Vergaderstukken Commissie Samenleving 05 maart 2013 Orgaan: Commissie Samenleving Datum: dinsdag 5 maart 2013 Aanvang: 19:30 uur Locatie: De raadszaal van het stadhuis, Ambtmanstraat 13 te Tiel.
Concept agenda 1.
Opening
2.
Agenda d.d. 5 maart 2013 (vaststellen)
3.
Mededelingen en ingekomen stukken
4.
Informatie van het college in het kader van de actieve informatieplicht
5.
Concept beknopt verslag vergadering d.d. 29 januari 2013 (vaststellen)
6.
Afsprakenlijst (bespreken)
7.
Rondvraag
PROGRAMMA MAATSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN 8.
Convenant Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof 2013 t/m 2016 (om advies)
9.
BenW besluit d.d. 30 oktober 2012 betreffende de vaststelling subsidie Mozaiek 2011 (bespreken) Mevrouw Duquesnoy heeft verzocht om bovengenoemd besluit te agenderen voor bespreking. Zij wil haar zorgen bespreken t.a.v. de kanttekeningen die zijn gemaakt in de bijgevoegde analyse. Het betreft dan vooral de mededeling dat Mozaiek niet de informatie levert zoals is afgesproken. De vraag is hoe de gemeente om moet gaan met deze informatie. De kwartaalrapportages en de jaarstukken van Mozaiek zijn te downloaden via het RIS, agenda commissie Samenleving d.d. 29 januari 2013, agendapunt 14.
PROGRAMMA ONDERWIJS 10. Versterken concurrentiepositie voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in Tiel (bespreken) Aan u wordt gevraagd uw zienswijze te geven over de voorgestelde maatregelen, mede bekeken vanuit het jaarthema 'Leren en werken'. OVERIG 11. Terugkoppeling intergemeentelijke samenwerkingsverbanden 12. Sluiting
BEKNOPT VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE COMMISSIE SAMENLEVING VAN 5 MAART 2013
Aanwezig: C.M. de Heus (voorzitter), J. Beijer, S. de Boer (t/m agendapunt 9), N. Budak, J.G. Buijk, P. van den Burg (t/m agendapunt 9), A.E.L. Duquesnoy-van den Heuvel, H.A. Groenendaal, J.M. de Jong, R. Manuhutu, N.E. Özunal, P. Schoots, J.L. Sewalt-Wijbrandts, I.C.M. Son-Stolk, J.D. Stoeten-Flach, J.H. de Wild, T. Zuidema (leden) en H. Pullen (commissiegriffier) Eveneens aanwezig: C.R. Vermeulen, L. Verspuij (wethouders), M. Winter-Bults, M. Kokx, T. Warsen, K. Eetgerink (gemeentelijke adviseurs) en R. van Zuilen (directeur Agnietenhof) 1.
Opening, De voorzitter heet een ieder welkom en opent de vergadering.
2.
Agenda d.d. 5 maart 2013 (vaststellen) De voorzitter deelt mee dat na de openbare vergadering een besloten gedeelte volgt i.v.m. actieve informatieplicht van het college. Er hebben zich twee insprekers gemeld. Te weten de heer P.J. Ronner (directeur Lingecollege) en de heer R. Franken (directeur R0C Rivor). Zij krijgen de gelegenheid bij agendapunt 10 (versterken concurrentiepositie voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in Tiel) De agenda wordt met de aanpassingen vastgesteld.
3.
Mededelingen en ingekomen stukken Door de commissiegriffier wordt een oproep gedaan aan de raads- en commissieleden om zich op te geven voor de wegwijsdag d.d. 7 maart 2013. Er zijn drie aanmeldingen binnen terwijl er minimaal 7 nodig zijn. Mevrouw Duquesnoy heeft verzocht om ingekomen stuk nummer 4 (B&W-besluit betreffende nieuwe opzet van het fruitcorso) te agenderen voor bespreking. De nieuwe opzet roept volgens haar veel vragen op rondom veiligheid, omwonenden enz. De commissie kan hiermee instemmen. Het presidium wordt de vraag voorgelegd voor welke commissie dit wordt geagendeerd (Bestuur of Samenleving).
4.
Informatie van het college in het kader van de actieve informatieplicht De heer De Wild en de heer Van den Burg hebben vragen n.a.v. de memo over de bezuiniging B-lijst sport. Zij vragen zich af waar de extra € 15.000,-- vandaan wordt gehaald. De heer Verspuij geeft aan dat in het sportaccommodatiebeleid verschillende scenario's worden voorgelegd. De raad zal een keuze moeten maken. C.R. Vermeulen De heer Vermeulen geeft aan dat met de ontwikkelaar was overeengekomen dat voor 01-04-2013 gestart wordt met de bouw MFC. Duidelijk is dat voor 01-04-2013 niet gestart wordt met de bouw. De heer Vermeulen gaat in gesprek met de ontwikkelaar. Terugkoppeling volgt.
5.
Concept – beknopt – verslag vergadering d.d. 29 januari 2013 (vaststellen) Redactioneel Bladzijde 3, agendapunt 11 (Logistieke Hotspot). Mevrouw Stoeten geeft aan dat zij haar inbreng mist. Zij heeft de volgende kanttekeningen gemaakt: onjuistheid in het onderzoek dat AH gesprekspartner zou zijn; mist vergelijk met concurrentie; infrastructuur behoeft veranderingen. De kanttekeningen worden alsnog in het verslag opgenomen. Het verslag wordt verder ongewijzigd vastgesteld. Pagina 1 van 5
6.
Afsprakenlijst (bespreken) Punt 7 (vraag N.E. Özunal naar analfabetisme). Mevrouw Özunal vraagt naar de stand van zaken. De heer Vermeulen had toegezegd dat hij dit op zou pakken omdat het te lang duurde. De heer Vermeulen geeft aan in gesprek te gaan met Sinop. De volgende vergadering volgt de terugkoppeling. De heer Verspuij deelt n.a.v. punt 9 (monitor vrijetijdseconomie) mee dat deze over 3 a 4 weken beschikbaar is.
7.
Rondvraag I.C.M. Son-Stolk Mevrouw Son vraagt of het college meedenkt over een nieuwe locatie voor de voedselbank. De heer Verspuij geeft aan dat het college actief meedenkt. J.D. Stoeten-Flach Mevrouw Stoeten vraagt of kleine scholen, zoals de Hoge Hof, met minder dan 100 leerlingen worden opgeheven. De heer Vermeulen geeft aan dat het hier een landelijk voorstel betreft. Zodra het voorstel wordt aangenomen gaat hij in overleg met betrokken schoolbesturen. De Hoge Hof valt overigens onder bestuur van de gemeente Buren.
8.
Convenant Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof 2013 t/m 2016 (om advies) Technische/verhelderende vragen zijn gesteld waarop antwoord is gegeven. De volgende opmerkingen/kanttekeningen zijn gemaakt: Mevrouw Duquesnoy vraagt zich af of de begrotingsdoeleinden wel gehaald kunnen worden nu het aantal voorstellingen en het minimum aantal bezoekers naar beneden is bijgesteld. Zij vraagt om de rapportages van de Agnietenhof door te sturen naar de Raad; Mevrouw Özunal is van mening dat de raad wel moet aangeven wat wordt beoogd met het klanttevredenheidsonderzoek/benchmark . N.a.v. vragen/opmerkingen van de commissieleden wordt van de zijde van het college het volgende opgemerkt: het klanttevredenheidsonderzoek / benchmark is opgenomen in het convenant op verzoek van de commissie. Hier wordt in goed overleg met de heer Van Zuilen invulling aan gegeven (Özunal/Beijer).; voor het zomerreces is er een beslismoment i.v.m. de eventuele verbouwing van de Agnietenhof. Dan wordt ook aangegeven in hoeverre dit invloed heeft op het convenant. Als de verbouwing doorgaat is dit gepland in 2014, vooruitlopend op realisering WLP in 2016 (De Boer, Son); gezien de economische situatie is het naar beneden bijstellen van het aantal voorstellingen reëel. Dit betekent niet automatisch minder inkomsten. Bij de jaarrekening zal blijken dat de algemene weerstandsreserve voor de Agnietenhof kan worden afgeschaft. Dit geeft vertrouwen voor de toekomst (Duquesnoy); vooral na de verbouwing verwacht men meer inkomsten te genereren uit de horeca/meer commercieel te kunnen werken (Duquesnoy). De bewegingsvrijheid op het punt van de horeca is echter beperkt i.v.m. concurrentie (Özunal); de amateurkunst wordt ondersteund, enerzijds door een korting op de zaalhuur van de Agnietenhof met 60% en anderzijds door de mogelijkheid van subsidie voor amateurkunst. Tiel zit hiermee aan de ruime kant (Beijer). Advies commissie De commissieleden, met uitzondering van mevrouw Duquesnoy, kunnen zich vinden in de beslispunten. Mevrouw Duquesnoy neemt het voorstel mee terug naar de fractie voor nadere beraadslaging. Gezien het vorenstaande en gezien het feit dat dit een belangrijk besluit is waar men in de raad aandacht aan wil besteden geeft de commissie het Presidium in overweging om het voorstel regulier te agenderen.
Pagina 2 van 5
9.
B&W-besluit d.d. 30 oktober 2012 betreffende de vaststelling subsidie Mozaïek (bespreken) Mevrouw Duquesnoy heeft verzocht om bovengenoemd besluit te agenderen voor bespreking. Zij wil haar zorgen bespreken t.a.v. de kanttekeningen die zijn gemaakt in de bijgevoegde analyse. Het betreft dan vooral de mededeling dat Mozaïek niet de informatie levert zoals is afgesproken. De vraag is hoe de gemeente om moet gaan met deze informatie. Zij is van mening dat gemaakte afspraken nagekomen dienen te worden. Zij vraagt zich af wat de oorzaak(en) van het (de) problemen is (zijn). Waarom kan het college niet sturen op inhoud? Is hier sprake van een communicatieprobleem? Anderzijds is zij van mening dat de raad de hand in eigen boezem dient te steken. De raad moet duidelijke kaders stellen. Hier dient bij de vaststelling van het nieuwe WMO beleid aandacht aan worden besteed. De commissieleden kunnen het gestelde van mevrouw Duquesnoy onderschrijven. De heer van den Burg wijst er nog op dat 8 jaar geleden i.v.m. dit onderwerp al een onderzoek heeft plaatsgevonden door de raad. Het duurt wel erg lang voordat de aanbevelingen uit het rapport dat destijds is gemaakt worden uitgevoerd. Er worden nog wat technische/verhelderende vragen gesteld waarop antwoord wordt gegeven. N.a.v. de opmerking van mevrouw Duquesnoy om aanbesteding op het gebied van welzijnswerk te overwegen geeft de heer Vermeulen aan dat dit nu niet aan de orde is. Het is overigens niet zo dat hier sprake is van verplichte winkel nering. De heer De Jong vraagt zich af of de eisen die worden gesteld reëel zijn. De heer Vermeulen geeft aan dat men een omslag heeft gemaakt/gaat maken in de werkwijze. Van aanbod- naar vraaggericht werken. Communicatie was een onderdeel van de problematiek. Dit is nu opgepakt. Bij de ontwikkeling van het WMO beleid zal worden bezien op welke wijze de gemeente gaat sturen. Kaders zullen worden gesteld. De raad zal hier nauw bij worden betrokken.
10.
Versterken concurrentiepositie voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in Tiel (bespreken) Insprekers R. Franken (directeur R0C Rivor) De heer Franken geeft aan waar ROC Rivor nu staat en wat de plannen voor de toekomst zijn. Aan imago dient zijns inziens ook te worden gewerkt. De term "Tiel is niet viel" mag echt niet meer worden gebruikt. Tiel heeft veel te bieden. Ook op het gebied van onderwijs Hij heeft een aantal punten voor de discussie waarbij de gemeente een belangrijke rol kan spelen: aanpak lage scholingsniveau in de regio; aanpassen van de bestemmingsplannen i.v.m. nieuwe huisvestingsplannen van de scholen; ondersteunen van regionale hotspot; bevorderen ondernemerschap MKB. Mevrouw Stoeten vraagt of het positieve verhaal breed wordt uitgedragen. De heer Franken geeft aan dat hij het verhaal overal vertelt. De heer Beijer vraagt of de locatie voor nieuwe huisvesting in Tiel is. Dit wordt door de heer Franken bevestigd. N.a.v. de vraag van mevrouw Groenendaal of de gemeente niet meer kan betekenen, geeft de heer Franken aan dat genoemde punten veel inzet van de gemeente eisen. Dit moet niet worden onderschat. Vooral het eerste (aanpak lage scholingsniveau/langs lijnen van moderne technologie scholingsniveau omhoog tillen) en laatst genoemde punt (bevorderen ondernemersschap MKB) vragen een grote inzet van de gemeente. Mevrouw Groenendaal geeft aan dat zij hier een onderwerp voor een beeldvormingsavond in ziet. De heer Manuhutu vraagt wat de rol is van ROC Rivor bij de logistieke hotspot. De heer Franken geeft aan dat beroepsonderwijs niet achter de feiten aan moet lopen, maar Pagina 3 van 5
dient te anticiperen op de ontwikkelingen. Het duurt minimaal 4 jaar om iemand op te leiden. Als de vraag er is moet er ook aanbod zijn. De heer Franken wordt bedankt voor zijn komst en inspirerende inbreng. P.J. Ronner (directeur Lingecollege) De heer Ronner geeft aan dat de kwaliteit van het onderwijs in Tiel goed is. Er zijn wel wensen op het gebied van huisvesting. De wens is om een kleinschaligere school te creëren. Hij ziet hier een rol voor de raad om dit financieel mogelijk te maken. Mevrouw Budak vraagt waarom er kinderen uit Tiel naar Geldermalsen naar school gaan. De heer Ronner geeft aan dat je aan de buitenkant van een school niet kunt zien wat de kwaliteiten van de school zijn. Sommige mensen kijken alleen naar de buitenkant. Dat is de reden waarom hij goed onderwijs wil koppellen aan een goed gebouw. Op de vraag van mevrouw Groenendaal of er al concrete ideeën zijn m.b.t. nieuwe huisvesting geeft de heer Ronner aan dat die er wel zijn. Dit kan echter niet zonder de financiële steun van de gemeente. Mevrouw Sewalt merkt in dit verband op dat het (slechte) imago van Tiel hardnekkig is. De heer Ronner wordt ook bedankt voor zijn inspirerende inbreng. Bespreking Gezien zijn betrokkenheid bij dit onderwerp geeft de heer Zuidema aan niet deel te nemen aan de beraadslagingen. Aan de commissieleden wordt gevraagd hun zienswijze te geven t.a.v. de voorgestelde maatregelen, mede bekeken vanuit het jaarthema "Leren en werken". Technische/verhelderende vragen zijn gesteld waarop antwoord is gegeven. N.a.v. vragen wordt door de heer Vermeulen het volgende aangegeven: de dekking van €50.000,-- gaat niet ten koste van andere beleidsvelden (Schoots, Groenendaal, Manuhutu); het primair onderwijs is nu op orde. Dit vormt dus geen belemmering voor het aanpassen van de onderwijshuisvestingsverordening ten gunste van het voortgezet onderwijs. Een financieel overzicht in relatie tot de onderwijshuisvestingsverordening wordt toegezegd (Beijer) De volgende opmerkingen/kanttekeningen zijn gemaakt: belang van nader onderzoek wordt onderschreven. Ook eventuele negatieve zaken benoemen (Stoeten); het is wenselijk om meer de link te maken met het jaarthema (kloof bedrijfsleven en onderwijs verkleinen en jongeren meer kans bieden op arbeidsmarkt) (Son); graag ideeën over haalbaarheid en betaalbaarheid van nieuwe huisvesting in het plan van aanpak (Schoots); scholen worden opgeroepen om zich te focussen op het imago en de profilering van de scholen (Groenendaal) men kan instemmen met het advies van de KPC Groep om samen met RSG Lingecollege en ROC Rivor een plan van aanpak op te stellen over het versterken van de concurrentiepositie van het vo en mbo in Tiel en om als onderdeel daarvan een verkenning te starten naar de verschillende huisvestingsopties. In dit kader kan de onderwijshuisvestingsverordening worden aangepast (allen); vraagtekens worden gezet bij het bedrag dat nodig is voor het maken van het plan van aanpak en het aantrekken van een externe procesbegeleider. Men is van mening dat de scholen dit in samenspraak met de gemeente zelf kunnen oppakken) (Son, Sewalt, Beijer, Groenendaal); N.a.v. laatstgenoemd punt ontstaat een discussie waarbij de publieke tribune (De heren Ronner en Franken) door de wethouder wordt betrokken. Door de heer Vermeulen wordt de vraag gesteld of zij bereid zijn "de handschoen op te pakken". Hierop wordt door de heer Ronner positief gereageerd. Pagina 4 van 5
De heer Vermeulen geeft daarop aan dat hij het voorliggende voorstel mee terug neemt en met een nieuw voorstel zal komen, rekening houdend met laatstgenoemde kanttekening. De heer Schoots geeft hierop aan dat hij vraagtekens heeft bij de gang van zaken. 11.
Terugkoppeling intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Er heeft geen terugkoppeling plaatsgevonden.
12.
Sluiting De voorzitter dankt een ieder voor de inbreng en sluit de openbare vergadering.
Pagina 5 van 5
Lijst van ingekomen stukken behorende bij de commissievergadering samenleving d.d. 5 maart 2013 (liggen ter lezing in commissiemap) agendapunt 3.
Onderwerp
Status
1
B&W-besluit d.d. 24 januari 2013 betreffende subsidieverlening aan Patch 2013
ter kennis
2
B&W-besluit d.d. 30 januari 2013 betreffende programma educatie 2013
ter kennis
3
Brief d.d. 30 januari 2013 aan de provincie Gelderland betreffende de regionale samenwerking op het gebied van cultuur en cultuurhistorie met de provincie Gelderland namens de wethouders van de regio
ter kennis
4
Oplegnotitie m.b.t. B&W-besluit d.d. 12 februari 2013 betreffende de nieuwe opzet van het Fruitcorso
ter kennis
Achterweg 2, 4001 MV Tiel Postbus 6325, 4000 HH Tiel
Oplegnotitie voor de commissies
Telefoon: (0344) 637 111 Telefax:
(0344) 637 299
E-mail:
[email protected]
Internet: www.tiel.nl
Algemeen Commissie: Onderwerp: Geheimhouding: ja / nee
Samenleving Nieuwe opzet Fruitcorso Nee
College Portefeuillehouder Datum collegebesluit Collegebesluit: Inhoudelijke toelichting:
Wethouder Verspuij en Burgemeester Beenakker 12 februari 2013 Commissie Samenleving informeren over het collegestandpunt met betrekking tot de nieuwe opzet van het Fruitcorso. Op 31 januari 2013 presenteerde het bestuur van stichting 4Stromenland een plan (zie bijlage) aan twee collegeleden, de heer Verspuij en de heer Beenakker. In deze presentatie heeft het bestuur van stichting 4-Stromenland weergegeven hoe zij de nieuwe opzet van het Fruitcorso zien. Naast een afgesloten evenemententerrein (fysiek afgesloten door tribunes en hekken), richt het bestuur van stichting 4-Stromenland zich op een tweedaags evenement (bestaande uit o.a. een fruitfair, kunstmarkt, versmarkt, kinderactiviteiten, horeca-activiteiten en hospitality services) op een deel van de Teisterbantlaan. Het bestuur van stichting 4-Stromenland vindt uitbreiding met een derde dag (maandag) wenselijk. Op 5 februari 2013 zijn de globale plannen van stichting 4Stromenland onderwerp van gesprek geweest in de evenementencommissie en is een advies uitgebracht. Het college heeft besloten een positieve grondhouding aan te nemen ten aanzien van de gewijzigde plannen van stichting 4Stromenland. Ook heeft het college ingestemd met onderstaand advies van de evenementencommissie over de gewijzigde plannen.
Vraag aan commissie: Ter kennisname
Het is voor de evenementencommissie onduidelijk of de stichting 4-Stromenland meerdere locaties heeft bekeken die zouden kunnen worden ingericht als evenemententerrein of dat zij zich direct heeft gericht op de Teisterbantlaan. Er zou bijvoorbeeld ook gedacht kunnen worden aan de Vrije Markt en de Spoorstraat gezamenlijk. Buiten dat zijn onderstaande kanttekeningen geplaatst bij het bespreken van de nieuwe opzet van het Fruitcorso in de evenementencommissie van 5 februari 2013: 1. De informatie over nieuwe opzet van het Fruitcorso is nog niet compleet en de evenementencommissie kan daarom op dit moment geen integraal advies afgeven.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Wel benoemt men een aantal 'uitdagingen'. Onderstaande punten zijn daarom niet meer dan denken oplossingsrichtingen. De evenementencommissie onderstreept dat de plannen van de stichting uitvoering vinden binnen het totaal van het evenementenweekend in Tiel. Het is naar inschatting van de evenementencommissie niet wenselijk om de activiteiten drie dagen aaneen te houden. Er is op maandag namelijk weer sprake van een normaal openbaar leven (in het bijzonder de scholen en bedrijven in de omgeving). Onder andere gelet op (de intensiteit van het gebruik van) de afgesloten Teisterbantlaan wordt een langere afsluiting sterk afgeraden. Het is mogelijk om van het Fruitcorso een betaald evenement te maken. Het vragen van entree betreft namelijk een overeenkomst tussen de bezoeker en de organisator. De gemeente heeft hier geen invloed op. Wel heeft de gemeente verantwoordelijkheden in het kader van de evenementenvergunning en het afsluiten van de weg (burgemeester blijft ondanks dat er sprake is van een evenemententerrein verantwoordelijk voor de openbare orde op het terrein op grond van de Gemeentewet). Er is echter geen relatie tussen het vragen van entree en het afsluiten van de openbare weg of de voorwaarden in de evenementenvergunning. De afsluiting van de weg en de vergunningsvoorwaarden hangen namelijk samen met het veilig laten verlopen van het evenement. Ondanks dat entreeheffing mogelijk is, dient het wel mogelijk gemaakt te worden voor aanwonende aan het evenemententerrein om hun woning te bereiken en voor bewoners om de openbare ruimte die wordt omringd door het corsoparcours te bereiken zonder te betalen. Door een afgezet evenemententerrein zal de stichting 4Stromenland zich moeten voorbereiden op andere risico's dan voorheen. Zo zal het bestuur zich moeten voorbereiden op scenario's als vol=vol en paniek in de menigte. De vluchtwegen en -routes zullen daarbij een belangrijk element vormen. Voorkomen moet worden dat de aanrijdroute van de hulpdiensten botst met de vluchtroute van bezoekers. De lengte van de corsostoet zal bij een afgesloten evenemententerrein van belang zijn. De hulpdiensten dienen op en aan het evenemententerrein hulp te kunnen verlenen. Het zal dus niet toegestaan worden om het gehele evenemententerrein op te vullen met de corsostoet. Naar verwachting zal de nieuwe opzet om meer vergunningsvoorschriften vragen. Zo zal in ieder geval vanwege een afsluiting ten behoeve van het evenement een stijging optreden in het aantal beveiligers en/of event-support dat dient te worden ingezet. Dit is afhankelijk van de wijze waarop het evenement wordt ingericht en het aantal toegangen tot het evenemententerrein en de vluchtwegen. Doordat de stichting 4-Stromenland een deel van de Teisterbantlaan als evenementenlocatie wil gebruiken,
is een vitale doorgaande weg in Tiel geblokkeerd over meerdere dagen. Tijdens het gehele weekend zijn reeds diverse straten afgesloten, waaronder de Havendijk, waardoor de bereikbaarheid van Tiel (voor hulpdiensten) in het geding komt. Er zullen vooraf (nieuwe en/of extra) calamiteitenroutes moeten worden ingesteld (bijv. de bereikbaarheid van PPG en Kemira dient via twee kanten gewaarborgd te blijven in verband met de windrichting). De extra routes dienen ook vrijgehouden te worden. De capaciteit bij de gemeente Tiel en politie daarvoor is beperkt. Daarbij vraagt de locatie van de brandweerkazerne, die aan het evenemententerrein grenst, bijzondere aandacht. Een mogelijke maatregel (met financiële gevolgen) zou kazernering kunnen zijn. 8. Naast de bereikbaarheid gedurende het evenement zal er ook aandacht moeten zijn voor de op- en afbouwperiode in verband met de grote hoeveelheid aan bouwwerken die zijn gepland. Naar verwachting zal de stichting 4-Stromenland hier ook extra mankracht (verkeersregelaars) op moeten inzetten. 9. De evenementencommissie benadrukt dat de nieuwe opzet van het Fruitcorso een grote druk legt op het bestuur van stichting 4-Stromenland. Door een afgesloten evenemententerrein en het uitbreiden van activiteiten zal er meer voorbereiding nodig zijn. Ook tijdens het evenement zullen meer mankracht en maatregelen nodig zijn. Een groter veiligheidsbewustzijn ten opzichte van de oude opzet van het Fruitcorso is noodzakelijk. 10. De evenementencommissie adviseert om van de stichting 4-Stromenland uiterlijk 27 april 2013 (20 weken voorafgaand aan het evenement) een volledig veiligheidsplan en mobiliteitsplan te verlangen (waarbij ook gekeken wordt naar de effecten van het evenement op de omgeving en op het gehele evenementenweekend), zodat tijdig en in gezamenlijkheid naar de maatregelen en consequenties wordt gekeken. Naast bovengenoemde kanttekeningen die specifiek van toepassing zijn op de nieuwe opzet van het Fruitcorso, speelt tevens mee dat er een traject loopt – samen met de organisatoren – om een besparing van €35.000,- (zodat binnen de begrotingskaders wordt gebleven) op het gehele evenementenweekend te realiseren.
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Programmabureau Veiligheid David Volmer 0344-637269
[email protected]
Bijlagen: 1.
Presentatieboekje over de nieuwe opzet van het Fruitcorso
GemeenteTiel
Achterweg 2, 4001 MV Tiel Postbus 6325, 4000 HH Tiel Telefoon: (0344) 637 111 Telefax: (0344) 637 299
Doorkiesnummer: (0344) 637470
MEMO BERICHT aan:
Commissie Samenleving
afdeling: datum:
14 februari 2013
onderwerp:
bezuiniging B-lijst sport
notities: Beste leden van de commissie Samenleving, In 2012 bent u geïnformeerd over de taakstelling op 'outsourcing sport' ter hoogte van € 41.000,-. U is verteld dat het college heeft besloten (d.d. 12 juni 2012) dat het budget dat niet besteed wordt ten behoeve van het MFC, zal worden aangewend als bijdrage in de bezuiniging sport conform de B-lijst. De ingeboekte bezuiniging op de B-lijst naar aanleiding van dit besluit betrof € 25.000,-. waardoor nog een taakstelling te realiseren is ter hoogte van € 16.000,-. Inmiddels is gebleken dat in de begroting van het MFC Passewaaij een (type-) fout is gemaakt. Hierdoor zijn de structurele lasten van het MFC toegenomen met € 15.000,-. De resterende taakstelling op de B-lijst ten aanzien van 'outsourcing sport' bedraagt hierdoor geen € 16.000,- maar € 31.000,-. In het sportaccommodatiebeleid wordt voorgelegd op welke manier (outsourcing of bezuinigen op aanbod accommodaties) invulling te geven aan de bezuinigingstaakstelling sport ter hoogte van € 31.000,-. De Federatie Tielse Sportverenigingen wordt in het bestuurlijk overleg, d.d. 20 februari 2013, op de hoogte gesteld van deze situatie. Afzender: Henk Driessen
GemeenteTiel Achterweg 2, 4001 MV Tiel Postbus 6325, 4000 HH Tiel Telefoon: (0344) 637 111 Telefax: (0344) 637 299
Doorkiesnummer: SO/JvdBergh 7341
MEMO BERICHT aan:
leden van de vakcommissies
van:
H. Driessen
datum:
15-02-2012
onderwerp:
stand van zaken Omgevingsvisie Gelderland
bijlage(n):
Informatie Omgevingsvisie voor toelichting aan de Raden
raadsbetrokkenheid tot dusver De visie Verrassend Rivierenland, met daarin de regionale opgaven en ambities, is in de zomer van 2011 aangeboden aan alle raden. Op basis hiervan zijn de logistiek, agrobusiness en recreatie & toerisme tot de drie onderscheiden en prioritaire speerpunten van Rivierenland benoemd. Deze opgaven zijn daarna door ambtelijk medewerkers van de tien gemeenten van Regio Rivierenland verder uitgewerkt in deelopgaven. In de programmaraad Aantrekkelijk Rivierenland van 18 oktober 2012 zijn deze uitgewerkte opgaven vastgesteld als kader voor uitwerking van de regionale input voor de omgevingsvisie. Deze uitwerking is ter kennis gebracht van de vakcommissie Ruimte (november 2011). raadsbetrokkenheid vervolg Zoals u kunt lezen in het regiomemo uit de bijlage (onder de kop vervolgproces ) is voor het vervolg een insteek gekozen, waarbij de raden niet meer worden geconsulteerd voorafgaand aan besluitvorming door GS. Dat houdt in, dat met de ter-visie-ligging (nadat GS de concept Omgevingsvisie hebben vastgesteld) zich weer een moment aandient, waarop de raden (in regionaal verband of individueel) kunnen reageren. Deze aanpak vormt op dit moment nog onderwerp van discussie binnen de ingestelde stuurgroep, waarin ik zitting heb namens Tiel (centrumstad). In het kader van de actieve informatieplicht heb ik de leden van de commissies Ruimte en Samenleving in januari hiervan op de hoogte gebracht.
overwegingen voor het vervolg De kaders zijn in eerder stadium reeds onder de aandacht van de raden gebracht, op basis waarvan vervolguitwerkingen zijn opgestart. Daarnaast wijkt de omgevingsvisie zowel in aard als in flexibiliteit en dynamiek af van het eerdere streekplan. Dat streekplan werd steeds voor een termijn van tien jaar vastgesteld en gedurende die termijn werd daaraan vastgehouden door GS/PS (vergelijkbaar met een bestemmingsplan). De omgevingsvisie is echter van een andere orde, zoals u op grond van het bijgevoegde memo ook kunt constateren. Citaat: ... heeft de Provincie voor de vorm van de omgevingsvisie gekozen voor een 'rollende' uitvoeringsagenda die per jaar op initiatief van de provincie verder wordt uitgewerkt, geactualiseerd of aangescherpt. Er is geen einddatum voor de looptijd van de omgevingsvisie vastgesteld.
Hoe dit in de praktijk gaat uitwerken, is op voorhand niet duidelijk. Evenmin is duidelijk hoe de omgevingsvisie zich verhoud tot het vigerende beleid uit het streekplan, Verkeer- en vervoerplan en de
andere door GS in dit verband genoemde beleidsinstrumenten en welke met het vaststellen van de omgevingsvisie precies komen te vervallen. Dit geldt ook voor het provinciale beleid in het sociale domein. Dit alles in aanmerking genomen, is mijn indruk dat de voorgestelde aanpak via het AB van de regio naast de meest praktische gelet op de voortgang van het proces niet direct voorbij lijkt te gaan aan de essentie van de rol van de raden. Ik ben voornemens deze overwegingen ook in te brengen in de eerder genoemde stuurgroep.
MEMO Programmaraad Aantrekkelijk 20 december 2012 agendapunt 5 memo omgevingsvisie
Aan : Leden Algemeen Bestuur en/of portefeuillehouders Aantrekkelijk Rivierenland Van : Stuurgroep Omgevingsvisie Doorkiesnummer : 06- 21397246 (Bas de Jong) 06-15963914 (Gerda Niemeijer Datum : 28 november 2012 Betreft :
Informatie Omgevingsvisie voor toelichting aan de Raden
De omgevingsvisie: inhoud en proces Achtergrond De structuurvisie van de provincie Gelderland, voorheen het Streekplan Gelderland 2005, is aan een actualisatie toe. Om in het beleid flexibeler in te kunnen spelen op de veranderende ontwikkelingen en de regionale verschillen, wil de provincie Gelderland de nieuwe structuurvisie op een andere manier vorm en inhoud geven. Dit betekent een omgevingsvisie die breder is dan alleen het ruimtelijke domein en waarbij samenwerking wordt gezocht met onder meer gemeenten, Prorail, Kamers van Koophandel, waterschappen, maatschappelijke organisaties en ondernemers. In het tweede kwartaal van 2013 wil de provincie via "cocreatie" deze omgevingsvisie klaar hebben. Op basis van bovenstaande heeft de Provincie voor de vorm van de omgevingsvisie gekozen voor een 'rollende' uitvoeringsagenda die per jaar op initiatief van de provincie verder wordt uitgewerkt, geactualiseerd of aangescherpt. Er is geen einddatum vastgesteld voor de looptijd van de omgevingsvisie vastgesteld. Het provinciale beeld is dat de omgevingsvisie een beknopt document is van hooguit enkele tientallen pagina's. Dat bepaalt tevens de voorwaarden waaraan regionale input aan moet voldoen: geen uitgebreide notitie met details, maar een beperkte omvang waarin de hoofdlijnen en essenties zijn opgenomen. Deze aanpak loopt vooruit op de door het Rijk voorgenomen nieuwe Omgevingswet. Daarin zal de integratie tussen beleidsdomeinen, het sturen op doelen op basis van monitoring en inzet en het behouden van beleidsflexibiliteit centraal staan. Wat staat er in? Inhoudelijk kent de omgevingsvisie de volgende tweedeling: 1. In de omgevingsvisie zijn de provinciale ambities voor de provinciale hoofdstructuur (infrastructuur, EHS, Natura 2000, waterstructuur) benoemd met daaraan gekoppeld een (wettelijk vereist) realisatiedeel. In dat realisatiedeel staat hoe de provincie de gestelde doelen voor de hoofdstructuur wil realiseren, waarbij wordt beschreven welke provinciale instrumenten voor deze opgaven worden ingezet. De nadruk ligt daarbij op fysiekruimtelijke aspecten. Dit traject wordt door de provincie georganiseerd. 2.
Daarnaast beschrijft de omgevingsvisie de gezamenlijke ambities van provincie en regionale partners voor de zogenaamde gebiedsgerichte opgaven. Ook hieraan is een realisatiedeel gekoppeld. Hierin staan de acties n prestaties benoemd, waarover de provincie met regionale partners afspraken maakt of voorbereidt. Dit is het voor regio’s Burg. van Lidth de Jeudelaan 3a – Postbus 137 – 4000 AC Tiel t. (0344) 63 85 55 – f. (0344) – 63 85 00 BNG 28.50.28.723 – Postrekening 5186369 E:
[email protected] - www.regiorivierenland.nl
MEMO Programmaraad Aantrekkelijk 20 december 2012 agendapunt 5 memo omgevingsvisie
relevante onderdeel omdat hierop nadrukkelijk input vanuit de regio’s wordt gevraagd en verwacht. Voor dit onderdeel is de regio gevraagd het proces te organiseren.
Status · Provinciale Staten stelt de omgevingsvisie vast. De provincie weegt in de voorbereiding hierop de verschillende belangen. De provincie maakt de afweging wat zij van de regionale input wil overnemen. De omgevingsvisie stelt kaders vast, waarbinnen andere decentrale overheden en maatschappelijke partijen tot nadere beleidsuitwerking komen. In het realisatiedeel zullen in relatie hiertoe werkafspraken worden opgenomen. · De regio en de regiogemeenten hebben ten aanzien van de omgevingsvisie geen beslissingsbevoegdheid. · Een individuele gemeenteraad kan bij het ter visie leggen van de omgevingsvisie door de provincie indien gewenst een zienswijze indienen.
De regionale opgaven voor Rivierenland De essentie van de omgevingsvisie is dat de regionale opgaven en ambities door de Provincie mogelijk gemaakt of ondersteund kunnen worden, maar dat in ieder geval de gewenste ontwikkelingen niet door de inhoud van de omgevingsvisie gehinderd of geblokkeerd worden. De regionale opgaven en ambities staan opgenomen in de visie "Verrassend Rivierenland, waard om bij stil te staan ". Deze visie is in de zomer van 2011 aangeboden aan alle gemeenteraden en maatschappelijke partijen. Op basis hiervan zijn de logistiek, agrobusiness en recreatie & toerisme tot de drie onderscheiden en prioritaire speerpunten van Rivierenland benoemd. Deze speerpunten vormen het kader voor de regionale input in de omgevingsvisie. Vanuit de regionale visie zal nu worden beoordeeld op welke onderdelen het wenselijk en noodzakelijk is om beleidskaders in de omgevingsvisie op te nemen. Stand van zaken Op initiatief van de provincie zijn in het voorjaar van 2012 twee regionale bijeenkomsten georganiseerd met vertegenwoordigers van provincie, gemeenten (bestuurders, ambtenaren en raadsleden) en maatschappelijke partners. Op basis van de daar opgehaalde input heeft de provincie voor Rivierenland een vijftal opgaven voorgesteld. Deze opgaven zijn: 1. Regionale economie: duurzame innovatieve landbouw en logistiek; 2. Versterking ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie met kansen voor sport en recreatie; 3. Vergroten van de sociale en economische participatie van inwoners; 4. Balans tussen sociaal-economische vitaliteit in steden en omliggende kernen en het daarbij behorende voorzieningenniveau; 5. Energieontwikkeling langs de infrastructuur. De drie regionale prioriteiten komen met name tot uiting binnen de eerste twee opgaven. Voor de overige drie opgaven geldt dat deze als randvoorwaarden kunnen worden meegenomen. Deze opgaven zijn daarna door ambtelijk medewerkers van de tien gemeenten van Regio Rivierenland verder uitgewerkt in deelopgaven. In de programmaraad Aantrekkelijk Rivierenland van 18 oktober 2012 zijn deze uitgewerkte opgaven vastgesteld als kader voor uitwerking van de regionale input voor de omgevingsvisie. Stuurgroep De programmaraad heeft aangegeven waarde te hechten aan een integrale en breed gedragen input voor de omgevingsvisie. Daarom heeft de programmaraad een stuurgroep gevraagd om het proces voor de verdere realisatie voor de Rivierenlandse input van de omgevingsvisie te coördineren. Deze stuurgroep bestaat uit de vijf voorzitters van de programmaraden, aangevuld met de heer Driessen namens de gemeente Tiel en de heer Keuken van de gemeente NederBetuwe namens de plattelandsgemeenten. De stuurgroep wordt ondersteudn door de Burg. van Lidth de Jeudelaan 3a – Postbus 137 – 4000 AC Tiel t. (0344) 63 85 55 – f. (0344) – 63 85 00 BNG 28.50.28.723 – Postrekening 5186369 E:
[email protected] - www.regiorivierenland.nl
MEMO Programmaraad Aantrekkelijk 20 december 2012 agendapunt 5 memo omgevingsvisie
programmamanager Aantrekkelijk en de manager Programma’s & Strategie van Regio Rivierenland. De stuurgroep heeft op 2 november een vervolgproces voor de Rivierenlandse input voor Omgevingsvisie ontwikkeld. Vervolgproces november-december 2012: verzamelen inhoudelijke input
De stuurgroep heeft geconstateerd dat op alle onderdelen van de vijf genoemde opgaven voldoende kennis en materiaal beschikbaar is over wensen en ambities die verwerkt kunnen worden in de regionale input voor de Omgevingsvisie. Een uitzondering hierop vormt het thema ‘vitaal platteland’ . Het gaat dan vooral over: ·
december 2012 (week 51) november-december 2012: Informeren Raden 28 november 2012 Regiocafe december 2012januari 2013
eind januari februari 2013 maart 2013
de visie op de noodzakelijke randvoorwaarden voor de ruimtelijke en economische de ontwikkelingen van de agrarische sector (name de akkerbouw en veeteelt) · het behoud van voorzieningen om de leefbaarheid in stand te houden Op deze opgaven zal regionaal het initiatief worden genomen voor de organisatie van 1 of 2 werkbijeenkomsten van gemeenteraadsleden, bestuurders, ambtenaren en maatschappelijke partners De verwachting is dat na deze bijeenkomsten er voldoende inhoudelijke input is om deze te kunnen vertalen in een regionale input voor de omgevingvisie. Stuurgroepvergadering over stand van zaken inhoudelijk materiaal en nadere uitwerking vervolgproces Informeren Raadsleden over proces Omgevingsvisie door leden AB of portefeuillehouder uit programmaraad Aantrekkelijk , op basis van onderhavig memo.
Bijeenkomst waar Omgevingsvisie als thema wordt gebruikt voor discussie over cocreeren en nieuwe manieren van beleidsontwikkeling. Opstellen concept regionale input door ambtelijke werkgroep op basis van bestaand beleid en opbrengsten van themabijeenkomst. Opgave is die onderdelen te bepalen die in de omgevingsvisie opgenomen moeten worden als onderdeel van de gespreksagenda met de provincie om regionale ambities te kunnen realiseren. Mogelijke voorbeelden: schaalvergroting in de landbouw en de effecten daarvan op het landelijk gebied, ruimte voor logistieke ambities. Stuurgroep bespreking concept voorafgaand aan aanbieding programmaraden en Algemeen Bestuur. Bespreken concept regionale input in de vijf programmaraden van Regio Rivierenland. Vaststellen regionale input voor de omgevingvisie door Algemeen Bestuur, vanuit de verantwoordelijkheid voor integrale afweging op regionaal niveau en op basis van eerder vastgestelde ambities en opgaven in de visie ’Verrassend Rivierenland’ en de vijf programma’s van Regio Rivierenland en gebaseerd op constatering van voldoende regionale consensus.
april 2013
Vaststellen concept omgevingsvisie door GS.
mei-juni 2013
Door provincie ter visielegging voor zienswijzen aan individuele gemeenten.
Burg. van Lidth de Jeudelaan 3a – Postbus 137 – 4000 AC Tiel t. (0344) 63 85 55 – f. (0344) – 63 85 00 BNG 28.50.28.723 – Postrekening 5186369 E:
[email protected] - www.regiorivierenland.nl
CONCEPT – BEKNOPT – VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE COMMISSIE SAMENLEVING VAN 29 JANUARI 2013
Aanwezig: C.M. de Heus (voorzitter), S. de Boer, N. Budak, J.G. Buijk, P. van den Burg, A.E.L. Duquesnoy-van den Heuvel, A. de Graaf, J.M. de Jong, M.J.J. Melissen, L.H.K. Metiary, N.E. Akan-Özunal, P. Schoots, J.L. Sewalt-Wijbrandts, I.C.M. Son-Stolk, J.D. Stoeten-Flach, J.H. de Wild, T. Zuidema (leden) en H. Pullen (commissiegriffier) Eveneens aanwezig: C.R. Vermeulen, L. Verspuij, C.A.A. van Rhee-Oud Ammerveld, H.A. Driessen (wethouders) L. Korenromp (Stichting MeTander), J. Gerritsen (Stichting OPO-Riverenland), P. Smaal (regionaal projectleider Logistieke Hotspot), R.A.J. Kool (gemeentelijke adviseur) 1.
Opening De voorzitter heet een ieder welkom en opent de vergadering.
2.
Agenda d.d. 29 januari 2013 (vaststellen) Op verzoek van de heer L. Verspuij wordt agendapunt 13 (Wijziging deelverordening evenementensubsidies) behandeld na de rondvraag. De agenda wordt verder ongewijzigd vastgesteld.
3.
Mededelingen en ingekomen stukken De heer Melissen heeft verzocht om ingekomen stuk nummer 2 (Jaarverslag interne bezwarencommissie 2011) te agenderen voor bespreking. Één conclusie in het jaarverslag is dat de kwaliteit van de primaire besluitvorming onder druk staat. De heer Melissen zou dit graag bespreken. Wat betekent dit voor de burgers van Tiel. In het verlengde daarvan zou hij het nut en de noodzaak van een interne bezwarencommissie willen bespreken. De commissieleden kunnen hiermee instemmen. Er hebben zich twee insprekers gemeld voor agendapunt 11 (Logistieke Hotspot). Mevrouw J. Mol en mevrouw E. van Rijn spreken in namens "Wakker Biezenburg".
4.
Informatie van het college in het kader van de actieve informatieplicht L. Verspuij De gemeente Druten heeft aangekondigd het samenwerkingsverband met Bibliotheek Rivierenland per 01-01-2013 op te zeggen. Er zal strikt op worden toegezien dat de regels hieromtrent worden toegepast. N.a.v. een vraag van mevrouw Duquesnoy geeft de heer Verspuij aan dat dit geen gevolgen heeft voor de burgers van de gemeente Tiel; vanuit de regio Rivierenland is er een verzoek naar de Provincie om een beroep te doen op de cultuur en cultuur-historie gelden; het college stemt niet in met het onderhandelingsakkoord Kabinet-VNG.
5.
Concept – beknopt – verslag vergadering d.d. 4 december 2013 (vaststellen) Het verslag is ongewijzigd vastgesteld.
6.
Afsprakenlijst (bespreken) Nummer 7, vragen I.C.M. Son-Stolk m.b.t. Stichting Sint. De heer Verspuij deelt mee dat geen havengeld in rekening is gebracht. Wel is elektriciteit in rekening gebracht ad €25,Stichting Sint heeft €5.000,-- subsidie ontvangen in 2012. Mevrouw Duquesnoy vraag naar de beantwoording van punt 9. Openstaande vragen CJG. De heer Vermeulen geeft aan dat de antwoorden er al zijn. Ze worden zo spoedig mogelijk toegestuurd.
Pagina 1 van 4
7.
Rondvraag T. Zuidema De heer Zuidema meldt problemen i.v.m. de omvang van het document. Hij vraagt zich af of er een doornummering kan plaatsvinden en of nota's separaat verzonden kunnen worden. De commissiegriffier geeft aan dat er een gebruikersbijeenkomst wordt georganiseerd in februari 2013. Hier worden alle wensen en problemen geïnventariseerd. De heer Van den Burg roept op om al voor de bijeenkomst de problemen/wensen door te geven aan de griffie. I.C.M. Son-Stolk Mevrouw Son geeft aan dat zij heeft vernomen dat er problemen zijn met de regiotaxi. De heer Driessen geeft aan dat er inderdaad opstartproblemen waren. De gemeente heeft contact met het projectbureau. Er wordt hard gewerkt aan verbeteringingen/oplossingen. De heer De Wild adviseert om, als er klachten zijn, een klachtenformulier in te vullen en op te sturen. De heer Driessen onderschrijft dit advies. N. Budak Mevrouw Budak vraagt wanneer de raad wordt betrokken bij de transitie jeugdzorg. De heer Vermeulen geeft aan dat, als er ontwikkelingen zijn, de raad wordt geïnformeerd.
13.
Wijziging deelverordening evenementensubsidies (om advies) Advies commissie De commissie kan zich vinden in het beslispunt en geeft het Presidium dan ook in overweging om het voorstel te plaatsen op de lijst van hamerstukken.
8.
Goedkeuren jaarrekening 2011 Stichting MeTander (om advies) Technische/verhelderende vragen zijn gesteld waarop een antwoord is gegeven. N.a.v. vragen over de krimp wordt aangegeven dat de gevolgen voldoende in beeld zijn (De Wild, Zuidema). Er is op geanticipeerd dat ESF gelden eventueel niet worden toegekend (Zuidema). Mevrouw Duquesnoy geeft aan dat het haar zorgen baart, dat minder wordt uitgegeven aan leermiddelen dan was begroot. Mevrouw Son wijst erop dat voorliggende stukken erg laat zijn aangeboden aan de Raad. De heer Vermeulen geeft aan hier in de toekomst aandacht voor te hebben. Advies commissie De commissie kan zich vinden in het beslispunt en geeft het Presidium dan ook in overweging om het voorstel te plaatsen op de lijst van hamerstukken.
9.
Goedkeuren jaarrekening 2011 en begroting 2013 met financieel meerjarenplan van Stichting OPO-Rivierenland (om advies) Technische/verhelderende vragen zijn gesteld waarop een antwoord is gegeven. De heer De Wild zou graag op de hoogte gebracht worden van de resultaten van het project dat in Culemborg loopt. De heer Gerritsen zegt dit toe. De heer Gerritsen kan de zorgen van mevrouw Duquesnoy m.b.t. de financiële situatie wegnemen (e&a in het kader van fatsoenlijk personeelsbeleid). Mevrouw Budak uit hier ook haar zorgen over de krimp. Advies commissie De commissie kan zich vinden in de beslispunten en geeft het Presidium dan ook in overweging om het voorstel te plaatsen op de lijst van hamerstukken.
10.
Wijziging "Verordening winkeltijden Tiel 2009"voor winkelcentrum "De Kranshof" (om advies) Advies commissie De commissie kan zich vinden in het beslispunt en geeft het Presidium dan ook in overweging om het voorstel te plaatsen op de lijst van hamerstukken.
Pagina 2 van 4
11.
Logistieke Hotspot Rivierenland (om advies) Insprekers De inbreng van mevrouw J. Mol en mevrouw E. van Rijn staat op papier en is als bijlage bij het verslag gevoegd. De heer Schoots vraagt of er tijdens de informatiebijeenkomst ook ruimte was voor discussie. Mevrouw Mol geeft aan dat dit niet het geval was men kon wel vragen stellen. Informatie over dit onderwerp is naar de mening van mevrouw Mol ook niet erg toegankelijk. De heer Zuidema vraagt aan de insprekers wat zij van de raad verwachten. Mevrouw Mol geeft aan dat zij graag zou zien dat de raad zich afvraagt of men deze ontwikkeling wel wil. De insprekers worden bedankt voor hun komst en inbreng. Beraadslagingen Technische/verhelderende vragen zijn gesteld waarop een antwoord is gegeven. De volgende commissieleden hebben zich positief uitgelaten over de logistieke hotspot: M.J.J. Melissen, J. De Wild, L.H.K. Metiary, I.C.M. Son-Stolk. P. van den Burg, en T. Zuidema. Zij zien hier mogelijkheden voor Tiel en de regio op het gebied van werkgelegenheid en onderwijs. Wel zijn de volgende opmerkingen gemaakt/kanttekeningen geplaatst: meer aandacht voor milieu / milieuparagraaf wordt gemist (alle commissieleden); zorgen over het gevolgde / te volgen regionale proces. Waar geeft de raad precies goedkeuring voor? Kan de gemeente het proces tijdig stoppen indien daartoe aanleiding bestaat. Onduidelijk of het proces in de toekomst kosten voor de gemeente met zich meebrengt. Een spoorboekje met planning wordt gemist (alle commissieleden); beperkte locatiekeuze (Van den Burg, Zuidema); inzetten op kwaliteit (Zuidema); geen voorstander van een ontwikkelbureau in handen van gemeenten (Melissen) N.a.v. de zorgen over het proces en de financiën voor de gemeente geeft de wethouder aan dat er geen beslismomenten meer zijn voor de raad. Dit tenzij het budgetrecht van de raad aan de orde is. Dit wordt niet verwacht omdat de ontwikkeling moet worden opgepakt door private partijen. Het is grondgebied van de gemeente Neder Betuwe. Zij geeft aan de raad op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op dit gebied. Tevens geeft de wethouder aan open te staan voor tips / ideeën over de aard en wijze van informatieverstrekking over dit onderwerp. Advies commissie Gezien de beraadslagingen willen de commissieleden dit onderwerp nogmaals bespreken in de fracties. Het voorstel is wel rijp voor behandeling in de raad. De commissie geeft het Presidium dan ook in overweging om het voorstel regulier te agenderen.
12.
Concept beleidsplan schuldhulpverlening in Tiel 2013-2016 (bespreken) Aan de commissieleden wordt gevraagd of zij zich kunnen vinden in de ontwikkeling van de samenwerking met het maatschappelijke middenveld op het gebied van schuldhulpverlening en de positionering van de gemeentelijke schuldhulpverlening zoals beschreven in het concept beleidsplan. Er zijn veel inhoudelijke/technische/verhelderende vragen gesteld. De voorzitter adviseert de commissieleden, voorzover het antwoord deze avond niet is gegeven, de vragen schriftelijk te stellen voorafgaande aan de vergadering. Het beleidsplan wordt in een later stadium om advies aan de raad aangeboden.
Pagina 3 van 4
De volgende opmerkingen zijn gemaakt: nadruk moet liggen op preventie (De Boer, Duquesnoy, De Jong, Son) mist analyse problematiek (Budak); mist inloophuis Tielse kerken (Budak); mist zorgverzekeraar als gesprekspartner (Son); mist eventuele rol van banken, BKR, meldpunt bijzondere zorg, scholen en voedselbank (De Jong); zorgen m.b.t. de toerusting van de gemeente en de organisaties in het maatschappelijk middenveld (Budak, De Boer, Duquesnoy); maak het smart. Probeer aan te geven wat de effecten zijn van schuldhulpverlening t.a.v. verplichte schuldsanering (Duquesnoy); Hoe kom je achter de voordeur (Son, Zuidema); nadere uitwerking van "één gezin, één plan en één hulpverlener" in relatie tot meersporenbenadering (Zuidema); doelstelling onder 3.2.1. erg ruim geformuleerd (Zuidema). 14.
B&W-besluit d.d. 30 oktober 2012 betreffende de vaststelling subsidie Mozaïek (bespreken) Dit agendapunt wordt i.v.m. tijdgebrek doorgeschoven naar een volgende vergadering.
15.
Richtinggebonden leerlingenvervoer (bespreken) Mevrouw Duquesnoy vraagt de commissieleden of zij de bijgevoegde motie van Achtkarspelen kunnen steunen. Tevens vraagt zij of de maatstaven van het leerlingenvervoer heroverwogen kunnen worden. De commissieleden kunnen, met uitzondering van de CU, de motie steunen. Men laat zich vooralsnog niet uit over de heroverweging van de maatstaven van het leerlingenvervoer. Afgesproken wordt dat mevrouw Duquesnoy tijdens de eerstvolgende vergadering van de raad een motie zal indienen over dit onderwerp.
16.
Terugkoppeling intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Er heeft geen terugkoppeling plaatsgevonden.
17.
Concept – beknopt – verslag besloten vergadering d.d. 4 december 2012 (vaststellen) Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.
18.
Sluiting De voorzitter dankt een ieder voor de inbreng en sluit om 22.30 uur de vergadering.
Pagina 4 van 4
Afsprakenlijst van de commissie Samenleving NR.
Onderwerp
Afspraak/toezegging
Datum afspraak
Planning
1.
Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
b) nieuw WMO-beleid
29-05-2012 04-09-2012
b) vóór zomerreces 2013
2.
Vaststellen subsidie Mozaïek
Op verzoek van mevrouw Duquesnoy en met instemming van de commissie het B&W-besluit d.d. 30-1-2012 bestreffende dit onderwerp bespreken
04-12-2012
Zie agenda d.d. 05-03-2013
3.
Schuldhulpverlening
Agenderen om advies
29-01-2013
03-04-2013
4.
Jaarverslag interne bezwarencommissie 2011
Bespreken in commissieverband op verzoek van de heer M.J.J. Melissen
29-01-2013
Wordt een volgende vergadering geagendeerd i.v.m. afwezigheid portefeuillehouder d.d. 0503-2013
5.
Brief d.d. 04-02-1013 van A. de Haan aan de raadsleden betreffende een tillift voor een bewoonster van de Herbergier. Er had zich een inspreker gemeld voor dit punt. (lijst ingekomen stukken Raad d.d. 13-02-2013 categorie VI)
Raad heeft voorzitter in overweging gegeven te handelen conform de verordening op dit punt nu is gebleken dat een bezwaarschrift is ingediend en het bezwaarschrift nog in behandeling is (ter info: art. 17 Verordening raadscommissies: het woord kan niet gevoerd worden over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan)
raadsvergadering d.d. 13-02-2013
Eventuele agendering na behandeling van het bezwaarschrift.
29-05-2012
April 2013 Wordt juli 2013 (een update van de bestaande nota inclusief een evaluatie van de lopende projecten)
vragen commissieleden 6. L.H.K. Metiary Mevrouw Metiary vraagt naar de evaluatie van het integratiebeleid in november 2012
Gemaakt op 18-02-2013
1
7.
N.E.Özunal Heeft gevraagd naar analfabetisme in Tiel
Het plan van aanpak wordt ook t.k.n. naar commissie gestuurd
04-10-2011 01-11-2011 29-11-2011 02-10-2012 30-10-2012
1e kwartaal 2013 Wordt juli (afhanelijk van derden)
8.
J.H. de Wild Komt er in 2012 nog een joppenbeleid
Schriftelijk antwoord
28-02-2012
Februari 2013 Wordt april (cie Bestuur)
9.
A.E.L. Duquesnoy-van den Heuvel Is de monitor vrijetijdseconomie Rivierenland 2011 al beschikbaar?
Schriftelijk antwoord
04-12-2012
Januari 2013
10.
A.E.L. Duquesnoy-van den Heuvel Openstaande vragen m.b.t. CJG. Zie verslag d.d. 04-12-2012, agendapunt 11.
Schriftelijk antwoord
04-12-2012
Zie bijlage
NB:
indien de commissie geen opmerkingen heeft over de punten 2 en 10 dan worden de betreffende punten bij de volgende uitdraai verwijderd.
Gemaakt op 18-02-2013
2
Achterweg 2, 4001 MV Tiel
Memo beantwoording raads- en commissie vragen
Postbus 6325, 4000 HH Tiel Telefoon: (0344) 637 111 Telefax:
(0344) 637 299
E-mail:
[email protected]
Internet: www.tiel.nl
Vraag: Onderwerp: Van wie: Datum: Planning: Raad / commissie: Afspraak / toezegging:
Voortgangsnotitie CJG 2011 Commissie Samenleving 4 december 2012 Commissie Samenleving De vragen: 1. Wat zijn de resultaten van de pilots en worden deze in 2013 voortgezet 2. Hoe worden de dubbelingen aangepakt? 3. Hoe verloopt de samenwerking met Dynamiek 4. Is de aangekondigde begroting al beschikbaar? 5. Zijn de kosten in balans met het resultaat?
Antwoord: Portefeuillehouder: Datum Collegebehandeling: Antwoord:
Ruud Vermeulen
1. De resultaten van de pilots op het ROC Rivor PP2, het RSG Lingecollege locatie Rozenstraat, het contactpunt Jongerenwerk en het outreachend werken van de schoolcontacpersonen zijn goed en deze pilots worden in 2013 voortgezet. De pilot op de Wadenoijenlaan (het maandagmiddag inloopspreekuur) verliep niet goed en is stopgezet per 1 januari 2013. Er zijn al andere inloopspreekuren in Tiel via het consultatiebureau (Wadenoijenlaan op de donderdagmorgen en Brede School Tiel Oost de Regeboog op de dinsdagmiddag), de kinderopvang en de scholen. Deze inloopspreekuren vallen allemaal onder het CJG en vanaf 1 januari 2013 deze ook als zodanig bekend gemaakt. 2. Binnen de gebiedsteams Jeugd en Gezin en door de regionale referentiebegroting CJG. Er moet een omslag komen naar een nieuwe werkwijze met generalisten in de gebiedsteams. Ook moet er een omslag komen in de wijze van opdrachtformulering en financiering door de gemeente zelf (geen productfinanciering meer). De CJG begroting geeft overzicht van wat we allemaal financieren voor jeugd en
ouders in Tiel en helpt om de dubbelingen er uit te halen. 3. De samenwerking met Dynamiek, die in de voortgangsnotitie CJG vermeld staat, omvat het ondersteunen in het organiseren van de trainingen vroegsignalering voor vrijwilligers. Dynamiek heeft hier erg zijn best voor gedaan, maar er is helaas slechts één training gerealiseerd. 4. De regionale referentiebegroting CJG is beschikbaar en besproken in de Programmaraad Zelfredzaam van 20 december 2012. Het is een bruikbaar instrument voor de lokale begroting CJG en straks ook voor de transitie Jeugdzorg. In 2013 wordt dit instrument verder ontwikkeld en in gebruik genomen. Kanttekeningen bij de voorgelegde begroting zijn: - het schema is door een aantal gemeenten niet compleet ingevuld, waardoor onderlinge vergelijking lastig is - de indeling in functies van het CJG is niet bruikbaar voor de generalisten in de gebiedsteams Jeugd en Gezin - gemeente Tiel heeft ook de gehele thuisbegeleiding in deze begroting gezet, onbekend is echter hoeveel thuisbegeleiding er in gezinnen voor opvoedondersteuning wordt ingezet. Dit geldt ook voor het maatschappelijk werk. Daardoor kloppen de kosten per kind niet helemaal en is het bedrag hoger dan in werkelijkheid - gemeenten die voortgezet en middelbaar onderwijs binnen hun gemeenten hebben financieren ook zorg voor jongeren, die in andere gemeenten wonen. 5. Kijkend naar de technische begroting en de resultaten van het plan van aanpak CJG Tiel zijn de kosten in balans met de resultaten.
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail: Datum:
Bijlagen:
Onderwijs & Welzijn Ellen Waalewijn 0344-637474
[email protected] 30 januari 2013
Achterweg 2, 4001 MV Tiel
Memo beantwoording raads- en commissie vragen
Postbus 6325, 4000 HH Tiel Telefoon: (0344) 637 111 Telefax:
(0344) 637 299
E-mail:
[email protected]
Internet: www.tiel.nl
Vraag: Onderwerp: Van wie: Datum: Planning: Raad / commissie: Afspraak / toezegging:
Overeenkomsten hulp bij het huishouden Dhr. Melissen e.a. 21-11-2012 Gemeenteraad Informatie wordt toegezegd
Antwoord: Portefeuillehouder: Datum Collegebehandeling: Antwoord:
H.A. Driessen 18-12-2012 Het tijdspad waarin de inkoop / bestuurlijke aanbesteding Hulp bij het huishouden (HH) heeft plaatsgevonden, evenals de in die tijd benodigde vertrouwelijkheid heeft de verstrekking van informatie aan uw raad bemoeilijkt. De door u uitgesproken zorgen en belang voor de kwaliteit van de in te kopen zorg hebben wij met u gedeeld. Vereiste kwaliteit en juiste bejegening van de doelgroep zijn onderwerpen die veel aandacht hebben gehad in de bespreking met de aanbieders van HH. Graag schets ik u het proces van de aanbesteding nog eens. Proces van aanbesteding Hulp bij het huishouden Na de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) moeten gemeenten ook de Hulp bij het huishouden (HH) aanbesteden. In 2009 vond de laatste Europese aanbesteding, volgens het Zeeuwse model, plaats. In de voorbije jaren is veel kennis en ervaring opgedaan. Het werd duidelijk dat HH valt onder de maatschappelijke dienstverlening. Dat betekent dat de verplichting om de HH opnieuw Europees aan te besteden niet meer aan de orde. Per 2013 liepen de contracten met de zorgaanbieders af. Om te komen tot nieuwe overeenkomsten kozen wij er, samen met de colleges van de 9 andere gemeenten in de Regio Rivierenland, voor om aan te besteden volgens de methode 'Bestuurlijk aanbesteden' . Waarom ‘Bestuurlijk aanbesteden’? Omdat Europees aanbesteden niet verplicht is, kozen wij voor een andere manier van ‘zaken doen’. Wij kozen voor bestuurlijk aanbesteden. Deze vorm van aanbesteden geeft veel mogelijkheden voor gemeenten en aanbieders om op een andere manier met elkaar om te gaan en elkaar te vinden in de markt. Partijen zijn continu met elkaar in gesprek, zowel tijdens als na het
aanbestedingsproces. Daarmee hadden alle partijen maximale uitwisseling van elkaars kennis, ervaring, wensen en belangen. Dit schept wederzijds vertrouwen naar de toekomst. Wij kunnen bij nieuwe aanbestedingen, zoals bijvoorbeeld nodig door de decentralisatie AWBZ, mogelijk gebruik maken van deze vorm van inkopen. Betrokkenheid Wmo-raad Wij hebben onze Wmo-raad vanaf de start van de aanbesteding betrokken. Wij nodigden alle Wmo-raden en ook gemeenteraden uit voor een informatiebijeenkomst over de aanbesteding op 5 juli 2012. Alle aanwezigen kregen informatie over het proces van bestuurlijk aanbesteden, de verschillende fasen, de verschillende rollen en verantwoordelijkheden en het tijdspad. Nadat de vakambtenaren de conceptovereenkomsten hadden beschreven, hebben wij de Wmo-raad gevraagd om een eerste reactie op de conceptovereenkomsten. De suggesties die de Wmo-raad deed, hebben we betrokken bij de gesprekken met de aanbieders en zo mogelijk verwerkt in de overeenkomsten. Resultaat van de aanbesteding Op 18 december hebben de colleges van alle deelnemende gemeenten ingestemd met de uitonderhandelde uurtarieven. Deze zijn scherp en liggen boven het basistarief. Daarmee voldoen wij aan de Wet Basistarieven. De nieuwe tarieven passen binnen onze meerjarenraming. Om de voortgang van de HH per 01-01-2013 te garanderen zijn de overeenkomsten vóór 1 januari 2013 ondertekend. Daarmee zijn we niet klaar! Verdere implementatie moet plaatsvinden en beheer van de overeenkomsten moet vorm krijgen. Afgesproken is dat wij met aanbieders / partners blijven praten over de ontwikkelingen in het sociale domein. Kwaliteit De gemeente Tiel heeft, net als de 9 andere gemeenten in de Regio Rivierenland, overeenkomsten gesloten met 14 aanbieders van HH. 8 van deze aanbieders zijn al langere tijd werkzaam in onze gemeente. De overige 6 aanbieders waren al actief in een of meerdere andere gemeenten in de Regio. Nieuwe aanbieders komen ook in aanmerking voor het aangaan van de overeenkomsten mits zij voldoen in de daarin gestelde criteria, waaronder die gericht op kwaliteit. Kwaliteit, m.n. gericht op het behalen van het beoogde resultaat een schoon en leefbaar huis van de cliënt en de tevredenheid van de cliënt over de inzet, het resultaat en de bejegening door de aanbieder en de ingezette hulpverlener, is een belangrijk onderdeel van het overleg geweest. In meerdere artikelen van de overeenkomsten is vast gelegd wat onder kwaliteit wordt verstaan en op welke wijze het monitoren daarvan plaats zal vinden. Cliënt tevredenheid maar ook tevredenheid van mantelzorgers dient door aanbieders periodiek onderzocht te worden. De resultaten van deze onderzoeken dienen de aanbieders bekend te maken. Omdat wij ook clienttevredenheidsonderzoeken doen is vergelijking van de resultaten mogelijk.
Om in aanmerking te komen voor de overeenkomsten moeten aanbieders voldoen aan diverse voorwaarden m.b.t. de kwaliteit. Zij dienen beschikken over een voor zijn branche geldend kwaliteitsborgingscertificaat, in ieder geval betrekking hebbende op zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening of een geldig ISO 9001:2008-certificaat of een gelijkwaardig bewijs of certificaat afgegeven door een geaccrediteerde instelling waaruit blijkt dat de aanbieder voldoet aan kwaliteitscriteria vervat in de hiervoor vermelde certificaten. De aanbieder dient tevens te bewijzen deze criteria te hebben geïmplementeerd in zijn organisatie. De cliënt kiest altijd zelf welke gecontracteerde aanbieder bij hem of haar de geïndiceerde hulp mag bieden. De aanbieders hebben er daarom des te meer belang bij goed werk te leveren. Beheer van de overeenkomsten Het beheer van de overeenkomsten is zeer van belang om de samenwerking en de geëiste kwaliteit op peil te houden. De overeenkomsten bevatten een aantal elementen die dit beheer vragen. Samen met de Regiogemeenten wordt thans een 'contractbeheer plan' opgesteld. Met vriendelijke groet, H.A. Driessen, Portefeuillehouder Wmo
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail: Datum:
Werk, Inkomen en Zorg Ronald Kool 0344 656 427
[email protected] 01-02-2013
Bijlagen: Overeenkomst inzake Communicatie- Overleg & Besluitvormingsstructuur Voorzieningenovereenkomst Hulp bij het huishouden Productomschrijving Hulp bij het huishouden
Datum: 3 oktober 2012 Versie 007 – Robbe, THG
Overeenkomst inzake Communicatie- Overleg & Besluitvormingsstructuur tussen Gemeenten genoemd op bijlage 1 en Dienstverleners genoemd op bijlage 1
1
2
DEZE OVEREENKOMST (de Overeenkomst) gaat in op 1 januari 2013, TUSSEN: 1.
Gemeente XXXXX, een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid gevestigd te XXXX (XXXXX), voor deze overeenkomst op grond van artikel 171 van de Gemeentewet vertegenwoordigd door de burgemeester, de heer/mevrouw. XXXX, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van ….(datum)…., ….(nummer) ….; en
2.
Gemeente XXXXX, een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid gevestigd te XXXX (XXXXX), voor deze overeenkomst op grond van artikel 171 van de Gemeentewet vertegenwoordigd door de burgemeester, de heer/mevrouw. XXXX, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van ….(datum)…., ….(nummer) ….; en
3.
Dienstverlener 1, een [entiteit] naar Nederlands recht, gevestigd te XXXX (Dienstverlener 1), en
4.
Voor zover van toepassing overige Gemeenten of Dienstverleners genoemd op bijlage 1.
De Overeenkomst noemt XXXXX, XXXXX, Dienstverlener 1 en overige Gemeenten of Dienstverleners gezamenlijk Partijen en ook separaat van elkaar een Partij. De Overeenkomst noemt XXXXX, XXXXX en overige Gemeenten gezamenlijk Gemeenten en ook separaat van elkaar een Gemeente. De Overeenkomst noemt Dienstverlener 1 en overige Dienstverleners gezamenlijk Dienstverleners en ook separaat van elkaar Dienstverlener. OVERWEGENDE DAT: (A)
De Gemeenten moeten en willen personen met beperkingen in hun zelfredzaamheid en hun maatschappelijke participatie compenseren (artikel 4 artikel 1 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)).
(B)
De Gemeenten moeten vanwege deze compensatieplicht verschillende Voorzieningen treffen.
(C)
De Gemeenten beschikken voor de realisatie en uitvoering van deze voorzieningen over wettelijke bevoegdheden, legitimiteit op basis van politieke besluitvorming en financiële middelen.
(D)
De Gemeenten laten deze voorzieningen zoveel mogelijk door derden verrichten (artikel 10 artikel 1 Wmo).
(E)
De Dienstverleners beschikken voor de realisatie en uitvoering van deze voorzieningen over posities in de lokale en regionale infrastructuur, integriteit, benodigd personeel, direct contact met personen genoemd onder (A) en benodigde deskundigheid en ervaring.
(F)
De Gemeenten en de Dienstverleners kennen, ook onderling, uiteenlopende belangen en doelstellingen, maar in ieder geval één gezamenlijk belang en doelstelling: het op efficiënte wijze realiseren van kwalitatief hoogwaardige voorzieningen om het doel genoemd onder (A) te bereiken.
(G)
De Partijen moeten en willen om de doelstelling genoemd onder (F) te behalen gebruik maken van elkaars middelen genoemd onder (C) en (E), wat hen alleen al in dit opzicht wederzijds afhankelijk maakt van elkaar.
(H)
De Partijen erkennen dat zowel nu als voor de toekomst verschillende onzekerheden bestaan met betrekking tot benodigde voorzieningen, benodigde inhoud van die voorzieningen, juridische en financiële mogelijkheden van voorzieningen, et cetera.
20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
3
(I)
De Partijen wensen vanwege de onzekerheden genoemd onder (H) vooraf vast te leggen hoe zij met elkaar omgaan in het geval van wijzigende omstandigheden die vragen om wijzigingen in voorzieningen en andere gemaakte afspraken.
(J)
De Partijen wensen gezien (I) een zo flexibel mogelijke werkrelatie met elkaar aan te gaan wat vraagt om een dynamische en modulaire opbouw van schriftelijk te sluiten overeenkomsten, waaronder deze Overeenkomst.
(K)
De Partijen staan gezien de gewenste flexibiliteit, dynamiek en modulariteit de toetreding van nieuwe Gemeenten en Dienstverleners toe, mits zij de inhoud van deze Overeenkomst volledig onderschrijven.
(L)
De Partijen achten het gezien de gewenste flexibiliteit, dynamiek en modulariteit evenzogoed mogelijk dat Gemeenten en Dienstverleners gedurende de looptijd van deze Overeenkomst niet langer willen deelnemen en zij dus moeten kunnen uittreden, waarbij oog moet zijn voor de belangen van alle Partijen, hun personeel en burgers (cliënten).
(M)
De Partijen stemmen binnen deze Overeenkomst op geen enkele wijze onderlinge gedragingen feitelijk of juridisch op elkaar af, anders dan nodig om duurzaam voorzieningen te ontwikkelen, uit te voeren en om deze aan te bieden aan burgers (cliënten).
(N)
Gezien hetgeen gesteld onder (M) maken Dienstverleners dus op geen enkele wijze gebruik van prijsafspraken of andere verdelingsmechanismen van de markt, noch maken zij misbruik van mogelijke economische machtsposities bij het uitvoeren van taken en verantwoordelijkheden die onder deze Overeenkomst vallen.
HIEROM komen Partijen overeen als volgt:
20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
4
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave.................................................................................................................................................................... 4 1.
Begrippen .................................................................................................................................................................... 5
2.
Voorwerp van de overeenkomst .................................................................................................................................. 5
3.
Duur van de overeenkomst ......................................................................................................................................... 5
4.
Uitgangspunten voor de samenwerking ...................................................................................................................... 5
5.
Criteria voor deelname Dienstverleners ...................................................................................................................... 6
6.
Strategisch overleg...................................................................................................................................................... 7
7.
Tactisch overleg .......................................................................................................................................................... 8
8.
Operationeel overleg ................................................................................................................................................... 8
9.
Voorzieningenovereenkomst ..................................................................................................................................... 10
10.
Geschillen................................................................................................................................................................ 10
11.
Sanctiemogelijkheden Gemeenten.......................................................................................................................... 10
Bijlage 1: Overzicht Gemeenten en Dienstverleners ......................................................................................................... 12 Bijlage 2: Eigen verklaring artikel 5.4 ................................................................................................................................ 13 Bijlage 3: Toelatingsovereenkomst nieuwe Dienstverleners ............................................................................................. 14
20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
5
1.
BEGRIPPEN
1.1
Dienstverlener: een entiteit die zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening aanbiedt aan burgers van één of meer Gemeenten.
1.2
Voorziening: maatregel met als doel burgers, woonachtig binnen de deelnemende Gemeenten, effectief en efficiënt te compenseren voor die beperkingen die zij ondervinden in hun zelfredzaamheid en hun maatschappelijke participatie.
1.3
Voorzieningenovereenkomst: Overeenkomst met daarin afspraken tussen een of meer Gemeenten en een of meer Dienstverleners over de invulling van een Voorziening.
2.
VOORWERP VAN DE OVEREENKOMST
2.1
COB structuur: De instelling van een Communicatie- Overleg en Besluitvormingsstructuur tussen Partijen vormt het voorwerp van deze Overeenkomst. Deze structuur leidt tot en stuurt aan Voorzieningenovereenkomsten.
2.2
Doel: de COB structuur, bij deze Overeenkomst ingesteld, moet leiden tot voorzieningen vastgelegd in Voorzieningenovereenkomsten.
2.3
Systeemontwikkeling: Partijen streven met de COB structuur en de Voorzieningenovereenkomsten maatschappelijke effecten na. Per Voorzieningenovereenkomst werken Partijen op basis van een 0-meting toe naar een systeem van resultaatsturing (ook wel aangeduid als “outcome-sturing”). Het eerste jaar spreken partijen nader af hoe deze nul-meting vorm wordt gegeven.
3.
DUUR VAN DE OVEREENKOMST
3.1
Looptijd: Deze Overeenkomst kent een looptijd van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020 (acht jaar).
3.2
Opzeggen: Een Gemeente of een Dienstverlener kan deelname aan deze Overeenkomst schriftelijk opzeggen, waarbij deze een termijn van zes maanden in acht moet nemen. Als een Gemeente of Dienstverlener van deze mogelijkheid gebruik maakt, treedt deze per direct in overleg met de resterende Partijen over de (mogelijke) overname van verplichtingen, zoals personeel en cliënten, voortvloeiende uit de Voorzieningenovereenkomsten waaraan zij deelneemt.
3.3
Overdracht: Dienstverleners verplichten zich ertoe dat bij de overdracht van hun onderneming aan een derde, of bij overdracht van de zeggenschap over hun onderneming aan een derde, of bij overdracht van de activiteiten zoals in deze Overeenkomst of een Voorzieningenovereenkomst beschreven aan een derde, dat die derde de rechten en verplichtingen zoals vastgelegd in deze Overeenkomst en de Voorzieningenovereenkomst ongewijzigd overneemt.
3.4
Direct opzeggen: Mocht tijdens de looptijd van de Overeenkomst blijken dat een Dienstverlener niet meer voldoet aan de in deze Overeenkomst en die in de Voorzieningenovereenkomst(en) gestelde voorwaarden, dan behouden de Gemeenten zich het recht voor deze Dienstverlener van deelname aan de Overeenkomst eenzijdig en per direct uit te sluiten door bij buitenrechtelijke verklaring de Overeenkomst met die Partij te ontbinden. De Gemeenten zijn in die situatie geen schadevergoeding of vergoeding van andere kosten verschuldigd.
3.5
Nieuwe Partijen: Gedurende de looptijd van de Overeenkomst kunnen nieuwe Gemeenten en Dienstverleners zich aanmelden. Gemeenten kunnen deelname van Dienstverleners aan deze Overeenkomst alleen ontzeggen als die Dienstverleners niet kunnen aantonen te voldoen aan de voorwaarden die in deze Overeenkomst zijn vastgesteld.
4.
UITGANGSPUNTEN VOOR DE SAMENWERKING
4.1
Goede trouw: Partijen komen overeen dat zij bij het uitvoeren van taken en verplichtingen op basis van deze Overeenkomst en de daaruit voortkomende Voorzieningenovereenkomst altijd te goeder trouw zullen handelen.
4.2
Basis: Partijen erkennen en komen overeen dat het compenseren van burgers, woonachtig in de deelnemende Gemeenten, die beperkingen ondervinden in hun zelfredzaamheid en hun maatschappelijke participatie de basis vormt voor zowel deze Overeenkomst als de daaruit voortkomende Voorzieningenovereenkomst. Partijen 20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
6
streven vanwege die compensatie een cultuur van wederzijdse professionaliteit na. Zij doen alles wat de andere deelnemende Partijen mogen verwachten voor succesvolle compensatie van de genoemde burgers. 4.3
Documentatie: Elke Gemeente en elke Dienstverlener verklaart door ondertekening van deze Overeenkomst dat zij/hij documentatie met betrekking tot deze Overeenkomst en daaruit voortkomende Voorzieningenovereenkomst zal bewaren conform geldende standaarden, waaronder die voor accountancy (voor zover relevant).
4.4
Verklaring: Elke Dienstverlener verklaart door ondertekening van deze Overeenkomst dat zij: (a) een zakelijke of andere doelstelling of verbintenis waarvan zij redelijkerwijze kan verwachten dat deze het voorwerp van deze Overeenkomst of een daaruit voortkomende Voorzieningenovereenkomst geweld aan kan doen, volledig openbaar maakt aan de deelnemende Gemeenten. (b) op aangeven van één of meer Gemeenten binnen veertien kalenderdagen de informatie genoemd in artikel 4.3 zal overhandigen. Het overhandigen van informatie die wettelijk of anderszins juridisch geheim is verklaard hoeft een Dienstverlener nooit te overhandigen.
4.5
No blame: Partijen committeren zich aan een “no blame” cultuur voor wat betreft conflicten, geschillen, vergissingen, wanprestaties, slechte prestaties en andere zaken die zich kunnen voordoen. Zij committeren zich aan het direct en wederzijds oplossen van conflicten en geschillen binnen het raamwerk dat deze Overeenkomst instelt.
5.
CRITERIA VOOR DEELNAME DIENSTVERLENERS
5.1
Uitsluitingscriteria: Gemeenten sluiten een Dienstverlener uit van deelname aan deze Overeenkomst als één of meer van de onderstaande criteria van toepassing zijn. (a) De Dienstverlener is bij een onherroepelijk vonnis of arrest veroordeelt op grond van artikel 140, 177, 177a, 178, 225, 226, 227, 227a, 227b of 323a, 328ter, tweede artikel, 416, 417, 417bis, 420bis, 420ter of 420quater van het Wetboek van Strafrecht. (b) De Dienstverlener verkeert in staat van faillissement of van liquidatie, Dienstverleners werkzaamheden zijn gestaakt, tegenover Dienstverlener geldt surséance van betaling of een akkoord of Dienstverlener verkeert in een andere vergelijkbare toestand. (c) Tegen de Dienstverlener is faillissement of liquidatie aangevraagd of tegen de Dienstverlener is een procedure van surséance van betaling of akkoord aanhangig gemaakt. (d) Tegen de Dienstverlener is een rechterlijke uitspraak met kracht van gewijsde gedaan, waarbij een delict is vastgesteld dat in strijd is met zijn beroepsgedragsregels. (e) De Dienstverlener heeft in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout begaan, vastgesteld op een grond die een deelnemende Gemeente of Dienstverlener aannemelijk kan maken. (f) De Dienstverlener heeft niet aan zijn verplichtingen voldaan ten aanzien van de betaling van de sociale zekerheidsbijdragen. (g) De Dienstverlener heeft niet voldaan aan zijn verplichtingen ten aanzien van de betaling van zijn belastingen. (h) De Dienstverlener heeft zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de inlichtingen die Partijen bij toetreding tot deze Overeenkomst kunnen verlangen, of die inlichtingen niet heeft verstrekt.
5.2
Handelsregister: Gemeenten sluiten een Dienstverlener uit van deelname aan deze Overeenkomst als hij niet staat ingeschreven in het Handelsregister.
5.3
Kwaliteitsborging: Gemeenten sluiten een Dienstverlener uit van deelname aan deze Overeenkomst als hij niet beschikt over maatregelen om de kwaliteit van zijn werkzaamheden te borgen.
5.4
Eigen verklaring: Voor wat betreft artikel 5.1 kan de Dienstverlener die deelname aan de Overeenkomst verzoekt aantonen dat de daar genoemde uitsluitingscriteria niet op hem van toepassing zijn, door het insturen van bijlage 2 bij deze Overeenkomst. Gemeenten behouden zich het recht voor, alvorens de Dienstverlener
20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
7
toe te laten tot de Overeenkomst, daadwerkelijk te toetsen of de genoemde uitsluitingscriteria niet op Dienstverlener van toepassing zijn. 5.5
Vooraf en tussentijds toetsen 1: Gemeenten kunnen bij vermoedens dat één van de criteria genoemd in artikel 5.1 van toepassing is op een deelnemende Dienstverlener, daadwerkelijk toetsen of de die criteria niet op Dienstverlener van toepassing zijn. Als de criteria van toepassing zijn geldt artikel 3.4.
5.6
Documenten 1: Gemeenten kunnen de volgende documenten opvragen bij de Dienstverlener, die de Dienstverlener zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen zestig kalenderdagen dient te overleggen, in het geval Gemeenten tot toetsing willen overgaan zoals genoemd in artikel 5.4 en 5.5: (a) Voor artikel 5.1 sub a en c kunnen zij een recente Verklaring Omtrent Gedrag rechtspersonen verlangen. (b) Voor artikel 5.1 sub b en d kunnen zij een uitreksel van de griffie van de Rechtbank verlangen. (c) Voor artikel 5.1 sub f en g kunnen zij een verklaring van de Belastingdienst verlangen.
5.7
Documenten 2: Voor wat betreft artikel 5.3 kan de Dienstverlener die deelname aan de Overeenkomst verzoekt aantonen dat hij voldoet, door het insturen van: (a) of een voor zijn branche geldend kwaliteitsborgingscertificaat, in ieder geval betrekking hebbende op zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening. (b) of een geldig ISO 9001:2008-certificaat met daarbij een bewijs van implementatie van additionele normen die gelden voor zijn branche, in ieder geval betrekking hebbende op zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening. (c) of een gelijkwaardig bewijs of certificaat afgegeven door een geaccrediteerde instelling, niet zijnde de onder a. en b. genoemde certificaten, waaruit blijkt dat de Dienstverlener voldoet aan kwaliteitscriteria vervat in de certificaten genoemd onder a. of b. De Dienstverlener dient tevens te bewijzen deze criteria te hebben geïmplementeerd in zijn organisatie.
5.8
Voorwaardelijke toelating: Gemeenten laten een Dienstverlener die niet conform artikel 5.7 kan aantonen te voldoen aan artikel 5.3 voorwaardelijk deelnemen aan de Overeenkomst. Op de betreffende Dienstverlener rust de verplichting binnen 6 maanden na de ingangsdatum van deelname aan de Overeenkomst aan te tonen alsnog conform artikel 5.7 te kunnen voldoen aan artikel 5.3. Is dat niet het geval, dan ontzeggen Gemeenten alsnog Dienstverlener deelname aan de Overeenkomst.
5.9
Tussentijds toetsen 2: Gemeenten kunnen bij vermoedens dat een Dienstverlener niet langer voldoet aan het gestelde in artikel 5.3 hem verzoeken alsnog conform artikel 5.6 en 5.7 aan te tonen dat hij voldoet. Voldoet de Dienstverlener niet, dan geldt artikel 3.4.
6.
STRATEGISCH OVERLEG
6.1
Strategisch overleg: Partijen wijzen binnen hun organisatie een persoon aan die deelneemt aan het Strategisch overleg. Deze persoon moet op basis van wetgeving, statuten of anderszins rechtsgeldig bevoegd zijn deze organisatie te vertegenwoordigen. Ook wijzen zij voor deze persoon een vervanger aan.
6.2
Voorzitter: De voorzitter van een Strategisch overleg is altijd een wethouder en de secretaris altijd een medewerker van een van de Gemeenten.
6.3
Namen: De namen, functienummers en functies van de personen bedoeld in artikel 1 staan opgenomen op bijlage 1.
6.4
Bijeenkomsten: Het Strategisch overleg kent geen verplichte bijeenkomsten. Het kan bij elkaar komen op uitnodiging van één of meer Partijen. Deelname is ook dan niet verplicht.
6.5
Doelstelling: Bijeenkomsten van het Strategisch overleg hebben tot doel een uitwisseling van kennis en ideeën over huidige en toekomstige ontwikkelingen relevant voor de duurzame ontwikkeling en uitvoering van zorg, maatschappelijke en aanpalende dienstverlening, voor die uitvoering door Dienstverleners en voor de gemeentelijke compensatieplicht.
6.6
Besluitvorming: De personen genoemd onder artikel 1 besluiten afzonderlijk van elkaar en volgens de procedures die gelden binnen de eigen organisatie: a.
op voorstellen die het Tactisch overleg doet voor aanpassingen van deze Overeenkomst. 20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
8
b.
op voorstellen die een Operationeel overleg doet voor het instellen van nieuwe of het aanpassen van bestaande Voorzieningenovereenkomsten, als een Partij daaraan deelneemt of wil deelnemen.
6.7
Onvoorzien: Doen zich onverwachte ontwikkelingen voor in de besluitvorming dan doen voornoemde personen daarvan direct mededeling aan elkaar.
7.
TACTISCH OVERLEG
7.1
Tactisch overleg: Partijen wijzen binnen hun organisatie een persoon aan die deelneemt aan het Tactisch overleg. Ook wijzen zij binnen hun organisatie een vervanger voor deze persoon aan.
7.2
Namen: De namen, functienummers en functies van de personen bedoeld in artikel 7.1 staan in bijlage 1.
7.3
Voorzitter: Een van de Gemeenten levert een voorzitter en een secretaris van het Tactisch overleg.
7.4
Bijeenkomsten: Het Tactisch overleg kent geen verplichte bijeenkomsten. Het kan bij elkaar komen op uitnodiging van één of meer Partijen. Deelname is ook dan niet verplicht. De voorzitter en secretaris dragen zorg voor de organisatie van een bijeenkomst van het Tactisch overleg.
7.5
Samenstelling: Het Tactisch overleg bestaat uit maximaal tien deelnemers, Gemeenten niet meegerekend. Indien meer dan tien Dienstverleners deelnemen aan deze Overeenkomst, dan gelden de volgende regels voor samenstelling van het Tactisch overleg: a. Aan het Tactisch overleg neemt in ieder geval een vertegenwoordiger deel van de groep ZZP’ers. Als de ZZP’ers niet zelf een vertegenwoordiger benoemen, benoemen Gemeenten deze; b. Aan het Tactisch overleg neemt in ieder geval een vertegenwoordiger deel van de groep organisaties met minder dan 100 werknemers in Regio Rivierenland. Als de groep organisaties niet zelf een vertegenwoordiger benoemen, benoemen Gemeenten deze; c. De overige acht deelnemers aan het Tactisch overleg betreffen de Dienstverleners die achtereenvolgens het grootste volume aan burgers van Gemeenten bedienen voor wat betreft de onderliggende Voorzieningenovereenkomsten.
7.6
Internet: Partijen die niet mogen deelnemen aan het Tactisch overleg kunnen de voortgang en alle relevante documenten, waaronder notulen, ophalen via een door Gemeenten te openen website.
7.7
Bevoegdheid: Het Tactisch overleg is bevoegd om concrete voorstellen uit te werken voor verbetering, aanpassing of verwijdering van (delen van) deze Overeenkomst. Alle aan de Overeenkomst deelnemende Partijen verplichten zich ertoe een schriftelijke bijdrage te leveren aan dergelijke voorstellen. Deze kan bestaan uit een simpel “akkoord” of tekstuele wijzigingen, maar mogen dus ook op de inhoud betrekking hebben. Partijen die geen bijdrage leveren worden geacht akkoord te gaan met de voortgang van het Tactisch overleg en de besluitvorming daarbinnen. Voorzitter en secretaris dragen er zorg voor dat alle Partijen schriftelijk hun bijdrage (kunnen) leveren en kennis kunnen nemen van elkaars bijdragen door het instellen van de website genoemd onder het vorige artikel.
7.8
Uitgewerkt: Partijen merken een voorstel pas aan als “uitgewerkt” als alle deelnemers aan het Tactisch overleg met het voorstel akkoord kunnen gaan (stemmen bij unanimiteit).
7.9
Stemming: Als op basis van de stemming genoemd onder artikel 7.8 geen unanimiteit bestaat, kunnen Gemeenten besluiten het voorstel alsnog als “uitgewerkt” aan te merken.
8.
OPERATIONEEL OVERLEG
8.1
Operationeel overleg: De Gemeenten stellen voor een specifieke (voorgestelde) Voorzieningenovereenkomst een Operationeel overleg in. Bijvoorbeeld een Operationeel overleg “huishoudelijke diensten, voorziening en ondersteuning”. Dienstverleners kunnen aan de Gemeenten voorstellen doen voor een Voorzieningenovereenkomst en het instellen van een Operationeel overleg.
8.2
Uitnodiging: De Gemeenten nodigen Dienstverleners voor deelname aan een Operationeel overleg uit. Dienstverleners kunnen daarnaast op eigen initiatief vragen deel te nemen aan een Operationeel overleg. Alleen Dienstverleners die de Voorziening uitvoeren, gaan uitvoeren of wensen uit te voeren mogen deelnemen aan een Operationeel overleg. Gemeenten kunnen besluiten in het kader van afstemming op andere
20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
9
Voorzieningen, maar ook op basis van efficiëntie, Dienstverleners incidenteel of structureel uit te nodigen of toe te laten tot een Operationeel overleg. 8.3
Deelname: Partijen wijzen binnen hun organisatie een persoon aan die deelneemt aan het Operationeel overleg. Ook wijzen zij binnen hun organisatie een vervanger voor deze persoon aan.
8.4
Voorzitter: De voorzitter en de secretaris van het Tactisch overleg treden op als voorzitter en secretaris van een Operationeel overleg. Zij kunnen hun taken overdragen aan andere medewerkers van een van de Gemeenten.
8.5
Bijeenkomst: Een Operationeel overleg komt minimaal twee keer per jaar bij elkaar, of zoveel meer als Partijen noodzakelijk achten. De voorzitter en secretaris dragen zorg voor de organisatie van het Operationeel overleg. Fysieke deelname aan het Operationeel overleg is niet verplicht. Wel geldt de verplichting in ieder geval een schriftelijke bijdrage te leveren aan de agendapunten die de voorzitter minimaal twee weken voorafgaand aan een Operationeel overleg onder de Partijen verspreidt. Ook geldt voor elke Dienstverlener de verplichting om op verzoek van de Gemeenten informatie aan te leveren over het eigen dienstenaanbod voor de in Regio Rivierenland geldende Sociale Kaarten en deze actueel te houden.
8.6
Samenstelling: Het Operationeel overleg bestaat uit maximaal tien deelnemers, Gemeenten niet meegerekend. Indien meer dan tien Dienstverleners deelnemen aan deze Overeenkomst, dan gelden de volgende regels voor samenstelling van het Operationeel overleg: a. Aan het Operationeel overleg neemt in ieder geval een vertegenwoordiger deel van de groep ZZP’ers. Als de ZZP’ers niet zelf een vertegenwoordiger benoemen, benoemt Gemeenten deze; b. Aan het Operationeel overleg neemt in ieder geval een vertegenwoordiger deel van de groep organisaties met minder dan 100 werknemers in Regio Rivierenland. Als de groep organisaties niet zelf een vertegenwoordiger benoemen, benoemt Gemeenten deze; c. De overige acht deelnemers aan het Operationeel overleg betreffen de Dienstverleners die achtereenvolgens het grootste volume aan burgers van Gemeenten bedienen voor wat betreft de Voorzieningenovereenkomst.
8.7
Internet: Partijen die niet mogen deelnemen aan het Operationeel overleg kunnen de voortgang en alle relevante documenten, waaronder notulen, ophalen via een door de Gemeenten te openen website
8.8
Agendering: Elke Partij kan tot uiterlijk tweeënhalve week voor een Operationeel overleg bij de voorzitter en de secretaris agendapunten aandragen. Deze agendapunten moeten in ieder geval vermelden of en welke Voorziening zij betreffen, wat en waarom de Partij deze punten wil bespreken en wat de Partij van de andere Partijen in het Operationeel overleg met betrekking tot deze punten verwacht.
8.9
Uitwerking: Een Operationeel overleg is bevoegd om concrete voorstellen uit te werken voor verbetering, aanpassing of verwijdering van (delen van) de Voorzieningenovereenkomst waar zij betrekking op heeft. Partijen merken een voorstel aan als “uitgewerkt” als alle deelnemers aan het Operationeel overleg met het voorstel akkoord kunnen gaan (stemmen bij unanimiteit).
8.10
Veto: Als op basis van de stemming genoemd onder artikel 8.9 geen unanimiteit bestaat, kunnen Gemeenten besluiten het voorstel alsnog als “uitgewerkt” aan te merken.
8.11
Uitgewerkt: Het Operationeel overleg legt voorstellen die zijn aangemerkt als “uitgewerkt” voor besluitvorming voor aan het Strategisch overleg.
8.12
Projectoverleg: Om tot de uitwerking van een concreet voorstel te komen kan het Operationeel overleg besluiten tot het instellen van een Projectoverleg. Eén of meerdere Projectoverleggen kunnen één of meerdere onderdelen van een voorstel uitwerken.
8.13
Besluitvorming: De bevoegdheid tot het uitwerken van voorstellen in artikel 8.9 laat de individuele bevoegdheden tot beleids- en besluitvorming van deelnemende Partijen onverlet.
8.14
Individueel overleg: Individuele partijen en individuele gemeenten kunnen met elkaar zaken kunnen bespreken zolang dit niet de reikwijdte van de overeenkomst strekt.
20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
10
9.
VOORZIENINGENOVEREENKOMST
9.1
Instelling: Als één of meer Gemeenten en één of meer Dienstverleners op basis van deze Overeenkomst tot overeenstemming komen voor de instelling van een bepaalde Voorziening, dan sluiten zij daarvoor een afzonderlijke overeenkomst met de naam “Voorzieningenovereenkomst [naam voorziening]”.
9.2
Inhoud: De overeenkomst genoemd in artikel 9.1 kent in ieder geval de volgende bepalingen: (a) na(a)m(en) van de deelnemende Gemeente(n). (b) na(a)m(en) van de deelnemende Dienstverlener(s). (c) welke burgers onder welke voorwaarden in aanmerking komen voor de Voorziening. (d) activiteiten die de Dienstverlener(s) gaat of gaan uitvoeren en/of prestaties die de Dienstverlener(s) gaat of gaan leveren. (e) activiteiten die de Gemeente(n) gaat of gaan uitvoeren en/of de prestaties die de Gemeente(n) gaat of gaan leveren. (f) kritische succesfactoren van de Voorziening. (g) kritische faalfactoren van de Voorziening. (h) wijze van monitoring van activiteiten en/of prestaties. (i) wijze van financiering van de Voorziening en wijze van betalen. (j) looptijd van de voorziening. (k) indien nodig en gewenst, overige bepalingen.
9.3
Bewaren: De overeenkomsten waarbij Partijen de Voorzieningen instellen bewaren zij als bijlage bij deze Overeenkomst. Overige documentatie met rechtsgevolgen voor een Voorzieningenovereenkomst bewaren zij eveneens in de bijlage bij deze Overeenkomst.
10.
GESCHILLEN
10.1
Rechter als ultimum remedium: In lijn met artikel 4.5 komen Partijen overeen dat zij alvorens gebruik te maken van een gang naar de rechter bij het ontstaan van conflicten of geschillen bij de uitvoering van deze Overeenkomst of daaruit voortkomende Voorzieningenovereenkomsten, zij eerst onderling in overleg zullen treden om deze conflicten en geschillen op te lossen. In uiterste gevallen kunnen Partijen vervolgens gebruik maken van mediation, waarbij de partijen die een conflict met elkaar hebben de kosten daarvan naar rato dragen. Leiden onderling overleg en/of mediation niet binnen 4 weken tot een oplossing van het conflict of geschil, dan staat een gang naar de rechter open.
10.2
Bevoegde rechter: Partijen leggen conflicten en geschillen voor aan de bevoegde rechter in Arnhem.
11.
SANCTIEMOGELIJKHEDEN GEMEENTEN
11.1
Opschorting: Gemeenten hebben de bevoegdheid de deelname van een Dienstverlener aan deze Overeenkomst op te schorten, als blijkt dat de Dienstverlener niet aan de voorwaarden van deze Overeenkomst voldoet.
11.2
Gevolg: In het geval de Gemeenten gebruik maken van hun recht van opschorting zoals genoemd onder artikel 11.1, ontzeggen zij de Dienstverlener de deelname aan het Strategisch overleg, het Tactisch overleg en het Operationeel overleg. Daarnaast is de Dienstverlener verplicht om binnen drie maanden aan te tonen dat hij weer aan de voorwaarden voldoet.
11.3
De Gemeenten heffen de opschorting van deelname conform 11.1 op zodra de Dienstverlener heeft aangetoond weer te voldoen.
11.4
De Gemeenten hebben de bevoegdheid de deelname van een Dienstverlener aan deze Overeenkomst direct op te zeggen conform artikel 3.4: (a) als de Dienstverlener niet conform 11.2 binnen drie maanden weer aan de voorwaarden voldoet. (b) als de Gemeenten tweemaal gebruik maken van de bevoegdheid tot opschorting zoals genoemd in 11.1. 20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
11
Een verzoek tot deelname aan deze Overeenkomst van deze Dienstverlener zal gedurende twee jaar niet door de Gemeenten in behandeling worden genomen, daar zij in dat geval een beroep doen op artikel 5.1 sub e (ernstige fout).
OP DEZE WIJZE kwamen de Partijen tot de Overeenkomst, getekend op de datum van ondertekening. XXXXX
XXXXX
________________________
________________________
XXXXX
XXXXX
Burgemeester
Burgemeester
Datum:
Datum:
20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
12
BIJLAGE 1: OVERZICHT GEMEENTEN EN DIENSTVERLENERS Separaat bijgevoegd.
20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
13
BIJLAGE 2: EIGEN VERKLARING ARTIKEL 5.4 Deze bijlage betreft een door Dienstverleners aan te leveren model voor een eigen verklaring waarmee zij kunnen aangeven in ieder geval niet te voldoen aan de uitsluitingscriteria uit artikel 4 artikel 1. Nr.
Criterium voor uitsluiting
a.
Tegen Dienstverlener is bij een onherroepelijk vonnis of arrest een veroordeling uitgesproken op grond van artikel 140, 177, 177a, 178, 225, 226, 227, 227a, 227b of 323a, 328ter, tweede artikel, 416, 417, 417bis, 420bis, 420ter of 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
b.
Dienstverlener verkeert in staat van faillissement of van liquidatie, Dienstverleners werkzaamheden zijn gestaakt, tegen Dienstverlener geldt surseance van betaling of een akkoord.
c.
Tegen Dienstverlener is faillissement of liquidatie aangevraagd of tegen Dienstverlener is een procedure van surseance van betaling of akkoord aanhangig gemaakt.
d.
Tegen Dienstverlener is een rechterlijke uitspraak met kracht van gewijsde gedaan, waarbij een delict is vastgesteld dat in strijd is met zijn beroepsgedragsregels.
e.
Dienstverlener heeft in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout begaan, vastgesteld op een grond die een Partij aannemelijk kan maken.
f.
Dienstverlener heeft niet aan zijn verplichtingen voldaan ten aanzien van de betaling van de sociale zekerheidsbijdragen.
g.
Dienstverlener heeft niet voldaan aan zijn verplichtingen ten aanzien van de betaling van zijn belastingen.
h.
Dienstverlener heeft zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de inlichtingen die kunnen worden verlangd, of die inlichtingen niet heeft verstrekt.
Ondergetekende verklaart dat de bovengenoemde uitsluitingsgronden niet op hem van toepassing zijn: Naam onderneming:
___________________________________
Rechtsgeldig vertegenwoordiger:
___________________________________
Datum:
___________________________________
Plaats:
___________________________________
Handtekening:
___________________________________
20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
14
BIJLAGE 3: TOELATINGSOVEREENKOMST NIEUWE DIENSTVERLENERS Toelatingsovereenkomst voor toetreding tot de overleg- en communicatiestructuur en onderliggende Voorzieningenovereenkomst. De Gemeenten laten de Dienstverlener die deze Toelatingsovereenkomst ondertekent toe tot de “Overeenkomst voor het instellen van een duurzame overleg- en communicatiestructuur voor de ontwikkeling en uitvoering van voorzieningen voor zorg, maatschappelijke en aanpalende dienstverlening” van XXXXX op basis van artikel 3 artikel 5. De Gemeenten laten de Dienstverlener voorts toe tot de volgende onderliggende Voorzieningenovereenkomst, zoals ingesteld bij artikel 10 van voornoemde overeenkomst, wat hen het recht geeft op levering van die Voorzieningen: Nr.
Voorziening
1.
Hulp bij het huishouden
Een ondertekend exemplaar van deze Toelatingsovereenkomst voegen de Gemeenten als bijlage toe aan de “Overeenkomst voor het instellen van een duurzame overleg- en communicatiestructuur voor de ontwikkeling en uitvoering van voorzieningen voor zorg, maatschappelijke en aanpalende dienstverlening”. De Gemeenten stellen andere Dienstverleners die deelnemen aan die Overeenkomst in kennis van de toetreding van de Dienstverlener. Naam Dienstverlener:
___________________________________
Rechtsgeldig vertegenwoordiger:
___________________________________
Datum:
___________________________________
Plaats:
___________________________________
Handtekening:
___________________________________
20121003 COB Overeenkomst versie 007.doc
Productomschrijving Hulp bij het huishouden Onder maatschappelijke ondersteuning verstaan wordt: Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. (artikel 1 lid 1 sub g onder 6 van de wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Onder voorziening huishoudelijke verzorging wordt verstaan: Het ondersteunen bij of overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon of van diens leefeenheid. (artikel 1 lid 1 onder h Wmo) Bij de doorontwikkeling van de Wmo heeft dat er toe geleid dat de aan deze artikelen gerelateerde compensatieplicht, zoals beschreven in artikel 4 van de Wmo, de volgende resultaten dient na te streven: · Iedere burger kan wonen in een schoon en leefbaar huis; · Iedere burger kan beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; · Iedere burger kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. De resultaten willen wij bereiken met de inzet van de voorziening hulp bij het huishouden. De inzet van hulp is begrensd. Compensatieplicht versus eigen verantwoordelijkheid De Wmo legt aan gemeenten de plicht op mensen met beperkingen dusdanig te compenseren dat de in de inleiding genoemde resultaten behaald kunnen worden. Indicatiestelling Gemeente moet maatwerk verrichten in de indicatiestelling. In het keukentafelgesprek zal altijd een afweging gemaakt moeten worden of de oplossing of de voorziening ook passend is bij de persoon en zijn behoeften. Aspecten zoals het aantal personen binnen de leefeenheid en soort woning kunnen in de indicatie meegenomen worden, net als de eigen kracht (wat kan de aanvrager zelf nog), wat kan het netwerk overnemen. Gebruikelijke ondersteuning Gebruikelijke ondersteuning is ‘’ de normale, dagelijkse ondersteuning die partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Hiermee wordt bij de indicatiestelling rekening gehouden. Het uitgangspunt is dat een leefeenheid zelf verantwoordelijk is voor het eigen huishouden, de eigen gezondheid, levensstijl en de wijze waarop het huishouden wordt gevoerd. Huisgenoten nemen daarom de huishoudelijke taken over, die de cliënt zelf niet (meer) uit kan voeren (de gebruikelijke ondersteuning). Gebruikelijke ondersteuning gaat vóór op huishoudelijke ondersteuning in het kader van de wmo. Algemeen gebruikelijke voorziening Wat een algemeen gebruikelijke voorziening is, is aan de tijdgeest onderhevig. De definitie in de verordening geeft aan dat het gaat om voorzieningen, die niet specifiek
1
voor mensen met een beperking zijn bedoeld (gemaksvoorzieningen), in de reguliere handel (geen zorgwinkels) verkrijgbaar zijn. Product: Hulp Bij het Huishouden Zoals beschreven in de indicatiestelling is afhankelijk van de situatie hoeveel uren hulp er gegeven gaat worden. Hulp bij het huishouden wordt als volgt gedefinieerd: Hulp bij het huishouden omvat het, op basis van een indicatiestelling, door of in opdracht van de gemeente, op grond van de compensatieplicht als bedoelt in artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, ondersteunen bij het overnemen van activiteiten die bijdragen aan het behalen van het voornoemde resultaat: wonen in een schoon en leefbaar huis. Hulp bij het huishouden wordt verdeeld in twee categorieën. In de twee categorieën kunnen de volgende huishoudelijke werkzaamheden geïndiceerd worden. Wat er geïndiceerd wordt uit onderstaande werkzaamheden is per gemeente verschillend. Categorie 1: huishoudelijke werkzaamheden (HH1) · · · · ·
Boodschappen voor het dagelijks leven doen; Maaltijd verzorging: bereiden broodmaaltijd / warme maaltijd; Schoonmaken van woonruimte, slaapruimte, sanitair, keuken, hal; Verzorging kleding/ linnengoed; Bed verschonen;
Categorie 2: huishoudelijke werkzaamheden (HH2) Alle werkzaamheden vallend onder HH1, aangevuld met: · · ·
Huishoudelijke spullen in orde brengen; Lichte administratieve werkzaamheden; Organisatie huishoudelijke taken;
2
Datum: 20 november 2012 Versie 009.1 – Robbe, THG
Voorzieningenovereenkomst Hulp bij het huishouden tussen Gemeente XXXXX en Dienstverlener 1
1
2
DEZE OVEREENKOMST VOORZIENING HULP BIJ HET HUISHOUDEN (de Voorzieningenovereenkomst) gaat in op 1 januari 2013, TUSSEN: 1.
Gemeente XXXXX, een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid gevestigd te XXXX (XXXXX), voor deze overeenkomst op grond van artikel 171 van de Gemeentewet vertegenwoordigt door de burgemeester, de heer/mevrouw. XXXX, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van ….(datum)…., ….(nummer) ….; en
2.
Dienstverlener 1, een entiteit naar Nederlands recht, gevestigd te XXXX (Dienstverlener 1).
3.
Indien van toepassing, andere Dienstverleners genoemd op bijlage 1.
De Voorzieningenovereenkomst noemt XXXXX, Dienstverlener 1 en indien van toepassing andere Dienstverleners gezamenlijk Partijen en ook separaat van elkaar een Partij. De Voorzieningenovereenkomst noemt Dienstverlener 1 en indien van toepassing andere Dienstverleners gezamenlijk Dienstverleners en ook separaat Dienstverlener. OVERWEGENDE DAT: (A)
Partijen een Voorziening willen instellen.
(B)
Partijen daartoe gebruik maken van artikel 9 lid 1 van de tussen hen gesloten COB Overeenkomst.
HIEROM komen Partijen overeen als volgt:
1.
BEGRIPPEN
1.1
Cliënt: Een inwoner van de Gemeente die toegang heeft tot de voorziening Hulp bij het huishouden;
1.2
COB overeenkomst: Voorliggende overeenkomst voor het instellen van Communicatie-, Overleg- en Besluitvormingsstructuur voor de ontwikkeling en uitvoering van voorzieningen voor zorg, maatschappelijke en aanpalende dienstverlening;
1.3
Dienstverlener: Een entiteit die de voorziening Hulp bij het huishouden aanbiedt aan Cliënten;
1.4
Hulp bij het huishouden: de dienstverlening zoals geregeld in deze Voorzieningenovereenkomst die alleen kan bestaan uit zorg in natura en uitgevoerd door medewerkers of ZZP’ers;
1.5
Spoedhulp: Niet uitstelbare Hulp bij het huishouden.
2.
VOORWAARDEN WAARONDER BURGERS IN AANMERKING KOMEN VOOR DE VOORZIENING
2.1
Toegang: Cliënten die van een Gemeente een daartoe geldend publiekrechtelijk besluit ontvangen hebben recht op toegang tot de Voorziening Hulp bij het huishouden.
2.2
Indicatie: De indicatie die ten grondslag ligt aan het Besluit vindt plaats op basis van uren en in eenheden van 15 minuten.
2.3
Regie: Cliënten ontvangen een Besluit als bedoeld in artikel 2.1 voor de Voorziening Hulp bij het huishouden 1, als zij of personen in de leefeenheid waarvan Cliënt deel uitmaakt beschikken over alle hierna genoemde regisserende vaardigheden:
20121120 Voorziening HZ RL 009.1.doc
3
(a) Cliënt kan afspraken maken met de hulp en met de Dienstverlener (o.a. planning vakanties, werktijden, tijdig afzeggen) (b) Cliënt kan toezicht houden op de uitvoering van de werkzaamheden (c) Cliënt heeft het vermogen om een arbeidsovereenkomst aangaan / tekenen en beëindigen. (d) Cliënt begrijpt de informatie en de handreikingen van de Dienstverlener. Cliënten ontvangen een Besluit als bedoeld in artikel 2.1 voor de Voorziening Hulp bij het huishouden 2, als noch zij noch personen in de leefeenheid waar Cliënt deel van uitmaakt beschikken over één of meer van de hiervoor genoemde regisserende vaardigheden. 2.4
Aanvraag nieuw Besluit: Ongeacht de verplichting voor Dienstverleners op basis van artikel 3.17 Cliënten te attenderen op de eventuele (aangepaste) voortzetting van de dienstverlening, blijft de Cliënt zelf verantwoordelijk voor het bewaken van de inhoud en looptijd van het Besluit. De verantwoordelijkheid voor het aanvragen van een nieuw Besluit ligt te allen tijde bij de Cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger
3.
ACTIVITEITEN EN/OF PRESTATIES VAN DIENSTVERLENERS
3.1
Gebied: Dienstverleners krijgen van de Gemeente waar zij de Voorziening Hulp bij het huishouden willen leveren de opdracht om binnen het gehele gebied van die Gemeente dat te doen.
3.2
Resultaten: Dienstverleners verrichten bij het uitvoeren van de Voorziening Hulp bij het huishouden activiteiten en/of bereiken resultaten zoals omschreven in de bijlage Productomschrijving Hulp bij het huishouden. Cliënten zijn tevreden over de uitvoering van deze activiteiten of de wijze van bereiken van resultaten.
3.3
Per Cliënt: Dienstverleners leveren per Cliënt de prestaties genoemd in artikel 3.2, afgestemd op de inhoud van het in artikel 2.1 genoemde Besluit dat Cliënt ontvangt.
3.4
Besluit: Dienstverleners leveren alleen Hulp bij het huishouden aan een Cliënt op basis van een rechtsgeldig gemeentelijk Besluit zoals genoemd in artikel 2.1.
3.5
Informatie aan Gemeente: Dienstverleners stellen informatie ter beschikking aan de Gemeente waarvan de Gemeente de Cliënt kan voorzien zodat deze een voorkeur kan aangeven voor één van de Dienstverleners indien Cliënt zorg in natura wenst. Dienstverleners mogen informatiemateriaal aanleveren waarmee zij onderscheidend vermogen aangeven.
3.6
Start: Een Dienstverlener start met de zorg in overleg met de Cliënt binnen vijf werkdagen nadat de Gemeentelijke aanmelding bij de Dienstverlener heeft plaatsgevonden of op een later tijdstip dat in overleg en met goedkeuring van de Cliënt is afgesproken. De termijn start op datum dat de Dienstverlener van een daartoe bevoegd persoon van de Gemeente een melding ontvangt per email.
3.7
Wachttijd: Als de Dienstverlener de Cliënt niet binnen tien werkdagen kan helpen is sprake van een wachttijd, tenzij Cliënt zelf kiest voor een startdatum die niet binnen de genoemde termijn ligt. Dienstverleners die te maken krijgen met wachttijd en tijdelijk de Hulp bij het huishouden niet kunnen leveren, zoeken naar een gelijkwaardige oplossing voor het inzetten van medewerkers in de Hulp bij het huishouden. Zij informeren direct de Gemeente hierover per email. Een gelijkwaardige oplossing houdt in dat de Cliënt van de geïndiceerde zorg wordt voorzien indien deze dat wenst. Indien Cliënt vrijwillig wil wachten totdat zorg geleverd kan worden verwacht de Gemeente van de Dienstverlener geen verdere actie.
3.8
Oplossing wachttijd: Dienstverleners verlenen steeds hun medewerking aan de in artikel 4.4 opgenomen handelingen als zij bij wachttijden na tien werkdagen geen gelijkwaardige oplossing vinden. Zij dragen ook de volledige kosten voor het bereiken van een gelijkwaardige oplossing, zoals bijvoorbeeld de inzet van medewerkers van andere organisaties. Zij betalen dan maximaal 130% van het uurtarief dat zij met de betreffende Gemeenten hebben afgesproken.
3.9
Spoedhulp: Een Dienstverlener start binnen 48 uur als sprake is van Spoedhulp.
3.10
Zorgovereenkomst: Dienstverleners leggen alle relevante specifieke afspraken inzake de zorg en de zorgverlening vast in een Zorgovereenkomst (inclusief daarbij horende bijlagen) met de Cliënt. De Dienstverleners maken de Zorgovereenkomst op in tweevoud waarna Dienstverlener en Cliënt ondertekenen. Ondertekening van de Zorgovereenkomst moet plaatsvinden door Cliënt, door een door Cliënt aangewezen persoon op basis van volmacht of, in geval van handelingsonbekwaamheid, een wettelijk vertegenwoordiger. 20121120 Voorziening HZ RL 009.1.doc
4
De looptijd van de Zorgovereenkomst is gelijk aan de tijd dat de Cliënt aanspraak maakt op hulp op basis van artikel 2.1 en deze in overeenstemming is met het Besluit. Tussentijdse opzegging van de Zorgovereenkomst door Cliënt of Dienstverlener blijft mogelijk. 3.11
Informatie aan Cliënt: Dienstverleners leveren bij aanvang van de zorgverlening aan de Cliënt, de Cliënt in ieder geval de volgende informatie in begrijpelijk Nederlands: (a) de wijze van uitvoering van de hulp; (b) het afzeggen van de hulp; (c) het weigeren en stopzetten van de hulp; (d) ARBO richtlijnen voor de inzet van hulpen zodat de Cliënt duidelijk weet wat deze wel of niet van de hulp mag verwachten. (e) klachtenregeling in overeenstemming met de Wet Klachtrecht Cliënten in de Zorgsector; (f) een algemeen telefoonnummer en een e-mailadres. (g) een voorbeeld van hoe medewerkers van Dienstverleners herkenbaar zijn
3.12
Afzeggen: Dienstverleners mogen uren naar eigen inzicht in rekening brengen bij de Cliënt als deze niet tijdig afspraken afzegt. Dienstverleners kunnen zelf in hun algemene leveringsvoorwaarden of de Zorgovereenkomst bepalen wat zij verstaan onder “niet tijdig”.
3.13
Wisselen hulp: Dienstverleners bieden Cliënten de mogelijkheid bij ontevredenheid en met opgaaf van redenen binnen een termijn van vier weken een andere medewerker toegewezen te krijgen, onverlet de keuze van Cliënt om tot opzegging van de Zorgovereenkomst met de Dienstverlener over te gaan en te kiezen voor een andere Dienstverlener.
3.14
Personeel: Dienstverleners zetten bij het uitvoeren van de Voorziening Hulp bij het huishouden alleen personeel in dat aantoonbaar beschikt over de gangbare competenties en vaardigheden die nodig zijn om de resultaten genoemd in artikel 3.2 te bereiken. Zowel de medewerkers in vaste dienst als de medewerkers in tijdelijke dienst dienen te beschikken over deze competenties en vaardigheden.
3.15
Legitimatie: Zowel vaste, tijdelijke als ingehuurde medewerkers moeten zich aan de Cliënt als medewerker van die Dienstverlener kunnen legitimeren.
3.16
Protocollen: Dienstverleners zijn toegerust voor het continu en kwalitatief leveren van verantwoorde Hulp bij het huishouden. Het staat Dienstverleners vrij hiervoor protocollen te hanteren voor zover deze inhoudelijk geen afbreuk doen aan deze Voorzieningenovereenkomst. Als deze protocollen wettelijk zijn voorgeschreven, hanteert de Dienstverlener deze per definitie.
3.17
Aanvraag nieuw Besluit: Dienstverleners attenderen Cliënten op de eventuele (aangepaste) voortzetting van de dienstverlening, onverlet de eigen verantwoordelijkheid van de Cliënt voor het bewaken van de inhoud en looptijd van het Besluit. De verantwoordelijkheid voor het aanvragen van een nieuw Besluit ligt te allen tijde bij de Cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger.
3.18
Verzamelbestand: Dienstverleners beschikken voor de aanlevering van een digitaal verzamelbestand over een systeem dat tenminste de in artikel 7.1 genoemde productiegegevens aan Gemeente kan leveren in XMLopmaak. Dit systeem moet minstens de mogelijkheid hebben een vast formaat tot stand te brengen welke uitwisselbaar is met het digitaal systeem van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) (in verband met gegevensuitwisseling via het CAK).
3.19
Eigen bijdrage: Dienstverleners genereren en leveren de relevante gegevens op cliëntniveau om de eigen bijdrageregeling van Gemeente op juiste wijze te kunnen laten uitvoeren, waarbij Dienstverleners rekening houden met de rol en de eisen van het CAK in deze. Tegelijk met het maken van de facturen leveren de Dienstverleners gegevens aan bij het CAK voor de vaststelling van de eigen bijdrage. De Dienstverleners leveren binnen achtentwintig dagen na afloop van iedere Zorgperiode de gegevens aan bij het CAK volgens de eisen zoals die door het CAK worden gesteld. De termijn voor het aanleveren van correcties bij het CAK is 12 weken na afloop van de betreffende Zorgperiode. Er mag geen verschil zijn tussen de gegevens voor het maken van de factuur en de gegevens aan het CAK.
20121120 Voorziening HZ RL 009.1.doc
5
3.20
Informatie verantwoording: Dienstverleners verstrekken de Gemeente de noodzakelijke informatie die de Gemeente nodig heeft voor het uitvoeren van de verantwoordingseisen over onder andere de rechtmatige uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3.21
Social Return: De Dienstverleners verbinden zich ertoe, als zij bij het uitvoeren van deze Voorziening in een kalenderjaar een hogere omzet behalen dan € 200.000,00, zij een bedrag van 5% van die omzet boven de € 200.000,00 besteden aan: (a) lonen ten behoeve van de inzet van werklozen (b) leer/werkplekken in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg (bijv. VMBO, VSO en MBO) (c) lonen ten behoeve van gerechtigden Wet Sociale Werkvoorzieningen (WSW) (d) lonen ten behoeve van mensen met een gemeentelijke uitkering (Wwb, IOAW, IOAZ) (e) lonen ten behoeve van mensen met een niet gemeentelijke uitkering (Wajong, WAO, WIA, WW) (f) lonen ten behoeve van Inburgeraars (WI) Bij een omzet tot € 200.000,-. kunnen partijen nadere afspraken maken met betrekking tot extra inzet op gebied van Social Return.
3.22
Profielen Social Return: De Dienstverlener stuurt op aanvraag van de Gemeente voor het presteren van artikel 3.21 aan de Gemeente als bewijslast profielen van kandidaten toe en per kwartaal het aantal en aard van de ingevulde functies. In de profielen neemt de Dienstverlener de aard van de werkzaamheden op en de mate waarin zij de kandidaten inzet, uitgedrukt in mensuren. Het staat Dienstverlener vrij de mensuren in te zetten op projecten en/of werkzaamheden die niet direct verband houden met het verrichten van uitvoerende werkzaamheden in het kader van deze Voorziening.
4.
ACTIVITEITEN EN/OF PRESTATIES VAN DE GEMEENTE
4.1
Verwijzing: De Gemeente verplicht zich de Cliënten, die een Besluit ontvangen op basis van artikel 2.1, te verwijzen naar alle Dienstverleners waarmee zij een overeenkomst heeft afgesloten, indien deze Cliënten kiezen voor een voorziening in natura.
4.2
Informatie aan Cliënt: De Gemeente voorziet de Cliënt van informatie verkregen van de Dienstverlener op basis van artikel 3.5 zodat deze een voorkeur kan geven voor één van de Dienstverleners indien Cliënt zorg in natura wenst.
4.3
Gunning: De Gemeente gunt één van de Dienstverleners een opdracht tot het leveren van Hulp bij het huishouden aan een Cliënt, als de Cliënt de Gemeente te kennen geeft van de diensten van die specifieke Dienstverlener gebruik te willen maken.
4.4
Oplossen wachttijd: De Gemeente kan zelf partijen benaderen, indien een Dienstverlener bij een situatie waarin een wachttijd bestaat na vijf werkdagen geen gelijkwaardige oplossing vindt zoals beschreven in artikel 3.7. Dit om de Cliënten op de wachtlijst toch in zorg te nemen door de inzet van medewerkers van andere partijen, al dan niet aangesloten bij deze overeenkomst. De Gemeente zal altijd eerst andere Dienstverleners die de Voorziening uitvoeren benaderen. Pas als geen enkele Dienstverlener over de benodigde capaciteit beschikt, zal zij partijen benaderen die niet deelnemen aan de Voorziening. Als de Gemeente gebruik maakt van de diensten van een andere Dienstverlener aangesloten bij deze overeenkomst, dan stuurt die Dienstverlener zijn factuur direct naar de Gemeente. Ook de Cliënt gaat over naar deze nieuwe Dienstverlener, tenzij de Cliënt kiest voor het blijven bij de eigen Dienstverlener. Als de Gemeente gebruik maakt van een partij die niet is aangesloten bij deze overeenkomst, dan verlopen de facturen via de Dienstverlener die tijdelijk de zorg niet zelf kan leveren. In geen geval is dan sprake van onderaanneming.
4.5
Inspanning: De Gemeente verplicht zich jegens de Dienstverleners de Voorziening Hulp bij het huishouden te realiseren en hierbij zich in alle opzichten te houden aan alle voorwaarden zoals opgenomen in deze overeenkomst.
4.6
Social Return: Om de Dienstverlener te laten presteren conform 3.21 en 3.22 mag de Gemeente vragen of de Dienstverlener bekend is met potentieel geschikte kandidaten. Kandidaten kunnen bij de Dienstverlener een dienstverband verwerven of detacheringsbedrijven kunnen hen op detacheringbasis plaatsen. Op het moment
20121120 Voorziening HZ RL 009.1.doc
6
van inzet in het arbeidsproces beschikken kandidaten in beperkte mate over vakbekwaamheid en voldoende beheersing van de Nederlandse taal.
5.
KRITISCHE SUCCESFACTOREN
5.1
Succesfactoren: Gemeente en Dienstverleners komen overeen dat zij deze Voorziening als succesvol beschouwen als geen van de kritische faalfactoren zoals opgenomen in artikel 6. zich voordoen en als de volgende kritische succesfactoren zich voordoen: (a) Cliënten ontvangen de juiste compensatie en uiten hun tevredenheid hierover met minimaal een gemiddeld cijfer 8 in de tevredenheidsonderzoeken van toepassing op deze Voorziening bij zowel Gemeente als Dienstverleners. (b) Mantelzorgers krijgen voldoende ondersteuning en uiten hun tevredenheid hierover met minimaal een gemiddeld cijfer 8 in de tevredenheidsonderzoeken bij zowel Gemeente als Dienstverleners. (c) De Gemeente kan de Voorziening budgetneutraal uitvoeren. (d) De Dienstverleners kunnen de Voorziening uitvoeren op een bedrijfsmatig verantwoorde wijze. (e) De Gemeente kan personen behorend tot de doelgroepen als benoemd onder 3.22 aandragen om in te laten instromen bij Dienstverleners in de uitvoering van werkzaamheden.
6.
KRITISCHE FAALFACTOREN
6.1
Faalfactoren: Gemeenten en Dienstverleners komen overeen dat zij deze Voorziening in ieder geval inhoudelijk opnieuw zullen bespreken en eventueel aanpassen als een van de volgende kritische faalfactoren voorkomt bij een Gemeente: (a) Een overbelasting van mantelzorgers aantoonbaar veroorzaakt door de Voorziening “Hulp bij het huishouden”. Aan te tonen door welke partij dan ook. (b) Gedwongen ontslagen bij Dienstverleners, aantoonbaar veroorzaakt door de Voorziening “Hulp bij het huishouden”. Aan te tonen door welke partij dan ook. (c) Een belemmering op de markt voldoende gekwalificeerd personeel te vinden, aantoonbaar veroorzaakt door de inhoudelijke bepalingen van deze Voorziening. (d) Een aantoonbare relatieve stijging in klachten van meer dan 2.5% per jaar per 1 januari 2013 ten opzichte van de voorgaande contractperiode 2009 – 2012 met betrekking tot “Hulp bij het huishouden”, ongeacht of de klacht gegrond is. (e) Een aantoonbare relatieve stijging in juridische procedures van meer dan 2.5% per jaar per 1 januari 2013 ten opzichte van de voorgaande contractperiode 2009 – 2012 met betrekking tot “compensatie”, ongeacht of een rechter uiteindelijk de Cliënt in het gelijk stelt. (f) Een aantoonbare relatieve stijging van meer dan 5% in de productie van de Voorziening ten opzichte van de toe- of afname middelen die de Gemeenten ontvangen van het Rijk voor de uitvoering van de Voorziening.
7.
WIJZE VAN MONITOREN VAN ACTIVITEITEN EN/OF PRESTATIES
7.1
Indicatie: Gemeente controleert op cliëntniveau of het aantal gedeclareerde uren de geldende indicatie vervat in het Besluit niet overschrijdt. De Gemeente hanteert daarbij de regel dat over twee Zorgperiodes het aantal gedeclareerde uren het maximum aantal geïndiceerde uren niet mag overschrijden.
7.2
Klachten: Dienstverleners leveren elk jaar éénmaal een totaalrapportage van ontvangen klachten over de dienstverlening naar aard en oorzaak, voor het eerst in januari 2014, inclusief een overzicht van afwikkeling en op basis van klachten getroffen maatregelen (één en ander in lijn met de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector).
7.3
Controleverklaring: De Dienstverlener levert ieder jaar vóór 1 maart een verantwoording van de in rekening gebrachte prestaties en prijzen met bijbehorende controleverklaring, gericht op de juistheid en de rechtmatigheid van de verantwoorde bedragen en prestaties. Het is voldoende als de accountant van de
20121120 Voorziening HZ RL 009.1.doc
7
dienstverlener voor alle gemeenten uit de regio die bij die dienstverlener diensten afnemen één verklaring opstelt met een uitsplitsing van de in rekening gebracht bedragen.. Controleverklaring: De Dienstverleners levert ieder jaar voor 1 april een specifiek voor de gemeente opgestelde bestuurdersverklaring. De bestuurder tekent voor de rechtmatigheid van de geleverde uren door de Dienstverlener. Bij twijfel kunnen de Gemeenten voor 1 juni nog vragen om een goedkeurende accountantsverklaring. Als uit de accountantsverklaring blijkt dat de bestuurdersverklaring onjuist was, betaalt de Dienstverlener de kosten van de accountantsverklaring. Anders betalen de Gemeenten deze. 7.4
CAK: Gemeente behoudt zich het recht voor te controleren of Dienstverleners gegevens later insturen naar het CAK dan achtentwintig kalenderdagen. Als dat het geval is brengt de Gemeente administratiekosten in conform artikel 8.5.
7.5
CQ-index: Dienstverleners leveren elke twee jaar het cijfer dat zij ontvangen op basis van het eigen Cliënttevredenheidsonderzoek aan de Gemeente (CQ-index). Dit cijfer moet minimaal voldoende zijn in het kader van hetgeen opgenomen in artikel 3.2. Partijen stemmen het jaartal van de uitvoering hiervan onderling af.
7.6
Social Return: Dienstverlener toont aan te voldoen aan de afspraken die gemaakt zijn met alle betrokken partijen (kandidaten, Dienstverlener en eventueel detacheringsbedrijven) in het kader van 3.21 en 3.22. Indien de Dienstverlener de verplichtingen met betrekking tot de Social Return on Investment niet nakomt, houdt de Gemeente zich het recht voor naar rato van het aantal mensuren dat zij moest plaatsen betalingen in te houden op de waarde van het contract. Deze inhouding vindt niet plaats indien buiten de schuld van de Dienstverlener om de beoogde inzet van kandidaten niet lukte. De bewijslast hiertoe rust te allen tijde bij de Dienstverlener. Indien de Dienstverlener werkt met onderaannemers blijft zij als hoofdaannemer verantwoordelijk voor de toepassing van SRI.
8.
WIJZE VAN FINANCIEREN EN BETALEN
8.1
Uurtarief: De Gemeente betaalt de Dienstverleners een met hen overeen te komen en separaat bij deze Voorziening bij te voegen uurtarief voor Hulp bij het huishouden 1 en een uurtarief voor Hulp bij het huishouden 2. De tarieven zijn opgenomen op bijlage 1. Deze tarieven zijn inclusief reis- en verblijfskosten en gelden voor diensten verricht tussen 8.00h en 18.00h. De Gemeente past jaarlijks, voor het eerst per 1 januari 2014, een inflatiecorrectie toe gebaseerd op basis van de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA) zoals de Nederlandse Zorgautoriteit deze definitief vaststelt in november van het voorafgaande jaar (dus de correctie voor 2014 is vastgesteld in november 2013, die voor 2015 in november 2014, et cetera).
8.2
Testcase: Partijen kunnen besluiten een testcase te starten waarbij zij een andere financieringsvorm overeenkomen dan verwoord in artikel 8.1.
8.3
Betalingstermijn: De Gemeente betaalt de facturen van de Dienstverleners na een controle op juistheid en volledigheid binnen dertig kalenderdagen. De gemeente meldt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 10 werkdagen aan de Dienstverleners facturen en databestanden die regels bevatten die niet akkoord zijn. De Gemeente betaalt de facturen dan met uitzondering van de factuurregels die niet akkoord zijn. Betaling van de niet betaalde factuurregels vindt pas plaats nadat de Dienstverlener de correcte factuurregels heeft aangeleverd.
8.4
Factuurregels: Dienstverleners factureren op basis van de in de Zorgovereenkomst en/of de bijlage vastgelegde afspraken tussen de medewerker en Cliënt binnen het (Indicatie)Besluit. Facturatie vindt plaats met eenheden van vijftien minuten, tenzij de Gemeente gebruik maakt van een andere financieringsvorm gerelateerd aan artikel 8.2. Is het aantal uren meer dan geïndiceerd dan is facturering alleen mogelijk bij voorafgaande schriftelijke toestemming voor het leveren van meer uren door de Gemeente.
8.5
Administratiekosten/Boete: Dienstverleners leveren totaalfacturen digitaal in een verzamelbestand aan met daarin bij de Gemeente op te vragen gegevens. Voor alle facturen en databestanden geldt dat deze altijd per Zorgperiode moeten worden aangeleverd. De Zorgperiodes bestaan uit achtereenvolgende periodes van in ieder geval vier weken en lopen gelijk op met de door het CAK gehanteerde periodes. Indien het CAK overstapt van zorgperiodes naar andere periodes, bijvoorbeeld maanden, dan stappen Gemeenten en Dienstverleners over op deze nieuwe periodes. Facturen/databestanden moeten binnen 4 weken na afloop van een Zorgperiode worden ingediend. Op facturen en databestanden die later dan vier weken na afloop van de 20121120 Voorziening HZ RL 009.1.doc
8
Zorgperiode worden ingediend worden administratiekosten in rekening gebracht van 5% van het factuurbedrag over de afgekeurde regels. Op facturen/databestanden over die later dan acht weken na afloop van de Zorgperiode worden ingediend worden administratiekosten in rekening gebracht van 10% van het factuurbedrag. De boetebedragen worden op de factuur in mindering gebracht. Facturen die later dan twaalf weken na afloop van een Zorgperiode worden ingediend worden niet meer in behandeling genomen, tenzij de Dienstverlener binnen zes weken na de eigenlijke factuurdatum, in overleg is getreden met de Gemeente inzake mogelijke problemen met de facturatie
9.
LOOPTIJD
9.1
Looptijd: Deze overeenkomst, en dus de Voorziening die zij regelt, heeft een looptijd van de eerste dag van de eerste Zorgperiode van het jaar 2013 (31 december 2012) tot en met de laatste dag van de laatste Zorgperiode van het jaar 2020. Deze overeenkomst kent daarmee een looptijd van acht jaar.
9.2
Opzeggen: Een Gemeente of een Dienstverlener kan deelname aan deze overeenkomst schriftelijk opzeggen, waarbij deze een termijn van zeven zorgperiodes in acht moet nemen. Als een Dienstverlener van deze mogelijkheid gebruik maakt, treedt deze per direct in overleg met de resterende Partijen over de overname van verplichtingen, zoals personeel en cliënten.
9.3
Toetreden: Dienstverleners kunnen alleen toetreden tot deze Voorziening en deze Voorziening uitvoeren als zij deelnemen aan de voorliggende COB Overeenkomst.
10.
OVERIGE BEPALINGEN
10.1
Onderaanneming: Meerdere Dienstverleners kunnen in combinatie of als hoofd- en onderaannemer een verzoek tot deelname aan deze overeenkomst indienen. Indien Dienstverleners deelnemen aan de overeenkomst als combinatie, dan dienen zij een zogenaamde penvoerder te hebben die door de andere leden van de combinatie onherroepelijk en onvoorwaardelijk is gemachtigd hen te vertegenwoordigen.
10.2
Aansprakelijkheid: Een combinatie moet na het ondertekenen van de overeenkomst hoofdelijke aansprakelijkheid garanderen, bijvoorbeeld door de oprichting van een Vennootschap onder Firma.
10.3
Uitsluitingscriteria: Geen enkel criterium genoemd in artikel 5.1 van de COB Overeenkomst mag van toepassing zijn op één of meer van de combinanten, in het geval van een combinatie, of op de hoofd- noch de onderaannemers. Voorts geldt dat de combinanten, in het geval van een combinatie, of de hoofd- en onderaannemers gezamenlijk moeten voldoen aan het gestelde in artikel 5.2 en 5.3 van de COB Overeenkomst.
10.4
ZZP: De constructie waarbij een Dienstverlener gebruik maakt van zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) merken de Gemeenten aan als een constructie van onderaanneming. De Dienstverlener dient op verzoek van de Gemeenten in dat geval te kunnen aantonen dat: (a) cliënten in geen geval kunnen worden aangemerkt als werkgever. (b) de ZZP’er beschikt over een geldige Verklaring Arbeidrelatie (VAR).
10.5
Personeel en ZZP: Waar in deze overeenkomst wordt gesproken van “personeel” of van “medewerkers” geldt dat daaronder ook wordt begrepen zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers). Dienstverleners die gebruik maken van ZZP’ers om de Voorziening Hulp bij het huishouden aan te bieden, kennen aldus dezelfde eisen voor wat betreft deze ZZP’ers als Dienstverleners kennen voor wat betreft in te zetten personeel c.q. medewerkers voor zover fiscaal toelaatbaar.
20121120 Voorziening HZ RL 009.1.doc
9
OP DEZE WIJZE kwamen de Partijen tot de Voorziening, getekend op de datum van ondertekening. Gemeente XXXXX
Dienstverlener 1
______________________________
______________________________
XXXX
XXXX
De Burgemeester
Lid Raad van Bestuur
20121120 Voorziening HZ RL 009.1.doc
10
BIJLAGE 1: OVERZICHT DIENSTVERLENERS De Gemeente voegt Dienstverleners en hun uurtarieven (artikel 8.1) toe aan de lijst hieronder. De uurtarieven op deze lijst stelt zij niet ter beschikking aan Dienstverleners waarmee nog geen overeenstemming is bereikt over de te betalen uurtarieven. Nr.
Dienstverlener
Uurtarief HH1
Uurtarief HH2
Bijzonderheden
Bijlage 2 Beschrijving Product Hulp bij het huishouden
20121120 Voorziening HZ RL 009.1.doc
Agendapunt Raadsvergadering Kenmerk Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
: : : : L. Verspuij : 8 : Convenant Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof 2013 t/m 2016
Aan de raad, Beslispunt: Instemmen met: a. de in het convenant beschreven product- en prestatieafspraken; b. de meerjarige budgetafspraken en financiële bepalingen voor de periode 2013 t/m 2016.
Inleiding In 2009 is de schouwburg intern verzelfstandigd. Er zijn daarbij contractuele afspraken gemaakt over prestaties, financiën en randvoorwaarden voor de periode 2009 t/m 2012. Najaar 2012 is een onderzoek ingesteld naar de resultaten van de interne verzelfstandiging van Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof voor de jaren 2009 t/m 2011. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoek zijn benut om het convenant Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof 2013 t/m 2016 op onderdelen aan te scherpen en te verbeteren. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de belangrijkste verschillen tussen: a. het Convenant interne verzelfstandiging Schouwburg Agnietenhof 2009 t/m 2012 en b. het nieuwe Convenant Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof 2013 t/m 2016. Beoogd effect 1. Het vergroten van slagvaardigheid door ruimte te bieden voor cultureel ondernemerschap binnen de afspraken van een meerjarig convenant. 2. Het vastleggen van afspraken voor de jaren 2013 t/m 2016. De afspraken betreffen: a. product- en prestatieafspraken; b. huisvestingskosten en onderhoud; c. afspraken betreffende het budget, overige inkomsten, reserves en voorzieningen; d. verslaglegging en verantwoording. 3. het expliciteren van de wederzijdse rechten en verplichtingen; 4. het reguleren van overleg tussen de partijen (directeur Agnietenhof en college). Argumenten Dit voorstel is gebaseerd op de volgende argumenten: 1. beslispunt 1: ruimte bieden voor cultureel ondernemerschap Cultureel ondernemerschap kan blijken uit een actief sales- en sponsorbeleid, horecaomzet, verhuur, activiteiten voor derden en bijvoorbeeld de huidige plannen om de publieksruimten te verbouwen teneinde het gebouw beter en intensiever te kunnen gebruiken. In het convenant 2013 t/m 2016 zijn in artikel 3.6 bepalingen opgenomen over de door de schouwburg te realiseren inkomsten uit verkoop horeca en commerciële activiteiten. Het aanbieden van ruimte/locatie, faciliteiten, techniek en catering aan de markt voor externe bijeenkomsten is nodig om de exploitatie van de schouwburg als podiumkunstaccommodatie
mede mogelijk te maken. De gemeente stelt voor de convenantperiode een exploitatiebudget beschikbaar. Dit is een vast budget1 en geen tekortfinanciering. Hoe meer inkomsten de Agnietenhof verwerft, hoe meer ruimte de schouwburg creëert om invulling te geven aan haar ambities binnen de grenzen van de afspraken van het convenant. 2. Vastleggen helder gedefinieerde prestatie-afspraken Het onderzoek naar de interne verzelfstandiging bevatte de aanbeveling om de zorg te dragen voor prestatie-afspraken in de vorm van resultaatverplichtingringen en een heldere definiëring van begrippen. De product- en prestatie-afspraken voor 2013 t/m 2016 zijn specifiek en meetbaar beschreven. De afspraken over huisvestingskosten, onderhoud en het meerjaren onderhoud- en vervangingsplan zijn eveneens nauwkeuriger gedefinieerd en vastgelegd (paragraaf 4). Ook dit was een van de aanbevelingen uit het onderzoek naar de interne verzelfstandiging. Nb. De basis voor de product- en prestatieafspraken is – net als in de vorige contractperiode - gelegen in de cultuurnota. Hier wordt beschreven wat de wensen zijn van de gemeente ten aanzien van de culturele programmering, de educatieve en commerciële taak en de betekenis van de schouwburg voor de amateur-podiumkunsten. 3. Het reguleren van overleg en verantwoording tussen de partijen De afspraken over het overleg tussen de directeur van de Agnietenhof en college zijn ongewijzigd ten opzichte van de vorige convenantperiode. Deze afspraken in combinatie met de afspraken over de verslaglegging en verantwoording (paragraaf 7) dragen zorg voor een goede informatiestroom tussen de beide convenantpartijen. Dit is gewenst om op enige afstand op basis van duidelijke meerjarige afspraken te sturen met behoud van de gemeentelijke eindverantwoordelijkheid voor het beheer en de exploitatie van de Agnietenhof. Kanttekeningen -Draagvlak De Raad heeft zich in 2008 uitgesproken voor interne verzelfstandiging van de schouwburg en het maken van prestatieafspraken op het gebied van het programma-aanbod, de bijbehorende budgetafspraken en het beschikbaar stellen van betaalbare podia voor de amateurpodiumkunsten. Dit convenant is een voorzetting en van bestaand beleid. Bovendien zijn de aanbevelingen uit het onderzoek naar de resultaten van de interne verzelfstandiging verwerkt in dit nieuwe convenant. Ook de bevindingen van de leden van de commissie Samenleving bij de bespreking van het onderzoek naar de interne verzelfstandiging (30 oktober 2012) zijn benut om het nieuwe convenant op onderdelen aan te scherpen. Aanpak/uitvoering Zie convenant Communicatie-Financiën Zie convenant: paragraaf 5: ter beschikking te stellen budget en financiële bepalingen paragraaf 6: overige financiële bepalingen (o.a. reserves en voorzieningen en antispeculatiebeding)
Bijlage(n) 1. Convenant Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof 2013 t/m 2016
2. Verschillen tussen het Convenant interne verzelfstandiging Schouwburg Agnietenhof 2009 t/m 2012 en het Convenant Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof 2013 t/m 2016
Burgemeester en wethouders van Tiel, de secretaris, de burgemeester,
Advies commissie(s) d.d.:
Tiel, d.d. de commissiegriffier,
Beslissing raad d.d.: de griffier,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: Karin Eetgerink emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344-637465
Nr. , Afdeling Onderwijs Welzijn
en
De raad van de gemeente Tiel, overwegende dat gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 februari 2013 gehoord het advies van de commissie Samenleving d.d. ………………2013 gelet op besluit: in te stemmen met de meerjarige product-, prestatie- en budgetafspraken en de financiële bepalingen zoals deze zijn beschreven in het convenant Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof 2013 t/m 2016
Aldus besloten in de openbare vergadering van ., de griffier, de voorzitter,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: Karin Eetgerink emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344-637465
Convenant Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof 2013 t/m 2016 Ondergetekenden: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel, te dezen vertegenwoordigd door de wethouder, de heer L. Verspuij, handelende ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van ……(datum) hierna te noemen: "het college" en Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof te dezen vertegenwoordigd door de heer R. van Zuilen in zijn hoedanigheid van directeur hierna te noemen: "de schouwburg" Gezamenlijk te noemen "partijen"
Overwegende dat: de gemeente belang hecht aan de aanwezigheid van een breed aanbod voor podiumkunsten van goede kwaliteit voor inwoners uit Tiel en omringende gemeenten; door de gemeente het cultuurbeleid in de vorm van de Cultuurnota Promotie en Participatie is vastgesteld en dat de schouwburg een belangrijke bijdrage levert aan de realisering van dit cultuurbeleid en het positioneren van Tiel als een levendige centrumstad; door de gemeente belang wordt gehecht aan een podium voor en het stimuleren van amateurkunst en culturele initiatieven in Tiel; het wenselijk is dat partijen product-, prestatie- en budgetafspraken voor meerdere jaren vastleggen in de vorm van een managementconvenant, zodat de schouwburg – binnen de kaders van het convenant - een meerjarige zekerheid krijgt en bedrijfsmatig als cultureel ondernemer kan opereren; dit nieuwe management convenant: a. een logisch vervolg is op de afspraken die partijen hebben vastgelegd in het managementconvenant 2009 t/m 2012; b. rekening houdt met de bevindingen, conclusies en aanbevelingen zoals beschreven in het gemeentelijke onderzoeksrapport naar de interne verzelfstandiging van Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof voor de jaren 2009, 2010 en 2011 (onderzoeksrapport S. Reijmer, oktober 2012) komen het volgende overeen: Paragraaf 1: Doel van het managementconvenant Artikel 1.1 Het managementconvenant heeft tot doel: a. het vastleggen van afspraken voor de jaren 2013 t/m 2016, de afspraken zijn gericht op prestaties, doelstellingen, kwaliteit en prijs; b. het expliciteren van de wederzijdse rechten en verplichtingen; c. het reguleren van overleg tussen de partijen.
1
Paragraaf 2: Gemeentelijk doelstellingen betreffende de podiumkunsten en de redenen voor het beschikbaar stellen van een budget aan de schouwburg. Artikel 2.1 Bijdrage Schouwburg aan het gemeentelijke cultuurbeleid: De Schouwburg draagt bij aan het gemeentelijke cultuurbeleid door: a. het brengen van een breed en divers aanbod van professionele podiumkunsten ten behoeve van de bevolking van de gemeente Tiel en omstreken; b. het aanbieden van filmvoorstellingen die passen binnen de programmering van een filmtheater in een middelgrote centrumstad; c. het – tegen gereduceerde tarieven - bieden van een podium en theatertechnische ondersteuning voor lokale en regionale producties van amateur-kunstenaars. Deze activiteiten dragen bij aan het beleid van de gemeente om de amateurkunst te ondersteunen en een goed productieklimaat voor amateur-kunstenaars te bevorderen; d. het (mede) organiseren en (laten) uitvoeren van de educatieve activiteiten binnen de grenzen van de mogelijkheden van de primaire taak van de schouwburg als regionaal cultureel uitgaanscentrum en platform voor de podiumkunsten; e. het aanbieden van schoolvoorstellingen voor het primair onderwijs. Deze professionele jeugdvoorstellingen laten leerlingen kennis maken met het theater en versterken het cultuureducatieve aanbod voor (in de eerste plaats) de Tielse basisscholen. f. het aanbieden van ruimte/locatie, faciliteiten, techniek en catering aan de markt voor externe bijeenkomsten teneinde de exploitatie van de schouwburg als podiumkunstaccommodatie mede mogelijk te maken.
Paragraaf 3: Product- en prestatie-afspraken Artikel 3.1 Professionele voorstellingen 1. De schouwburg draagt jaarlijks zorg voor de programmering van een eigentijds en kwalitatief goed podiumkunstenaanbod voor een breed publiek uit Tiel en omgeving. 2. Het programma bestaat uit minimaal 155 professionele voorstellingen per theaterseizoen, verdeeld over de kleine en de grote zaal; 3. Het jaarlijkse podiumkunstenaanbod is omvat ten minste voorstellingen in de volgende genres: a. toneel b. dans c. cabaret/ musical d. klassieke en populaire muziek e. opera en/of muziektheater f. operette en/of musical g. jeugd- en familievoorstellingen (aanbod voor ouders/ verzorgers met kinderen t/m 12 jaar). 4. De programmering bestaat jaarlijks voor minimaal 35% uit toneel, dans, muziektheater, klassieke muziek en opera. Het aanbod van enkele van de grotere gesubsidieerde dans- en toneelgezelschappen ontbreekt niet in de programmering. 5. Het aantal voorstellingen voor kinderen, jeugd en familie is minimaal 15 % van het totale aantal aanbod aan professionele voorstellingen; 6. Jaarlijks realiseert de schouwburg met haar professionele podiumkunstenaanbod een bezoekersaantal van minimaal 55.000. Artikel 3.2 Schoolvoorstellingen 1. De schouwburg draagt jaarlijks zorg voor de programmering van minimaal acht schoolvoorstellingen voor het primair onderwijs. 2. Het aanbod omvat een selectie uit het landelijke aanbod van professionele
2
voorstellingen voor de jeugd op het gebied van dans, drama, verteltheater en muziek. 3. Planning, afstemming, publiciteit en promotie vindt plaats in overleg met De Plantage/ Kultuurkonnekt. Artikel 3.3 Filmaanbod 1. De programmering is passend voor een filmtheater in een middelgrote centrumstad; 2. Het aanbod bestaat uit minimaal 70 filmvertoningen en 35 titels per jaar; 3. Jaarlijks realiseert de schouwburg met haar filmaanbod een bezoekersaantal van minimaal 3500 bezoekers. Artikel 3.4 Amateurkunst 1. De schouwburg stelt haar zalen tegen gereduceerde tarieven beschikbaar aan lokale en regionale amateur-gezelschappen (verenigingen of stichtingen) ten behoeve van hun uitvoeringen. 2. Lokale en bovenlokale amateur-gezelschappen genieten een voorkeursbehandeling bij het maken van afspraken betreffende de programmering en technische ondersteuning. 3. Deze amateur-gezelschappen krijgen 60 % reductie op de commerciële zaalhuurprijzen en betalen een kostendekkend tarief voor de technische ondersteuning.1 4. De schouwburg adviseert een amateur-gezelschap desgewenst over theatertechnische zaken zoals een licht- en geluidsplan. Artikel 3.5 Samenwerking (met culturele partners) in Tiel 1. De samenwerking tussen de culturele instellingen in Tiel heeft als doel om nog betere resultaten te bereiken qua publieksbereik en qua diversiteit van het cultuuraanbod. 2. De samenwerking is gericht op: a. planning en afstemming van de programmering van voorstellingen en andere culturele activiteiten; b. publiciteit en promotie van het (podium)aanbod; c. interactie rondom de organisatie van ‘Specials'/ festivals en/of een gezamenlijk aanbod2 Artikel 3.6 horecaomzet en commerciële activiteiten: De afspraken voor de door schouwburg jaarlijks te realiseren inkomsten uit verkoop horeca en commerciële activiteiten zijn: 1. de inkomsten uit verkoop horeca bedragen minimaal 15% van de inkomsten uit toegangsgelden/ recettes. 2. de totale jaarlijkse opbrengst uit: • reclame en sponsoring • verhuur accommodaties en garderobe, • verhuur van apparatuur en vergoeding technisch personeel bedraagt minimaal 20 % van het exploitatiebedrag dat de raad in deze convenantperiode jaarlijks beschikbaar stelt.
1
Deze reductie op de commerciële zaalhuurprijzen laat onverlet dat amateur-gezelschappen bij de gemeente een aanvraag in kunnen dienen voor subsidie voor een uitvoering of productie. De gemeentelijke subsidieregeling amateurkunst voorziet in de mogelijkheid om eenmalige subsidies te verkrijgen voor amateur-producties inclusief een tegemoetkoming in de kosten van zaalhuur en technische ondersteuning voor bijvoorbeeld een uitvoering in de Agnietenhof. 2 Bijvoorbeeld workshops of lezingen in combinatie met voorstellingen.
3
Artikel 3.7 klanttevredenheid- onderzoek De schouwburg voert tijdens de looptijd van dit convenant een enquête uit naar de klanttevredenheid ten aanzien van de programmering en dienstverlening (gastenontvangst, horeca en publieksruimten) of verstrekt hiertoe een opdracht. Het onderzoeksresultaat wordt gebruikt als input voor de programmering en dienstverlening voor de laatste jaren van deze convenantperiode Paragraaf 4: Huisvestingskosten en onderhoud Artikel 4.1 onderhoud en vervangingen Onderhoud als bedoeld onder 1 dient er toe om een object gedurende de levensduur op een bepaald kwaliteitsniveau te houden, zodat het gebruikt kan blijven worden. De levensduur wordt hier niet door verlengd. Bij vervangingen als bedoeld onder 2 wordt een nieuw object aangeschaft of vervaardigd dat in de plaats komt van een ander object. 1. Onderhoud De schouwburg is verantwoordelijk voor het dagelijkse en het groot onderhoud van het gebouw. • De kosten voor dagelijks onderhoud maken deel uit van de exploitatie voor de Agnietenhof en het hiertoe jaarlijks beschikbaar gestelde bedrag. • Voor het groot onderhoud wordt jaarlijks € 34.201 in de voorziening groot onderhoud gestort. De hoogte van dit bedrag is gebaseerd op het BAM rapport uit 2003 over het gebouwgerelateerde deel van het meerjaren onderhoud- en vervangingsplan (MJOP). 2. Vervangingen • De schouwburg is verantwoordelijk en draagt de kosten voor vervangingsinvesteringen tot € 50.000 conform een jaarlijks bij te stellen vervangingsplan. Vervangingsinvesteringen boven de € 50.000,-- dienen afzonderlijk bij de raad dienen te worden aangevraagd. • De reserve vervangingsinvesteringen en de hoogte van de jaarlijkse reservering is berekend op basis van vervangingsinvesteringen tot € 50.000,--. Artikel 4.2 Meerjaren onderhoud- en vervangingsplan (MJOP) 1. De besluitvorming over de verbouwing van de publieksruimten van de Agnietenhof schouwburg gebeurt onder meer op basis van een actueel meerjaren onderhoud- en vervangingsplan. 2. Het college verstrekt in 2013 een opdracht voor een update van het meerjaren onderhoud- en vervangingsplan van de Agnietenhof aan een onafhankelijk adviesbureau met ervaring op het gebied van vastgoedmanagement en de bouw en de inspectie en het technisch beheer van culturele centra en schouwburgen. Het resultaat wordt besproken met partijen (college, schouwburg en adviesbureau). 3. Dit MJOP wordt vervolgens gedurende de contractperiode jaarlijks door de schouwburg geactualiseerd. 4. De schouwburg rapporteert en motiveert jaarlijks aan het college op hoofdlijnen: a. niet uitgevoerde of uitgestelde onderhoudswerkzaamheden en vervangingsinvesteringen die in het MJOP zijn opgenomen; b. uitgaven aan vervangingsinvesteringen en uitgaven voor onderhoud die niet zijn opgenomen in het MJOP. 5. Het college laat het MJOP in het vierde jaar van de contractperiode toetsen door een onafhankelijk adviesbureau met ervaring op het gebied van vastgoedmanagement en de bouw en de inspectie en het technisch beheer van culturele centra en schouwburgen. Het resultaat wordt besproken met partijen (college, schouwburg en adviesbureau). De bevindingen van het bureau vormen de input voor het MJOP als onderdeel van de volgende contractperiode (2017 t/m 2020).
4
6. De gemeente onderhoudt de openbare ruimte rondom de schouwburg voor wat betreft de verharding, het straatmeubilair en groen. Dit betreft zowel het dagelijks als groot onderhoud. De bouwkundige elementen zoals trappen, hellingbaan en de keermuur vallen buiten dit onderhoud. Dit geldt ook voor de vlaggenmasten. Het onderhoudsniveau is conform vigerend beleid voor de openbare ruimte in het centrum. Paragraaf 5: ter beschikking te stellen budget en financiële bepalingen Artikel 5.1 Budget 2013 1. Voor de bekostiging van de prestaties genoemd in artikelen 3, en 4 stelt de gemeente voor 2013 een budget beschikbaar van € 1.394.475 2. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: a. Exploitatie: 860.604 b. Dotatie onderhoudsfonds 34.201. c. Kapitaallasten : 256.780 d. Reservering vervangingsinvesteringen: 306.776 (incl. rente) 1.458.361 e. Af: onttrekking reserve vervangingsinvestingen 63.886 – € 1.394.475 Artikel 5.2 budget periode 2014 t/m 2016: Als basis voor de bekostiging van de prestaties wordt gehanteerd het exploitatiebedrag van 2013 vermeerderd met : a. een verhoging van de post salarissen en overige personele kosten conform de richtlijnen van de gemeente Tiel (zoals de effecten van de niet-beïnvloedbare looncomponenten zoals premies, loonstijgingen conform CAO en periodieken, eindejaarsuitkeringen, cafetariamodel, reis- en verblijfkosten e.d). Achteraf vindt verrekening plaats op basis van werkelijke percentages c.q. uitgaven; b. een indexering van de prijscomponent op basis van de mei-circulaire. Indien de september-circulaire afwijkt van de mei-circulaire wordt dit middels een begrotingswijziging gecorrigeerd; c. Kapitaallasten * d. Toevoeging reserve vervangingsinvesteringen * e. Onttrekkingen * *Conform staat van activa en conform plan vervangingsinvesteringen Artikel 5.3 Overige inkomsten Inkomsten en kosten voortvloeiende uit huurovereenkomsten, sponsorinkomsten, provinciale en rijkssubsidies voor aanvullende projecten als zomerprogrammering, en RivTheKid vallen buiten de gemeentelijke budgetafspraken mits voldaan wordt aan de minimumeisen uit verkoop horeca en commerciële activiteiten zoals vermeld in artikel 3.6. Dit geldt ook voor eventuele sponsorinkomsten, provinciale en rijkssubsidies voor Filmtheater Agnietenhof. Artikel 5.4 Beschikbaar stellen budget in termijnen Het budget wordt aan de schouwburg beschikbaar gesteld in 12 gelijke delen op de 1e van iedere maand. Paragraaf 6: Overige financiële bepalingen Artikel 6.1 Nieuwe projecten en niet beïnvloedbare financiële doorwerkingen In aanvulling op dit managementconvenant kan de schouwburg gedurende de convenantsperiode een verzoek indienen bij het college voor een financiële bijdrage die betrekking heeft op:
5
a. nieuwe aanvullende activiteiten op de doelstelling en de afgesproken activiteiten en prestaties; b. uitbreiding van de bestaande activiteiten; c. niet beïnvloedbare financiële doorwerkingen die de continuïteit van de instelling in gevaar brengen en door de schouwburg zelf niet kunnen worden opgevangen; d. nieuwe investeringen waaronder ook verbouwingsinvesteringen (niet opgenomen in de vervangingsinvesteringen). Artikel 6.2 Reserves en voorzieningen 1. Bij de gemeente wordt een weerstandsreserve Agnietenhof gevormd ter grootte van 10 % van de exploitatiebijdrage. Dit gebeurt door dit bedrag af te zonderen uit de algemene reserve. Doelstelling van deze reserve is om schommelende resultaten van de schouwburg op te vangen. Indien er een overschrijding van het budget heeft plaatsgevonden kan de Schouwburg een beroep doen op deze reserve. Indien er het volgende jaar een overschot is op het budget, dient dit teruggestort te worden in de reserve, tot ten hoogste het bedrag waarmee de reserve weer op het aanvangsniveau is gebracht. 2. De schouwburg kan, indien er sprake is van positieve resultaten (overschotten), bij de resultaatbestemming bepalen een algemene reserve te vormen, mits de in het vorige lid genoemde weerstandsreserve bij de gemeente op het gewenste niveau is, zijnde 10% van de exploitatiebijdrage. Wanneer de algemene reserve minimaal 10% van de exploitatiebijdrage bedraagt, vervalt de weerstandsreserve bij de gemeente. Artikel 6.3 Anti-speculatiebeding 1. Conform het bepaalde in het treasurystatuut van de gemeente Tiel kunnen tijdelijke liquiditeitsoverschotten door de schouwburg rentedragend worden belegd, waarbij de volgende restricties in acht worden genomen: a. Tijdelijke overschotten korter dan één jaar worden alleen uitgeleend aan publiekrechtelijke lichamen en belegd in producten bij geldscheppendeen krediet- instellingen die voldoen aan het bepaalde in artikel 9 van de Financiële verordening gemeente Tiel 2005; b. Tijdelijke uitleningen langer dan één jaar vinden alleen plaats in producten van geldscheppende- en kredietinstellingen die voldoen aan het bepaalde in artikel 9 van de Financiële verordening gemeente Tiel 2005. 2. Het aantrekken van geldleningen bij tijdelijke liquiditeitstekorten kan alleen plaatsvinden via de gemeente Tiel. Paragraaf 7: Rapportage en overleg Artikel 7.1 Verslaglegging en verantwoording 1. De schouwburg dient uiterlijk op 1 maart bij het college over het voorafgaande boekjaar in: a. Een financieel verslag, conform eisen gesteld in het Besluit Begroting en Verantwoording en een balans; b. Een inhoudelijke toelichting waarin in ieder geval is opgenomen een verslag van de prestaties/activiteiten zoals genoemd in artikel 3, 4 en 5; c. Een beknopte rapportage over afwijkingen in de uitvoering van het meerjaren onderhoud- en vervangingsplan inclusief de vermelding van de oorzaken. 2. Als bij de verantwoording blijkt dat in afwijking van hetgeen is vastgesteld te weinig prestaties zijn geleverd voor het beschikbaar gestelde budget, worden de oorzaken hiervan onderzocht. Het resultaat van dit onderzoek heeft geen invloed op de voor het betreffende jaar toegezegde budget.
6
3. Als uit het onderzoek genoemd in lid 2 blijkt dat de geleverde prestaties meer dan 10% achterblijven ten opzicht van de in artikel 3 vermelde kwantitatieve criteria dan wel de rapportages niet aan de eisen voldoen en/of te laat worden ingediend, worden de oorzaken hiervan onderzocht. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek, kan het college de in dit convenant gemaakte budget- en prestatieafspraken eenzijdig wijzigen en/of het budget voor (een deel van) de resterende looptijd van dit managementconvenant wijzigen. 4. In 2016 verstrekt de schouwburg aan het college een overzicht dat een vergelijking biedt van de prestaties van de Agnietenhof met andere (vergelijkbare) schouwburgen. Het overzicht heeft betrekking op het aantal voorstellingen en aantal bezoekers en het gemiddelde aantal bezoekers per voorstelling over de jaren 2013 t/m 2015 van de Agnietenhof ten opzicht van referentiegroepen. 5. Partijen verplichten zich hun informatiestromen zodanig te organiseren dat de uit dit managementconvenant voortvloeiende afspraken geverifieerd kunnen worden. In het kader van de informatieverstrekking zal de schouwburg een ondernemingsplan opstellen. Artikel 7.2 Begroting 1. De schouwburg dient ieder jaar uiterlijk voor 1 juni een cijfermatige begroting voor het volgende jaar op te stellen die inzicht geeft in de bedrijfsvoering en de voorgenomen prestaties. 2. Deze cijfermatige begroting hoeft op 1 juni nog niet de gegevens te bevatten van de interne doorbelasting vanuit de gemeentelijke organisatie.3 Artikel 7.3 Overleg De schouwburg treedt minmaal 6x per jaar in overleg met de verantwoordelijke portefeuillehouder en ambtenaar. Hierover worden aan het begin van de budgetperiode afspraken gemaakt.
Paragraaf 8: duur en wijziging van dit managementconvenant Artikel 8.1: wijziging managementconvenant Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen welke van dien aard zijn dat van één of beide van de partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van het convenant niet mag worden verlangd, zullen partijen onderling overleg plegen teneinde te bezien of zij tot overeenstemming kunnen komen omtrent een wijziging van het convenant. Artikel 8.2: duur van dit managementconvenant Het managementconvenant geldt voor een periode van vier jaar en gaat in op 1 januari 2013 en eindigt op 31 december 2016, tenzij zich wijzigingen van omstandigheden voordoen zoals aangegeven in artikel 7 derde lid of artikel 8.1. Evaluatie van het managementconvenant vindt jaarlijks plaats. In de loop van het jaar 2015 vindt tussen partijen overleg plaats over het voortzetten van het convenant interne verzelfstandiging voor de periode na het jaar 2016. Aldus te Tiel opgemaakt en ondertekend op …………. College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel de heer L. Verspuij
Schouwburg Agnietenhof R.van Zuilen
3
Interne doorbelasting: de doorbelastingen van de Directie en de afdelingen Financiën, Personeel en Juridische Zaken (FPJ) en Onderwijs en Welzijn (OW).
7
wethouder
directeur
Bijlagen: bijlage 1: prognose onderhouds- en vervangingsplan
8
Verschillen convenant 2009 t/m 2012 en convenant 2013 t/m 2016 De belangrijkste verschillen tussen het Convenant interne verzelfstandiging Schouwburg Agnietenhof 2009 t/m 2012 en het Convenant Schouwburg en Filmtheater Agnietenhof 2013 t/m 2016 zijn: 1. Vastleggen helder gedefinieerde prestatie-afspraken Sommige afspraken in het vorige convenant 2009 t/m 2012 bleven steken in intenties of bevatten omschrijvingen die vaag of voor verschillende uitleg vatbaar waren. Vage omschrijvingen zijn in het nieuwe convenant vermeden en prestatieafspraken zijn specifiek en meetbaar beschreven. Voorbeelden: • In het vorige convenant werden inspanningsverplichtingen vermeld betreffende de samenwerking met andere culturele instellingen. Deze soms wat vage omschrijvingen zijn vervangen door artikel 3.5. In dit artikel over de samenwerking (met culturele partners) in Tiel is vermeld wat het doel is van de samenwerking en waar de samenwerking op is gericht. • In het vorige convenant 2009 t/m 2012 werd ten aanzien van de programmering een onderscheid gemaakt tussen: i. producties die op amusement en entertainment gericht zijn; ii. kunstproducties Dit onderscheid is moeilijk hard te maken en het begrip 'kunstproducties' is niet helder te definiëren. Beoogd werd om hiermee een afspraak te maken over een evenwichtige verdeling tussen een enerzijds laagdrempelig en anderzijds vernieuwend aanbod. Hiervoor in de plaats heldere afspraken vastgeld over professionele voorstellingen in artikel 3.1, lid 3 t/m 5. 2. Afspraken over de professionele voorstellingen • programma-aanbod Het vorige convenant bevatte een opsomming van een verdeling van het programma-aanbod over genres met vermelding van percentages. Dit principe bleek in de praktijk discutabel en sloot bovendien niet aan bij de indeling in genres die de Agnietenhof zelf hanteert. Hiervoor in de plaats is artikel 3.1 lid 3 t/m 5 gekomen. Wat beoogd wordt blijft hetzelfde: een breed en divers aanbod dat passend is voor een middelgrote centrumstad als Tiel. Een aanbod dat zowel interessant is voor gezinnen met kinderen, liefhebbers van cabaret, populaire muziek en/of musical en voor de liefhebbers van toneel en/of dans en/of klassieke muziek en opera. • aantal voorstellingen en minimum aantal bezoekers In het vorige convenant (2009 t/m 2013) was overeengekomen dat de schouwburg jaarlijks minimaal 160 professionele voorstellingen per seizoen programmeert en een bezoekersaantal van minimaal 60.000 realiseert. De schouwburg functioneert naar behoren, maar desondanks is de impact van de economische crises is ook in Tiel merkbaar. Impresariaten en theaterproducenten hebben te kampen met de crisis en dit is weer van invloed op het landelijke aanbod waaruit de schouwburg jaarlijks een selectie maakt. Om deze redenen zijn de afspraken over het aantal voorstellingen en het minimumaantal bezoekers als volgt naar beneden bijgesteld: minimaal 155 professionele voorstellingen en minimaal 55.000 bezoekers. 3. klanttevredenheidsonderzoek In het convenant 2009 t/m 2012 was geen bepaling opgenomen over een klanttevredenheidsonderzoek. Nu is overeengekomen dat de schouwburg tijdens de convenantperiode een enquête verricht naar de klanttevredenheid t.a.v. de programmering en dienstverlening en het college hierover informeert. Het college ziet dit als aanvullende informatie ten opzichte van de jaarlijkse programmering (programmabrochure) en de jaarlijkse inhoudelijke en financiële verslagen met onder meer gegevens over de bezoekersaantallen. 4. horecaomzet en commerciële activiteiten In het voorgaande convenant (2009 t/m 2012) was overeengekomen dat de omzet van horeca en verhuur minimaal 15% van de inkomsten moest bedragen. Wat onder inkomsten werd verstaan was niet nader gedefinieerd. In het nieuwe convenant wordt een koppeling gemaakt tussen horecainkomsten en de inkomsten uit kaartverkoop en recettes. De opbrengsten uit verhuur, reclame en sponsoring worden gekoppeld aan het exploitatiebedrag. De schouwburg dient er zorg voor te dragen dat zij minimaal 20% van het exploitatiebedrag bijeenbrengt via haar commerciële activiteiten uit verhuur, reclame en sponsoring. Bij de bepaling van het percentages is gekeken naar de jaarrekeningen uit de afgelopen jaren.
5. huisvestingskosten, onderhoud De afspraken over huisvestingskosten, onderhoud en het meerjaren onderhoud- en vervangingsplan zijn in het nieuwe convenant nauwkeurig gedefinieerd en vastgelegd (paragraaf 4). Ook dit was een van de aanbevelingen uit het onderzoek naar de interne verzelfstandiging. 6. vergelijking met andere schouwburgen In het nieuwe convenant is als onderdeel van artikel 7.1 (verslaglegging en verantwoording) het volgende vermeld bij lid 4: In 2016 verstrekt de schouwburg aan het college een overzicht dat een vergelijking biedt van de prestaties van de Agnietenhof met andere (vergelijkbare) schouwburgen. Het overzicht heeft betrekking op het aantal voorstellingen en aantal bezoekers en het gemiddelde aantal bezoekers per voorstelling over de jaren 2013 t/m 2015 van de Agnietenhof ten opzicht van referentiegroepen.
Deze afspraak over een vergelijking van prestaties met referentiegroepen was in de vorige convenantperiode niet gemaakt.
Bijlage 1 bij witje vaststelling subsidie Mozaïek Welzijnsdiensten 2011 Analyse In de subsidiebeschikking 2011 en 2012 aan Mozaïek Welzijnsdiensten zijn afspraken opgenomen betreffende het aanleveren van informatie over de uit te voeren activiteiten. Dit is een verantwoording over uren en activiteitenbudget (financieel) en ontwikkelingen en behaalde resultaten (inhoudelijk). Zowel bij de verantwoording over 2011 als bij de tussentijdse verantwoording over 2012 is gebleken dat Mozaïek Welzijnsdiensten niet de informatie levert zoals is afgesproken. Op basis van de geleverde informatie kan niet goed worden beoordeeld of de voorlopige subsidie rechtmatig wordt verstrekt. Voldongen feiten In de verantwoording naar de gemeente over 2011 ontbreekt het aan eenduidigheid over gehanteerde begrippen als "productieve uren", welke uren op MBO- of HBO niveau worden uitgevoerd en het verschil tussen ingekochte uren en geleverde uren. Het gebrek aan informatie over wat er nu precies is gesubsidieerd en uitgevoerd is vaker voorgekomen. Daarnaast is al meerdere jaren bij de vaststelling van de subsidie pas duidelijk dat er meer of minder uren zijn geleverd dan vooraf afgesproken. Dit betekent overigens niet dat de afgesproken activiteiten niet zijn uitgevoerd. Vaak komen de verschillen voor het eerst aan het licht op basis van de informatie die Mozaiek Welzijnsdiensten aanlevert ter verantwoording van de subsidie. Er is dan sprake van "voldongen feiten". Mozaiek Welzijnsdiensten communiceert hierover niet tussentijds op het moment dat afwijkingen zich voordoen, of wanneer afwijkingen voorzienbaar zijn (maar nog niet zijn doorgevoerd/ gerealiseerd). Daarbij moet de gemeente zelf door kritisch bestuderen achter bepaalde wijzigingen komen en wordt hier door Mozaiek Welzijnsdiensten niet over gerapporteerd in een begeleidend schrijven. Beleidsinformatie Verder wordt door Mozaïek Welzijnsdiensten niet de beleidsinformatie aangeleverd die het voor het college mogelijk maakt om op inhoud te sturen. Het college vraagt Mozaïek Welzijnsdiensten wel om deze informatie te leveren. Het invullen van het opdrachtgeverschapsturing is toch al lastig te verwezenlijken vanwege het beperkte kader dat aanwezig is in de gemeente (zowel betreffende 'hoe stuurt de gemeente' als 'wat moet het welzijnswerk opleveren'). Doordat Mozaïek Welzijnsdiensten niet de gevraagde informatie levert is het invullen van het opdrachtgeverschap door het college nog lastiger. Tevreden over geleverde diensten Bovenstaande laat onverlet dat Mozaïek Welzijnsdiensten (inhoudelijk) wel de activiteiten uitvoert zoals afgesproken in de voorlopige beschikking. De kwaliteit van de uitgevoerde activiteiten staat wat ons betreft ook niet ter discussie. De medewerkers van Mozaïek Welzijnsdiensten werken hard en professioneel en hebben over het algemeen oog voor de vragen van de gemeente en de burger. Het is voor ons een vraag in hoeverre informatie van medewerkers van Mozaïek Welzijnsdiensten wordt binnen Mozaïek Welzijnsdiensten wordt afgestemd en vertaald naar beleidsinformatie die aangeleverd moet worden bij het college. Tellen en registratie in plaats van beleid en ontwikkelingen Het gevolg van een en ander is dat het college controle tracht te krijgen door het SMART formuleren van opdrachten en het controleren of Mozaïek Welzijnsdiensten de opdrachten conform afspraken uitvoert. Dit leidt ertoe dat Mozaïek Welzijnsdiensten veel tijd kwijt is met tellen en registreren. Daarnaast raken zowel de medewerkers van de gemeente als Mozaïek Welzijnsdiensten gefrustreerd omdat hetgeen we beiden willen bereiken, niet bereikt wordt. In plaats van gesprekken over beleid en ontwikkelingen op het gebied van welzijn krijgen we discussie over definities van productieve uren, afspraken over gekochte en geleverde uren etc. Mozaïek Welzijnsdiensten heeft aangegeven dat zij het jammer vindt dat de aandacht van het college én de raad de laatste tijd/jaren niet zit op inhoud (wat levert het op) maar op het tellen en registeren. Dit is ook jammer, maar gezien de rechtmatigheidstoets en de wens om zicht te
krijgen op de praktijk (de beleidsmatige informatie die gevraagd wordt aan Mozaïek Welzijnsdiensten om aan te leveren), verschuift de nadruk naar de registratie. En gezien de ervaringen van afgelopen jaren plaatst het college grote vraagtekens bij de mogelijkheid van Mozaïek Welzijnsdiensten om relevante beleidsinformatie te leveren. Vaststelling 2011 Bij de stukken ter verantwoording over 2011 is gebleken dat Mozaïek Welzijnsdiensten een andere definitie is gaan hanteren betreffende productieve uren. Zonder hierover te overleggen met het college. Dit betekent in feite dat de uitgangssituatie, toekenning voorschot op basis van een aantal gekocht productieve uren "x" niet goed te vergelijken is met de eindsituatie, een aantal geleverde productieve uren "y". Dit levert vragen op bij het vaststellen van de subsidie. Scenario's 1. Subsidie conform vaststellen 2. Subsidie lager vaststellen Ad. 1 Op grond van de inhoudelijk geleverde diensten, waar de gemeente tevreden over is, stellen we de subsidie conform het voorschot vast. We constateren daarbij dat: • het aantal gekochte uren afwijkt van het aantal geleverde uren; • het juridisch niet haalbaar is de subsidie lager vast te stellen. In het witje en de vaststellingsbeschikking wordt aangegeven dat de geleverde informatie niet toereikend is om een inhoudelijke discussie te voeren over beleidsmatige ontwikkelingen. Er zal een verwijzing plaatsvinden naar subsidieverlening in de toekomst na de decentralisatie en de kanteling (zie hiervoor het kopje subsidieverlening 2013, 2014 e.v.). Ad. 2 We stellen vast dat Mozaïek Welzijnsdiensten uitvoering heeft gegeven aan de opdracht en dat deze inhoudelijk naar tevredenheid is uitgevoerd. Tevens stellen we vast dat: • er onduidelijkheid bestaat over de ingezette uren; • de gemeente zich strikt houdt aan het aantal in de verleende opdracht gekocht uren; • afwijkingen slechts worden meegenomen in de vaststelling als hierover vooraf overleg heeft plaatsgevonden en deze zijn geaccepteerd. Dit betekent ongetwijfeld een verdergaande discussie over "urendefinities". Daarnaast is de verwachting dat dit besluit in een bezwarenprocedure geen stand houdt. Aan de andere kant wordt bij Mozaïek Welzijnsdiensten extra duidelijk dat de gemeente niet tevreden is met de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd over de beschikbaar gestelde subsidie. Subsidie 2012 In de beschikking 2012 zijn afspraken opgenomen betreffende de tussentijdse verantwoording in 2012. Uit deze verantwoording blijkt dat Mozaïek Welzijnsdiensten de gemaakte afspraken tot nu toe niet kan nakomen. Scenario's 1. Inzet plegen om Mozaïek zich alsnog te laten houden aan de afspraken 2. De situatie zo laten (geen energie in steken) Ad 1 Met veel inzet wordt een poging gedaan om Mozaïek zich alsnog te laten houden aan de afspraken zoals opgenomen in de subsidiebeschikking 2012. Het betreft dan afspraken over de wijze waarop en waarover gerapporteerd moet worden over de verrichte werkzaamheden. Gezien het verleden, waarin al meerdere pogingen zijn gedaan om de gewenste informatie te krijgen, is de verwachting dat er veel tijd en energie nodig is om de gewenste informatie te krijgen. De verwachting is daarbij dat Mozaïek Welzijnsdiensten nooit geheel kan voldoen aan de wens vanuit de gemeente. Wanneer de informatie beschikbaar komt, dan kan de subsidie op een rechtmatige manier worden vastgesteld en de aangeleverde informatie gebruikt worden voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van het Wmo-beleid en nieuwe subsidieafspraken.
Onlangs heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de accountmanager Mozaïek Welzijnsdiensten van de gemeente en het management van Mozaïek Welzijnsdiensten (incl. directeur). In dat gesprek is toegelicht welke informatie het college nodig heeft. Afgesproken is dat Mozaïek Welzijnsdiensten de gevraagde informatie opneemt in haar 3e kwartaalrapportage 2012. Wanneer de aangeleverde informatie niet voldoet aan de wensen van het college, kan opnieuw inzet gepleegd worden om Mozaïek Welzijnsdiensten de gewenste informatie alsnog aan te leveren. Ad 2 De informatie die Mozaïek Welzijnsdiensten aanlevert, wordt bekeken en gescreend op hetgeen bruikbaar is voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld het Wmo-beleid. De overige aangeleverde informatie wordt gezien als de gevraagde informatie in de beschikking 2012 waarmee de subsidie rechtmatig kan worden vastgesteld. Subsidieverlening 2013, 2014 e.v. In 2013 wordt het nieuwe Wmo-beleid voor de gemeente Tiel vastgesteld. Binnen dat beleid wordt ook gekeken naar de wijze waarop de gemeente gaat sturen (opdrachtgeverschap invullen). Dit betreft niet alleen de sturing van Mozaïek Welzijnsdiensten, maar van alle partners. Welke taken leggen we bij professionele organisaties en welke taken beleggen we bij de burger en/of vrijwilligersorganisaties? Hoe zorgen we dat er afstemming is tussen het aanbod van de diverse organisaties en het aanbod aansluit bij de vraag van de burger? Wanneer het Wmo-beleid is vastgesteld wordt een antwoord gegeven op deze vraag. Dan wordt duidelijk wat wij van organisaties nodig hebben/ verwachten. In afwachting van nieuw Wmo-beleid wordt de subsidiebeschikking 2013 in vergelijking met de subsidiebeschikking 2012 op de volgende punten aangepast: • minder eisen worden gesteld aan de verantwoording; • bedrag wordt geïndexeerd. Op deze manier gaat er weinig energie zitten in het formuleren van subsidieafspraken en het controleren op de uitvoering hiervan. Het verleden heeft uitgewezen dat Mozaïek Welzijnsdiensten niet in staat is de gegevens te leveren die de gemeente graag wil hebben. Over de daadwerkelijke uitvoering zijn we wel tevreden. Dus in afwachting van het Wmo-beleid wordt de uitvoering voortgezet en wordt er weinig energie gestoken in de controle hierop. Wanneer het Wmo-beleid is vastgesteld, en waarschijnlijk ook al tijdens het schrijven van het Wmo-beleid, wordt gekeken wat het beleid voor consequenties heeft voor de opdracht die bij Mozaïek Welzijnsdiensten wordt weggezet. Dus vanaf 2014 kan de opdracht aan Mozaïek op een waarschijnlijk vernieuwde en andere wijze worden weggezet.
Achterweg 2, 4001 MV Tiel Postbus 6325, 4000 HH Tiel
Oplegnotitie voor de commissies
Telefoon: (0344) 637 111 Telefax:
(0344) 637 299
E-mail:
[email protected]
Internet: www.tiel.nl
Algemeen Commissie: Onderwerp: Geheimhouding:
Samenleving Versterken concurrentiepositie voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in Tiel Nee
College Portefeuillehouder Datum collegebesluit Collegebesluit:
Dhr. R. Vermeulen 5 februari 2013 Commissie Samenleving informeren over de volgende besluiten: 1. Instemmen met het advies van de KPC Groep op de volgende onderwerpen: a. Samen met het RSG Lingecollege en ROC Rivor een plan van aanpak opstellen over het versterken van de concurrentiepositie van het vo en mbo in Tiel en ten behoeve van de coördinatie een externe procesbegeleider inzetten. b. Als onderdeel van het plan van aanpak wordt een verkenning gestart naar de verschillende huisvestingsopties voor het voortgezet onderwijs, zoals genoemd in het advies passend bij de gewenste onderwijskundige profilering, en in relatie met de huisvesting van het mbo. 2. € 50.000 beschikbaar stellen , voor de onder beslispunt 1 genoemde procesbegeleiding en verkenning. Dit budget te dekken uit het budget voor de schoolbegeleidingsmiddelen (€ 20.000), het peuterspeelzaalwerk (€ 20.000) en de stelpost onvoorziene uitgaven ( € 10.000). 3. Via de 1e voortgangsrapportage 2013 de gemeenteraad rapporteren over de aanwending van de stelpost onvoorziene uitgaven.
Inhoudelijke toelichting:
Inleiding In het Coalitieakkoord 2010/2014 is de ambitie uitgesproken dat Tiel als centrumstad toonaangevend wil zijn op het gebied van onderwijs. Hiertoe is toegezegd dat de Gemeente Tiel zich in deze periode inzet om de concurrentiepositie van met name het voortgezet onderwijs te verbeteren. Om meer inzicht te krijgen in de huidige concurrentiepositie van het RSG Lingecollege en ROC Rivor en de mogelijke maatregelen om de concurrentiepositie te versterken heeft de Gemeente Tiel hiertoe een opdracht verstrekt aan de KPC Groep. ( Het collegebesluit hierover, d.d. 13 juni 2012, is op 3 juli 2012 aan u aangeboden).
Uitkomsten onderzoek Uit de verkenning van de KPC Groep blijkt dat de concurrentiepositie van het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs kan worden versterkt. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de scholen zelf, maar de gemeente kan hier vanuit haar wettelijke taak ten aanzien van onderwijshuisvesting aan bijdragen. Daarnaast kan de Gemeente Tiel vanuit het algemene belang van goede onderwijsvoorzieningen in de stad de regie op zich nemen om samen met de onderwijsinstellingen te komen tot duidelijke afspraken (plan van aanpak) over de te treffen maatregelen ter versterking van hun concurrentiepositie. Positieve communicatie vanuit de gemeente over het onderwijs in Tiel kan bijdragen aan de imagoverbetering van het onderwijs en de stad. Externe procesbegeleiding De verschillende maatregelen ter versterking van de concurrentiepositie hebben een directe link met elkaar, waardoor het al dan niet realiseren van de ene maatregel consequenties heeft voor een andere maatregel. Een goede afstemming en coördinatie is daarom van belang voor het welslagen van het plan van aanpak. Daarom is besloten een externe procesbegeleider als onafhankelijke partij hiervoor in te huren. Onderzoek versterken huisvestingsmogelijkheden Huisvesting (ligging en eigenschappen van de locatie) is één van de factoren, die bijdraagt aan de concurrentiepositie van de onderwijsinstelling. Uit het onderzoek van de KPC Groep blijkt dat de huisvesting van zowel het RSG Lingecollege als het ROC Rivor achterblijft ten opzichte van haar concurrenten. In de verkenning naar de verschillende huisvestingsmogelijkheden is de onderwijskundige profilering van de scholen leidend. Daarnaast zullen de mogelijkheden voor aansluiting van het mbo in het algemeen en in het bijzonder tussen het mbo en de ontwikkeling van de Logistieke Hotspot in de verkenning worden onderzocht. Financiering Om in het kader van het themajaar 2013 'Leren en werken' te kunnen starten met het maken van afspraken over het versterken van de concurrentiepositie van het onderwijs in Tiel en de verkenning van de huisvestingsmogelijkheden van het voortgezet onderwijs, is besloten nu financiële middelen beschikbaar gesteld vanuit programma 7 en 8 en de stelpost onvoorziene uitgaven. Om te laten zien dat de gemeente belang hecht aan en bereid is te investeren in de relatie, is in dit stadium er vanaf gezien de overige partijen expliciet te vragen om een bijdrage. Het is duidelijk dat dit in het vervolgproces geen gewoonte wordt. Aandachtspunt Op basis van de huidige onderwijshuisvestingsverordening kunnen geen financiële middelen vrij worden gemaakt voor de hier genoemde huisvestingsopgave.
In het vervolgtraject zal de raad een uitspraak moeten doen of zij bereid is om te investeren in de onderwijshuisvesting van het VO en welke middelen zij hiervoor bereid is (maximaal) in te zetten. Het al dan niet beschikbaar stellen van deze financiële middelen heeft consequenties voor het vervolg. Vanwege de bezuinigingsopgaven van de Gemeente Tiel biedt de begroting weinig ruimte om extra financiële middelen vrij te maken om te kunnen investeren in de huisvesting van het onderwijs. Wanneer hiertoe wel wordt besloten zal dit waarschijnlijk financiële gevolgen hebben voor andere beleidsterreinen. Draagvlak Naar aanleiding van de verkenning is met de schooldirecteuren gesproken over dit advies. Een deel van de in het advies genoemde maatregelingen worden al door de scholen uitgevoerd, waaruit blijkt dat het advies op dat onderdeel draagvlak heeft vanuit de scholen. De schooldirecteuren zijn uitgenodigd om hun mening over het advies van de KPC Groep en de te nemen vervolgstappen tijdens de bespreking hiervan in de commissievergadering toe te lichten. Aanpak/uitvoering Samen met de schoolbesturen van het RSG Lingecollege en het ROC Rivor wordt een tijdelijke overlegstructuur (tot uiterlijk april 2013) opgezet om te komen tot: a) opdrachtformulering en offertraject voor de procesbegeleiding (gunning opdracht uiterlijk april 2013), b) formuleren eerste concept plan van aanpak c) formuleren uitgangspunten voor de opdracht verkenning huisvestingsmogelijkheden.
Communicatie Aan de raad wordt het concept plan van aanpak 'versterken concurrentiepositie onderwijs', dat samen met de scholen wordt opgesteld, ter besluitvorming voorgelegd. Hierin zullen ook de randvoorwaarden voor het huisvestingsprogramma in worden opgenomen, zoals de financiering. Daarnaast zal aansluiting worden gezocht met het jaarthema 'Leren en werken'.
Vraag aan commissie: Ter kennisname Bespreken
Kunt u uw zienswijze geven over de voorgestelde maatregelen mede bekeken vanuit het jaarthema 'Leren en werken'.
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Onderwijs en Welzijn Marjolein Winter 0344-637318
[email protected]
Bijlagen: 1. 2.
Advies: gezamenlijk onderwijsprogramma ter versterking concurrentiepositie onderwijs Tiel Verkenning 'Aantrekkelijk onderwijs voor jongeren in Tiel'
Datum 29 november 2012
Advies: gezamenlijk onderwijsprogramma ter versterking concurrentiepositie onderwijs Tiel 1
Inleiding
Medio 2012 heeft de gemeente Tiel een verkenning laten uitvoeren naar de concurrentiepositie van het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in Tiel binnen de regio Rivierenland. De uitkomst van deze verkenning is neergelegd in bijgaande rapportage “Aantrekkelijk onderwijs voor jongeren in Tiel”. De rapportage biedt zicht op de feitelijke concurrentiepositie van de onderwijsinstellingen, op de ambities van de onderwijsinstellingen en de gemeente en de wijze waarop deze positie – gegeven de ambities – kan worden versterkt. In oktober 2012 is deze rapportage besproken met de besturen van beide onderwijsinstellingen en met de woordvoerders onderwijs van de raadsfracties. Deze veldraadpleging met de woordvoerders onderwijs had als doel de visies van de verschillende fracties te kunnen meenemen in het advies. Tijdens deze bijeenkomst zijn een aantal essentiële aanvullingen gedaan op het rapport (zie paragraaf 2). Op basis hiervan komen wij (KPC Groep) tot onderstaand advies, zie paragraaf 3. 2
Uitkomsten van de besprekingen
De onderwijsbestuurders zijn het er over eens dat het belangrijk is gezamenlijk met de gemeente stappen te zetten om de concurrentiepositie van het onderwijs in Tiel te versterken en voor jongeren aantrekkelijk onderwijs te realiseren. Overwegingen daarbij zijn: -
de uitstraling van de stad speelt een rol bij de keuzeprocessen van jongeren. Tiel zal zich moeten inspannen om ambitieuze jongeren aan de stad te binden. Onderwijs is hierbij belangrijk, maar niet het enige. Jongeren willen ook toekomstperspectief in de vorm van een goede baan en een aantrekkelijke leefomgeving;
-
Tiel en Rivierenland horen bij elkaar. Het nieuwe regeringsbeleid – waarin gesproken wordt over gemeenten van minimaal 100.000 inwoners – zal dit de komende periode alleen maar versterken. De rol en positie van Tiel in de regio is vooral voor ROC Rivor van belang;
-
er zal bij samenwerking in onderwijs altijd sprake zijn van een verschil in lokale en regionale oriëntatie van RSG Lingecollege en ROC Rivor. Tiel is en blijft als centrumgemeente belangrijk voor een goede regionale verankering van het mbo.
WW3.12.0112 (13404)
De onderwijsinstellingen hebben tijdens de bespreking van de rapportage aangegeven dat zij – mede op basis van de verkenning – de volgende maatregelen in gang hebben gezet om hun concurrentiepositie te versterken: -
ROC Rivor heeft recent een nieuwe strategische koers uitgezet. Het strategisch beleid voor de komende jaren zal gericht zijn op het ontwikkelen van drie brede ROC-academies: een academie voor Zorg & Welzijn, een academie voor Techniek en een academie voor Economie en ICT (waaronder Transport & Logistiek). Voor elk van deze academisch wil ROC Rivor een sterke positie in de regio realiseren, door samenwerking met het regionale bedrijfsleven én samenwerking met toeleverend en afnemend onderwijs. De academie voor Zorg en Welzijn (AZWR) van ROC Rivor is een goed voorbeeld;
-
RSG Lingecollege heeft inmiddels een meer gescheiden profilering van de afzonderlijke locaties in gang gezet. Deze meer gescheiden profilering biedt ook ruimte voor het versterken van het havo/vwo profiel. Ook dit kan worden ondersteund met verbetering van huisvesting op de locatie Heiligestraat. Deze optie is als havo / vwo -variant toegevoegd in het
-
kader van de herziening van het huisvestingsbeleid;
RSG Lingecollege gaat opdracht geven voor het doen van een imago-onderzoek bij het primair onderwijs;
-
ROC Rivor en RSG Lingecollege willen de uitstroom van havo 3 en havo 4 naar het ROC vergemakkelijken. Op deze wijze hopen beide scholen voortijdige schooluitval van leerlingen te voorkomen. Beide onderwijsbestuurders zijn hierover al met elkaar in gesprek gegaan.
3
Advies
De verkenning heeft geleid tot het advies dat de gemeente Tiel, het RSG Lingecollege en ROC Rivor samen de schouders zetten onder de uitvoering van een gezamenlijk onderwijsprogramma. Doelen gezamenlijk onderwijsprogramma: a
het realiseren van een hoogwaardig, kwalitatief onderwijsaanbod, met sterke doorgaande lijnen van primair naar voortgezet onderwijs en van voortgezet naar beroepsonderwijs. Voor de realisatie van dit aanbod zijn primair de onderwijsinstellingen verantwoordelijk;
b
het realiseren van onderwijshuisvesting, passend bij de onderwijskundige profilering van de scholen. Voor de realisatie van passende onderwijshuisvesting is de gemeente primair verantwoordelijk.
c
het realiseren van een passend bestuurlijk overleg tussen alle partijen, gericht op de realisatie van de versterking van Tiel als centrumstad voor onderwijs.
Om bovenstaande doelstellen te realiseren adviseert KPC Groep om gezamenlijk onderstaande maatregelen te treffen. Een overzicht hiervan treft u in bijlage II. In deze bijlage staat per maatregel ook een indicatie van tijdspad / fasering en projectomvang. Po - vo a
Doorlopende leerlijnen po - vo
Leerlingen kiezen na de basisschool vaker voor een school buiten Tiel. Door het versterken van de samenwerking tussen po en vo en het verbeteren van de warme overdracht kan de doorstroming vanuit het po naar het RSG Lingecollege worden verbeterd.
Pagina 2/7 29 november 2012 WW3.12.0112 (13404)
Advies:
verkenning naar de mogelijkheden voor versterking doorlopende leerlijnen po-vo.
Trekker:
RSG Lingecollege.
Vo b
gescheiden profileringen vo
Zowel de havo-vwo locatie (Heiligestraat) als de vmbo locatie (Teisterbantlaan) kunnen een duidelijker en scherper profiel krijgen door meer zelfstandiger profilering. De verbinding met de Latijnse School (‘Oudste school van Nederland’) is een aantrekkelijke profilering voor vwo en voor leerlingen met wetenschappelijke ambities. De verbinding met Vakcollege en het bedrijfsleven is een aantrekkelijke profilering voor het vmbo. De merknaam RSG Lingecollege is sterk en hoeft niet te verdwijnen, maar kan in de profilering worden ingezet als paraplu. Advies:
actualisering van het marketing en communicatiebeleid RSG Lingecollege.
Trekker:
RSG Lingecollege (bestuursbureau).
c
Aansprekend gezamenlijk onderwijsconcept
Het imago van de school wordt in grote mate ook bepaald door de ervaringen van leerlingen en de onderwijsresultaten die worden gerealiseerd. RSG Lingecollege heeft sterke onderwijsconcepten (onder andere Vakcollege). De locatie op de Teisterbantlaan (vmbo) wil vanuit een onderwijskundige visie de komende jaren bouwen aan een sterk onderwijsconcept. Dit kan in belangrijke mate bijdragen aan het realiseren van goede doorlopende leerlijnen, waarin niet alleen inhouden, maar ook aanpakken tussen vmbo en mbo goed op elkaar zijn afgestemd. Met name voor leerlingen niveau 1 en 2 draagt herkenbaarheid van aanpak tussen twee scholen bij aan onderwijssucces. Advies:
investeer in ontwikkelen en uitvoeren van een sterk onderwijsconcept.
Trekker:
RSG Lingecollege (vmbo-directie).
Vo-mbo d
Doorlopende leerlijnen vo - mbo
Goede samenwerking tussen vo en mbo en goede doorlopende leerlijnen zijn een middel om leerlingen van RSG Lingecollege vaker dan nu te laten doorstromen naar ROC Rivor. Door goede doorlopende leerlijnen kan leerwinst (tijdswinst) worden behaald. Dit is aantrekkelijk voor leerlingen en deelnemers. Daarnaast kan door warme overdracht de doorstroming worden bevorderd. Goede doorlopende leerlijnen betekenen ook afstemming over en samenwerking op de te hanteren onderwijsconcepten (zie advies c) Advies:
verkenning naar de mogelijkheden voor versterking doorlopende leerlijnen vo-mbo. Hierbij wordt vorm gegeven aan de nieuwe positionering van ROC Rivor in drie academies en de aansluiting hiervan op het vmbo. Daarnaast wordt bezien hoe de aansluiting tussen Havo-3/Havo-4 en het mbo kan worden versterkt.
Trekker:
ROC Rivor.
Mbo e
Ontwikkelen van Academies voor Techniek, Zorg & Welzijn, Economie & ICT
De uitdaging bij de profilering van een ROC is de vraag wat te profileren, de organisatie als geheel of de opleiding waarvoor een toekomstige deelnemer wil kiezen. Door een sterke profilering van drie Academies wordt de keuze voor toekomstige deelnemers vergemakkelijkt door niet alleen te hoeven kiezen voor een specifieke opleiding OF op basis van het imago van het ROC. De deelnemer kan nu ook kiezen voor een ‘Academie’ (‘ik wil iets in de techniek’ of ‘ik wil iets in de zorg’). Deze bredere profileringmogelijkheid is aantrekkelijk voor een grote groep deelnemers, maar bedient ook deelnemers die al heel gericht willen kiezen. Advies:
inzetten op uitbouw van de academies. Ook de mogelijkheden voor ander huisvesting wordt hierbij onderzocht. De gemeente Tiel heeft formeel geen rol bij bekostiging van huisvesting van het mbo. De gemeente kan wel haar bijdragen leveren in waar mogelijk versnellen van (planologische) procedures die de huisvestingsvraag van
Pagina 3/7
ROC Rivor ondersteunen.
29 november 2012 WW3.12.0112 (13404)
Trekker:
ROC Rivor.
Gemeente De gemeente heeft een wettelijke taak in onderwijshuisvesting in het vo. Via de uitvoering van deze wettelijke taak kan de gemeente een belangrijke bijdrage leveren aan de versterking van de profilering van het onderwijs door goede en moderne onderwijshuisvesting, die aansluit bij de onderwijskundige visie en de onderwijsconcepten van de scholen. Advies f
Onderzoek (laten) verrichten naar de verschillende huisvestingsopties: mavo-variant, Campus-variant, havo/vwo-variant;
g
Besluitvorming in de Raad over de herziening van de Verordening voorzieningen teneinde middelen te kunnen vrijmaken voor huisvesting vo. Hierbij moet eerst worden voldaan aan de verplichtingen uit de Verrijkingsmaatregel.
h
Realiseren van passende huisvesting passend bij de wenselijke onderwijskundige
i
Bij realisatie van de huisvesting voor Transport en Logistiek wordt nader verkend welke
j
Bij realisatie van de huisvestingsopties dienen de mogelijkheden voor huisvesting mbo te
profilering. aansluitingsmogelijkheden er zijn bij de Logistieke Hotspot. worden meegenomen in de afwegingen (in overleg met ROC Rivor). Trekker:
gemeente Tiel
Bestuurlijke samenwerking K
versterking bestuurlijke samenwerking
Advies:
om regie en coördinatie op bovenstaand programma te realiseren verdient het aanbeveling een bestuurlijke stuurgroep in te richten waarin regelmatig afstemmingsoverleg plaatsvindt. Dit kan gekoppeld worden aan een werkgroepen structuur voor de realisatie van nieuwe huisvesting.
Een van de eerste stappen is ook het informeren van de schoolbesturen po. Dit kan eventueel via het LEA-overleg. Trekker: 4
(bij voorkeur onafhankelijke) procesbegeleiding.
Verantwoordelijkheden bij volgstappen
De onderwijsinstellingen nemen de leiding bij de uitwerking van de onderwijskundige maatregelen, de gemeente doet dat voor de onderwijshuisvesting. Beide sporen dienen echter voortdurend nauw op elkaar afgestemd te worden. Deze bestuurlijke samenwerking is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle partijen. RSG Lingecollege Het RSG neemt het voortouw bij de maatregelen: a, b en c ROC Rivor Het ROC Rivor is als eerste aan zet om de maatregelen in gang te zetten rond d en e. Gemeente Tiel De gemeente is verantwoordelijk voor de onderwijshuisvesting (f t/m j) en zal het proces in gang zetten (k) om te komen tot huisvesting passend bij de onderwijskundige profilering van afzonderlijke schoollocaties. Een dergelijk proces kan niet anders dan in nauwe samenspraak met het onderwijsveld worden opgezet. Hoewel elke situatie uniek is en een eigen procesontwerp vraagt kan hierbij geput worden uit het model van de Brinkman-groep in bijlage II. Bijlagen: Pagina 4/7 29 november 2012 WW3.12.0112 (13404)
I
Rapportage Aantrekkelijk onderwijs voor jongeren in Tiel
II
Overzicht van voorgestelde maatregelen
III
Processchema Strategisch Huisvestingsplan
BIJLAGE II
Overzicht maatregelen
Projecten Verkenning doorlopende leerlijnen PO – VO
Trekker / a
Participanten /
projectleiding
Projectdeelnemers
Lingecollege
Gemeente Tiel
Budget (geld of uren)
Financiering
€ 15.000
Scholen PO-VO
Eigen middelen schoolbesturen PO/VO
Evt gemeente Tiel
PO-besturen
Evt startsubsidie gemeente Haalbaarheidsonderzoek onderwijsconcept
c
Lingecollege
PO-VO i.s.m. basisonderwijs
Gemeente
€ 15.000
PO-besturen
Eigen middelen Lingecollege.
Lingecollege
Reeds in gang gezet (startpunt imagoonderzoek) uitwerken gescheiden profileringen
b
Lingecollege
VMBO – AVO
Bestuur & RvT Lingecollege
Eigen middelen LIngecollege
Lingecollege
Directeuren locaties Heiligestraat en Teisterbantlaan
Reeds in gang gezet
PO-besturen Aansprekend gezamenlijk onderwijsconcept
c
Lingecollege
ROC Rivor
€ 50.000
Lingecollege (ook ROC Rivor indien
Eigen middelen Lingecollege, eventueel
gekoppeld aan
aangevuld met subsidie gemeente
doorlopende leerlijnen ) Evt gemeente Tiel
Ontwikkelen doorlopende leerlijnen VO-MBO
d
ROC Rivor
Lingecollege
Pm
VMBO (eigen middelen scholen)
Pagina 5/7 29 november 2012 WW3.12.0112 (13404)
Scholen
Ontwikkelen 3 Academies
e
ROC Rivor
Lingecollege
- techniek
VMBO
- zorg & welzijn
Regionale partners
- economie & ict Herziening 'Verordening voorzieningen
ROC Rivor
onderdeel strategische heroriëntatie ROC Rivor
f
Gemeente Tiel
huisvesting onderwijs gemeente Tiel'. - mavo variant
Eigen middelen Rivor
Lingecollege
€ 35.000 tbv procesmanagement strategisch
ROC Rivor
huisvestingsplan
Lingecollege
€ 15.000
Gemeente Tiel
t/m
- campus variant - havo / vwo variant
j
+ besluitvormingstraject Gemeenteraad Versterking bestuurlijke samenwerking
k
Gemeente Tiel
ROC Rivor
Pagina 6/7 29 november 2012 WW3.12.0112 (13404)
Gemeente Tiel
Bijlage III Proces strategisch huisvestingsplan Onderstaande afbeelding is een stappenplan voor de realisatie van eens strategisch huisvestingsplan voor onderwijs. Een dergelijk proces heeft een doorlooptijd van circa drie maanden.
Pagina 7/7 29 november 2012 WW3.12.0112 (13404)
© Brink Groep
Aantrekkelijk onderwijs voor jongeren in Tiel Een gedeelde ambitie
Hans Burgmans ©KPC Groep
Ineke Sagasser
oktober 2012
Ger Vennegoor
gespreksnotitie
1 INLEIDING
3
2 CONCURRENTIEPOSITIE VAN DE
5
ONDERWIJSINSTELLINGEN 2.1 De feitelijke concurrentiepositie
Inhoud
5
2.2 Ambities van het RSG Lingecollege en ROC Rivor
10
2.3 Maatregelen om de concurrentiepositie te versterken
12
3 DE POSITIE VAN DE GEMEENTE
15
3.1 De wettelijke taken van de gemeente
15
3.2 De ambities van de gemeente ten aanzien van de
15
concurrentiepositie 3.3 Mogelijke beleidsmaatregelen
oktober 2012 gespreksnotitie
16
4 EEN GEZAMENLIJKE AMBITIE
19
5 BIJLAGEN
20
1 INLEIDING Het versterken van de concurrentiepositie van het voorgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in Tiel staat hoog op de agenda van het college. Deze versterking is belangrijk, omdat ontwikkelingen in de regio aanleiding geven tot zorg over de toekomstige positie van deze belangrijke onderwijsvoorzieningen. Verreweg de belangrijkste indicatie voor de concurrentiepositie van onderwijsinstellingen is de ontwikkeling van leerlingenstromen. Na het basisonderwijs zoekt een toenemend aantal leerlingen hun vervolgopleiding buiten de gemeentegrenzen. Op dit moment is er een migratie van leerlingen in het voortgezet onderwijs naar Geldermalsen en een migratie van leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs, met name op het niveau 3 en 4, naar onder andere Den Bosch en Utrecht.
regionale ontwikkelingen De vestiging van een nieuwe school (Pierre Bayle Academie, mavo/havo/vwo) in Geldermalsen en de voorgenomen fusie tussen de scholen in Geldermalsen (Lingeborgh, vmbo) en Culemborg (Lek en Lingecollege, havo/vwo) kan de positie van de onderwijsvoorzieningen in Tiel verder onder druk zetten. Met name voor vmbo leerlingen op niveau 3 en 4 kan de nieuwe scholengemeenschap een aantrekkelijke optie zijn. De voorgenomen stichting van de Pierre Bayle Academie zal een eigen doelgroep aan zich kunnen binden vanwege haar protestants-christelijke signatuur.
Coalitieakkoord 2010-2014 “Tiel is niet alleen in ruimtelijk opzicht en voorzieningenniveau de centrumstad: ook als het om onderwijs gaat willen we toonaangevend zijn. Dat betekent dat we de komende periode ons willen inzetten om de concurrentiepositie van met name het voortgezet onderwijs te verbeteren.” Op grond van deze ambitie neergelegd in het coalitieakkoord 2010-2014 is door de Commissie Samenleving van 31 januari 2012 verzocht om een beleidsnotitie over de wijze waarop de gemeente samen met haar onderwijspartners, het RSG Lingecollege en het ROC Rivor, invulling gaat geven aan het verbeteren/versterken van de positie van het vo en het mbo in Tiel.
Opdracht aan KPC Groep Ter voorbereiding op deze beleidsnotitie heeft de gemeente Tiel KPC Groep opdracht gegeven tot een verkenning naar de feitelijke situatie van de concurrentiepositie van het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in Tiel binnen de regio Rivierenland. Een verkenning die zicht biedt op de factoren die een bijdrage kunnen leveren aan het versterken van deze positie, waaronder de huidige ambities van de onderwijsinstellingen en de mogelijkheden die zij zien om hun positie te versterken. Ter voorbereiding op deze verkenning is deskresearch gedaan naar actuele ontwikkelingen in leerlingenstromen en naar mogelijke oplossingsrichtingen (mogelijkheden tot institutionele samenwerking / bestuurlijke fusie, factoren die van invloed zijn op schoolprofilering, voorbeelden van inspirerende onderwijshuisvesting). Bijlage II geeft een overzicht van de uitkomsten daarvan. Inhoud van de verkenning Voor de verkenning is daarnaast gebruik gemaakt van beleidsdocumenten van de betreffende scholen en de gemeente Tiel en van gesprekken (semi gestructureerde interviews) met vertegenwoordigers van het RSG Lingecollege, ROC Rivor en de gemeente Tiel (zie bijlagen III Pagina 3/34 oktober 2012 gespreksnotitie
en IV). In deze notitie wordt een overzicht gegeven van de bevindingen uit de verkenning. -
In hoofdstuk 2 worden de actuele positie van het RSG Lingecollege (het vo) en ROC Rivor (het mbo) in de gemeente Tiel beschreven aan de hand van drie aspecten. Ten eerste de
feitelijke concurrentiepositie, ten tweede de ambities van beide onderwijsorganisaties, ten derde de mogelijkheden die de onderwijsorganisaties zien om hun concurrentievermogen te versterken. -
In hoofdstuk 3 wordt de positie van de gemeente beschreven. Ook weer aan de hand van drie aspecten: ten eerste haar wettelijke taken, ten tweede haar maatschappelijke ambities en ten derde de mogelijkheden die de gemeente ziet om de onderwijsinstellingen te ondersteunen bij het versterken van hun concurrentiepositie.
-
In hoofdstuk 4 worden beide voorgaande hoofdstukken verbonden. Op grond van een vergelijking van de ambities van onderwijsinstellingen en gemeente wordt een voorstel gedaan voor een gezamenlijke aanpak. Bijlage I biedt een overzicht van deze maatregelen met hun financiële consequenties.
De belangrijkste bevindingen uit deze verkenning zijn: -
Kansen voor de versterking van het concurrentievermogen van zowel het voortgezet onderwijs als het middelbaar beroepsonderwijs in Tiel zijn aanwezig. De verkenning biedt zicht op diverse concrete maatregelen daartoe op het vlak van imagoversterkende maatregelen, samenwerkingsprojecten en verbetering van de huisvesting.
-
Een belangrijke voorwaarde voor het welslagen van dit beleid is dat gemeente en onderwijsveld de handen ineenslaan. De basis voor een goede samenwerking is een gezamenlijke ambitie met betrekking tot het onderwijsaanbod in Tiel.
-
Daarnaast is het belangrijk dat scholen en gemeente zich ten opzichte van elkaar verplichten hun verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen wettelijke en maatschappelijke opdracht. Voor het onderwijs betekent dit niet alleen het bieden van kwalitatief sterk onderwijs, maar ook alle kansen aangrijpen om deze kwaliteit aan ouders en leerlingen te laten zien. Voor de gemeente betekent dit niet alleen het realiseren van passende huisvesting en het inzetten van andere instrumenten die haar ter beschikking staan (arbeidsmarktbeleid, economisch structuurversterkingsbeleid, jeugdbeleid, e.d.), maar ook actieve communicatie en informatieverstrekking daarover naar haar burgers in Tiel en gemeenten in haar omgeving.
Pagina 4/34 oktober 2012 gespreksnotitie
2 CONCURRENTIEPOSITIE VAN DE ONDERWIJSINSTELLINGEN In dit hoofdstuk wordt de concurrentiepositie van het RSG Lingecollege (het vo) en ROC Rivor (het mbo) in de gemeente Tiel beschreven aan de hand van drie aspecten. Ten eerste de feitelijke concurrentiepositie, ten tweede de ambities van beide onderwijsorganisaties, ten derde de mogelijkheden die de onderwijsorganisaties zien om hun concurrentievermogen te versterken. 2.1 De feitelijke concurrentiepositie 2.1.1 RSG Lingecollege Het RSG Lingecollege is een brede scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs. De school biedt praktijkonderwijs tot en met gymnasium aan ongeveer 2800 leerlingen op drie locaties in Tiel. De organisatie is kleinschalig met goed onderwijs, aandacht voor individuele zorg, voor de ontwikkelingsmogelijkheden en talenten van de leerlingen en veel buitenschoolse activiteiten. Uit dit onderzoek en uit de waarneming van het RSG Lingecollege zelf blijkt het verlies van leerlingen aan de school in Geldermalsen. Leerlingen vanuit Passewaaij en in mindere mate ook vanuit het centrum (treinverbinding) kiezen steeds vaker voor scholengemeenschap Lingeborgh in Geldermalsen. Het gaat hier om (vmbo)-leerlingen die anders voor de locatie op te Teisterbantlaan zouden hebben gekozen. Inmiddels is meer dan 20% van de leerlingen van scholengemeenschap Lingeborgh afkomstig uit Tiel. Scholengemeenschap Lingeborgh telt 821 leerlingen, waarvan momenteel ca 168 uit Tiel. Als factoren die de concurrentiepositie van RSG Lingecollege negatief beïnvloeden benoemt de school de voorgenomen fusie tussen het voortgezet onderwijs in Geldermalsen en Culemborg, de toetreding van een nieuwe speler op de leerlingmarkt (per 1 augustus 2014 zal de Pierre Bayle Academie voor mavo/havo/vwo onderwijs haar deuren openen in Geldermalsen) en de huisvestingssituatie op zowel de avo/vwo locatie (Heiligestraat) als de vmbo-locatie (Teisterbantlaan) Binnen de bestaande huisvestingsmogelijkheden heeft het RSG Lingecollege strategische keuzen gemaakt om zoveel mogelijk leerlingen binnen Tiel te houden. Het verplaatsen van het tweede leerjaar vmbo-t van de locatie op de Teisterbantlaan naar de Heiligestraat is hiervan een goed voorbeeld. Door deze verplaatsing wordt de keuze voor het RSG Lingecollege aantrekkelijker voor een deel van de leerlingen en ouders. Uit gesprekken met de locatieleiding van de verschillende locaties is gebleken dat de gebouwensituatie het maken van de juiste strategische profilering danig kan belemmeren. De uitstraling van de gebouwen is onvoldoende. Daarnaast is er geen mogelijkheid voor de school om zich goed te profileren voor de vmbo-t leerlingen (wat voorheen “mavo” leerlingen waren). Deze leerlingen huisvesten bij de Teisterbantlaan is minder aantrekkelijk voor die leerlingen die willen doorstromen naar de havo. Deze leerlingen huisvesten bij de Heiligestraat is minder aantrekkelijk voor de mogelijkheden om deze leerlingen perspectief te bieden op het ROC Rivor als vervolgopleiding (De Heiligestraat als locatie is gericht op doorstroom naar hbo /wo vervolgonderwijs). De school heeft behoefte aan duidelijkheid op dit gebied. De op handen zijnde krimp in de regio speelt een beperkte rol. Voor de positie van het RSG Lingecollege is de geprognosticeerde krimp niet van die omvang dat haar continuïteit in gevaar Pagina 5/34 oktober 2012 gespreksnotitie
komt.
In beperkte mate speelt ook de sterke interne gerichtheid van het RSG Lingecollege een rol. Deze interne gerichtheid leidt ertoe dat de communicatie naar ouders en andere scholen niet optimaal is. De school heeft zicht tot taak gesteld om haar imago bij het primair onderwijs te verbeteren. Er is opdracht gegeven voor het uitvoeren van een imago-onderzoek bij het primair onderwijs, om meer zicht te krijgen op de aangrijpingspunten voor verbetering. Het profileringsvraagstuk is lastig voor het RSG Lingecollege omdat men alle opleidingen van praktijkonderwijs tot vwo in huis heeft. Deze grote spreiding maakt schoolprofilering vanuit een gezamenlijke merknaam en organisatie moeilijker. De gemeente heeft de afgelopen paar jaar sterk ingezet op het uitvoeren van preventieprojecten samen met het onderwijs. Doelgroep van deze samenwerkingsprojecten zijn veelal de leerlingen in niveau 1 en 2 van het vmbo. Het RSG Lingecollege maakt zich sterk voor deze leerlingpopulatie, maar heeft ondervonden dat een sterke profilering op deze onderwijsniveaus een negatieve uitstraling heeft op ouders en leerlingen die een keuze moeten maken voor de hogere onderwijsniveaus. De maatschappelijke belangen die de gemeente met deze preventieprojecten beoogt zijn dus niet altijd in overeenstemming met de belangen van het onderwijs om zich naar alle doelgroepen sterk te kunnen profileren. Een voorbeeld: Alcoholgebruik onder jongeren is een groeiend probleem. Met participatie in een alcoholpreventieproject van de gemeente loopt de school het risico door potentiële ouders en leerlingen gezien te worden als een school waar veel jeugd zit die problemen hebben met alcohol. Een reden om niet voor deze school te kiezen. Voor het RSG Lingecollege betekent dit dat samenwerking met de gemeente bij projecten op het terrein van jeugd en jongeren altijd de afweging geldt: waar ligt de grens tussen het nemen van de maatschappelijke verantwoordelijkheid en de strategische positionering naar ouders? Om vergelijkbare reden wil het RSG Lingecollege zich niet te sterk profileren als school voor zorgleerlingen of school met een goede aansluiting met het speciaal basisonderwijs. Dit is een complexe boodschap, waarbij de school en al haar medewerkers een verantwoordelijkheid in hebben. Ieder contact met een ouder of gemeente is immers een communicatiemoment. Dit wil niet zeggen dat het RSG Lingecollege leerlingen uit het speciaal onderwijs of in de lagere opleidingsniveaus niet wil aannemen of er geen goed onderwijs voor verzorgd. Integendeel. Het RSG Lingecollege wil een school zijn voor alle leerlingen en maakt deze ambitie ook waar. Het RSG Lingecollege heeft bijvoorbeeld een goed draaiende school voor Praktijkonderwijs op de Rozenstraat. Juist daarom is het zo lastig om je als school op een specifiek onderdeel van je schoolorganisatie te profileren. Tot slot kan nog worden opgemerkt dat de huidige profilering als één stedelijk college destijds een keuze is geweest bij de fusie in 2001. Deze gemeenschappelijke profilering was toen de beste keuze tegen de context van het zo goed mogelijk willen laten samengaan van de verschillende scholen onder één bestuur. Nu, in 2012, met een stevig verankerde gemeenschappelijke organisatie, kunnen er vraagtekens worden gezet bij de strikte noodzaak om vast te blijven houden aan die enkelvoudige profilering (“een naam naar alle doelgroepen”). Het wel of niet handhaven van die profilering is echter een eigen strategische beleidskeuze van het RSG Lingecollege zelf. 2.1.2 ROC Rivor Het ROC Rivor heeft een bijzondere positie. Rivor is een klein ROC voor middelbaar beroepsonderwijs. Met ongeveer 2.500 deelnemers, 245 personeelsleden en een begroting van Pagina 6/34 oktober 2012 gespreksnotitie
bijna 18 miljoen euro is zij zelfs het kleinste ROC in Nederland. Rivor richt zich tot nu toe vooral op het Rivierenland, een regio met ruim 251.000 inwoners. Rivierenland kent 11 gemeenten, bijna 90 kernen en is uitgestrekt van Arnhem /Nijmegen in het Oosten tot Gorinchem in het
westen. Aan de noordkant loopt de Lek als grens met de provincie Utrecht, aan de zuidkant wordt de regio begrensd door de provinciegrens van Noord-Brabant. De positionering van ROC Rivor is dus breder dan Tiel alleen. In dit onderzoek is geen verkenning gedaan naar de wens van de 11 gemeenten om de handen gezamenlijk ineen te slaan om de positie van ROC Rivor te versterken. Deze verkenning maakt onderdeel uit van de mogelijke vervolgstappen. De onderwijsresultaten zijn goed. Alle opleidingen van ROC Rivor voldoen aan de kwaliteitseisen gesteld door de Onderwijsinspectie. De onderwijskwaliteit wordt ook door de studenten die voor ROC Rivor kiezen hoog gewaardeerd (met een Job-monitor score van 6,9 steekt men uit boven het landelijk gemiddelde van 6,4). De financiële resultaten van ROC Rivor zijn de afgelopen jaren echter onvoldoende (negatieve resultaten). Een concurrentie-analyse leert dat met name de ROC’s van Den Bosch en Utrecht concurrenten zijn. Leerlingen uit Tiel kiezen vaak voor een vervolgopleiding aan het Koning Willem I College of ROC Midden-Nederland. De groene AOC’s (Helicon Opleidingen en Wellant College) worden eerder als aanvullend dan als concurrent gezien, vanwege de heldere landelijke afspraken over het aanbod van opleidingen binnen het groene domein. Momenteel gaat een ruime kwart van alle leerlingen uit het voedingsgebied Rivierenland naar ROC Rivor. Dit betekent dat bijna driekwart van de mbo leerlingen een andere keuze maakt. Het ROC Koning Willem I College heeft in Rivierenland een bijna even groot marktaandeel als ROC Rivor. Daarentegen trekt ROC Rivor zelf weinig leerlingen van buiten Rivierenland (zie bijlage II.1). ROC Rivor slaagt er dus niet in om alle leerlingen uit Rivierenland aan zich te binden. De meeste deelnemers hiervan gaan zoals aangegeven naar het ROC Koning Willem I College in Den Bosch en ROC Midden-Nederland, maar er gaan ook leerlingen naar andere ROC’s. Dit is deels te verklaren uit het opleidingen aanbod. ROC Rivor biedt niet alle opleidingen aan. Voor sommige opleidingen moeten deelnemers naar andere ROC’s. ROC Rivor wijt dit verlies aan leerlingen daarnaast echter ook aan de aantrekkelijkere huisvesting en de meer grootstedelijke omgeving van de andere ROC’s, niet alleen aan de kwaliteit en inrichting van het onderwijsaanbod. De negatieve financiële resultaten van de afgelopen paar jaren leiden tot zorgen over de continuïteit. Cruciaal voor de strategische positionering van ROC Rivor, als kleinste ROC van Nederland, is steeds de vraag waar de grenzen liggen tussen positionering in de regio en positionering in het landschap van grotere ROC’s. Een tweede strategisch dilemma voor het ROC Rivor is dat zij, om als ROC aantrekkelijk te blijven, een breed pakket aan opleidingen op alle niveaus moet bieden. Vanwege de relatieve marktomvang is het echter moeilijk om voldoende opleidingen van voldoende omvang (lees: met positief financieel resultaat) te genereren en te handhaven. Een relevante vraag is hoe het ROC zich in de regio positioneert met haar onderwijsaanbod. Manifesteert het ROC zich met name aan de onderkant (niveau 1 en 2) dan wel aan de bovenkant (niveau 3 en 4)? Gekoppeld aan de arbeidsmarkt in de regio is de vraag relevant of het ROC zich op de sectoren richt die in de regio prominent aanwezig zijn (logistieke sector, gezondheidszorg) of (ook) op de landelijke arbeidsmarkten –eventueel nichemarkten. Hoe wil het ROC zich staande houden ten opzichte van de directe concurrenten in het veld? Pagina 7/34 oktober 2012 gespreksnotitie
2.1.3 Een Quickscan van de profilering van ROC Rivor en het RSG Lingecollege De schoolprofielen van het RSG Lingecollege en ROC Rivor zijn in kaart gebracht aan de hand van de thema’s uit het Schoolprofileringinstrument van KPC Groep (zie bijlage 3). Deze thema’s zijn in de interviews aan de orde gesteld. Hoofdthema Prestaties
RSG Lingecollege
ROC Rivor
De onderwijsprestaties
De onderwijsprestaties
voldoen aan de normen van
voldoen aan de normen van
de Onderwijsinspectie
de Onderwijsinspectie
De school scoort in de
De school scoort in de
onderwijsprestatiebenchmark
landelijke JOB
minder goed dan het
studententevredenheidsscore
Lingeborgh college
boven het gemiddelde (6,9,
Benchmark Trouw:
gemiddeld 6,4)
RSG Lingecollege: 4 sterren Lingeborgh College: 6 sterren Product: pedagogiek en didactiek
De school hanteert geen
De school hanteert geen
bijzondere
bijzondere
onderwijsconcepten (zoals
onderwijsconcepten in haar
montessori-onderwijs) in haar
profilering
profilering Concurrenten doen dit echter
Concurrenten doen dit echter
ook niet. Hier liggen voor
ook niet. Voor
schoolprofilering kansen.
schoolprofilering in het mbo biedt dit
De nieuwe school Pierre Bayle krijgt een protestantschristelijke signatuur. RSG Lingecollege en haar huidige concurrenten hebben een openbare signatuur. Dit zal een specifieke (niet uitzonderlijk grote) doelgroep aanspreken. Product Talenten van leerlingen
Het RSG Lingecollege
ROC Rivor sluit met haar
profileert zich op
opleidingsaanbod zo goed
verschillende talenten
mogelijk aan op wensen
(Technasium, Vakcollege
vanuit de regio.
voor techniek, maar ook bijvoorbeeld sportklassen)
Sommige opleidingen worden niet aangeboden (bijv.
Voor de vmbo-locatie is er
kappersopleiding niveau 4),
een risico te veel te willen
Deze leerlingen kiezen dan
doen. Door de toegenomen
ook bewust voor een
concurrentie heeft de school
opleiding bij een ander ROC.
de afgelopen periode allerlei verschillende concepten Pagina 8/34 oktober 2012 gespreksnotitie
omarmd om verschillende doelgroepen aan te spreken.
Prijs / profijt
Personeel
Plaats
De school organiseert
De school organiseert
regelmatig activiteiten voor
regelmatig activiteiten voor
leerlingen en er zijn geen
leerlingen en er zijn geen
signalen dat er problemen
signalen dat er problemen
zijn met een goede
zijn met een goede
organisatie (urennorm wordt
organisatie (urennorm wordt
gehaald).
gehaald).
In het kader van dit
In het kader van dit
onderzoek is geen onderzoek
onderzoek is geen onderzoek
gedaan naar competenties
gedaan naar competenties
van personeelsleden
van personeelsleden
(opleidingsniveau,
(opleidingsniveau,
docentbevoegdheid etc.)
docentbevoegdheid etc.)
De huidige locaties van de
De aantrekkingskracht van
scholen leveren geen
steden als Den Bosch en
noemenswaardige
Utrecht voor jongeren leidt bij
belemmeringen op voor
schoolkeuze soms tot keuzen
bereikbaarheid van
ten nadele van ROC Rivor,
leerlingen.
zeker voor die doelgroep die ook graag op kamers wil.
Voor leerlingen uit Passewaaij is Geldermalsen
De treinverbindigen met Den
een goed alternatief.
Bosch en Utrecht zijn echter ook goed voor jongeren die
De treinverbindingen met
wel in Tiel willen blijven.
Geldermalsen zijn goed. Dit maakt het voor leerlingen uit
De huidige locaties leveren
Passewaaij en het centrum
geen noemenswaardige
laagdrempelig.
belemmeringen op voor de bereikbaarheid (er is sprake van enige parkeerproblematiek op de locatie Bachlaan)
Promotie
De beide locaties
ROC Rivor heeft als
(Teisterbantlaan en
kleinschalig ROC minder
Heiligerstraat) geven aan
mogelijkheden voor promotie
graag meer ruimte te willen
als grotere ROC’s (Midden
om zichzelf te profileren. De
Nederland, Koning Willem I
nadruk in de communicatie
College).
op het RSG Lingecollege als geheel gaat soms ten koste
Er zijn in dit onderzoek geen
van de mogelijkheden voor
aanwijzingen aan het licht
de scholen (avo/vwo en
gekomen over knelpunten op
vmbo) voor een eigen
het terrein van communicatie
communicatiebeleid.
en voorlichting naar toeleverende scholen. Er is
Pagina 9/34 oktober 2012 gespreksnotitie
Basisschoolbesturen geven
echter alleen contact geweest
aan dat de communicatie van
met het RSG Lingecollege
het RSG Lingecollege naar
(niet met andere
doelgroepen ouders en
toeleverende scholen)
basisscholen kan worden verbeterd. Hierbij wordt vooral gewezen op de individuele contact van medewerkers van het RSG Lingecollege met scholen en ouders. In deze contacten wordt het RSG Lingecollege niet altijd ervaren als een betrokken partner. 2.2 Ambities van het RSG Lingecollege en ROC Rivor RSG Lingecollege Vanuit onderwijskundige optiek zijn er geen aanleidingen voor het wijzigen van de schoolprofilering van het RSG Lingecollege. De onderwijsresultaten van het RSG Lingecollege zijn goed volgens het oordeel van de Onderwijsinspectie. Alle afdelingen staan onder het reguliere basistoezicht-regime, dat wordt toegepast als er sprake is van voldoende kwaliteit. Vanuit het oogpunt om de concurrentiepositie te versterken kan het wenselijk zijn de profilering tegen het licht te houden. De profileringsvarianten van het Lingecollege zijn op hoofdlijnen. a.
Profilering als één groot Stedelijk College (“ieder kind zo snel mogelijk op zijn of haar eigen niveau”) onder één noemer. Brede stedelijke scholengemeenschap als unique selling point.
b. -
Aparte profileringen voor de verschillende sectoren avo (avo/vwo), gekoppeld aan de rijke Tielse onderwijshistorie, waarbij kan worden teruggegrepen op de profilering van de Latijnse School
-
mavo, gekoppeld aan ‘ouderwets goed onderwijs’
-
vmbo, gekoppeld aan intensieve samenwerking met het mbo en daarmee indirect met het Tielse bedrijfsleven en de regionale arbeidsmarktbehoeften in de zorg, logistiek en de techniek.
Het aanscherpen van de profileringen van de verschillende vo-scholen draagt bij aan het versterken van de concurrentiepositie van het onderwijs, omdat beide zich makkelijker kunnen richten op de gewenste doelgroep. De eerste variant betekent een continuering van de huidige situatie. De tweede variant betekent in feite een terugkeer naar de profileringen van de scholen van voor de fusie tot het RSG Lingecollege, maar wel onder een gemeenschappelijke bestuurlijke en organisatorische noemer. ROC Rivor ROC RIvor heeft een nieuw strategische koersdocument. Dit is in grote lijnen een voortzetting van reeds in gang gezette lijnen. ROC Rivor wil onderwijs verzorgen voor 80% van de niveau 1 en 2 leerlingen in de regio, maar zich duidelijk profileren als ROC door aansprekende opleidingen op het niveau 3 en 4. Dit in samenwerking met het regionale bedrijfsleven (onder andere Zorg en Welzijn en Transport en Logistiek). Daarnaast wil ROC Rivor zich profileren met een of meer aansprekende landelijke projecten. Alle profileringmogelijkheden voor het mbo moeten mede gericht zijn op het benadrukken van de voordelen van kleinschaligheid. Rivor wil een kleinschalig ROC zijn, waar leerlingen geen nummer zijn. Dit past in de landelijke trend binnen de ROC wereld naar het stimuleren van minder grootschalige instellingen. Op landelijk beleidsniveau is op dit moment de discussie nog gaande over de vraag of er een Pagina 10/34
defuseringsbeleid moet gaan plaatsvinden. Als dit daadwerkelijk gaat gebeurden, bestaat de
oktober 2012
kans dat ROC Rivor (als meest kleinschalige ROC) tot voorbeeld van andere ROC’s zal dienen.
gespreksnotitie
Vanuit onderwijskundig perspectief is er geen aanleiding tot het wijzigen van de schoolprofilering. De onderwijsresultaten zijn goed. Alle opleidingen van ROC Rivor voldoen aan alle eisen gesteld door de Onderwijsinspectie en de onderwijskwaliteit wordt ook door de studenten die voor ROC Rivor kiezen gewaardeerd als hoog (Job-monitor score van 6,9 ten opzichte van het landelijk gemiddelde is 6,4). Overlappende ambities De ambities van RSG Linge College en ROC Rivor ten aanzien van de concurrentiepositie zijn voor een groot deel overlappend: ROC Rivor Overeenkomsten
Lingecollege
Grote bereidheid om onderwijsvoorzieningen uit te voeren voor alle onderwijsniveaus Grote bereidheid tot onderlinge samenwerking, onder andere middels doorlopende leerlijnen. Geen van beide scholen ambieert een fusie of bestuurlijke samenwerking Beide willen zowel binnen het beroepsonderwijs leerlingen in niveau 1 en 2 bedienen, maar zetten voor schoolprofilering in op niveaus 3 en 4 Beide onderwijsinstellingen onderschrijven het belang voor het hebben en houden van goede onderwijsvoorzieningen in Tiel. Beide scholen hebben vraagstukken rond schoolprofilering, die zich bij beide scholen uiten in verlies aan leerlingen en deelnemers naar andere instellingen
Verschillen
ROC Rivor wil graag
Lingecollege heeft geen
samenwerking en
belang bij samenwerking van
doorlopende leerlijnen met
ROC Rivor met haar
alle regionale vo-scholen
concurrenten uit andere
(ook buiten Tiel)
gemeenten
ROC Rivor wil inzetten op
Lingecollege heeft geen
werven van deelnemers van
belang bij het werven van
buiten de regio, door het
deelnemers van buiten de
kiezen van een of meer
regio
landelijke niches in de MBOmarkt.
Er zijn geen zorgen over continuïteit van het RSG
De huidige (financiële) positie
Lingecollege.
van ROC Rivor maakt grote investeringen op korte termijn
De schoolprofilering van RSG
moeilijk.
Lingecollege is complex
Pagina 11/34
vanwege het in huis hebben
oktober 2012
van alle opleidingsniveaus.
gespreksnotitie
2.3 Maatregelen om de concurrentiepositie te versterken Vanuit de scholen gezien zijn er drie soorten maatregelen die getroffen kunnen worden om de concurrentiepositie te versterken. Ten eerste, imagoversterkende maatregelen, ten tweede samenwerking (met name de verticale samenwerking in doorlopende leerlijnen) en ten derde maatregelen ter verbetering van de huisvesting. Dit laatste zal in samenwerking met de gemeente opgepakt moeten gaan worden (zie hoofdstuk 3). In de volgende paragrafen worden mogelijke maatregelen en projecten in dit kader beschreven die met de scholen besproken zijn. 2.3.1 Imagoversterkende projecten Verkenning gescheiden profileringen vmbo-avo Het RSG Lingecollege heeft een eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid in haar schoolprofilering. De verschillende onderdelen van het RSG Lingecollege richten zich echter op verschillende doelgroepen. Bij een strategische heroriëntatie op de concurrentiepositie van het voortgezet onderwijs in Tiel hoort binnen het RSG Lingecollege de afweging te worden gemaakt of de huidige profilering ook in een eventuele toekomstige setting nog steeds de meest passende is. Doelmatig opleidingsaanbod Rivor in niveau 1 en 2 / 3 en 4 Het ROC Rivor heeft een eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid in ontwikkelen en aanbieden van arbeidsmarktrelevant onderwijs. De opleidingen van ROC Rivor hebben een sterke arbeidsmarktrelevantie. De arbeidsmarkt vraagt een breed spectrum aan opleidingen. Uit oogpunt van bedrijfsvoering leidt een te breed spectrum aan opleidingen aan veel kleine (lees: onrendabele) opleidingen. Gezien de recente financiële resultaten van ROC Rivor is er weinig ruimte te investeren in arbeidsmarktgericht onderwijsaanbod als die opleiding te specialistisch zou worden en hiermee te klein om uit oogpunt van bedrijfsvoering aan te kunnen blijven bieden. Alternatief voor opheffen van te kleine opleidingen is het werven van deelnemers van buiten het voedingsgebied. Het opleidingsaanbod kan dan regionaal worden gehandhaafd. Bij een strategische heroriëntatie op de concurrentiepositie van het mbo in Tiel hoort binnen het ROC Rivor de afweging te worden gemaakt of het huidige aanbod aan opleidingen ook in een eventuele toekomstige setting nog steeds de meest passende is. Versterking aansluitend onderwijsconcept niveau 1 en 2 of 3 en 4 Bij de vmbo locatie (locatie Teisterbantlaan) is een behoefte aan het (door)ontwikkelen van een aansprekend onderwijsconcept waarbij meer aandacht is voor individuele begeleiding van leerlingen, met name op niveau 1 en 2. De directie heeft zich vorig jaar georiënteerd op het onderwijsconcept Big Picture in een studiereis naar de Verenigde Staten. Het ontwikkelen van een dergelijk onderwijsconcept – of een Tielse variant daarvan – in samenwerking met het ROC kan bijdragen aan warme overdracht. Een sterk, aansprekend onderwijsconcept draagt bij aan een goede schoolprofilering. De school wil zich met name profileren op het niveau 3 en 4 tegen het licht van het leerlingverlies van deze leerlingen aan Geldermalsen. In de samenwerking met ROC Rivor kunnen de onderwijsinstellingen er echter ook voor kiezen stevig in te zetten op een gezamenlijk onderwijsconcept voor niveau 1 en 2. De onderwijskundige keuze te kiezen voor versterking van niveau 3 en 4 of niveau 1 en 2 hangt samen met de mogelijke huisvestingskeuzen. Kort gezegd: als sterk wordt geïnvesteerd in huisvesting voor niveau 3 en 4, zou je er voor kunnen kiezen de onderwijskundige investering juist in 1 en 2. De mogelijke varianten voor huisvesting worden hieronder beschreven. Pagina 12/34 oktober 2012 gespreksnotitie
2.3.2 Samenwerkingsprojecten Verkenning strategische samenwerking en/of bestuurlijke samenwerking In het kader van dit onderzoek is ook de wenselijkheid voor strategische samenwerking en/of bestuurdelijke samenwerking onderzocht. Uitgangspunt van de scholen hierbij is dat bestuurlijke of institutionele samenwerking (“fusie”) vooralsnog niet aan de orde is. Wel spreken zowel het bestuur van het RSG Lingecollege als het bestuur van ROC Rivor uit de onderlinge samenwerking te willen intensiveren om samen te kunnen werken aan het versterken van de concurrentiepositie. In het kader van dit onderzoek is een korte verkenning gedaan naar de juridische mogelijkheden voor fusering in het kader van de zogenaamde Fusietoets van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (bijlage II.2.). De conclusie van deze verkenning is dat fusie juridisch mogelijk is, mits aangetoond kan worden dat er geen enkele andere optie meer over is om verschraling van het onderwijsaanbod te voorkomen. Op basis van informatie van ROC Rivor is dat op dit moment nog niet aan de orde. Een van de adviezen in dit rapport is dan ook om niet over te willen gaan tot fusie, maar wel in te zetten op het structureel vormgeven van meer intensief bestuurlijk overleg tussen ROC Rivor en Lingecollege en de gemeente Tiel. Versterken doorlopende leerlijnen, waaronder ook afspraken over vmbo-mbo2 trajecten Dit wordt door beide onderwijsinstellingen genoemd als kansrijk. Het realiseren van doorlopende leerlijnen is relatief eenvoudig omdat beide onderwijsinstellingen aangeven hier graag op korte termijn goede afspraken over te willen maken. De onderwijsinstellingen willen vanuit hun eigen reguliere taak investeren in het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen, in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. Haalbaarheidsonderzoek onderwijsconcept primair – voortgezet onderwijs in samenwerking met basisonderwijs (bijvoorbeeld Tienerschool) Door intensievere samenwerking met het primair onderwijs in Tiel kan de instroom vanuit het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs worden verbeterd. De intensievere samenwerking heeft onderwijskundige voordelen, zoals warme overdracht, doorlopende leerlijnen maar – in sommige varianten van samenwerking - ook het voordeel dat schoolkeuze eventueel nog even kan worden uitgesteld. De schoolkeuze wordt nu bepaald op 12-jarige leeftijd, maar landelijk zijn momenteel experimenten met zogenaamde “Tienerscholen”, waarbij het primair onderwijs in samenwerking met het voortgezet onderwijs leerlingen begeleidt tot 14 jaar, waarna een meer gefundeerde schoolkeuze kan worden gemaakt. 2.3.3 Verbetering huisvesting Verkenning campusconcept ((v)mbo niveau 4 Vmbo en mbo kennen beiden behoefte aan huisvesting waar de praktijk kan worden gesimuleerd (denk hierbij aan zaken als een kantoorsimulatie, een werkplaats). Bij het realiseren van huisvesting kan een doelmatigheidsslag worden gemaakt als vmbo en mbo samen werken. Dit is een complexe opgave, omdat de financiering en besluitvorming voor huisvesting vo en huisvesting mbo gescheiden besluitvormingstrajecten zijn. Het is echter de moeite waard om te verkennen of er in Tiel mogelijkheden zijn om dit te realiseren. In het land zijn voorbeelden waar verschillende schoolsoorten gezamenlijke faciliteiten benutten. Een best Pagina 13/34
practise is bijvoorbeeld de RDM Campus in Rotterdam, waar het ROC Albeda en de
oktober 2012
hogeschool van Rotterdam er gezamenlijk in geslaagd zijn om een locatie te ontwikkelen waar
gespreksnotitie
beide instellingen hun onderwijs verzorgen en waar tegelijkertijd ook bedrijven zijn gevestigd.
Op specifieke thema’s is dit vaak makkelijker te organiseren, zeker in samenwerking met het regionale bedrijfsleven. De regionale arbeidsmarkt kent transport en logistiek. Het ontwikkelen van een logistieke hotspot voor multimodaal vervoer vanuit overheid en ondernemingen kan worden versterkt door het onderwijs hierin te betrekken. Andersom wordt de kwaliteit van het beroepsonderwijs vergroot door het aanbieden van arbeidsmarktrelevant onderwijs. Dit kan worden gerealiseerd door onderwijs op het terrein van transport en logistiek fysiek nabij bedrijven te laten plaatsvinden. Realisatie van onderwijsaanbod op een te realiseren hotspot heeft voor bedrijven biedt veel mogelijkheden voor het realiseren van contextrijke (en dus krachtige) leeromgevingen. (Herziening) Strategische huisvestingsnota voortgezet onderwijs Tiel Bij het versterken van de concurrentiepositie van het onderwijs in Tiel heeft de gemeente een verantwoordelijkheid in het realiseren van aantrekkelijke huisvesting die passend is bij de gehanteerde onderwijsconcepten en een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het onderwijs. Hiertoe wordt als een van de maatregelen herziening van een strategische huisvestingsnota voortgezet onderwijs voor Tiel voorgesteld. Haalbaarheidsonderzoek zelfstandige profilering en huisvesting vmbo-t Onderdeel van de strategische huisvestingsnota is het maken van een keuze voor de wijze waarop vmbo-t onderwijskundig wordt ingericht. Een optie is het realiseren van een zelfstandige vmbo-t locatie. In dit rapport noemen we dit de “mavo-variant”. De haalbaarheid hiervan zal wel nader moeten worden onderzocht.
Pagina 14/34 oktober 2012 gespreksnotitie
3 DE POSITIE VAN DE GEMEENTE In dit hoofdstuk wordt de positie van de gemeente beschreven. Ook in dit hoofdstuk gebeurt dat aan de hand van drie aspecten: ten eerste haar wettelijke taken, ten tweede haar maatschappelijke ambities en ten derde de mogelijkheden die de gemeente ziet om de onderwijsinstellingen een betere concurrentiepositie te geven. 3.1 De wettelijke taken van de gemeente De wettelijke taak van de gemeente bij het realiseren van goede onderwijsvoorzieningen is beperkt. De belangrijkste wettelijke taken voor het onderwijs betreffen de onderwijshuisvesting, het leerlingvervoer en de handhaving van de leerplichtwet. De gemeente heeft overigens geen wettelijke verplichtingen ten aanzien van de huisvesting van het mbo. Bij het realiseren van haar ambities ten aanzien van de concurrentiepositie van het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs zal de gemeente haar verplichtingen in het kader van de wetgeving uiteraard in acht nemen. Daarnaast kan de gemeente vanuit anderen domeinen en taakvelden ook maatregelen nemen die van positieve invloed kunnen zijn op de concurrentiepositie van het onderwijs. Dit betreft bijvoorbeeld haar taken op het terrein van het jeugdbeleid, WMO, arbeidsmarktbeleid en ruimtelijke ordening. Een voorbeeld is de realisatie van de zogenaamde Logistieke hotspot. Hier kunnen verschillende gemeentelijke domeinen van invloed zijn op de concurrentiepositie van het onderwijs, bijvoorbeeld door het realiseren van onderwijsmogelijkheden op- of nabij de locatie. De Logistieke Hotspot – een op – en overslagpunt voor binnenvaart en wegvervoer – is een aantrekkelijke locatie voor beroepsopleidingen in transport en logistiek en wellicht ook voor opleidingen handel en motorvoertuigentechniek. Een best practice in dergelijke Campus ontwikkelingen is bijvoorbeeld de Groene Campus in Helmond, gecentreerd rond opleidingen en bedrijven op het terrein van voeding, gezondheid, ontspanning, design en natuur. En uiteraard zal de gemeente maatregelen nemen vanuit haar ambities, neergelegd in het coalitieprogamma 2010-2014. 3.2 De ambities van de gemeente ten aanzien van de concurrentiepositie De ambitie van de gemeente is om als centrumgemeente van Rivierenland toonaangevend te zijn in onderwijs (coalitieprogramma 2010 – 2014). Toonaangevend betekent ook dat ouders en leerlingen van binnen en buiten Tiel voor het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in Tiel kiezen. Dit wil de gemeente realiseren in hechte samenwerking met haar partners in het onderwijs, van basisonderwijs, voorgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Op dit moment maken niet alle leerlingen die de basisschool verlaten hun vervolgstap in het Tielse Voortgezet Onderwijs. Samen met het basisonderwijs en het RSG Lingecollege kan de gemeente bijdragen aan maatregelen die er toe moeten leiden dat deze doorstroom binnen Tiel wordt vergroot. Met dit onderzoek wil de gemeente meer grip krijgen op de factoren die kunnen bijdragen aan het versterken van de positie van het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs in Tiel. Vervolgens willen de gemeente samen met het RSG Lingecollege en het ROC Rivor deze positie daadwerkelijk versterken. Dat betekent het volgende. Pagina 15/34 oktober 2012 gespreksnotitie
-
Een kwalitatief hoogwaardig aanbod van vo-onderwijs in de volle breedte, van praktijkonderwijs tot vwo.
-
Een kwalitatief hoogwaardig aanbod van mbo-onderwijs op alle niveaus binnen de gemeente. Het behoud van een zelfstandig ROC Rivor is hierbij gewenst maar niet noodzakelijk. Het is voor de gemeente Tiel aanvaardbaar als ROC Rivor een instellingssamenwerking aangaat met andere onderwijsinstellingen of hiermee bestuurlijk fuseert, mits de continuïteit van kwalitatief hoogwaardig onderwijsaanbod binnen de gemeentegrens wordt gecontinueerd.
-
De wettelijke taak om zorg te dragen voor adequate huisvesting voor basis en voorgezet onderwijs.
-
Het initiëren en uitvoeren van projecten en initiatieven gericht op jeugd en jongeren in Tiel in nauwe samenspraak met het onderwijsveld. Denk hierbij aan gezamenlijke initiatieven op het terrein van terugdringen van voortijdig school verlaten. De gemeente dient hierbij oog te hebben voor de effecten van deze gezamenlijk projecten op de schoolprofilering.
-
Verbinden van initiatieven uit andere onderwerpen uit de gemeentelijke beleidsagenda aan de onderwijsagenda (bijvoorbeeld Kamers met Kansen).
-
Intitiatieven van hbo instellingen om in Tiel een hoger onderwijsaanbod te realiseren, bijvoorbeeld een afdeling in aansluiting op het mbo aanbod, worden door de gemeente positief ontvangen. Het ROC Rivor biedt in haar minor-programma al onderdelen aan in samenwerking met HBO instellingen.
-
Initiatieven van niet-onderwijspartners ter versterking van het onderwijs worden eveneens positief ontvangen. Belangrijke toetssteen voor de gemeentelijke steun voor dergelijke initiatieven is de participatie van RSG Lingecollege en/of ROC Rivor.
3.3 Mogelijke beleidsmaatregelen De gemeente maakt zich zorgen over de continuïteit van ROC Rivor en daarmee van aanbod van mbo-onderwijs in Tiel. Daarnaast maakt de gemeente zich zorgen over de concurrentiepositie van het RSG Lingecollege. De vraag is nu welke maatregelen de gemeente kan nemen om hoogwaardig vo-onderwijsaanbod (en in het verlengde daarvan ook mbo niveau) in Tiel te behouden. In paragraaf 2.3 zijn mogelijke maatregelen genoemd bezien van uit het onderwijsveld. De gemeente kan daarbij kartrekker en/of initiatiefnemer zijn op de volgende terreinen. a.
Het faciliteren van het versterken van de samenwerking tussen de verschillende onderwijspartners en de gemeente.
b.
De realisatie van moderne onderwijshuisvesting voortgezet onderwijs met een hoogwaardige uitstraling en passend bij de onderwijskundige behoeften van het onderwijsveld.
Daarnaast kan de gemeente waar mogelijk een bijdrage leveren aan imagoversterkende maatregelen. 3.3.1 Het faciliteren van samenwerking De onderwijsinstellingen hebben aangegeven bereid te zijn tot samenwerking. Zowel ROC Rivor als het Lingecollege geven aan niet zover te willen gaan met die samenwerking dat zij willen fuseren. De ambities van de onderwijsinstellingen zijn voor een deel overlappend maar er zijn ook verschillen (zie ook paragraaf 2.2). Vanwege die verschillen is er behoefte aan een regierol buiten de onderwijsinstellingen zelf. De gemeente kan die rol op zich nemen door deze zelf te vervullen en/of hiertoe een extern bureau inschakelen
Pagina 16/34 oktober 2012 gespreksnotitie
3.3.2 Het ontwikkelen van een strategisch huisvestingsplan Het ontwikkelen van een strategisch onderwijshuisvestingsplan voor het voortgezet onderwijs is de belangrijkste bijdrage die de gemeente kan leveren aan versterking van de concurrentiepositie van het vo. Het huidige beleid over onderwijshuisvesting is vastgelegd in de 'Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Tiel'. Het ambitieniveau van een strategisch onderwijshuisvestingsplan is afhankelijk van de keuzes die de Gemeenteraad van Tiel zal maken over budget en locaties. Dit zal moeten worden verankerd in een nieuwe of herziene Verordening voorzieningen huisvesting. Doel van een dergelijk plan is het ontwikkelen van een visie op de toekomstige onderwijshuisvesting die recht doet aan de onderwijsvisie en toekomstperspectieven van RSG Lingecollege. Daar waar vo-onderwijshuisvesting raakvlakken heeft met mbo onderwijs (bijvoorbeeld daar waar gebruik gemaakt kan worden van gezamenlijke huisvesting voor bepaalde vormen van beroepsonderwijs) dient dit te worden meegewogen in het plan. De gemeente heeft echter geen formele rol in de realisatie van huisvesting voor het mbo. Duidelijk is wel dat de huidige huisvesting van zowel vo als mbo onvoldoende is in vergelijking met de concurrerende onderwijsinstellingen in andere gemeenten. De huisvesting van ROC Rivor in vergelijking met bijvoorbeeld de onderwijscampus in Den Bosch valt volledig in het nadeel van Rivor uit. Eenzelfde redenering geldt ook voor de vo school locatie Teisterbantlaan. De huidige huisvesting draagt niet bij aan een aantrekkelijk onderwijsklimaat. Het RSG Lingecollege geeft bijvoorbeeld aan dat de “onderwijsflat” op de locatie van de Teisterbantlaan op verschillende punten niet voldoet aan moderne arbo-eisen en ook dat de huisvestingssituatie op de Heiligerstraat niet optimaal is (semipermanente lokalen uit de jaren negentig van de vorige eeuw). In een strategisch onderwijshuisvestingsplan kan de gemeente de verschillende huisvestingsopties samen met de onderwijsinstellingen onderzoeken. Immers, adequate huisvesting moet passend zijn bij de profilering en onderwijsinhoudelijke keuzen die scholen maken. Als onderwijsinhoudelijke keuzen en gebouw op elkaar zijn afgestemd werkt dit versterkend op de schoolprofilering. Bij bijvoorbeeld een keus voor een afzonderlijke vmbo-t route in het onderwijs past afzonderlijke huisvesting. Als gekozen wordt voor gemeenschappelijke brugjaren vmbo-t/havo zal hier in huisvesting ruimte voor moeten zijn. Ook de keuze voor een sterke profilering van vmbo basis- of kadergerichte leerweg kan worden versterkt door goede huisvestingskeuzen. Op basis van een strategisch huisvestingsplan kan aan de gemeenteraad worden voorgelegd middelen vrij te maken voor investeringen in onderwijshuisvesting die de profilering van het onderwijs in Tiel kunnen versterken. Uit de verkennende gesprekken die met de onderwijsinstellingen zijn gevoerd kunnen op dit moment voor wat betreft huisvesting voortgezet onderwijs twee hoofdvarianten worden onderscheiden. Die hoofdvarianten hebben beide ook hun eigen onderwijskundige consequenties. Bij de totstandkoming van die nota zullen de onderwijsinstellingen hun onderwijskundige voorkeuren moeten uitspreken. De twee hoofdvarianten denkbaar om de concurrentiepositie van het vo en mbo door middel van huisvesting te versterken: a.
Versterking VMBO-profilering: De campus-variant Het gaat hier dan om het (her)ontwikkelen van een locatie waar ROC Rivor en het vmbo
Pagina 17/34
gezamenlijk onderwijs aanbieden. Door gebruikmaking van elkaars faciliteiten wordt
oktober 2012
onderwijs doelmatiger, maar kan tevens invulling worden gegeven aan doorlopende
gespreksnotitie
leerlijnen.
Deze variant versterkt het onderwijs voor met name niveau 1 en 2 leerlingen, waardoor schooluitval in het MBO wordt verminderd. Het profiel 1 en 2 leerlingen versterken sluit aan bij de strategische ambitie van ROC Rivor om ook leerlingen niveau 1 en 2 van buiten Tiel te kunnen bedienen. b.
Versterken avo profilering: De mavo-variant Het gaat hier om het (her)ontwikkelen van een eigenstandige locatie voor vmbo-t (“de oude mavo”). Deze variant versterkt het onderwijs voor met name niveau 3 en 4 leerlingen waardoor het voor hen aantrekkelijker wordt in Tiel naar school te (blijven) gaan.
Vanuit onderwijsbehoeften betekenen beide varianten dus niet alleen een andere huisvesting. Het vergt ook onderwijskundige keuzen die het Lingecollege en ROC Rivor in gezamenlijkheid zullen moeten maken. Met name bij de keuze voor de Campus-variant is betrokkenheid van ROC Rivor bij het strategisch huisvestingsplan vo nodig. Het eerder in dit rapport beschreven overzicht van maatregelen beschrijft de deelprojecten die het onderwijs zal moeten uitwerken om te kunnen komen tot de onderwijskundige keuzen die ten grondslag liggen aan de keuze voor één van beide varianten. Daarnaast is de nieuwe huisvesting ook een mogelijkheid om bestaande keuzen op het terrein van schoolprofilering te herzien. Met name het imago van de onderwijslocatie op de Teisterbantlaan geeft aanleiding om ook aandacht te besteden aan nieuwe schoolprofilering. De gemeente heeft hierin geen directe rol, maar kan met haar huisvestingsbeleid bestaande profileringen versterken of juist verzwakken. 3.3.3 Imagoversterkende maatregelen De bijdrage van de gemeente aan de imagoverbetering van het onderwijs is beperkt. Een belangrijke bijdrage die de gemeente kan leveren is het vo-onderwijs (en wellicht in het kielzog daarvan het mbo) voorzien van aantrekkelijke huisvesting. Naast het imagoversterkende effect daarvan levert moderne huisvesting passend bij modern onderwijs eveneens en nieuw elan aan het personeel. Als voorbeeld van de kracht van uitstraling van aantrekkelijke onderwijshuisvesting zijn in de bijlage foto’s opgenomen van de School van de Toekomst, het paradepaardje van het ROC op de campus van het Koning Willem I College in Den Bosch (bijlage II.4.) De gemeente kan daarnaast bijdragen aan imagoversterking door meer rekening te houden met de effecten voor schoolprofilering bij het ontwikkelen en opzetten van projecten voor jeugd. 3.3.4 Werken aan vereende krachten De gemeente is van mening dat alleen door vereende krachtsinspanning het de huidige migratiestromen van leerlingen vanuit Tiel naar onderwijsinstellingen buiten Tiel kan worden verminderd. Beide onderwijsinstellingen in Tiel hebben momenteel last van concurrentie van instellingen uit andere gemeenten. De gemeente kan bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie van het onderwijs door de onderlinge samenwerking te versterken. Hierbij kan de gemeente het initiatief nemen om samen met de onderwijsinstellingen een gezamenlijk plan te maken.
Pagina 18/34 oktober 2012 gespreksnotitie
4 EEN GEZAMENLIJKE AMBITIE In oktober 2012 werd een bijeenkomst worden belegd waarin de betrokken partijen met elkaar hebben gesproken over een gezamenlijke ambitie. Uit deze verkenning blijkt dat er draagvlak is voor een gezamenlijke ambitie. Alle partijen willen een bijdrage leveren aan het versterken van de concurrentiepositie van het onderwijs in Tiel. De belangrijkste bijdrage hieraan is het gezamenlijk inzetten op het vergroten van het marktaandeel van de ROC Rivor en het RSG Lingecollege, ieder in hun eigen voedinggebied. Het is ook voor alle partijen duidelijk dat samenwerking vanuit een gezamenlijke ambitie meerwaarde biedt. Wel wil elke partij uitdrukkelijk aangesproken worden op de eigen verantwoordelijkheid. Het onderwijs is verantwoordelijk voor een hoogwaardig, kwalitatief onderwijsaanbod, de gemeente is verantwoordelijk voor de huisvesting en wettelijke taken op het terrein van jeugd en onderwijsbeleid. Advies: Over de manier waarop de gemeente Tiel, het RSG Lingecollege en ROC Rivor invulling kunnen geven aan gezamenlijke afspraken ter versterking van de concurrentiepositie van het (beroeps)onderwijs in Tiel is naar aanleiding van deze bespreeknotitie en de veldraadpleging met betrokken partijen een advies opgesteld. Dit advies heeft als titel: Gezamenlijk onderwijsprogramma ter versterking concurrentiepositie onderwijs Tiel In bijlage I zijn de aan het (onderwijs)veld voorgelegde maatregelen beschreven in een programma, waarbij per maatregel is uitgewerkt wat de verantwoordelijkheden zijn van de onderwijsinstellingen en de gemeente.
Pagina 19/34 oktober 2012 gespreksnotitie
5 BIJLAGEN I II
Concrete maatregelen Bevindingen Deskresearch 1. kengetallen en ontwikkelingen 2. beleidsrichtlijn fusietoets 3. factoren van invloed op concurrenntiepositie onderwijsinstellingen 4. voorbeeld inspirerende onderwijshuisvesting
Pagina 20/34 oktober 2012 gespreksnotitie
III
Geraadpleegde documenten
IV
Deelnemers interviews
BIJLAGE I
Overzicht mogelijke maatregelen
Projecten Verkenning strategische samenwerking en/of
Trekker /
Participanten /
projectleiding
projectdeelnemers
Extern adviseur
bestuurlijke samenwerking
Gemeente Tiel
Budget (geld of uren) € 15.000
Bestuur & RvT Lingecollege en ROC Rivor
Ontwikkelen doorlopende leerlijnen, waaronder ook
ROC Rivor
afspraken over VMBO-MBO2 trajecten Haalbaarheidsonderzoek onderwijsconcept PO-VO
Lingecollege
pm
VMBO Lingecollege
Gemeente PO-besturen
€ 15.000
Bestuur & RvT Lingecollege
Pm
i.s.m. basisonderwijs (bijv. Tienerschool) Verkenning gescheiden profileringen
Lingecollege
VMBO – AVO
Directeuren locaties Heiligestraat en Teisterbantlaan PO-besturen
Doelmatig opleidingsaanbod RIVOR in niveau 3 en 4
Doelmatig opleidingsaanbod RIVOR in niveau 1 en 2
ROC Rivor
ROC Rivor
Lingecollege
Pm
VMBO
(onderdeel strategische
Regionale partners, zoals….
heroriëntatie ROC Rivor)
Lingecollege
Pm
VMBO
(onderdeel strategische
Regionale partners, zoals
heroriëntatie ROC RIvor)
Gemeente Tiel
Onderdeel strategisch
Verkenning campusconcepten (V)MBO niveau 4
ROC Rivor
- (wo logistieke hotspot)
Lingecollege
Versterking aansluitend onderwijsconcept niveau 1 en
Lingecollege
ROC Rivor
€ 50.000
Lingecollege
Gemeente Tiel
Onderdeel strategische
Gemeente Tiel
Lingecollege
huisvestingsnota VO
2 en/of 3 en 4 (Bijv Big Picture) Haalbaarheidsonderzoek zelfstandige profilering en huisvesting VMBO-T herziening 'Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Tiel'.
Pagina 21/34 oktober 2012 gespreksnotitie
huisvestingsnota ROC Rivor
€ 35.000
BIJLAGEN II BEVINDINGEN DESKRESEARCH 1.
Kengetallen en ontwikkelingen
Beschrijving van de ontwikkelingen waar het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs rekening mee moet houden bij het versterken van haar concurrentiepositie (demografie, arbeidsmarkt, onderwijs. Dalende leerlingenaantallen. Het aantal leerlingen in de regio Tiel daalt. De orde van grootte van deze daling zal niet leiden tot continuïteitsproblemen in het vo. (Zie ook tabel minimumnormen vo). Schooltype
Stichtings/opheffingsnorm
Leerlingaantallen
(minimale omvang voor bekostiging
RSG Lingecollege
van een school) * De gemeenschappelijke brugjaren zijn niet opgenomen in deze telling. De werkelijke cijfers zijn dus nog hoger Praktijkonderwijs
70
VMBO
240
(2/3 sectoren)
146
1040*
VMBO (4 sectoren)
360
Havo
243
586*
VWO
292
449*
965
Ca 2800
Of
(inclusief brugjaren)
Scholengemeenschap
1205 leerlingen
Het RSG Lingecollege heeft momenteel ca 2800 leerlingen. Het minimum aantal leerlingen voor een scholengemeenschap is de helft van de norm is 965 (2/3 sectoren VMBO) of 1205 (4 sectoren VMBO). De continuïteit van het RSG Lingecollege komt door de huidige becijferde krimp op geen enkele wijze in gevaar als het gaat om het behalen van de minimum aantallen leerlingen. Op termijn van een aantal jaren zal deze leerlingdaling echter ook ten koste gaan van de instroom van ROC Rivor. Als ROC Rivor er niet in slaagt om voor die tijd marktaandeel terug te winnen van KW1C en ROC Midden-Nederland komt haar continuïteit door deze krimp in gevaar. Voor ROC Rivor is – gezien de huidige financiële resultaten – de ondergrens van het aantal leerlingen bereikt. Bij nog verdere teruggang in het aantal deelnemers (en daarmee in de bekostiging) komt bij ongewijzigd beleid de continuïteit van ROC Rivor in gevaar.
Pagina 22/34 oktober 2012 gespreksnotitie
De regionale arbeidsmarkt / stageplaatsen ROC Rivor heeft een verkenning laten uitvoeren door het IVA. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in de strategiepaper van ROC Rivor. Daarnaast wordt samengewerkt met instellingen Zorg bij de realisatie van zorgopleidingen en samengewerkt met bedrijven uit de sector Transport en Logistiek. Ook het VMBO participeert in overleg met het regionale bedrijfsleven. Het aantal stageplaatsen is in het kader van dit onderzoek niet in detail onderzocht, maar uit gesprekken met het onderwijs blijken geen knelpunten die afwijken van landelijke trends. Het vinden van voldoende stageplekken is moeilijker in sectoren die ernstig zijn geraakt door de crisis en bij de lagere opleidingsniveaus. Deze tekorten aan stageplaatsen weerspiegelen de regionale arbeidsmarktontwikkelingen en economische ontwikkeling en zijn voor scholen en gemeenten beperkt beïnvloedbaar. Daar waar (tijdelijke) tekorten of overschotten zijn kunnen partners (bedrijven, onderwijsinstellingen of de lokale overheid) projecten initiëren. Op basis van deze verkenning zijn er geen aanwijzingen dat de inspanningen van de scholen om aansluiting te zoeken bij ontwikkelingen in het bedrijfsleven en het aanbod van stageplaatsen structureel onvoldoende is. Hierbij moet worden aangetekend dat geen gesprekken zijn gevoerd met bedrijven en instellingen Leerlingverlies aan andere regio’s Zoals aangegeven in het rapport verliezen de scholen in Tiel nu leerlingen aan andere scholen in de regio. De regiobeleving voor het VO is hierbij een andere schaal dan de regio mbo (Vuistregel is dat “de regiobeleving van iedere school is zo groot als haar leerlingen zelfstandig mogen reizen”). Voor het RSG Lingecollege is haar wervingsgebied Tiel en de aangrenzende delen van de randgemeenten. Voor ROC Rivor is het wervingsgebied Rivierenland (en delen daarbuiten). Leerlingstromen VO Hieronder staat de herkomst van de leerlingen van het Lingeborgh-college in Geldermalsen in de schooljaren 2009-2010, 2010-2011, 2011-2012. Het Lingeborgh-college heeft 821 leerlingen, waarvan ca 168 afkomstig uit Tiel. Het Lingeborgh-college is de afgelopen jaren gegroeid. Een deel van deze groei kan worden verklaard uit een groeiende leerlingenstroom vanuit Tiel naar Geldermalsen.
Pagina 23/34 oktober 2012 gespreksnotitie
5.1.2 Ontwikkeling Leerlingaantallen Lingeborgh-College (bron: www.schoolvo.nl) De trend is dat een groeiend percentage van de leerlingen van deze school in Geldermalsen afkomstig is uit Tiel. 60,00% 50,00% 40,00% 2009-2010
30,00%
2010-2011
20,00%
2011-2012
10,00%
n ee nt e
n te O
ve rig e
ge
m
em Cu l
Ho u
bo rg
m rd a Le e
Bu re n
l
en Ne er ijn
Ti e
G
el d
er m
al s
en
0,00%
Deze leerlingstroom naar Geldermalsen is niet te verklaren uit onderwijskwaliteit of onderwijsaanbod. Voor ROC Rivor geldt nog het argument dat niet alle opleidingen op MBO niveau worden aangeboden. Voor het RSG Lingecollege is dit niet zo. De onderwijsresultaten van het RSG Lingecollege geven ook geen aanleiding voor dit verschil: alle opleidingen vallen onder het basistoezicht van de Onderwijsinspectie. Deze leerlingstroom is wel te verklaren uit het imago van de locatie op de Teisterbantlaan. Bij ongewijzigd beleid is de verwachting dat deze leerlingstroom naar de buurgemeenten zal toenemen door de samenwerking van scholen uit de randgemeenten en de realisatie van een nieuwe school. Leerlingstromen MBO Er is een netto leerlingenstroom uit het voedingsgebied van ROC Rivor (dat wil zeggen Rivierenland) naar andere ROC’s. Het gaat hier met name om KW1C, ROC MN, ROC A12, en in mindere mate andere ROC’s. Met name de aantrekkelijke huisvesting van de onderwijscampus van KW1C in Den Bosch wordt vaak genoemd als reden voor het kiezen van een vervolgopleiding bij het KW1C. Daarnaast wordt bij Den Bosch als keuze ook vaak genoemd dat de grote stad nu eenmaal trekt voor jongeren. Dit geldt ook voor Utrecht (ROC Midden Nederland). Deze redenering gaat echter in mindere mate op voor de leerlingstromen vanuit Rivierenland naar het ROC A12. Ook voor ROC Rivor geldt dat de leerlingstromen naar andere ROC’s niet verklaard kan worden uit de onderwijsresultaten. Deze zijn op orde. Alle opleidingen van ROC Rivor voldoen aan de eisen van de Onderwijsinspectie (alle opleidingen zitten in het zogeheten basisarrangement). Daarnaast worden de onderwijsprestaties van ROC Rivor door deelnemers in de landelijke enquete van de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (Job) beoordeeld met een 6,9 (met een stijgende trend). Dit is een bovengemiddeld resultaat. Het landelijk gemiddelde is 6,4.
Pagina 24/34 oktober 2012 gespreksnotitie
Voedingsgebied ROC Rivor Ten opzichte van andere ROC’s is het voedingsgebied erg lokaal. Andere ROC’s slagen er beter in om ook deelnemers van andere regio’s aan zich te binden. Het marktaandeel van ROC Rivor in haar eigen voedingsgebied is ca 27%. Dit is relatief weinig. Het leerlingverlies is op basis van de nu beschikbare gegevens moeilijk exact te berekenen, maar met een dergelijk groot verschil (factor 10) is dit exacte aantal niet zo relevant. (De meest nauwkeurige schatting is dat ROC Rivor tussen de 557 (minimumgrens) en 2620 (maximumgrens) leerlingen verliest vanuit haar kernvoedingsgebied aan ROC’s buiten Rivierenland. De instroom vanuit andere regio’s dan het kernvoedingsgebied van ROC Rivor is tussen de 67 en de 200.) ROC Rivor trekt dus minder leerlingen uit andere regio’s dan er naar andere regio’s gaan. Het verschil is relatief groot: er gaan bijna 10 keer zoveel deelnemers vanuit Rivierenland naar een andere regio dan dat er deelnemers uit andere regio’s naar Rivierenland komen. Dit pleit voor het versterken van de bovenregionale profilering van ROC Rivor.
Pagina 25/34 oktober 2012 gespreksnotitie
Pagina 26/34 oktober 2012 gespreksnotitie
2.
Beleidsrichtlijn Fusietoets
Onderwijsbesturen zijn niet vrij om institutionele samenwerking aan te gaan en/of bestuurlijk te fuseren. Hiertoe dient goedkeuring te worden verkregen door het Ministerie van Onderwijs. Dit Ministerie heeft hiervoor een adviescommissie Fusietoets. Deze commissie adviseert de Minister over de wenselijkheid van een voorgenomen fusie. Dit is vastgelegd in de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 juli 2011, nr. WJZ/221491 (2752), houdende instelling van de Adviescommissie fusietoets in het onderwijs, regels en beleidsregels ten behoeve van de uitvoering van de fusietoets in het onderwijs (Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs) De fusietoets is het gevolg van beleid dat er op gericht is meer kleinschaligheid van onderwijsinstellingen te kunnen nastreven (onderwijs terug naar de menselijke maat). Dit is in zekere zin een trendbreuk met beleid uit het verleden, maar heeft gevolgen voor de positionering van ROC Rivor. In dit onderzoek is geen uitgebreid onderzoek gedaan naar de formele juridische haalbaarheid. Wel is een quickscan uitgevoerd. Deze quickscan levert de volgende inzichten op: 1
de doelstelling van de Fusietoets is grootschaligheid juist tegengaan, tenzij niet anders kan;
2
de optelsom van het totaal aantal deelnemers / leerlingen mbo en vo van beide instellingen blijft onder de mediaan voor instellingen van mbo. Dit is een grens die de commissie hanteert om te beoordelen of een fusie-instelling groot- of kleinschalig is. De mediaan is het midden van de populatieverdeling. Voor het VO is dit 1917 leerlingen, voor het mbo is dit 9.331. De mediaan voor besturen die zowel bve als vo onderwijs aanbieden is 5.589. Het totaal van ROC Rivor (ongeveer 2100) en het RSG LIngecollege (ongeveer 2800) is 4900. Dit is dus minder dan de mediaan van 5.589. Een eventueel fusie leidt volgens deze mediaantoets dus nog niet tot een grootschalige onderwijsinstelling;
3
fusie is en blijft een optie als dit (bijvoorbeeld om financiële redenen) de enige manier is om noodzakelijke onderwijsvoorzieningen te kunnen garanderen;
4
de tot nu toe enige aanvraag voor fusie tussen een mbo instelling en een vo school is negatief geadviseerd;
5
op de recente aanvraag voor fusie van het ROC Ter AA Helmond (het op 1 na kleinste ROC na ROC Rivor) is negatief geadviseerd aan de Minister.
De conclusie van deze Quickscan is dat bij een eventueel besluit om te fuseren aan de Adviescommissie fusietoets aangetoond zal moeten worden dat er geen enkel ander alternatief is.
Pagina 27/34 oktober 2012 gespreksnotitie
3.
Factoren van invloed op concurrentiepositie onderwijsinstellingen (vo en mbo)
Deze bijlage is een weergave van het Instrument Schoolprofilering van KPC Groep, ontwikkeld door D. der Kinderen en B. Verest. Het instrument beschrijft de factoren die een school zelf kan beïnvloeden om de school aantrekkelijker te maken voor leerlingen en ouders. Hieronder staan de hoofdrubrieken vermeld. Het instrument zelf kent binnen die hoofdrubrieken een volledig overzicht van aandachtsgebieden voor het management van een school. Profilering van een school De vragen in het schoolprofileringsinstrument zijn verdeeld over zeven hoofdthema’s: 1
Prestaties Meetbare schoolprestaties gebaseerd op rapportages van derden. Denk hierbij aan de resultaten zoals gepubliceerd door de Onderwijsinspectie, maar ook aan de ranking van de school in landelijke dagbladen (oa Trouw)
2
Product: I Onderscheidend aanbod op het terrein van onderwijs, pedagogiek, didactiek. Denk hierbij aan schoolconcepten als Montessori-onderwijs of sterk leerling-gestuurd onderwijs. Ook een goed pedagogisch klimaat (sociale veiligheid) draagt bij aan de aantrekkelijkheid van een school.
3
Product II Onderscheidend aanbod op het terrein van specifieke talenten van leerlingen Denk hierbij aan aparte profileringen op het terrein van Techniek, Cultuur, Sport en/of ICT (oa Technasium en Vakcollege (Techniek) of LOOT-school (Sport))
4
Prijs/profijt Onderscheidende extra’s die de aantrekkelijkheid van de school kunnen verhogen. Denk hierbij aan zaken als interessante schoolreisjes en andere nevenactiviteiten maar ook aan goede organisatie (geen tussenuren).
5
Personeel De mate waarin het personeel competent is. Denk hierbij aan hoog opgeleid personeel, regelmatige bijscholing (ism universiteiten en Hogescholen), maar ook aan zaken als geen negatieve incidenten met personeelsleden.
6
Plaats De ligging van de school en de eigenschappen van de plek waar het onderwijs wordt verzorgd. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van de locatie (fiets, OV), maar ook de uitstraling en de voorzieningen van het gebouw.
7
Promotie De manier waarop de school probeert ouders/leerlingen te interesseren voor wat zij is en biedt. Denk hierbij niet alleen aan reclame maar (juist) ook de mate waarin de school contact zoekt en maakt met toeleverende scholen en ouders. Door intensieve samenwerking met basisscholen kan een VO school door “warme overdracht” een aantrekkelijke keus zijn.
Pagina 28/34 oktober 2012 gespreksnotitie
4.
Voorbeeld inspirerende onderwijshuisvesting (Koning Willem I College Den Bosch)
In deze bijlage staan foto’s opgenomen van de trots van de campus van het Koning Willem I College. De bijlage is bedoeld om een indruk te geven van de wijze waarop onderwijshuisvesting kan bijdragen aan de profilering van een onderwijsinstelling. Denk hierbij ook aan het effect dat een gebouw achterlaat bij ouders en leerlingen die de school bezoeken op 1 of twee Open Dagen om op basis daarvan een keuze te maken. De afbeeldingen en teksten zijn overgenomen van de website voor de School voor de Toekomst (www.schoolvoordetoekomst.nl). De Campus van het Koning Willem I college ligt aan de kop van een onderwijsboulevard, waar ook de Hogere Agrarische School Den Bosch en Avans Hogescholen zijn gevestigd, evenals het Alard du Hamel-college (VMBO).
School voor de Toekomst, een bijzonder en spraakmakend gebouw. Aan de buitenkant oogt het als een bescheiden -black box-, maar het interieur staat daarmee in volstrekte tegenstelling. Architectonische hoogstandjes en ultramoderne technische hulpmiddelen wisselen elkaar af. Het gebouw vormt in alle opzichten de metafoor of verschijningsvorm voor een nieuw onderwijsen opleidingsconcept. Vorm volgt functie. Over elke ruimte en elke accessoire is nagedacht.
Pagina 29/34 oktober 2012 gespreksnotitie
Eerste verdieping: Een centraal element op deze verdieping is het Metaforum. Een ruimte geschikt voor meetings met meer dan 100 mensen met alle mogelijkheden voor interactiviteit, zoals een interactive voting system (IVS).
Om het plein heen bevindt zich de Howard Gardner Room, die grenst aan de Monique Boekaerts Room. Ook deze twee ruimtes zijn vernoemd naar belangrijke inspirators.
Pagina 30/34 oktober 2012 gespreksnotitie
Tweede verdieping: Centraal staat Crealucion, een ruimte die creatief denken faciliteert en daartoe uitdaagt. Hier vinden creatieve denk- en groepsprocessen plaats. Vandaar Crealucion. Het woord is een samentrekking van creativity, luce (licht), solution, innovation en evolution.
La Cantina en de Lounge onderstrepen het belang van ontmoeten als voorwaarde voor leren. La Cantina is een ruimte in Zuidelijk-Amerikaanse sferen, de Lounge is ingericht als een Amerikaans café in de stijl van de jaren '50.
Pagina 31/34 oktober 2012 gespreksnotitie
Daarnaast bevindt zich de bron, een bibliotheekachtige ruimte met bron- en inspiratiemateriaal. De bron gaat over in de Jeroen Bosch Room vernoemd naar de beroemdste Bosschenaar aller tijden; een baanbrekend schilder die tot op de dag van vandaag over de hele wereld zijn navolgers kent.
Tot slot is er nog de Leonardo da Vinci Room. Leonardo da Vinci, de personificatie van het Renaissance-ideaal van de universele mens. Hij was schilder, beeldhouwer, architect, uitvinder, filosoof en geleerde, bedrijfskundige, dichter, schrijver, gastronoom, anatoom, natuurwetenschapper. Veelzijdig dus.
Pagina 32/34 oktober 2012 gespreksnotitie
BIJLAGE III GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN Onderwijsbeleid 2010 (inclusief analyse), Gemeente Tiel, 2009 Paper ter voorbereiding op de totstandkoming van de strategienota ROC Rivor 2013-2016, ROC Rivor, sept 2012 Bestuurlijke reactie RSG Lingecollege op paper ROC Rivor Programma Participerend Rivierenland, 2010-2014 Regiocontract 2012-2015 “It takes a village to raise a Child”, Strategisch Beleidskader RSG Lingecollege 2012 – 2015 Schoolgidsen RSG Lingecollege Financieel Jaarverslag RSG Lingecollege Jaarverslag ROC Rivor 2011 Eindrapportage Risicoinventarisatie RSG Lingecollege Vensters voor Verantwoording www.schoolvo.nl MBO Benchmark, MBO-raad DUO Onderwijsdata, DUO Onderwijsinspectie -
inspectierapporten ROC Rivor
-
inspectierapporten RSG Lingecollege
Jaarboek Onderwijs in Cijfers 2011, Ministerie van OCW, 2012 ‘Klaarvoorde start..., Iokaal integraal onderwijsbeleid gemeente Tiel 2010-2014’ JOB-monitor 2012, Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs, 2012
Pagina 33/34 oktober 2012 gespreksnotitie
BIJLAGE IV DEELNEMERS INTERVIEWS In de periode augustus/september 2012 zijn semi-gestructureerde interviews aan de hand van een voorgestructureerde vragenlijst gehouden met de volgende medewerkers van de gemeente, van RSG Lingecollege en van ROC Rivor.
Pagina 34/34 oktober 2012 gespreksnotitie
-
Ruud Vermeulen, Wethouder onderwijs Tiel
-
Peter Ronner, bestuurder RSG Lingecollege
-
Bert Molenkamp, oud-bestuurder ROC Rivor
-
Yvonne Admiraal, locatiedirecteur AVO
-
Jannie Rijks, locatiedirecteur VMBO
-
Peter Spoon, Adjuct-directeur AVO
-
Karin Hendrich, directeur Onderwijs ROC Rivor
-
Dmitri Nadorp, beleidsadviseur PR& communicatie Rivor
-
Maaike Kokx, gemeente Tiel
-
Ton Warsen, gemeente Tiel
-
Marjolein Winter, Gemeente Tiel
Met opmaak: opsommingstekens en nummering
Einde De notulen van deze vergadering vindt u terug op het Raadsinformatiesysteem van de gemeente Tiel. http://raad.tiel.nl