Commissie Bestuur 19 november 2013 Orgaan: Locatie: Datum: Aanvang:
Commissie Bestuur Raadzaal gemeentehuis, Marktstraat 1, Borculo dinsdag 19 november 2013 19:30 uur
1.
Opening
2.
Spreekgelegenheid voor het publiek *)
3.
Vaststellen agenda
4.
Toezeggingenlijst Stukken Toezeggingenlijst t/m 8 oktober 2013
5.
Voorbereiding en rapportage vanuit de gemeenschappelijke regelingen
-
a. Brief van de provincie Overijssel, gericht aan het Openbaar Lichaam Crematoria Twente, over de jaarrekening 2012 en de begroting 2014 Stukken Brief
-
b. Brief van het Recreatieschap Achterhoek en Liemers (RAL), gericht aan de colleges van B&W en de raadsleden van de aangesloten gemeenten, over informatievoorziening integratie en ontmanteling RAL Stukken Brief
-
c. Brief van de CNV Publieke Zaak en ABVAKABO FNV, gericht aan het Algemeen Bestuur RAL en de raden van de deelnemende gemeenten, over het Sociaal Plan Stukken Brief
-
d. Brief van het Recreatieschap Achterhoek en Liemers, gericht aan de vakbondsadviseurs in het GO RAL, over het Sociaal Plan Stukken
Brief
6.
Mededelingen van het college in het kader van de actieve informatieplicht
7.
Presentatie VNOG, Brandweer Achterhoek Oost
-
VOORSTEL BESPREEKSTUKKEN
8.
Drank- en Horecaverordening Samenvatting Voorgesteld wordt de verordening vast te stellen
Stukken 2013-12-03 Voorstel en besluit - Drank- en horecaerordening
2013-12-03 Bijlage 1 - BenW advies paracommecieleverordening - Drank- en horecaverordening
2013-12-03 Bijlage 2 - Ontwerp DHW verordening Regio Achterhoek - Drank- en Horecaverordening
9.
Najaarsnota 2013 Stukken 2013-12-03 Voorstel en besluit - Najaarsnota 2013
2013-12-03 Bijlage 1 - BenW advies Najaarsnota 2013
2013-12-03 Bijlage 2 - De Najaarsnota 2013
10.
Tarieven begraven / begraafplaatsbeheer Samenvatting Voorgesteld wordt de huidige tarieven t/m 2015 te bevriezen, initiatieven om nabestaanden / bevolking te betrekken bij het onderhoud van de historisch belangrijke graven en delen van die begraafplaatsen te steunen en waar mogelijk in een vroeg stadium te stimuleren en mensen actief te informeren over de mogelijkheden van begraven, het bezorgen van as en de tarieven
Stukken 2013-12-03 Voorstel en besluit - Tarieven begraven - begraafplaatsbeheer
2013-12-03 Bijlage 1 - BenW advies - Taieven begraven - begraafplaatsbeheer
Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
11.
Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM Stukken 2013-12-03 Voorstel en besluit - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
2013-12-03 Bijlage 1 - BBLM-verslag afsluitende workshops en advies voor vervolg-19 sept 2013 - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
2013-12-03 Bijlage 2 - Eindrapportage partners en propper - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
2013-12-03 Bijlage 3 - Concept Verslag vergadering klankbordgroeg RC BBLM - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
2013-12-03 Bijlage 4 - Samenwerkingsovereenkomst rekenkamercommissie 2013 - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
2013-12-03 Bijlage 5 - Toelichting wijzigingen in samenwerkingsovereenkomst - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
2013-12-03 Bijlage 6 - Functieprofiel leden rekenkamercommissie - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
12.
Rondvraag
13.
Sluiting
Toezeggingenlijst t/m 8 oktober 2013 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288727#
Commissie Bestuur Toezeggingen t/m 08-10-2013 Volgnr. 1.
Omschrijving toezegging Resultaten onderzoek naar gemeenschappelijke regeling ODA (financiën)
Datum toezegging 08-10-2013
Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling
Streefdatum gereed Januari 2014
Datum Gereed
Einde bijlage: Toezeggingenlijst t/m 8 oktober 2013
Terug naar het agendapunt
Brief (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288733#
Einde bijlage: Brief
Terug naar het agendapunt
Brief (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288734#
Einde bijlage: Brief
Terug naar het agendapunt
Brief (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288735#
Einde bijlage: Brief
Terug naar het agendapunt
Brief (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288737#
Einde bijlage: Brief
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Voorstel en besluit - Drank- en horecaerordening (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288742#
Raadsvergadering Commissie
: :
3 december 2013 Bestuur
Onderwerp
:
Drank- en Horecaverordening
Collegevergadering Portefeuillehouder Meer informatie bij
: : :
15 oktober 2013 Burgemeester H.L.M. Bloemen A. Holl
Agendapunt
:
Agendapunt
: 6
Telefoon
: 0545 250 396
Te nemen besluit: Vaststellen Drank- en Horecaverordening Waarom dit voorstel? In het kader van de gewijzigde Drank- en Horecawet die op 1 januari 2013 in werking is getreden moet voor 1-1-2014 een Drank- en Horecaverordening opgesteld worden. Wat is het effect? Door deze verordening willen we een aantal dingen bereiken. Namelijk: - Vastleggen van de schenktijden voor de paracommerciële instellingen. - Het alcohol gebruik onder jongeren verminderen. - Dat paracommerciële horeca alleen activiteiten (waarbij alcoholhoudende drank verstrekt wordt)) mogen organiseren die binnen de doelstellingen vallen. - Verbieden van zogenaamde happy hours. Argumentatie/onderbouwing: Op 1 januari 2013 is de gewijzigde Drank- en Horecawet in werking getreden. Deze nieuwe wet heeft onder andere tot doel om het alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen. De nieuwe wet wijzigt ook het bevoegd gezag. Vanaf die datum is niet langer het college, maar de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan. Ook het toezicht en handhaving van de wet is naar de gemeenten overgeheveld. Vroeger lag dat bij de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). Tot slot hebben gemeenten bepaalde verordende bevoegdheden gekregen om het lokale beleid (regulering van drankverkoop en -gebruik) vorm te kunnen geven. Deze verordening regelt onder andere de schenktijden van alcoholhoudende drank door paracommerciële rechtspersonen, zoals sportverenigingen en dorpshuizen. Ook regelt de verordening de verstrekking van sterk alcoholhoudende drank. In de verordening is ook een verbod op prijsacties in de horeca opgenomen. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om in de verordening regels te stellen ter voorkoming van oneerlijke mededinging door paracommerciële rechtspersonen. De verordening is Achterhoek breed opgesteld om te voorkomen dat er verschillen zijn tussen de gemeenten in de Achterhoek.
_____________________________________________________________________ In te vullen door Griffie: Commissievergadering Afhandelingsvoorstel voor raad: 0 hamerstuk 0 bespreekstuk 0 anders, nl
Raadsvergadering 0 zonder hoofdelijke stemming 0 met algemene stemmen 0 stemmen voor, stemmen tegen 0 aangenomen 0 verworpen 0
Kanttekeningen/risicoparagraaf De schenktijden voor paracommerciële instellingen in de verordening zijn vergelijkbaar met de regels die nu opgenomen zijn in de Drank- en Horecavergunning voor dergelijke instellingen. Voorheen mocht men ook 1 uur voorafgaand en tot een uur na afloop van activiteiten schenken. Wel is er nu een bandbreedte opgenomen met tijden waarvoor of waarna men niet meer (alcoholische drank) mag schenken. Financiële paragraaf Er zijn geen financiële gevolgen. Intern en extern Informatie en communicatie Er zijn in mei twee bijeenkomsten georganiseerd waarbij de paracommerciële instellingen, de supermarkten en de horeca uitgenodigd zijn. Tijdens deze bijeenkomst is aangegeven wat de regels uit de verordening zijn. Hiernaast heeft de concept ¨Drank en Horecaverordening gemeente Berkelland¨ met ingang van 23 oktober 2013 gedurende 2 weken, tot 6 november 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden er zienswijzen ingediend worden.
Burgemeester en wethouders van Berkelland, de secretaris, de burgemeester, J.A. Wildeman.
mr. H.L.M. Bloemen.
2
Raadsvergadering
:
Agendanummer
:
3 december 2013
De raad van de gemeente Berkelland; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2013; gelet op de artikelen 147 van de Gemeentewet en 4, 25a, 25b, 25c, 25d en 26 van de Drank- en Horecawet; besluit:
vast te stellen de: DRANK- EN HORECAVERORDENING GEMEENTE BERKELLAND Artikel 1
Begripsbepalingen
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet : de Drank- en Horecawet; b. vergunning : de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet; c. paracommerciële inrichting: een inrichting waarin een paracommerciële rechtspersoon in eigen beheer het horecabedrijf exploiteert 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de overige begrippen in deze verordening verstaan hetgeen de wet daaronder verstaat. Artikel 2
Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
1. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken in de door hen geëxploiteerde inrichting uitsluitend alcoholhoudende drank vanaf één uur voor aanvang tot uiterlijk één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelstellingen van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het paracommerciële rechtspersonen verboden om in hun inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de volgende schenktijden: - op zaterdag, zondag en algemeen erkende feestdagen: van 10.00 tot 24.00 uur, - op andere dagen: van 18.00 tot 24.00 uur. 3. De burgemeester kan een paracommerciële rechtspersoon in bijzondere omstandigheden in relatie tot de activiteiten van die rechtspersoon ontheffing van de voorgeschreven schenktijden in lid 2 van dit artikel verlenen.
3
Artikel 3
Verbod bijeenkomsten van persoonlijke aard
1. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens in de inrichting plaatsvindende bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, tenzij deze bijeenkomsten passen binnen de statutaire doelstellingen van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.. 2. Paracommerciële rechtspersonen geven aan anderen geen gelegenheid om in de inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens in de inrichting plaatsvindende bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. Artikel 4
Verbod verstrekken alcoholhoudende drank
Het is verboden in een paracommerciële inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende de tijd dat deze inrichting wordt gebruikt voor activiteiten die geheel of in belangrijke mate zijn gericht op personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Artikel 5
Verbod prijsacties horeca
Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse te verstrekken tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60 % van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd. Artikel 6
Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt de dag na bekendmaking in werking. 2. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Drank- en Horecaverordening gemeente Berkelland’. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 december 2013 de griffier,
de voorzitter,
4
TOELICHTING Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen Aangezien de Drank- en Horecaverordening een medebewindsverordening is, kan volstaan worden met een verwijzing naar de begripsbepalingen van de wet en is in artikel 1 volstaan met 3 essentiële begripsbepalingen. Artikel 2 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen Volgens artikel 4, derde lid, van de DHW moeten bij verordening in ieder geval regels worden gesteld m.b.t. de schenktijden ter voorkoming van oneerlijke concurrentie. Omdat een algemene differentiatie in schenktijden vanwege de grote verscheidenheid in paracommerciële inrichtingen moeilijk is, is in artikel 2 aangesloten bij het in veel gemeenten al bestaande voorschrift dat alleen alcoholhoudende drank mag worden geschonken vanaf een uur voor aanvang en tot een uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelstellingen van de rechtspersoon. Om de drankverstrekking buiten de eigenlijke activiteiten van de rechtspersoon nog verder te beperken en het concurrerende effect van sportkantines e.d. voor de reguliere horeca tegen te gaan, is in het tweede lid toegevoegd dat op zaterdag, zondag en algemeen erkende feestdagen* uitsluitend alcoholhoudende drank mag worden verstrekt van 10.00 tot 24.00 uur en op andere dagen van 18.00 tot 24.00 uur. De schenktijd is op uiterlijk 24.00 uur vastgesteld omdat de verenigingsactiviteiten meestal om 23.00 uur (of al eerder) afgelopen zijn en alsdan nog een uur resteert voor de nazit. In de eerste plaats geldt deze beperking van de schenktijden voor sportverenigingen maar ook voor dorpshuizen, jeugdcentra, verenigingsgebouwen, schouwburgen** en dergelijke. Voor een sportkantine, schouwburg, filmzaal, etc. met een reguliere drank- en horecavergunning geldt deze beperking van de schenktijden niet. Door het uitbesteden van de horeca-exploitatie aan een horeca-ondernemer wordt op gelijke voet aan het economisch verkeer deelgenomen en is er geen sprake van oneerlijke concurrentie. Wel moeten de horeca-activiteiten in overeenstemming met de bestemmingsplanvoorschriften zijn. In lid 3 van dit artikel is de burgemeester de bevoegdheid toegekend om in bijzondere omstandigheden in relatie tot de activiteiten van de rechtspersoon, bijv. de exploitatie van een brandweerkantine, een ontheffing van de voorgeschreven schenktijden te kunnen verlenen. In tegenstelling tot de ontheffingsbevoegdheid in artikel 4 lid 4 van de wet (op grond waarvan de burgemeester met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard ontheffing van deze voorschriften kan verlenen) heeft deze ontheffing een doorlopend karakter.
Artikel 3 Bijeenkomsten paracommerciële rechtspersonen Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt gedoeld op bijeenkomsten die geen direct verband houden met de activiteiten van de desbetreffende paracommerciële instelling, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke. Persoonlijke bijeenkomsten die toch direct verband houden met de activiteiten van de rechtspersoon, zoals het afscheid van de voorzitter van een vereniging, vallen niet onder het bereik van deze bepaling en zijn dus wel toegestaan.
5
* Onder algemeen erkende feestdagen worden verstaan: Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Pasen, Koninginnedag, Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, Pinksteren, Kerst, Oudejaarsdag maar ook plaatselijk algemeen aanvaarde feestdagen als kermis, volksfeesten en carnaval. Voorwaarde blijft dat de verstrekking van alcoholhoudende drank alleen is toegestaan tijdens activiteiten die passen binnen de statutaire doelstellingen van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. ** Als in een schouwburg alleen maar zuiver culturele activiteiten plaatsvinden, is geen sprake van een paracommerciële instelling en gelden de beperkingen niet.
Verder moet bij bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, gedacht worden aan bijv. bedrijfsfeesten en bijeenkomsten van andere organisaties. Dit doet zich voor als een paracommerciële rechtspersoon zijn kantine of een andere ruimte verhuurt aan derden om bijvoorbeeld een feest te geven of activiteiten te organiseren waarbij alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Als dit laatste het geval is, dan kan er ook oneerlijke mededinging ontstaan met de reguliere horeca. In het tweede lid is bepaald dat het verbod op het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard ook geldt voor situaties waarin de paracommerciële rechtspersoon haar inrichting als feestruimte aan anderen verhuurt c.q. ter beschikking stelt. Ontheffing door de burgemeester Op grond van artikel 4, vierde lid, van de DHW heeft de burgemeester de bevoegdheid om voor ten hoogste 12 aaneengesloten dagen ontheffing te verlenen van de in de verordening opgenomen voorschriften zoals de voorgeschreven schenktijden en het verbod op alcoholverstrekking tijdens “oneigenlijke” activiteiten. Volgens de wet kan alleen ontheffing worden verleend, als het gaat om bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard. Uit deze bewoordingen blijkt dat hier zeer terughoudend mee moet worden omgegaan. Omdat de burgemeester deze bevoegdheid rechtstreeks aan de wet ontleent, kan de raad hieraan verder geen beperkingen stellen. De burgemeester kan hiervoor wel zelf beleidsregels opstellen (artikel 4:81 van de Awb). Voor alle duidelijkheid volgt hieronder een opsomming van activiteiten die wel tot de eigenlijke activiteiten van de paracommerciële instelling worden gerekend en dus toegestaan zijn. Algemeen - feestavond voor vrijwilligers - jaarfeest of afsluiting seizoen - afscheidsfeest van het bestuur/een bestuurslid - overige strikt clubgerelateerde en incidentele feesten voor leden, zoals een barbecue of een bingoavond - nieuwjaarsbijeenkomsten (mits in belangrijke mate gericht op leden) - lessen/cursussen mits club- of instellingsgerelateerd (bijvoorbeeld: EHBO, reanimatie, scheidsrechterscursus voor sportverenigingen) - diploma-uitreikingen mits club- of instellingsgerelateerd (bijvoorbeeld: EHBO, reanimatie, scheidsrechterscursus) - toernooi met afsluitend feest - clubkampioenschap - jaarvergaderingen - kerstviering voor leden
6
Sociaal-culturele instellingen, zoals dorpshuizen (naast de onder algemeen genoemde activiteiten) - bijeenkomsten/vergaderingen/feesten/cursussen/vieringen/debatten/lezingen van en voor verenigingen en stichtingen die gebruik maken van het pand (dus alleen toegankelijk voor leden en oud-leden) - sociaal-culturele evenementen waarbij het evenement centraal staat (ook voor publiek toegankelijk voor zover het publiek komt voor het sociaal-culturele evenement) Educatieve rechtspersonen - afstudeerbijeenkomst/diploma-uitreiking - lessen/cursussen - schoolfeest voor leerlingen - laatste schooldag(feestdagc.q. -avond) - nieuwjaarsbijeenkomsten Rechtspersonen met een levensbeschouwelijke of godsdienstige aard - activiteiten en vieringen die direct verband houden met de levensbeschouwelijke of godsdienstige aard van de instellingen (niet zijnde bijeenkomsten van persoonlijke aard) Artikel 4 Verbod verstrekken van drank Op grond van artikel 25a van de wet kan het verstrekken van alcoholhoudende drank in inrichtingen bij gemeentelijke verordening worden verboden of beperkt. Op grond van lid 2 (sub a) van dit artikel kan worden bepaald dat dit verbod of deze beperking alleen geldt voor bepaalde categorieën van inrichtingen, bepaalde gebiedsdelen en/of bepaalde tijden. Op grond van dit artikel is in de verordening bepaald dat het verboden is alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende de tijd dat een paracommerciële inrichting wordt gebruikt voor activiteiten die geheel of in belangrijke mate zijn gericht op personen onder de 18 jaar. Ter bescherming van de volksgezondheid wordt met dit verbod beoogd te voorkomen dat tijdens activiteiten in paracommerciële inrichtingen die vooral op jongeren (onder de 18 jaar) zijn gericht alcoholhoudende drank wordt geschonken en genuttigd. Hierbij moet met name gedacht worden aan sportkantines, buurthuizen, speeltuinverenigingen en jeugdhonks. De formulering “activiteiten die geheel of in belangrijke mate op jongeren (onder de 18 jaar) zijn gericht” kan discussie geven maar een duidelijke scheidslijn is moeilijk aan te geven. Als vuistregel kan ervan worden uitgegaan dat het verbod geldt zodra de activiteit(en) voor de helft of meer door jongeren wordt bezocht en/of hieraan wordt deelgenomen. Artikel 5
Verbod prijsacties horeca
In artikel 5 is een verbod op het houden van prijsacties in de horeca opgenomen. Dit verbod heeft met name betrekking op de zgn. happy hours waarbij een horecabedrijf gedurende één of enkele uren tegen sterk gereduceerde prijzen alcoholhoudende drank aanbiedt om op deze wijze bezoekers te trekken. Het verbod beoogt overmatig alcoholgebruik door dergelijke prijsacties tegen te gaan.
7
Dit verbod is gebaseerd op artikel 25d van de wet op grond waarvan het mogelijk is om, ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde te verbieden dat er alcoholhoudende dranken verstrekt worden tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd. Artikel 6
Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich. Omdat alle eenmaal verleende vergunningen geldig blijven tot de geldigheidsduur is verstreken of de vergunning is ingetrokken, is er geen overgangsrecht opgenomen. De bestaande voorschriften en beperkingen voor paracommerciële rechtspersonen op grond van artikel 4 lid 2 van de Drank- en Horecawet zoals die geldig waren voor 1-1-2013 vervallen van rechtswege op het moment van inwerkingtreding van deze verordening NB. Als er plaatselijk al een Drank- en Horecaverordening is, dan moet die ingetrokken worden en moeten er eventueel overgangsbepalingen vastgesteld worden.
8
Toelichting raadsvoorstel Raadsvergadering Onderwerp
: 3 december 2013 : Drank- en Horecaverordening
agendapunt
:
Toelichting Uitgangspunten Zo eenvoudig/beperkt mogelijk (uitgangspunt: minder regels als het kan of anders gesteld: geen onnodige regels, zo min mogelijk beperkende voorwaarden) Zo veel mogelijk aansluiten op bestaande praktijk (zo weinig mogelijk veranderen) De verordening moet handhaafbaar zijn Bescherming volksgezondheid Alcoholmatiging in het algemeen Alcoholmatiging jeugd in het bijzonder (drankverstrekking aan jongeren voorkomen) Verantwoorde alcoholverstrekking bevorderen/alcoholmisbruik voorkomen Oneerlijke mededinging met reguliere horeca moet voorkomen worden c.q. tegengegaan worden Zowel commerciële (zoals cafés, slijters, supermarkten) als paracommerciële instellingen (sportkantines, dorpshuizen) moeten niet onnodig beperkt worden in hun bedrijfsvoering Oog hebben voor het feit dat kantineopbrengsten ook een vorm van inkomsten zijn voor verenigingen en dorpshuizen etc. maar met de kanttekening dat horeca wel ondergeschikt en ondersteunend aan de hoofdactiviteit moet zijn. Aparte horecaverordening De VNG adviseert de vast te stellen regels als apart hoofdstuk in de Algemene Plaatselijke Verordening op te nemen om reden dat in de APV reeds een aantal regels voor de horeca (sluitingstijden, geluidsvoorschriften) zijn opgenomen. In de lijn van de adviezen van de BEM en STAP geven wij evenwel de voorkeur aan een aparte verordening op grond van de volgende argumenten: specifiek onderwerp met afwijkende motieven: bescherming volksgezondheid, alcoholmatiging jeugd en bestrijding oneerlijke mededinging (paracommercie), aparte verordening is voor burger en ook voor gebruikers duidelijker en overzichtelijker dan als hoofdstuk ondergebracht in de APV, andere juridische grondslag (Drank- en Horecawet i.p.v. Gemeentewet), medebewindstaken i.p.v. autonomie, ander toezicht en sanctieregime. Daar waar in dit voorstel over de modelverordening van de VNG wordt gesproken, wordt gedoeld op het model dat de VNG in 2012 heeft gepresenteerd. Onlangs, bij brief van 15 maart 2013, heeft de VNG een nieuwe versie van de modelverordening uitgebracht. De werkgroep heeft deze nieuwe versie wel in dit voorstel betrokken maar hierin geen aanleiding gezien om de door ons voorgestelde verordening te wijzigen. Paracommerciële instellingen Paracommerciële instellingen zijn stichtingen en verenigingen die zich richten op recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige activiteiten*. Voor paracommerciële instellingen is het verkopen van alcoholhoudende dranken niet de hoofdactiviteit maar een ondergeschikte nevenactiviteit ter ondersteuning van de hoofdactiviteit.
9
Paracommerciële instellingen mogen alleen activiteiten organiseren die passen binnen de statutaire doelstelling(en) van de stichting of vereniging. Bijeenkomsten van persoonlijke aard als bruiloften en partijen zijn de hoofdactiviteit van commerciële horecabedrijven. * Zuiver culturele instellingen worden in de wet niet als para-commercieel aangemerkt. Belangrijke verschillen tussen commerciële bedrijven en paracommerciële instellingen zijn onder andere: commerciële bedrijven hebben de vorm van eenmanszaak, VOF, BV, CV of NV. Paracommerciële instellingen zijn een vereniging, stichting of een kerkgenootschap; paracommerciële instellingen werken vaak met vrijwilligers, terwijl commerciële instellingen de CAO Horeca moeten volgen, premies sociale verzekeringen moeten betalen en ingeschreven moeten zijn bij het Bedrijfschap horeca. Tevens hebben paracommerciële instellingen met een zgn. ANBI of SBBI-status fiscale voordelen; paracommerciële instellingen komen vaak in aanmerking voor overheidssubsidies en/of betalen een niet markt-conforme huurprijs. Daardoor kunnen zij lagere prijzen hanteren dan commerciële bedrijven die deze voordelen niet hebben; voor paracommerciële instellingen geldt een versoepelde eis voor het bezit van de verklaring sociale hygiëne inhoudende dat slechts twee leidinggevenden een dergelijk verklaring hoeven te hebben en volstaan kan worden met de aanwezigheid van zgn. barvrijwilligers. Bij commerciële horeca moeten alle leidinggevenden aan de eis van sociale hygiëne te voldoen en moet er altijd minimaal één leidinggevende in de inrichting aanwezig zijn. Door deze verschillen in de bedrijfsvoering hebben paracommerciële instellingen ten opzichte van commerciële bedrijven financiële voordelen waardoor zij op ongelijke voet aan het economische verkeer deelnemen en aldus sprake kan zijn van oneerlijke mededinging. Om deze reden heeft de wetgever gemeenten in artikel 4 van de Drank- en Horecawet verplicht om bij verordening regels ter voorkoming van oneerlijke mededinging te stellen. Oneerlijke mededinging In de nieuwe wet is (imperatief) opgenomen dat met betrekking tot de verstrekking van alcoholhoudende drank in paracommerciële inrichtingen (zoals sportkantines, buurthuizen, jongerencentra, etc.) bij gemeentelijke verordening regels ter voorkoming van oneerlijke mededinging moeten worden gesteld. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op: de tijden van alcoholverstrekking; in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard zoals bruiloften en partijen, en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtsreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon (vereniging of stichting) zijn betrokken. Een belangrijk verschil met de oude wet is dat in het verleden op basis van maatwerk voorschriften ter voorkoming van oneerlijke concurrentie aan een vergunning verbonden moesten worden “voor zover dit gelet op plaatselijke of regionale omstandigheden uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moest worden beschouwd”. Deze bepaling bood ruimte voor maatwerk, terwijl de wet nu uitgaat van algemene regels die voor alle paracommerciële inrichtingen gelden, eventueel gedifferentieerd naar bepaalde categorieën zoals sportkantines, buurthuizen en de schouwburg.
10
Schenktijden paracommerciële instellingen Conform het voorstel van de VNG (alternatief 1) en aansluitend op de gebruikelijke voorschriften in veel gemeenten stellen wij voor om de schenktijden te beperken van een uur voor aanvang en tot een uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelstellingen van de vereniging of stichting, met dien verstande dat er in het weekend d.w.z. op zaterdag en zondag en daarnaast op algemeen erkende feestdagen uitsluitend van 10.00 tot 24.00 uur en op doordeweekse dagen van 18.00 tot 24.00 uur alcoholhoudende drank mag worden verstrekt. De VNG heeft als alternatief 2 een bepaling opgenomen waarin de schenktijden worden gedifferentieerd naar 3 verschillende soorten paracommerciële rechtspersonen (sportverenigingen, organisaties gericht op sociale interactie en overige). Gezien de grote verschillen in de aard van paracommerciële instellingen en de tijden waarop activiteiten van al deze instellingen plaatsvinden is het o.i. niet goed mogelijk om de schenktijden naar categorieën van paracommerciële instellingen te differentiëren. Daarom geven wij de voorkeur aan alternatief 1, d.w.z. algemene schenktijden zonder een onderscheid in categorieën te maken. Consequentie van deze keuze is wel dat de opgenomen schenktijden behoorlijk ruim lijken maar deze schenktijden worden verder beperkt door het bepaalde in artikel 2, lid 1 (een uur voor aanvang tot een uur na afloop van de verenigingsactiviteiten) en artikel 3 (geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en/of bijeenkomsten van anderen dan eigen leden c.q. medewerkers). De BEM heeft eveneens gekozen voor een redactie conform alternatief 1 met de toevoeging dat geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt op: - maandag t/m vrijdag, van 23.00 tot 10.00 uur en - zaterdag en zondag, van 19.00 tot 10.00 uur. Tenslotte kiest STAP voor vaste schenktijden (maandag t/m vrijdag, van 17.00 tot 23.00 uur en vrijdag t/m zondag, van 15.00 tot 21.00 uur), eventueel nog weer gedifferentieerd naar bepaalde typen van paracommerciële inrichtingen. De door onze werkgroep voorgestelde schenktijden wijken dus wel enigszins af van de voorstellen van de BEM en STAP maar betekenen toch dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in paracommerciële instellingen in het belang van enerzijds het voorkomen van oneerlijke concurrentie en anderzijds het beperken van alcoholgebruik wordt beperkt. Tegelijkertijd is met de voorgestelde schenktijden getracht op een reële wijze aan te sluiten op de gangbare openingstijden van sportkantines, dorpshuizen, jeugdcentra, verenigingsgebouwen, schouwburgen, etc. Gaat het om een paracommerciële inrichting met een zeer bijzonder karakter, dan kan de burgemeester een (doorlopende) ontheffing voor afwijkende schenktijden verlenen. Ook in artikel 4 lid 4 van de wet is een ontheffingsbevoegdheid aan de burgemeester toegekend maar dan gaat het om “bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard” in een paracommerciële inrichting die zich normaal aan de in lid 1 en 2 voorgeschreven schenktijden moet houden. Te denken valt bijv. aan een ontheffing van de voorgeschreven tijden i.v.m. de viering van een kampioenschap of een jubileumfeest van de vereniging. Voor een sportkantine, schouwburg, filmzaal, etc. met een reguliere drank- en horecavergunning gelden de vorenstaande beperkingen niet. Door het uitbesteden van de horeca-exploitatie aan een horeca-ondernemer wordt op gelijke voet aan het economisch verkeer deelgenomen en is er geen sprake van oneerlijke concurrentie. Wel moeten de horeca-activiteiten in overeenstemming met de bestemmingsplanvoorschriften zijn.
11
Verbod op bijeenkomsten van persoonlijke aard In vele nu nog geldende vergunningen van paracommerciële instellingen is conform het oude artikel 4 lid 2 van de wet bepaald dat er geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard. Onder bijeenkomsten van persoonlijke aard moeten volgens de toelichting worden verstaan bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter die geen direct verband met activiteiten van de rechtspersoon hebben zoals bruiloften, recepties, jubilea maar ook bedrijfsfeesten en zelfs uitvaarten.* Op grond van het nieuwe artikel 4 lid 3 van de wet moeten deze regels nu bij verordening worden vastgelegd. Zowel de VNG als STAP (Stichting Alcoholpreventie) en de BEM (Bureau Eerlijke Mededinging) geven in de door hen opgestelde modelverordeningen hieraan uitvoering door te bepalen dat in paracommerciële inrichtingen geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt * Bijeenkomsten van persoonlijke aard waarbij geen alcohol wordt geschonken, zijn op grond van de Drank- en Horecawet wel toegestaan maar zijn meestal strijdig met de van toepassing zijnde bestemmingsplanvoorschriften en/of eventuele gemeentelijke subsidieof huurvoorwaarden. tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. Wij stellen voor om eenzelfde bepaling in onze modelverordening op te nemen. Verbod verstrekken alcoholhoudende drank in paracommerciële inrichtingen die zich vooral op jongeren richten Op grond van het nieuwe artikel 25a van de wet kan het verstrekken van alcoholhoudende drank in inrichtingen bij gemeentelijke verordening worden verboden of beperkt. Op grond van lid 2 van dit artikel kan worden bepaald dat dit verbod of deze beperking alleen geldt voor bepaalde categorieën inrichtingen, bepaalde gebiedsdelen of bepaalde tijden. Dit artikel maakt het aldus mogelijk om het verstrekken van alcoholhoudende drank in bepaalde categorieën van inrichtingen en/of op bepaalde tijden te verbieden. Hoewel in artikel 25a niet expliciet is bepaald dat ook het verstrekken van alcoholhoudende drank aan jongeren in het belang van de volksgezondheid kan worden verboden of worden beperkt, adviseert de werkgroep om in de verordening toch een bepaling op te nemen op grond waarvan het verboden is om in een paracommerciële inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende de tijd dat deze inrichting wordt gebruikt voor activiteiten die geheel of in belangrijke mate zijn gericht op personen onder de 18 jaar. Een dergelijk verbod is geheel in lijn met het motief van artikel 25a, bescherming van de volksgezondheid, en is verdedigbaar door te stellen dat dit verbod ook gerelateerd is aan tijd, namelijk de tijden waarop in de inrichting activiteiten plaatsvinden die vooral op jongeren zijn gericht. Hierbij valt bijv. te denken aan een jeugdtoernooi maar ook aan een disco-avond voor jongeren in een buurthuis of jongerencentrum. Het verbod is beperkt tot paracommerciële inrichtingen omdat juist veel van dit soort inrichtingen laagdrempelig zijn en – anders dan commerciële horeca-inrichtingen – ook door jongeren onder de 18 jaar (zonder begeleiding) worden bezocht.
12
De formulering “activiteiten die geheel of in belangrijke mate op jongeren (onder de 18 jaar) zijn gericht” kan discussie geven maar een duidelijke scheidslijn is moeilijk aan te geven. Vuistregel kan zijn dat het verbod geldt zodra de activiteit(en) voor de helft of meer door jongeren wordt bezocht en/of hieraan wordt deelgenomen. Verwacht mag worden dat besturen van paracommerciële instellingen ook zelf hun verantwoordelijkheid hierin nemen en handelen volgens de strekking van deze bepaling. Verbod prijsacties horeca De wet maakt het in artikel 25d mogelijk om, ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde te verbieden dat er alcoholhoudende dranken verstrekt worden tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die gewoonlijk wordt gevraagd. Het gaat hier met name om de zogenaamde happy hours. De VNG heeft hieromtrent een facultatieve bepaling in haar modelverordening opgenomen maar plaatst hierbij wel de kanttekening dat het lastig is om vast te stellen of sprake is van een prijs die minder dan 60 % van de normale prijs bedraagt. De BEM heeft hierover niets geregeld en STAP heeft dit verbod letterlijk uit de wet overgenomen. Ofschoon een verbod op happy hours ook naar het oordeel van de werkgroep lastig te controleren is, kan een dergelijk verbod wel een preventieve werking hebben en wordt hiermee in ieder geval duidelijk gemaakt dat dit soort prijsacties ongewenst zijn. Daarom hebben Iriszorg en de GGD in het kader van het alcoholmatigingsbeleid toch gepleit voor de opname van dit verbod. Overigens zijn er in deze regio geen excessen ten aanzien van prijsacties bekend. Bovendien hebben veel gemeenten reeds een convenant met de horeca gesloten waarin eveneens is bepaald dat zgn. happy hours niet zijn toegestaan (zonder aanvullende criteria zoals 60 % van de normale prijs e.d.). WAT KAN WEL MAAR HEBBEN WE NIET OPGENOMEN Geen toegangsverbod in relatie tot leeftijd Om het alcoholgebruik door jongeren terug te dringen maakt de wet het in artikel 25b mogelijk om voor horecalokaliteiten en terrassen een toegangsverbod voor bezoekers beneden een bepaalde leeftijd in de verordening op te nemen. Dit toegangsverbod kan gelden voor bepaalde categorieën inrichtingen, bepaalde gebiedsdelen van de gemeente en/of bepaalde tijden. In de eerste plaats heeft de wetgever bij deze bepaling gedacht aan een toegangsverbod voor jongeren vanaf een bepaald tijdstip. Zo kan bij verordening worden bepaald dat vanaf een bepaald tijdstip geen bezoekers beneden de leeftijd van 18 jaar meer toegelaten mogen worden. Bezoekers beneden deze leeftijd die al binnen zijn mogen echter blijven tot sluitingstijd. Afgezien van het praktische aspect dat een dergelijk toegangsverbod moeilijk gehandhaafd kan worden, is het van belang van een zodanig verbod ook minder groot geworden, nu de leeftijdsgrens voor de verstrekking van alcoholhoudende drank naar 18 jaar wordt opgetrokken. Bovendien is de kans groot dat nog meer uitgaansgelegenheden naar aanleiding van deze leeftijdsgrens zelf een toegangsleeftijd van 18 jaar hanteren (zodat binnen bij drankverstrekking aan de bar niet meer op leeftijd gecontroleerd hoeft te worden).
13
In de modelverordeningen van de VNG en STAP is nog uitgegaan van een leeftijdsgrens van 16 jaar. De VNG heeft hieromtrent een facultatieve bepaling opgenomen en STAP heeft de leeftijdsgrens op 18 jaar gesteld. De BEM heeft op dit punt niets geregeld. Verbod prijsacties detailhandel De wet maakt het in artikel 25d ook mogelijk om ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde te verbieden dat er in supermarkten en slijterijen alcoholhoudende dranken voor gebruik elders dan ter plaatse worden aangeboden tegen een prijs die voor een periode van een week of korter lager is dan 70% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd. Een dergelijk verbod wordt gezien als een te vergaande bemoeizucht van de overheid met de prijsstelling van supermarkten. Bovendien is het moeilijk te beoordelen en te controleren of een bepaalde prijsstelling al dan niet 70 % lager dan de normale prijs is. Om deze redenen is geen verbod op prijsacties in de detailhandel opgenomen.
14
Einde bijlage: 2013-12-03 Voorstel en besluit - Drank- en horecaerordening
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 1 - BenW advies paracommecieleverordening - Drank- en horecaverordening (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288743#
Afdelingshoofd
Advies aan B & W Nr.
Portefeuillehouder, afdeling, datum advies en onderwerp
Conceptbesluit
BURGEMEESTER H.L.M. BLOEMEN
De para commerciële verordening ter goedkeuring aan de raad voorleggen nadat de verordening twee weken ter inzage heeft gelegen.
MENS EN SAMENLEVING A.M. Holl 18 september 2013 para commerciële verordening Routing afgestemd met Openbaar raadsvergadering medezeggenschap Communicatie
: : : : :
Participatie
:
Consequenties Financieel inkoop Personeel gezondheidsaspecten Kadastraal Wkpb
: : : : : :
W. Kok ja niet van toepassing eigen publicatie in Berkelbericht op wekelijkse persconferentie inspraak informatie Nee Nee Nee Verminderen alcohol gebruik onder jongeren niet van toepassing Wkpb is niet van toepassing.
Gezien Secretaris J.A. Wildeman
Burgemeester mr. H.L.M. Bloemen
Wethouder L.J.H. Scharenborg
Wethouder J.B. Boer
Wethouder F.H.C. Mulkens
Akkoord Bespreken
Besluit B & W van
nr.
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Toelichting voor collegevergadering De drank- en horecawet is op 1 januari 2013 inwerking is getreden. De belangrijkste wijzigingen in de wet zijn: - Jongeren onder de 16 jaar zijn strafbaar als ze alcohol bij zich hebben op straat of op andere plekken in de openbare ruimte. Bijvoorbeeld in een kroeg, winkelcentrum, stationshal of park. - Het maakt niet uit of jongeren beneden de 16 zwak alcoholische drank of sterke drank bij zich hebben. Ze zijn in beide gevallen strafbaar. - De burgemeester kan de alcoholverkoop in de detailhandel tijdelijk verbieden als geconstateerd is dat de leeftijdsgrenzen 3 keer zijn overtreden binnen een periode van 12 maanden. - De gemeenten gaan voortaan toezicht houden op de naleving van de Drank- en Horecawet. De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA)waren hiervoor verantwoordelijk - De gemeente moet een para commerciële verordening opstellen . Per 1 januari 2014 gaat de leeftijdsgrens voor strafbaar stellen naar 18 jaar. Doel van de verordening is het voorkomen van oneerlijke mededinging. De verplichting komt voort uit de gewijzigde Drank- en Horecawet. Dat er regels voor paracommerciële instellingen gelden, is overigens geen nieuw fenomeen. De gemeente verbond deze altijd aan de horecavergunning. De regels moeten nu dus worden opgenomen in een paracommerciële verordening. Het opstellen van de (concept) paracommerciële verordening is in regio achterhoek verband gedaan om grote verschillen binnen de regio te voorkomen. Deze (concept)verordening is (in Berkelland) toegelicht in een tweetal bijeenkomsten waarvoor alle verenigingen, supermarkten en horeca met een drank- en horecavergunning uitgenodigd waren. Tijdens deze bijeenkomsten mochten de betrokken partijen aangeven wat de verschillende partijen vonden van de (concept)paracommerciële verordening. Door deze verordening willen we een aantal dingen bereiken. Namelijk: - Vast leggen van de schenktijden voor de paracommerciële instellingen. - Het alcohol gebruik onder jongeren verminderen. - De paracommerciële horeca alleen activiteiten mogen organiseren die binnen de doelstellingen vallen. - Verbieden van zogenaamde happy hours. In de para commerciële verordening worden verschillende zaken geregeld. Namelijk het volgende: Schenktijden - Op zaterdag, zondag en erkende feestdagen van 10.00 tot 24.00 uur, - Op andere dagen van 18.00 tot 24.00 uur. Hiernaast geldt dat er uitsluitend één uur voor en één uur na de wedstrijd alcoholische dranken geschonken mogen worden. In de huidige drank- en horecavergunningen van de verenigingen staat ook één uur voor en één uur na de laatste activiteit mag er alcoholische dranken geschonken worden. Tijdens de bijeenkomst bleek dat een aantal verenigingen dit erg kort vonden. Dit is echter geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie. Eén vereniging heeft aangegeven niet uit te kunnen met tijden tot 24.00 uur. Deze vereniging kan er voor kiezen om een reguliere drank- en horecavergunning aan te vragen. Er mag dan echter achter de bar niet meer met vrijwilligers gewerkt worden.
2
Bijeenkomsten van persoonlijke aard Er mogen geen bijeenkomsten gehouden worden in para commerciële instellingen die van persoonlijke aard zijn er niet passen binnen de statutaire doelstellingen van de para commerciële instellingen. Dit om oneerlijke concurrentie naar reguliere horeca te voorkomen. Verbod op verstekken alcoholhoudende drank Als de activiteiten in het geheel of in belangrijke mate gericht zijn op personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt is het verboden alcohol te schenken. Door een aantal verenigingen is aangegeven dan er geen alcohol geschonken wordt als de jeugdteams spelen. Het alcohol gebruik zal op die moment ook laag zijn en er wordt wel het goede voorbeeld gegeven. Verbod op prijsacties horeca Het is verboden drank te verstekken tegen een prijs die lager is dan 60 % van de prijs die gebruikelijk is voor een periode van 24 uur of korter. In het horecaconvenant staat dit verbod nu ook al. Echter niet alle horeca bedrijven hebben het horecaconvenant ondertekent. Ook omdat sommige horeca bedrijven er geen behoefte aan hebben om tot 4.00 uur open te zijn. Ter inzage Om alle ondernemers en verenigingen de gelegenheid te geven hun mening te geven stellen we voor de verordening nog twee weken ter inzage te leggen waarna de verordening ter goedkeuring aan de raad voorgelegd kan worden.
3
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 1 - BenW advies paracommecieleverordening - Drank- en horecaverordening
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 2 - Ontwerp DHW verordening Regio Achterhoek - Drank- en Horecaverordening (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288744#
Voorstel model Drank- en Horecaverordening Regio Achterhoek (versie 7 d.d. 17 april 2013) Uitgangspunten Uitgangspunten bij het opstellen van deze verordening zijn (in willekeurige volgorde): -
Zo eenvoudig/beperkt mogelijk (uitgangspunt: minder regels als het kan of anders gesteld: geen onnodige regels, zo min mogelijk beperkende voorwaarden) Zo veel mogelijk aansluiten op bestaande praktijk (zo weinig mogelijk veranderen) De verordening moet handhaafbaar zijn Bescherming volksgezondheid Alcoholmatiging in het algemeen Alcoholmatiging jeugd in het bijzonder (drankverstrekking aan jongeren voorkomen) Verantwoorde alcoholverstrekking bevorderen/alcoholmisbruik voorkomen Oneerlijke mededinging met reguliere horeca moet voorkomen worden c.q. tegengegaan worden Zowel commerciële (zoals cafés, slijters, supermarkten) als paracommerciële instellingen (sportkantines, dorpshuizen) moeten niet onnodig beperkt worden in hun bedrijfsvoering Oog hebben voor het feit dat kantineopbrengsten ook een vorm van inkomsten zijn voor verenigingen en dorpshuizen etc. maar met de kanttekening dat horeca wel ondergeschikt en ondersteunend aan de hoofdactiviteit moet zijn.
Aparte horecaverordening De VNG adviseert de vast te stellen regels als apart hoofdstuk in de Algemene Plaatselijke Verordening op te nemen om reden dat in de APV reeds een aantal regels voor de horeca (sluitingstijden, geluidsvoorschriften) zijn opgenomen. In de lijn van de adviezen van de BEM en STAP geven wij evenwel de voorkeur aan een aparte verordening op grond van de volgende argumenten: - specifiek onderwerp met afwijkende motieven: bescherming volksgezondheid, alcoholmatiging jeugd en bestrijding oneerlijke mededinging (paracommercie), - aparte verordening is voor burger en ook voor gebruikers duidelijker en overzichtelijker dan als hoofdstuk ondergebracht in de APV, - andere juridische grondslag (Drank- en Horecawet i.p.v. Gemeentewet), - medebewindstaken i.p.v. autonomie, - ander toezicht en sanctieregime. Daar waar in dit voorstel over de modelverordening van de VNG wordt gesproken, wordt gedoeld op het model dat de VNG in 2012 heeft gepresenteerd. Onlangs, bij brief van 15 maart 2013, heeft de VNG een nieuwe versie van de modelverordening uitgebracht. De werkgroep heeft deze nieuwe versie wel in dit voorstel betrokken maar hierin geen aanleiding gezien om de door ons voorgestelde verordening te wijzigen.
Paracommerciële instellingen Paracommerciële instellingen zijn stichtingen en verenigingen die zich richten op recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige activiteiten*. Voor paracommerciële instellingen is het verkopen van alcoholhoudende dranken niet de hoofdactiviteit maar een ondergeschikte nevenactiviteit ter ondersteuning van de hoofdactiviteit. Paracommerciële instellingen mogen alleen activiteiten organiseren die passen binnen de statutaire doelstelling(en) van de stichting of vereniging. Bijeenkomsten van persoonlijke aard als bruiloften en partijen zijn de hoofdactiviteit van commerciële horecabedrijven. * Zuiver culturele instellingen worden in de wet niet als para-commercieel aangemerkt.
Belangrijke verschillen tussen commerciële bedrijven en paracommerciële instellingen zijn onder andere: -
commerciële bedrijven hebben de vorm van eenmanszaak, VOF, BV, CV of NV. Paracommerciële instellingen zijn een vereniging, stichting of een kerkgenootschap;
-
paracommerciële instellingen werken vaak met vrijwilligers, terwijl commerciële instellingen de CAO Horeca moeten volgen, premies sociale verzekeringen moeten betalen en ingeschreven moeten zijn bij het Bedrijfschap horeca. Tevens hebben paracommerciële instellingen met een zgn. ANBI of SBBI-status fiscale voordelen;
-
paracommerciële instellingen komen vaak in aanmerking voor overheidssubsidies en/of betalen een niet markt-conforme huurprijs. Daardoor kunnen zij lagere prijzen hanteren dan commerciële bedrijven die deze voordelen niet hebben;
-
voor paracommerciële instellingen geldt een versoepelde eis voor het bezit van de verklaring sociale hygiëne inhoudende dat slechts twee leidinggevenden een dergelijk verklaring hoeven te hebben en volstaan kan worden met de aanwezigheid van zgn. barvrijwilligers. Bij commerciële horeca moeten alle leidinggevenden aan de eis van sociale hygiëne te voldoen en moet er altijd minimaal één leidinggevende in de inrichting aanwezig zijn.
Door deze verschillen in de bedrijfsvoering hebben paracommerciële instellingen ten opzichte van commerciële bedrijven financiële voordelen waardoor zij op ongelijke voet aan het economische verkeer deelnemen en aldus sprake kan zijn van oneerlijke mededinging. Om deze reden heeft de wetgever gemeenten in artikel 4 van de Drank- en Horecawet verplicht om bij verordening regels ter voorkoming van oneerlijke mededinging te stellen. Oneerlijke mededinging In de nieuwe wet is (imperatief) opgenomen dat met betrekking tot de verstrekking van alcoholhoudende drank in paracommerciële inrichtingen (zoals sportkantines, buurthuizen, jongerencentra, etc.) bij gemeentelijke verordening regels ter voorkoming van oneerlijke mededinging moeten worden gesteld. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op: - de tijden van alcoholverstrekking; - in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard zoals bruiloften en partijen, en - bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtsreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon (vereniging of stichting) zijn betrokken. Een belangrijk verschil met de oude wet is dat in het verleden op basis van maatwerk voorschriften ter voorkoming van oneerlijke concurrentie aan een vergunning verbonden moesten worden “voor zover dit gelet op plaatselijke of regionale omstandigheden uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moest worden beschouwd”. Deze bepaling bood ruimte voor maatwerk, terwijl de wet nu uitgaat van algemene regels die voor alle paracommerciële inrichtingen gelden, eventueel gedifferentieerd naar bepaalde categorieën zoals sportkantines, buurthuizen en de schouwburg. Schenktijden paracommerciële instellingen Conform het voorstel van de VNG (alternatief 1) en aansluitend op de gebruikelijke voorschriften in veel gemeenten stellen wij voor om de schenktijden te beperken van een uur voor aanvang en tot een uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelstellingen van de vereniging of stichting, met dien verstande dat er in het weekend d.w.z. op zaterdag en zondag en daarnaast op algemeen erkende feestdagen uitsluitend van 10.00 tot 24.00 uur en op doordeweekse dagen van 18.00 tot 24.00 uur alcoholhoudende drank mag worden verstrekt. De VNG heeft als alternatief 2 een bepaling opgenomen waarin de schenktijden worden gedifferentieerd naar 3 verschillende soorten paracommerciële rechtspersonen (sportverenigingen, organisaties gericht op sociale interactie en overige). Gezien de grote verschillen in de aard van paracommerciële instellingen en de tijden waarop activiteiten van al
2
deze instellingen plaatsvinden is het o.i. niet goed mogelijk om de schenktijden naar categorieën van paracommerciële instellingen te differentiëren. Daarom geven wij de voorkeur aan alternatief 1, d.w.z. algemene schenktijden zonder een onderscheid in categorieën te maken. Consequentie van deze keuze is wel dat de opgenomen schenktijden behoorlijk ruim lijken maar deze schenktijden worden verder beperkt door het bepaalde in artikel 2, lid 1 (een uur voor aanvang tot een uur na afloop van de verenigingsactiviteiten) en artikel 3 (geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en/of bijeenkomsten van anderen dan eigen leden c.q. medewerkers). De BEM heeft eveneens gekozen voor een redactie conform alternatief 1 met de toevoeging dat geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt op: - maandag t/m vrijdag, van 23.00 tot 10.00 uur en - zaterdag en zondag, van 19.00 tot 10.00 uur. Tenslotte kiest STAP voor vaste schenktijden (maandag t/m vrijdag, van 17.00 tot 23.00 uur en vrijdag t/m zondag, van 15.00 tot 21.00 uur), eventueel nog weer gedifferentieerd naar bepaalde typen van paracommerciële inrichtingen. De door onze werkgroep voorgestelde schenktijden wijken dus wel enigszins af van de voorstellen van de BEM en STAP maar betekenen toch dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in paracommerciële instellingen in het belang van enerzijds het voorkomen van oneerlijke concurrentie en anderzijds het beperken van alcoholgebruik wordt beperkt. Tegelijkertijd is met de voorgestelde schenktijden getracht op een reële wijze aan te sluiten op de gangbare openingstijden van sportkantines, dorpshuizen, jeugdcentra, verenigingsgebouwen, schouwburgen, etc. Gaat het om een paracommerciële inrichting met een zeer bijzonder karakter, dan kan de burgemeester een (doorlopende) ontheffing voor afwijkende schenktijden verlenen. Ook in artikel 4 lid 4 van de wet is een ontheffingsbevoegdheid aan de burgemeester toegekend maar dan gaat het om “bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard” in een paracommerciële inrichting die zich normaal aan de in lid 1 en 2 voorgeschreven schenktijden moet houden. Te denken valt bijv. aan een ontheffing van de voorgeschreven tijden i.v.m. de viering van een kampioenschap of een jubileumfeest van de vereniging. Voor een sportkantine, schouwburg, filmzaal, etc. met een reguliere drank- en horecavergunning gelden de vorenstaande beperkingen niet. Door het uitbesteden van de horeca-exploitatie aan een horeca-ondernemer wordt op gelijke voet aan het economisch verkeer deelgenomen en is er geen sprake van oneerlijke concurrentie. Wel moeten de horeca-activiteiten in overeenstemming met de bestemmingsplanvoorschriften zijn. Verbod op bijeenkomsten van persoonlijke aard In vele nu nog geldende vergunningen van paracommerciële instellingen is conform het oude artikel 4 lid 2 van de wet bepaald dat er geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard. Onder bijeenkomsten van persoonlijke aard moeten volgens de toelichting worden verstaan bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter die geen direct verband met activiteiten van de rechtspersoon hebben zoals bruiloften, recepties, jubilea maar ook bedrijfsfeesten en zelfs uitvaarten.* Op grond van het nieuwe artikel 4 lid 3 van de wet moeten deze regels nu bij verordening worden vastgelegd. Zowel de VNG als STAP (Stichting Alcoholpreventie) en de BEM (Bureau Eerlijke Mededinging) geven in de door hen opgestelde modelverordeningen hieraan uitvoering door te bepalen dat in paracommerciële inrichtingen geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt
* Bijeenkomsten van persoonlijke aard waarbij geen alcohol wordt geschonken, zijn op grond van de Drank- en Horecawet wel toegestaan maar zijn meestal strijdig met de van toepassing zijnde bestemmingsplanvoorschriften en/of eventuele gemeentelijke subsidie-of huurvoorwaarden.
3
tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. Wij stellen voor om eenzelfde bepaling in onze modelverordening op te nemen.
Verbod verstrekken alcoholhoudende drank in paracommerciële inrichtingen die zich vooral op jongeren richten Op grond van het nieuwe artikel 25a van de wet kan het verstrekken van alcoholhoudende drank in inrichtingen bij gemeentelijke verordening worden verboden of beperkt. Op grond van lid 2 van dit artikel kan worden bepaald dat dit verbod of deze beperking alleen geldt voor bepaalde categorieën inrichtingen, bepaalde gebiedsdelen of bepaalde tijden. Dit artikel maakt het aldus mogelijk om het verstrekken van alcoholhoudende drank in bepaalde categorieën van inrichtingen en/of op bepaalde tijden te verbieden. Hoewel in artikel 25a niet expliciet is bepaald dat ook het verstrekken van alcoholhoudende drank aan jongeren in het belang van de volksgezondheid kan worden verboden of worden beperkt, adviseert de werkgroep om in de verordening toch een bepaling op te nemen op grond waarvan het verboden is om in een paracommerciële inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende de tijd dat deze inrichting wordt gebruikt voor activiteiten die geheel of in belangrijke mate zijn gericht op personen onder de 18 jaar. Een dergelijk verbod is geheel in lijn met het motief van artikel 25a, bescherming van de volksgezondheid, en is verdedigbaar door te stellen dat dit verbod ook gerelateerd is aan tijd, namelijk de tijden waarop in de inrichting activiteiten plaatsvinden die vooral op jongeren zijn gericht. Hierbij valt bijv. te denken aan een jeugdtoernooi maar ook aan een disco-avond voor jongeren in een buurthuis of jongerencentrum. Het verbod is beperkt tot paracommerciële inrichtingen omdat juist veel van dit soort inrichtingen laagdrempelig zijn en – anders dan commerciële horeca-inrichtingen – ook door jongeren onder de 18 jaar (zonder begeleiding) worden bezocht. De formulering “activiteiten die geheel of in belangrijke mate op jongeren (onder de 18 jaar) zijn gericht” kan discussie geven maar een duidelijke scheidslijn is moeilijk aan te geven. Vuistregel kan zijn dat het verbod geldt zodra de activiteit(en) voor de helft of meer door jongeren wordt bezocht en/of hieraan wordt deelgenomen. Verwacht mag worden dat besturen van paracommerciële instellingen ook zelf hun verantwoordelijkheid hierin nemen en handelen volgens de strekking van deze bepaling. Verbod prijsacties horeca De wet maakt het in artikel 25d mogelijk om, ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde te verbieden dat er alcoholhoudende dranken verstrekt worden tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die gewoonlijk wordt gevraagd. Het gaat hier met name om de zogenaamde happy hours. De VNG heeft hieromtrent een facultatieve bepaling in haar modelverordening opgenomen maar plaatst hierbij wel de kanttekening dat het lastig is om vast te stellen of sprake is van een prijs die minder dan 60 % van de normale prijs bedraagt. De BEM heeft hierover niets geregeld en STAP heeft dit verbod letterlijk uit de wet overgenomen. Ofschoon een verbod op happy hours ook naar het oordeel van de werkgroep lastig te controleren is, kan een dergelijk verbod wel een preventieve werking hebben en wordt hiermee in ieder geval duidelijk gemaakt dat dit soort prijsacties ongewenst zijn. Daarom hebben Iriszorg en de GGD in het kader van het alcoholmatigingsbeleid toch gepleit voor de opname van dit verbod. Overigens zijn er in deze regio geen excessen ten aanzien van prijsacties bekend. Bovendien hebben veel gemeenten reeds een convenant met de horeca gesloten waarin eveneens is bepaald dat zgn. happy hours niet zijn toegestaan (zonder aanvullende criteria zoals 60 % van de normale prijs e.d.).
4
WAT KAN WEL MAAR HEBBEN WE NIET OPGENOMEN Geen toegangsverbod in relatie tot leeftijd Om het alcoholgebruik door jongeren terug te dringen maakt de wet het in artikel 25b mogelijk om voor horecalokaliteiten en terrassen een toegangsverbod voor bezoekers beneden een bepaalde leeftijd in de verordening op te nemen. Dit toegangsverbod kan gelden voor bepaalde categorieën inrichtingen, bepaalde gebiedsdelen van de gemeente en/of bepaalde tijden. In de eerste plaats heeft de wetgever bij deze bepaling gedacht aan een toegangsverbod voor jongeren vanaf een bepaald tijdstip. Zo kan bij verordening worden bepaald dat vanaf een bepaald tijdstip geen bezoekers beneden de leeftijd van 18 jaar meer toegelaten mogen worden. Bezoekers beneden deze leeftijd die al binnen zijn mogen echter blijven tot sluitingstijd. Afgezien van het praktische aspect dat een dergelijk toegangsverbod moeilijk gehandhaafd kan worden, is het van belang van een zodanig verbod ook minder groot geworden, nu de leeftijdsgrens voor de verstrekking van alcoholhoudende drank naar 18 jaar wordt opgetrokken. Bovendien is de kans groot dat nog meer uitgaansgelegenheden naar aanleiding van deze leeftijdsgrens zelf een toegangsleeftijd van 18 jaar hanteren (zodat binnen bij drankverstrekking aan de bar niet meer op leeftijd gecontroleerd hoeft te worden). In de modelverordeningen van de VNG en STAP is nog uitgegaan van een leeftijdsgrens van 16 jaar. De VNG heeft hieromtrent een facultatieve bepaling opgenomen en STAP heeft de leeftijdsgrens op 18 jaar gesteld. De BEM heeft op dit punt niets geregeld. Verbod prijsacties detailhandel De wet maakt het in artikel 25d ook mogelijk om ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde te verbieden dat er in supermarkten en slijterijen alcoholhoudende dranken voor gebruik elders dan ter plaatse worden aangeboden tegen een prijs die voor een periode van een week of korter lager is dan 70% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd. Een dergelijk verbod wordt gezien als een te vergaande bemoeizucht van de overheid met de prijsstelling van supermarkten. Bovendien is het moeilijk te beoordelen en te controleren of een bepaalde prijsstelling al dan niet 70 % lager dan de normale prijs is. Om deze redenen is geen verbod op prijsacties in de detailhandel opgenomen.
5
Op basis van de vorenstaande overwegingen hebben wij de volgende modelverordening opgesteld: MODEL - DRANK- EN HORECAVERORDENING ACHTERHOEK De raad van de gemeente X gelezen het voorstel van burgemeester d.d. xxx, nummer xxx; gelet op de artikelen 147 van de Gemeentewet en 4, 25a, 25b, 25c, 25d en 26 van de Drank- en Horecawet; BESLUIT: vast te stellen de volgende verordening
DRANK- EN HORECAVERORDENING GEMEENTE X Artikel 1
Begripsbepalingen
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet : de Drank- en Horecawet; b. vergunning : de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet; c. paracommerciële inrichting: een inrichting waarin een paracommerciële rechtspersoon in eigen beheer het horecabedrijf exploiteert 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de overige begrippen in deze verordening verstaan hetgeen de wet daaronder verstaat. Artikel 2
Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
1. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken in de door hen geëxploiteerde inrichting uitsluitend alcoholhoudende drank vanaf één uur voor aanvang tot uiterlijk één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelstellingen van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het paracommerciële rechtspersonen verboden om in hun inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de volgende schenktijden: - op zaterdag, zondag en algemeen erkende feestdagen: van 10.00 tot 24.00 uur, - op andere dagen: van 18.00 tot 24.00 uur. 3. De burgemeester kan een paracommerciële rechtspersoon in bijzondere omstandigheden in relatie tot de activiteiten van die rechtspersoon ontheffing van de voorgeschreven schenktijden in lid 2 van dit artikel verlenen. Artikel 3
Verbod bijeenkomsten van persoonlijke aard
1. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens in de inrichting plaatsvindende bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, tenzij deze bijeenkomsten passen binnen de statutaire doelstellingen van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon..
6
2. Paracommerciële rechtspersonen geven aan anderen geen gelegenheid om in de inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens in de inrichting plaatsvindende bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. Artikel 4
Verbod verstrekken alcoholhoudende drank
Het is verboden in een paracommerciële inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende de tijd dat deze inrichting wordt gebruikt voor activiteiten die geheel of in belangrijke mate zijn gericht op personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Artikel 5
Verbod prijsacties horeca
Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse te verstrekken tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60 % van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd. Artikel 6
Inwerkingtreding en citeertitel
1. De ‘Drank- en Horecaverordening X 19.. ‘ vastgesteld bij raadsbesluit van xx-xx-xxxx wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum. 2. Deze verordening treedt in werking op xx-xx-xxxx. (of Deze verordening treedt de dag na bekendmaking in werking). 3. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Drank- en Horecaverordening gemeente X’. Aldus besloten door de raad van de gemeente X in zijn openbare vergadering gehouden op …. 2013, nr. .. De raadsgriffier,
de voorzitter,
7
TOELICHTING Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen Aangezien de Drank- en Horecaverordening een medebewindsverordening is, kan volstaan worden met een verwijzing naar de begripsbepalingen van de wet en is in artikel 1 volstaan met 3 essentiële begripsbepalingen. Artikel 2 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen Volgens artikel 4, derde lid, van de DHW moeten bij verordening in ieder geval regels worden gesteld m.b.t. de schenktijden ter voorkoming van oneerlijke concurrentie. Omdat een algemene differentiatie in schenktijden vanwege de grote verscheidenheid in paracommerciële inrichtingen moeilijk is, is in artikel 2 aangesloten bij het in veel gemeenten al bestaande voorschrift dat alleen alcoholhoudende drank mag worden geschonken vanaf een uur voor aanvang en tot een uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelstellingen van de rechtspersoon. Om de drankverstrekking buiten de eigenlijke activiteiten van de rechtspersoon nog verder te beperken en het concurrerende effect van sportkantines e.d. voor de reguliere horeca tegen te gaan, is in het tweede lid toegevoegd dat op zaterdag, zondag en algemeen erkende feestdagen* uitsluitend alcoholhoudende drank mag worden verstrekt van 10.00 tot 24.00 uur en op andere dagen van 18.00 tot 24.00 uur. De schenktijd is op uiterlijk 24.00 uur vastgesteld omdat de verenigingsactiviteiten meestal om 23.00 uur (of al eerder) afgelopen zijn en alsdan nog een uur resteert voor de nazit. In de eerste plaats geldt deze beperking van de schenktijden voor sportverenigingen maar ook voor dorpshuizen, jeugdcentra, verenigingsgebouwen, schouwburgen** en dergelijke. Voor een sportkantine, schouwburg, filmzaal, etc. met een reguliere drank- en horecavergunning geldt deze beperking van de schenktijden niet. Door het uitbesteden van de horeca-exploitatie aan een horeca-ondernemer wordt op gelijke voet aan het economisch verkeer deelgenomen en is er geen sprake van oneerlijke concurrentie. Wel moeten de horeca-activiteiten in overeenstemming met de bestemmingsplanvoorschriften zijn. In lid 3 van dit artikel is de burgemeester de bevoegdheid toegekend om in bijzondere omstandigheden in relatie tot de activiteiten van de rechtspersoon, bijv. de exploitatie van een brandweerkantine, een ontheffing van de voorgeschreven schenktijden te kunnen verlenen. In tegenstelling tot de ontheffingsbevoegdheid in artikel 4 lid 4 van de wet (op grond waarvan de burgemeester met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard ontheffing van deze voorschriften kan verlenen) heeft deze ontheffing een doorlopend karakter. Artikel 3 Bijeenkomsten paracommerciële rechtspersonen Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt gedoeld op bijeenkomsten die geen direct verband houden met de activiteiten van de desbetreffende paracommerciële instelling, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke. Persoonlijke bijeenkomsten die toch direct verband houden met de activiteiten van de rechtspersoon, zoals het afscheid van de voorzitter van een vereniging, vallen niet onder het bereik van deze bepaling en zijn dus wel toegestaan. * Onder algemeen erkende feestdagen worden verstaan: Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Pasen, Koninginnedag, Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, Pinksteren, Kerst, Oudejaarsdag maar ook plaatselijk algemeen aanvaarde feestdagen als kermis, volksfeesten en carnaval. Voorwaarde blijft dat de verstrekking van alcoholhoudende drank alleen is toegestaan tijdens activiteiten die passen binnen de statutaire doelstellingen van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
** Als in een schouwburg alleen maar zuiver culturele activiteiten plaatsvinden, is geen sprake van een paracommerciële instelling en gelden de beperkingen niet.
8
Verder moet bij bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, gedacht worden aan bijv. bedrijfsfeesten en bijeenkomsten van andere organisaties. Dit doet zich voor als een paracommerciële rechtspersoon zijn kantine of een andere ruimte verhuurt aan derden om bijvoorbeeld een feest te geven of activiteiten te organiseren waarbij alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Als dit laatste het geval is, dan kan er ook oneerlijke mededinging ontstaan met de reguliere horeca. In het tweede lid is bepaald dat het verbod op het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard ook geldt voor situaties waarin de paracommerciële rechtspersoon haar inrichting als feestruimte aan anderen verhuurt c.q. ter beschikking stelt.
Ontheffing door de burgemeester Op grond van artikel 4, vierde lid, van de DHW heeft de burgemeester de bevoegdheid om voor ten hoogste 12 aaneengesloten dagen ontheffing te verlenen van de in de verordening opgenomen voorschriften zoals de voorgeschreven schenktijden en het verbod op alcoholverstrekking tijdens “oneigenlijke” activiteiten. Volgens de wet kan alleen ontheffing worden verleend, als het gaat om bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard. Uit deze bewoordingen blijkt dat hier zeer terughoudend mee moet worden omgegaan. Omdat de burgemeester deze bevoegdheid rechtstreeks aan de wet ontleent, kan de raad hieraan verder geen beperkingen stellen. De burgemeester kan hiervoor wel zelf beleidsregels opstellen (artikel 4:81 van de Awb). Voor alle duidelijkheid volgt hieronder een opsomming van activiteiten die wel tot de eigenlijke activiteiten van de paracommerciële instelling worden gerekend en dus toegestaan zijn. Algemeen - feestavond voor vrijwilligers - jaarfeest of afsluiting seizoen - afscheidsfeest van het bestuur/een bestuurslid - overige strikt clubgerelateerde en incidentele feesten voor leden, zoals een barbecue of een bingoavond - nieuwjaarsbijeenkomsten (mits in belangrijke mate gericht op leden) - lessen/cursussen mits club- of instellingsgerelateerd (bijvoorbeeld: EHBO, reanimatie, scheidsrechterscursus voor sportverenigingen) - diploma-uitreikingen mits club- of instellingsgerelateerd (bijvoorbeeld: EHBO, reanimatie, scheidsrechterscursus) - toernooi met afsluitend feest - clubkampioenschap - jaarvergaderingen - kerstviering voor leden Sociaal-culturele instellingen, zoals dorpshuizen (naast de onder algemeen genoemde activiteiten) - bijeenkomsten/vergaderingen/feesten/cursussen/vieringen/debatten/lezingen van en voor verenigingen en stichtingen die gebruik maken van het pand (dus alleen toegankelijk voor leden en oud-leden) - sociaal-culturele evenementen waarbij het evenement centraal staat (ook voor publiek toegankelijk voor zover het publiek komt voor het sociaal-culturele evenement)
9
Educatieve rechtspersonen - afstudeerbijeenkomst/diploma-uitreiking - lessen/cursussen - schoolfeest voor leerlingen - laatste schooldag(feestdagc.q. -avond) - nieuwjaarsbijeenkomsten Rechtspersonen met een levensbeschouwelijke of godsdienstige aard - activiteiten en vieringen die direct verband houden met de levensbeschouwelijke of godsdienstige aard van de instellingen (niet zijnde bijeenkomsten van persoonlijke aard) Artikel 4 Verbod verstrekken van drank Op grond van artikel 25a van de wet kan het verstrekken van alcoholhoudende drank in inrichtingen bij gemeentelijke verordening worden verboden of beperkt. Op grond van lid 2 (sub a) van dit artikel kan worden bepaald dat dit verbod of deze beperking alleen geldt voor bepaalde categorieën van inrichtingen, bepaalde gebiedsdelen en/of bepaalde tijden. Op grond van dit artikel is in de verordening bepaald dat het verboden is alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende de tijd dat een paracommerciële inrichting wordt gebruikt voor activiteiten die geheel of in belangrijke mate zijn gericht op personen onder de 18 jaar. Ter bescherming van de volksgezondheid wordt met dit verbod beoogd te voorkomen dat tijdens activiteiten in paracommerciële inrichtingen die vooral op jongeren (onder de 18 jaar) zijn gericht alcoholhoudende drank wordt geschonken en genuttigd. Hierbij moet met name gedacht worden aan sportkantines, buurthuizen, speeltuinverenigingen en jeugdhonks. De formulering “activiteiten die geheel of in belangrijke mate op jongeren (onder de 18 jaar) zijn gericht” kan discussie geven maar een duidelijke scheidslijn is moeilijk aan te geven. Als vuistregel kan ervan worden uitgegaan dat het verbod geldt zodra de activiteit(en) voor de helft of meer door jongeren wordt bezocht en/of hieraan wordt deelgenomen. Artikel 5
Verbod prijsacties horeca
In artikel 5 is een verbod op het houden van prijsacties in de horeca opgenomen. Dit verbod heeft met name betrekking op de zgn. happy hours waarbij een horecabedrijf gedurende één of enkele uren tegen sterk gereduceerde prijzen alcoholhoudende drank aanbiedt om op deze wijze bezoekers te trekken. Het verbod beoogt overmatig alcoholgebruik door dergelijke prijsacties tegen te gaan. Dit verbod is gebaseerd op artikel 25d van de wet op grond waarvan het mogelijk is om, ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde te verbieden dat er alcoholhoudende dranken verstrekt worden tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd. Artikel 6
Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich. Omdat alle eenmaal verleende vergunningen geldig blijven tot de geldigheidsduur is verstreken of de vergunning is ingetrokken, is er geen overgangsrecht opgenomen. De bestaande voorschriften en beperkingen voor paracommerciële rechtspersonen op grond van artikel 4 lid 2 van de Drank- en Horecawet zoals die geldig waren voor 1-1-2013 vervallen van rechtswege op het moment van inwerkingtreding van deze verordening NB. Als er plaatselijk al een Drank- en Horecaverordening is, dan moet die ingetrokken worden en moeten er eventueel overgangsbepalingen vastgesteld worden.
10
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 2 - Ontwerp DHW verordening Regio Achterhoek - Drank- en Horecaverordening
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Voorstel en besluit - Najaarsnota 2013 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288746#
Raadsvergadering Commissie
: :
3 december 2013 Bestuur
Onderwerp
:
Najaarsnota 2013
Collegevergadering Portefeuillehouder Meer informatie bij
: : :
1 oktober 2013 Wethouder J.B. Boer E. Gussekloo
Agendapunt
:
Agendapunt
: 6
Telefoon
: 0545-250 576
Te nemen besluit: 1. De najaarsnota 2013 vaststellen 2. het positieve saldo van € 5.526.770 toevoegen aan de algemene reserve 3. de kredieten voor: a. Onderzoeks riolering € 50.000 b. Rioleringsmaatregelen De Kiefte € 100.000 c. Aanleg nieuwe riolering Jan Telkampstraat € 100.000 beschikbaar stellen 4. de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves goedkeuren 5. de overblijvende budgetten voor: a. Plattelandsvernieuwing b. Cofinanciering recreatie en toerisme. c. Samen Anders d. Combinatiefunctionarissen e. Regiocontract f. Opleiding g. Loopbaanbegeleiding overhevelen naar 2014. 6. het saldo van de producten riolering en afval te verrekenen met de bestaande egalisatiereserves. 7. een voordeel voor het onderhoud wegen en onderhoud bruggen over te hevelen naar de reserve onderhoud wegen. 8. een voordeel op de budgetten van het onderwijs bij de jaarrekening over te hevelen naar de reserve onderwijs 9. bij de jaarrekening overwegen een gedeelte van het voordeel van de najaarsnota toe te voegen aan de reserve herstructurering. Waarom dit voorstel? In de najaarsnota melden we u de afwijkingen ten opzichte van de begroting. Wat is het effect? In 2013 blijft € 5.526.770 over. Dit bedrag storten we in de algemene reserve.
Argumentatie/onderbouwing: De raad heeft het budgetrecht. Afwijkingen van de begroting moeten door de raad worden goedgekeurd. Kanttekeningen/risicoparagraaf -
_____________________________________________________________________ In te vullen door Griffie: Commissievergadering Afhandelingsvoorstel voor raad: 0 hamerstuk 0 bespreekstuk 0 anders, nl
Raadsvergadering 0 zonder hoofdelijke stemming 0 met algemene stemmen 0 stemmen voor, stemmen tegen 0 aangenomen 0 verworpen 0
Financiële paragraaf In 2013 blijft € 5.526.770 over. Dit bedrag storten we in de algemene reserve. Intern en extern Informatie en communicatie De najaarsnota wordt voor de behandeling van de begroting 2014 verstrekt aan de raad. De najaarsnota is voor iedereen in te zien. Inspraak en participatie Planning en evaluatie Burgemeester en wethouders van Berkelland, de secretaris, de burgemeester, J.A. Wildeman.
mr. H.L.M. Bloemen.
2
Raadsvergadering
: 3 december 2013
Agendanummer
:
De raad van de gemeente Berkelland; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2013; besluit: 1. de najaarsnota 2013 vast te stellen; 2. het positieve saldo van € 5.526.770 toe te voegen aan de algemene reserve; 3. de kredieten voor: a. Onderzoeks riolering € 50.000 b. Rioleringsmaatregelen De Kiefte € 100.000 c. Aanleg nieuwe riolering Jan Telkampstraat € 100.000 beschikbaar te stellen; 4. de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves goed te keuren; 5. de overblijvende budgetten voor: a. Plattelandsvernieuwing b. Cofinanciering recreatie en toerisme. c. Samen Anders d. Combinatiefunctionarissen e. Regiocontract f. Opleiding g. Loopbaanbegeleiding over te hevelen naar 2014; 6. het saldo van de producten riolering en afval te verrekenen met de bestaande egalisatiereserves; 7. een voordeel voor het onderhoud wegen en onderhoud bruggen over te hevelen naar de reserve onderhoud wegen; 8. een voordeel op de budgetten van het onderwijs bij de jaarrekening over te hevelen naar de reserve onderwijs; 9. bij de jaarrekening overwegen een gedeelte van het voordeel van de najaarsnota toe te voegen aan de reserve herstructurering.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 december 2013 de griffier,
de voorzitter,
3
Toelichting raadsvoorstel Raadsvergadering Onderwerp
: 3 december 2013 : Najaarsnota 2013
agendapunt
:
Toelichting In de najaarsnota melden we de afwijkingen ten opzichte van de gewijzigde begroting van dit jaar. Hiermee gegeven we inzicht in de stand van zaken van dit begrotingsjaar. Het resultaat van de afwijkingen in de najaarsnota is € 5.526.770 voordelig. 1. Inhoud In de programmalijn Decentralisaties en transities doet zich een voordeel voor van € 1,8 miljoen. Het grootste gedeelte wordt gerealiseerd door minder gebruik van de Wmo dan verwacht. Dit is het gevolg van ons aangepaste beleid. De programmalijn Cultuur laat een voordeel zien van € 81.000. Dit voordeel wordt veroorzaakt door het later starten van de algemene muzikale vorming. En het wegvallen van onderhoudsbudgetten voor De Mölle in Haarlo. De programmalijn overig doorgaand sociaal beleid laat een nadeel zien van € 96.000. De oorzaken van dit nadeel zijn de stijging van de prijzen voor leerlingenvervoer en het extra uitvoeren van inspecties van de kinderopvang door de GGD. Beide stijgingen kunnen worden gedekt uit stelposten die bij algemene baten en lasten staan. Op de programmalijn werkgelegenheid staat een voordeel van € 401.000. Dit voordeel ontstaat een afrekening voor de gebundelde uitkering over 2012 en het verhogen van de eigen bijdrage voor inkomensvoorzieningen. Daarnaast kan € 250.000 vrijvallen uit de voorziening Hameland. De programmalijn recreatie en toerisme laat een nadeel zien van € 64.000. De oorzaak is het betaalbaar stellen van de bijdrage voor het openluchttheater. Deze bijdrage wordt gedekt uit de algemene reserve. In de programmalijn Leefomgeving ontstaat een voordeel van € 162.000. Oorzaak van dit voordeel is een hogere bijdrage van partijen die kabels leggen. Door de aanleg van glasvezel in Eibergen en Neede is de bijdrage veel hoger dan verwacht. Dit voordeel voegen we toe aan de reserve onderhoud wegen. De programmalijn Overig doorgaand ruimtelijk beleid laat een voordeel zien van € 143.000. De belangrijkste oorzaken zijn de het goedkoper afronden van de projecten digitalisering bestemmingsplannen en handhaving permanente bewoning recreatiewoningen. aanpassingen voor de rioleringsinvesteringen. Deze lasten dekken we uit de egalisatiereserve investeringen. De programmalijn Besturen met betrokkenheid geeft een voordeel van € 63.000. Dit komt doordat we dit jaar geen verkiezingen houden en de toevoeging aan de voorziening pensioenen wethouders lager uitvalt dan verwacht. De programmalijn Overig doorgaand bestuurlijk beleid geeft een voordeel van € 86.000. Dit voordeel wordt vooral veroorzaakt door lagere tarieven voor Berkelbericht en meevallende kosten voor externe advisering.
4
Het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien samen laat een nadeel zien van € 4.100.000. Dit wordt vooral veroorzaakt door de wijziging in het beleid van de Nuon ontvangsten. Bij de jaarrekening 2012 zijn de inkomsten al verwerkt en opgenomen in de balans. Om die reden horen de inkomsten niet meer thuis in de exploitatie. Dit levert begrotingstechnisch een nadeel op van € 6,8 miljoen. Tegenover dit nadeel staan voordelen van lagere kapitaallasten (€ 1,7 miljoen) en vrijvallende budgetten op algemene baten en lasten (€ 1,0 miljoen) Bij de mutaties reserves zien we een voordeel van € 7,2 miljoen. Ook hier werkt de verwerking van de Nuon gelden door. In de begroting stond een toevoeging aan de reserves voor € 6,8 miljoen. Nu de Nuon ontvangsten al in de jaarrekening 2012 zijn verwerkt kan de toevoeging in 2013 vervallen. Dit leidt tot een voordeel. Daarnaast onttrekken we bedragen aan de reserves ter dekking van een aantal onderwerpen in de najaarsnota. Ook dit leidt tot een voordeel. Beschikbaar stellen kredieten In deze najaarsnota vragen wij u de volgende kredieten beschikbaar te stellen: Onderzoeksbudget riolering Aanvullend krediet rioleringsmaatregelen De Kiefte Aanleg nieuwe riolering Jan Telkampstraat . 2. Financiële consequenties / dekking Het saldo van de najaarsnota voor 2012 is € 5.526.770 positief. Wij stellen voor dit voordeel toe te voegen aan de algemene reserve. Daarnaast stellen we voor om bij de jaarrekening 2013 te overwegen een gedeelte van het voordeel van deze najaarsnota toe te voegen aan de reserve herstructurering. Om bij de behandeling van de jaarrekening een lang voorstel met resultaatbestemmingen te voorkomen hebben stellen wij u ook voor een aantal budgetten over te hevelen naar 2014. Het gaat dan om de overblijvende budgetten voor: Plattelandsvernieuwing Cofinanciering recreatie en toerisme. Samen Anders Combinatiefunctionarissen Regiocontract Opleiding Loopbaanbegeleiding Bij bovenstaande budgetten gaat het om projectbudgetten. Daarbij zijn de budgetten per jaar beschikbaar gesteld. In werkelijkheid blijken de uitgaven niet gelijk over de jaren verdeeld te zijn. Naast deze toevoeging aan de reserves stellen wij u voor om het saldo van de producten riolering en afval te verrekenen met de bestaande egalisatiereserves. Ook stellen wij u voor: een voordeel voor het onderhoud wegen en onderhoud bruggen over te hevelen naar de reserve onderhoud wegen. Een voordeel op de budgetten van het onderwijs bij de jaarrekening over te hevelen naar de reserve onderwijs Per programmalijn is het effect van de mutaties in de najaarsnota als volgt:
5
Plattelandsvernieuw ing Cultuur Sport Welzijn en zorg Overig doorgaand sociaal beleid Werkgelegenheid Recreatie en toerisme Overig doorgaand economisch beleid Wonen Leefomgeving Overig doorgaand ruimtelijk beleid Besturen met betrokkenheid Integrale veiligheid Overig doorgaand bestuurlijk beleid Overzicht algemene dekkingsmiddelen Mutaties reserves Totaal effect
2013
2014
2015
2016
2017
0 81.000 0 1.803.404 -95.860 401.000 -64.100 0 0 162.000 143.028 63.000 0 86.000 -4.057.453 7.004.751 5.526.770
0 0 0 0 -93.460 0 0 0 0 0 -7.500 -33.000 0 0 64.500 38.500 -30.960
0 0 0 0 -93.460 0 0 0 0 0 -7.500 0 0 0 64.500 38.500 2.040
0 0 0 0 -93.460 0 0 0 0 0 -7.500 0 0 0 64.500 38.500 2.040
0 0 0 0 -93.460 0 0 0 0 0 -7.500 0 0 0 64.500 38.500 2.040
In de najaarsnota is per programmalijn een gedetailleerd overzicht van de mutaties opgenomen.
6
Einde bijlage: 2013-12-03 Voorstel en besluit - Najaarsnota 2013
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 1 - BenW advies Najaarsnota 2013 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288747#
Afdelingshoofd
Advies aan B & W Nr.
Portefeuillehouder, afdeling, datum advies en onderwerp
Conceptbesluit
WETHOUDER J.B. BOER
De najaarsnota 2013 aanbieden aan de raad
INTERN ADVIES E.C.P. Gussekloo 26 september 2013 Najaarsnota Routing afgestemd met Openbaar raadsvergadering medezeggenschap Communicatie Participatie
: : : : : :
Financieel consulenten ja 31 oktober 2013 niet van toepassing
Consequenties Financieel
:
inkoop Personeel gezondheidsaspecten Kadastraal Wkpb
: : : : :
ja, de kosten zijn en ze staan in de begroting. Er is geen subsidie nee nee nee niet van toepassing Wkpb is niet van toepassing.
nee
Gezien Secretaris J.A. Wildeman
Burgemeester mr. H.L.M. Bloemen
Wethouder L.J.H. Scharenborg
Wethouder J.B. Boer
Wethouder F.H.C. Mulkens
Akkoord Bespreken
Besluit B & W van
nr.
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Toelichting voor collegevergadering De najaarsnot geeft de stand van zaken na 9 maanden van het jaar. Er is scherp gekeken naar de budgetten en daar waar aanpassingen nodig of mogelijk zijn willen we die nu doorvoeren. De aanpassingen leiden tot een voordeel van € 5,7 miljoen. In onderstaande tabel zijn de wijzigingen weergegeven. 2013 60.000 21.000 57.614 -44.210 1.700.000 90.000 5.640 -50.000 -6.000 -45.500 -124.000 30.000 -30.000 275.000 500.000 -64.100 162.000 -80.894 185.000 30.922 78.000 62.500 -7.500 -30.000 -95.000 33.000 40.000 -15.000 5.000 60.000 15.000 15.000 6.000 -10.000 -6.850.000 -736.000 1.115.844 26.453 300.000 244.000 183.000 45.000 -31.000 -6.000 16.250 5.000 1.750.000 -120.000 6.850.000 -162.000 64.100 44.941 44.210 31.000 30.000
Muziek en Kunstwijs Onderhoudsbudgetten De Mölle GGD Voorbereidingsbudget decentralisaties Wmo voorzieningen Welzijnssubsidies Gymnastiekonderwijs Leerlingenvervoer Onderwijshuisvesting Inspectie kinderopvang Eigen bijdrage inkomensvoorziening WWB kinderopvang Stadsbank Afrekening gebundelde uitkering 2012 Hameland Openluchttheater Vergoeding herstraten AGEM Actualisering en digitalisering bestemmingsplannen Handhaving permanente bewoning recreatiewoningen Leges omgevingsvergunning Aanpassing bestemmingsplannen Kapitaallasten De Kiefte Verleggen riolering Rioolrecht Verkiezingen Pensioenen wethouders Burgerlijke stand Leges documenten Advertentiekosten Representatie Externe advisering Antidiscriminatievoorzieninge Lijkschouwing Nuon Algemene uitkering Algemene baten en lasten Slotuitkering CON Personeelskosten Inhuur personeel Inleenvergoedingen Loopbaanbudget Onderhoudsbudget riolering Voertuigen handhaving Onderzoekskosten Personeelsvereniging brandweer Kapitaallasten Rente Nuon Vergoeding herstraten Openluchttheater AGEM Wmo voorzieningen Onderhoudsbudget riolering Verlegging riolering
2
2014 0 0 0 0 0 0 8.040 -50.000 -6.000 -45.500 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -7.500 0 0 -33.000 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 95.500 0 0 0 0 0 -31.000 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 31.000 0
2015 0 0 0 0 0 0 8.040 -50.000 -6.000 -45.500 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -7.500 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 95.500 0 0 0 0 0 -31.000 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 31.000 0
2016 0 0 0 0 0 0 8.040 -50.000 -6.000 -45.500 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -7.500 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 95.500 0 0 0 0 0 -31.000 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 31.000 0
2017 0 0 0 0 0 0 8.040 -50.000 -6.000 -45.500 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -7.500 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 95.500 0 0 0 0 0 -31.000 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 31.000 0
Kapitaallasten De Kiefte Rioolrecht Totaal effect
7.500 95.000 5.776.770
3
7.500 0 -30.960
7.500 0 2.040
7.500 0 2.040
7.500 0 2.040
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 1 - BenW advies Najaarsnota 2013
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 2 - De Najaarsnota 2013 (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288748#
2013 Najaarsnota Gemeente Berkelland
Gemeente Berkelland Postbus 200 7270 HA Borculo 0545 – 250250 www.gemeenteberkelland.nl
[email protected] Twitter: Gem_Berkelland
Inhoudsopgave
Inleiding ............................................................................................................................................ 1 Ontwikkelprogramma Plattelandsontwikkeling ................................................................................ 3 Ontwikkelprogramma
decentralisaties en transities .................................................................... 4
(awbz en jeugdzorg) ........................................................................................................................ 4 Programmalijn 1.1. Cultuur .............................................................................................................. 6 Programmalijn 1.2. Sport ................................................................................................................. 7 Programmalijn 1.3. Overig doorgaand sociaal beleid...................................................................... 8 Programmalijn 2.1. Werkgelegenheid............................................................................................ 10 Programmalijn 2.2.Recreatie & Toerisme ...................................................................................... 14 Programmalijn 3.1. Wonen ............................................................................................................ 15 Programmalijn 3.2. Leefomgeving ................................................................................................. 16 Programmalijn 3.3. Overig doorgaand ruimtelijk beleid................................................................. 17 Programmalijn 4.1.Besturen met Betrokkenheid ........................................................................... 20 Programmalijn 4.2. Integrale veiligheid.......................................................................................... 22 Programmalijn 4.3. Overig doorgaand bestuurlijk beleid............................................................... 23 Programmalijn: Overzicht dekkingsmiddelen en onvoorzien ........................................................ 24 Verantwoording foto’s najaarsnota 2013 ....................................................................................... 31
Inleiding
Inleiding Wat is het doel van de najaarsnota? Het eerste doel van de najaarsnota is het geven van informatie. In deze najaarsnota geven we een stand van zaken na 8 maanden. Ook geven we aan waar we afwijken van de begroting 2013. Met deze informatie kunt u zien hoe het in 2013 gaat. Deze informatie kan van belang zijn voor de behandeling van de begroting 2014. Het tweede doel van de najaarsnota is het laten goedkeuren van de afwijkingen. Uw Raad stelt de begroting vast. Dit betekent ook dat u afwijkingen in die begroting vast moet stellen. Worden de afwijkingen niet vastgesteld dan kan dit betekenen dat de accountant aan het eind van het jaar zegt dat onze inkomsten en uitgaven niet rechtmatig zijn. In het algemeen lichten we afwijkingen maar één keer toe. In de meeste gevallen is dit op de programmalijn. Als de afwijking leidt tot een wijziging van bijvoorbeeld de reserves of algemene baten en lasten lichten we de afwijking daar niet nog een keer toe. Als laatste zitten in de najaarsnota vragen over aanpassingen van kredieten en toevoegingen en onttrekkingen aan reserves. Alle drie deze onderwerpen vallen onder het budgetrecht van uw Raad. Als we voor een investering geld nodig hebben moet uw Raad dit goedkeuren. Ook als we gebruik willen maken van reserves kan dat alleen nadat u dat goed vindt. Het goedkeuren van nieuwe en aanpassen van bestaande kredieten en het goedkeuren van toevoegingen en onttrekkingen aan reserves is dus ook een doel van de najaarsnota. Resultaat De najaarsnota heeft een positief resultaat van € 5.526.770. Dit betekent dat we ten opzichte van de begroting 2013 € 5.526.770 minder uitgeven in 2013. Het geld dat we over hebben stoppen we in de algemene reserve. De najaarsnota laat voor 2014 een nadeel zien van € 30.960 zien voor de jaren erna is er een voordeel van € 2.040. Voortgang bezuinigingen Net als in de voorjaarsnota zijn in de najaarsnota kolommen opgenomen met de voortgang van de bezuinigingen. In de kolommen zijn alle bezuinigingen opgenomen die we tot en met de begroting 2014 realiseren. Als een (gedeelte van de) kolom blauw is ingekleurd is de bezuiniging in ieder geval per de begroting 2014 gerealiseerd. Is een (gedeelte van de) kolom grijs ingekleurd dan is de bezuiniging nog niet gerealiseerd. Is een gedeelte van de kolom groen ingekleurd dan is er meer bezuinigd dan het gestelde doel.
1
Inleiding
3.000.000
2.500.000
2.000.000
1.500.000
1.000.000
500.000
0 Organisatie
Sport
300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 0
2
Bibliotheek
Ontwikkelprogramma Plattelandsontwikkeling
Ontwikkelprogramma Plattelandsontwikkeling Levend Landschap We hebben eerder aangekondigd om de raad te zijner tijd een voorstel te doen over de verdere uitwerking van het project Levend Landschap voor de gehele gemeente en de besteding van het overschot 2012. De nieuwe integrale provinciale overeenkomst “Regels Subsidieverstrekking Landschap Gelderland” biedt mogelijkheden om voor meerdere jaren plattelandsontwikkeling in Berkelland te faciliteren. Ontwikkelingen als het gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en Collectieven agrarisch natuurbeheer bieden eveneens aanknopingspunten. Door een overeenkomst te sluiten zouden we doelen kunnen realiseren uit onze 11 markewerkboeken en Landschapsontwikkelingsplan (LOP) en de dorpsvisies. We zijn nog niet zo ver dat wij u op dit moment een voorstel hierover kunnen doen. Voortgang bezuinigingen 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 Plattelandsontwikkeling
3
Ontwikkelprogramma decentralisaties en transities
Ontwikkelprogramma decentralisaties en transities (awbz en jeugdzorg) GGD Over 2012 heeft de GGD Gelre IJssel een voordelig resultaat behaald. Daarnaast heeft de GGD bereikt dat een deel van de BTW die de GGD heeft betaald, kan worden teruggevraagd van de belastingdienst. Voor 2013 levert dit ons een eenmalig voordeel op van € 57.614. Voorbereidingsbudget decentralisaties Het rijk heeft ons geld gegeven voor de voorbereiding van de 3 decentralisaties. In 2012 hebben we maar een gedeelte van het geld gebruikt. Ook in 2013 gebruiken we een gedeelte van het geld. Bij de jaarrekening is het geld echter niet overgeheveld naar 2013. Dat willen we nu alsnog doen. Het gaat om een bedrag van € 44.210. Wmo voorzieningen Eind 2012 en begin 2013 zijn alle cliënten met een zwaardere vorm van Huishoudelijke Hulp (HH2) opnieuw geïndiceerd. Bij die herindicatie is zowel de zwaarte van de zorg als de duur van de toegekende zorg fors naar beneden bijgesteld. Daarnaast is, wanneer er sprake is van verlenging van de lichtere vorm van huishoudelijk hulp, de toegekende duur van de zorg beperkt. Ten opzichte van de raming levert dit een voordeel op van € 890.000. Als gevolg van het financieel besluit Wmo is de mate van eigen bijdrage verhoogd. Dit levert nu een voordeel op van €135.000. Al enige jaren zien we dat het daadwerkelijk gebruik van woon-, vervoer, en rolstoelvoorzieningen veel lager is dan vraag waarmee we in de begroting rekening houden. Het gebruik van deze voorzieningen kan een grillig verloop hebben wat in enig jaar tot een forse toename van kosten kan leiden. We zien nu echter een paar opeenvolgende jaren dat de vraag veel lager is dan verwacht. Het voorstel is de ramingen hierop aan te passen. Dit levert een voordeel op van € 600.000. In totaal is het effect van bovengenoemde aanpassingen € 1,7 miljoen voordelig. Welzijnsubsidies De budgetten voor de instandhouding van een Centrum Jeugd en Gezin zijn door het rijk overgeheveld naar de gemeente. In de praktijk blijkt dat we vooralsnog ruim uitkomen met de middelen die ons beschikbaar zijn gesteld. Voor 2013 levert dit een voordeel op van € 90.000.
Decentralisaties en transities GGD Voorbereidingsbudget decentralisaties Wmo voorzieningen Welzijnssubsidies
2013
2014
2015
2016
2017
1.803.404 57.614 -44.210 1.700.000 90.000
0
0
0
0
4
Ontwikkelprogramma decentralisaties en transities
Voortgang bezuinigingen 800.000 700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0
5
Programmalijn 1.1. Cultuur
Programmalijn 1.1. Cultuur Algemene Muzikale Vorming De Stichting Muziek en Kunstwijs zal vanaf schooljaar 2013/2014 (start augustus 2013) een subsidie ontvangen. In de begroting is rekening gehouden met budget voor het hele jaar. Dit betekent dat in 2013 € 60.000 van het beschikbaar budget niet gebruikt zal worden. Onderhoudsbudgetten (voormalige) gemeentelijke gebouwen Het voormalige gebouw “De Mölle” in Rietmolen is gesloopt en de functie (gymnastieklokaal) is overgegaan naar de Dorps Accommodatie Rietmolen (DAR). In onze begroting levert dit een voordeel op van € 21.000 doordat de beheerskosten wegvallen. Deze besparing is invulling van de besparing op de dorpshuizen/multifunctionele accommodaties.
Cultuur Muziek en Kunstwijs Onderhoudsbudgetten De Mölle
2013
2014
2015
2016
2017
81.000 60.000 21.000
0
0
0
0
Voortgang bezuinigingen 900.000 800.000 700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0 Muziekschool
Bibliotheek
6
Programmalijn 1.2. Sport
Programmalijn 1.2. Sport Voortgang bezuinigingen 1.400.000 1.200.000 1.000.000 800.000 600.000 400.000 200.000 0 Sport
Binnensport
Buitensport
7
Ondersteuning
Zwemsport
Programmalijn 1.3. Overig doorgaand sociaal beleid
Programmalijn 1.3. Overig doorgaand sociaal beleid Gymnastiekonderwijs Recent is het leerlingenvervoer voor Gymnastiekonderwijs opnieuw gegund. Er is in voorzien dat er in de komende jaren minder dagdelen gebruik zal worden gemaakt. Voor 2013 levert dit een voordeel op van € 5.640. Vanaf 2014 wordt het voordeel structureel € 8.040. Leerlingenvervoer De verwachte kosten voor leerlingenvervoer zullen in 2013 met 6,5% stijgen. Het budget voor leerlingenvervoer van € 800.000 zal hierdoor stuctureel met € 50.000 verhoogd moeten worden. Vier jaar geleden maakten werkgevers en werknemers de cao-afspraak dat de lonen van chauffeurs stapsgewijs zouden stijgen. Zij vonden destijds de lonen te laag voor het verantwoordelijke werk van de chauffeur. 2013 is het laatste jaar van de afspraak over de loonstijging. NEA (werkgeversorganisatie in de logistieke sector) heeft berekend dat voor 2013 de gemiddelde kosten in het taxivervoer met 6,5% gaan stijgen. De stijging kan gedekt worden uit de stelpost prijsstijgingen op algemene baten en lasten. Onderwijshuisvesting Onderwijsinstellingen huren minder of minder uren in onze gebouwen. Hierdoor vallen de huurinkomsten € 6.000 tegen. Inspectie kinderopvang De GGD verricht voor ons de inspecties op de kinderopvang. Dit leidt tot een hogere bijdrage aan de GGD. Deze hogere bijdrage kan gedekt worden uit de stelpost die voor dit doel was opgenomen bij de algemene baten en lasten.
Overig doorgaand sociaal beleid Gymnastiekonderwijs Leerlingenvervoer Onderwijshuisvesting Inspectie kinderopvang
8
2013
2014
2015
2016
2017
-95.860 5.640 -50.000 -6.000 -45.500
-93.460 8.040 -50.000 -6.000 -45.500
-93.460 8.040 -50.000 -6.000 -45.500
-93.460 8.040 -50.000 -6.000 -45.500
-93.460 8.040 -50.000 -6.000 -45.500
Programmalijn 1.3. Overig doorgaand sociaal beleid
Voortgang bezuinigingen 180.000 160.000 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 Schoolbegeleiding
9
Programmalijn 2.1. Werkgelegenheid
Programmalijn 2.1. Werkgelegenheid Werkgelegenheid De werkloosheid in de regio Achterhoek is in de afgelopen twee maanden heel licht gestegen van 9.712 eind april tot 9.722 eind juni (+ 10). In dezelfde periode van 2012 daalde de werkloosheid met 65. De invloed van de diverse reorganisaties en faillissementen is nog steeds aanwezig. Ten opzichte van eind juni 2012 nam de werkloosheid in de regio Achterhoek toe met liefst 45%. Dit is fors hoger dan de stijging van de werkloosheid in de provincie Gelderland (+ 32%) en Nederland (+ 37%). Uit de figuur hierna blijkt duidelijk de ontwikkeling van de werkloosheid vanaf 2009. Vanaf juli 2012 ligt de werkloosheid weer boven het niveau van juli 2009. * De in deze barometer gepresenteerde werkloosheidscijfers voor de regio Achterhoek zijn exclusief de gemeente Doesburg. Onder werkloos wordt hier verstaan een persoon die als werkloos werkzoekend staat ingeschreven bij het UWV en 12 uur of meer per week beschikbaar is voor werk. Figuur: ontwikkeling werkloosheid regio Achterhoek naar maand vanaf 2010 12.000 10.000 8.000 2010 2011
6.000
2012 4.000
2013
2.000 0 j
f
m
a
m
j
j
a
s
o
n
d
Het werkloosheidspercentage in de regio Achterhoek ligt onder het landelijk gemiddelde. Was het verschil met Nederland een jaar geleden nog 0,8%-punt in het voordeel van de regio Achterhoek, eind december 2012 was dat verschil afgenomen tot 0,7%-punt. Eind juni 2013 is het verschil 0,8%-punt in het voordeel van de regio Achterhoek. Tabel: werkloosheid in % van de beroepsbevolking Achterhoek Nederland
Juni 2012 5,0 5,8
Dec. 2012 6,6 7,3
Febr. 2013 6,9 7,9
April 2013 7,1 8,2
Juni 2013 7,3 8,1
Ten opzichte van aanpalende regio’s steekt de werkloosheid in de regio Achterhoek nog steeds gunstig af (zie figuur ).
10
Programmalijn 2.1. Werkgelegenheid
Figuur: werkloosheid in % naar regio, stand eind juni 2012 en 2013 12 10 8 jun-12
6
jun-13
4 2
nd Ne de rla
O ve rij ss el
er la nd G el d
Tw en te
rie ho ek
Ni jm Re gi o
St ed en d
eg en
. G ld id de n M
Ac ht er ho ek
0
Werkloosheid naar gemeente, stand eind juni 2012 en 2013 De werkloosheid is het hoogst in Doesburg (10,1%), gevolgd door Montferland (9,4%) en Winterswijk (9,1%). In de gemeenten Aalten (5,5%), Bronckhorst (5,7%) en Oost Gelre (6,0%) ligt de werkloosheid beduidend onder het gemiddelde (7,3%). De stijging van de werkloosheid in Oost Gelre (+67%), Berkelland (+58%) en Winterswijk (+55%) in de afgelopen 12 maanden lag beduidend boven de gemiddelde stijging van 45%. Gemeente Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude Ijsselstreek Winterswijk Doesburg
6/2012
4/2013
6/2013
In %
Mutatie tov 6/2012 Aantal In% 207 46 518 58 275 39 621 43 253 24 360 67
452 889 701 1446 1068 540
706 1425 973 2010 1268 904
659 1407 976 2067 1321 900
5,5 7,0 5,7 8,0 9,4 6,0
872 754
1250 1176
1224 1168
6,4 9,1
352 414
40 55
400
539
536
10,1
136
34
Signalen uit de markt Uit cijfers van de afdeling Faillissementen van het UWV valt op te maken dat in de regio Achterhoek in het eerste halfjaar van 2013 54 bedrijven met personeel failliet gingen. Dit trof 510 medewerkers. Tien bedrijven maakten een doorstart met 75 medewerkers. Ter vergelijking: in de eerste zes maanden van 2012 gingen 40 bedrijven failliet met 808 medewerkers. Daarvan maakten 12 bedrijven een doorstart met 165 medewerkers. Per saldo is het aantal faillissementen gestegen van 40 naar 54 (excl. doorstart van 28 naar 44). Het aantal medewerkers dat door faillissementen zonder werk kwam te zitten daalde daarentegen van 643 naar 435. Werden in 2012 met name de bouwsector en bouwgerelateerde bedrijven getroffen door faillissementen (ruim 30% van het totaal), in de eerste zes maanden van 2013 is het aandeel van de faillissementen in deze categorie bedrijven afgenomen tot 25%. Het accent binnen deze
11
Programmalijn 2.1. Werkgelegenheid
categorie is daarbij verschoven in de richting van de bouwgerelateerde bedrijven (hout,meubel en woninginrichting). Verder valt op dat het aantal faillissementen in de detailhandel toeneemt. Door reorganisaties bij 8 bedrijven en instellingen verloren in de eerste zes maanden van 2013 341 werknemers hun baan. Ter vergelijking, in de dezelfde periode van 2012 ging het om 274 werknemers bij 10 bedrijven. De gevolgen van de bezuinigingen worden onder meer zichtbaar in de kinderopvang en jeugdzorg. De adviseurs van het WerkgeversServicepunt Achterhoek melden een verdere daling van het aantal openstaande vacatures op alle opleidingsniveaus. Opvallend is dat de daling zich het sterkst manifesteert bij de middelbare en hogere beroepen. Techniekdag De op zaterdag 20 april 2013 gehouden techniekdag was een overweldigend succes. Ruim 2.500 bezoekers kwamen op deze dag bij Florijn Timmerfabriek in Neede af. -
-
Bedrijventerreinen / Winkelgebieden Regionaal Plan Bedrijventerreinen. Samenwerking tussen Oost - Achterhoekse gemeenten gaat steeds beter. In regionaal overleg zijn er nu afspraken gemaakt over onder andere accountmanagement en regionale grondprijsmethodiek. Winkelgebieden Na de reeds bestaande taskforce Neede zijn er ook initiatieven tot oprichting van Taskforces in Eibergen en Borculo. Bedoeling is om samen met de lokale ondernemers het centrum leefbaar te houden.
Platform BV Berkelland Op 26 september 2013 wordt de 3e Dag van de Berkellandse Ondernemer gehouden bij de Oranjerie in Ruurlo. Voor de eerste maal zal de Berkellandse Ondernemer van het jaar worden gekozen. Verdere informatie op www.platformbvberkelland.nl Sociale werkvoorziening De voorlopige WSW bijdrage 2013 is bijgesteld. Daarnaast heeft er een uitwisseling van de taakstelling tussen de Hameland gemeenten plaats gevonden. Per saldo wordt onze rijksbijdrage € 143.000 lager. De doorbetaling van deze bijdrage wordt ook € 143.000 lager. Bijstelling WWB en IOAW uitgaven De WWB uitgaven stijgen minder hard dan geraamd. De verwachting is dat er € 221.000 minder uitgegeven wordt. De IOAW uitgaven stijgen licht met € 23.000. Dit leidt per saldo tot een verlaging van de Meerjarige aanvullende uitkering van het rijk met € 198.000. Rijksbijdrage inkomensvoorzieningen Als gevolg van de macro toename van het aantal uitkeringsgerechtigden is de basisuitkering die wij van het rijk ontvangen voor de inkomensvoorzieningen met € 1.242.000 toegenomen. Omdat we een eigen risico hebben van 10% betekent dit dat het eigen risico van de gemeente € 124.000 groter wordt. De hogere basis uitkering leidt er toe dat de geraamde MAU uitkering met € 1.366.000 verlaagd moet worden. Het netto effect op onze begroting is dus het nadeel van het hogere eigen risico. WWB wet Kinderopvang Met ingang van 1 januari 2013 is de wet Kinderopvang gewijzigd en vind de vergoeding niet meer plaats via de gemeente. De raming van € 30.000 kan daarom vervallen.
12
Programmalijn 2.1. Werkgelegenheid
Bijstandsbesluit Zelfstandigen (BBZ) De BBZ uitgaven zijn naar verwachting € 500.000 lager dan geraamd. Er zijn ten opzichte van voorgaande jaren minder aanvragen die toegekend kunnen worden. Daarnaast is er sprake van circa € 300.000 aan inkomsten uit aflossing van BBZ leningen. De rijksbijdrage BBZ wordt daardoor € 800.000 lager. Bijdrage Stadsbank Door een stijging van het gebruik van de Stadsbank verwachten we dat onze bijdrage 2013 ongeveer € 30.000 hoger uit gaat komen dan geraamd. Inburgering nieuwkomers Doordat onze taakstelling huisvesting Statushouders hoger uitvalt dan verwacht zal waarschijnlijk het aantal inburgeringstrajecten ook hoger uitvallen het budget moet daarom verhoogd worden met € 14.000. Daar staat tegenover dat we deze kosten kunnen declareren bij het rijk. Afrekening gebundelde uitkering 2012 Berkelland heeft voor 2012 een Meerjarig Aanvullende Uitkering (MAU) aangevraagd. Gebruikelijk is dat gemeenten bij toewijzing een eigen bijdrage verschuldigd zijn van 10%. Met dit gegeven is ook de rekening van 2012 opgemaakt. Inmiddels hebben we de beschikking van het Ministerie ontvangen. Zij berekent een eigen bijdrage van 5%. De lagere korting komt doordat wij "last" hebben van een verstoring in de verdeelsleutel waarop onze uitkering is gestoeld. De eigen bijdrage van 5% geldt voor de jaren 2012 tot en met 2014. Voor 2012 levert het een voordeel van € 275.000 op. Hameland Wij hebben signalen ontvangen van Hameland dat het resultaat over 2013 beter uit zal vallen dan verwacht. Met name de kosten voor de reorganisatie lijken lager uit te vallen. Dit betekent dat een gedeelte van de getroffen voorziening vrij kan vallen. Het gaat om € 250.000.
Werkgelegenheid Eigen bijdrage inkomensvoorziening WWB kinderopvang Stadsbank Afrekening gebundelde uitkering 2012 Hameland
2013
2014
2015
2016
2017
401.000 -124.000 30.000 -30.000 275.000 250.000
0
0
0
0
13
Programmalijn 2.2 Recreatie & Toerisme
Programmalijn 2.2. Recreatie & Toerisme Recreatie en Toerisme In de raadsvergadering van oktober informeren wij de raad met de voortgangsrapportage recreatie en toerisme over de voortgang van de processen en projecten op het gebied van vrije tijd. Openluchttheater Voor de afronding van de verzelfstandiging van het openlucht theater in Eibergen is aan de gelijknamige stichting een bijdrage beschikbaar gesteld van € 64.100. Deze bijdrage wordt nu in de begroting opgenomen.
Recreatie en toerisme Openluchttheater
2013
2014
2015
2016
2017
-64.100 -64.100
0
0
0
0
Voortgang bezuinigingen 120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0 Recreatie en Toerisme
14
Programmalijn 3.1 Wonen
Programmalijn 3.1. Wonen Voortgang bezuinigingen 300.000
250.000
200.000
150.000
100.000
50.000
0 Grondexploitaties
15
Programmalijn 3.2. Leefomgeving
Programmalijn 3.2. Leefomgeving Herstraatwerk aanleg glasvezelkabel De aanleg van glasvezel in Eibergen en Neede leidt tot veel herstraatwerk en herstel van asfaltsleuven waarvoor wij volgens afspraak een zogenaamde “degeneratievergoeding” ontvangen. Deze extra vergoeding bedraagt naar verwachting over 2013 ongeveer € 162.000 Investeringen Wij willen een betere aanpak van het sneeuw- en ijsvrij maken van de (toegangs)paden rondom het gemeentehuis voor de bezoekers van vooral de Publiekswinkel. Tot dusverre gebeurde dat in beperkte mate door medewerkers van facilitaire zaken. Om de (toegangs)paden beter sneeuwen ijsvrij te kunnen maken is een kleine (strooi)aanhanger nodig. Dit kosten bedragen ongeveer € 8.000. De jaarlijkse lasten passen binnen de bestaande budgetten. We vragen de raad een krediet beschikbaar te stellen voor de aanschaf van de kleine (strooi)aanhanger.
Leefomgeving Vergoeding herstraten
2013
2014
2015
2016
2017
162.000 162.000
0
0
0
0
16
Programmalijn 3.3. Overig doorgaand ruimtelijk beleid
Programmalijn 3.3. Overig doorgaand ruimtelijk beleid AGEM Op 11 december 2012 heeft uw raad besloten om deel te nemen in de Achterhoekse Groene Energie Maatschappij. We worden nu gevraagd de bijdragen voor 2012 en 2013 te voldoen. In Totaal gaat het om € 80.894. Hiervan halen we € 44.941 uit de algemene reserve. Actualisering en digitalisering bestemmingsplannen In 2009 is voor het project PAD in 2009 (Project Actualiseren en Digitaliseren bestemmingplannen) een meerjarenraming gemaakt voor het totaal aantal nieuw op te stellen bestemmingplannen. Deze raming liep van 2009-2013. Bij het maken van de raming was een aantal factoren, waaronder het aantal op te stellen nieuwe bestemmingsplannen, nog niet bekend. Om deze reden, maar ook door het harmoniseren van de plannen en een nauwkeurige aanbestedingsprocedure van de adviesbureaus resulteert aan het einde van project PAD een positief resultaat van 185.000 euro. Ruimtelijke handhaving Het traject handhaving permanente bewoning recreatiewoningen dat is begonnen in 2009 is afgerond. Van het totale budget van € 200.000 dat beschikbaar is gesteld blijft € 30.922 over. Ruimtelijke ordening Al enige tijd zijn de jaarlijkse inkomsten, die wij ontvangen voor leges omgevingsvergunningen zonder bouwactiviteiten en leges voor kleine aanpassingen van bestemmingsplannen (ook zonder bouwactiviteiten) veel hoger dan geraamd. Op basis van de inkomsten in 2013 tot nu toe en de ervaringsgegevens uit voorgaande jaren schatten we in dat raming kan worden aangepast tot € 145.000. Dit levert extra inkomsten op van € 78.000 In de begroting is structureel een budget opgenomen voor kosten van incidentele aanpassingen aan bestemmingsplannen. Het project voor actualisering van de bestemmingsplannen is zo goed als afgerond. De verwachting is dat er op korte termijn minder verzoeken komen om de bestemmingsplannen aan te passen waarvoor wij de kosten dragen. Dit komt ook omdat er minder planontwikkelingen zijn, mede vanwege de huidige economische situatie. Het bijbehorende budget voor 2013 van € 62.250 kan daarmee vrijvallen. Rioolrecht De totale opbrengst rioolrecht zal dit jaar ongeveer € 95.000 lager uitvallen. Deze daling is toe te schrijven aan een lagere inkomst van een grootverbruiker. Berkelland en de grootverbruiker zijn een bijdrage overeengekomen die passender is bij de lozing. Het nadeel wordt gedekt door een onttrekking aan de reserve riolering. Riolering industrieterrein De Kiefte Eibergen Uw raad heeft In de Najaarsnota 2012 een (voorlopig) krediet van € 200.000 beschikbaar gesteld voor het treffen van verbetermaatregelen in verband met rioleringsproblemen op industrieterrein De Kiefte in Eibergen. Onlangs heeft op basis van een bestek beschrijving een aanbesteding plaatsgevonden met als resultaat een richtprijs aanneemsom van € 297.443. Het blijkt dat bij de inschrijving een aantal posten (aanzienlijk) hoger is uitgevallen dan aanvankelijk voorlopig geraamd. Wij vragen uw raad een aanvullend krediet van € 100.000 beschikbaar te stellen om de rioleringsproblemen op De Kiefte op te lossen. De kosten kunnen door middel van het GRP worden gedekt uit de reserve riolering. Wateroverlast Jan Telkampstraat e.o. Ruurlo Door de overvloedige regenval op 9 en 10 september is een probleem gesignaleerd in de Jan Telkampstraat in Ruurlo. Het water liep daar niet goed weg. Deels kwam dit door de grote hoeveelheid, deels doordat er gewerkt werd in de omliggende straten en deels doordat de afvoer
17
Programmalijn 3.3. Overig doorgaand ruimtelijk beleid
van een belangrijke rioolbuis niet meer functioneerde. Dit komt doordat ongeveer een jaar geleden op het plan Den Oldenhof de doorgaande riolering is verwijderd. Het besluit deze riolering te verwijderen is door de gemeente genomen in de veronderstelling dat het een stuk loze riolering betrof. Inmiddels is gestart met de aanleg van de nieuwe riolering. Wij vragen u nu nog wel formeel een krediet van € 100.000 beschikbaar te stellen voor deze aanleg. Werkzaamheden langs N824 (Diepenheimseweg Neede) Dit najaar voert de provincie werkzaamheden uit aan de provinciale weg tussen Neede en Diepenheim. De asfaltdeklaag wordt vervangen en op de kruising Venneriet worden middengeleiders aangebracht om fietsers veiliger te laten oversteken. Ter hoogte van de kruising met de Venneriet wordt de provinciale weg plaatselijk verbreed. Hiervoor moeten kabels en leidingen naast deze weg worden verlegd. Ook de persriolering van de gemeente moet worden verlegd. De kosten van deze “verleggingen” ramen we op € 30.000. De provincie vergoedt kosten van “verplichte” verleggingen slechts (gedeeltelijk) ingeval deze kabels en leidingen binnen tien jaar na aanleg (opnieuw) moeten worden verlegd. Daarvan is hier geen sprake. Met andere woorden: wij moeten de kosten zelf dragen. De grootste kostenpost betreft het verleggen van de persleiding riolering. Daarom stellen wij u voor de kosten eenmalig te dekken uit de reserve riolering.
Overig ruimtelijk beleid AGEM Actualisering en digitalisering bestemmingsplannen Handhaving permanente bewoning recreatiewoningen Leges omgevingsvergunning Aanpassing bestemmingsplannen Kapitaallasten De Kiefte Verleggen riolering Rioolrecht
2013
2014
2015
2016
2017
143.028 -80.894 185.000 30.922 78.000 62.500 -7.500 -30.000 -95.000
-7.500
-7.500
-7.500
-7.500
-7.500
-7.500
-7.500
-7.500
18
Programmalijn 3.3. Overig doorgaand ruimtelijk beleid
Voortgang bezuinigingen 120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0 Begraafplaatsen
19
Programmalijn 4.1. Besturen met Betrokkenheid
Programmalijn 4.1. Besturen met Betrokkenheid Verkiezingen Hoewel er voor 2013 geen verkiezingen stonden gepland, hadden we in de begroting zekerheidshalve toch een bedrag geraamd. Het jaar is nu zover gevorderd dat we dit boekjaar geen verkiezingen meer verwachten. De raming voor 2013 kan dus vrijvallen. Overigens hebben we voor 2014 één verkiezing geraamd, terwijl dat in werkelijkheid minimaal twee worden. Het is gewenst hiervoor een extra bedrag te begroten € 33.000. Pensioenen (voormalige) wethouders De gemeente heeft voor de pensioenverplichtingen van de (voormalige) wethouders een voorziening ingesteld. Ieder jaar wordt op basis van persoonlijke omstandigheden en rente gekeken of we aan onze verplichtingen kunnen doen. Uit de laatste berekening komt dat de geplande storting in de voorziening van € 181.000 niet volledig hoeft plaats te vinden. Een bedrag van € 141.000 volstaat. Hierdoor hebben we een voordeel van € 40.000. Burgerlijke stand Het aantal huwelijken neemt nog steeds af. Steeds vaker wordt er ook gratis gehuwd. Dit leidt tot minder legesopbrengsten. Dit wordt ten dele gecompenseerd door lagere kosten voor ambtenaren van de burgerlijke stand. Daarnaast hebben we te maken met de effecten van regeldruk beperking. Er worden minder uittreksel burgerlijke stand verstrekt. Ook hiervoor ontvangen wij minder leges. In totaal gaat het om € 15.000 minder opbrengsten. Leges reisdocumenten en rijbewijzen Door een toename van aanvragen voor identiteitsbewijzen en paspoorten is er een hogere opbrengst van € 40.000. Hier tegenover staat dat er minder rijbewijzen worden aangevraagd. Dit levert een nadeel op van € 35.000.
Besturen met betrokkenheid Verkiezingen Pensioenen wethouders Burgerlijke stand Leges documenten
20
2013
2014
2015
2016
2017
63.000 33.000 40.000 -15.000 5.000
-33.000 -33.000
0
0
0
Programmalijn 4.1. Besturen met Betrokkenheid
Voortgang bezuinigingen 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0
21
Programmalijn 4.2. Integrale veiligheid
Programmalijn 4.2. Integrale veiligheid Voortgang bezuinigingen 120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0 Regionale brandweer (VNOG)
22
Programmalijn 4.3. Overig doorgaand bestuurlijk beleid
Programmalijn 4.3. Overig doorgaand bestuurlijk beleid Communicatie Door een gunstige aanbesteding en het inkrimpen van het aantal artikelen in Berkelbericht maken we € 60.000 minder aan advertentiekosten. Daarnaast blijft er dit jaar € 15.000 over aan representatiebudget. Dit komt doordat de voorraad geschenken (o.a. de voorraad geboorteberen) nog voldoende ia, zodat dit jaar minder aangeschaft hoeft te worden. Ook is er dit jaar geen avond voor nieuwe bewoners. Bestuursondersteuning: externe advisering Op basis van de huidige inzichten verwachten wij dit jaar een beperkt voordeel te hebben op onze juridische kosten. Hoewel het budget moeilijk is te beïnvloeden rekenen we op een voordeel van € 15.000. Antidiscriminatie voorziening De gemeente is verplicht om een "loket" te hebben waar discriminatieklachten kunnen worden ingediend. De functie is uitbesteed bij een extern bureau. Van dit bureau wordt de goedkoopste variant afgenomen. Dit levert een voordeel van € 6.000 op. Lijkschouwing Hoewel deze kosten zich lastig laten ramen, verwachten we een toename van dit budget van € 10.000
Overig doorgaand bestuurlijk beleid Advertentiekosten Representatie Externe advisering Antidiscriminatievoorzieninge Lijkschouwing
2013
2014
2015
2016
2017
86.000 60.000 15.000 15.000 6.000 -10.000
0
0
0
0
Voortgang bezuinigingen 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 Regio Achterhoek
23
Programmalijn: Overzicht dekkingsmiddelen en onvoorzien
Programmalijn: Overzicht dekkingsmiddelen en onvoorzien Overige dekkingsmiddelen Nuon gelden In deze najaarsnota passen wij de ramingen voor de NUON gelden aan. De aanpassing is het gevolg van de gewijzigde inzichten die bij de jaarrekening 2012. De aanpassing leidt tot wijzigingen in het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien en de mutaties reserves en is budgettair neutraal. Algemene uitkering Uit de meicirculaire bleek al dat wij € 736.000 minder aan algemene uitkering mogen verwachten. Omdat de meicirculaire pas na het verschijnen van de voorjaarsnota is gepubliceerd is deze verlaging nog niet meegenomen in de voorjaarsnota. De verlaging van de algemene uitkering op grond van de meicirculaire verwerken wij nu in de najaarsnota. Algemene baten en lasten Onvoorzien Het budget voor onvoorzien staat in de begroting voor € 200.000. In 2013 is nog geen gebruik gemaakt van dit budget. Algemene baten en lasten Onder algemene baten en lasten staan uitgaven en inkomsten waarvan we nog niet zeker weten of we de uitgaven moeten doen. We ramen hier bijvoorbeeld bijdragen die in de algemene uitkering worden gestopt omdat we extra taken krijgen toebedeeld. Ons streven is altijd om de nieuwe taken binnen de bestaande budgetten te realiseren. Omdat we niet altijd kunnen overzien of dit gaat lukken, houden we eerst wel rekening met mogelijke extra uitgaven. Inmiddels is duidelijk dat we een groot deel van de hier geraamde budgetten in 2013 niet nodig zullen hebben. Het gaat om de volgende posten Budget Nadelen decentralisaties Diverse onderzoeken Projecten Regio Achterhoek Vrijgevallen kapitaallasten Vrijgevallen kosten alcoholmatiging Prijsindexatie WMO/AWBZ maatregelen Modernisering GBA Nationaal Uitvoeringsprogramma Toezicht en handhaving kinderopvang Onderuitputting Bezuinigingen Samen Anders
Totaal
Bedrag in € 100.000 20.000 36.000 19.635 14.932 669.250 420.109 185.323 98.524 45.500 -250.000 -230.429
Reden Niet nodig in 2013 Niet nodig in 2013 Niet nodig in 2013 Niet nodig in 2013 Niet nodig in 2013 Gedeeltelijk gebruik in deze najaarsnota Niet nodig in 2013 Niet nodig in 2013 Niet nodig in 2013 Verantwoord op de programmalijn Wordt gerealiseerd door het vrijvallen van bovenstaande budgetten Wordt in 2013 gerealiseerd door het vrijvallen van bovenstaande budgetten. In de begroting 2014 is de bezuiniging volledig verwerkt.
1.128.844
Slotuitkering Gemeenschappelijke regeling CON in liquidatie In 1969 werd door de gemeenten Arnhem en Nijmegen het Computercentrum Arnhem en Nijmegen (CAN) opgericht. In 1973 werd dit centrum omgezet naar de gemeenschappelijke
24
Programmalijn: Overzicht dekkingsmiddelen en onvoorzien
regeling Centrum voor Automatisering Oost Nederland (CON). De meeste gemeenten in Gelderland, Overijssel en Flevoland traden destijds toe tot deze regeling. Tot deze regeling werd gekomen omdat het voor gemeenten geen reële optie was om zelfstandig te investeren in de toen geldende informatietechnologie, gezien de zeer hoge kosten. Aan het einde van de jaren zeventig werd duidelijk dat het ontwikkelen van systemen beter aan de markt kon worden overgelaten. Uiteindelijk nam RAET NV per 1 januari 1988 de bedrijfsactiviteiten van het CON over. Op 7 december 1992 stelde het toenmalige Algemeen Bestuur van het CON een liquidatieplan vast dat met ingang van 1 januari 1994 is geëffectueerd. In feite behelsde het liquidatieplan de afwikkeling van de wachtgeldverplichtingen. De laatste wachtgeldverplichting van het CON is op 1 september 2013 geëindigd. Uiteindelijk resteert een algemene reserve die wordt uitgekeerd aan de gemeenten. Uitkering vindt plaats op basis van de inwoneraantallen per 1 januari 1988. Berkelland heeft recht op de volgende slotuitkering: - Voormalig Eibergen, 16.179 inwoners x € 1,12 - Voormalig Ruurlo, 7.440 inwoners x € 1,12 Totaal
€ 18.120,48 € 8.332,80 € 26.453,28
Voormalig Borculo en Neede waren geen lid van het CON.
Kostenplaatsen Personeelskosten Doordat we medewerkers die zijn vertrokken intern hebben vervangen en doordat medewerkers minder zijn gaan werken ontstaat op de personeelslasten van het vaste personeel een voordeel van € 300.000. Daarnaast maken we dit jaar veel minder gebruik van de inhuur van derden. Dit levert nog eens een voordeel op van € 244.000. Tot slot hebben wij een aantal mensen gedetacheerd bij andere organisaties. Voor deze detachering krijgen wij een inleenvergoeding. Het voordeel van deze inleenvergoeding is € 183.000. Loopbaanbudget Het budget is bepaald op basis van het aantal personeelsleden van enkele jaren geleden. Door afname van het personeelsbestand is er ook minder vraag naar loopbaanbegeleiding. Dit levert een voordeel op van € 45.000. Vrijvallende middelen buitendienst In de Najaarsnota 2012 hebben wij u gemeld dat in de loop van 2012 twee medewerkers de buitendienst hebben verlaten. De vacatures die daardoor zijn ontstaan, worden niet meer ingevuld. De uit te voeren activiteiten worden uitbesteed. Een bedrag van € 31.000 voor onderhoudswerkzaamheden riolering is niet door vertaald naar de begroting 2013 en volgende jaren. Dat doen we nu alsnog. Voertuigen handhavers De kosten voor de auto’s van de handhavers zijn te optimistisch ingeschat. Met name de stijgende brandstofprijzen zorgen ervoor dat we de budgetten nu moeten verhogen. We verhogen de budgetten met € 6.000.
Onderzoekskosten doelmatigheid
25
Programmalijn: Overzicht dekkingsmiddelen en onvoorzien
In de begroting is een bedrag geraamd voor doelmatigheidsonderzoek. Op basis van behoefte kan hier aanspraak op worden gemaakt. Voor dit jaar verwachten we dit bedrag niet meer uit te geven. Dit levert een voordeel op van € 16.250. Bijdrage personeelsvereniging brandweer De vrijwillige brandweer is per 1 januari ondergebracht bij de VNOG. De budgetten die hieraan verbonden zijn, zijn ook overgedragen. De bijdragen aan de personeelsverenigingen waren voor 2013 nog niet afgeraamd. Dit levert een eenmalig voordeel van € 5.000 op. Kapitaallasten Kapitaallasten zijn rente en aflossing van een investering. In de begroting nemen wij de kapitaallasten op van investeringen die in het verleden zijn gedaan, maar ook de kapitaallasten van investeringen die we gepland hebben. Omdat de kapitaallasten zich pas werkelijk voordoen als er uitgaven zijn gedaan zit er bij geplande investeringen vaak een verschil tussen de werkelijke kapitaallasten. In 013 lijken de kapitaallasten € 1.750.000 lager uit te vallen dan begroot. Voor een gedeelte komt dit door de lagere kosten van investeringen, zoals het gemeentehuis. Voor een ander gedeelte komt dit doordat voorgenomen investeringen nog niet of nog niet volledig zijn uitgevoerd. In deze gevallen zijn er nog geen kapitaallasten of lagere kapitaallasten dan begroot. Rente Door ontwikkelingen op de kapitaalmarkt is de rente op obligaties gedaald. Door de lagere rente op obligaties neemt ook het rendement op ons weggezette geld af. We verwachten een lagere opbrengst van ongeveer € 120.000.
Overzicht algemene dekkingsmiddelen Nuon Algemene uitkering Algemene baten en lasten Slotuitkering CON Personeelskosten Inhuur personeel Inleenvergoedingen Loopbaanbudget Onderhoudsbudget riolering Voertuigen handhaving Onderzoekskosten Personeelsvereniging brandweer Kapitaallasten Rente
2013
2014
2015
2016
2017
-4.057.453 -6.850.000 -736.000 1.115.844 26.453 300.000 244.000 183.000 45.000 -31.000 -6.000 16.250 5.000 1.750.000 -120.000
64.500
64.500
64.500
64.500
95.500
95.500
95.500
95.500
-31.000
-31.000
-31.000
-31.000
2013
2014
2015
2016
2017
7.004.751
38.500
38.500
38.500
38.500
31.000
31.000
31.000
31.000
7.500
7.500
7.500
7.500
Mutaties reserves
Mutaties reserves: Toevoeging reserves: Nuon Vergoeding herstraten
6.850.000 -162.000
Onttrek k ing reserves: Openluchttheater AGEM Wmo voorzieningen Onderhoudsbudget riolering Verlegging riolering Kapitaallasten De Kiefte Rioolrecht
64.100 44.941 44.210 31.000 30.000 7.500 95.000
Voortgang bezuinigingen
26
Programmalijn: Overzicht dekkingsmiddelen en onvoorzien
1.000.000 900.000 800.000 700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0
27
Paragraaf: Bedrijfsvoering
Bedrijfsvoering Voortgang bezuinigingen 3.000.000
2.500.000
2.000.000
1.500.000
1.000.000
500.000
0 Organisatie
28
Paragraaf Grondbeleid
Grondbeleid Nog geen herstel grond- en vastgoedmarkt zichtbaar Met ingang van 2013 zijn de gronduitgifteprijzen voor bouwrijpe kavels verlaagd. Starters op de woningmarkt kunnen voor de aankoop van een bestaande woning sinds 1 augustus een starterslening afsluiten. Beide maatregelen hebben nog geen zichtbaar effect op de verkoop van bouwkavels. Bij de jaarlijkse actualisatie van de grondexploitatiebegrotingen zullen we kritisch beoordelen welke plannen verder bijgesteld moeten worden. Daarbij beoordelen we de hoogte van investeringen, de prijsstelling van gronden ten opzichte van de regionale markt en de verwachte doorlooptijd in relatie tot de omvang van de plannen. De langzamere groei van het aantal huishoudens in de Achterhoek leidt er toe dat de periode voor de bouw van 635 nieuwe woningen met 5 jaar zal worden verlengd tot 2025. In 2014 wordt bezien of bijstelling van de regionale woningbouwafspraken noodzakelijk is. Resultaten in 2013 Het uitblijven van herstel op de vastgoedmarkt leidt tot langere doorlooptijden en daarmee tot hogere rentelasten. Ter illustratie: de rentelast (5%) over een totale boekwaarde van € 12,2 miljoen bedraagt € 610.000 in 2013. Een deel van deze lasten kan binnen de plannen worden opgevangen. In enkele plannen leidt vertraging tot verliezen die we via de jaarrekening verantwoorden. Ook in de analyse van risico’s houden we rekening met een vertraging van het uitgiftetempo. Daarmee beoordelen we jaarlijks of de aanwezige reserves voldoende zijn om de toekomstige risico’s op te vangen. Een verlenging van de looptijd van plannen leidt ook tot een daling van de zogenaamde weerstandscapaciteit (het vermogen om tegenvallers op te vangen). De plannen waarbij verdere vertraging in de uitgifte leidt tot (rente)verliezen zijn Hondelinkweg in Neede, ABCTA in Beltrum, Everskamp in Ruurlo. Via de jaarrekening 2013 zullen wij de effecten van de bijstelling van deze plannen verwerken. Ook beoordelen we dan of de voorziening voor de afwaardering van gemeentelijke grondexploitaties als gevolg van de demografische ontwikkelingen (oorspronkelijk € 5 miljoen) nog toereikend is. Enkele ontwikkelingen in 2013 Begin 2013 zijn in het plan ABCTA Beltrum 4 kavels verkocht. Het bouwrijp maken en saneren van het terrein is nagenoeg afgerond. De definitieve verantwoording van de bedrijfsverplaatsingen in Beltrum is in 2013 bij de provincie ingediend. De subsidievaststelling leidt naar verwachting nog dit jaar tot een begrote ontvangst van ruim € 1,6 miljoen. De bedrijfsverplaatsing van landbouwmechanisatiebedrijf Wevers in Neede is in 2013 gerealiseerd. Op de voormalige locatie mogen maximaal 4 woningen worden gebouwd. De provinciale en gemeentelijke bijdrage worden mogelijk in 2013 definitief vastgesteld, waarna het plan administratief zonder verlies kan worden afgesloten. In Borculo is een start gemaakt met de bouw van een vestiging van de Hema op de Veemarkt. De begrote opbrengsten vormden mede de dekking voor de 2e fase van Beleef de Berkel. Een bedrag van € 100.000 zal via de jaarrekening 2013 als positief resultaat op de grondexploitatie worden verantwoord. Hiertegenover staat dat op het woningbouwplan aan de Hoflaan een vergelijkbaar bedrag moet worden afgeboekt. In Ruurlo is een deel van de velden van de voetbalvereniging erfpacht vrij gemaakt. Hierdoor is de vereniging in staat gesteld investeringen op haar park (kunstgras) te doen en kan de gemeente grond benutten voor de nieuwbouw van de Willibrordusschool. Nog dit jaar verwachten wij het betreffende terrein aan de ontwikkelaar te kunnen leveren.
29
Paragraaf Grondbeleid
De gesprekken over een bijstelling van woningbouwplannen in het gebied Leusinkbrink te Ruurlo verlopen zeer moeizaam. Er is nog geen zicht op een voor beide partijen aanvaardbare oplossing. Wij willen nu inzetten op een onderhandelingstraject onder leiding van een onafhankelijk mediator, waarbij beide partijen naast juridische bijstand door een advocaat ook externe financiële deskundigheid in kunnen brengen. Het pand van de voormalige kinderopvang aan de Den Borgweg in Rekken is in 2013 verkocht. Nu het bestemmingsplan definitief is vastgesteld kan de koper er zijn fietsenzaak in vestigen. Het plan kan in 2013 zonder noemenswaardig verlies worden afgesloten.
30
Verantwoording foto’s
Verantwoording foto’s najaarsnota 2013 Programmabegroting Voorkant
St. Jorisschool-leerlingen stapelen stenen voor de kruidenspiraal van het nieuwe Berkelpark Gemeente Berkelland
31
Voorjaarsnota 2013 Gemeente Berkelland Postbus 200 7270 HA Borculo 0545 – 250250 www.gemeenteberkelland.nl
[email protected] Twitter: Gem_Berkelland
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 2 - De Najaarsnota 2013
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Voorstel en besluit - Tarieven begraven - begraafplaatsbeheer (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288750#
Raadsvergadering Commissie
: :
3 december 2013 Bestuur
Agendapunt
Onderwerp
:
Tarieven begraven/ begraafplaatsbeheer
Collegevergadering Portefeuillehouder Meer informatie bij
: : :
29 oktober 2013 Wethouder F.H.C. Mulkens P. Busschers
:
Agendapunt
: 6
Telefoon
: 0545-250551
Te nemen besluit: de huidige tarieven tot en met 2015 bevriezen zodat deze meer op niveau komen van gemeenten in de regio, daarna opnieuw te beoordelen, initiatieven om nabestaanden/ bevolking te betrekken bij het onderhoud van de historisch belangrijke graven en delen van de begraafplaatsen te steunen en waar mogelijk in een vroeg stadium te stimuleren; mensen actief informeren over de mogelijkheden van begraven, het bezorgen van as en de tarieven.
Waarom dit voorstel? Uw raad heeft gevraagd de tarieven op het begraven te bekijken, dit in relatie met het beheer van de begraafplaatsen. Wat is het effect? Dit stuk is vooral bedoelt te informeren over het begraafplaatsbeheer, zodat u kunt beslissen of de ingeslagen weg nog steeds de juiste is.
Argumentatie/onderbouwing: Van uitvaartverzorgers en nabestaanden komen geluiden dat de leges voor begraven hoog zijn. Uw raad heeft daarom gevraagd deze tarieven voor begraven nader te bekijken. De kostendekkendheid van het beheer (van de niet-historische graven) is de afgelopen jaren gelijk gebleven: rond de 89%. Het verlagen van het negatieve saldo met € 100.000,- is bijna gehaald. Gehoor geven aan de geluiden en daarmee het bevriezen van de tarieven, sluit aan bij de behaalde resultaten. De trend van minder begravingen vraagt wel om goed naar de toekomst te kijken. Alternatieve opbrengsten kunnen deze trend wellicht opvangen, zodat een stijging van de tarieven in de nabije toekomst voorkomen kan worden. Ieder project dat de diensten verruimt en waarschijnlijk meer dan kostendekkend is, verdient het nader te bekijken. Vrijwilligerswerk, ook in de vorm van werkervaringsplekken heeft nu nog een beperkte financiële opbrengst maar heeft veel waarde voor het betrekken van de burger bij “hun” begraafplaatsen.
Kanttekeningen/risicoparagraaf Vooral het stukje inkomsten is niet met zekerheid te voorspellen. De trend is echter wel met redelijke waarschijnlijkheid in te schatten: minder begravingen. Intern en extern Planning en evaluatie Opnieuw evalueren van het beheer en de gevolgen ervan is gewenst. Medio 2015 is hier een geschikte moment voor.
1
Raadsvergadering
:
Agendanummer
:
3 december 2013
De raad van de gemeente Berkelland; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2013; besluit: 1. de huidige tarieven tot en met 2015 te bevriezen zodat deze meer op niveau komen van gemeenten in de regio, daarna opnieuw te beoordelen, 2. mogelijkheden om nabestaanden/ bevolking te betrekken bij het onderhoud van de historisch belangrijke graven en delen van de begraafplaatsen actief te steunen; 3. mensen actief te informeren over de mogelijkheden van begraven, het bezorgen van as en de tarieven.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 december 2013 de griffier,
de voorzitter,
2
Bijlage bij raadsvoorstel Raadsvergadering Onderwerp
: 3 december 2013 agendapunt : Tarieven begraven / begraafplaatsbeheer
:
Toelichting Samenvatting Bij het bespreken van de resultaten van het begraafplaatsbeheer hebben drie zaken de neiging door elkaar heen te lopen: evaluatie beheer afgelopen jaren (2006-2012), kostendekkendheid en bezuiniging uit het collegeakkoord van € 100.000,-. Voor de duidelijkheid bekijken we de drie zaken afzonderlijk De lijn die in 2007 is uitgezet, is afgelopen jaren gevolgd: onderhouds- en inrichtingsachterstanden zijn weggewerkt, noodzakelijke uitbreidingen opgepakt en informatie over begraafplaatsen is toegankelijker geworden. De voornaamste afwijking van de visie uit 2007 is een voortgaande vermindering van het aantal begravingen per jaar. Deze heeft echter wel praktische en financiële consequenties. Zoals in 2007 is voor 2012 de kostendekkendheid bekeken van de recente graven (< 30 jaar). De verhouding is vrijwel gelijk gebleven op 89%. In het collegeakkoord is het verlagen van het tekort op het begraafplaatsenbeheer met € 100.000,- opgenomen. Deze is bijna gehaald. Aan de uitgavenkant is zonder af te wijken van de randvoorwaarden – vastgesteld in 2007 beperkt te besparen1. Aan de inkomstenkant kan enige verbetering optreden door het onderzoeken en starten van kansrijke alternatieve (begraaf-) activiteiten. Vrijwilligerswerk, individueel of in groepsverband, en de inzet van mensen zonder baan is vooral waardevol voor de beeldvorming en betrokkenheid van mensen. De financiële gevolgen hiervan zijn (op dit moment) beperkt. Actief informeren maakt de mensen meer bewust van de mogelijkheden van een meer persoonlijke begraving. Aanleiding Uw raad heeft gevraagd de tarieven op het begraven te bekijken, dit in relatie met het beheer van de begraafplaatsen. Inleiding Bij het bespreken van de resultaten van het begraafplaatsbeheer hebben drie zaken de neiging door elkaar heen te lopen; dit maakt de discussie troebel. Voor de duidelijkheid worden de volgende drie zaken afzonderlijk bekeken: Evaluatie beheer afgelopen jaren (2006-2012) Kostendekkendheid Bezuiniging uit collegeakkoord van € 100.000,Vooral de kostendekkendheid en de bezuiniging zitten vanwege de verschillen in de financiële verantwoording vaak in elkaars vaarwater. Als belangrijkste verschil hierin is het wel of niet meenemen van de overhead bij de berekeningen. Bij de berekening van de kostendekkendheid rekenen we met de interne doorbelasting van de afdelingen (loonkosten + overhead). Bij de bezuiniging rekenen we met feitelijke loonkosten (zelfde rekenmethode als bij de organisatiebezuiniging).
1
Grotere besparingen zijn te halen bij het sluiten van decentrale begraafplaatsen en over te gaan naar één centrale begraafplaats voor Berkelland.
3
Het vergelijken van deze twee punten levert dus al snel een verwarrend beeld op. Vandaar dat we de bovengenoemde zaken strikt gescheiden van elkaar bespreken en beoordelen. NB In een eerdere versie van dit stuk was deze scheiding minder duidelijk gelegd en zijn begrotingscijfers gebruikt bij de berekening van de behaalde bezuiniging. In deze begrotingscijfers is de overhead verwerkt op een zodanige manier, dat ondanks bezuiniging op (loon)kosten geen besparing tot uitdrukking kwam. Door bij het beoordelen van de behaalde bezuiniging de historische loonkosten (2006) te vergelijken met de loonkosten uit 2012, krijg je een helder en duidelijk vergelijk. Evaluatie beheer In de bijlagen zijn de besluiten uit 2007 weergegeven. De lijn die toen is uitgezet, is afgelopen jaren gevolgd: onderhouds- en inrichtingsachterstanden zijn grotendeels weggewerkt, noodzakelijke in- en uitbreidingen opgepakt en informatie over begraafplaatsen en het beheer is toegankelijker geworden. Door het verder teruglopen van het aantal begravingen is de noodzaak tot in- of uitbreiden kleiner gebleken dan in 2007 ingeschat. Kostendekkendheid In de raadsvergadering van 12 juni 2007 is onder andere vastgesteld: ”de raad ziet het beheer van oude (ouder dan 30 jaar) graven en begraafplaatsen niet als onderdeel van het kostendekkend maken begraafplaatsbeheer en exploitatie van de begraafplaatsen”. Voor het bepalen van de kostendekkendheid is in 2007 de volgende berekeningsmethode afgesproken: De helft van de interne doorbelasting afdelingen (loonkosten + overhead) + een derde van de overige beheerkosten moet bij een kostendekkend “grafbedrijf” overeenkomen met de opbrengsten begraaf- en grafrechten. Met deze berekenmethode en de gegevens uit de jaarrekening komt het dekkingspercentage voor 2012 op 89 %. In 2006 was het percentage eveneens 89%; ondanks het dalende aantal begravingen is het percentage hoog en gelijk gebleven. De middelen waarmee dit bereikt is zijn dezelfde als die voor de bezuiniging. Bezuiniging van € 100.000,In het collegeakkoord is het verlagen van het tekort op het begraafplaatsenbeheer met € 100.000,- opgenomen. Deze formulering geeft ruimte om de oplossing te zoeken aan de inkomsten zowel als aan de uitgavenkant. Om de uitgaven en inkomsten dichter bij elkaar te brengen zijn o.a. de tarieven verhoogd. Door het afnemend aantal begravingen heeft de tariefsverhoging minder effect gehad dan verwacht. Naast het verhogen van de tarieven zijn ook de uitgaven verminderd. Deze zijn vooral terug te brengen tot het verminderen van het aantal bestede (interne) uren aan dit product. In deze coalitieperiode is het aantal uren met 30% gedaald. Hiervan is 0,9 fte2 als feitelijke bezuiniging in te boeken; loonkosten € 42.030,-.
2
Deze 0,9 fte is als volgt opgebouwd: 0,5 fte binnendienst Gemeentewerken (zoals beschreven is het beheer op orde, zodat de besteding met 65 % is afgenomen. 0,3 fte buitendienst Gemeentewerken (minder begraven = minder uren besteding) 0,1 fte Publiekswinkel (minder begraven = minder uren besteding)
4
In tabelvorm komt het financiële plaatje op het volgende neer:
2006
2012
Bezuiniging
Lasten Uitbestede beheerskosten (Interne) loonkosten totaal lasten
€ € €
263.987,00 € 201.072,86 € 465.059,86 €
267.577,00 € 159.042,86 € 426.619,86 €
3.590,00 -42.030,00 -38.440,00
Baten Begraafrechten
€
286.535,00 €
339.110,00 €
52.575,00
Saldo
€
-178.524,86 €
-87.509,86 €
91.015,00
Conclusie bezuinigingen De bezuiniging op begraafplaatsen is bijna gehaald: € 91.015,- van de €100.000,-. Hiermee lijkt de grootste noodzaak om de tarieven verder te verhogen te vervallen. De tarieven voor begraven in Berkeland, worden als hoog ervaren en zijn veelal hoger dan omringende gemeenten. Voor dit moment lijkt het verstandig terughoudend te zijn met (de voorgenomen) tariefsverhogingen. De trend dat er minder begraven wordt zet de inkomsten in de toekomst wel weer verder onder druk. Er is nagedacht over mogelijkheden om het resultaat van het beheer te stabiliseren of te verbeteren. Hieronder worden mogelijkheden genoemd, gesplitst in aan te raden (kansrijk) en af te raden opties (met nadelen). Kansrijke mogelijkheden verbetering saldo begraafplaatsenbeheer Groenonderhoud: Het ging in 2011 om ongeveer € 154.000,- aan uitbesteed werk; de buitendienst van de gemeente doet vrijwel niets meer in het reguliere groenonderhoud. Ruiming en inbreiding hebben geen of weinig invloed op de hoogte van de kosten. Verlaging van het onderhoud met één niveau (van A naar B, B is het onderhoudsniveau van het groen in de kernen) levert een besparing op van ongeveer 10%. Dat is dus ongeveer € 15.000,- per jaar. Het verlagen van het onderhoudsniveau kan ook op een deel van de oppervlakte toegepast worden; bijvoorbeeld de omgeving van de oudere graven (besparing ongeveer € 5.000,-). De besparing zal dan evenredig zijn. Het vereenvoudigen van het groen (bijvoorbeeld het omvormen tot gazon) kan een besparing opleveren van rond de € 5.000,-. Bezoekers van de begraafplaats zullen waarschijnlijk wel even moeten wennen aan het nieuwe beeld van inrichting en onderhoud. De inkomsten staan onder druk. Een belangrijke oorzaak is het teruglopen van het aantal begravingen door een verschuiving naar cremeren. Door deze toename van het aantal crematies is er meer vraag naar het bestemmen van de crematie-as. Begraafplaatsen zijn al lang de plaats waar de overledenen te ruste worden gelegd en herdacht. De gemeente kan als eigenaar/beheerder van begraafplaatsen een rol spelen in de toegenomen vraag naar het bestemmen van de as. Een eerste stap is onderzoeken wat er bij mensen leeft en waar vraag naar is. Een uitvaartverzorger uit de omgeving heeft het idee het planten van een boom te combineren met het herdenken van een persoon en verstrooien van as. Dit idee zal verder uitgewerkt worden. Beschikbare ruimte gebruiken voor dit soort “nieuwe” activiteiten die op zich ten minste kostendekkend zijn. Hiermee vervalt een stuk onderhoud van op dit moment niet gebruikte ruimte. Enkele ideeën worden verder uitgewerkt.
3
De uitbestede beheerskosten zijn in de loop van de beschreven periode iets gestegen. De hoeveelheid uitbesteed werk is echter aanzienlijk meer gestegen: o.a. het werk dat bij de buitendienst is “verdwenen” is toegevoegd aan de onderhoudsbestekken. Gunstige aanbestedingen van deze bestekken hebben gezorgd dat de totale som aan uitbesteed werk slechts beperkt is gestegen.
5
Onderhoud door vrijwilligers. In Neede, begraafplaats de Rozenkamp, verzorgd een werkgroep van vrijwilligers het onderhoud van de graven en de begraafplaats. Omdat de gemeente nog wel materialen en gereedschappen betaald is de besparing beperkt. De betrokkenheid bij de begraafplaats en het beheer is echter wel erg groot. Het effect van deze samenwerking is veel groter dat de bescheiden financiële besparing. Vergelijkbaar gaat het met de maatschappelijke stages. Ook bij de maatschappelijke stages van scholieren is het directe financiële effect beperkt. Wel heeft het invloed hoe de betrokken personen over begraafplaatsen denken. Op termijn kunnen er hierdoor nieuwe initiatieven ontstaan waarbij vrijwilligers graven of delen van begraafplaatsen gaan onderhouden. Dergelijke initiatieven verdienen alle steun maar is geen middel om tot (grote) besparing te komen. Vanuit Wet werk en bijstand worden projecten gezocht om mensen zonder werk weer werkervaring te geven; veelal in maatschappelijke en niet-commerciële richtingen. Op begraafplaatsen zijn er vele zinvolle werkzaamheden te vinden. Dit project gaat op korte termijn van start. Voordelen zullen ook hier niet zo sterk zijn op financieel vlak maar veel meer op maatschappelijk vlak en op termijn veel breder. Mogelijkheden met nadelen zijn: Het sluiten van meerdere begraafplaatsen; nadelen: het verloren gaan van een stukje eigen identiteit van de kleinere gemeenschappen en historische waarden, besparingen zijn beperkt (een percentage van het groenonderhoud) en pas op termijn: als vandaag nog begraven is kan niet morgen al het onderhoud een stuk teruggeschroefd worden. Verder verhogen tarieven; nadelen: mogelijk versnelde afname begravingen door hoge kosten waardoor nog minder dekking van het begraafplaatsenbeheer, moeilijk te verdedigen verschil met omliggende gemeenten. Een verdeling aanbrengen tussen oude graven en recente graven; nadelen: een manier van besparen die regelmatig genoemd wordt is het opsplitsen van de begraafplaatsen in oude graven (voor onbepaalde termijn) en recentere graven (bepaalde termijn). Een splitsing levert geen werkelijke besparing op; je boekt ze slecht op een andere plek. Dat kan bijvoorbeeld Openbaar Groen zijn. Een praktische opdeling kan zelfs kostenverhogend werken. Wel kostenbesparend bij het opsplitsen kan het aanpassen van het onderhoudsniveau zijn (zie voorgaande punt). Omdat de verdeling van oude graven en nieuwe graven vaak een soort lappendeken is, zal het effect van het verminderen van het onderhoud op begraafplaatsonderdelen met oude graven wat tegenvallen. Ruimen vervallen graven; nadelen: een graf kan pas geruimd worden wanneer de rechten aan de gemeente zijn vervallen, ruiming is pas rendabel wanneer meerdere graven op rij vrij zijn gekomen om in te zetten voor opnieuw begraven: de afmetingen van oude graven komen niet overeen met huidige regelgeving. De oude graven in de voormalige gemeenten Ruurlo en Borculo hebben een grondwaterprobleem waardoor in veel gevallen ophogen van de grond noodzakelijk is. Verlagen tarieven; nadelen: het idee hierbij is dat met het verlagen van de tarieven het aantal begravingen zal toenemen. Of dit ook werkelijk gebeurt is niet zeker. Onderzoek hiernaar is moeilijk omdat het bijna onmogelijk is “ongekleurde” informatie te krijgen wanneer je dit onderzoek via uitvaartverzorgers doet. Familie direct benaderen na het verlies is niet wenselijk. Invoeren onderhoudsrecht; nadelen: door een gebrekkige administratie in het verleden van rechthebbenden, zal een uitgebreide actie ondernomen moeten worden om onbekende rechthebbenden (of belanghebbenden) nog te achterhalen. Een behoorlijk percentage zal niet te achterhalen zijn, waardoor een rechtsongelijkheid ontstaat. Het alternatief is dat grafbedekkingen van graven waar niet voor betaald wordt weggehaald worden. Hierdoor zal vooral een aanzienlijk deel van historische graven verdwijnen. Samengevat kan gezegd worden dat het invoeren van een onderhoudsrecht op bestaande graven een behoorlijke investering zal vragen en het nodige los zal maken bij de bevolking. In de prijs van nieuwe graven zit al een stuk onderhoud van begraafplaatsen waardoor de invloed van een onderhoudsrecht hierop beperkt zal zijn.
6
Uit bovengenoemde mogelijkheden valt nog een geschatte besparing van € 10.000,- te halen. Dit bij een verlaging van het onderhoudsniveau van alleen de oudere delen van de begraafplaatsen in combinatie met enige versobering van het groen. De hoogte van eventuele meeropbrengsten is op dit moment nog nauwelijks in te schatten. Het college zal aan de hand van concrete voorstellen beslissen welke alternatieven voldoende kansrijk zijn en uw raad hiervan regelmatig op de hoogte houden. Informatie Het is een positief gebaar en voorziet in een behoefte mensen actief te informeren wat de mogelijkheden zijn op het gebied van begraven en het bestemmen van as. Veel mensen hebben slechts een beperkt idee wat ze willen en wat mogelijk is. Een deel van de nabestaanden komt daarom niet verder dan “wat gebruikelijk” is en missen de kans de uitvaart een persoonlijke tint te geven. Naast de uitvaartverzorgers kan ook de gemeente een rol spelen in het informeren, met name door het actief (vooraf) informeren van de mensen. Op hetzelfde moment kan de gemeente uitleg geven over de opbouw van de tarieven. Advies doorgaan met het in 2007 vastgestelde beheer/beleid; huidige tarieven (2013) voor ruim twee jaar bevriezen (tot en met 2015), zodat we meer “in de maat gaan lopen” met de omgeving, daarna opnieuw beoordelen ; verschillende alternatieven voor begraven en asbezorging onderzoeken en kansrijke mogelijkheden ontwikkelen; zoeken naar mogelijkheden om nabestaanden/ bevolking te betrekken bij het onderhoud van de historisch belangrijke graven en delen van de begraafplaatsen en initiatieven op dit gebied, zoals het inzetten van langdurig werkloze, actief steunen; mensen actief informeren over de mogelijkheden van begraven en het bezorgen van as en de opbouw van tarieven.
7
Bijlage 1: Raadsbesluiten 2007 en uitvoering hiervan tot en met 2012 Raadsbesluiten 2007. In 2004 is al begonnen om het begraafplaatsbeleid van de toenmalige gemeenten te harmoniseren. In 2006 is een Berkellands beleid voor het begraafplaatsenbeheer opgesteld en in 2007 door de raad vastgesteld. De randvoorwaarden van het beleid zijn in de raadsvergadering van 12 juni 2007 vastgesteld: de raad ziet het beheer van de begraafplaatsen wel als (kern-)taak en verstrekt als gevolg hiervan de opdracht tot het wel actief op zoek gaan naar een partij die het beheer en de exploitatie van de begraafplaatsen overneemt; de raad ziet het beheer van oude (ouder dan 30 jaar) graven en begraafplaatsen niet als onderdeel van het kostendekkend te maken begraafplaatsbeheer en exploitatie van de begraafplaatsen; de raad vindt de waarden(o.a. historische en sociale) van de gemeentelijke begraafplaatsen voldoende en streeft naar het in stand houden van het huidige aantal begraafplaatsen in Berkelland; de raad vindt het invoeren van meerdere typen graven een gewenste ontwikkeling.
Aan de hand van de hierboven gemaakte keuzen is een beleidsvisie voor het begraafplaatsbeheer opgesteld. In de raadsvergadering van 18 september 2007 is besloten om: 1. Door te gaan met het wegwerken van achterstallig onderhoud en het opstellen van bestekken voor onderhoudswerk ; 2. Onderzoek te verrichten naar een externe partij die het beheer en mogelijk de exploitatie onder voorwaarden kan overnemen; 3. Het tarief voor begraven te handhaven op € 950 in verband met de nog te plegen inhaalslag en daarmee verbonden kosten; 4. In 2009 dit tarief te bezien op basis van daadwerkelijke inkomsten en uitgaven en daarbij de (her)berekening van de tarieven de oude graven en begraafplaatsen buiten beschouwing te laten; 5. De voor het in gebruik houden van de begraafplaatsen noodzakelijke in- en uitbreidingen in gang te zetten; 6. De informatievoorziening naar belanghebbenden en belangstellenden te verbeteren ; 7. Een nieuwe categorie graven in te voeren waarvan de grafrechten gehalveerd zijn ten opzichte van het huidige type graven en waarvoor de mogelijkheden voor een grafbedekking beperkt zijn tot een staande steen met enige ruimte voor beplanting .
8
Einde bijlage: 2013-12-03 Voorstel en besluit - Tarieven begraven - begraafplaatsbeheer
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 1 - BenW advies - Taieven begraven - begraafplaatsbeheer (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288751#
Afdelingshoofd
Advies aan B & W Nr.
Portefeuillehouder, afdeling, datum advies en onderwerp
Conceptbesluit
WETHOUDER F.H.C. MULKENS
Raad voorstellen: -
GEMEENTEWERKEN P. Busschers
-
24 oktober 2013 tarieven begraven/begraafplaatsbeheer
-
Routing afgestemd met Openbaar raadsvergadering medezeggenschap Communicatie Participatie
: : : : : :
Ben Lodeweges ja 3 december 2013 niet van toepassing
Consequenties Financieel inkoop Personeel gezondheidsaspecten Kadastraal Wkpb
: : : : : :
nee nee nee nee niet van toepassing Wkpb is niet van toepassing.
huidige tarieven tot en met 2015 bevriezen, mogelijkheden om nabestaanden/ bevolking te betrekken bij het onderhoud actief te steunen; mensen actief informeren over de mogelijkheden van begraven, het bezorgen van as en de tarieven.
informatie
Gezien Secretaris J.A. Wildeman
Burgemeester mr. H.L.M. Bloemen
Wethouder L.J.H. Scharenborg
Wethouder J.B. Boer
Wethouder F.H.C. Mulkens
Akkoord Bespreken
Besluit B & W van
nr.
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Toelichting voor collegevergadering In de raad zijn vragen gesteld over de tarieven voor begraven; van uitvaartverzorgers en nabestaanden komen geluiden dat de leges hoog zijn. Daarnaast is in het collegeprogramma het voornemen opgenomen € 100.000,- te bezuinigen op begraafplaatsenbeheer. Omdat deze zaken nauw met elkaar verbonden zijn, is het niet altijd meer duidelijk wat de gevolgen zijn van bepaalde maatregelen. In het bijgaande stuk zijn de verschillende lijnen zo veel mogelijk uit elkaar gehaald. Aan de hand hiervan zijn enkel voorstellen gedaan. Om het overzicht duidelijker en begrijpelijker te maken zijn enkele mechanismen die (op de achtergrond) spelen, hieronder beschreven en/of toegelicht.
Ondanks het in de afgelopen jaren gestegen sterftecijfer neemt het aantal begravingen af. Binnen de uitvaartwereld zijn er verschillende stromingen in de verklaring hiervoor. Er is de groep die de schuld geeft aan de hoge tarieven. Omdat de beslissing voor begraven of cremeren vaak door de overledene bij leven al aangegeven of in beslotenheid genomen wordt, is dit moeilijk te ontkrachten of te bevestigen. Daarnaast zal een deel van de mensen die bij de keuze daadwerkelijk beïnvloed zijn door de tarieven, hiermee niet “te koop lopen”. De tweede mogelijke verklaring voor het dalend aantal begravingen is een reden die je steeds vaker hoort: mensen willen hun kinderen niet opzadelen met de zorg voor een graf.
Het aantal uitvaarten (begravingen, asbijzettingen,en asverstrooiingen) was in 2006 ruim 200; in 2012 rond de 140. Er is steeds meer belangstelling voor een persoonlijke invulling van de uitvaart en is er meer ruimte voor “bijzondere” begravingen. Een breder pakket aanbieden is een bedrijfsmatige gedachte en kan mogelijk leiden tot een partij die (een deel van de) begraafplaatsen wil overnemen. Het niet compenseren van inflatie wordt niet gerekend als besparing maar verkleint de “koopkracht” wel.
2
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 1 - BenW advies - Taieven begraven - begraafplaatsbeheer
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Voorstel en besluit - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288753#
Raadsvergadering Commissie
: :
3 december 2013 Bestuur
Agendapunt
Onderwerp
:
Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
Collegevergadering Portefeuillehouder Meer informatie bij
: : :
n.v.t. J.A. Bannink
: …..
Agendapunt
: -
Telefoon
: 0545-250 800
Te nemen besluit: 1. De samenwerkingsovereenkomst inzake de instelling en instandhouding van de rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland vast te stellen tot 1 januari 2018. 2. De klankbordgroep van de rekenkamercommissie opdracht te geven een werkwijze uit te werken teneinde het wensbeeld voor de toekomst zoals geformuleerd in de eindrapportage en in het verslag van de afsluitende workshops te kunnen realiseren in samenspraak met alle betrokkenen. 3. In het eerste kwartaal van 2016 de gemeenteraad te laten evalueren of het wensbeeld voldoende gestand is gedaan. 4. In te trekken de ‘Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2009’ en vast te stellen de ‘Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2013 (zie raadsbesluit B). 5. De leden van de RC BBLM met ingang van 1 januari 2014 te herbenoemen voor een termijn van vier jaar en de detachering van de ambtelijk secretaris van de RC BBLM te verlengen met vier jaar (zie raadsbesluit C). Waarom dit voorstel? In de Gemeentewet is bepaald dat iedere gemeente een rekenkamer of rekenkamercommissie moet hebben. De raden van de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland hebben in 2006 besloten om een gezamenlijke rekenkamercommissie op basis van een personele unie in te stellen (RC BBLM). De RC BBLM bestaat uit drie externe leden die door elke gemeenteraad afzonderlijk zijn benoemd en wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris. In 2009 is door de vier raden besloten om de samenwerking te continueren tot 2014. In de samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat in het voorjaar van 2013 een evaluatie moet plaatsvinden en dat klankbordgroep met de voorbereiding en uitvoering is belast. Hiertoe heeft de klankbordgroep bureau Partners+Pröpper opdracht verleend om de rekenkamercommissie BBLM te evalueren. Op basis van de eindrapportage van dat bureau brengt de klankbordgroep advies aan u uit. Wat is het effect? De samenwerking met al de vier gemeenten wordt voor vier jaar gecontinueerd. Argumentatie In opdracht van de klankbordgroep rekenkamercommissie heeft bureau Partners+Pröpper het functioneren en de effectiviteit van de RC BBLM geëvalueerd. De klankbordgroep heeft op 4 oktober 2013 de eindresultaten van de evaluatie besproken.
_____________________________________________________________________ In te vullen door Griffie: Commissievergadering Afhandelingsvoorstel voor raad: 0 hamerstuk 0 bespreekstuk 0 anders, nl
Raadsvergadering 0 zonder hoofdelijke stemming 0 met algemene stemmen 0 stemmen voor, stemmen tegen 0 aangenomen 0 verworpen 0
De klankbordgroep constateert dat uit de evaluatie blijkt dat de vier raden nadrukkelijker als ‘opdrachtgever’ van de rekenkamercommissie willen optreden om hiermee de regie en betrokkenheid bij het werk van de rekenkamercommissie te vergroten, met in achtneming van de onafhankelijke positie van de rekenkamercommissie. De vertaling van een gekozen onderwerp in een heldere focus en zinvolle vraagstelling zien alle deelnemers als dé sleutel voor effectiever rekenkamerwerk. Tijdens de workshops is door de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Montferland een voorkeur voor samenwerking met de andere gemeenten aangegeven. Belangrijkste argumenten zijn hiervoor een stevige basis, de mogelijkheid om overheadkosten te delen en kunnen beschikken over meer professionaliteit en capaciteit. In de gemeente Berkelland is tijdens de workshop naar voren gebracht dat een eigen lokale rekenkamer een optie zou kunnen zijn, temeer om de eigen onderzoeksbehoefte van de raad goed te bedienen en voor wat betreft voeling met de lokale situatie. De klankbordgroep is van mening dat het maken van juiste werkafspraken essentieel is voor het creëren van meer regie en betrokkenheid bij het werk van de rekenkamercommissie teneinde effectiever rekenkamerwerk te kunnen bewerkstelligen. De klankbordgroep spreekt haar vertrouwen uit dat de huidige samenwerking en bemensing van de rekenkamercommissie hiertoe voldoende basis biedt. Op basis van de eindresultaten van de evaluatie van de RC BBLM stelt de klankbordgroep u voor om de samenwerking voor vier jaar te continueren met al de vier gemeenten, waarbij nadrukkelijk een werkwijze wordt bepleit die aansluit bij het wensbeeld voor de toekomst. Wij adviseren u om de klankbordgroep deze werkwijze te laten uitwerken. Om te kunnen toetsen of de nieuwe werkwijze daadwerkelijk effect sorteert, adviseren wij u om over twee jaar in eigen beheer een evaluatie uit te voeren. Daarnaast stellen wij u voor om de huidige leden van de RC BBLM voor vier jaar te herbenoemen. Tevens stellen wij voor om de detachering van de ambtelijk secretaris vanuit de gemeente Montferland voor eenzelfde periode te verlengen. Kanttekeningen/risicoparagraaf In plaats van deelname aan de rekenkamercommissie BBLM zou een eigen lokale rekenkamer een optie kunnen zijn. Dit om de eigen onderzoeksbehoefte van de raad goed te bedienen en (meer) voeling te houden met de lokale situatie. De uitwerking van een dergelijk voorstel zou echter (voorbereidings) tijd kosten (die er nu niet is) en bovendien is er dan geen sprake van een financieel voordeel of een (groot) efficiencyvoordeel. Immers, als er een lokaal invulling zou worden gegeven aan een rekenkamer dan moeten er ook een onderzoeker of onderzoeksbureau ingehuurd worden, moet er aparte regelgeving opgesteld worden etc. Bovendien zal er over twee jaar een evaluatie plaatsvinden m.b.t. de huidige/voorgestelde opzet. Mocht dan blijken dat de intergemeentelijke samenwerking niet voldoet, dan kunnen we met ingang van 1 januari 2018 zelf invulling geven aan de rekenkamercommissie. Financiële paragraaf De financiële consequenties zijn gebaseerd op een jaarlijkse inwonerbijdrage voor de RC BBLM van € 0,90 voor elk van de vier gemeenten. De demografische ontwikkelingen hebben invloed op het budget van de RC BBLM. De begroting voorziet in de met de rekenkamercommissie gemoeide kosten. De kosten van het evaluatieonderzoek uitgevoerd door bureau Partners+Pröpper zijn verdeeld over de vier gemeenten en de rekenkamercommissie BBLM.
2
Intern en extern Informatie en communicatie Het besluit wordt bekendgemaakt in de plaatselijke huis-aan-huis bladen en op internet. De RC BBLM wordt over het besluit separaat geïnformeerd. Inspraak en participatie Via de klankbordgroep en via workshops is uw raad betrokken. De klankbordgroep bestaat uit twee raadsleden per gemeente en de (plv.) griffiers van de vier gemeenten. Gemiddeld één keer per kwartaal vindt overleg plaats met de klankbordgroep. Planning en evaluatie In het eerste kwartaal van 2016 zal geëvalueerd worden of het wensbeeld voor de toekomst zoals dat geformuleerd is in de eindrapportage en in het verslag van de afsluitende workshops. Hoogachtend, de griffier,
de voorzitter,
J.A. Bannink
mr. H.L.M. Bloemen
3
Raadsvergadering
:
Agendanummer
:
3 december 2013 A
De raad van de gemeente Berkelland; gelezen het voorstel van de klankbordgroep Rekenkamercommissie Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland van 4 oktober 2013; besluit: 1. 2.
3.
de samenwerkingsovereenkomst inzake de instelling en instandhouding van de rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland vast te stellen tot 1 januari 2018. de klankbordgroep van de rekenkamercommissie opdracht te geven een werkwijze uit te werken teneinde het wensbeeld voor de toekomst zoals geformuleerd in de eindrapportage en in het verslag van de afsluitende workshops te kunnen realiseren in samenspraak met alle betrokkenen. in het eerste kwartaal van 2016 de gemeenteraad te laten evalueren of het wensbeeld voldoende gestand is gedaan.
Alldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 december 2013 de griffier,
de voorzitter,
4
Raadsvergadering
:
Agendanummer
:
3 december 2013 B
De raad van de gemeente Berkelland gelezen het advies van de Klankbordgroep rekenkamercommissie BBLM; gelet op het raadsbesluit van 3 december 2013; gelet op de bij besluit van heden vastgestelde samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Montferland; gelet op de behandeling in de commissie Bestuur op 19 november 2013; gelet op artikel 81o en artikel 81oa van de Gemeentewet; besluit: 1. in te trekken de ‘Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2009’; 2. vast te stellen de: VERORDENING OP DE GEMEENTELIJKE REKENKAMERCOMMISSIE 2013 Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. ambtenaar: een ieder die in dienst van de gemeente werkzaam is; b. college: het college van burgemeester en wethouders; c. commissie: de bij deze verordening ingestelde gemeentelijke rekenkamercommissie; d. doelmatigheid of efficiency: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of waarin met de beschikbare middelen zoveel mogelijk resultaat wordt bereikt. e. doeltreffendheid of effectiviteit: de mate waarin de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald; f. gemeentelijk bestuursorgaan: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester (tenzij handelend in zijn hoedanigheid van hoofd van de politie), alsmede gemeentelijke commissies waaraan bevoegdheden van de gemeenteraad of van burgemeester en wethouders zijn gedelegeerd; g. gesubsidieerde instelling: organisatie met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, die een geldelijke bijdrage in welke vorm dan ook van de gemeente ontvangt. Onder gemeente worden ook de in artikel 82 Gemeentewet genoemde commissies begrepen; h. onderdeel: een gemeentelijke afdeling, kostenplaats of fonds; i. klankbordgroep: klankbordgroep rekenkamercommissie BBLM waarin vertegenwoordigers uit de gemeenteraden van Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland belast zijn met advisering en overleg met de rekenkamercommissie;
5
j. k. l. m.
raad: de gemeenteraad; rechtmatigheid: de mate waarin rechtsregels op correcte wijze zijn geïnterpreteerd en toegepast; voorzitter: de voorzitter van de rekenkamercommissie; wet: de Gemeentewet.
Artikel 2 Rekenkamercommissie 1. Er is een commissie die door de raad wordt ingesteld en die wordt aangeduid als rekenkamercommissie. 2. De commissie bestaat uit drie externe leden, de voorzitter daaronder begrepen. Artikel 3 Benoeming van de leden 1. De raad benoemt de voorzitter en de overige leden van de commissie op voordracht van de klankbordgroep. 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 81oa, van de Gemeentewet is het lidmaatschap van de rekenkamercommissie uitgesloten voor de onder artikel 81f onder k en q genoemde personen. 3. Daarnaast is het lidmaatschap uitgesloten voor de volgende personen: a een medewerker of bestuurslid van een instelling welke met de gemeente een functionele-financiële band heeft; b personen die in de tien jaar voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze verordening een functie hebben bekleed bij één van de gemeenten die deelnemen aan het samenwerkingsverband voor de instelling en instandhouding van de gemeentelijke rekenkamercommissie of een functie hebben bekleed bij één van de voormalige gemeenten waaruit de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland na de herindeling zijn ontstaan. 4. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar en zijn voor maximaal twee perioden herbenoembaar. De eerste termijn vangt aan met het eerste benoemingsbesluit van de leden van de gemeentelijke rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland. 5. Ten aanzien van de leden zijn de artikelen 81g en 81h van de wet van overeenkomstige toepassing. Artikel 4 Ontslag en non-activiteit 1. Een lid van de commissie wordt door de raad ontslagen: a. op eigen verzoek; b. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie; c. wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; d. indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijk uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld; 2. De raad kan in bijzondere situaties, waarbij het goed functioneren van de commissie in het geding is, een lid tijdelijk op non-activiteit stellen. 3. Een lid van de commissie kan worden ontslagen indien hij het vertrouwen van de raad verliest. Artikel 5 Vergoeding voor werkzaamheden van de leden van de commissie 1. De leden van de commissie ontvangen een vergoeding voor het voorbereiden, bijwonen van de vergaderingen van de commissie alsmede het verrichten van de hieruit voortvloeiende uitvoerende handelingen.
6
2. De vergoeding bedraagt voor de leden van de commissie per vergadering tweemaal het bedrag dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties jaarlijks vaststelt ingevolge artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (klasse 3, 20.001-50.000 inwoners) voor het bijwonen van commissievergaderingen; de voorzitter ontvangt een vergoeding per vergadering van driemaal het bedrag. Tevens worden de reiskosten en eventuele overige onkosten vergoed naar de daarvoor in het algemeen bij de gemeente geldende maatstaf. Artikel 6 Ambtelijk secretaris 1. De ambtelijk secretaris staat de commissie bij de uitvoering van haar taken terzijde. 2. De ambtelijk secretaris is bij voorkeur afkomstig van een van de deelnemende gemeenten en verricht zijn werkzaamheden op basis van detachering. 3. De ambtelijk secretaris legt rechtstreeks verantwoording af aan de commissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht. 4. De ambtelijk secretaris draagt zorg voor de agendaplanning, de verslaglegging en de vorming van dossiers. Artikel 7 Het reglement van orde De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast, waarin onder meer de communicatie met de gemeenteraad is geregeld. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad. Artikel 8 Onderwerpselectie en opdrachtverlening 1. Jaarlijks voor 1 oktober bepaalt de commissie, na raadpleging van de klankbordgroep, de onderwerpen, welke zij in het volgende jaar wil onderzoeken, formuleert per onderwerp de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast. De commissie doet hiervan schriftelijk mededeling aan de raad. 2. De commissie kan in voorkomende gevallen zelf onderzoek verrichten. De commissie stelt hiervoor vooraf een onderbouwd onderzoeksvoorstel op dat, na raadpleging van de klankbordgroep, schriftelijk aan de raad wordt medegedeeld. 3. De raad kan te allen tijde de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een extra onderzoek met inachtneming van het gestelde in artikel 4, lid 5 van de samenwerkingsovereenkomst. De commissie bericht de raad binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de commissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor gemotiveerde gronden aanvoeren. Artikel 9 Werkwijze van de commissie 1. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze, waaronder de naleving van deze verordening en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met degenen die het onderzoek uitvoeren en met het secretariaat. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langst zittende lid op als voorzitter dan wel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren. 2. De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet. 3. De commissie beoordeelt na raadpleging van de klankbordgroep of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren. 4. De commissie is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur, bij alle ambtenaren alsmede door de gemeente gesubsidieerde instellingen mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur, de ambtenaren van de gemeente en door de gemeente gesubsidieerde instellingen zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde redelijke termijn te verstrekken. 5. De commissie vergadert zoveel als zij nodig acht, ter bespreking van procedurele en inhoudelijke aspecten van het onderzoek.
7
6. De commissie vergadert in beslotenheid; haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken. 7. De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen. 8. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen dan wel in voorkomend geval dit zelf uitvoeren. 9. De commissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeks-rapport aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt. 10. Na vaststelling door de commissie worden het onderzoeksrapport en de nota met conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden. Artikel 10 Budget 1. De commissie is bevoegd binnen het haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen voor de uitvoering van haar taken. 2. Ten laste van het in het vorige lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van: a. de vergoeding aan de leden, als bedoeld in artikel 5, lid 2 van deze verordening; b. de ambtelijk secretaris; c. externe deskundigen; d. eventuele andere uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak. 3. De commissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording schuldig aan de raad. Artikel 11 Jaarverslag Jaarlijks vóór 1 april stelt de commissie een jaarverslag op omtrent de werkzaamheden over het daaraan voorafgaande kalenderjaar, voorzien van een verantwoording van de besteding van het budget. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk na vaststelling toegezonden aan de gemeenteraden. Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van haar bekendmaking. 2. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening gemeentelijke rekenkamer-commissie 2013’. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 december 2013 de griffier,
de voorzitter,
8
Artikelsgewijze toelichting op de Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2013. Artikel 1 Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. De begrippen doelmatigheid en doeltreffendheid zijn ontleend aan de modelverordening 213a (doelmatigheid en doeltreffendheid). Artikel 2 Dit artikel is de basis voor het bestaan van de commissie. In het tweede lid wordt het aantal leden beperkt tot drie. Daaraan ligt de gedachte ten grondslag dat de commissie als regel niet zelf onderzoek verricht, doch het onderzoek organiseert, aanstuurt en beoordeelt, de resultaten analyseert en conclusies trekt. Ook de omstandigheid dat slechts een beperkt budget beschikbaar is speelt daarbij een rol. De taak van de rekenkamercommissie wordt in artikel 182 van de Gemeentewet beschreven. Artikel 3 Dit artikel regelt de benoeming van de leden. Het wijkt af van de modelverordening. Anders dan in de modelverordening is geregeld dat raadsleden geen lid van de commissie kunnen zijn. In lid 5 van dit artikel is aangegeven dat de leden van de commissie moeten worden beëdigd. Voorts geldt voor hen het artikel inzake de verboden handelingen, dat ook voor de raadsleden geldt. Er worden geen plaatsvervangende commissieleden benoemd omdat het praktisch zeer moeilijk is hen op de hoogte te houden van actuele ontwikkelingen. Voor wat betreft het profiel van de commissieleden wordt volstaan met de vaststelling dat in de commissie in ieder geval de volgende competenties vertegenwoordigd zouden moeten zijn: algemeen bestuurlijke ervaring in het openbaar bestuur, ervaring met (openbare) financiën en ervaring met het type onderzoek, dat aan de commissie is opgedragen. Artikel 4 Dit artikel betreft het ontslag en eventuele non-activiteit. Indien in de praktijk een commissielid voor langere tijd niet in staat is om commissie werkzaamheden te verrichten, dient de voorzitter in overleg met de klankbordgroep te bezien hoe dit kan worden opgelost. De klankbordgroep kan vervolgens een voorstel aan de gemeenteraden opstellen. Artikel 5 Dit artikel regelt de vergoeding welke de commissieleden ontvangen voor hun werkzaamheden. Die vergoeding is gerelateerd aan het bedrag dat de minister van BZK jaarlijks vaststelt op grond van artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raadsen commissieleden. Artikel 6 Dit artikel omschrijft de taken van de ambtelijk secretaris. Uitgangspunt bij de samenwerking is dat er na de samenwerkingsperiode voor de deelnemende gemeenten geen personele of financiële verplichtingen resteren. Derhalve verricht de ambtelijk secretaris zijn werkzaamheden op basis van detachering en is bij voorkeur afkomstig van een van de deelnemende gemeenten. De betreffende detacheringsovereenkomst regelt de nadere uitwerking. In overleg met de klankbordgroep kan de rekenkamercommissie in eerste instantie intern tot werving en selectie van een ambtelijk secretaris overgaan. Artikel 7 Dit artikel is ontleend aan de modelverordening en behoeft geen nadere toelichting.
9
Artikel 8 De taak van de rekenkamercommissie is in artikel 182 van de Gemeentewet omschreven. De rekenkamercommissie bepaalt zelfstandig de onderwerpen die worden onderzocht. Dit neemt niet weg dat de raad de rekenkamercommissie kan verzoeken een onderzoek in te stellen. Het is wel de rekenkamercommissie die beslist of een dergelijk verzoek wordt gehonoreerd. In het tweede lid wordt deze procedure beschreven. Artikel 9 Dit artikel regelt in de eerste plaats de rol van de voorzitter van de commissie. Verder regelt het de werkwijze van de commissie als geheel. Van belang daarbij is dat de commissie kan beschikken over alle relevante informatie. Welke informatie relevant is bepaalt de commissie zelf. Alle leden van het gemeentebestuur, alle ambtenaren en door de gemeente gesubsidieerde instellingen hebben zich daaraan te houden. Over de vraag of informatie relevant is kan derhalve geen discussie ontstaan. Belangrijk is dat gemeenten in hun subsidieverordening alsmede als voorwaarde aan de subsidiebeschikking de voorwaarde verbinden dat men gehouden is aan volledige medewerking bij onderzoeken van de gemeentelijke rekenkamercommissie. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid krijgt de onderzochte partij gelegenheid om op het ontwerprapport van de commissie te reageren. De minimumtermijn is in de verordening aangegeven. Verder is uitgangspunt dat de commissie in beslotenheid vergadert, doch dat de rapporten openbaar zijn. Artikel 10 Dit artikel regelt hoe de commissie met het budget moet omgaan en is in enigszins gewijzigde vorm overgenomen uit de modelverordening. De commissie zal daarbij rekening moeten houden met hetgeen in de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland is vastgelegd. Artikel 11 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 12 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
10
Raadsvergadering
:
Agendanummer
:
3 december 2013 C
De raad van de gemeente Berkelland; gelezen het voorstel van de klankbordgroep rekenkamercommissie BBLM; gelet op artikel 3 van de ‘Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2013’; gelet op artikel 3 van de ‘Samenwerkingsovereenkomst inzake de instelling en instandhouding van een gemeentelijke rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland; besluit: a) met ingang van 1 januari 2014 te herbenoemen tot leden van de rekenkamercommissie van de gemeente Berkelland tot 1 januari 2018: 1. mevrouw drs. W.J. Oosterveld-Sanders (voorzitter); 2. mevrouw mr. H.G.M. Wammes (lid); 3. mevrouw drs. L.M.D. Zwier-Kentie (lid); b) de detachering vanuit de gemeente Montferland van de ambtelijk secretaris van de Rekenkamercommissie BBLM te verlengen met vier jaar. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 december 2013 de griffier,
de voorzitter,
11
Toelichting raadsvoorstel Raadsvergadering Onderwerp
: 3 december 2013 : Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
agendapunt
:
Toelichting Samenvatting De raden van de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland hebben in 2006 een gezamenlijke rekenkamercommissie op basis van een personele unie ingesteld. In 2009 hebben de raden besloten om deze vorm van samenwerking te continueren tot 1 januari 2014. Hierbij is tevens besloten dat in het eerste kwartaal van 2013 een evaluatie plaatsvindt naar het functioneren van de rekenkamercommissie Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland (RC BBLM). Naar aanleiding van deze evaluatie brengt de klankbordgroep rekenkamercommissie BBLM advies uit aan de raden over de inrichting van de rekenkamerfunctie vanaf 1 januari 2014. Aanleiding In de Gemeentewet is bepaald dat iedere gemeente een rekenkamer of rekenkamercommissie moet hebben. De raden van de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland hebben in 2006 besloten om een gezamenlijke rekenkamercommissie op basis van een personele unie in te stellen (RC BBLM). De RC BBLM bestaat uit drie externe leden die door elke gemeenteraad afzonderlijk zijn benoemd en wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris. Gemiddeld één keer per kwartaal vindt overleg plaats met de klankbordgroep. De klankbordgroep bestaat uit twee raadsleden per gemeente en de (plv.) griffiers van de vier gemeenten. In 2009 is door de vier raden besloten om de samenwerking te continueren tot 1 januari 2014. In de samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat in het voorjaar van 2013 een evaluatie moet plaatsvinden en dat klankbordgroep met de voorbereiding en uitvoering is belast. Hiertoe heeft de klankbordgroep bureau Partners+Pröpper opdracht verleend om de rekenkamercommissie BBLM te evalueren. Op basis van de eindrapportage van bureau Partners+Pröpper brengt de klankbordgroep advies aan u uit. Situatie/ probleem In opdracht van de klankbordgroep rekenkamercommissie heeft bureau Partners+Pröpper het functioneren en de effectiviteit van de RC BBLM geëvalueerd. Het eindrapport heeft u voor het zomerreces ontvangen en in de periode augustus/september hebben in de vier gemeenten afsluitende workshops plaatsgevonden voor raadsleden, collegeleden en ambtenaren. Het eindrapport, het verslag van de workshops en het verslag van de bijeenkomst van de klankbordgroep van 4 oktober jl. zijn als bijlagen toegevoegd. In overleg met de klankbordgroep heeft bureau Partners+Pröpper gekozen voor een toekomstgerichte aanpak voor wat betreft de evaluatie. Het huidige functioneren van de RC BBLM is bezien in het licht van een wensbeeld voor de toekomst. Wat zijn de wensen en verwachtingen die raadsleden, de rekenkamercommissie, collegeleden en ambtenaren hebben ten aanzien van de rekenkamercommissie? Uit het eindrapport blijkt dat de uitkomsten van de evaluatie voor de vier gemeenten grotendeels gelijk zijn. Bureau Partners+Pröpper geeft in het eindrapport aan dat ook sprake is van een grotendeels gemeenschappelijk wensbeeld en dat dit wensbeeld bestaat uit vijf kernpunten: 1. meer regie van de raad op de focus en vraagstelling van onderzoek; 2. betere samenwerking om tot een zinvolle vraagstelling te komen;
12
3. 4. 5.
behoud van de onafhankelijkheid en kwaliteit van de rekenkamercommissie; betere aansluiting van rekenkameronderzoek bij politiek-bestuurlijke actualiteit en kennisbehoefte van de raad; zeggingskracht door scherpte en korte aansprekende rapportages.
De evaluatie geeft geen sluitend antwoord op de vraag wat de meerwaarde is geweest van de regionale samenwerking en of deze in 2014 gecontinueerd moet worden. In augustus en september hebben de afsluitende workshops plaatsgevonden. Bureau Partners+Pröpper heeft hiervan verslag gedaan en advies uitgebracht aan de klankbordgroep. Tezamen met de eindrapportage van 12 juni 2013 zijn dit de eindresultaten van de evaluatie van de rekenkamercommissie BBLM. De klankbordgroep heeft op 4 oktober 2013 de eindresultaten van de evaluatie besproken. De RC BBLM is door de klankbordgroep geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie. De klankbordgroep constateert dat uit de evaluatie blijkt dat de vier raden nadrukkelijker als ‘opdrachtgever’ van de rekenkamercommissie willen optreden om hiermee de regie en betrokkenheid bij het werk van de rekenkamercommissie te vergroten, met in achtneming van de onafhankelijke positie van de rekenkamercommissie. De vertaling van een gekozen onderwerp in een heldere focus en zinvolle vraagstelling zien alle deelnemers als dé sleutel voor effectiever rekenkamerwerk. Tijdens de workshops is door de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Montferland een voorkeur voor samenwerking met de andere gemeenten aangegeven. Belangrijkste argumenten zijn hiervoor een stevige basis, de mogelijkheid om overheadkosten te delen en kunnen beschikken over meer professionaliteit en capaciteit. In de gemeente Berkelland is tijdens de workshop naar voren gebracht dat een eigen lokale rekenkamer een optie zou kunnen zijn, temeer om de eigen onderzoeksbehoefte van de raad goed te bedienen en voor wat betreft voeling met de lokale situatie. Bureau Partners+Pröpper brengt geen advies uit over de vraag ten aanzien van wel of geen samenwerking. Wel stellen zij dat de werkwijze die uit de evaluatie en de workshops naar voren is gekomen, zowel lokaal als regionaal te organiseren is, als je maar tot de juiste werkafspraken met en bemensing van een rekenkamercommissie kunt komen. De klankbordgroep is van mening dat het maken van juiste werkafspraken essentieel is voor het creëren van meer regie en betrokkenheid bij het werk van de rekenkamercommissie teneinde effectiever rekenkamerwerk te kunnen bewerkstelligen. De klankbordgroep spreekt haar vertrouwen uit dat de huidige samenwerking en bemensing van de rekenkamercommissie hiertoe voldoende basis biedt. Op basis van de eindresultaten van de evaluatie van de RC BBLM stelt de klankbordgroep u voor om de samenwerking voor vier jaar te continueren met al de vier gemeenten, waarbij nadrukkelijk een werkwijze wordt bepleit die aansluit bij het wensbeeld voor de toekomst. Wij adviseren u om de klankbordgroep deze werkwijze te laten uitwerken. Om te kunnen toetsen of de nieuwe werkwijze daadwerkelijk effect sorteert, adviseren wij u om over twee jaar in eigen beheer een evaluatie uit te voeren. Daarnaast stellen wij u voor om de huidige leden van de RC BBLM voor vier jaar te herbenoemen. Tevens de ambtelijk secretaris voor eenzelfde periode te herbenoemen. In ons overleg van 4 oktober jl. heeft de RC BBLM aangegeven beschikbaar te zijn voor een nieuwe periode en graag mee te willen denken met het vormgeven en implementeren van een nieuwe werkwijze voor onze rekenkamercommissie.
13
Bijlagen -
Bureau Partners+Pröpper: Eindrapportage Naar een rekenkamerfunctie van, voor en door de raad; Bureau Partners+Pröpper: Verslag van de afsluitende workshops in de vier gemeenteraden en advies aan de klankbordgroep; Verslag van de vergadering van de klankbordgroep rekenkamercommissie en RC BBLM d.d. 4 oktober 2013; Samenwerkingsovereenkomst inzake de instellingen instandhouding van een gemeentelijke rekenkamercommissie met personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland (inclusief toelichting); Toelichting wijzigingen in de samenwerkingsovereenkomst; Functieprofiel leden rekenkamercommissie
14
Einde bijlage: 2013-12-03 Voorstel en besluit - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 1 - BBLM-verslag afsluitende workshops en advies voor vervolg-19 sept 2013 Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288754#
Verslag
NAAR EEN REKENKAMERFUNCTIE VAN, VOOR EN DOOR DE RAAD VERSLAG VAN DE AFSLUITENDE WORKSHOPS IN DE VIER GEMEENTERADEN EN ADVIES AAN DE KLANKBORDGROEP
Aan De klankbordgroep van de rekenkamercommissie Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland
Van Dr. Igno Pröpper Drs. Jurgen de Jong
Vught, 19 september 2013
Inhoudsopgave 1
Inleiding ........................................................................................1
2
Samenvatting en advies voor het vervolg .........................................1 De uitkomsten van de vier workshops samengevat ....................................... 1 Adviezen .................................................................................................... 2
3
Verslagen van de vier workshops .................................................... 5 Gemeente Berkelland – 27 augustus 2013 .................................................... 5 Gemeente Bronckhorst – 29 augustus 2013.................................................. 7 Gemeente Montferland – 5 september 2013 ............................................... 12 Gemeente Lochem – 10 september 2013 .................................................... 14
1
Inleiding
Partners+Pröpper heeft in opdracht van de klankbordgroep rekenkamercommissie BBLM het functioneren en de effectiviteit van de rekenkamercommissie BBLM geëvalueerd. Het eindrapport is op 14 juni goedgekeurd en daarna verstuurd aan de vier gemeenteraden. In augustus en september hebben er in de vier gemeenten afsluitende workshops plaatsgevonden voor raadsleden, collegeleden en een aantal medewerkers. In de workshops is met deelnemers gebouwd aan een werkwijze voor het rekenkamerwerk vanaf 1 januari 2014. De deelnemers hebben zich gericht op vier bouwstenen die voortborduren op de aanbevelingen uit het rapport: 1 Totstandkoming van onderwerpkeuze, focus en vraagstelling 2 Regie en betrokkenheid van de raad 3 Wel of niet samenwerken met andere gemeenten 4 Het model Hieronder vatten we de uitkomsten van de vier workshops beknopt samen. Vervolgens formuleren we enkele adviezen aan de klankbordgroep voor de inrichting van de rekenkamerfunctie vanaf 1 januari 2014 en het voorbereiden van een raadsvoorstel. We matchen daarbij de uitkomsten uit workshops met de aanbevelingen uit het rapport en scherpen c.q. vullen deze aan.
2
Samenvatting en advies voor het vervolg
De uitkomsten van de vier workshops samengevat Bouwsteen 1
Totstandkoming van onderwerpkeuze, focus en vraagstelling
Alle raden willen nadrukkelijk(er) als opdrachtgever van de rekenkamer(commissie) optreden. De vertaling van een gekozen onderwerp in een heldere focus en zinvolle vraagstelling zien alle deelnemers als dé sleutel voor effectiever rekenkamerwerk. Meest genoemde middel is een gezamenlijke themabijeenkomst van raad, college en rekenkamer(commissie) om de onderzoeksagenda door te spreken en af te stemmen (één of twee keer per jaar). Er is ook behoefte aan de mogelijkheid om snelle korte onderzoeken uit te laten voeren naar actuele onderwerpen. Ook dan moet de raad actief betrokken zijn bij het formuleren van de vraagstelling. In Lochem komt nog naar voren dat een rekenkamer(commissie) ook de mogelijkheid moet hebben om als buitenstaander zelf onderzoeken te starten om een ‘frisse blik’ van buiten te bieden.
Bouwsteen 2
Regie en betrokkenheid van de raad
Actief opdrachtgeverschap is het belangrijkste middel voor regie en betrokkenheid: als je opdrachtgever bent, wil je een onderzoek ook echt zelf. Betrokkenheid hoef je dan niet meer apart te organiseren. Over een actieve rol van de raad tijdens onderzoeken – bijvoorbeeld in de vorm van een raadswerkgroep – zijn de meningen verdeeld. Het behoort tot de mogelijkheden volgens deelnemers, maar kost veel tijd, is ook niet altijd nodig en wellicht ook niet wenselijk – deelnemers hebben zorgen dat onderzoeken inhoudelijk gestuurd en politiek gekleurd raken.
1
Bouwsteen 3
Wel of niet samenwerken met andere gemeenten
In Bronckhorst, Lochem en Montferland neigt men naar het voortzetten van de samenwerking met andere gemeenten. Belangrijkste argumenten hiervoor zijn een stevige basis, de mogelijkheid om overheadkosten te delen en kunnen beschikken over meer professionaliteit en capaciteit. In Berkelland neigden deelnemers meer naar een eigen lokale rekenkamer die de eigen onderzoeksbehoefte van de raad goed kan bedienen en voeling heeft met de lokale situatie.
Bouwsteen 4
Het model
De Gemeentewet biedt twee modellen: de zwaar opgetuigde rekenkamer en de vormvrije rekenkamerfunctie. Deelnemers geven de voorkeur aan het handhaven van de rekenkamerfunctie als basismodel. Het model moet in ieder geval zoveel mogelijk passen bij het voorgenomen opdrachtgeverschap van de raad, in het teken staan van het bedienen van lokale onderzoeksvragen en snelheid mogelijk maken.
Adviezen WERKWIJZE VOOR REKENKAMERONDERZOEK In lijn met ons betoog in de conclusies en aanbevelingen én de workshops adviseren we de klankbordgroep een werkwijze uit te werken, dit op te nemen in het raadsvoorstel en te laten vaststellen door de gemeenteraden. Deze werkwijze bevat tenminste de volgende onderdelen. 1
De gemeenteraad is opdrachtgever van de rekenkamer(commissie). Kies hier ondubbelzinnig voor – in de workshops kwam regelmatig naar voren “We willen meer regie, maar de rekenkamercommissie is onafhankelijk en bepaalt uiteindelijk zelf wat het onderzoekt”. De term ‘regie’ geeft te weinig gewicht, de raden willen opdrachtgeverschap. Leg dit vast. Drijf de discussie over de formeel-juridische mogelijkheden hiertoe doen niet op de spits. In onze optiek biedt de vormvrije rekenkamerfunctie voldoende mogelijkheden voor opdrachtgeverschap van de raad. Ga het gewoon doen. De volledige onafhankelijkheid van de vormvrije rekenkamerfunctie is niet wettelijk vastgelegd.1
2
Dit betekent concreet dat het starten van een rekenkameronderzoek een raadsbesluit vraagt. Overweeg eventueel de suggestie uit Lochem om te regelen dat ook bij een minderheid van stemmen (bv. 40%) een rekenkameronderzoek kan starten, om te voorkomen dat coalitiepartijen rekenkameronderzoek kunnen blokkeren.
3
Verbind het rekenkamerwerk in woord en daad met de controlerende rol van de raad - de rekenkamer(commissie) als bruikbaar controleinstrument in plaats van
1
Zie ook de handreiking lokale rekenkamer en rekenkamerfunctie van de VNG, pagina 17. 2
extern instituut. Dat vraagt dat raadsleden actief meedoen met dat controleren en daar voldoende tijd en energie in investeren. Richt een werkproces in dat dat waarborgt. Mogelijke elementen zijn: – Themabijeenkomsten voor raad, college en rekenkamer(commissie) gericht op het inventariseren van onderzoeksonderwerpen, afstemming met de onderzoeksagenda van het college en eerste bepaling van focus en vraagstelling (één of twee keer per jaar). – Agendering van onderzoeksvoorstellen in commissievergaderingen, met voldoende tijd voor behandeling en gelegenheid om rechtstreeks met onderzoekers in gesprek te gaan. – De mogelijkheid inbouwen om een raadswerkgroep te vormen rond een onderzoek inclusief omschrijving van rollen en taken – niet als standaardrecept maar als mogelijk repertoire als daar bij bepaalde onderzoeken behoefte aan is. – Per onderzoek heldere afspraken maken over de momenten waarop de raad wordt geïnformeerd over de voortgang van een onderzoek, wil kennisnemen van tussentijdse resultaten en eventueel tussentijds kan richten. WEL OF NIET SAMENWERKEN? Bronckhorst, Lochem en Montferland zijn vóór een gezamenlijke vormgeving van de rekenkamerfunctie. Zij spreken zich niet zo expliciet uit over de vraag of dit ook in BBLM moet worden voortgezet. Berkelland neigt naar een eigen lokale rekenkamer. We brengen geen advies uit over de vraag wel of niet samenwerken? De werkwijze die uit de evaluatie en de workshops naar voren komt, is zowel lokaal als regionaal te organiseren, als je maar tot de juiste werkafspraken met en bemensing van een rekenkamer(commissie) kunt komen. De weging van de voor- en nadelen van een eigen of een gezamenlijke regionale rekenkamer laten wij aan de gemeenteraden zelf. We geven nog wel twee zaken mee in het geval de samenwerking wordt voortgezet: 1
Lokale onderwerpen en onderzoeksbehoeften vormen per definitie het startpunt. Vervolgens kan vanuit een concrete onderzoeksbehoefte van één gemeenteraad worden gekeken of anderen ook interesse hebben en er zinvol kan worden opgeschaald. Een gezamenlijke rekenkamer(commissie) gaat niet met eigen onderwerpen ‘shoppen’ bij de vier gemeenten om daar draagvlak voor te krijgen.
2
De rol van de klankbordgroep wordt kleiner als de gemeenteraden als opdrachtgever gaan optreden. Er is dan directer contact tussen de rekenkamer(commissie) en de gemeenteraden. De klankbordgroep is dan niet meer het aangewezen platform om concrete onderzoeken te behandelen en krijgt meer de functie van een ‘raad van toezicht’ die het algehele functioneren van de rekenkamer (commissie) volgt. De vergaderfrequentie van de klankbordgroep kan dan omlaag naar één of twee keer per jaar.
3
HET MODEL Uit de evaluatie en de workshops komt geen aanleiding naar voren om van de vormvrije rekenkamerfunctie af te stappen. Er is ook geen aanleiding om af te stappen van een volledig externe bezetting. We geven de volgende adviezen mee voor de verdere invulling van het model. 1
Kies voor een model waarbij leden van de rekenkamer(commissie) zo min mogelijk intermediair zijn tussen de gemeenteraden en uitvoerende onderzoekers/onderzoeksbureaus. Zo min mogelijk geld en tijd voor vergaderen, zoveel mogelijk geld en tijd voor het uitvoeren van onderzoek.
2
Kies voor een model waarbinnen zo min mogelijk tijd en energie opgaat aan het voeren van aanbestedingsprocedures voor het inhuren van onderzoeksbureaus. Leden van de rekenkamer(commissie) moeten snel een beroep op externe deskundigheid en capaciteit kunnen doen, zonder dat het gemeentelijke aanbestedingsbeleid de snelheid eruit haalt.
3
Kies voor een model waarbij er altijd directe lijnen zijn tussen uitvoerende onderzoekers en de gemeenteraden. Om de kennisbehoefte van raadsleden in een goede vraagstelling te kunnen vertalen, is het belangrijk dat onderzoekers en raadsleden samen aan tafel zitten. Hun ‘werelden’ moeten bij elkaar komen. Dat is al moeilijk genoeg en wordt alleen maar moeilijker als een intermediair de verbinding tussen raad en onderzoekers gaat verzorgen.
OVERIGE AANBEVELINGEN Aanbevelingen 1, 2, 3, 4, 5 en 7 uit het evaluatierapport hebben een plaats gekregen in de genoemde adviezen. Aanbeveling 6 – versterk de ondersteunende rol van de griffie – en aanbeveling 8 – versterk de presentatie van rekenkamerrapporten – zijn onverminderd van kracht en krijgen bij voorkeur ook een plek in de werkwijze vanaf 1 januari 2014.
4
3
Verslagen van de vier workshops
Gemeente Berkelland – 27 augustus 2013 Bouwsteen 1: werkwijze voor onderwerpskeuze, focus en vraagstelling Er moet tenminste jaarlijks een bijeenkomst zijn waarin raad, college en rekenkamer onderzoeksagenda’s naast elkaar leggen en op elkaar afstemmen. Het is belangrijk dat de grote beleidsonderwerpen die op de rol staan worden onderzocht. Meer verkennend, toekomstgericht onderzoek ligt voor de hand – met als kernvraag: zijn we als gemeente klaar voor toekomstige opgaven? Hoe kunnen we die realiseren? De raad treedt richting rekenkamer nadrukkelijk als opdrachtgever op. OVERZICHT ALLE INBRENG – Bijeenkomst met raad en college om het hele spectrum te bekijken: waar ligt de behoefte? Welke onderwerpen staan op de agenda het komende jaar? Vervolgens samen bekijken wie welk onderwerp oppakt. – Vervolgens opdrachtgever bepaal je de kaders – onderzoeksopzet uitwerken. Preciseren kennisbehoefte, precies onder woorden brengen wat je onderzocht wil hebben. – Je mag als raad hiervoor ook best een beroep doen op ondersteuning uit de ambtelijke organisatie. – Actieve betrokkenheid van de raad: je vraagt dan wel wat! Als het lukt om je opdrachtgeversrol in te vullen moet daar nog een rekenkamercommissie tussen zitten? Want die geeft het vaak door aan bureaus. – Kijk ver vooruit: zorg ervoor dat onderwerpen worden onderzocht die er echt toe doen. Je wilt dat de ‘grote’ onderwerpen worden onderzocht. – Accent komt daarmee ook te liggen op verkennend / toekomstgericht onderzoek. Evalueren vooral met het oog op toekomstige opgaven en ontwikkelingen. Hoe kunnen we die realiseren? – Grote onderwerpen vs. onderzoek naar ‘incidenten’. Beide moeten mogelijk zijn. – Kun je als individueel raadslid onderwerpen aandragen of doe je dat als raad?
Bouwsteen 2: Een rekenkamer van en door de raad – regie en betrokkenheid De deelnemers willen regie op focus en vraagstelling. – – – – –
Opdrachtgever zijn én ruimte houden dat een buitenstaander af en toe een frisse blik inbrengt. ‘Twee spelen, maak helder welk spel je speelt’ Praktisch omgaan met onafhankelijkheid – ‘als u als rekenkamer niet de wensen van de raad volgt, heeft dat op termijn consequenties…’ Hoe waarborg je dat ook onderwerpen die de oppositie belangrijk vindt onderzocht worden? Maak precieze afspraken over meerderheden/minderheden. Raadswerkgroep op zich zinvol, per onderwerp andere mensen. Geen vast groepje, maar rouleren per onderwerp. Ook niet alleen fractiespecialisten. Bij lokale rekenkamer, kan je werkgroep uit de raad hebben. Bij regionale commissie verwatering. Bij regionale commissie: de onderzoeksvraag (strekking en
5
–
– –
omvang onderzoek – wat wil ik onderzocht hebben) opzet in de commissie of raad bespreken. Dat geeft extra aanleiding voor de raad om er over te praten. Rekenkamercommissie kan ook rol spelen in preciseren van de vraagstelling. Dialoog plenair in commissie - transparant proces. // Ambtelijk gebeurt dat wel eens. Bij startgesprek kunnen we kritische vragen stellen over vraagstelling – dat gaat volledig aan de raad voorbij. Als je de voorkant goed hebt het geregeld qua richten vraagstelling en je hebt doorlooptijd goed geregeld dan heb je verder geen betrokkenheid meer nodig. Je zoekt nu niet externen aan als rekenkamerclub, maar dat je regionale griffiers als rekenkamercommissie formeert. Sneller schakelen – met regionaal griffiersoverleg.
Bouwsteen 3: Wel of niet samenwerken met andere gemeenten? De deelnemers geven een voorkeur aan een eigen, lokale rekenkamer die alleen eigen vragen de Berkellandse raad bedient. Vergelijkend onderzoek kan ook met een gerichte opdracht aan de rekenkamercommissie worden verricht. OVERZICHT ALLE INBRENG – Je kunt meer bereiken met een eigen lokale rekenkamer. Grotere kans op effectiviteit. – Vergelijkingen zijn bij enkele onderzoeken zeker wel zinvol geweest, bijvoorbeeld bij onderzoek naar leges. – Bij een gezamenlijke rekenkamer ontstaat sneller het gevoel dat het niet ‘van ons’ is. – Vergelijking kun je ook als opdracht aan een lokale rekenkamer vragen. – Efficiencywinst zit vooral ook aan de voorkant: voor sommige onderwerpen is het zonde om rekenkamergeld in te zetten. Sommige onderwerpen zijn veel eenvoudiger en goedkoper door het college uit te zoeken. – Variant: een gezamenlijke rekenkamer die voor meerdere gemeenten werkt, maar waarmee je wel één op één afspraken maakt. Die exclusief voor jou werkt. – Andere knop om aan te draaien: het aantal onderzoeken. Bv. liever kiezen voor minder, maar goede onderzoeken.
Bouwsteen 4: welk model? De voorkeur gaat uit naar een model met zo min mogelijk schakels tussen raad en onderzoekers. Dat betekent bijvoorbeeld een rekenkamercommissie met gekwalificeerde onderzoekers die een groot deel van de onderwerpen zelf kan onderzoeken of een directeursmodel waarbij de directeur zelf voor onderzoekscapaciteit zorgt. OVERZICHT ALLE INBRENG – Directeursmodel: snel kunnen werken omdat je geen aanbesteding heeft te doen. – Rekenkamercommissie als doorgeefluik naar bureaus? – Nadeel bij een directeursmodel: kun je tijdig van iemand af als het niet bevalt? – Zo direct mogelijke relatie met onderzoekers / zo min mogelijk intermediairs.
6
Aanvullend punt: is de rekenkamerfunctie belangrijk of een ambitie? Als kop op de discussie kwam de vraag naar voren: heeft de raad echt ambitie met de rekenkamerfunctie of is het een moetje en daarmee verstandig om een voor een bescheiden invulling te kiezen? Men spreekt de ambitie uit om van de rekenkamerfunctie een serieus instrument te maken, maar wel goed ingebed in het algehele onderzoeksinstrumentarium waarover de raad beschikt. OVERZICHT ALLE INBRENG – Budget in ieder geval maximaliseren – Ambitie is er om er een serieus instrument van te maken – Voorbeeld Jan: bij andere gemeenten in goed overleg uitgekomen en afscheid genomen van rkc – Serieus instrument maar ingebed in totale onderzoeksinstrumentarium / integrale afweging onderzoeksbehoeften.
Gemeente Bronckhorst – 29 augustus 2013 Bouwsteen 1: werkwijze voor onderwerpskeuze, focus en vraagstelling De raad wil richting geven aan de onderzoeksvragen. Dat vraagt een heldere formulering van wat de raad precies wil weten. De raadsleden vinden het belangrijk om twee soorten onderwerpen te kunnen agenderen: – Onderwerpen waar je in het algemeen meer grip op wil krijgen, zonder dat daar direct acute noodzaak voor is. Je zou bijvoorbeeld twee keer per jaar in de raad (of een raadscommissie) kunnen inventariseren wat deze onderwerpen zijn en dit voorleggen aan de auditcommissie. – Actuele onderwerpen waar je direct meer over wilt weten. Die moeten te allen tijde geagendeerd kunnen worden en er moeten voorzieningen zijn om dit soort onderzoeken ook direct uit te kunnen voeren (budget, werkafspraken etc.) OVERZICHT ALLE INBRENG – De focus is nog belangrijker dan het onderwerp, dus dat moet je helder aangeven richting rekenkamer. – Je hebt een rekenkamer maar ook de mogelijkheid om schriftelijk vragen te stellen. Bij de beantwoording van vragen wordt je nog wel eens ‘met een kluitje in het riet gestuurd’. Daar zou je de rekenkamer nog eens naar kunnen laten kijken. – Als raad start je beleid met het idee dat er over twee of drie jaar een resultaat is. Dat zou je dan willen laten onderzoeken. Maar het moet wel heel toevallig zijn wil je in alle vier de gemeenten tegelijk hetzelfde beleid willen evalueren. Dat maakt dat samenwerking kan leiden tot afvlakking: je hebt een heldere vraag, maar doordat je met andere consensus moet zoeken, vervaagt het weer. – Hoe organiseer je focus? -> zelf als raad de onderzoeksopzet vaststellen. Dan kan je het volledig toespitsen op je eigen situatie. Maar is het dan nog wel een
7
–
–
–
–
– – – – –
–
–
– – – – – –
rekenkamercommissie? De onafhankelijkheid is dan weg -> als raad stel je de opdracht vast. Dus dan heb je ook geen rekenkamer en geen gezamenlijke rekenkamer nodig. Je kan een nuance aanbrengen: als raad stuur je meer op de vraag en geef je concreet aan welke vraag je beantwoord wil zien. De rekenkamer regelt vervolgens bijvoorbeeld de onderzoeksopzet (hoe gaan we de vraag beantwoorden?). Je moet als raad goed formuleren wat werkelijk de vraag is. Door samenwerking vervaagt altijd al de vraag. Dan worden de uitkomsten ook niet meer als iets van onszelf beleefd. Je kan je dus afvragen of je niet effectiever werkt als je duidelijk als raad de vraag formuleert en die laat meenemen door een commissie die voor vier gemeenten werkt. Moet je met die vier gemeenten doorgaan? Als je bij de actualiteit wil blijven en zelf richting wil geven, dan heeft het geen zin om met die vier gemeenten samen te werken. Je zou wel hetzelfde onderwerp in vier gemeenten kunnen onderzoeken, waarbij er ruimte is voor specieke vragen per gemeente. Dan combineer je schaalvoordelen en de behoefte aan lokaal maatwerk. Waarde van benchmarking moet je niet onderschatten: als een andere gemeente iets veel beter doet, kan je daar van leren. Soms duurt het te lang als het via de rkc moet. Soms wil je snel ergens antwoord op en dan duurt dat te lang om het via de vier gemeenten te doen. Cruciaal is hoe je de vraag formuleert: hoe doe je dat als raad? Je zal moeten overleggen met elkaar om die vraag helder te krijgen. Het is zaak dat het functioneren van de rekenkamer bekend is, dat we ook weten wat er van ons als raad verwacht wordt. Dan zullen er vanzelf vragen komen vanuit de raad. Je kan twee keer per jaar een half uur inlasten om in de raad / raadscommissie met elkaar van gedachte te wisselen over de ideeën betreffende de vraagstelling die bij verschillende fracties leven. Vervolgens kan je dan met elkaar een onderwerp kiezen om de vraagstelling verder uit te werken. Kan de auditcommissie daar ook een rol in spelen (dan wel met elke fractie daarin vertegenwoordigd)? Dan moet wel de taakstelling van die commissie ook verruimd worden en moet die ook vaker bij elkaar komen. Daarnaast moeten eigen fracties dus ook in eigen kring discussiëren en blijven nadenken of ze niet iets willen laten onderzoeken. Maar wat is dan het vervolg richting rekenkamercommissie? Als je 1 of 2 keer per jaar een bijeenkomst plant, ben je wel de actualiteit kwijt. Het moet ook mogelijk zijn om tussendoor een onderwerp te agenderen. Je zou ook lopende een onderzoek een tussenrapportage kunnen presenteren en dan als raad nog bijsturen: zijn er vragen die nog niet beantwoord zijn? De vraag is of ook de interesse van 1 fractie in een bepaalde onderzoeksvraag voldoende zijn om de rekenkamercommissie aan het werk te zetten? Je kan ook een aantal thema’s selecteren waar je meer grip op wil krijgen en die meldt je dus bij de auditcommissie. Maar daarnaast houd je de mogelijkheid om actuele onderwerpen te agenderen. Bovendien kan je een of twee keer per jaar alle thema’s inventariseren waar je meer over wil weten en dan kijken waar je wat belegt: accountant, rekenkamercommissie et cetera.
8
– –
–
Dus je wilt een tweedeling: en lange termijn onderwerpen waar je meer grip op wil hebben én actuele kwesties. Scherp formuleren vraag is cruciaal. Daar moet de raad meer regie op hebben. Vervolgens ook het proces van onderzoek: er moet meer tussentijdse feedbackz zijn zodat de raad kan zien of het de goede kant op gaat. Daar moet de regierol van de raad liggen. Maar wat is nog de rol van de klankbordgroep? Die kan je laten opgaan in de auditcommissie misschien. Maar kan je dat dan wel met vier gemeenten doen?
Bouwsteen 2: Een rekenkamer van en door de raad – regie en betrokkenheid De raad moet in ieder geval tussentijds op de hoogte worden gehouden. Daar is niet één perfecte werkwijze voor, maar daar kan je per onderwerp afspraken over maken. Een raadswerkgroep is te zwaar en mogelijk een bedreiging voor de onafhankelijkheid van rekenkameronderzoek. roepen die het onderzoek begeleidt is te zwaar en brengt de onafhankelijkheid van de rekenkamercommissie in gevaar. Na afloop van een onderzoek moeten toezeggingen van het college beter te volgen zijn. Dit zou georganiseerd kunnen worden via de griffie of door het in te bedden in de reguliere P&C-cyclus. OVERZICHT ALLE INBRENG – Mogelijkheid voor korte en snelle onderzoeken naar actuele onderwerpen moet er zijn. Dan kan je dat hele hoor en wederhoor ook weglaten. – Ondersteunende rol van de griffie kan ook nuttig zijn. Die kan in de gaten houden wat er met aanbevelingen gebeurt en daar de raad op attent houden. – Mensen van de rekenkamer moeten voor snelle onderzoeken ook in staat zijn om zelf de onderzoeken te kunnen uitvoeren. Aanbesteding duurt in een dergelijk geval immers te lang. Dus dan heb je een andere samenstelling van de commissie nodig: ze moeten de flexibiliteit, tijd en expertise hebben om desgevraagd zelf snel aan de slag te gaan. – Betrokkenheid vergroten kan door actieve informatievoorziening vanuit rekenkamercommissie: tussendoor kunnen ze aangeven we zijn nu zo ver en op die datum is het rapport klaar. Elke keer dus even kort informeren hoe het er voor staat zodat de raad weet of het op schema ligt. Dat kan via klankbordgroep of door de rekenkamercommissie zelf. Risico daarvan is wel dat de raad zich er tussendoor te veel mee gaat bemoeien en het hele onderzoek een andere kant op stuurt. – Volgen van toezeggingen, hoe doe je dat? Een tussenrapportage na bijvoorbeeld een half jaar zou daar een geschikt moment voor kunnen zijn. Inbrengen in de P&Ccyclus zou ook kunnen. – Wil de raad ook betrokken zijn tijdens onderzoek in een raadwerkgroep? Nee, dat is veel te zwaar qua tijdsinspanning en bovendien is de rekenkamer dan ook niet onafhankelijk meer. – Je moet vanuit de huidige structuur kijken hoe je het onderzoek beter kan volgen. Extra werkgroepen zijn daar niet voor nodig. Per onderwerp kan je kijken wat handig is qua tussentijdse informatievoorziening en daar vervolgens afspraken over maken.
9
Bouwsteen 3: Wel of niet samenwerken met andere gemeenten? Deelnemers zijn niet eensgezindheid: enkele stellen een eigen lokale rekenkamer voor (voor meer betrokkenheid raad, vrijere keuze voor lokale onderwerpen, mogelijkheid om snel actuele onderwerpen te onderzoeken). Andere denken dat dit ook kan in het huidige of zelfs een groter regionaal verband, waarbij er bovendien schaalvoordelen worden behaald. Hoe dan ook moet de schaal ruimte geven voor snelle onderzoeken naar actuele onderwerpen en moet gebruik gemaakt worden van kennis die al elders is opgedaan. OVERZICHT ALLE INBRENG – Rekenkamercommissie alleen voor eigen gemeente verkleint afstand tussen gemeenteraad en rekenkamercommissie – Benchmarking kan je ook langs andere manieren doen. Daar heb je geen regionale rekenkamercommissie voor nodig. – Alleen doen maakt rapporten ook kleiner en makkelijker voor raadsleden. – Alleen doen maakt onderwerpkeuze ook makkelijker en beter aansluitend bij de lokale situatie. – Korte termijn onderwerpen is het niet handig om bij samen te werken -> dat duurt te lang. Lange termijn onderwerpen zou je wel samen kunnen doen. Dus je kan een gezamenlijke rekenkamer hebben, met de mogelijkheid om snel voor een gemeente een onderzoek uit te voeren. – Die mogelijkheid is er nu ook in de gezamenlijke rekenkamer: grondbeleid is alleen voor onze gemeente onderzocht. – Gezien onderwerpen die op ons afkomen is samenwerking misschien meer nuttig in de toekomst. Je zou ook kunnen kijken of je het meer gelijkschakelt met andere samenwerkingsverbanden waarin Bronckhorst zit. Dat kan zowel via samenwerking tussen verschillende rekenkamers in de Achterhoek als met één Achterhoekse rekenkamer. – Maar hoe meer je opschaalt, hoe minder betrokkenheid. – Crux zit hem niet zo zeer in de schaal, maar meer hoe de rekenkamer zich opstelt. Het gaat om hoe de rkc-leden betrokken zijn bij wat er speelt in de gemeente. Een geringe mate van betrokkenheid wordt veroorzaakt door de verhouding tussen enerzijds raad/college/organisatie en anderzijds rkc. Het hangt van beide partijen af: gemeente kan zich meer structureel bezighouden met hoe controle wordt uitgeoefend (via rkc, accountant, auditcommissie e.d) en rkc kan meer betrokkenheid tonen bij gemeente. – Onafhankelijkheid moet wel geborgd blijven. Het moet ook niet te dicht bij komen waarna de kwaliteit en de onafhankelijkheid weer afnemen. – Rkc van nu heeft best wel betrokkenheid bij gemeenten. Er zijn binnen de rkc ook contactpersonen per gemeente benoemt. Wat wil je dan meer? Feitelijk contact (aanwezigheid bij bijvoorbeeld raadsvergaderingen) en dat ze weten wat er speelt. – Loop je met grote rekenkamer niet het risico dat ze alles uitbesteden aan bureaus? En wordt het niet te algemeen? – Je moet ook bij grote rekenkamer kunnen waarborgen dat ze wel zorgen dat ze jouw lokale onderwerp en vraag beantwoorden.
10
–
–
–
–
– – – – –
– –
Huidige schaalgrootte mag blijven bestaan. RKC kan ook naar buiten kijken: wat ligt er ergens anders qua rapport en wat kunnen wij daar van leren? Welke vragen willen wij dan nog beantwoord zien? De schaalgrootte doet er niet per se toe: als er maar betrokkenheid is en ze doen wat voor ons nuttig is. Samen doen is vaak een afvlakking van je eigen verhaal. Derde model: rkc ten behoeve van meerdere gemeenten die ook direct voor ons werkt wanneer wij daar om vragen. Samenwerking met de mogelijkheid voor individuele onderwerpen voor één gemeente. Samenwerking heeft dan voorbeeld van kennisdeling en financiën, maar wel snelle actuele onderzoeken. raad moet ook kunnen zeggen hier willen we niet aan meebetalen: dus wanneer de gezamenlijke rkc met een onderwerp komt dat wij niet interessant vinden, dan besteden wij er geen geld aan. Wel een gezamenlijke commissie, maar middels vraagstelling wel je eigen voorkeuren en nadrukken leggen. benchmarking kan wel beter benut worden en onafhankelijk worden vastgesteld door rkc. Nu is het zo dat aparte onderzoeken uit de gezamenlijke pot komen. De RKC bewaakt dat niet de ene gemeente veel meer gebruikt maakt dan de ander. Samenwerking is oke, zolang je maar de lokale vraag kan bedienen. Stel de rkc krijgt verzoek vanuit één gemeente om iets te onderzoeken, dan kunnen ze kijken of andere gemeenten willen aansluiten (‘winkelen’). Dat gebeurt nu ook. Bijvoorbeeld bij subsidiebeleid. Daar hebben we gekozen niet mee te doen. maar rkc kan ook zelf dingen agenderen. Hoe ga je daar mee om, hoeveel ruimte biedt je daarvoor? Ter achtergrond bij de huidige samenwerking: daar is voor gekozen vanwege vier soortgelijke gemeenten, soortgelijke problematiek en soortgelijke thema’s.
Bouwsteen 4: welk model? Voorkeur voor een rekenkamerfunctie (geen rekenkamer volgens wettelijk model) met alleen externe leden. Het model moet in ieder geval flexibiliteit bieden: de mogelijkheid om snel een onderzoek te doen, of juist een tijdje geen onderzoek; de mogelijkheid om samen met andere gemeenten op te trekken en de mogelijkheid om dat niet te doen. OVERZICHT ALLE INBRENG – Samenstelling van de rkc moet gebeuren op basis van een profielschets. Daarin moet staan wat voor kwalificaties de voorzitter en de leden moeten hebben. Als je dat doet, kan je de diversiteit ook beter benutten en zorgen dat je een rkc hebt die zelf onderzoeken kan uitvoeren of in ieder geval de vragen nog scherper kan maken. – De rkc besteedt de onderzoeken nu voornamelijk uit. Een aantal onderzoeken, zoals quickscan en checklist, doen ze zelf. Maar andere dingen waar meer specialistische kennis voor nodig is, besteden ze uit. – Meer specialistische kennis in rkc is lastig. De onderwerpen waar onderzoek naar kan worden gedaan zijn heel breed. Op al die onderwerpen kennis in de rkc hebben is erg lastig.
11
– –
De inrichting moet zo vormvrij mogelijk, wat maakt dat je flexibel kan zijn. Zeker nu er in gemeenteland zo veel gaat veranderen de komende tijd, is dat erg belangrijk. Het moet vormvrij, maar met een sterke voorkeur voor alleen externe leden.
Gemeente Montferland – 5 september 2013 Bouwsteen 1: werkwijze voor onderwerpskeuze, focus en vraagstelling De deelnemers hechten sterk aan een heldere focus en scherpe vraagstelling van rekenkameronderzoek. Deze moet goed aansluiten bij een wezenlijke kennisbehoefte van de raad. De raad moet actief betrokken zijn onderwerpkeuze en het uitwerken van de vraagstelling. Men opteert voor tenminste twee themabijeenkomsten per jaar waarin de onderzoeksagenda wordt doorgenomen. OVERZICHT ALLE INBRENG – Momenten inbouwen in de vergadercyclus waarbij je nagaat of onderwerpen extra aandacht vragen qua controlerende rol / potentieel onderwerp voor rekenkameronderzoek – Jaarlijkse themabijeenkomst is een goed idee – met z’n allen ervoor gaan zitten. – Eén keer per jaar is te weinig – wel mogelijkheid hebben om tussentijds bij te sturen. Twee logische momenten zijn: begrotingsbehandeling en de jaarrekening. – Goede formulering van de onderzoeksvraag is cruciaal. Die moet worden teruggelegd bij de raad voordat een rekenkamer aan de slag gaat – om te voorkomen dat er iets komt wat je niet hebt gevraagd. – Suggesties 1 en 2 in elkaar schuiven – tijdens de themabijeenkomst zit ook het college aan tafel. – Klankbordgroepleden zijn accounthouder voor de eigen gemeente – uitgaande van het huidige model. – Actieve betrokkenheid van de raad bij het vaststellen van onderwerpkeuze, focus en vraagstelling – nadrukkelijk geen bemoeienis bij de onderzoeksmethode. – Accounthouderschap moet zeker georganiseerd binnen de rekenkamercommissie – dat hoort bij het normale werk / geen extra kosten. – Heldere vraagstelling is cruciaal. – Deskundige onderzoekers – Het gesprek kunnen voeren met de raad.
Bouwsteen 2: Een rekenkamer van en door de raad – regie en betrokkenheid De raad wil nadrukkelijk optreden als opdrachtgever van de rekenkamer. Betrokkenheid hoef je dan niet apart te organiseren, als opdrachtgever heb je vanzelf voldoende belang bij de uitkomsten. Er kan eventueel ook tussentijds gelegenheid zijn om een onderzoek bij te sturen / te richten. Verder vraagt men snelle onderzoeken met korte doorlooptijden. OVERZICHT ALLE INBRENG – Hoe dan ook partijpolitieke invloeden voorkomen
12
–
–
– – –
– –
–
–
Snel eerste rapportage van de rekenkamercommissie, dat bespreken met de raad en daarna maakt de rekenkamercommissie het af. Tussentijds richtmoment --> onderzoekssporen bespreken en de raad legt accenten. Aanvulling op bouwsteen 1. Als je onderzoeksvraag formuleert – dan is het logisch dat je belangen hebt bij het antwoord. Het belang is leidend – welk belang dat is, is aan de vraagsteller. Je hoeft dan niet in te haken en mee te deinen. Belang betekent betrokkenheid. Het moet geen partijpolitiek belang zijn. Het is gemeenschappelijk belang. // Als vraagstelling zo relevant en belangrijk is, dan ziet iedereen te popelen en krijgt het onderzoek vanzelf aandacht. Snelle onderzoeken, korte doorlooptijden bij actuele onderwerpen. Eerste bouwsteen kan niet als je met alle vier gemeenten dat doet. Wél als onderzoek alleen voor 1 gemeente is. Laat rekenkamercommissie in de raadscommissie terugkomen met concept zonder eindconclusie. Vragen, verhelderende vragen, toevoegende zaken waarmee de rekenkamercommissie verder kan. Daarna definitief verhaal. // Tussentijds richtmoment Inbouwen in P&C-cyclus – onderdeel laten uitmaken van regulier werk. Kort en snel – betekent niet langer dan een kwartaal. Dat betekent dat je niet kan varen op de vergadercyclus. // Per onderzoek afspraak vooraf maken over tijdsperiode met rekenkamercommissie.// Als we snel willen werken, dan is de vorm van informatie niet belangrijk (wél de juiste informatie). Als termijnplanning gemaakt wordt – we hebben het over der rkc – niet alleen de rekenkamercie bepaalt de termijn ook hoor en wederhoor en antwoord college. / Per onderwerp ook afspreken met college. Als je als raad nauw betrokken bent bij onderzoek en onderzoeksvraag, dan wordt het vanzelf duidelijk dat het lang of kort gaat duren. Het kan ook zijn – dat als het te lang duurt dat we dan de vraag schrappen. // NB door rijksmaatregelen kunnen zaken veranderen en dan moet er ruimte zijn om tussentijds bij te sturen: is het nog wel relevant wat we doen. Als opdrachtgever – dus als raad – moet je hier ook naar kijken (rkc ook!).
Bouwsteen 3: Wel of niet samenwerken met andere gemeenten? De deelnemers neigen naar samenwerking met andere gemeenten om te zorgen voor voldoende budget en een stevige basis, maar lokale onderzoeksvragen moeten wel leidend zijn. OVERZICHT ALLE INBRENG – Flexibele opstelling: één rekenkamer met vier opdrachtgevers die snel en professioneel vragen uit elke gemeente kan bedienen. – Lokale vraag leidend en vervolgens kijken of anderen ook mee willen doen. – Zorgt voor fatsoenlijk budget en goede basis voor structurele kosten. – Gemeenschappelijkheid opent mogelijkheid voor benchmark en geeft stevige basis. – Je kunt een werkwijze afspreken waarbij het ‘not done’ is dat de rekenkamercommissie vragen van de raad naast zich neerlegt. – Hoe ga je om met capaciteit? Als vier gemeenten volgens dit wensbeeld gaan werken, komen er veel onderzoeksvragen naar de rekenkamercommissie. Moeten er dan keuzes gemaakt worden? 13
–
Samenwerken ja, maar tenminste als ondergrens dat er één lokaal onderwerp per jaar wordt uitgevoerd – tenzij de raad anders beslist / er moeten wel onderwerpen zijn.
Bouwsteen 4: welk model? Rekenkamercommissie met externe leden, waarbij ze zoveel mogelijk ook zelf onderzoek uitvoeren.
Gemeente Lochem – 10 september 2013 Bouwsteen 1: werkwijze voor onderwerpskeuze, focus en vraagstelling De raadsleden willen nadrukkelijk als opdrachtgever van de rekenkamer optreden. Er moeten wel waarborgen zijn dat ook onderzoeksvragen van de oppositie onderzocht worden, bijvoorbeeld door af te spreken dat je 30%/40% van de stemmen nodig hebt voor het initiëren van een onderzoek. Tegelijkertijd moet een rekenkamer ook ruimte houden om vanuit expertise en overzicht zelf onderzoeken te initiëren. OVERZICHT ALLE INBRENG – Lokale onderwerpen? Juist nu zijn regionale onderwerpen van belang. – Vrijheid voor rekenkamercommissie om vanuit expertise en overzicht zelf aan te geven wat van belang is. – Je kunt geen eigen beleidsadviseur hebben, maar je kunt een rekenkamercommissie wel vragen onderzoek te doen dat in dienst staat van het realiseren van belangrijke ontwikkelingen in de raad. – Dinkelman: de raad moet wel een opdracht geven. – Verhouding coalitie-oppositie moet je rekening mee houden – prima om in openbaarheid zaken scherp te stellen, maar je moet wel voorkomen dat de coalitie onderzoeksvragen kun torpederen. – Recht doen aan minderheden: afspreken dat je bijvoorbeeld 30% of 40% stemmen nodig hebt om een onderzoek te initiëren. – Ieder raadslid moet zijn of haar voorkeuren/onderzoekswensen naar voren kunnen brengen. – Auditcommissie als platform voor afstemming van onderzoeksprogramma. Idee om tenminste één sessie per jaar in gezamenlijkheid met de raad te doen – als snelle methode om onderzoeksvragen te beoordelen op zinvolheid, haalbaarheid en ook de vraag wie iets moet oppakken (accountant, controller, art. 2.13a, rekenkamercommissie). Ook afstemming met ontwikkelagenda van het college. – Kijk of je het compact kunt houden – maandelijkse bijeenkomsten gaat niet lukken. – Wel te weten komen als er niet meegewerkt wordt door het college.
Bouwsteen 2: Een rekenkamer van en door de raad – regie en betrokkenheid Regie en betrokkenheid komt vooral tot uiting door opdrachtgeverschap vooraf. Met zoveel mogelijk korte snelle onderzoeken blijft de aandacht van de raad behouden. Er is geen animo voor begeleiding van onderzoek door raadswerkgroepen.
14
OVERZICHT ALLE INBRENG – Kort en snel onderzoek dat leeft is al heel belangrijk. – Meer aandacht voor presentatie en vormgeving van rekenkamerrapporten. – Raadswerkgroep is ten intensief. – Rekenkamercommissie kan ook als adviseur dienen richting de raad over de vraag hoe een onderzoek het best kan worden uitgezocht.
Bouwsteen 3: Wel of niet samenwerken met andere gemeenten? De deelnemers neigen naar wel samenwerken met andere gemeenten, omdat er in beginsel dan meer professionaliteit en kwaliteit te hebben. Doorslaggevend blijft dat de vragen van de raad bediend worden. OVERZICHT ALLE INBRENG – Doorslaggevend is of we als raad bediend worden met … – Als we de controleagenda afgestemd hebben, dan is snelheid niet meer zo relevant. – Samenwerking in principe goed: dan heb je meer professionaliteit en kwaliteit. Ook meer flexibiliteit in de mogelijkheden. – Wel snelheid als er tussentijds specifieke vragen komen.
Bouwsteen 4: welk model? Men geeft de voorkeur aan een rekenkamerfunctie. Er moeten waarborgen worden ingebouwd om tussentijds het functioneren kunnen evalueren. Een rekenkamercommissie kan tevens voor continuïteit zorgen. Men heeft zorgen over het aanstellen van een directeur – is die wel voldoende onafhankelijk? OVERZICHT ALLE INBRENG – Belangrijk om tussentijds te kunnen evalueren en in gesprek te kunnen gaan over het functioneren van de rekenkamercommissie en individuele leden. Bijvoorbeeld door een evaluatie die uitgezet wordt onder de raad en eventueel het college. – Zorgen over het directeursmodel – is die wel voldoende onafhankelijk? – Een rekenkamercommissie kan voor continuïteit zorgen. – Onafhankelijke Rekenkamer valt af. – Snelheid is heel belangrijk – als dat kan met een rekenkamercommissie dan liever dat. – Ervaren onderzoekers die het zelf kunnen doen.
Overig – –
Werkwijze klankbordgroep – oppositie is beter geïnformeerd. Vertegenwoordigende rol komt niet uit de verf. Kan de griffie informatievoorziening vanuit de klankbordgroep naar de raad versterken?
15
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 1 - BBLM-verslag afsluitende workshops en advies voor vervolg-19 sept 2013 - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 2 - Eindrapportage partners en propper - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288755#
Eindrapportage
NAAR EEN REKENKAMERFUNCTIE VAN, VOOR EN DOOR DE RAAD EINDRAPPORTAGE BIJ DE EVALUATIE VAN DE TAAKUITOEFENING EN EFFECTIVITEIT VAN EN SAMENWERKING ROND DE GEZAMENLIJKE REKENKAMERCOMMISSIE BERKELLAND, BRONCKHORST, LOCHEM EN MONTFERLAND
Aan De klankbordgroep van de rekenkamercommissie Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland
Van Dr. Igno Pröpper Drs. Jurgen de Jong Vught, 12 juni 2013
Colofon Deze evaluatie van de rekenkamercommissie Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland is uitgevoerd in opdracht van de klankbordgroep rekenkamercommissie Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland, conform besluit van de klankbordgroep op 5 oktober 2012. De evaluatie is begeleid door de klankbordgroep en ondersteund door de plaatsvervangend griffiers van de gemeenten Bronckhorst en Montferland. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en kwaliteit van het onderzoek berust bij Partners+Pröpper, het bureau dat de evaluatie heeft uitgevoerd. Samenstelling van de klankbordgroep De heer D. Beltman, raadslid gemeente Lochem, tevens voorzitter De heer A. Dieperink, raadslid gemeente Lochem De heer H. Franck, raadslid gemeente Bronckhorst De heer P. Glasbergen, raadslid gemeente Bronckhorst De heer J. van Halteren, raadslid gemeente Montferland De heer J. Jansen, raadslid gemeente Berkelland De heer H. Stein, raadslid gemeente Montferland De heer G. Westra, raadslid gemeente Berkelland Onderzoekers dr. Igno Pröpper, directeur Partners+Pröpper drs. Jurgen de Jong, senior onderzoeker Partners+Pröpper Vught, 28 mei 2013
Inhoudsopgave 1
Kern...............................................................................................1
2
Wensbeeld voor de toekomst ......................................................... 8
3
Professionele taakuitoefening ........................................................ 9
4
Constructieve samenwerking ........................................................ 11
5
Effectiviteit ................................................................................... 14
1
Kern
Inleiding In de gemeentewet is bepaald dat iedere gemeente een rekenkamer of rekenkamercommissie moet hebben. De gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland hebben besloten een gezamenlijke rekenkamercommissie in stellen. De rekenkamercommissie Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland (RC BBLM) is in april 2006 ingesteld en bestaat uit drie externe leden die door elke gemeenteraad afzonderlijk zijn benoemd. De rekenkamercommissie wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris voor circa 20 uur per week. De rekenkamercommissie overlegt één keer per kwartaal met een klankbordgroep die bestaat uit twee raadsleden per gemeente en de (plaatsvervangend) griffiers van de vier gemeenten. De rekenkamercommissie is in 2009 al eens geëvalueerd. De samenwerking is toen gecontinueerd tot 1 januari 2014. In het najaar van 2013 nemen de vier gemeenteraden een besluit over de inrichting van de rekenkamerfunctie vanaf 1 januari 2014. Ter ondersteuning van de besluitvorming is de rekenkamercommissie in de periode van februari tot en met mei 2013 geëvalueerd, in opdracht van de klankbordgroep rekenkamercommissie BBLM. Dit rapport doet verslag van de evaluatie.
Doel- en vraagstelling van de evaluatie DOELSTELLING
Evalueren in welke mate de rekenkamercommissie BBLM erin slaagt om binnen de gestelde randvoorwaarden haar wettelijke taken uit te voeren en in welke mate zij er daarmee in slaagt om een positieve bijdrage te leveren aan de versterking van de controlerende en kaderstellende rol van de gemeenteraden. VRAAGSTELLING
Hoe effectief is het werk van de rekenkamercommissie geweest, in welke mate heeft de samenwerking hier invloed op gehad en welke leerpunten zijn hieruit te trekken voor de gemeenteraden en rekenkamercommissie? De evaluatie besteedt aandacht aan de volgende deelvragen: – De rekenkamercommissie bestaat nu uit drie externe leden. Vindt u dat de onafhankelijkheid hiermee voldoende is gewaarborgd? – Kreeg de rekenkamercommissie voldoende onderzoeksuggesties, zo nee, hoe kunnen zij meer onderzoeksuggesties krijgen, wat kan hierbij de rol van griffier zijn? – Hoe is de onderwerpkeuze tot stand gekomen? – Was de rekenkamercommissie in de afgelopen periode voldoende zichtbaar? – Voldoet de samenwerking tussen de vier gemeenten aan uw verwachtingen? – In de klankbordgroep hebben per gemeente twee raads- of commissieleden zitting. Is dit voldoende gebleken? – Wilt u in de komende periode weer met de vier gemeenten samenwerken in relatie tot de rekenkamercommissie? – Hoe kijkt u terug op de afgelopen periode, wat wilt u houden en wat zou u willen verbeteren?
1
– – – – – – – – – – –
Ervaren raadsleden het onderzoek van de rekenkamercommissie als politiek aansprekend? Heeft het onderzoek van de rekenkamercommissie geleid tot politiek relevante discussies in de raad? Wat is er met de uitkomsten van het onderzoek gebeurd? Hoe heeft de communicatie (raad, ambtelijke organisatie, burgers) plaats gevonden? Hoe vindt de communicatie tussen de raad en de rekenkamercommissie plaats? In hoeverre hebben de door de raad overgenomen aanbevelingen geleid tot veranderingen in beleid en organisatie? Wat zijn de effecten van de veranderingen die door het rekenkameronderzoek in gang zijn gezet? Voldeden de onderzoeken aan uw behoefte of heeft u behoefte aan andere vormen van onderzoeken? Wat hebben de gemeenteraden gedaan met de uitkomsten van de onderzoeken? Indien er niets met de uitkomsten van de onderzoeken is gedaan, wat is daarvan de oorzaak? Zijn de onderzochte onderwerpen voldoende actueel? Zo nee, hoe zou dat verbeterd kunnen worden?
Aanpak van de evaluatie In overleg met de klankbordgroep is gekozen voor een toekomstgerichte aanpak. Dat betekent dat het huidige functioneren van de rekenkamercommissie vooral wordt bezien in het licht van een wensbeeld voor de toekomst. Dat betekent dat in gesprekken nadrukkelijk wordt stilgestaan bij wensen en verwachtingen die raadsleden, de rekenkamercommissie, maar ook collegeleden en ambtenaren hebben ten aanzien van de rekenkamerfunctie. Terugblikken doen we vooral om de vraag te beantwoorden: wat is er nodig om het wensbeeld voor de toekomst te kunnen realiseren? INHOUDELIJKE FOCUS Het evaluatiemodel in figuur 1 laat zien dat we in deze evaluatie langs drie hoofdlijnen naar het functioneren van de rekenkamercommissie hebben gekeken: 1
Professionele taakuitoefening door de rekenkamercommissie, met als kernpunten: onderzoek professioneel begeleiden en uitvoeren, daarbij nauw aansluiten bij de politiek-bestuurlijke praktijk van de vier gemeenten met behoud van onafhankelijkheid.
2
Constructieve samenwerking tussen rekenkamercommissie, klankbordgroep, raden, colleges en ambtelijke organisaties met oog op effectief rekenkameronderzoek – ieder vanuit eigen rol en verantwoordelijkheid.
3
Effectiviteit: werkt rekenkameronderzoek door en levert het daadwerkelijk een bijdrage aan de kaderstellende en controlerende rol van de vier gemeenteraden?
2
Professionele taakuitoefening 1 2 3 4 5 6
Effectieve werkwijze en vergaderorde Voldoende middelen en expertise Professionele begeleiding en efficiënte uitvoering Aansluiting bij de politiek-bestuurlijke praktijk Onafhankelijke oordeelsvorming Transparantie over onderwerpkeuze
Constructieve samenwerking 1 Tussen rekenkamercommissie en klankbordgroep 2 Met de vier raden, colleges en ambtelijke organisaties 3 Tussen vier gemeenten onderling
Effectiviteit 1 Methodische en inhoudelijke kwaliteit 2 Relevantie en zeggingskracht 3 Serieus behandelen en doorleven 4 Doorwerking 5 Meerwaarde t.o.v. andere instrumenten 6 Bijdrage aan de kaderstellende en controlerende rol
Wensen en leerpunten voor de toekomst Figuur 1: evaluatiemodel. ONDERZOEKSACTIVITEITEN – Drie bijeenkomsten met de klankbordgroep rekenkamercommissie BBLM, met oog op het richten van de evaluatie, terugkoppeling van tussentijdse bevindingen en het bespreken van de eindrapportage. De klankbordgroep had zowel de rol van opdrachtgever als van respondent. – Een online enquête gericht aan alle raadsleden, commissieleden, collegeleden en een selectie van ambtenaren per gemeente. De respons op de enquête was 63% (van de 215 uitgenodigde personen hebben er uiteindelijk 136 meegedaan). – Analyse van relevante schriftelijke stukken (algemene werkwijze van de rekenkamercommissie, verslagen van klankbordgroepvergaderingen en twee rekenkameronderzoeken in het bijzonder: Is de verbinding sterk genoeg? over verbonden partijen en Tellen of vertellen? naar tarieven voor gemeentelijke dienstverlening). – Een groepsgesprek met de rekenkamercommissie. – Twee groepsgesprekken per gemeente met (1) een vertegenwoordiging van de raad en (2) collegeleden en ambtenaren. In de gemeente Montferland is één gezamenlijk gesprek gevoerd met beide groepen. – Het opstellen van dit rapport. Als sluitstuk van de evaluatie wordt in een iedere gemeente een workshop georganiseerd voor raad, college en ambtelijke organisatie ter toelichting van dit rapport en ter ondersteuning van de besluitvorming over de inrichting van de rekenkamerfunctie vanaf 1 januari 2014. OPMERKING OVER DIT RAPPORT De uitkomsten van de evaluatie zijn voor de vier gemeenten grotendeels gelijk. Daarom is gekozen voor algemeen geformuleerde bevindingen, conclusies en aanbevelingen. Tenzij anders aangegeven, gelden ze voor Berkelland, Bronckhorst, Lochem én Montferland. Bestuursorganen zijn steeds in enkelvoud aangeduid: ‘de raad’ en ‘het college’. Daar kan steeds worden gelezen ‘de raden’ en ‘de colleges’.
3
Conclusies HET WENSBEELD VOOR DE TOEKOMST Vertrekpunt voor de conclusies is het wensbeeld voor de toekomst dat uit de evaluatie naar voren is gekomen. Raadsleden, de rekenkamercommissie, collegeleden en ambtenaren hebben een grotendeels gemeenschappelijk wensbeeld. Hoewel een ieder vanuit de eigen positie en rol naar de rekenkamerfunctie kijkt, verwachten ze hiervan eigenlijk hetzelfde. Dit wensbeeld bestaat uit vijf kernpunten (zie ook hoofdstuk 2). 1 Meer regie van de raad op de focus en vraagstelling van onderzoek. 2 Betere samenwerking om tot een zinvolle vraagstelling te komen.
4 Betere aansluiting van rekenkameronderzoek bij politiek-bestuurlijke actualiteit en kennisbehoefte van de raad.
3 Behoud van de onafhankelijkheid en kwaliteit van de rekenkamercommissie.
5 Zeggingskracht door scherpte en korte, aansprekende rapportages
EEN GEZAMENLIJK REKENKAMERCOMMISSIE VANAF 1 JANUARI 2014? Het zal de oplettende lezer opvallen dat de vijf kernpunten niet ingaan op een model om de rekenkamerfunctie vanaf 1 januari 2014 te organiseren. Ze hebben vooral betrekking op de gewenste werkwijze en resultaten van rekenkameronderzoek. Over welk model het beste is, bestaan bij respondenten zeer uiteenlopende beelden. De evaluatie geeft geen sluitend antwoord op de vraag wat de meerwaarde is geweest van de regionale samenwerking en of deze in 2014 gecontinueerd moet worden. Kernvragen zijn (1) binnen welke modellen de benodigde werkwijze mogelijk gerealiseerd kan worden en (2) in hoeverre eventuele schaalvoordelen van een gezamenlijke rekenkamercommissie vervolgens meewegen bij de modelkeuze. Bij de aanbevelingen gaan we hier nader op in. KERNCONCLUSIE Het wensbeeld is op dit moment nog niet gerealiseerd. De uiteindelijke effectiviteit van rekenkameronderzoek is tot dusver redelijk beperkt geweest. Ondanks kwalitatief goede rapporten en overwegend constructieve samenwerking tussen alle betrokkenen, heeft rekenkameronderzoek nog relatief weinig betekenis voor het raadswerk. Conclusies en aanbevelingen uit rekenkamerrapporten werken op bescheiden schaal door en leveren een nog bescheiden bijdrage aan de kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad. KANSEN: WAT GAAT ER GOED EN KAN WORDEN BEHOUDEN EN VERSTERKT? 1 De rekenkamercommissie voert het rekenkameronderzoek op een professionele en onafhankelijke manier uit. 2
De klankbordgroep en de rekenkamercommissie werken constructief samen. Er is een open sfeer en werkrelatie en wederzijds ruimte voor kritiek en leren.
3
De rekenkamercommissie investeert bij ieder onderzoek in een goede verkenning van het onderwerp en probeert met de focus en vraagstelling zo goed mogelijk aan te sluiten bij wat er in
4
een gemeente speelt. De commissie werkt daartoe constructief samen met college en ambtelijke organisatie. 4
De rekenkamercommissie levert kwalitatief goede rapporten.
UITDAGINGEN: WAT MOET ER WORDEN AANGEPAKT OM HET WENSBEELD TE REALISEREN? 1 De rekenkamercommissie is er voor de raad, maar nog onvoldoende van en door de raad. Als beeld: de rekenkamercommissie is op dit moment vooral een extern ‘instituut’ dat voortdurend betrokkenheid bij haar opdrachtgever of doelgroep probeert te organiseren, in plaats van een instrument dat de raad kan benutten. Doordat de raad het instrument niet actief gebruikt, is échte betrokkenheid maar tot op zekere hoogte te organiseren. Het is voor een externe rekenkamercommissie vrijwel onmogelijk hier ‘tegenop te communiceren’. 2
De raad heeft een passieve rol bij de uitvoering van de rekenkamerfunctie. Hoewel alle raadsleden de rekenkamerfunctie in deze evaluatie belangrijk noemen, ‘leeft’ rekenkameronderzoek niet of nauwelijks en onderbenutten zij het instrument.
3
Rekenkameronderzoek sluit nog onvoldoende aan bij de politiek-bestuurlijke praktijk. Rekenkamerrapporten sluiten vaker niet dan wel aan bij een kennisbehoefte van de raad. De belangrijkste sleutel ligt in het vertalen van een onderwerp in een focus en concrete vraagstelling voor onderzoek. Bij dit laatste wordt de raad op dit moment niet betrokken.
4
De klankbordgroep is onvoldoende de verbindende schakel tussen de rekenkamercommissie en de raad. Er is niet of nauwelijks sprake van actieve terugkoppeling en overleg van de leden van de klankbordgroep per gemeente en de raad als geheel.
5
Het gebrek aan aansluiting is deels ook inherent aan de werkwijze van de rekenkamercommissie om onderwerpen in principe in alle vier de gemeenten te onderzoeken. Dit levert langere doorlooptijden op en maakt dat er relatief gezien weinig ruimte is voor echt lokale onderwerpen.
6
Rekenkameronderzoek boet in aan praktische bruikbaarheid en zeggingskracht, doordat rekenkamerrapporten vaak omvangrijk zijn en het voor raadsleden moeilijk is om hieraan een scherpe kernboodschap en praktische richtlijnen voor het eigen handelen te ontlenen. Het abstractieniveau van conclusies en aanbevelingen wordt door veel raadsleden als te hoog ervaren.
7
De mogelijkheden voor vergelijkend onderzoek tussen vier gemeenten en over en weer van elkaar leren komen nog onvoldoende uit de verf. We hebben geen concrete voorbeelden aangetroffen van onderlinge uitwisseling en het trekken van lessen naar aanleiding van gezamenlijke rekenkameronderzoeken. Gegeven de andere uitdagingen die bruikbaarheid, zeggingskracht en effectiviteit in de eigen gemeente in de weg staan, is onderlinge vergelijking ook nog een brug te ver.
5
Aanbevelingen Om het wensbeeld te realiseren bevelen wij de raad en de rekenkamercommissie aan voor een werkwijze te kiezen waarbij de rekenkamer van, voor en door de raad is. Daarmee kan rekenkameronderzoek een zinvol instrument worden dat de raad actief gebruikt. De rekenkamer is daarmee veel minder een extern ‘instituut’. De werkwijze die wij aanreiken, kan in principe binnen verschillende modellen – een rekenkamer, een rekenkamercommissie, directeursmodel, voor één of voor meerdere gemeenten – gestalte krijgen als alle betrokkenen daarachter staan. We adviseren daarom om naar aanleiding van deze evaluatie eerst een werkwijze vast te stellen en vervolgens pas een discussie te voeren over modellen. In de workshops die in iedere gemeente zullen plaatsvinden, kunnen we hiervoor een nadere handreiking doen. In de aanbevelingen reiken we een aantal bouwstenen voor die werkwijze aan, bedoeld om de genoemde uitdagingen het hoofd te bieden en kansen verder te benutten. Daarbij zijn we uitgegaan van het bestaande model van een gezamenlijke rekenkamercommissie. 1
Organiseer jaarlijks in iedere gemeente een themabijeenkomst voor de gehele raad, het college en ambtenaren om gezamenlijk een agenda voor rekenkameronderzoek te maken. Richt de bijeenkomst op: – het doornemen van de raadsagenda: welke beleidsstukken, projecten en belangrijke ontwikkelingen komen er aan? Waaraan kan rekenkameronderzoek een bijdrage leveren?; – afstemming met de actuele ontwikkel- en onderzoeksagenda van het college; – het inventariseren van onderzoeksonderwerpen die breed leven, inclusief eerste gedachten voor focus en vraagstelling; – de bijdrage van rekenkameronderzoek aan de controlerende rol van de raad en de relatie met andere controle-instrumenten waar de raad over beschikt.
2
Versterk de vertegenwoordigende rol van de klankbordgroep. Maak werkafspraken over de wijze waarop klankbordgroepleden hun schakelfunctie tussen raad en rekenkamercommissie vervullen. Zoek hiervoor naar logische aansluitingen binnen de vergadermodellen van iedere gemeente. Versterk langs deze weg ook de transparantie over de onderwerpkeuze.
3
Geef in beginsel voorrang aan rekenkameronderzoek naar zuiver lokale onderwerpen. Onderzoek als klankbordgroep en rekenkamercommissie wat hiervan de budgettaire consequenties zijn.
4
Formeer rond ieder rekenkameronderzoek een raadswerkgroep, waarin woordvoerders rond een bepaald onderwerp plaatsnemen. Mogelijke functies van zo’n raadswerkgroep zijn: – het uitwerken van een onderzoeksonderwerp in een gerichte vraagstelling; – het bespreken van vooronderzoek dat de rekenkamercommissie heeft uitgevoerd en daar samen met de rekenkamercommissie consequenties van trekken; – tussentijds bijsturen van focus en dataverzameling op basis van tussenrapportages; – keuzes maken ten aanzien van toon en vormgeving van rapportages, timing, presentatie en behandeling; – kansen en risico’s voor doorwerking bespreken en zorgen voor aansluiting bij de politiekbestuurlijke actualiteit.
6
5
Wijs binnen de rekenkamercommissie accounthouders aan die zich verdiepen in de relevante ontwikkelingen binnen iedere gemeente. Accounthouders kunnen hiervoor één of twee keer per jaar gesprekken houden met het college en een vertegenwoordiging van de ambtelijke organisatie.
6
Versterk de ondersteunende rol van griffie zodanig dat het rekenkamerwerk meer betekenis kan krijgen voor het dagelijkse raadwerk, bijvoorbeeld door: – het secretariaat te verzorgen van raadswerkgroepen in de eigen gemeente; – goede voorbereiding van presentatie van rekenkamerrapporten in de raad – met oog op doorleving en gebruik van conclusies en aanbevelingen; – het volgen van de uitvoering van aanbevelingen door het college en periodieke rapportage hierover aan de raad; – de raad wijzen op eerder uitgebrachte rekenkamerrapporten en checklists die bij actuele vraagstukken behulpzaam kunnen zijn; – de klankbordgroepleden ondersteunen bij communicatie en terugkoppeling naar de eigen gemeenteraad.
7
Zorg voor kortere doorlooptijden en goede planning en timing van het uitbrengen van rapporten. Zet als rekenkamercommissie de investeringen voort om slagvaardig tot focus, vraagstelling en aanpak van onderzoek te komen en doorlooptijden van hoor en wederhoor te verkorten. Experimenteer bij behapbare lokale onderwerpen met het realiseren van zeer korte doorlooptijden van bijvoorbeeld acht à tien weken.
8
Zoek met rekenkamerrapporten en de presentatie daarvan aansluiting bij de raad als doelgroep. Neem als rekenkamercommissie nadrukkelijk regie op inhoudelijke kernboodschap, scherpte van conclusies en aanbevelingen, toon en vormgeving. Experimenteer tevens met het gebruik van alternatieve rapportagevormen (Powerpointpresentaties, posters, infogrammen, Youtube filmpjes etc.).
7
2
Wensbeeld voor de toekomst
Deze evaluatie is nadrukkelijk toekomstgericht. In de online enquête en de gesprekken is daarom aandacht besteed aan wensen en verwachtingen ten aanzien van het rekenkamerwerk in de toekomst. De huidige situatie wordt bekeken vanuit dit wensbeeld voor de toekomst: hoe kan het wensbeeld worden gerealiseerd en welke leerpunten ten aanzien van de huidige situatie zijn daarbij van belang? EEN GEMEENSCHAPPELIJK WENSBEELD Raadsleden, collegeleden, ambtenaren en de rekenkamercommissie hebben een grotendeels gemeenschappelijk wensbeeld voor de rekenkamerfunctie in de toekomst. Ook tussen de vier gemeenten bestaan geen noemenswaardige verschillen. We vatten het wensbeeld samen in de onderstaande kernpunten. 1
Meer regie van de raad op de focus en vraagstelling van onderzoek. Alle betrokkenen pleiten voor een actievere rol van de raad zelf bij het rekenkamerwerk, zodat rekenkameronderzoeken meer betekenis krijgen in het dagelijks raadswerk. Dit betekent dat de “De raad moet veel meer sturen!” raad een actievere rol speelt bij het kiezen van onderzoeksonderwerpen, nadrukkelijker regie voert op de focus en de vraagstelling van rekenkameronderzoek en zelf actief is in de begeleiding van rekenkameronderzoeken.
2
Betere samenwerking om tot een zinvolle vraagstelling te komen. Alle betrokkenen hebben behoefte aan nog betere samenwerking tussen raad, rekenkamercommissie, college en ambtelijke organisatie om tot zinvolle onderzoeksvragen te komen – ieder vanuit de eigen rol.
3
Behoud van de onafhankelijkheid en kwaliteit van de rekenkamercommissie: raadsleden uit alle gemeenten hechten sterk aan de onafhankelijkheid van de rekenkamercommissie. Deze moet worden behouden, ook wanneer de raad meer regie heeft op de focus en vraagstelling van onderzoek. Kwaliteit gaat nadrukkelijk boven kwantiteit.
4
Betere aansluiting van rekenkameronderzoek bij politiek-bestuurlijke actualiteit en kennisbehoefte van de raad. Rekenkameronderzoek moet gaan over actuele onderwerpen die raadsleden interesseren. De doorlooptijden van rekenkameronderzoek moeten korter. De presentatie en behandeling van rekenkamerrapporten “Ik heb behoefte aan een rekenkamervinden bij voorkeur vroeg in het beleidsproces plaats commissie die maatwerk levert. De en vragen om zorgvuldige timing en planning. Er is commissie moet onderwerpen behoefte aan meer ruimte op de onderzoeksagenda honoreren die gemeenten aanspreken voor zuiver lokale onderwerpen die bijvoorbeeld op dat en op korte termijn bediend kunnen worden.” moment politiek controversieel zijn.
5
Zeggingskracht door scherpte en korte, aansprekende rapportages. Er is behoefte aan rapportages die beter aansluiten bij raadsleden als doelgroep. Dat komt tot uiting in kortere rapportages met een duidelijke kernboodschap en concrete aanbevelingen. Toelichting en presentatie door de rekenkamercommissie versterkt de doorleving van conclusies en aanbevelingen door de raad en stimuleert benutting door de raad.
8
3
Professionele taakuitoefening
EEN PROFESSIONELE EN ONAFHANKELIJKE UITVOERING VAN REKENKAMERONDERZOEK De rekenkamercommissie voert het rekenkameronderzoek op een professionele en onafhankelijke manier uit. In de online enquête geven vrijwel alle respondenten aan dat de rekenkamercommissie onafhankelijk tot bevindingen, conclusies en aanbevelingen komt (97%) en dat de onafhankelijkheid van de rekenkamercommissie goed is geborgd (98%). In interviews wordt dit beeld bevestigd: de rekenkamercommissie werkt zorgvuldig en grondig en vaart nadrukkelijk een eigen koers. De rekenkamercommissie voelt zich qua capaciteit, financiële middelen en expertise van de leden goed toegerust voor het vervullen van de rekenkamerfunctie. AFWEGINGEN BIJ ONDERWERPKEUZE ZIJN ONVOLDOENDE TRANSPARANT VOOR DE RAAD De rekenkamercommissie houdt doorlopend een groslijst van onderwerpen bij. Op deze groslijst staan onderzoeksonderwerpen die de raad en burgers aandragen en die de rekenkamercommissie zelf graag wil onderzoeken. Jaarlijks wordt in een jaarplan vastgelegd welke onderwerpen zullen worden onderzocht.1 Welke afwegingen de rekenkamercommissie bij de onderwerpkeuze maakt, is voor de raad onvoldoende transparant. Ondanks dat in de online enquête 72% van respondenten aangeeft te weten hoe de rekenkamercommissie onderwerpen “De fracties maken serieus werk van kiest, komt in alle gesprekken systematisch naar voren dat het het aandragen van onderwerpen. De proces van onderwerpkeuze niet transparant is voor de raad. rekenkamercommissie motiveert Het gaat met name om de exacte motivatie waarom onvoldoende waarom welke onderwerpen uiteindelijk worden onderwerpen op de groslijst wel of juist niet worden gekozen.” onderzocht. ONVOLDOENDE AANSLUITING BIJ DE POLITIEK-BESTUURLIJKE PRAKTIJK De rekenkamercommissie streeft naar rekenkameronderzoek dat de kaderstellende en controlerende rol van de raad zo goed mogelijk ondersteunt. De rekenkamercommissie inventariseert hiervoor mogelijke onderzoeksonderwerpen bij fracties, bespreekt de groslijst met de klankbordgroep en zoekt bij de uitwerking van onderzoeksplannen zoveel mogelijk aansluiting bij wat er rond een onderwerp leeft in een gemeente. Dit laatste doet de commissie onder meer door oriëntatie via dossierstudie en gesprekken. De rekenkamercommissie slaagt er nog onvoldoende in aan te sluiten bij de politiek-bestuurlijke praktijk. Respondenten zijn hierover verdeeld in de online enquête: 56% is positief over de aansluiting van rekenkameronderzoek bij de actualiteit (versus 44% negatief) en 58% is positief over de aansluiting van onderwerpen en vraagstellingen voor onderzoek bij de kennisbehoefte van de raad (versus 42% negatief). In de gesprekken zijn respondenten overwegend kritisch over de aansluiting van rekenkameronderzoek bij de politiek-bestuurlijke praktijk. We zien hier drie oorzaken en tevens uitdagingen voor de toekomst: 1 Over het algemeen onderzoekt de rekenkamercommissie een onderwerp in alle vier gemeenten. Hierdoor komen naar verhouding niet vaak echt lokale onderwerpen aan de beurt. Raadsleden
1
Rekenkamercommissie BBLM, Onderzoeksprotocol, 11 september 2006. 9
2
3
geven aan daar nu juist interesse in te hebben, bijvoorbeeld in onderwerpen die in eigen gemeente op dat moment actueel en politiek controversieel zijn. De rekenkameronderzoeken hebben over het algemeen een lange doorlooptijd. Op het moment van verschijnen van de rapporten heeft het betreffende onderwerp niet altijd politieke prioriteit of hebben recente ontwikkelingen conclusies en aanbevelingen van een rapport ingehaald. Het onderzoek Doorkantelen naar de uitvoering van de Wmo wordt in dit verband vaak genoemd in de gesprekken. Er is nog winst te behalen in het vertalen van een “We moeten meer werk maken van het onderwerp in een focus en concrete vraagstelling richten van de vraagstelling en daarover in vroeg stadium in contact treden met raad en voor onderzoek. De rekenkamercommissie werkt college. De rekenkamercommissie wil hiertoe constructief samen met college en onderzoekswensen van de raad maximaal ambtelijke organisatie (zie verder hoofdstuk 4), bedienen.” maar toetst niet bij de raad of de vraagstelling en de aanpak van een onderzoek aansluit bij wat de raad van een onderwerp had verwacht. Uit verslagen van klankbordgroepvergaderingen en de gesprekken blijkt dat ook in de klankbordgroep niet of nauwelijks over de inhoud van onderzoeksplannen wordt gesproken. Er is ook geen gelegenheid voor de raad om tussentijds kennis te nemen van bevindingen van een onderzoek en het onderzoeksproces eventueel bij te sturen.
10
4
Constructieve samenwerking
UITEENLOPENDE BEELDEN OVER DE MEERWAARDE VAN REGIONALE SAMENWERKING Er bestaat geen eenduidig beeld over de meerwaarde van de samenwerking tussen Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland rond de rekenkamerfunctie. De twee belangrijke bronnen in deze evaluatie – de online enquête en de interviews die in de vier gemeenten gevoerd zijn – stroken op dit punt niet met elkaar. In de online enquête geeft 80% van de respondenten aan ook vanaf 1 januari 2014 een gezamenlijke rekenkamercommissie te willen. In Bronckhorst en Lochem is deze overtuiging sterker dan in Berkelland en Montferland. Bij eerstgenoemde is ruim 90% voor voortzetting van de samenwerking, bij laatstgenoemde 71%. Dit is een indicatie men meerwaarde ziet in regionale samenwerking. In de interviews blijkt dat de oordelen over de meerwaarde van de regionale samenwerking veel sterker uiteenlopen, (1) tussen gemeenten, (2) tussen raad, college en organisatie en (3) tussen individuele respondenten. Onderstaand kader geeft een overzicht van argumenten voor en tegen regionale samenwerking die naar voren komen. Voor een gezamenlijke rekenkamercommissie
Tegen een gezamenlijke rekenkamercommissie
– Schaalvoordelen, meer onderzoek kunnen doen voor minder geld omdat je met vier gemeenten de overheadkosten deelt. – Mogelijkheid om vergelijkend onderzoek te doen en van elkaar te leren. – De vier gemeenten zijn vergelijkbaar en hebben te maken met soortgelijke problematiek.
– Gezamenlijke onderwerpen sluiten vaak niet goed aan op de lokale actualiteit en kennisbehoefte. – Het sentiment “We hebben niks met elkaar.” Als we willen samenwerken, dan liggen andere partners voor de hand – bijvoorbeeld in Regio Stedendriehoek of Achterhoek verband of met Winterswijk, Oost Gelre of Zutphen.
Op basis van deze evaluatie is geen objectief oordeel te geven over de meerwaarde van een gezamenlijke rekenkamercommissie. We constateren wel dat slechts twee van de vijf genoemde argumenten hout snijden, in de zin dat die zaken zich ook feitelijk voor doen: de schaalvoordelen en de gebrekkige aansluiting op de lokale actualiteit en kennisbehoefte. Het is inderdaad zo dat deze gezamenlijke rekenkamercommissie per gemeente meer budget heeft voor het doen van onderzoek dan een eigen rekenkamer(commissie) zou hebben. En het is zo dat veel raadsleden gezamenlijke onderzoeken vaak niet goed vinden aansluiten bij lokale kennisbehoeften. De andere argumenten zouden in de afweging om wel of niet voor een gezamenlijke rekenkamercommissie te kiezen niet of nauwelijks gewicht in de schaal moeten leggen: – Hoewel veel respondenten aangeven geïnteresseerd te zijn in vergelijkingen tussen gemeenten, komt deze mogelijkheid nog niet of nauwelijks uit de verf. Niemand kan concrete voorbeelden noemen van geleerde lessen uit rekenkamerrapporten over één van de andere drie gemeenten. – Ook het argument dat de gemeenten en hun problematiek vergelijkbaar zijn, gaat dan niet op: blijkbaar is de gelijkenis niet zodanig dat het ook loont om via rekenkameronderzoek van elkaar te leren. – Regelmatig komt het beeld naar voren dat “we niets met elkaar hebben”. Iedere respondent heeft daar eigen beelden en argumenten bij. Maar het blijft bij sentimenten en ‘onderbuikgevoelens’ die weinig relatie hebben met een goed werkende rekenkamerfunctie.
11
REKENKAMERCOMMISSIE EN KLANKBORDGROEP WERKEN CONSTRUCTIEF SAMEN De klankbordgroep is het belangrijkste platform voor afstemming en overleg tussen de rekenkamercommissie en de vier gemeenteraden. De klankbordgroep bestaat uit twee raads- en commissieleden per gemeente en wordt ondersteund en geadviseerd door de griffies van de vier 2 gemeenten. De samenwerking tussen de rekenkamercommissie en de klankbordgroep verloopt naar het oordeel van betrokkenen goed: er is sprake van een open sfeer en een constructieve werkrelatie. Uit verslagen van de vergaderingen en gesprekken blijkt ook dat er wederzijds ruimte is voor kritiek en leerpunten. DE KLANKBORDGROEP ALS VERTEGENWOORDIGEND ORGAAN EN VERBINDENDE SCHAKEL De klankbordgroep is een constructieve gesprekspartner voor de rekenkamercommissie maar functioneert in de praktijk niet als vertegenwoordiging voor de vier gemeenteraden, of als verbindende schakel tussen de vier gemeenteraden en de rekenkamercommissie. Om te beginnen blijkt uit de gesprekken dat veel raadsleden niet kunnen aangeven wie er namens de raad zitting hebben in de klankbordgroep. De leden van de klankbordgroep verzorgen niet systematisch terugkoppeling over wat er in de klankbordgroep wordt besproken. Tenminste, niet richting een raadscommissie of de raad als geheel. Enkele raadsleden uit de klankbordgroep geven aan wel terugkoppeling te geven aan hun eigen fractie. Dit staat in contrast met de online enquête: 89% van de respondenten voelt zich voldoende vertegenwoordigd door de leden van de klankbordgroep. Dit gevoel strookt in ieder geval niet met de feitelijke praktijk. PASSIEVE HOUDING VAN DE RAAD De raad heeft een passieve rol bij de uitvoering van de rekenkamerfunctie. In alle gesprekken komt het beeld naar voren dat rekenkameronderzoek niet ‘leeft’ bij de raad en dat de raad de rekenkamercommissie onderbenut. Deze passieve rol van de raad blijkt ondermeer uit: 1
2
3 4
De raad draagt nauwelijks onderzoeksonderwerpen aan wanneer de rekenkamercommissie deze inventariseert. Slechts een kleine meerderheid van de respondenten in de online enquête vindt dat de gemeenteraden voldoende suggesties voor onderwerpen geven (52%). In 2010 heeft de 3 rekenkamercommissie drie suggesties ontvangen vanuit de vier raden. In het meest recente onderzoeksprogramma geeft de rekenkamercommissie aan dat “het aantal onderwerpen zodanig is dat verwacht kan worden dat zij alle in de periode 2013/(2014) kunnen worden uitgevoerd”4
Samenwerkingsovereenkomst inzake de instelling en instandhouding van een gemeentelijke rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland, december 2010 / januari 2011. Rekenkamercommissie BBLM, Onderzoeksprogramma 2010, zonder datum. Rekenkamercommissie BBLM, Onderzoeksprogramma 2013/(2014), zonder datum. 12
Beelden over de rol van de raad
“Er wordt binnen de fracties niet diep over onderzoeksonderwerpen nagedacht. Onderwerpen worden snel geselecteerd en het zijn vaak stokpaardjes.” “De auditcommissie is vooral reactief, niet pro-actief als het gaat om onderzoeksvoorstellen van de rekenkamercommissie. Er is geen besef dat men zelf actief onderwerpen kan aandragen.” “Er is onvoldoende sprake van echte betrokkenheid van de raad bij onderwerpkeuze. Dit blijft veelal beperkt tot de raadsleden in de klankbordgroep.”
2
In de online enquête geeft 78% van de respondenten aan dat de raad rekenkamerrapporten serieus behandeld. Toch komt in alle gesprekken het beeld naar voren dat raden weinig doen met de uitkomsten van rekenkamerrapporten. Raadsleden stellen over het algemeen weinig vragen naar aanleiding van presentaties door de rekenkamercommissie. Er vindt niet of nauwelijks inhoudelijk debat plaats naar aanleiding van een onderzoek en meestal worden aanbevelingen rechtstreeks overgenomen.
CONSTRUCTIEVE SAMENWERKING TUSSEN REKENKAMERCOMMISSIE EN COLLEGE
Tijdens de uitvoering van rekenkameronderzoeken werken rekenkamercommissie enerzijds en college en ambtelijke organisatie anderzijds constructief samen. In de online enquête is 83% van de respondenten hierover positief. Respectievelijk 89% en 90% spreekt van een coöperatieve houding van college en ambtelijke organisatie. De communicatie door de rekenkamercommissie tijdens en over de uitvoering van onderzoeken wordt door 79% van de respondenten als (zeer) zorgvuldig beoordeeld. De constructieve samenwerking komt ondermeer tot uiting via de startbijeenkomsten die de rekenkamercommissie in ieder gemeente organiseert om een rekenkameronderzoek te introduceren en de betrokkenheid van college en ambtelijke organisatie bij het aanscherpen van vraagstelling en normenkader. In de gesprekken met college en ambtelijke organisatie wordt het recent gestarte onderzoek naar personeelskosten genoemd. Meerdere respondenten spreken van een moeilijk onderzoekbaar onderwerp en vonden op voorhand onduidelijk wat de rekenkamercommissie met dit onderwerp wilde. Er is waardering voor de afstemming tussen ambtelijke contactpersonen en de rekenkamercommissie om tot een definitie van personeelskosten te komen en deze onderzoekbaar en vergelijkbaar te maken. Kanttekening van college en ambtelijke organisatie is wel dat er een groot beroep op de capaciteit van de ambtelijke organisatie wordt gedaan. “De startbijeenkomsten vind ik erg waardevol. De rekenkamercommissie biedt veel gelegenheid om ambtelijk te reageren op onderzoeksplannen. Dit leidt vaak tot zinvolle aanpassingen.”
13
5
Effectiviteit
INHOUDELIJKE EN METHODISCHE KWALITEIT VAN REKENKAMERRAPPORTEN OP ORDE Uit de online enquête blijkt dat de inhoudelijke kwaliteit van rekenkamerrapporten over het algemeen als positief wordt beoordeeld: 90% van de respondenten is hierover positief. Raadsleden noemen de rapporten van de rekenkamercommissie leesbaar en zorgvuldig. De rapporten Is de verbinding sterk genoeg? over verbonden partijen en Tellen of vertellen? over tarieven voor gemeentelijke dienstverlening zijn door respondenten als meest positief beoordeeld. In de gesprekken geeft men wel aan de rekenkamerrapporten over het algemeen te uitgebreid te vinden. Suggestie van respondenten is te streven naar korte en meer kernachtige rapporten. De rekenkamercommissie kan zo meer rekenschap geven van het feit dat raadsleden veel informatie krijgen, veel moeten lezen en dat rekenkameronderzoek met vele andere onderwerpen concurreert om aandacht. REKENKAMERONDERZOEK KAN NOG WINNEN AAN PRAKTISCHE BRUIKBAARHEID EN ZEGGINGSKRACHT Zowel de praktische bruikbaarheid als de zeggingskracht van rekenkamerrapporten worden in de online enquête positief beoordeeld (71% en 65%). In de gesprekken komt een kritischer beeld naar voren: er wordt naar het oordeel van respondenten te weinig geleerd van rekenkameronderzoek. Dit heeft te maken met hoe de raad omgaat met rekenkamerrapporten (zie hoofdstuk 3), maar ook met het feit dat rekenkameronderzoek nog kan winnen aan praktische bruikbaarheid en zeggingskracht. En wel op de volgende punten: 1
Het abstractieniveau van conclusies en aanbevelingen: in meerdere gesprekken geven raadsleden aan dat zij conclusies en aanbevelingen van rapporten moeilijk kunnen toepassen op hun eigen praktijk. Ze geven te weinig richting voor het raadswerk. Enkele respondenten wijten dit aan het feit dat rekenkameronderzoek meestal voor vier gemeenten wordt gedaan. Hierdoor worden conclusies en aanbevelingen onbedoeld veralgemeniseerd en is er voor raadsleden minder herkenning. Het rapport Is de verbinding sterk genoeg? wordt door veel respondenten genoemd als positieve uitzondering.
2
Lange doorlooptijden: rekenkameronderzoeken kennen over het algemeen lange doorlooptijden. Hierdoor is de actualiteitswaarde van de rapporten over het algemeen beperkt wanneer deze verschijnen. Alle betrokkenen zien het versnellen van het rekenkameronderzoek als actiepunt. Er is met name winst te halen aan het begin en aan het einde van het onderzoeksproces: het uitwerken van het onderzoeksplan in wisselwerking met college en ambtelijke organisatie vraagt vaak veel tijd. Ook nemen ambtelijk en bestuurlijk hoor en wederhoor veel tijd in beslag. Betrokkenen geven zelf aan dat dit in veel gevallen te maken heeft met onderzoek doen voor vier gemeenten: afstemmen met vier ambtelijke contactpersonen en tot één onderzoeksaanpak komen, vraagt veel tijd.
3
Beperkte aansluiting bij de politiek-bestuurlijke praktijk: in hoofdstuk 3 constateerden we al dat de rekenkamercommissie er nog onvoldoende in slaagt om onderwerpen te preciseren in een focus en vraagstelling voor onderzoek die aansluit bij de kennisbehoefte van raadsleden. Ook dit beperkt de praktische bruikbaarheid en zeggingskracht.
14
BESCHEIDEN DOORWERKING EN BIJDRAGE AAN DE KADERSTELLENDE EN CONTROLERENDE ROL VAN DE RAAD Conclusies en aanbevelingen uit rekenkamerrapporten werken doorgaans op een bescheiden schaal door in beleid en besluiten van de gemeenten. Uit gesprekken blijkt dat zinvolle inzichten die medewerkers in interviews met onderzoekers opdoen vaak al tijdens rekenkameronderzoeken worden opgepakt. College en ambtelijke organisatie stellen zich hierin pragmatisch op. Soms is rekenkameronderzoek “een steuntje in de rug voor iets dat toch al moest gebeuren”. Voor de raad vermindert dit soms de politieke nieuwswaarde van rekenkameronderzoeken, omdat bij raadsbehandeling van een rapport blijkt dat een groot deel van de aanbevelingen van de rekenkamercommissie al is uitgevoerd. De opvolging van conclusies en aanbevelingen door het college wordt niet systematisch gevolgd – niet door de raad en niet door de rekenkamercommissie zelf. In Lochem gebeurt dit door de afdeling Bestuur, personeel en communicatie: aanbevelingen uit rekenkameronderzoek worden samen met actiepunten uit ander onderzoek opgenomen in een integraal verbeterplan voor de gemeentelijke organisatie en in het kader daarvan ook gemonitord. In lijn met de bevindingen over praktische bruikbaarheid, zeggingskracht en doorwerking is uiteindelijk ook de bijdrage aan de kaderstellende en controlerende rol van de raad bescheiden te noemen.
15
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 2 - Eindrapportage partners en propper - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 3 - Concept Verslag vergadering klankbordgroeg RC BBLM - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288756#
Conceptverslag vergadering klankbordgroep rekenkamercommissie BBLM 4 oktober 2013 (Locatie gemeente Bronckhorst) Aanwezig: De heer Beltman (voorzitter) De heer J.P. Stegeman (griffier) De heer H. Stein (raadslid) Mevrouw E. Peters (plv. griffier) De heer A. Bannink (griffier) Mevrouw A.R.M. Nengerman De heer D. Berends (griffier) De heer H. Franck (raadslid) De heer A. Dieperink (raadslid)
Gemeente Lochem Gemeente Lochem Gemeente Montferland Gemeente Montferland Gemeente Berkelland Gemeente Bronckhorst Gemeente Montferland Gemeente Bronckhorst Gemeente Lochem
Mevrouw W.J. Oosterveld-Sanders Mevrouw I. Wammes Mevrouw L. Zwier-Kentie De heer H. Valkenburg
Rekenkamercommissie, voorzitter Rekenkamercommissie, lid Rekenkamercommissie, lid Rekenkamercommissie, ambt. Secretaris
Afwezig met kennisgeving: De heer P. Glasbergen (raadslid) De heer J. van Halteren (raadslid) De heer G. Westra (raadslid) De heer J. Jansen (raadslid) Mevrouw M. van der Leur (griffier)
Gemeente Bronckhorst Gemeente Montferland Gemeente Berkelland Gemeente Berkelland Gemeente Bronckhorst
1.
Opening De voorzitter opent de vergadering om 14:00 uur, heet de aanwezigen welkom en meldt de afwezigen.
2.
Vaststelling agenda Geen bijzonderheden.
3.
Verslag vorige bijeenkomst 14 juni 2013 Het verslag bestaat uit 2 delen. Deel 1 overleg met de klankbordgroep: geen opmerkingen. Deel 2 gezamenlijk overleg klankbordgroep en RC BBLM. De heer Franck verwijst naar de opmerkingen die door hem en de heer Glasbergen schriftelijk aan het verslag zijn toegevoegd. De rekenkamercommissie probeert de opmerkingen alsnog mee te nemen. Het verslag wordt conform het ontwerp vastgesteld.
4.
Agendapunt Jaarverslag 2012, begroting 2013 en overzicht budgetten 2006/2012 In dit kader vraagt mevrouw Peters hoe wordt omgegaan met een overschot. Mevrouw Oosterveld-Sanders zegt dat na vier jaar wordt bekeken of het budget toereikend is en eventueel aangepast moet worden. De inwonerbijdrage zal in ieder geval verminderen vanwege de afname van het aantal inwoners in de vier gemeenten.
5.
Werkwijze onderzoeksplannen RC BBLM t.b.v. de raden Dit agendapunt wordt betrokken bij de bespreking van agendapunt 9, evaluatie RC BBLM. Het onderzoeksplan personele kosten is rondgestuurd. Het college van Bronckhorst heeft hierop gereageerd. Het onderzoeksplan wordt ter kennis gebracht van de raadscommissie. Mevrouw Oosterveld-Sanders geeft aan dat reacties welkom zijn.
6.
Onderzoek bedrijventerrein A18 in Wehl/Doetinchem en Euregio Bedrijventerrein ’s-Heerenberg (RBT, EBT) De rekenkamercommissie heeft dit onderwerp geagendeerd naar aanleiding van het onderzoek grondbeleid in de gemeente Bronckhorst. Het vaststellen van de grondexploitatie A18 bedrijvenpark is in Doetinchem vooralsnog aangehouden. Ze stelt voor als rekenkamers de handen ineen te slaan en voor de vier gemeenten een gezamenlijk onderzoek op te starten. Alle fracties uit de raad van de gemeente Bronckhorst hebben behoefte aan een onderzoek inzake RBT/EBT. Het is wenselijk om deze vragen nader te duiden in een commissievergadering. De Rkc geeft aan dat dit goed kan met behulp van de onderzoeksopzet. Conclusie: Een onderzoek naar het bedrijventerrein starten in gezamenlijkheid met omliggende rekenkamers, te weten Doetinchem, Oude IJsselstreek en wellicht Oost Nederland. Het is zaak om politiek en proces goed te scheiden en dat de raden lering kunnen trekken uit het onderzoek voor de toekomst. De RC BBLM komt terug op dit onderwerp, zo mogelijk met een onderzoeksopzet. De heer Bannink vraagt de Rkc om prudent met hun tijd om te gaan. Volgens hem betreft het een complex onderzoek. Tevens wordt voorgesteld om de accountants bij het onderzoek te betrekken.
7.
Stand van zaken lopende onderzoeken (RC BBLM) Het onderzoek grondbeleid is wegens tijdgebrek aangehouden in de gemeente Bronckhorst en komt in oktober weer op de agenda. De conceptrapportage van de quickscan beheer/onderhoud wegen is gereed. Per gemeente zijn de wijk- en dorpsraden en 20 inwoners gebeld voor informatie. Er moet nog wel een berekening plaatsvinden omdat de gehanteerde systematiek in iedere gemeente anders is. Naar verwachting kan de rapportage in januari/februari worden aangeboden aan de raden. Het gezamenlijk onderzoek met de RC Zutphen naar het functioneren van Het Plein is in volle gang. Afronding wordt voor het einde van het jaar verwacht. Uit het vooronderzoek subsidiebeleid is gebleken dat alleen gemeente Montferland hieraan meedoet. Over de invulling van het onderzoek vindt nog overleg plaats met de raad.
8.
Verrekening kosten evaluatieonderzoek Partners+Pröpper De gemeente Montferland heeft de rekening voldaan en nu het onderzoek is afgerond zal verrekening plaatsvinden met de andere drie gemeenten en de rekenkamercommissie.
9.
Evaluatie RC BBLM Verslag van de afsluitende workshops en het advies aan de klankbordgroep van Partners+Pröpper in het kader van de evaluatie van de rekenkamercommissie BBLM. De heer Beltman schetst enkele hoofdlijnen uit het rapport. Onder meer dat de raden nadrukkelijker betrokken willen zijn bij de totstandkoming van de onderwerpkeuze. De heer Franck vraagt wie in dit kader met een voorstel voor de raden komt en of dit niet een taak voor de nieuwe raad is? Mevrouw Peters zegt dat de huidige raden ruime ervaring hebben opgedaan met de rekenkamercommissie en dat in de samenwerkingsovereenkomst een taak is opgenomen voor de klankbordgroep ten aanzien van de evaluatie. De heer Stein zegt dat een werkwijze moet worden gevonden om de raden meer bij de onderwerpkeuze te betrekken. Daarnaast vraagt hij naar de aanbestedingsprocedures (pag. 4 van het verslag Partners+Pröpper). Mevrouw Oosterveld-Sanders zegt dat tot nu toe geen tijd is verdaan vanwege gemeentelijke aanbestedingsprocedures. Door de Rkc wordt bij 3 of 4 onderzoeksbureaus een offerte aangevraagd en waarna vervolgens een keuze voor een onderzoeksbureau wordt gemaakt. Mevrouw Wammes benadrukt dat een Rkc op verzoek van de raad een onderzoek kan uitvoeren, maar dat een Rkc autonoom is. De heer Beltman stelt dat de totstandkoming van een onderwerpkeuze wel in samenspraak met de raad kan plaatsvinden. De heer Stein geeft aan dat gemeente Montferland voor samenwerking kiest en hierin een meerwaarde ziet.
De heer Beltman vraagt naar het standpunt van de gemeente Berkelland? De heer Bannink zegt dat hij als adviseur van de raad zijn blik op de toekomst richt. Het is aan de raad ter afweging en besluitvorming. Na enige discussie stelt de heer Beltman voor om een advies van de klankbordgroep aan de raden voor te leggen. Bij dit advies wordt de eindrapportage van Partners+Pröpper gevoegd en dat spreekt voor zich. Aangezien per 1 januari 2014 de samenwerkingsovereenkomst is afgelopen, is het zaak dat de raden zich hierover uitspreken. Het advies van de klankbordgroep omvat een continuering van de samenwerkingsovereenkomst met vier jaar, waarbij na twee jaar een tussenevaluatie plaatsvindt. Deze tussenevaluatie is nodig om te kunnen beoordelen of de in te voeren verbeterpunten goed functioneren. De verbeterpunten moeten in werkafspraken als een wensbeeld voor de toekomst worden vastgelegd, maar niet in de verordening of samenwerkingsovereenkomst. Met een aantal betrokkenen kunnen de werkafspraken worden opgesteld, waarbij de eindrapportage van Partners+Pröpper als onderlegger dient om het wensbeeld voor de toekomst te kunnen realiseren. Dit kan ook betekenen dat de rol van de klankbordgroep anders wordt ingevuld. Vervolgens worden enkele suggesties gedaan om de raden nadrukkelijker te betrekken bij het werk van de rekenkamercommissie. De heer Beltman vraagt aan de Rkc of ze bereid zijn om nog een periode door te gaan? De Rkc kan zich hier geheel in vinden. De heer Beltman constateert dat de klankbordgroep unaniem is ten aanzien van het voorstel om de samenwerkingsovereenkomst voor een gezamenlijke rekenkamercommissie met vier jaar te verlengen en de leden van de rekenkamercommissie voor eenzelfde periode te herbenoemen. De ambtelijk secretaris is gedetacheerd aan de Rkc. De benodigde stukken worden aan de vier raden ter besluitvorming in de maand december voorgelegd. 10.
Rondvraag Zowel de klankbordgroep als de Rkc bedanken mevr. Nengerman en mevr. Peters voor de ondersteuning met betrekking tot de evaluatie van de rekenkamercommissie. Datum volgende bijeenkomst: 17 januari 14:00 uur in Hengelo
11.
Afsluiting
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 3 - Concept Verslag vergadering klankbordgroeg RC BBLM - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 4 - Samenwerkingsovereenkomst rekenkamercommissie 2013 - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288757#
Samenwerkingsovereenkomst inzake de instelling en instandhouding van een gemeentelijke rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland. De raden van de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft; gelezen het advies van de klankbordgroep; gelet op de behandeling in de raadscommissie Bestuur van 19 november 2013; hebben besloten: een samenwerkingsovereenkomst aan te gaan tot 1 januari 2018, inzake de instelling en instandhouding van een gemeentelijke rekenkamercommissie gelet op artikel 81o en artikel 81oa van de Gemeentewet. Artikel 1. Begripsbepalingen In deze overeenkomst wordt verstaan onder: a. budget: het bedrag dat de raden per jaar gezamenlijk beschikbaar stellen voor het functioneren van de rekenkamercommissie en het verrichten van de onderzoeken welke voortvloeien uit toepassing van de verordening; b. commissie: de door elk van de raden ingestelde gemeentelijke rekenkamercommissie waarvan de leden een personele unie vormen; c. administratieve centrumgemeente: gemeente Montferland; d. raad: de gemeenteraad van elk der deelnemende gemeenten; e. selectiecommissie: commissie gevormd uit de klankbordgroep gezamenlijke rekenkamercommissie en belast met selectie van leden van de rekenkamercommissie; f. verordening: de door elk van de raden bij “Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2013” vastgestelde regels voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie, als bedoeld in artikel 81oa van de wet; g. klankbordgroep: klankbordgroep rekenkamercommissie BBLM waarin vertegenwoordigers uit de gemeenteraden van Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland belast zijn met advisering en overleg met de rekenkamercommissie; h. wet: de Gemeentewet. Artikel 2. Verordening De raden stellen op voorstel van de klankbordgroep gezamenlijke rekenkamercommissie een voor de vier gemeenten gelijkluidende verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie vast. De verordening kan slechts worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van de raden. Artikel 3. Benoeming leden en herbenoeming leden 1. De raden (her)-benoemen op voordracht van de klankbordgroep gezamenlijke rekenkamercommissie de leden van de commissie zodanig dat dezelfde personen in alle vier gemeenten de commissie vormen. 2. De selectie en voorbereiding van de benoeming van de leden van de rekenkamercommissie alsmede de selectie van de ambtelijk secretaris wordt voorbereid door een selectiecommissie bestaande uit een vertegenwoordiging van de leden van de klankbordgroep. 3. Het functieprofiel van voorzitter en leden van de rekenkamercommissie gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland is vastgelegd in bijlage I die aan deze overeenkomst is gehecht en hiervan deel uitmaakt. Artikel 4. Budget 1. Iedere raad stelt aan de commissie een budget beschikbaar ter grootte van netto € 0,90 per inwoner per jaar naar het aantal inwoners per 1 januari van het jaar waarvoor het budget geldt.
2. De gemeenten verplichten zich in de maand januari van het jaar waarop het budget betrekking heeft het volledige bedrag van het beschikbaar gestelde budget aan de rekenkamercommissie betaalbaar te stellen. 3. Wijziging van het budget is slechts mogelijk bij gelijkluidend besluit van de raden. 4. Besteding van het aldus beschikbaar gestelde budget vindt met inachtneming van het gestelde in het derde lid, op zodanige wijze plaats, dat – gerekend over de gehele periode van vier jaar - het door iedere gemeente beschikbaar gestelde budget voor onderzoeken ten behoeve van die gemeente wordt aangewend. 5. Een raad kan aan de commissie een extra budget ter beschikking stellen voor een specifiek onderzoek dat door die raad wordt gewenst, met inachtneming van het gestelde in artikel 8, tweede lid van de Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2013. Artikel 5. Facilitering van de commissie 1. De rekenkamercommissie zetelt in de administratieve centrumgemeente. 2. De rekenkamercommissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris die zetelt in de administratieve centrumgemeente en is verantwoordelijk voor de ondersteuning van de rekenkamercommissie. 3. De omvang van de functie van de ambtelijk secretaris van de commissie bedraagt gemiddeld maximaal 20 uur per week en de rechtspositie van de griffie van de administratieve centrumgemeente is van toepassing. 4. De functie, de inschaling, de taken en het profiel van de ambtelijk secretaris zijn vastgelegd in bijlage II die aan deze overeenkomst is gehecht en hiervan deel uitmaakt. 5. De kosten van de facilitering van de rekenkamercommissie en haar ambtelijk secretaris komen ten laste van de begroting van de rekenkamercommissie. 6. De administratieve centrumgemeente zorgt voor de uitbetaling van de vergoedingen aan de leden van de rekenkamercommissie. De rekenkamercommissie zorgt voor uitbetaling van de detacheringsbijdrage van de ambtelijk secretaris aan de administratieve centrumgemeente. De administratieve centrumgemeente verzorgt tevens de overige betalingen van de rekenkamercommissie, voor zover de voorzitter van de rekenkamercommissie instemt met de betaling. De administratieve centrumgemeente ontvangt jaarlijks een bijdrage voor facilitering van de rekenkamercommissie. 7. Alle deelnemende gemeenten stellen op verzoek van de rekenkamercommissie een werk- of vergaderruimte beschikbaar. Een dergelijk verzoek wordt alleen op redelijke gronden geweigerd. Artikel 6. Klankbordgroep gezamenlijke rekenkamercommissie 1. De klankbordgroep gezamenlijke rekenkamercommissie bestaat uit twee raads- of commissieleden per deelnemende gemeente en wordt ondersteund door de raadsgriffies van de deelnemende gemeenten. 2. De klankbordgroep is belast met de voorbereiding van de (her)benoeming, het voorbereiden van het tijdelijk op non-actief stellen en het ontslag van de leden van de rekenkamercommissie alsmede het voorbereiden en uitvoeren van de (tussen)evaluatie van de samenwerking, zulks ter ondersteuning en advisering van de raden van de deelnemende gemeenten. 3. De klankbordgroep kan voorts zowel door de raden als de rekenkamercommissie worden ingeschakeld voor ondersteuning bij overige zaken die de rekenkamercommissie betreffen. 4. De klankbordgroep heeft ter verwezenlijking van het gestelde in het tweede en derde lid regelmatig overleg met de voorzitter van de rekenkamercommissie. Artikel 7. Evaluatie 1. In het eerste kwartaal van 2016 vindt een tussenevaluatie plaats door de raden teneinde het wensbeeld voor de toekomst – zoals neergelegd in een werkwijze verbonden aan de evaluatie uit 2013 – te evalueren. 2. In het eerste kwartaal van 2017 vindt een evaluatie plaats. Omtrent de wijze van evalueren al dan niet tussentijds - vindt overleg plaats tussen de klankbordgroep en de agendacommissies c.q. presidia van de deelnemende gemeenten.
3. Op basis van de uitkomst van de evaluatie in 2017 besluiten de raden over het al dan niet – gewijzigd – voortzetten van de samenwerking. 4. Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2014. Aldus besloten door de raad van de gemeente Berkelland in zijn openbare vergadering van 3 december 2013 de griffier,
de voorzitter,
J.A. Bannink
mr. H.L.M. Bloemen
Aldus besloten door de raad van de gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 19 december 2013 de griffier, de voorzitter, wnd
M. van der Leur
G.J. de Graaf
Aldus besloten door de raad van de gemeente Lochem in zijn openbare vergadering van … december 2013 de griffier, de voorzitter,
J.P. Stegeman
F.J. Spekreijse
Aldus besloten door de raad van de gemeente Montferland in zijn openbare vergadering van 19 december 2013 de griffier, de voorzitter,
D. Berends
C.C. Leppink-Schuitema
Artikelsgewijze toelichting op de samenwerkingsovereenkomst tot instelling en instandhouding van een gemeentelijke rekenkamercommissie met personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland. Artikel 1 In artikel 1 is een aantal begripsbepalingen opgenomen. Artikel 2 In artikel 2 verplichten de raden zich een gelijkluidende verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie vast te stellen en die verordening alleen te wijzigen als alle deelnemende gemeenten daarmee instemmen. Artikel 3 In artikel 3 verplichten de raden zich bij benoeming van de leden het voorstel van de klankbordgroep gezamenlijke rekenkamercommissie te volgen, zodat in de vier commissies dezelfde leden worden benoemd. Hierdoor ontstaat een personele unie. De benoeming wordt voorbereid door een selectiecommissie uit de klankbordgroep gezamenlijke rekenkamercommissie. Uitgangspunt bij de samenwerking is dat er na de samenwerkingsperiode voor de deelnemende gemeenten geen personele of financiële verplichtingen resteren. Derhalve verricht de ambtelijk secretaris zijn werkzaamheden op basis van detachering en is bij voorkeur afkomstig van een van de deelnemende gemeenten. De betreffende detacheringsovereenkomst regelt de nadere uitwerking. In overleg met de klankbordgroep kan de rekenkamercommissie in eerste instantie intern tot werving en selectie van een ambtelijk secretaris overgaan. Artikel 4 Artikel 4 geeft aan welk budget beschikbaar wordt gesteld en op welke wijze dit eventueel wordt verhoogd. Daarbij is overwogen dat een bepaalde mate van handelingsvrijheid voor de commissie gewenst is, ook wat betreft de besteding van het budget in enig jaar, doch anderzijds dat tegemoet gekomen wordt aan het verlangen van de raden dat het beschikbaar gestelde budget ook voor de eigen gemeente wordt besteed. Dit wordt bereikt door overeen te komen dat gerekend over periode van samenwerking, het over die gehele periode door een gemeente beschikbaar gestelde budget, met aftrek van het deel dat bestemd is voor de vaste kosten, ook voor die gemeente moet worden aangewend. Per jaar kan voor een gemeente dus meer of juist minder worden besteed dan het door die gemeente beschikbaar gestelde budget, mits aan het einde van de samenwerkingsperiode de bestedingen per gemeente weer gelijk zijn aan de beschikbaar gestelde bedragen. Voorts is in het tweede lid beschreven dat de gemeenten zich verplichten om in januari het toegekende budget over te maken naar de gemeente Montferland die de financiële administratie van de rekenkamercommissie uitvoert. Artikel 5 In artikel 5 worden enkele afspraken vastgelegd over de facilitering van de rekenkamercommissie. Daarnaast wordt geregeld hoe het secretariaat van de commissie gestalte krijgt. Het wordt gekoppeld aan de raadsgriffie van één van de samenwerkende gemeenten. De directe personeelskosten van de ambtelijk secretaris komen ten laste van het budget. In artikel 6 van de Verordening is de ondersteuning van de commissie door een ambtelijk secretaris nader beschreven. In eerste instantie wordt binnen de vier deelnemende gemeenten intern geworven voor een geschikte kandidaat. De ambtelijk secretaris verricht in dat geval de werkzaamheden op basis van detachering. Op grond van praktische overwegingen is er voor gekozen om de gemeente waar de ambtelijk secretaris werkzaam is tevens als administratieve centrumgemeente te laten fungeren. Indien geen geschikte interne kandidaat beschikbaar is, zal de functie op een andere wijze op basis van detachering worden ingevuld. In dat geval moeten nadere afspraken worden gemaakt welke gemeente de administratieve centrumfunctie gaat uitvoeren. In het derde lid is de gemiddelde maximale werktijd van 20 uur per week beschreven. Het gaat om een gemiddelde werktijd over een bepaalde periode. In de praktijk zal het
voorkomen dat er periodes zijn waarin meer dan het maximaal aantal gestelde uren moet worden gewerkt en er zullen ook perioden zijn waarin het aantal gewerkte uren aanzienlijk minder hoog zal uitvallen. Het in het zevende lid bepaalde biedt de rekenkamercommissie de mogelijkheid om ook in de gemeentehuizen van de andere deelnemende gemeenten vergaderingen te houden of bijeenkomsten te beleggen. Artikel 6 Dit artikel beschrijft de taak van de klankbordgroep gezamenlijke rekenkamercommissie en wordt mede op grond van de uitkomst van de evaluatie gecontinueerd. De klankbordgroep functioneert ter ondersteuning en advisering van de raden over zaken die de rekenkamercommissie betreffen. Artikel 7 In het eerste kwartaal van 2016 vindt een tussenevaluatie plaats om de geïntroduceerde werkwijze zoals na de evaluatie in 2013 is afgesproken te evalueren. Bij raadsbesluit heeft de klankbordgroep van de rekenkamercommissie opdracht gekregen om deze werkwijze nader vorm te geven. Er is geen sprake van stilzwijgende verlenging. In het eerste kwartaal van 2017 dient een evaluatie plaats te vinden, waarna expliciete besluitvorming dient plaats te vinden over – al dan niet gewijzigde – samenwerking.
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 4 - Samenwerkingsovereenkomst rekenkamercommissie 2013 - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 5 - Toelichting wijzigingen in samenwerkingsovereenkomst - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288758#
Toelichting evaluatie rekenkamercommissie BBLM Toelichting wijzigingen in de samenwerkingsovereenkomst inzake de instelling en instandhouding van een gemeentelijke rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland. De samenwerkingsovereenkomst is door de raden voor het laatst gewijzigd in december 2010/januari 2011. Deze wijziging had betrekking op het beschikbaar te stellen budget voor de RC BBLM. De wijzigingen in de samenwerkingsovereenkomst zijn als volgt: Artikel 1, lid f “Verordening gemeente rekenkamercommissie 2009” wordt vervangen door “Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2013” Artikel 4, lid 5 Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2009 wordt vervangen door Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2013. Artikel 6, lid 2 ……zulks ter ondersteuning van de raden van de deelnemende gemeenten wordt vervangen door … zulks ter ondersteuning en advisering van de raden van de deelnemende gemeenten wordt Artikel 7, lid 1 Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de periode tot 1 januari 2014. Wordt vervangen door: 1. In het eerste kwartaal van 2016 vindt een tussenevaluatie plaats door de raden teneinde het wensbeeld voor de toekomst – zoals neergelegd in een werkwijze verbonden aan de evaluatie uit 2013 – te evalueren. De duur van de samenwerkingsovereenkomst staat bovenaan pagina 1. Artikel 7, lid 2 2. In het eerste kwartaal van 2013 vindt een evaluatie plaats. Omtrent de wijze van evalueren vindt overleg plaats tussen de klankbordgroep en de agendacommissies c.q. presidia van de deelnemende gemeenten. Wordt vervangen door: 2. In het eerste kwartaal van 2017 vindt een evaluatie plaats. Omtrent de wijze van evalueren al dan niet tussentijds - vindt overleg plaats tussen de klankbordgroep en de agendacommissies c.q. presidia van de deelnemende gemeenten. Artikel 7, lid 4 Deze overeenkomst treedt in werking op 1 november 2009 wordt vervangen door Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2014. De Verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie 2009 wordt ingetrokken en de Verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie 2013 vastgesteld. Artikel 3 lid 4 De eerste termijn vangt aan met de ingangsdatum van de Samenwerkingsovereenkomst inzake de instelling en instandhouding van een gemeentelijke rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland.
Wordt vervangen door: De eerste termijn vangt aan met het eerste benoemingsbesluit van de leden van de gemeentelijke rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland. Artikel 9 lid 3 De commissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren. Wordt vervangen door: De commissie beoordeelt na raadpleging van de klankbordgroep of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren. Artikel 12 lid 2 ‘Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2013’.
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 5 - Toelichting wijzigingen in samenwerkingsovereenkomst - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
Terug naar het agendapunt
2013-12-03 Bijlage 6 - Functieprofiel leden rekenkamercommissie - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM (terug naar agendapunt) De inhoud van deze bijlage is te vinden vanaf de hierna volgende pagina's. #####PDFINCLUDE#####gured1:288759#
Einde bijlage: 2013-12-03 Bijlage 6 - Functieprofiel leden rekenkamercommissie - Evaluatie Rekenkamercommissie BBLM
Terug naar het agendapunt