatie. Deze uren komen ten laste van de uren die beschikbaar zijn voor toezicht en handhaving in de openbare ruimte. 5.2 Toekomstige invulling Haven In de Hengelose binnenhaven is het vooralsnog noodzakelijk om een Havenmeester te leveren gedurende alle kantooruren. Deze noodzaak heeft te maken met het af en aanvaren van schepen gedurende de gehele dag. Ook moet de Havenmeester ter plaatse zijn bij eventuele calamiteiten. Op het personeelsoverzicht van de afdeling Stadstoezicht moet het werkelijke aantal uren inzichtelijk worden gemaakt. Op dit moment wordt de Havenmeester met 1 fte gewaardeerd. In de toekomst wordt dit 2.080 / 1.319 = 1.57 fte. Deze uren worden in mindering gebracht bij de beschikbare uren voor toezicht en handhaving in de openbare ruimte. Deze uren worden niet doorberekend aan de havenexploitatie. Er wordt onderzocht of er in de toekomst voor kan worden gezorgd dat de haven niet meer continue bemand hoeft te zijn. Bijvoorbeeld met behulp van cameratoezicht of digitale aanmelding. 5.3 Toekomstige invulling Markt Voor de markt kan gestuurd worden op het aantal toegewezen uren. Dit betekent dat de ureninzet richting de marktbond in kwantiteit afneemt. In de praktijk betekent dit dat er niet gedurende de gehele markt een marktmeester aanwezig is. De Marktmeester is aanwezig bij de op- en afbouw van de markt. Zo kan worden gecontroleerd of iedereen op de voor hen bestemde standplaats plaatsneemt. Ook is er op deze manier toezicht op het naar behoren achterlaten van de standplaats. Bij eventuele calamiteiten is de Marktmeester altijd via de mobiele telefoon en portofoon bereikbaar. Gezien de geringe afstand van het Stadhuis tot de
markt is er snel iemand ter plaatse. Wanneer deze keuze wordt gemaakt komt dit de inzetbare uren voor toezicht en handhaving in de openbare ruimte met 367 uur ten goede. 5.4 Afhandeling meldingen Voor de afhandeling van meldingen van burgers is berekend dat hiermee 1.250 uur gemoeid gaat. Hierbij is uitgegaan van het aantal meldingen dat in 2009 is binnen gekomen en de gemiddelde benodigde tijdsduur voor de afhandeling per melding: 1.250 meldingen x 1 uur = 1.250 uur. Om in te spelen op een eventuele toename in de toekomstige situatie wordt gerekend met 1 fte: 1329 uur. 5.5 Evenementen Het jaar 2009 is eveneens als basisjaar gebruikt om in kaart te brengen bij welke evenementen de controle op de naleving van de vergunningsvoorwaarden prioriteit heeft. Hierbij is uitgegaan van 1 koppel dat 2 uur bezig is per klein evenement en 2 koppels die een gehele dag bezig zijn bij een groot evenement. Het gaat hierbij zowel om de controle op de naleving van de vergunningsvoorwaarden, het toewijzen van standplaatsen als preventieve en repressieve aanwezigheid. Tevens wordt een draaiboek geschreven en wordt het evenement geevalueerd. In totaal wordt geschat dat 1.200 uur per jaar ingezet wordt op de controle van de vergunningsvoorwaarden van evenementen. Om in te spelen op een eventuele toename in de toekomstige situatie wordt gerekend met 1 fte: 1329 uur. 5.6 Aansturing Er is nog vacatureruimte voor 1.11 fte in schaal 6 binnen de afdeling. Deze ruimte wordt ingezet om een medewerker die de Handhavers Openbare Ruimte aanstuurt aan te trekken. 1 fte voor de invulling van de functie en 0,11 fte om deze functie te upgraden. Voor deze upgrading worden ook structurele besparingsgelden ingezet. Na weging in het Functie Indelings Raster gemeente Hengelo (FIR) wordt bepaald welke honorering aan deze functie wordt gegeven. Wanneer wordt besloten deze vacatureruimte niet in te vullen, betekent dit dat er 1.329 uur in mindering wordt gebracht op de beschikbare uren voor toezicht en handhaving in de openbare ruimte. Ten opzichte van de huidige situatie betekent het creëren van de functie dat er geen senioren meer zijn. Deze kunnen in het vervolg volledig worden ingezet in de openbare ruimte waar dat eerst 50% was. Wanneer ervoor wordt gekozen om de functie van Senior voort te laten bestaan betekent dit dat zij nog voor 50% werkzaamheden verrichten die niet in de openbare ruimte plaatshebben. Dan komt dus nog 1.329 x 0,5 = 664,5 x 4 = 2.658 uur ten laste van de tijd die beschikbaar is voor Handhaving Openbare Ruimte. 5.7 Afbreukrisico door werken in koppels Door de arbeidsinspectie is geconstateerd dat de medewerkers die in de openbare ruimte hun werkzaamheden verrichten bloot staan aan een verhoogd geweldsrisico. Door deze constatering zijn zij verplicht in koppels te werken. Hierdoor is sprake van een bepaald afbreukrisico. Dit afbreukrisico is gelijk aan het ziektepercentage (5%). Er worden standaard koppels ingepland. Wanneer er een medewerker ziek is kan degene die met deze medewerker een koppel zou vormen de werkzaamheden in de openbare ruimte niet uitvoeren. 5.8 Flexibele werktijden Door het beschikbare aantal uren af te zetten tegen de werkzaamheden en de tijdstippen waarop deze plaatsvinden wordt gekozen voor een flexibele inzet van personeel. Er is geen sprake meer van vaste diensttijden. Deze kunnen naar gelang de aard van de werkzaamheden fluctueren tussen 06.00 en 01.00 uur. Afvaldumping en andere kleine overlastovertredingen vinden veelal niet plaats tijdens kantooruren. Jaarlijks wordt achteraf berekend hoeveel Toelage onregelmatige diensten aan de medewerkers verplicht is. Geraamd is dat deze toelage voor de Handhavers Openbare Ruimte 6% bedraagt. Voor de Handhavers Openbare Ruimte met het taakaccent Marktmeester en Havenmeester geldt een percentage van respectievelijk 10% en 0%. Dit geldt niet voor de vervangers. Ten opzichte van de huidige situatie vindt een afname plaats op het gebied van deze toelage. Een toelichting op de berekening van deze Toelage onregelmatige diensten is als bijlage opgenomen. Urenverdeling scenario 18+ Taak Afval Parkeren Markt Haven Vervanging haven Evenementen Aansturing Handhaving Openbare Ruimte (afhankelijk van prioriteit) (Honden, Groen, Binnenstad anders dan parkeren, overig heel Hengelo) Totaal taken Afbreukrisico door werken in koppels 5% (ziekte) Totaal inclusief afbreukrisico
fte 4 4 0,51 1 0,57 1 1,11
3,96 16,15 0,85 17
Werkzaamheden Assistenten
Totaal afdeling STZ
5,5
22,5
Tabel:1 Urenverdeling in fte 6. Eisen medewerkers openbare ruimte Om de taken integraal en professioneel uit te kunnen voeren moeten de Handhavers Openbare Ruimte aan een aantal eisen voldoen. 6.1 Minimale eindeisen Handhavers Openbare Ruimte Voor de Handhavers Openbare Ruimte geldt dat zij aan zowel wettelijke als aanvullende eisen moeten voldoen. Ten eerste zijn er een aantal wettelijke eisen die gesteld worden aan iedere BOA:3 1. Betrouwbaarheid/onbesproken gedrag. Artikel 17 van het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BBO); 2. Bekwaamheid. ≠ Basisbekwaamheid. Artikel 16 lid 1 BBO. (Algemene kennis van het recht, formeel en materieel strafrecht in het bijzonder, opmaken proces verbaal en basiscompetenties, getuigschrift BOA iedere vijf jaar opnieuw te behalen door middel van een examen.); ≠ Aanvullende bekwaamheidseisen in de vorm van een verzwaard examen of opleidingsprogramma. Artikel 16 lid 2 BBO. In de loop van 2010 wordt duidelijk welke dat zijn voor de BOA Openbare Ruimte (waarschijnlijk wordt dit de opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid (HTV) MBO 3). Ten tweede is in overleg met de P & O adviseur voor de afdeling STZ een functieprofiel opgesteld waarin staat dat de Handhaver Openbare Ruimte aan de volgende eisen moet voldoen: ≠ Tactvol en adequaat kunnen optreden; ≠ Teamplayer met een klantgerichte en dienstverlenende houding; ≠ Zelfverzekerd, doortastend en resultaatgericht kunnen optreden; ≠ Goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden; ≠ Om kunnen gaan met vertrouwelijke gegevens; ≠ Flexibele instelling, stressbestendig, bereid om onregelmatige diensten te draaien; ≠ Verkeren in een goede fysieke gezondheid (surveillances vinden o.a. plaats te voet en op de fiets); Bovenstaande eisen worden door middel van een assessment en een fysieke test vastgesteld. 6.2 Aanvullende eisen nieuwe functie De Handhavers Openbare Ruimte worden aangestuurd door een medewerker met een nog nader in te vullen functienaam. Deze moet naast de eisen die aan de Handhavers Openbare Ruimte worden gesteld voldoen aan de volgende aanvullende eisen: ≠ HBO werk- en denkniveau; ≠ Opleiding en/of ervaring op het gebied van coaching; ≠ Aantoonbare kennis en ervaring t.a.v. Projectmatig werken. 7. Opleidingsplan Om de Handhavers Openbare Ruimte van STZ op het gewenste niveau te krijgen is een opleidingsplan vereist. 7.1 Opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid (HTV) MBO 3 Volgens de laatste ontwikkelingen wordt de opleiding HTV, door het Ministerie van Justitie, in de loop van 2010 verplicht gesteld voor alle BOA’s die in domein I (Openbare Ruimte) vallen. Deze opleiding is een duale opleiding die een mix van theorie en praktijk bevat. In de huidige situatie worden allerlei losse cursussen gevolgd. Deze hebben niet het gewenste niveau en bevatten geen toetsingsmoment waaraan slagen of niet slagen is gekoppeld. In de opleiding HTV worden deze gebundeld aangeboden tegen een zeer gunstig tarief. Een onderdeel van de opleiding HTV is een agressietraining/zelfverdediging. 7.2 Besparing opleidingskosten Omdat voor de opleiding HTV subsidie verkregen kan worden vindt besparing plaats op de opleidingskosten. De opleidingskosten zijn incidenteel, de opleiding heeft een looptijd van één jaar. Het getuigschrift Buitengewoon Opsporingsambtenaar moet wel iedere vijf jaar behaald worden. Wanneer dit getuigschrift niet wordt behaald heeft dit tot gevolg dat de opsporingsbevoegdheid van de betreffende medewerker wordt ingetrokken. 7.3 Assessment/fysieke test Het assessment en de fysieke test worden afgenomen door een extern bureau. Deze zijn nodig om in kaart te brengen over welk fysiek en cognitief niveau de medewerkers beschikken. Hieruit wordt afgeleid wat nodig is om het gewenste niveau te bereiken wanneer dit ontbreekt. 7.4 Begeleiding richting gewenst niveau Voor iedere medewerker waarbij het gewenste niveau ontbreekt wordt individueel in kaart gebracht welk traject gevolgd moet worden om alsnog het gewenste niveau te kunnen bereiken. Dit heeft uiteraard alleen betrekking op de medewerkers waarvoor geldt dat dit tot de mogelijkheden behoort. De medewerker zal de benodigde begeleiding krijgen binnen de beschikbare middelen. Het uitgangspunt is investering in
medewerkers zodat zoveel mogelijk mensen kunnen voldoen aan de gestelde eisen. 7.5 Verliezen opsporingsbevoegdheid Naar verwachting kan een gedeelte van de huidige medewerkers niet voldoen aan de gestelde fysieke gezondheidseisen. Ook wordt aangenomen dat een gedeelte van de medewerkers de opleiding HTV niet naar behoren afsluit. Voor hen betekent dit dat zij op den duur de opsporingsbevoegdheid kwijtraken. Deze medewerkers worden Medewerker Stadstoezicht. Kanttekening hierbij is dat wordt uitgegaan van een verplichtstelling van de opleiding HTV of een vergelijkbare opleiding. Voor de handhavingstaken en prioriteiten van de afdeling STZ worden uitsluitend koppels gevormd van Handhavers Openbare Ruimte. 7.6 Passende vervangende arbeidsplek Medewerkers Stadstoezicht Voor de Medewerkers Stadstoezicht wordt, budgetneutraal, gezocht naar een passende vervangende arbeidsplek. Hierbij kan gedacht worden aan een interne vacature. Ook kan, weliswaar beperkt, ondersteuning worden geboden bij een sollicitatie voor een externe functie. De afdeling Personeel en Organisatie heeft een actieve rol in het zoeken van een passende vervangende arbeidsplek voor de Medewerkers Stadstoezicht. Voor 6 fte is er een passende vervangende arbeidsplek binnen de afdeling STZ op LBO-niveau. 7.7 Werven Handhavers Openbare Ruimte Wanneer voor de Medewerkers Stadstoezicht een vervangende arbeidsplek is gevonden kan de vrij gekomen vacatureruimte worden opgevuld onder de gestelde eindeisen. Er wordt eerst intern gezocht naar geschikte kandidaten. Wanneer deze niet worden gevonden wordt over gegaan tot werving. Werving vindt ten eerste plaats binnen de volgende groepen: ≠ Werkloze jongeren in het kader van de Wet Investeren in Jongeren; ≠ In het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening; ≠ Uitkeringsgeregdigden in het kader van de Werkloosheidswet die deze uitkering dreigen te verliezen; ≠ In het bestand van Fitis. Voorwaarde is dat er door middel van een assessment en een fysieke test is vastgesteld dat aan de gestelde eindeisen kan worden voldaan. 7.8 Niet behalen doelstelling De taakstelling van de afdeling STZ kan niet worden behaald wanneer voor de Medewerkers Stadstoezicht geen passende vervangende arbeidsplek wordt gevonden. Doordat medewerkers fysiek niet in staat zijn om de handhavingrondes te maken worden plekken overgeslagen. Om de taakstelling van de afdeling STZ te behalen moet worden gewerkt met professionals die beschikken over de juiste competenties en voldoen aan de eindeisen. Het maken van koppels van een Handhaver Openbare Ruimte (MBO 3) en een Medewerker Stadstoezicht (LBO) is niet wenselijk. 8. Imagoverbetering De afdeling kampt met een slecht imago bij haar partners. De medewerkers worden nog gezien als Stadswachten die slechts preventief aanwezig zijn. Het te lage niveau van de vaardigheden en competenties van de medewerkers dragen hier eveneens aan bij. Door de professionaliseringsslag die voor de komende vier jaar gepland staat wordt de afdeling serieus op de kaart gezet. Door projectmatig te werken met professionals en prestatieafspraken is voor alle partijen helder wat geleverd wordt. Waar nodig kan worden bijgestuurd. Wanneer voor de Medewerkers Stadstoezicht geen passende vervangende arbeidsplek wordt gevonden, wordt imagoverbetering niet volledig bewerkstelligd. 8.1 Nulmeting imago De verwachting is dat het imago over 4 jaar aanzienlijk verbeterd is door geboekte resultaten. Om dit te kunnen vaststellen wordt er begin 2011 een nulmeting gedaan bij in- en externe partners. Twee jaar later is er een tussentijds meetmoment om uiteindelijk 4 jaar later de geboekte resultaten vast te stellen. Deze metingen zullen met behulp van een elektronische vragenlijst worden gedaan. 8.2 Naamswijziging Om de professionaliseringsslag een definitieve gestalte te geven en af te rekenen met het de heersende beeldvorming wordt de afdelingsnaam gewijzigd in Handhaving Openbare Ruimte. Deze naamswijziging geeft aan dat het niet alleen gaat om preventieve aanwezigheid. Tevens doet deze niet meer denken aan de oude Stadswachten. Deze naamswijziging wordt doorgevoerd wanneer door middel van meting blijkt dat het imago aanzienlijk verbeterd is. Zij zal dus plaatsvinden na 2 of 4 jaar nadat de nulmeting is uitgevoerd. 9. Budgetneutrale professionalisering De professionalisering van de afdeling STZ naar een afdeling HOR zal budgetneutraal worden vormgegeven. Doordat enerzijds de opbrengsten uit de proces-verbaalvergoeding toenemen en er wordt bespaard op het wagenpark, de opleidingskosten en de Toelage onregelmatige diensten kunnen anderzijds de kosten van het assessment en de fysieke test worden bekostigd. Ook worden gelden ingezet om een medewerker die de Handhavers Openbare Ruimte aanstuurt aan te trekken. 9.1 Voordelen professionalisering ≠ Wanneer integraal wordt gehandhaafd kunnen tijdens de diensten alle meldingen en constateringen door de aanwezige Handhavers Openbare Ruimte worden afgehandeld. Deze medewerkers zijn
≠
≠
≠
≠
≠ ≠
≠
≠
≠
immers bevoegd en bekwaam om voor alle taakgebieden op te treden; Iedere Handhaver Openbare Ruimte heeft kennis van alle taakgebieden en kan professioneel optreden. Dit heeft tot gevolg dat: 1. Taken en prioriteiten zoals nu afgestemd worden gewaarborgd; 2. Door integrale inzetbaarheid effectief en efficiënt gewerkt wordt; 3. Door integrale inzetbaarheid het probleem van vervangers in vakantietijd en bij ziekte wordt ondervangen; 4. De leefbaarheid en veiligheid met de beschikbare capaciteit zo effectief en efficiënt mogelijk worden bevorderd; Er wordt tegemoet gekomen aan de arbeidsinspectie. Zij hebben geconstateerd dat de Handhavers Openbare Ruimte aan een verhoogd geweldsrisico blootstaan. Zij moeten voor deze situaties getraind worden. Een onderdeel van de opleiding HTV is een agressietraining/zelfverdediging. Deze zal worden uitgevoerd door het gedeelte van de medewerkers dat hier fysiek toe in staat is. Voor de overige medewerkers wordt actief gezocht naar een passende vervangende arbeidsplek. Binnen of buiten de afdeling STZ. De vrijgekomen vacatureruimte wordt opgevuld door medewerkers die aan de gestelde eindeisen kunnen voldoen; Door te werken met Handhavers Openbare Ruimte wordt de afdeling serieus op de kaart gezet. Zij is daardoor een betrouwbare partner die haar afspraken na komt. De negatieve beeldvorming die bestaat (intern, maar ook extern bijvoorbeeld bij politie, woningbouw en de burgers van Hengelo) over de medewerkers die in de openbare ruimte werken verdwijnt; Handhavers Openbare Ruimte kunnen op de gewenste manier, lopend, op de fiets of op de scooter, in de openbare ruimte werken zodat zij overtredingen ook makkelijker constateren en hiertegen adequaat op kunnen treden; Opleidingskosten worden gereduceerd; De Handhavers Openbare Ruimte beschikken over de juiste communicatieve en sociale vaardigheden. Zij kunnen regelgeving aan de burgers uitleggen en als gastheer optreden, maar zo nodig ook onderbouwd een proces-verbaal uitschrijven. Als visitekaartje en eerste aanspreekpunt voor de gemeente Hengelo in de openbare ruimte wordt een professionele indruk achter gelaten; Door professioneel en integraal handhaven worden aanvullende inkomsten gegenereerd uit de proces-verbaalvergoeding. Dit is een vergoeding voor elk proces-verbaal dat wordt opgemaakt m.b.t. tot kleine ergernissen en fout parkeren. Deze inkomsten zullen in het geval van professionalisering hoger uitvallen dan in de huidige situatie; Binnen de regio wordt het integraal werken en het maken van een professionaliseringsslag als een must gezien. Dit mede om in een later stadium eventueel uitwisseling of ondersteuning binnen de regio te kunnen bewerkstelligen. Er blijven werkzaamheden voor lager geschoolden binnen de afdeling STZ.
10. Communicatie De in deze notitie geschetste consequenties zullen op een aantal medewerkers grote impact hebben. vandaar dat is gekozen voor een bepaalde manier van communicatie. De medewerkers waar deze consequenties direct betrekking op hebben zullen hiervan als volgt op de hoogte worden gesteld: ≠ Ten eerste worden de Marktmeester en Havenmeester individueel op de hoogte gesteld van het feit dat zij worden benoemd als Handhaver Openbare Ruimte met een taakaccent. Voor hen is de consequentie namelijk niet groot. Zij blijven in de dagelijkse praktijk dezelfde werkzaamheden uitvoeren; ≠ Ten tweede worden de huidige Senioren in een gezamenlijk gesprek geïnformeerd over het vervallen van hun huidige functie. Op deze groep zal dit nieuws waarschijnlijk grote impact hebben. Het is dan ook van belang dat in dit gesprek duidelijk wordt gecommuniceerd welke nuancering hieraan ten grondslag ligt; ≠ Vervolgens worden de andere medewerkers tijdens een afdelingsoverleg ingelicht over de op handen zijnde wijzigingen van de huidige functies. Dit afdelingsoverleg zal plaatsvinden onder leiding van de sectormanager; ≠ Hierna wordt met iedere medewerker een gesprek met het afdelingshoofd en de personeelsconsulent ingepland. Dit gesprek vindt plaats om in kaart te brengen welke individuele consequenties aan de professionalisering verbonden zijn. FINANCIËLE EN PERSONELE ASPECTEN
De budgetneutrale professionalisering van de afdeling STZ brengt zowel op financieel als op personeel gebied een aantal wijzigingen met zich mee. Deze wijzigingen zijn afgestemd met de personeels- en financieel consulent van de afdeling. 1. Financiële aspecten Aan iedere kosten- opbrengsten- of besparingspost is een nummer toegekend. Aan de hand van deze nummering zullen de posten worden toegelicht. Een wijziging die niet in gelden is uitgedrukt is de afname van de Toelage Onregelmatige Diensten. Deze is veranderd van 7% naar 6% voor de Parkeercontroleurs en van 9% naar 6% voor de Toezichthouders Openbare Ruimte. De Toelage Onregelmatige Diensten wordt voor iedere Handhaver Openbare Ruimte 6%. Uitzondering op deze regel zijn de Handhaver Openbare Ruimte met het taakaccent Marktmeester en Havenmeester. Voor hen geldt een percentage van respectievelijk 10% en 0%. In het nader uit te werken bedrijfsplan volgt de
uitdrukking in gelden. Voor de aansturende functie die gecreëerd wordt is op dit moment aangenomen dat deze gewaardeerd wordt in schaal 9. In de begrotingswijziging (bijlage) komt deze aanname ook tot uitdrukking. Deze functie is nog niet gewogen in het Functie Indelings Raster gemeente Hengelo (FIR). Dit zal nader worden uitgewerkt in het bedrijfsplan. Professionaliseren
Opbrengsten structureel Opbrengsten proces-verbaalvergoeding a 1
Bestuurlijke Strafbeschikking (overtreding APV)
2
Wet Mulder Feiten (fout parkeren)
40
x
320
=
12.800
25
x
1.520
=
38.000
a
50.800
Totale opbrengsten structureel
Besparingen structureel a 3
Besparing door inkrimping wagenpark
7.000
4
Besparing opleidingskosten
3.804
x
2
=
14.000
=
3.804
Totale besparingen structureel
17.804
Kosten incidenteel a 5
6
Assessment/fysieke test
1.500
x
15
=
22.500
1
=
1.500
Opleidingskosten a HTV
600
x
8
=
4.800
1.230
x
8
=
9.840
a SPV
=
Totale kosten incidenteel
38.640
Opbrengsten incidenteel a 7
Verkoop wagenpark Totale opbrengsten incidenteel
5.000
x
2
=
10.000 10.000
1. Dit zijn de geraamde opbrengsten van de proces-verbaalvergoeding uit de Bestuurlijke Strafbeschikking. Er is vanuit gegaan dat iedere Handhaver Openbare Ruimte per week 1 proces-verbaal uitschrijft in het kader van de Bestuurlijke Strafbeschikking. Na 1 jaar is de verwachting dat bij de afdeling STZ 8 Handhavers Openbare Ruimte werkzaam zijn. 8 Handhavers Openbare Ruimte x 40 werkbare weken (1 verbaal per week) x € 40, - vergoeding per uitgeschreven proces-verbaal = € 12.800, -; 2. Dit zijn de geraamde opbrengsten van de proces-verbaalvergoeding uit de Wet Mulder Feiten (fout parkeren). Er is vanuit gegaan dat iedere Handhaver Openbare Ruimte 2 processenverbaal per week uitschrijft in het kader van de Wet Mulder. Verder is gerekend met een gemiddelde dat eerder door 4 parkeercontroleurs is uitgeschreven de laatste jaren. 4 (8 Handhavers Openbare Ruimte – de 4 parkeercontroleurs in de oude situatie) Handhavers Openbare Ruimte x 40 werkbare weken x 2 processen-verbaal per week x € 25, - vergoeding per uitgeschreven proces-verbaal = € 8.000, - + gem. uitgeschreven bonnen over de laatste jaren (door 4 medewerkers) = 1.200 x € 25, - = Totaal: 1.520 processen-verbaal x € 25, - = € 38.000, -; 3. Door het verkopen van 2 auto’s wordt op jaarbasis € 7.000, - per auto bespaard. Dit bedrag is exclusief BTW en bestaat uit: afschrijving, brandstof, wegenbelasting, parkeervergunning en rente; 4. De besparing in opleidingskosten is tot stand gekomen door het bedrag dat in 2009 aan opleidingen is uitgegeven te vergelijken met de totale kosten wanneer 8 medewerkers de opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid gaan volgen. Naar verwachting is dit het aantal medewerkers dat naar aanleiding van het afgenomen assessment en de fysieke test start aan de opleiding. De andere 8 medewerkers zullen dezelfde cursussen blijven volgen als in het verleden
zolang zij nog geen passende vervangende arbeidsplek hebben; 5. Aan het assessment en de fysieke test die bij iedere werknemer afgenomen wordt zijn kosten verbonden van € 1.500, - per persoon. Dit bedrag is exclusief BTW. Deze kosten zijn gebaseerd op een offerte van een bedrijf die dergelijke testen afneemt. Hierbij is achterwege gelaten dat bij een groep van deze omvang volgens de P & O adviseur altijd korting kan worden bedongen. Het assessment wordt afgenomen bij alle 15 huidige medewerkers en de nieuw aan te stellen medewerker die de Handhavers Openbare Ruimte aanstuurt. Ook bij de 2 fte die tijdelijk worden aangesteld wordt een assessment en een fysieke test afgenomen; 6. De kosten van de opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid bedragen € 600, - per persoon. Dit bedrag is exclusief BTW. Dit bedrag is vermenigvuldigd met het aantal medewerkers waarvan verwacht wordt dat zij de opleiding gaan volgen. De overige 8 medewerkers zullen de cursussen nog volgen bij het Politie Vormingscentrum (SPV); 7. Doordat integraal wordt gehandhaafd, voornamelijk lopend of op de fiets, kunnen er twee auto’s worden verkocht. Dit bedrag is exclusief BTW. Na 4 jaar is de afdeling STZ volledig geprofessionaliseerd. De opbrengsten van de procesverbaalvergoeding zullen dan hoger zijn. Ook zal er meer bespaard worden op het gebied van opleidingskosten. Het is niet het doel van de afdeling Stadstoezicht om zoveel mogelijk processenverbaal te schrijven ter financiering van de afdeling. Het is de verwachting dat het aantal geconstateerde overtredingen door de professionalisering toeneemt; Doordat uit de proces-verbaalvergoeding gelden worden gegenereerd die niet begroot zijn is er sprake van een positief effect van € 50.800, -.
1.1 Beschikbare budgetten LBO-werkzaamheden Op dit moment worden voor de uitvoer van de LBO-werkzaamheden de volgende kosten gemaakt: 1. Het beheer van de bewaakte fietsenstalling: ≠ € 48.000, 2. Het beheer van de parkeergarage Hengelo Centre: ≠ € 30.000, 3. Het beheer van gevonden voorwerpen: ≠ € 33.995, 4. Het bezetten van de balie buiten kantooruren: ≠ € 9.600, 5. Toezicht op gemeentelijk vastgoed buiten kantooruren: ≠ Valt onder dezelfde inhuur als het bezetten van de balie. TOTAAL: € 121.595, -
1.2 Loonkosten Wanneer deze werkzaamheden uitgevoerd worden door medewerkers van de afdeling STZ wordt het beschikbare budget overschreden. Het gaat om werkzaamheden voor 4,5 fte. De uitkomsten van het assessment en de fysieke test bepalen welke medewerkers aan de gestelde eindeisen kunnen gaan voldoen. Omdat nu nog niet bepaald kan worden welke medewerkers dit zijn wordt met gemiddelde loonkosten gerekend. De loonkosten die betaald moeten worden wanneer bovengenoemde werkzaamheden door STZ worden uitgevoerd zijn: ≠ € 43.864, - (gemiddelde loonkosten) x 4,5 (fte) = € 197.388, -. Bovengenoemde kosten zijn exclusief overhead. Deze manier van berekenen is afgestemd met de financieel adviseur van de afdeling STZ.
1.3 Benodigd budget Wanneer nu de benodigde loonkosten worden verminderd met het beschikbare budget blijkt dat er een structureel tekort is van: € 197.388, € 121.595, € 75.793, -
1.4 Structurele vs incidentele dekking Een aantal van eerder genoemde beschikbare budgetten zijn structureel beschikbaar, een aantal zijn incidenteel beschikbaar:
1.5 Structureel: 1. Het beheer van de parkeergarage Hengelo Centre: ≠ € 30.000, 2. Het bezetten van de balie buiten kantooruren: ≠ € 9.600, 3. Toezicht op gemeentelijk vastgoed buiten kantooruren: ≠ Valt onder dezelfde inhuur als het bezetten van de balie. TOTAAL: € 39.600, -
1.6 Incidenteel: 1. Het beheer van de bewaakte fietsenstalling: ≠ € 48.000, 2. Het beheer van gevonden voorwerpen: ≠ € 33.995, TOTAAL: € 81.995, -
Tijdelijke aanname personeel Om het risico dat ontstaat door dekking van formatie met incidenteel geld weg te nemen, worden vrijgekomen formatieplaatsen tijdelijk, voor de duur van het beschikbare incidentele budget, ingevuld. Het nadeel hiervan is dat wanneer de tijdsduur is verstreken aangenomen professionals bij de afdeling verdwijnen. Mits het incidentele budget niet wordt verlengd. De Medewerkers Stadstoezicht, die in vaste dienst zijn van de gemeente Hengelo, blijven bij de afdeling STZ werkzaam. Wanneer er geen nieuw (tijdelijk) budget beschikbaar komt neemt de kwaliteit van de afdeling weer af.
Inzetten proces-verbaalvergoeding Eventueel kan de proces-verbaalvergoeding ingezet worden voor dekking van personeel. Voor het eerste jaar zijn de opbrengsten uit de proces-verbaalvergoeding op € 50.800, - geraamd. De afdeling bestaat dan uit 8 Handhavers Openbare Ruimte. Voor iedere Handhaver Openbare Ruimte die er gedurende de periode daarna bijkomt, worden de geraamde opbrengsten € 50.800, - / 8 = € 6.350, - hoger. Er zijn 12 Handhavers Openbare Ruimte benodigd om het structurele tekort van € 75.793, - te kunnen dekken uit de proces-verbaalvergoeding: € 75.793 / € 6.350, - = 11.94. Wanneer de afdeling STZ na vier jaar volledig geprofessionaliseerd is blijft er € 32.131, - (5,06 Handhaver Openbare Ruimte x € 6.350, -) proces-verbaalvergoeding wat niet wordt ingezet over. Eventuele extra werkzaamheden Er zijn wellicht nog extra werkzaamheden waarvoor budget beschikbaar is. Momenteel is gestart met cameratoezicht in de Hengelose binnenstad. Deze beelden worden op zaterdagnacht live uitgekeken en kunnen op andere tijdstippen worden nagekeken indien gewenst. Momenteel is voor deze werkzaamheden een contract gesloten met een beveiligingsbedrijf. Eventueel kunnen deze werkzaamheden, na het aflopen van het contract, door medewerkers van de afdeling STZ worden uitgevoerd. Ook is er de mogelijkheid dat er nog budget beschikbaar is voor het inzamelen van zogenaamde ‘weesfietsen’ (fietsen die in de openbare ruimte zijn gestald zonder eigenaar). 2. Personele Aspecten De budgetneutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht heeft de volgende personele gevolgen: ≠ De functies Parkeercontroleur, Toezichthouder Openbare Ruimte, Reinigingsinspecteur, Opsporingsambtenaar Reiniging, Marktmeester, Havenmeester en Senior verdwijnen; ≠ Alle medewerkers die voorheen 1 van bovengenoemde functies bekleedden worden benoemd als Handhaver Openbare Ruimte; ≠ De Handhavers Openbare Ruimte worden door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als Toezichthouder; ≠ De Handhavers Openbare Ruimte worden door het college aangewezen om in het kader van alle plaatselijke en landelijke regelgeving waarvoor zij bevoegd zijn op te kunnen treden; ≠ 1 Handhaver Openbare Ruimte krijgt het taakaccent Marktmeester; ≠ Er komen een benodigd aantal medewerkers die het taakaccent vervangend Marktmeester krijgen; ≠ 1 Handhaver Openbare Ruimte krijgt het taakaccent Havenmeester; ≠ Er komen een benodigd aantal medewerkers die het taakaccent vervangend Havenmeester krijgen; ≠ De beschikbare vacatureruimte van 1,11 fte wordt ingezet om een medewerker aan te trekken die de Handhavers Openbare Ruimte aanstuurt. Tevens worden hiervoor gelden die structureel elders bespaard zijn ingezet; ≠ Er blijven werkzaamheden binnen de afdeling STZ die worden uitgevoerd door medewerkers met LBO-niveau. Een aantal van deze werkzaamheden worden nu nog elders uitgevoerd. Gelijktijdig met het uitwerken van het bedrijfsplan wordt in kaart gebracht hoe deze werkzaamheden naar de afdeling STZ moeten worden gehaald. VERVOLGTRAJECTEN EN -PRODUCTEN
≠
Een aan de hand van deze notitie nader uitgewerkt bedrijfsplan voor de realisatie van de budgetneutrale professionalisering van de afdeling STZ eind 2010. Dit bedrijfsplan wordt aangeboden aan het college van burgemeester en wethouders, hierna ter advisering aangeboden aan de Ondernemingsraad om vervolgens door de directie vastgesteld te worden. Met de Ondernemingsraad zijn al verscheidene gesprekken gevoerd. Zij zijn op de hoogte van de ontwikkelingen en de noodzaak tot professionalisering. Voor de gemeenteraad wordt een memo opgesteld waarin de hoofdlijn wordt behandeld. Als bijlage aan deze memo wordt een stappenplan toegevoegd. Hierin wordt in de vorm van een stroomschema inzichtelijk gemaakt
≠ ≠ ≠
welke stappen er nog genomen moeten worden voordat de afdeling STZ volledig geprofessionaliseerd is; Een nulmeting met betrekking tot het imago van de afdeling eind 2010 met behulp van een elektronische vragenlijst; Een tussentijdse meting met betrekking tot het imago van de afdeling eind 2010 met behulp van een elektronische vragenlijst; Een eindmeting met betrekking tot het imago van de afdeling eind 2010 met behulp van een elektronische vragenlijst.
ADVIES AAN HET COLLEGE
1. Voorgenomen besluit college: ≠ In te stemmen met de budgetneutrale professionalisering van de afdeling STZ; ≠ De directie de opdracht te geven het bedrijfsplan van de afdeling Stadstoezicht nader uit te werken. 2. Het college besluit: ≠ De benodigde adviesorganen te raadplegen over de hiervoor voorgenomen besluiten.
BESLISSINGSFORMULIER COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS CASENUMMER
BEHANDELEND AMBTENAAR
SECTOR
PORT. HOUDER
11G200462 417200 / 417200
P. Boerkamp
WZ
Lievers
ONDERWERP
AGENDANUMMER
Budgetneutrale professionalisering afdeling Stadstoezicht (STZ).
AFGESTEMD MET PORTEFEUILLEHOUDER?
GERAADPLEEGDE ADVIESORGANEN
Ja.
Ondernemingsraad
INTERACTIE
≠ ≠
/ PARTICIPATIE
Programmaoverleg (7 december 2009, 12 juli 2010); IBR (16 februari 2010).
BELEIDSPROGRAMMA
/ BELEIDSLIJN
06 - Gebruiker openbare ruimte.
COMMUNICATIE
Openbaar Publiceren op openbare besluitenlijst. OPMERKINGEN VAN DE SECRETARIS
ONTWERPBESLUIT
Besluit ≠ ≠ ≠
college: In te stemmen met de budgetneutrale professionalisering van de afdeling STZ; De directie de opdracht te geven het bedrijfsplan van de afdeling STZ nader uit te werken; De ondernemingsraad te raadplegen over het uitgewerkte bedrijfsplan voordat de directie overgaat tot vaststelling van het bedrijfsplan.
BESLUIT
DATUM
Conform besloten
05 april 2011
BEGROTINGSASPECTEN
Alle begrotingsaspecten vinden plaats binnen de programma’s.
FORMATIEASPECTEN
Formatieaspecten De budgetneutrale professionalisering van de afdeling STZ heeft de volgende personele gevolgen: ≠ De functies Parkeercontroleur, Toezichthouder Openbare Ruimte, Reinigingsinspecteur, Opsporingsambtenaar Reiniging, Marktmeester, Havenmeester en Senior verdwijnen; ≠ Alle medewerkers die voorheen 1 van bovengenoemde functies bekleedden worden benoemd als Handhaver Openbare Ruimte; ≠ De Handhavers Openbare Ruimte worden door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als Toezichthouder; ≠ De Handhavers Openbare Ruimte worden door het college aangewezen om in het kader van alle plaatselijke en landelijke regelgeving waarvoor zij bevoegd zijn op te kunnen treden; ≠ 1 Handhaver Openbare Ruimte krijgt het taakaccent Marktmeester; ≠ Er komen een benodigd aantal medewerkers die het taakaccent vervangend Marktmeester krijgen; ≠ 1 Handhaver Openbare Ruimte krijgt het taakaccent Havenmeester; ≠ Er komen een benodigd aantal medewerkers die het taakaccent vervangend Havenmeester krijgen; ≠ De beschikbare vacatureruimte van 1,11 fte wordt ingezet om een medewerker aan te trekken die de Handhavers Openbare Ruimte aanstuurt. Tevens worden hiervoor gelden die structureel elders bespaard zijn ingezet. ≠ Er blijven werkzaamheden binnen de afdeling STZ die worden uitgevoerd door medewerkers met LBO-niveau. Een aantal van deze werkzaamheden worden nu nog elders uitgevoerd. Gelijktijdig met het uitwerken van het bedrijfsplan wordt in kaart gebracht hoe deze werkzaamheden naar de afdeling STZ moeten worden gehaald. ONTWERPTOELICHTING T.B.V. OPENBARE BESLUITENLIJST
De afdeling Stadstoezicht gaat een grote verandering doormaken. De verandering betreft vooral de collega’s die werken in de openbare ruimte. De professionalisering heeft geen directe gevolgen voor het takenpakket van de rest van de afdeling. Op landelijk niveau verschuift het algemeen toezicht steeds meer richting handhaving in de openbare ruimte. Dat komt omdat de politie deze handhavingstaken steeds minder uitvoert. Toezichthouders worden daarom handhaver openbare ruimte en buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) die aan hoge eisen van kennis, competenties en vaardigheden moeten voldoen. Ook een goede fysieke conditie is een must. Door het aflopen van het Assistent Toezichthoudertraject is het aantal toezichthouders in de openbare ruimte afgenomen van 31 naar 16. Al met al is er sprake van nieuwe regelgeving, taakverschuivingen en een toename van werkzaamheden versus een afname van capaciteit. Daarom moet de gemeente beleid en bedrijfsvoering aanpassen. In een notitie is een aantal scenario’s uitgewerkt. De hoofdlijn van het gekozen scenario is budgetneutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht (STZ). Dit scenario wordt in deze notitie nader uitgewerkt. De ondernemingsraad heeft een positief advies afgegeven over het voorgenomen besluit ‘Budget neutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht (STZ)’ en het verder uitwerken van het bedrijfsplan. TOELICHTING/AANDACHTSPUNTEN T.B.V. COLLEGE
≠
≠ ≠
Op 14 december 2010 heef u een voorgenomen besluit genomen ‘Budgetneutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht (STZ)’ met case nummer 10G200368 345355. De ondernemingsraad heeft een positief advies afgegeven over het voorgenomen besluit ‘Budget neutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht (STZ)’. Met het positieve besluit van de ondernemingsraad kan het college een besluit nemen over de budgetneutrale professionalisering van de afdeling Stadstoezicht (STZ) en het verder uitwerken van het bedrijfsplan.
BIJLAGE(N)
≠
Advies ondernemingsraad.
(IFIWXYYVHIVZERHISRHIVRIQMRKWVEEHZERHIKIQIIRXI ,IRKIPS 1IZVSY[,+1'SIRHIVW
3"
Onderwerp
Omschrijving Verkeer: (S. Vink) Aandacht voor de onveilige situaties ook graag opnemen in het programma. Ontwikkelingen winkelcentrum: (H. Waanders) Zowel de Action als Hema willen zich graag vestigen in Winkelcentrum Hasselo. De mogelijkheden worden momenteel onderzocht. Dit heeft ook gevolgen voor de verkeersdrukte. De parkeermogelijkheden moeten opnieuw bekeken worden. Wens zou zijn dat het parkeerdek van het winkelcentrum geen blauwe zone meer is. Dan kan personeel van de winkels daar ook goed parkeren.
6. Programma en voortgang 7. Sluiting
Het stappenplan van nu tot realisatie van het wijkprogramma voor de komende 4 jaar wordt uitgelegd en doorgenomen. E. Biezenaar, R. Olde Heuvel en O. Rinket danken alle aanwezigen dank voor de komst en inbreng.