Vergaderstukken Commissie Samenleving 15 mei 2014 Orgaan: Commissie Samenleving Datum: donderdag 15 mei 2014 Aanvang: 19:30 uur Locatie: De raadszaal van het Stadhuis Ambtmanstraat 13 te Tiel
Concept agenda 1.
Opening (19.30 uur tot 19.31 uur)
2.
Agenda d.d. 15 mei 2014 (vaststellen) (19.31 uur tot 19.32 uur)
3.
Ingekomen stukken (19.32 tot 19.35 uur)
4.
Informatie van het college in het kader van de actieve informatieplicht (19.35 uur tot 19.40 uur)
5.
Concept beknopt verslag van de vergadering van 2 april 2014 (vaststellen) (19.40 uur tot 19.45 uur)
6.
Afsprakenlijst (bespreken) (19.45 uur tot 19.50 uur)
7.
Rondvraag (19.50 uur tot 20.00 uur)
PROGRAMMA MAATSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN 8.
Beleidskader sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWB/Wmo (om advies) (20.00 uur tot 20.45 uur)
PROGAMMA ONDERWIJS 9.
Praktijklokaal Lingecollege (bespreken) (20.45 uur tot 21.15 uur) Aan u wordt gevraagd of u kunt instemmen met de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het amendement van de raad van 6 november 2013 betreffende het praktijklokaal t.b.v. het RSG Lingecollege.
OVERIG 10. Terugkoppeling intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (21.15 uur tot 21.20 uur) 11. Sluiting (21.20 uur)
CONCEPT – BEKNOPT – VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE COMMISSIE SAMENLEVING VAN 2 APRIL 2014
Aanwezig: T. Zuidema (voorzitter), J.L. Sewalt-Wijbrandts, E. Rooders-van Geldermalsen, N. Budak, D. Verbeek, A.E.L. Duquesnoy-van den Heuvel, M. Smits, G.J. Kreuk-Wildeman, W. de Boer, I.C.M. Son-Stolk, H. Jonkmans, H.J.M. Stultiens, R. Manuhutu, J.H. de Wild, V.B. Latumahina, J.D. Stoeten-Flach, M. van der Lek, A. Önder, A.E.P.M. de Boer (leden) en H. Pullen (commissiegriffier) Afwezig met kennisgeving: Niet van toepassing. Eveneens aanwezig: H.A. Driessen, C.R. Vermeulen, C.A.A. van Rhee-Oud Ammerveld (wethouders) T. Warsen, M. Winter-Bults (gemeentelijke adviseurs) 1.
Opening De voorzitter het een ieder welkom en opent de vergadering
2.
Agenda d.d. 2 april 2014 (vaststellen) De voorzitter deelt mee dat er een inspreker is voor agendapunt 8 (RSG Lingecollege) Het is de heer P.J. Ronner (bestuurder RSG Lingecollege)
3.
Mededelingen en ingekomen stukken Commissiebreed is er waardering voor de wijze waarop de Plantage de verzelfstandiging heeft opgepakt. Deze waardering wordt uitgesproken n.a.v. ingekomen stuk nummer 03.6a (Informatienota jaarstukken 2013 De Plantage).
4.
Informatie van het college in het kader van de actieve informatieplicht H.A. Driessen De heer Driessen geeft aan dat het college, nadat het overleg met de cliëntenraad korte tijd was opgeschort, nu weer "on speaking terms" is met de cliëntenraad.
5.
Concept beknopt verslag commissie Samenleving d.d. 5 maart 2014 (vaststellen) Redactioneel Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van Niet van toepassing.
6.
Afsprakenlijst (bespreken) punt 2 (Jeugdzorg). Ondanks het feit dat de gebiedsteams nu bezocht worden, is de commissie van mening dat de beeldvormende avond over dit onderwerp al opgepakt moet worden. De volgende personen uit de commissie willen zich hiervoor inzetten: C.J. Kreuk-Wildeman (PvdB), N. Budak (PvdA), J.L. Sewalt-Wijbrandts (D66), E.S. Derksen (VVD), A.E.P.M. de Boer (GroenLinks) en J.H. De Wild (SociaalTiel). Mevrouw Kreuk neemt hierin het initiatief over van de heer P. van den Burg. punt 3 (jaarthema 2013). Mevrouw Duquesnoy vraagt of er al een start is gemaakt met het organiseren van de bijeenkomsten waarin onderwijs en bedrijven elkaar gaan ontmoeten en werken aan structurele contactmomenten voor de langere termijn. De heer Vermeulen zegt schriftelijk antwoord toe. punt 5 (Vraag P. Schoots over planning portaal). De heer Driessen geeft aan dat een en ander uitvoerig aan bod zal komen tijdens de beeldvormende avond d.d. 23 april 2014. Hij vraagt dan ook om dit punt van de afsprakenlijst te verwijderen. De commissie is hiermee akkoord. Pagina 1 van 4
7.
Rondvraag N. Budak Mevrouw Budak vraagt hoe het gaat met de schuldhulpverlening in Tiel. Zijn er wachtlijsten? De heer Driessen zegt schriftelijk antwoord toe. H.J.M. Stultiens Mevrouw Stultiens heeft geconstateerd, n.a.v. een persbericht waarin TiVoC aangeeft niet tevreden te zijn met het onderhoud en beheer van de Betuwehal, dat dit jaar geen tevredenheidsonderzoek (enquête) heeft plaatsgevonden naar het beheer en onderhoud van de sportaccommodaties. Zij vraagt zich af wat de oorzaak hiervan is en op welke termijn het alsnog gaat plaatsvinden. De heer Driessen geeft aan dat dit jaar inderdaad geen enquête heeft plaatsgevonden. Dit had te maken met de prioriteiten die zijn gesteld. In overleg met de F.T.S. is afgesproken dat dit weer wordt opgepakt. Het signaal over de Betuwehal heeft de exploitant en de gemeente verrast. Het onderwerp heeft de aandacht van het college. A.E.P.M. de Boer De heer De Boer vraagt of er al (schriftelijke) informatie is over de transities in het sociale domein. De heer Driessen verwijst de heer De Boer naar de beeldvormingsavond d.d. 23 april 2014. Deze avond is speciaal georganiseerd om de raads- en commissieleden op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op dit terrein. De heer Zuidema vraagt in het kader van de door de raad d.d. 27 maart 2014 vastgestelde gedragscode politieke ambtsdrager aandacht voor het gebruik van de sociale media. Hij verzoekt hier zorgvuldig mee om te gaan.
8.
Bespreeknota Lingecollege (bespreken) Inspreker, drs. P.J. Ronner (bestuurder RSG Lingecollege) De heer Ronner heeft twee kernpunten: 1. het lijkt om de stenen te gaan. Het gaat echter om het onderwijs en de leerlingen. Een school, waar iedereen op zijn plek zit, die past bij het advies van de onderwijsraad, op een eigen overzichtelijke, veilige en kleinere locatie. Men wil een inspirerende leeromgeving voor de leerlingen creëren. Hiervoor is kleinschalige huisvesting met een eigen identiteit nodig. 2. uit een imago onderzoek en een ouder tevredenheidsonderzoek is het volgende gebleken. De gebouwen zijn verouderd, te groot, niet geborgen, missen eigen/eigentijdse uitstraling. Oude beelden uit het verleden zijn maatgevend. Zorg voor eigenheid van de locatie. Tot slot deelt de heer Ronner mee dat onderwijs in Tiel ertoe doet voor de leerlingen. De leerlingen zijn het waard om in te investeren. De volgende vragen zijn gesteld aan de heer Ronner. V.B. Latumahina De heer Latumahina vraagt of er nog andere factoren zijn gebleken n.a.v. de onderzoeken, naast de fysieke factoren. De heer Ronner noemt in dit verband de communicatie en het ontbreken van de eigen/eigentijdse uitstraling. D. Verbeek De heer Verbeek vraagt of de heer Ronner mogelijkheden ziet om de concurrentiepositie van de school te verbeteren buiten de huisvesting om. De heer Ronner geeft aan dat de onderwijskwaliteit in het Rivierengebied op orde is. Daar ligt het dus niet aan. Het technasium heeft bijv. een aantrekkende kracht. Daar tegenover staat dat leerlingen van de Mavo groep wegvloeien naar Geldermalsen. Onderwijskundig zijn er mogelijkheden die versterkt dienen te worden door de huisvesting. I.C.M. Son-Stolk Mevrouw Son vraagt of de kwaliteitsverbetering van het voortgezet onderwijs wordt meegenomen. De heer Ronner geeft aan dat dit de aandacht heeft. Enerzijds zo min mogelijk leerlingen ongediplomeerd van school (RSG Lingecollege voortijdig Pagina 2 van 4
schoolverlaters minder dan 1%). Anderzijds talentrichtingen bevorderen (voorbeelden: technasium, Cambridge Engels, sportklassen, vakcollege techniek enz). E. Rooders-van Geldermalsen Mevrouw Rooders vraagt of er aandacht is voor leerlingen die extra zorg nodig hebben. De heer Ronner geeft aan dat hier aandacht voor is (grootste praktijkschool met goede uitstroom, internationale schakelklas, aandacht en investeringen voor de instroom van leerlingen uit speciaal onderwijs naar regulier onderwijs). A.E.P.M. de Boer De heer De Boer vraagt wat de aantrekkingskracht is van Geldermalsen versus onderwijskwaliteit Tiel. Heft dit elkaar op? De heer Ronner geeft aan dat dit elkaar niet opheft. De aantrekkingskracht van Geldermalsen is gelegen in de huisvesting. Men vindt Tiel te grootschalig. Het heeft niet met de onderwijskwaliteit te maken. J.D. Stoeten-Flach Mevrouw Stoeten wijst op het imagoprobleem van het aanbod van de leerlingen op de Teisterbantlaan. Zou gezamenlijke huisvesting een oplossing zijn voor het probleem? Daarnaast zou zij graag beschikken over de onderzoeken die zijn gedaan. De heer Ronner geeft aan dat gezamenlijke huisvesting een achterhaald concept is. De school is er voor alle leerlingen en juist door kleinschaligheid kan men het imago/sociale problemen ook aanpakken. J.H. de Wild De heer De Wild schaart zich achter de vraagstelling van mevrouw Stoeten. Ook hij zou graag inzicht willen in de onderzoeken. De heer Ronner geeft aan dat er aandacht is voor sociale cohesie. G.J. Kreuk-Wildeman Mevrouw Kreuk vraagt of het deelplan (huisvesting) geplaatst kan worden in een groter kader. De heer Ronner geeft aan dat de onderwijsvisie van de school (hoofdstuk 3 van het rapport) het kader is waarbinnen dit plaatsvindt. Het is dus begonnen bij het onderwijsconcept van de school. Er zijn geen vragen meer. De heer Ronner wordt bedankt voor zijn komst en inbreng. Bespreking onderwerp Het college heeft d.d. 17 december ingestemd met de rapportage "Verkennend onderzoek onderwijshuisvesting RSG Lingecollege en ROC Rivor in Tiel". Zij heeft op basis van drie oplossingsrichtingen, toegespitst op de financiële kant, een standpunt ingenomen over de rol die zij wil oppakken ten aanzien van het vervolgproces rondom de huisvesting van het RSG Lingecollege. De vraag is of de commissieleden zich kunnen vinden in het standpunt van het college. Technische verhelderende vragen worden gesteld waarop antwoord wordt gegeven. N.a.v. vragen geeft het college aan dat: het onderzoek €20.000,-- kost en dat dekking via de perspectievennota wordt geregeld. Het rapport is naar verwachting in het 3e kwartaal van dit jaar klaar (Stultiens, Kreuk); de huisvesting aan de Teisterbantlaan is niet bruikbaar voor het onderwijsconcept. Haalbaarheid en betaalbaarheid moeten nog onderzocht worden (Duquesnoy, Stoeten, Kreuk) De volgende aandachtspunten zijn meegegeven: niet alleen aandacht voor de huisvesting maar vooral ook voor de kwaliteit/concurrentiepositie/cultuur/ het breder kader (Son, Verbeek, Duquesnoy, Stoeten, De Wild, Kreuk, A. de Boer); bekijk de mogelijkheid om Havo/Vwo onder te brengen in locatie Teisterbantlaan en andersom (Stoeten); kijk goed naar subsidiemogelijkheden (Kreuk); overweeg dezelfde aanbestedingsprocedure als bij de WLP (Kreuk); Pagina 3 van 4
aandacht voor eventueel behoud bestaande huisvesting aan Teisterbantlaan (Stoeten, Duquesnoy, Kreuk). Met de toezegging van de heer Vermeulen dat de aandachtspunten worden meegenomen in het rapport kunnen de commissieleden instemmen met een vervolgonderzoek naar de financiële betekenis en fasering van de uitkomsten van de rapportage "Verkennend onderzoek onderwijshuisvesting RSG Lingecollege en ROC Rivor in Tiel". 9.
Vraag D66 ex art. 41, reductie aantal ziekenhuizen met SEH afdeling (bespreken) In het Presidium van 18 maart 2014 is besloten, gezien de urgentie van het onderwerp, om de brief te agenderen voor bespreking. Mevrouw Sewalt vraagt of de zorg van D66 wordt gedeeld door de overige fracties en of zij ook op landelijk niveau binnen en buiten de fracties aandacht willen vragen voor dit probleem. Alle commissieleden onderschrijven de zorg van D66 en zullen alles in het werk stellen om te voorkomen dat de spoedeisende hulp in ziekenhuis Rivierenland Tiel wordt gereduceerd. Er wordt ook gesproken over een eventuele motie (Kreuk, V.d. Lek). De heer Driessen geeft aan blij te zijn met de steun. Hij geeft aan dat er echter nog geen concrete bedreiging is. De Raad van Bestuur van het Ziekenhuis Rivierenland Tiel gaat schriftelijk reageren richting zorgverzekeraars. De krachten zijn gebundeld, alles is in stelling gebracht en de regio gemeenten zijn hierbij betrokken (Kreuk, De Wild). De heer Driessen zal de commissie actief op de hoogte houden van de ontwikkelingen, zoals o.a. terugkoppeling van de gesprekken die 2e helft april zullen plaatsvinden (Önder, De Wild).
10.
Terugkoppeling intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Er heeft geen terugkoppeling plaatsgevonden.
11.
Sluiting De voorzitter dankt een ieder voor de inbreng en sluit om 21.15 uur de vergadering.
Pagina 4 van 4
Afsprakenlijst van de commissie Samenleving NR.
Onderwerp
Afspraak/toezegging
Datum afspraak
Planning
1.
Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
uitvoeringsprogramma
02-07-2013 01-10-2013
Uiterlijk juli 2014
2.
Jeugdzorg
N.a.v. de evaluatie pilots gebiedsteams jeugd en gezin een beeldvormingsavond organiseren Werkgroep bestaat uit: C.J. Kreuk-Wildeman (PvdB), N. Budak (PvdA), J.L. Sewalt-Wijbrandts (D66), E.S. Derksen (VVD), A.E.P.M. de Boer (GroenLinks) en J.H. De Wild (SociaalTiel)
29-01-2014
Mei 2014
Gemaakt op 03-04-2014
1
3.
Jaarthema 2013
1. In 2014 komen 2 docenten van het VMBO en MBO en 2 mensen van installatiewerk bij elkaar om programma’s beter op elkaar aan te laten sluiten. 2. In januari worden 10 werkzoekenden uitgenodigd om te vragen naar hun beeld, wens en ambities op een baan en daar worden ook de gewenste sociale vaardigheden met hen besproken. 3. De gemeente organiseert in 2014, drie bijeenkomsten waarin onderwijs en bedrijven elkaar gaan ontmoeten en werken aan structurele contactmomenten voor de langere termijn. Onderstaande partijen gaan zich hier voor inzetten en hebben dit in een overeenkomst vastgelegd: ROC Rivor, Rsg. Lingecollege, Prisma, Mozaïek, STMR, Lander, UWV, Metaglas, Fluksion, WMGA, GIAD, Werkgevers Advies Punt Rivierenland (WAPR), Karwei Bouwmarkt Tiel, Revabo/ Schildersschool, Leerwerkloket, Werkmaatschappij Groei en Ambitie, CDA, Christen Unie Tiel, gemeente Tiel
Raad d.d. 12-022014
Zie afspraak/toezegging
4.
Jaarthema 2013
n.a.v een vraag van mevr. Duquesnoy wordt de commissie schriftelijk geïnformeerd over punt 3 van de aandachtspunten van het jaarthema
002-04-2014
Mei 2015
Vragen commissieleden NB: indien de commissie geen opmerkingen heeft over de punten ………. dan worden de betreffende punten bij de volgende uitdraai verwijderd.
Gemaakt op 03-04-2014
2
Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
21 mei 2014 Dhr. H.A. Driessen 8 Beleidskader Sturing, Bekostiging en Inkoop nieuwe gemeentelijke taken Jeugdwet en AWBZ/Wet maatschappelijke ondersteuning per 01-01-2015
Besluit om: 1. Het regionale beleidskader Sturing, Bekostiging en Inkoop Transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo met de lokale aspecten aan te merken als richtinggevend bij contractering van aanbod van ondersteuning en zorg voortkomend uit de nieuwe taken en verantwoordelijkheden die volgen uit de transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo. 2. De beslispunten binnen het regionale en lokale beleidskader over te nemen, met uitzondering van de regionale beslispunten 1, 5 en 9. 3. De beslispunten 1,5 en 9 te vervangen en daarvoor in de plaats te beslissen dat uitwerking van een groeimodel cliëntgebonden bekostiging plaatsvindt die de verhouding en de financiële risico's tussen de gemeentelijke regietaken voor ondersteuning zorg en de keuzevrijheid van de inwoner op juiste wijze weergeeft. Dat in het belang van risico- en kostenbeheersing. 4. In het groeimodel naar cliëntgebonden bekostiging, per 1 januari 2015 te starten met het Persoonsgebonden budget, met trekkingsrecht, dat conform de bepalingen in de Jeugdwet en het wetsvoorstel Wmo 2015. 5. Het groeimodel, en het daaraan verbonden groeiproces, jaarlijks te evalueren om indien nodig de koers te wijzigen.
Inleiding In de transities AWBZ/Wmo en Jeugdzorg staan we aan de start van de inkoopfase voor de ondersteuning en zorg die vanaf 1 januari 2015 naar de gemeente komt. Om keuzes te maken of en hoe we (boven)regionaal en/of lokaal inkopen is een gezamenlijk beleidskader van de gemeenteraden in de Regio Rivierenland nodig. Deze keuze mogelijkheden zijn opgenomen het beleidskader sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo. Het beleidskader, bestaat uit een regionaal deel 1 en een lokaal deel 2. Het beleidskader geeft richting en antwoorden op de vragen: • Hoe sturen we? • Hoe willen we bekostigen? • Hoe willen we inkopen? In vervolg op dit beleidskader wordt een regionale inkoopnota opgesteld en aan u voorgelegd. De inkoopnota zal richting en antwoorden geven op vragen als: Wat gaan we inkopen? Bij wie gaan we inkopen? In welke vorm vindt de inkoop plaats? Vindt inkoop volgens het lokale inkoopbeleid plaats? Pagina 1 van 5
De wetstrajecten De Eerste Kamer heeft op 18-02-2014 ingestemd met de invoering van de Jeugdwet. De Jeugdwet treedt in werking per 01-01-2015 en maakt dat gemeente per die datum verantwoordelijk worden voor een groot deel van de Jeugdzorg. Het voorstel Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is op 14-014-2014 voorgelegd aan de Tweede Kamer. De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 26-022014 het verslag op haar bevindingen uitgebracht. De reactie van de Staatssecretaris heeft geleid tot een tweede schriftelijke ronde, die op 03-04-2014 afgerond wordt. Beoogde inwerkingtredingsdatum is 01-01-2015 Beoogd effect Het beleidskader sturing, bekostiging en inkoop die richting geeft aan de wijze waarop inkoop, de relatie met de aanbieders en contractbeheer van nieuwe taken Jeugdzorg en Wet maatschappelijke ondersteuning tijdig tot stand kan komen met als doel continuering van zorg. Argumenten 1.1 Vormgeven van nieuwe gemeentelijke taken. Door de decentralisaties krijgen het college en uw raad nieuwe taken en verantwoordelijkheden. Ook inwoners en (maatschappelijke) organisaties krijgen meer, eigen en gezamenlijke, verantwoordelijkheden. De gemeente heeft o.a. als taak regievoering, coördinatie van aanbod van ondersteuning en zorg evenals (co-) financiering van ondersteuning en zorg. Het voorliggende beleidskader geeft richting aan de realisatie van de nieuwe taken en verantwoordelijkheden. 1.2 Voordelen zijn te behalen in regionale samenwerking Gemeentebesturen van de gemeenten in de regio Rivierenland en de vrijwel alle aanbieders van zorg en ondersteuning op terrein van Jeugdzorg en AWBZ/Wmo hebben te maken met de effecten van de transities Jeugdwet en AWBZ/Wmo. Veel aanbieders van ondersteuning en vooral zorg bieden hun activiteiten en producten verspreid over de regio aan. Delen van kennis en kunde en het organiseren van regionale inkoop draagt bij in efficiënter werken en kostenbeheersing. 1.3. De leden van de programmaraad Zelfredzaam hebben in 'tweede termijn' besloten om de accenten van de beslispunten 1,5 en 9 te verleggen. In meerdere stappen, met verschillende concepten, is op 03-03-2014 een conceptversie van het beleidskader sturing, bekostiging en inkoop voor de vergadering van de programmaraad op 0503-2014 ontvangen. De op- en aanmerkingen van bestuurders tijdens de vergadering van de programmaraad zijn verwerkt in een versie die wij op 06-03-2014 hebben ontvangen. Na ontvangst daarvan werd in diverse gemeenten geconcludeerd dat de formulering van de daarin opgenomen beslispunten 1, 5 en 9 niet op het beoogde draagvlak kon rekenen. De programmaraad heeft daarop voorgesteld om de accenten van de beslispunten 1,5 en 9 te verleggen. Om de eenduidigheid in het voorliggende regionale document zoveel als mogelijk te behouden is de formulering van bedoelde beslispunten in het opgeleverde beleidskader niet gewijzigd. Dat leidt tot het advies om die 3 beslispunten niet over te nemen. 3. Persoonlijke bekostiging behoeft nadere uitwerking Onder andere met vaststelling van het lokale beleidplan Wmo 'Krachtige burgers' en instemming met de Regionale contourennota Samenredzame Samenleving is uitgesproken dat de gemeente bijdraagt aan de (door-)ontwikkeling van de zelf- en samenredzaamheid van de inwoners van Tiel. Daarin past het om de inwoner mede verantwoordelijk te maken voor vinden van ondersteuning en zorg evenals ook bij de inkoop daarvan. Bij inkoop door de inwoner vindt bekostiging door de gemeente plaats. Bekende vormen zijn het bieden van een Persoonsgebonden Budget (PGB waarbij de B ook kan staan voor Bekostiging) en het Pagina 2 van 5
Persoonsvolgend Budget (PVB waarbij de B ook kan staan voor Bekostiging). De verhouding tussen de gemeentelijke regietaken voor zorg en de keuzevrijheid van de inwoner dient nog nader uitgewerkt te worden. Instemming met de voorgestelde beslispunten 1, 5 en 9 van het beleidskader geven een kader aan dat nog niet beoordeeld is. De formulering: 'In het groeimodel naar cliëntgebonden bekostiging, per 1 januari 2015 te starten met PGB met trekkingsrecht. Het groeiproces jaarlijks te evalueren om indien nodig de koers te wijzigen:' biedt de benodigde ruimte voor de nadere uitwerking. Colleges van meerdere gemeenten hebben aan de raden voorgesteld de beslispunten 1,5 en 9 niet integraal over te nemen.
Kanttekeningen 1.1 Besluit over vaststelling nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is nog niet genomen Het in de inleiding weergeven Wetstraject Wmo maakt dat gemeenten krijgen pas in de loop van 2014 duidelijkheid over de nieuwe taken en verantwoordelijkheden Wmo. 1.2. Het regionale beleidskader is niet gericht op de transities Passend Onderwijs en Participatiewet In voorliggend beleidskader is niet inhoudelijk ingegaan op de sturing, bekostiging en inkoop gerelateerd aan de transities Passend Onderwijs en Participatiewet. Het traject decentralisatie participatiewet en de daaraan gekoppelde ontwikkeling Regionale infrastructuur werk bevindt zich nog niet een fase waar dit aan de orde is. Elementen van dit beleidskader kunnen wel overgenomen worden. De nieuwe taken en verantwoordelijkheden i.v.m. de transitie Passend Onderwijs leiden niet tot inkoopactiviteiten. Daar waar sprake is van zorg voor leerlingen is dat ingebed in de transitie Jeugdzorg. Aanpak / uitvoering De Wmoraad Tiel heeft het college geadviseerd over het regionale deel van onderhavig beleidskader. Zij ziet als kern van de nota dat op termijn de zorg voor circa 80% in PGB moet worden geregeld maar beoordeeld dat als niet vanzelfsprekend. In haar advies betreffende het regionale deel van dit beleidskader geeft ook de Wmoraad, met diverse argumenten, aan dat zij een ontwikkeling in deze richting niet zonder meer als uitgangspunt aanmerkt. Mogelijkheden en bekwaamheden van de zorgbehoeftige of zijn ondersteuners dienen zorgvuldig gewogen te worden bij de beoordeling van de vorm van de voorziening. Wij zien 4 van de 6 adviespunten van de Wmoraad als richtinggevend. Die 4 adviespunten richten zich op 1. het zo spoedig mogelijk starten van informeren van inwoners inzake effecten van de transities; 2. bevordering preventieve activiteiten gericht op beperking instroom in zorg; 3. het in kaart brengen van risico's van PGB voor zorgvragers en het bieden van mogelijke oplossingen; 4. vormgeven van onafhankelijke klachtenafhandelings- en ondersteuningspunten voor inwoners; Beleidsuitgangspunten in diverse vastgestelde documenten, contourennota, visie op het sociaal domein, Wmo beleidsplan, Sturing en dienstverlening sociaal domein Tiel, brengen met zich mee dat de hier vermelde adviespunten in het transitieproces de gewenste aandacht krijgen. Deze 4 adviezen van de Wmoraad worden bij de nadere uitwerking en de vervolgstappen op dit beleidskader overgenomen / betrokken
Pagina 3 van 5
De Wmoraad adviseert het college verder om bij de ontwikkeling van het dit en toekomstig beleid het VN verdrag (voor de rechten van de mensen met een beperking) als leidraad te nemen. Ratificatie van dit verdrag heeft in Nederland nog niet plaatsgevonden zodat op dit moment daarover nog geen standpunt ingenomen kan worden. Dit advies nemen wij op dit moment niet over. Na ratificatie van het verdrag wordt dit nader beoordeeld. Ook adviseert de Wmoraad, in adviespunt 1, tot het geven van prikkels aan bestaande aanbieders om beter te presteren, ondanks verlaging van het budget, overgangsjaar door in het inkoopproces al nieuwe of andere aanbieders te betrekken. Dit adviespunt 1 sluit niet aan bij de Beleidsuitgangspunten omdat er een risico voor het realiseren van "de zachte landing" met een beperkt budget in gezien wordt. Het vertrouwen schenken in bestaande aanbieders en het maken van goede afspraken is van belang voor alle partijen. De, in onderhavig beleidskader geschetste, inkoopmogelijkheden bieden mogelijkheden voor een strategische aanpak van inkoop. Veel van 'hetzelfde" zorgaanbod wordt door meerdere regionale en lokale partijen aangeboden. Bij inkoop- en contractering is het dan al mogelijk om het door de Wmoraad beoogde doel te realiseren. Om die reden nemen wij het advies met deze specifieke formulering niet over. De lokale paragraaf is opgesteld nadat het regionale beleidskader aan de Wmoraad is toegestuurd voor advisering. Na bestudering en bespreking daarvan brengt de Wmoraad daarop nog advies uit. In vervolg op dit beleidskader wordt door de regionale ambtelijke werkgroep contracteren een inkoopnota voorbereid en opgesteld. Het streven is om deze in juni 2014 aan te bieden aan uw raad. Lokaal is inmiddels ook een werkgroep sturing, bekostiging en inkoop sociaal domein gevormd. Deze is gestart met de lokale voorbereidingen. Aandacht is er voor gezamenlijke regionale contractering en inkoop en ook voor inkoop en contractering door alleen de gemeente Tiel. Medewerkers betrokken en belast met inkoop-, juridische -, financiële zaken en de decentralisaties sociaal domein maken deel uit van de regionale en lokale werkgroepen. Communicatie Onlangs is de website http://www.rivierenlandkanmeer.nl opengesteld. Deze website biedt inzicht in de ontwikkelingen binnen het sociale domein in de Regio Rivierenland en is voor iedereen toegankelijk. De komende maanden wordt actiever ingezet op contact, raadpleging en informatievoorziening met en aan inwoners van de gemeente Tiel. Financiën Bij deze besluitvorming niet aan de orde. Bijlage(n) Bijlage 1; Beleidskader Sturing, Bekostiging en Inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo. Bijlage 2; Verzamelde beslispunten uit het beleidskader Bijlage 3; Advies Wmoraad dd. 01-04-2014 m.b.t. deel 1 van het beleidskader. Burgemeester en wethouders van Tiel, de secretaris, de burgemeester,
Advies commissie(s) d.d.:
Tiel, d.d. de commissiegriffier, Pagina 4 van 5
Beslissing raad d.d.: de griffier,
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Team Stad Ronald Kool 656427
[email protected]
Pagina 5 van 5
Raadsbesluit Nummer: Wettelijke grondslag: Jeugdwet en Wet(-voorstel) maatschappelijke ondersteuning 2015 Besloten in de raadsvergadering van: 21 mei 2014
Besluit om:
1. Het regionale beleidskader Sturing, Bekostiging en Inkoop Transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo met de lokale aspecten aan te merken als richtinggevend bij contractering van aanbod van ondersteuning en zorg voortkomend uit de nieuwe taken en verantwoordelijkheden die volgen uit de transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo. 2. De beslispunten binnen het regionale en lokale beleidskader over te nemen, met uitzondering van de regionale beslispunten 1, 5 en 9. 3. De beslispunten 1,5 en 9 te vervangen en daarvoor in de plaats te beslissen dat uitwerking van een groeimodel cliëntgebonden bekostiging plaatsvindt die de verhouding en de financiële risico's tussen de gemeentelijke regietaken voor ondersteuning zorg en de keuzevrijheid van de inwoner op juiste wijze weergeeft. Dat in het belang van risico- en kostenbeheersing. 4. In het groeimodel naar cliëntgebonden bekostiging, per 1 januari 2015 te starten met het Persoonsgebonden budget, met trekkingsrecht, dat conform de bepalingen in de Jeugdwet en het wetsvoorstel Wmo 2015. 5. Het groeimodel, en het daaraan verbonden groeiproces, jaarlijks te evalueren om indien nodig de koers te wijzigen.
de giffier,
Page 1 of 1
de voorzitter,
Beleidskader Sturing, Bekostiging en Inkoop Transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regio Rivierenland in deel 1
en Gemeente Tiel in deel 2
Inhoudsopgave deel 1 (Regionale kaders) Samenvatting ........................................................................................................................................ 4 1
Inleiding.......................................................................................................................... 5
2
Sturing............................................................................................................................ 6 2.1 Wat is sturing?....................................................................................................................... 6 2.2 Waarom willen we sturen? .................................................................................................. 6 2.3 Keuze voor sturing................................................................................................................ 6 2.4 Waarop gaan we sturen en de sturingsindicatoren ......................................................... 8 2.5 Risico’s delen op de regionale jeugdzorg ....................................................................... 11
3
Bekostigen van zorg ......................................................................................................12 3.1 Wat is bekostigen? ............................................................................................................. 12 3.2 Welke bekostigingsvormen zijn er? ................................................................................. 12 3.3 Welke bekostigingsvormen kiezen we voor 2015 en 2016?........................................ 13 3.4 Welke bekostigingsvorm kiezen we vanaf 2017?.......................................................... 13
4
Inkoop ...........................................................................................................................16 4.1 Wat is inkoop?..................................................................................................................... 16 4.2 Welke inkoopmodellen en procedures zijn er? .............................................................. 16 4.3 Hoe gaan we inkopen in 2015 en 2016? ........................................................................ 17 4.4 Hoe gaan we inkopen vanaf 2017.................................................................................... 19
5
Beslispunten Regionaal .................................................................................................20
6
Tielse aspecten Sturing, Bekostiging en Inkoop Transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo.21 6.1 Inleiding ................................................................................................................................ 22 6.2 Sturing: De Tielse definitie ................................................................................................ 22 6.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.................................................................... 23 6.4 Ondersteuning en begeleiding.......................................................................................... 23 6.5 Inkoop ondersteuning en begeleiding.............................................................................. 23 6.6 Cliëntondersteuning ........................................................................................................... 24 6.7 Lokale sturing AWBZ/Wmo ............................................................................................... 25 6.8 Jeugdzorg ............................................................................................................................ 25 6.9 Lokale sturing op Jeugdzorg............................................................................................. 26 6.10 Bekostiging Jeugdzorg 2015 en 2016 ............................................................................. 27 6.11 Inzet van het lokale Innovatiebudget transitie Jeugdzorg 2015 .................................. 27 6.12 Wijzigingen basispakket zorgverzekering 2015............................................................. 28
7
Beslispunten lokaal........................................................................................................30
Bijlage 1: Verzamelde beslispunten Regionaal en Lokaal...................................................... 1 Beslispunten Regionaal ............................................................................................................... 1 Beslispunten lokaal....................................................................................................................... 2 Bijlage 2: Opgaven transities AWBZ/Wmo en Jeugdzorg ...................................................... 3 Bijlage 3: Schaalniveau inkoop en uitvoering jeugdzorg ........................................................ 1 Bijlage 4: Schaalniveau inkoop en uitvoering AWBZ/Wmo .................................................... 1 Bijlage 5: Bekostigingsvormen en hun varianten ................................................................... 1 Bijlage 6: Inkoopvormen ........................................................................................................ 1 Bijlage 7: Lijst met afkortingen en begrippen ........................................................................ 1
Samenvatting Dit beleidskader geeft voor de nieuwe taken Jeugdzorg en Wmo antwoord op de vragen: - Hoe sturen we? - Hoe willen we het bekostigen? - Hoe willen we het inkopen? De transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo zijn complex en omvangrijk. In de sturing, bekostiging en inkoop gaan we daarom uit van een groeimodel. Het jaar 2015: geen grote veranderingen Het jaar 2015 kenmerkt zich door het continueren van het bestaande. We moeten cliënten hun zorg kunnen garanderen. Uiteraard binnen de daarvoor beschikbare budgetten. Cliënten hebben op grond van de wet een overgangsrecht. Veelal blijven we samenwerken met de bestaande aanbieders. We nemen de bekostigings- en inkoopvormen over van de huidige financiers. Daarbinnen is ruimte en aandacht voor de transformatiedoelen. De gemeente is inkoper en doet dat in overleg met de cliënt. Het jaar 2016: ruimte voor nieuwe aanbieders In 2016 willen we naast bestaande aanbieders ook ruimte bieden aan nieuwe aanbieders. Hoe breder het aanbod hoe meer mogelijkheid we hebben om cliënten maatwerk en keuzevrijheid te bieden. De bekostigingsvormen blijven nog onveranderd. We werken toe naar de burger als nieuwe inkoper. Een inkoopvorm kan bijvoorbeeld zijn dat de gemeente een raamcontract sluit met alle zorgaanbieders die aan bepaalde eisen voldoen, waarbinnen cliënten zelf kunnen ‘inkopen’. De gemeente blijft via vaste contracten inkopen daar waar sprake is van zeer specialistisch zorg (bijvoorbeeld zintuiglijk gehandicapt) en voor situatiesmet een hoog risico (bijvoorbeeld waar de veiligheid in het geding is). Vanaf 2017: de burger als nieuwe inkoper We willen dat de burger steeds meer aan het roer komt te staan. In 2020 willen we zijn toegegroeid naar de situatie waar 80% van de cliënten de eigen zorg inkoopt. De gemeente faciliteert en bewaakt de minimale kwaliteit en veiligheid. Cliënten kiezen zelf hun zorgaanbieder en maken afspraken over prestaties en prijs. Dit doen ze via een persoonsgebonden budget, in een vorm die fraude tegengaat en administratieve lasten voor de cliënt beperkt. De gemeente koopt nog een smal vangnet in voor cliënten die het zelf niet kunnen, ook niet als ze daarbij ondersteund worden. Ook koopt de gemeente nog in voor zeer specialistische zorg en situaties met een hoog risico.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
4
1 Inleiding Vanaf 2015 gaan taken vanuit de AWBZ en Jeugdzorg over naar gemeenten. Door de decentralisaties worden de gemeenten verantwoordelijk voor bijna alle maatschappelijke ondersteuning van de (kwetsbare) inwoners. Hiermee wordt de rol van de gemeente binnen het sociaal domein, zowel inhoudelijk als financieel, fors uitgebreid. Daarbij wordt tegelijkertijd fors gekort op de gedecentraliseerde rijksbudgetten. Dit betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden. Na het vaststellen van het inhoudelijk kader is de volgende fase in het transitieproces aangebroken: die van bekostiging en inkoop van zorg. Deze nota geeft het kader voor de sturing, bekostiging en inkoop van de AWBZ/Wmo en Jeugdzorg op de (boven)regionale vormen van zorg. Het beleidskader geeft antwoord op de vragen: - Hoe sturen we? - Hoe willen we het bekostigen? - Hoe willen we het inkopen? De antwoorden op het specifieke terrein van sturing, bekostiging en inkoop zijn niet los te zien van de totale opgave. In bijlage 1 treft u daarom een korte samenvatting van de opgave binnen de transities AWBZ/Wmo en Jeugdzorg. Het beleidskader is regionaal voorbereid en beperkt zich dus tot de regionale en bovenregionale vormen van zorg. Voor de bovenregionale vormen van zorg doen we dat in overleg met de desbetreffende regio’s. Dit betekent dat we ons oriënteren op de regio’s in de provincie Gelderland, Den Bosch en Zuid Holland-Zuid. De vraag ligt voor wat we lokaal, regionaal of boven regionaal moeten inkopen. In de bijlagen 2 en 3 treft u overzichten met per zorgtype de verdeling naar lokaal, regionaal en bovenregionaal. Naast de Jeugdzorg en AWBZ/Wmo vormt ook de nieuwe Participatiewet één van de drie grote transities. De drie decentralisaties bieden gemeenten de kans om de ondersteuning en zorg voor kwetsbare inwoners, vanuit één visie en in samenhang uit te voeren. Er ontstaat de mogelijkheid gezinnen/huishoudens beter te ondersteunen dan nu het geval. Dit beleidskader richt zich uitsluitend op de transities jeugdzorg en AWBZ/Wmo. Het project Regionale infrastructuur Werk en inkomen (RIW) kent een ander tempo en bevindt zich op dit moment in een andere fase: die van het organisatorische model. Het proces Jeugdzorg en Wmo bevindt zich in de fase bekostiging en inkoop.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
5
2 Sturing 2.1 Wat is sturing? Sturing is het antwoord op de vraag: bij wie leg je welke rol, welke verantwoordelijkheid en welke bevoegdheid neer. Hoe meer verantwoordelijkheid en bevoegdheid een uitvoerder van de rol krijgt, des te meer zelfstandigheid deze krijgt.
2.2 Waarom willen we sturen? Sturen is nodig omdat we een aantal maatschappelijke doelen willen bereiken. Kort samengevat willen we dat : • er meer zelf- en samenredzaamheid in de samenleving ontstaat; • burgers het gewone dagelijkse leven (weer) zelfstandig organiseren; • ze wat voor anderen kunnen betekenen; • ze deelnemen aan de maatschappij. Sturing is bovendien nodig: • om de forse bezuinigingen vanuit de Rijksbudgetten te realiseren. Voor de jeugdzorg bedraagt de bezuiniging in totaal 15% (oplopend tot 2017) en voor de AWBZ Begeleiding 25%. 2.3 Keuze voor sturing Om onze doelen te realiseren moeten we keuzes maken hoe we daarop willen/kunnen sturen. Wat is daarbij de rol en verantwoordelijkheid van de gemeente, de (zorg)aanbieder en burger? In de contourennota stelden we een aantal leidende principes vast, waaronder: • De eigen regie: inwoners hebben zelf de regie op de ondersteuning die ze ontvangen, zolang zij daartoe in staat zijn • Samenwerken met vertrouwen: meer vertrouwen geven aan de professional; • Kwaliteit borgen: eigen initiatieven van burgers moeten kwalitatief goed zijn, voor kwetsbare inwoners zijn krachtige professionals met doorzettingsmacht nodig. Als we deze principes vertalen naar sturing, hebben we de keuze uit twee modellen: 1. Sturing in overleg met burger: regie bij de gemeente In dit model bepaalt de gemeente ‘wat’ er nodig is en de aanbieders gaan over het ‘hoe’ en de uitvoering. De gemeente is opdrachtgever en de zorgaanbieders zijn opdrachtnemer. Dit alles vindt plaats in overleg met de burger. In dit model bieden we de cliënt keuzevrijheid binnen de afspraken die de gemeente maakt. Cliënten krijgen Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
6
bijvoorbeeld keuze tussen meerdere door de gemeente gecontracteerde aanbieders. Welke aanbieders dit zijn, bepaalt de gemeente op basis van prijs en kwaliteit. 2. Zelfsturing door burger: de burger aan het roer In dit model stellen we als gemeente minimale eisen aan kwaliteit en veiligheid van ondersteuning, begeleiding en zorg. Cliënten kunnen vervolgens iedere zorgaanbieder inschakelen die voldoet aan de gestelde minimum eisen. Zij bepalen daarmee zelf het antwoord op hun vraag, hun behoefte en zelf hun aanbieder. De cliënt is opdrachtgever, hij maakt zelf afspraken met de zorgaanbieder over de prestatie en de prijs. De gemeente (of een mandaathouder van de gemeente) bepaalt nog wel de hoogte van het budget dat beschikbaar is. De rol van de gemeente ligt in het faciliteren van burger- en private initiatieven en het bewaken van kwaliteit en veiligheid. Voor diegenen die niet in staat zijn om de zelfsturing in te vullen, is er een smal collectief vastgesteld vangnet, waarop zij kunnen terugvallen. De volgende tabel geeft de verschillen tussen de twee sturingsmodellen weer. Tabel: sturingsmodellen Sturing in overleg met burger De gemeente aan het roer, gemeente heeft zeggenschap Invloed van onderaf: burger is partner voorbeeld: Welke zorg de burger nodig heeft, gebeurt in samenspraak tussen de burger en gemeente/aangewezen professionals. Bij meningsverschil beslist de gemeente/de aangewezen professional. Gemeente heeft regierol Initiatief bij gemeente Keuzevrijheid van burgers binnen de door de gemeente gemaakte contractafspraken Gemeente maakt afspraken met zorgaanbieders over prestaties en prijs. Gemeente is opdrachtgever.
Zelfsturing door burger De burger aan het roer, gemeente bewaakt minimale kwaliteit en veiligheid Sturing van onderaf: burger heeft zeggenschap voorbeeld: Burger beslist zelf welke zorg hij nodig heeft en kan daarbij gebruik maken van het advies van professionals Burger voert regie, gemeente heeft faciliterende rol Initiatief bij burgers Volledige keuzevrijheid van burgers. Gemeente stelt slechts minimale eisen aan kwaliteit en veiligheid. Burger maakt afspraken met zorgaanbieders over prestaties en prijs. Burger is opdrachtgever. Gemeente biedt een smal vangnet voor de kwetsbare burgers die hieraan echt niet kunnen voldoen. Gemeente treedt op via dwang en drang wanneer blijkt dat burger zelf de verantwoordelijkheid niet neemt.
Beide varianten voldoen aan de leidende principes uit de contourennota:eigen kracht, samenwerken met vertrouwen en kwaliteit borgen. De tweede variant ‘zelfsturing door burger’ gaat daarin echter verder: de cliënt heeft niet alleen keuzevrijheid, maar ook zeggenschap. Het belangrijkste risico van het model ‘zelfsturing door burger’ is dat de Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
7
gemeente minder zeggenschap en dus minder sturingsmacht heeft. Vanwege de bezuinigingsdoelstellingen en de gewenste zachte landing voor bestaande cliënten, is het op de korte termijn voor gemeenten van belang om strak te kunnen sturen op kosten, zorggebruik en kwaliteit. Het is daarom raadzaam te kiezen voor een groeimodel. De overgang naar het sturingsmodel ‘zelfsturing door burger’ vraagt voorbereidingstijd. Zelfsturing door burger vraagt immers een sterke sociale samenhang in wijken en buurten en vraagt professionals die minder zelf doen en meer gebruik maken van het informele netwerk en vrijwilligers. Deze verandering kost tijd en ontstaat niet vanzelf. We maken daarom onderscheid tussen het model dat we op de korte termijn (2015/2016) willen gebruiken: ‘sturing in overleg met burger’ en het model dat we vanaf 2017 willen gaan inzetten: ‘zelfsturing door burger’. Met dit groeimodel draagt de gemeente steeds meer verantwoordelijkheid en bevoegdheid over aan de cliënt. Daarbij houdt de gemeente te allen tijden zelf de verantwoordelijkheid voor: het budget, minimale kwaliteit en veiligheid. Juist in de incidentele gevallen waar het ernstig mis gaat, zal de gemeente worden aangesproken op deze verantwoordelijkheid. Hierbij geldt het besef dat ernstige incidenten niet 100% uit te sluiten zijn, welk sturingsmodel je ook kiest en hoe goed je ook stuurt. Beslispunt 1: Voor 2015 en 2016 kiezen voor het sturingsmodel ‘sturing in overleg met burger’ en toegroeien naar ‘zelfsturing door burger’ 2.4 Waarop gaan we sturen en de sturingsindicatoren In de Groeinota is voor de Jeugdzorg afgesproken wat de aandachtsgebieden zijn waarop we gaan sturen. Dit betreffen de aandachtsgebieden: kwaliteit, verbruik, uitgaven en effect. Ook voor de nieuwe taken Wmo gelden deze aandachtsgebieden. Tabel: sturing op de regionale jeugdzorg en de nieuwe taken Wmo
Sturing jeugdzorg
Sturing Wmo
1. Kwaliteit
1. Kwaliteit
We willen dat de zorg kwalitatief goed is. Hoe ouders en kinderen de kwaliteit ervaren (de cliënttevredenheid) is daarin belangrijk. Om de kwaliteit te waarborgen, sturen we op: • Dat zorgaanbieders aan de landelijk erkende
De huidige zorg die overkomt vanuit de AWBZ moet voldoen aan de eisen van de kwaliteitswet. Elke sector kent zijn eigen kwaliteitseisen, die zijn vastgelegd in het register van het kwaliteitsinstituut. We sturen op: • Dat de geleverde zorg moet voldoen aan de door de branche beschreven professionele standaarden; • Afspraken over de frequentie en uitkomsten van de cliënttevredenheid.
•
kwaliteitseisen voldoen; Afspraken over frequentie en uitkomsten van de cliënttevredenheid.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
8
2. Verbruik
2. Verbruik
Het gebruik van de jeugdzorg neemt jaarlijks toe. Sturen op zorggebruik is daarmee één van de grootste uitdagingen van de transitie. We sturen op:
Gezien de taakstelling van het Rijk (25%) bij de transitie AWBZ/Wmo moeten we daar waar mogelijk sturen op verminderen van het volume. Daarbij houden we oog voor het overgangsrecht. We sturen op: • Het beperken van nieuwe instroom door aanbieden van alternatieven: daar waar mogelijk informeel, algemene voorzieningen, daar waar nodig maatwerk; • In samenspraak met burgers en aanbieders leveringen beter op elkaar laten aansluiten of al eerder gebruik te laten maken van voorliggende voorzieningen; • Ontwikkelen van algemene diensten geleverd door vrijwilligers of inwoners met een arbeidsbeperking. Te denken valt aan proeftuinen voor boodschappenservices, wasservices, klussendienst, etc. • Tijdig faseren van de transformatie, herindiceren van de huidige AWBZ geïndiceerde inwoners en deze laten instromen in het nieuwe stelsel. Met oog voor de beleving van de burger dat het misschien een ‘recht’ inlevert.
• •
•
•
•
Het tijdig signaleren van problemen en daarmee eerder en lichter kunnen oplossen; De toegang tot zorg en ondersteuning; o Dat bij de toe leiding naar zorg zoveel mogelijk het eigen netwerk wordt geactiveerd; o Het gebruik van informele hulp, naast of in plaats van professionele hulp; Een integrale aanpak op alle levensdomeinen volgens één gezin-één planéén hulpverlener Het erbij halen van specialistische zorg bij de lokale zorg; Ervoor zorgen dat trajecten niet langer duren dan nodig.
3. Uitgaven
3. Uitgaven
Het alleen sturen op kwaliteit en verbruik is geen garantie dat de kosten van de totale benodigde zorg binnen het beschikbare budget blijft. Daarbij sturen we op:
De gemeenten willen voor de inkoop van zorg een marktconform tarief betalen. Dit betekent dat er op basis van de directe inzet (directe tijd bij de klant) een passend all-intarief wordt betaald die past bij de competentie, functie en CAO salariëring van een medewerker verhoogd met de noodzakelijke uitvoeringskosten (overhead).
•
•
De toegang, die medebepalend is voor de omvang van de hulpverlening en daarmee voor de uitgaven; De prijs van de zorgproducten en de hoeveelheid
De tarieven in de zorg worden grotendeels bepaald door de personele kosten. Door het afspreken van een scherpe uurprijs per medewerker en het terugdringen van de overhead zal het af te spreken tarief lager worden en is het mogelijk om binnen het budgettaire kader meer volume af te spreken en daarmee meer burgers te helpen. Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
9
4. Effect
4. Effect
Het bieden van zorg moet een positief effect hebben, ook op de langere termijn. Lastig bij effectmeting in het sociale domein is vast te stellen wat de causale relatie is tussen de ingezette zorg en het resultaat. We sturen op de volgende manieren op effect: • Inkopen van zorgvormen die ‘bewezen
Begeleiding is gericht op het verbeteren, behouden en/of voorkomen van vermindering van de zelfredzaamheid. De zelfredzaamheid-matrix (Amsterdam/Rotterdam) en zelfredzaamheidsmeter van Vilans worden omgevormd en ingezet als meetinstrument voor effectmeting van de levering van begeleiding. • Bij de inkoop worden afspraken gemaakt over het omvormen en gebruiken van de zelfredzaamheidsmeters.
effectief’ zijn
Indicatoren: De huidige financiers van de jeugdzorg en AWBZ Begeleiding, ontwikkelden de afgelopen jaren samen met zorgaanbieders zogenaamde sturingsindicatoren. Indicatoren zijn punten waarop je wilt meten of het goed gaat of dat bijsturing nodig is. De huidige indicatoren werken goed. Het is daarom raadzaam deze in ieder geval voor de korte termijn te blijven gebruiken. Het voordeel van het blijven gebruiken van deze indicatoren is dat vergelijking met de voorgaande jaren mogelijk is. Op die manier kunnen we een uitspraak doen of de transities leiden tot een verbetering voor de cliënt, een belangrijke doelstelling. Samengevat gaan we de volgende –al bestaande- indicatoren gebruiken: 1. Cliënttevredenheid (met daarbij ook cliëntervaringen) 2. Afname of stabilisatie van de problematiek 3. Doelrealisatie 4. Reden beëindiging zorg Daarnaast willen we nog een aantal nieuwe indicatoren gaan ontwikkelen: 5. Doorlooptijd van de zorg 6. Uitblijven nieuw beroep op jeugdzorg of begeleiding vanuit Wmo. De nieuwe indicatoren werken we verder uit met de aanbieders met afspraken over meting, frequentie en rapportage. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gaat met ingang van de nieuwe Jeugdwet de beleidsinformatie over het jeugdhulpgebruik verzamelen en verstrekken. Aanbieders van jeugdhulp en gecertificeerde instellingen moeten vanaf 1 januari 2015 een landelijk vastgestelde set gegevens leveren aan het CBS. In de nabije toekomst sluiten we voor de jeugdzorg aan bij de indicatoren zoals landelijk zijn geformuleerd en door het CBS worden uitgevoerd. Beslispunt 2: Gebruik blijven maken van de bestaande sturingsindicatoren en de indicatoren die landelijk zijn ontwikkeld en door het CBS worden uitgevoerd. Daarnaast twee nieuwe indicatoren ontwikkelen en inzetten: doorlooptijden van de zorg en uitblijven nieuw beroep op jeugdzorg of begeleiding vanuit Wmo. Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
10
2.5 Risico’s delen op de regionale jeugdzorg Een individuele gemeente kan grote financiële risico's lopen op onverwachte dure gespecialiseerde hulpverlening. Dit geldt vooral voor de jeugdzorg. Zo kan een kinderrechter bijvoorbeeld bepalen tot gedwongen opname van een kind in een zorginstelling (jeugdzorgplus). Eén jeugdzorgplus-plek kost ongeveer € 125.000,-. Dit kan elke gemeente overkomen, ongeacht hoe sterk het lokale veld is georganiseerd en ligt vaak buiten de invloedssferen van de gemeente of zorgaanbieder. Dit kan een sterke schommeling geven in de totale kosten voor een gemeente, met een tekort tot gevolg. Door een aantal risico's samen te dragen met de tien regiogemeenten neemt het risico voor iedere individuele gemeente af. Dit heeft een aantal voordelen: • Opvangen van schommelingen in het gebruik van (exclusieve en dus dure) jeugdzorg; vooral voor gemeenten met geringe aantallen cliënten kan het grote gevolgen hebben • Beperken van financieel risico op gemeenteniveau: voorkomen dat gedurende een jaar de begroting overschreden wordt en er tussentijdse wijzigingen via de gemeenteraad bekrachtigd moeten worden; • Het regelt voor de cliënt dat de benodigde zorg altijd ingezet kan worden, ongeacht de financiële positie van de gemeente. Een nadeel van het samen dragen van financiële risico’s is de mogelijkheid kosten op andere gemeenten af te wentelen. Er zijn echter modellen van risicodelen, die de voordelen bevorderen en het nadeel beperken. Beslispunt 3: Het college opdracht geven: • samen met de andere Rivierenlandse gemeenten onderzoek te doen gericht op het komen tot een solidariteitsmodel die de risico’s voor de individuele gemeenten ,beperkt maar waarbij wel voldoende prikkels zijn ingebouwd voor individuele gemeenten om afwenteling op andere gemeenten te voorkomen. • een voorstel hiertoe in juni 2014 voor te leggen aan de gemeenteraad.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
11
3 Bekostigen van zorg 3.1 Wat is bekostigen? De ondersteuning en begeleiding aan burgers wordt veelal uitgevoerd door externe partijen, de zorgaanbieder. De gemeente stelt daarbij het budget beschikbaar voor de uitvoering van de ondersteuning en begeleiding. Dit hoofdstuk gaat over de wijze waarop deze bekostiging gebeurt, nu en in de toekomst. Hierbij is de wijze van sturing, zoals in het voorgaande hoofdstuk is omschreven, bepalend voor de keuze in bekostigingsvorm. Het begrip bekostiging? Bekostiging: de wijze waarop het geld van een gemeente naar een zorgaanbieder gaat in ruil voor prestaties, activiteiten en dienstverlening die de zorgaanbieder biedt aan burgers met een ondersteunings-, begeleidings- of zorgvraag. Gemeenten leggen de afspraken met een aanbieder vast in een overeenkomst of in een subsidiebeschikking. De afspraken hierover kunnen gepaard gaan met verschillende prikkels, waaronder financiële, die sturen op het gewenste gedrag. Het gaat hier over de wijze van betalen en niet over de grootte van het bedrag dat wel of niet wordt betaald. De keuze in bekostiging (afhankelijk van gewenste sturing) kan wel bijdragen in het verlagen van de uitgaven. 3.2 Welke bekostigingsvormen zijn er? In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in de basis van bekostiging. Hieronder de hoofdvormen: Productiebekostiging: de gemeente definieert vooraf met een aanbieder de diensten, activiteiten of trajecten. De betaling vindt plaats in overeenstemming met de per dienst, activiteit of traject overeengekomen prijs. Dit kan ook een verzameling van diensten, activiteiten of trajecten zijn. Resultaatbekostiging: Bekostiging op basis van maatschappelijk effect is in het sociaal domein lastig te definiëren, omdat het effect meestal het resultaat is van op elkaar inwerkende factoren. Het meten van maatschappelijk effect is te doen, maar het effect toerekenen aan de inspanning van één aanbieder is moeilijk. Als voorbeeld: het maatschappelijk effect is de vermindering van het percentage schooluitvallers. Dit is niet te danken of te wijten aan één aanbieder. Er zijn meerdere factoren die hierop van invloed zijn: ouders, school, leerplichtambtenaar, motivatie leerling etc. Beschikbaarheidsbekostiging ook wel functiegerichte bekostiging: een vorm van bekostiging waarbij een gemeente betaalt voor de beschikbaarheid van een met de aanbieder overeengekomen functie, of er nu wel of niet gebruik van wordt gemaakt. Bron: Bekostigingsmodellen, Modellen, afwegingen en uitdagingen voor gemeenten, transitiebureau Wmo, november 2013.
Deze hoofdvormen zijn te onderscheiden in een aantal varianten,zie voor een verdieping bijlage 4.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
12
3.3 Welke bekostigingsvormen kiezen we voor 2015 en 2016? In deze paragraaf maken we een keuze in de bekostigingsvorm van de verschillende regionale zorgvormen. We maken daarbij een onderscheid tussen de wijze van bekostiging op de korte termijn (2015/2016) en wijze van bekostiging op middellange termijn, bedoeld voor de stip op de horizon voor de langere termijn. De huidige financiers: provincie, zorgverzekeraar en zorgkantoor gebruiken diverse bekostigingsmodellen: • De AWBZ – volwassen en (Licht)Verstandelijk Beperkten kent voor ambulante zorg een Prijs en Volume methodiek. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft maximale tarieven vastgelegd en het zorgkantoor bepaalt via de inkoop of er kortingen worden afgesproken. • Intramurale AWBZ zorg voor volwassenen (beschermd wonen met een psychiatrische grondslag) en Licht Verstandelijke Beperkten (jeugd) in de AWBZ hebben momenteel een Zorgzwaartepakket - een integraal tarief per dag – en een opslag voor gebouwkosten en inventaris • In de GGZ voor jeugdige is er sprake van een Diagnose Behandel Combinatie, een trajectprijs per behandeling. Voor klinische opname langer dan een jaar is er sprake van een tarief per dag en een opslag voor gebouwkosten, inventaris en hotelmatige kosten • In de Jeugd- en Opvoedhulp is er sprake van een Prijs en Volume methodiek, gebaseerd op acht aanspraken en 20 bekostigingseenheden In de groeinota Jeugdzorg besloten we al om voor de nieuwe taken jeugdzorg de eerste twee jaar (2015/2016) de huidige bekostigingsvormen voort te zetten. Ook voor de nieuwe taken AWBZ/Wmo is dit raadzaam. Redenen hiervoor zijn: • zowel de Jeugdzorg als de AWBZ/Wmo kent in 2015 een overgangsrecht voor bestaande cliënten; • veranderen van bekostigingsvormen is complex en ingrijpend. Radicale verandering kost veel inspanning en geld van gemeenten en aanbieders; • we kiezen voor een groeimodel naar ‘zelfsturing door burger’, via de tussenstap ‘sturing in overleg met de burger’. Zelfsturing door burger vraagt een andere bekostigingsvorm dan sturing in overleg met de burger. Veranderingen die we doorvoeren in de bekostiging per 1 januari 2015 zouden daardoor maar kort bruikbaar zijn. Voortzetting van de huidige bekostigingsvormen wil overigens niet zeggen dat de prijs, voorwaarden en condities als vanzelf onveranderd blijven. Daarover wordt bij de inkoop van zorg onderhandeld met de zorgaanbieders. Beslispunt 4: Voor 2015 en 2016 voor zowel de nieuwe taken Jeugdzorg als AWBZ/Wmo de huidige bekostigingsvormen blijven gebruiken. 3.4 Welke bekostigingsvorm kiezen we vanaf 2017? De keuze voor het sturingsmodel is bepalend voor de keuze van het bekostigingsmodel. Op de middellange en lange termijn kiezen we het sturingsmodel ‘zelfsturing door burger’. Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
13
Daarbij is een bekostigingsmodel in de vorm van cliëntgestuurde bekostiging het meest passend. In de contourennota formuleerden we de ontwikkelopgave: cliëntgestuurde financiering met regie en keuzevrijheid bij de burger, in een vorm die fraude tegengaat. We noemden daarbij de varianten: traditioneel Persoonsgebonden budget (PGB), Persoonsvolgend budget al dan niet met een voucher (PVB), en PGB met trekkingsrecht. De volgende tabel toont de belangrijkste verschillen: Tabel: verschillen cliëntgestuurde financiering PVB Cliënt kan zelf zorgaanbieder kiezen. Gemeente blijft opdrachtgever van zorgaanbieder. Cliënt krijgt budget niet in handen, gemeente reserveert en betaalt aan zorgaanbieder Variant: PVB met voucher: Cliënt krijgt waardebon waarmee deze inkoopt. Zorgaanbieder declareert voucher bij gemeente. Gemeente beheert het budget
Traditioneel PGB Cliënt koopt zelf in en is opdrachtgever van zorgaanbieder.
PGB met trekkingsrecht Cliënt koopt zelf in en is opdrachtgever van zorgaanbieder.
Cliënt krijgt budget zelf in handen
Cliënt krijgt budget niet in handen. Interne of externe partij reserveert en betaalt zorgaanbieder, na controle declaratie van cliënt.
Cliënt beheert zelf, houdt verantwoording en uitgaven bij
Interne of externe partij beheert, houdt verantwoording en uitgaven bij
De bekostigingsvorm die het best past bij het sturingsmodel ‘zelfsturing door burger’: • geeft de cliënt zo veel mogelijk keuzevrijheid en zeggenschap; • legt zo min mogelijk administratieve lasten bij cliënten, zodat zo veel mogelijk mensen in staat zijn gebruik te maken van cliëntgestuurde financiering; • voorkomt zo veel mogelijk fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik. De vorm die het best voldoet aan deze voorwaarden is het PGB met trekkingsrecht. Het concept wetvoorstel nieuwe Wmo verplicht gemeenten overigens het PGB met trekkingsrecht onder te brengen bij de Sociale Verzekeringsbank. Het stelsel en de randvoorwaarden, waaronder die van kwaliteit en veiligheid, en wijze van uitvoering zullen wij de komende tijd verder gaan uitwerken. De overgang van inkoop door gemeente (zorg in natura) naar inkoop door de burger (PGB) vraagt veel aan voorbereiding en zal om die reden ook gefaseerd moeten worden ingevoerd. Ook om zicht en controle te houden op de effecten van invoering van het PGB met Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
14
trekkingsrecht. De fasering houdt in dat we geleidelijk toegroeien naar de situatie dat in 2020 80% van de cliënten inkoopt met een PGB met trekkingsrecht. Landelijk wordt de 80% regelmatig als standaard gehanteerd voor de maximaal haalbare bekostiging via PGB. De volgende redenen maken dat naast PGB altijd sprake zal zijn van zorg in natura: • er blijven mensen die – zelfs met ondersteuning - niet overweg kunnen met een PGB. Te denken valt aan bepaalde gevallen van verslavingsproblematiek en/of psychische problemen; • verstrekking van PGB is niet mogelijk in het geval van: - gesloten verblijf, jeugdbescherming of jeugdreclassering. Dit kopen we in op basis van productiebekostiging (prijs x volume) - crisis: dit kopen we in op basis van beschikbaarheidsbekostiging. Crisis vraagt immers om direct handelen, bijvoorbeeld omdat de veiligheid van een kind in het geding is. Voor die mensen die geen PGB willen of daar niet mee overweg kunnen, bestaat het collectieve vangnet, bestaande uit zorg in natura. De gemeenten kopen het vangnet in op basis van een mix van productiebekostiging en resultaatbekostiging. Beslispunt5: Kiezen voor het PGB met trekkingsrecht,met een gefaseerde groei zodat in 2020 80% van de cliënten een PGB gebruikt. Daarbij een uitzondering maken voor de zeer specialistische vormen van zorg en situaties met een hoog risico.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
15
4 Inkoop 4.1 Wat is inkoop? Inkopen is ervoor zorgen dat de juiste leveringen en/of diensten van de juiste kwaliteit op de juiste tijd en plaats, in de juiste hoeveelheden en tegen de juiste prijs beschikbaar zijn. Ook zorg kan worden ingekocht. Daarvoor zijn diverse inkoopmodellen voorhanden. 4.2 Welke inkoopmodellen en procedures zijn er? Aanbesteden, langdurige (partner)relaties, bestuurlijk aanbesteden. Op hoofdlijn is er sprake van twee vormen én een mengvorm: • aanbesteden, • langdurige (partner)relaties, • bestuurlijk aanbesteden. In tegenstelling tot andere terreinen vallen diensten en producten op het terrein van het sociale domein niet zonder meer onder het Europees aanbestedingsrecht. Een groot aantal van deze diensten en producten is uitgezonderd. Ze mogen wel aanbesteed worden, maar het hoeft niet of slechts in een lichte vorm. Bij aanbesteden is het uitgangspunt dat meerdere aanbieders een voorstel indienen op basis van een uitvraag van een gemeente. De aanbieders met de beste prijs/kwaliteit verhouding krijgt/krijgen dan de mogelijkheid om het daadwerkelijk uit te voeren. Bij aanbesteden kunnen theoretisch gezien de afspraken vastgelegd worden in een privaatrechtelijk contract of een publiekrechtelijke beschikking. In dat laatste geval is sprake van subsidie. Bij langdurige relaties is er sprake van een of meerdere aanbieders die in een terugkerende cyclus van opdrachtgever en opdrachtnemer functioneren, op een dusdanige wijze dat er een bepaalde openheid is als het gaat om het bepalen van het ‘wat’ maar ook als het gaat om het ‘hoe’; een partnerschap. Bij een langdurige partnerrelatie, is het gebruikelijk om te kiezen voor een publiekrechtelijke beschikking (subsidie). Een tussenvorm hiervan is het bestuurlijk aanbesteden; waarbij de mogelijk uitvoerenden mogen meedenken in de opdrachtformulering, maar de uit te voeren opdracht uiteindelijk wel wordt aanbesteed en open staat voor iedere aanbieder die voldoet aan de geformuleerde opdracht. Bij bestuurlijk aanbesteden is het gebruikelijk de afspraken vast te leggen in een privaatrechtelijk contract. Het aanbestedingsrecht, het privaatrecht en het publiekrecht hebben zich de afgelopen jaren los van elkaar ontwikkeld. Dit heeft een hoop onduidelijk gecreëerd over de daadwerkelijke mogelijkheden om te kiezen tussen privaatrechtelijk contract of een publiekrechtelijke subsidie na het bepalen van degene die de aanbesteding mag uitvoeren. Op dit moment is het advies om bij twijfel te kiezen voor de publiekrechtelijke beschikking en dus subsidie. Vormen van aanbesteden Aanbesteden kent verschillende vormen. Daarbij gaat het om: openbare procedure, niet-openbare procedure, enkelvoudige of meervoudig onderhands aanbesteden, bestuurlijk aanbesteden of maatschappelijk Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
16
aanbesteden. Deze vormen worden in bijlage 5 toegelicht. 4.3 Hoe gaan we inkopen in 2015 en 2016? Bij de keuze voor een inkoopmodel voor de regionale vormen van zorg moeten we rekening houden met een aantal zaken: • Het inkoopmodel moet aansluiten bij de gemaakte keuze voor het sturingsmodel: ‘sturing in overleg met de burger’ voor 2015 en 2016, en ‘zelfsturing door burger’ als groeimodel vanaf 2017. • Voor zowel de Jeugdzorg als de Wmo/AWBZ bestaat in 2015 overgangsrecht voor bestaande cliënten; • We willen meer kunnen bieden tegen minder budget, daarvoor is innovatie in het aanbod, (keten)samenwerking, werkwijzen en methodieken nodig. De keuze bij inkoop moet hiervoor ruimte bieden. • Iedere inkoopvorm kent zijn eigen complexiteit en doorlooptijd, de te kiezen inkoopvorm moet reëel haalbaar zijn. Inkoop 2015 Het is zeer belangrijk om per 1 januari 2015 de continuïteit van zorg voor cliënten te kunnen garanderen. Het ligt daarom voor de hand op korte termijn geen rigoureuze wijziging aan te brengen in de inkoopmodellen voor de regionale vormen van zorg. Voor zowel de Jeugdzorg als Wmo/AWBZ is het daarom voor 2015 raadzaam de bestaande inkoopmodellen te blijven hanteren: • De provinciale jeugdzorg wordt nu door de provincie via het subsidie instrument ingekocht bij de diverse huidige aanbieders. In de regel is er geen sprake van uitbreiding van aanbieders. • De jeugd-LVB (licht verstandelijk beperkten) wordt door het zorgkantoor via contractering ingekocht en alleen bij de huidige partijen die al zorg leveren. • De jeugd-GGZ wordt door de zorgverzekeraar ook via contractering ingekocht met als uitgangspunt de bestaande aanbieders. • AWBZ- begeleiding inkoop via het zorgkantoor via contractering of via PGB. Ongeveer 30% van de huidige cliënten AWBZ Begeleiding in Rivierenland heeft voorkeur voor een PGB, de andere 70% verkiest zorg in natura. Gelet op het overgangsrecht is het uitgangspunt voor 2015: inkoop bij bestaande aanbieders. De aanbestedingsvorm die daarbij het best past, is onderhands aanbesteden. Voor de AWBZ/Wmo geldt dat per 2015 25% bezuinigd wordt op de gedecentraliseerde Rijksmiddelen. Dit zal voor het grootste deel moeten worden opgevangen door verlaging van de prijs. We maken hierover bij de onderhandse aanbesteding afspraken met de aanbieders. Met de cliënten die vallen onder het overgangsrecht gaan we in gesprek over de wens en mogelijkheden voor een alternatief aanbod. De nieuwe Wmo biedt deze mogelijkheid. Om de gewenste transformatie op gang te brengen, geven we daarbij de aanbieders de ruimte om binnen de afspraken innovatief te zijn met de levering. Bij inkoop is het maken van afspraken met opdrachtnemers over arbeidsplaatsen, Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
17
leerwerkplekken en stageplekken voor doelgroepen bij inkoop van diensten, werken en leveringen mogelijk. Wij maakten in de afgelopen periode al bij het Hulp bij het Huishouden afspraken met de aanbieders over de ‘social return’. Dit zullen wij, waar mogelijk, ook bij de nieuwe inkoopcontracten gaan doen. Beslispunt 6: Voor de inkoop 2015: • aansluiten bij bestaande inkoopmodellen; • als sprake is van aanbesteding, kiezen voor onderhands aanbesteden; • in het geval van privaatrechtelijke contracten, een looptijd hanteren van een jaar, met de mogelijkheid tot verlenging met een jaar. • binnen de afspraken ruimte bieden aan aanbieders voor vernieuwing • Waar mogelijk bij nieuwe inkoopcontracten afspraken maken over de ‘social return’. In het Regionaal Transitiearrangement Jeugd (RTA) spraken de regiogemeenten af dat de bestaande jeugdzorgaanbieders die voldoen aan onze transformatiedoelstellingen in aanmerking komen voor een budget voor 2015 van 80% ten opzichte van 2014. Het budget kan lager worden vastgesteld als de aanbieder niet naar vermogen transformeert. De gemeenten vragen daarom aan de bestaande aanbieders hiervoor een korte verantwoording te schrijven waarin zij aangeven: - Hoe zij zich de afgelopen jaren concreet hebben voorbereid op de transformatie en wat zij gaan doen in 2015. Met daarbij speciale aandacht voor scholing voor professionals, innovatie in zorgaanbod en methodieken; - Hoe zij willen bijdragen aan de transformatiedoelen van de Rivierenlandse gemeenten; - Of zij in het zorgproces eigen kracht, empowerment van cliënten/gezinnen inzetten. In het regionaal Transitiearrangement jeugd spraken we af dat we een deel van het beschikbare budget reserveren voor innovatief aanbod. Die innovatie moet er toe leiden dat we meer kunnen bieden tegen minder budget. Zowel de bestaande als nieuwe aanbieders kunnen daarvoor in aanmerking komen. Het innovatiebudget moet worden besteed aan een innovatieve wijze van begeleiding, ondersteuning of zorg aan cliënten. Eventuele ontwikkelof projectkosten zijn voor rekening van de jeugdzorgaanbieder. Jeugdzorgaanbieders kunnen tot 1 september 2014 innovatievoorstellen indienen die voldoen aan de volgende voorwaarden: - het voorstel leidt tot meer en bredere inzet van methodieken die gericht zijn op versterking van de eigen kracht van cliënten en het netwerk; - het voorstel leidt tot aantoonbare versterking van de preventie; - ‘meer voor minder’: het plan leidt ertoe dat met minder middelen meer of aantoonbaar kwalitatief beter aanbod kan worden aangeboden; - Het voorstel leidt tot nieuwe samenwerkingsvormen en producten die aantoonbaar bijdragen aan de transformatiedoelen. Beslispunt 7: Als nadere uitwerking van het RTA jeugd: • bestaande jeugdzorgaanbieders een verantwoording laten inleveren over hun Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
18
•
transformatie bestaande en nieuwe aanbieders de mogelijkheid bieden voor 1 september 2014 voorstellen voor innovatief aanbod in te dienen.
Inkoop 2016 Het jaar 2015 is een overgangsjaar, daarna wordt ook vernieuwing in de inkoopvorm belangrijk. We willen immers toegroeien naar een situatie waarin de burger de nieuwe inkoper is. Dit vraagt vanaf 2016 om een flexibelere vorm van contractering. Het vraagt om contractering van meer dan alleen de bestaande partijen. Het vraagt om een breed aanbod om maatwerk en keuzevrijheid te realiseren. Het vraagt om ruimte voor diversiteit en innovatie. Het is daarom belangrijk om aanbieders niet op voorhand uit te sluiten. Ook bijvoorbeeld de kleinere gespecialiseerde leveranciers moeten kansen krijgen. Een mogelijkheid om dit te bereiken is bijvoorbeeld het sluiten van flexibele raamcontracten waar alle aanbieders die voldoen aan bepaalde eisen kunnen instappen, zonder dat zij omzetgarantie krijgen. Daarbinnen hebben cliënten keuzevrijheid. Beslispunt 8: Voorde inkoop 2016 kiezen voor een vorm die voorziet in de volgende voorwaarden: - toegroeien naar de burger als nieuwe inkoper - ruimte voor diversiteit en innovatie; - een breed aanbod om maatwerk en keuzevrijheid te realiseren - op voorhand geen goede aanbieders uitsluiten - ook kansen voor kleinere gespecialiseerde leveranciers 4.4 Hoe gaan we inkopen vanaf 2017 Voor de middellange en langere termijn is het uitgangspunt de cliënt via PGB zelf de inkoper van zorg is en niet meer de gemeente. De gemeente heeft in dat geval geen directe inkooprelatie meer met de aanbieder(s). Daarop zijn een aantal uitzonderingen: - Voor mensen die niet het vermogen hebben om de taken PGB via trekkingsrecht uit te voeren: hiervoor koopt de gemeente een smal collectief vangnet in. - Verstrekking van PGB is niet mogelijk in het geval van gesloten verblijf, jeugdbescherming en jeugdreclassering. - Bij crisisopvang ligt inkoop door de cliënt (via PGB) niet voor de hand. Crisis vraagt immers om direct handelen, bijvoorbeeld omdat de veiligheid van een kind in het geding is. Beslispunt 9: Gefaseerd toegroeien naar de situatie dat cliënten zelf inkopen, waarbij in 2020 80% van de cliënten zelf inkoopt. Voor het vangnet, zeer specialistische zorg en situaties met een hoog risico blijft de gemeente het aanbod inkopen.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
19
5 Beslispunten Regionaal De nota bevat de volgende negen beslispunten: 1. Voor 2015 en 2016 kiezen voor het sturingsmodel ‘sturing in overleg met burger’ en toegroeien naar ‘zelfsturing door burger’; 2. Gebruik blijven maken van de bestaande sturingsindicatoren en de indicatoren die landelijk zijn ontwikkeld en door het CBS worden uitgevoerd. Daarnaast twee nieuwe indicatoren ontwikkelen en inzetten: doorlooptijden van de zorg en uitblijven nieuw beroep op jeugdzorg of begeleiding vanuit Wmo. 3. Het college opdracht geven: • samen met de andere Rivierenlandse gemeenten onderzoek te doen gericht op het komen tot een solidariteitsmodel die de risico’s voor de individuele gemeenten beperkt, maar waarbij wel voldoende prikkels zijn ingebouwd voor individuele gemeenten om afwenteling op andere gemeenten te voorkomen. • een voorstel hiertoe in juni 2014 voor te leggen aan de gemeenteraad. 4. Voor 2015 en 2016 voor zowel de nieuwe taken Jeugdzorg als AWBZ/Wmo de huidige bekostigingsvormen blijven gebruiken. 5. Kiezen voor invoeren van het PGB met trekkingsrecht, met een gefaseerde groei zodat in 2020 80% van de cliënten een PGB gebruikt. Daarbij een uitzondering maken voor de zeer specialistische vormen van zorg en situaties met een hoog risico. 6. Voor de inkoop 2015: • aansluiten bij bestaande inkoopmodellen; • als sprake is van aanbesteding, kiezen voor onderhands aanbesteden; • in het geval van privaatrechtelijke contracten, een looptijd hanteren van een jaar, met de mogelijkheid tot verlenging met een jaar; • binnen de afspraken ruimte bieden aan aanbieders voor vernieuwing; • Waar mogelijk bij nieuwe inkoopcontracten afspraken maken over de ‘social return’. 7. Als nadere uitwerking van het RTA jeugd: • bestaande jeugdzorgaanbieders een verantwoording laten inleveren over hun transformatie; • bestaande en nieuwe aanbieders de mogelijkheid bieden voor 1 september 2014 voorstellen voor innovatief aanbod in te dienen. 8. Voorde inkoop 2016 kiezen voor een vorm die voorziet in de volgende voorwaarden: • toegroeien naar de burger als nieuwe inkoper • ruimte voor diversiteit en innovatie; • een breed aanbod om maatwerk en keuzevrijheid te realiseren; • op voorhand geen goede aanbieders uitsluiten; • ook kansen voor kleinere gespecialiseerde leveranciers. 9. Gefaseerd toegroeien naar de situatie dat cliënten zelf inkopen, waarbij in 2020 80% van de cliënten zelf inkoopt. Voor het vangnet, zeer specialistische zorg en situaties met een hoog risico blijft de gemeente het aanbod inkopen.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
20
6 Tielse aspecten Sturing, Bekostiging en Inkoop Transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Deel 2 Gemeente Tiel
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
21
6.1 Inleiding In deel 1 van dit beleidskader Sturing, Bekostiging en Inkoop is beschreven op welke wijze dit regionaal georganiseerd kan worden voor de opdrachten die de gemeenten als gevolg van de Wet Jeugdzorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 per 1 januari 2015 regionaal kunnen organiseren en inkopen. In dit deel 2 van het beleidskader gaan we in op de sturing, bekostiging en inkoop Jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning die lokaal ingekocht en georganiseerd dient te worden in de gemeente Tiel. Bij de ontwikkeling van de lokale uitgangspunten, sturing, bekostiging en inkoop houden we rekening met de door de gemeenteraad van Tiel vastgestelde lokale beleidsplannen − Visie op de samenleving - op 16 januari 2013 − Nota Inkoop- en aanbestedingsbeleid 2013-2017 – vastgesteld op 15 mei 2013 − Krachtige burgers Beleidsnota Wmo 2013 – vastgesteld op 17 juli 2013 − Jeugdbeleid 2013-2016 'Krachtige jonge burgers' –vastgesteld op 17 juli 2013 En de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde notitie − Dienstverlening en sturing in het sociale domein- vastgesteld op 12 maart 2013 Relevante regionale beleidskaders zijn: − De Groeinota Jeugdzorg in Rivierenland; onze zorg! - vastgesteld op 18 december 2013; − Regionale Contourennota "De Samenredzame Samenleving"- vastgesteld op 16 oktober 2013; En de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde notitie − Regionaal Transitiearrangement Jeugdzorg (RTA) - vastgesteld; − Bestuurlijke afspraken met Bureau Jeugdzorg (BJZ) en landelijk werkende instellingen (LWI’s) over jeugdbescherming en jeugdreclassering in de vorm van de SAVE-teams (samenwerken aan veiligheid) – vastgesteld op 4 maart 2014 Zoals in deel 1 van dit beleidskader is aangegeven worden 2015 en 2016 beschouwd als overgangsjaren om de zorgcontinuïteit te waarborgen, kennis en expertise te verwerven en ervaring op te doen met de andere manier van werken. 6.2 Sturing: De Tielse definitie De visie op de lokale sturing is vastgelegd de notitie ‘Dienstverlening en sturing in het sociale domein’. Daarin is beschreven dat de sturing gaat over de relatie van de gemeente als inkoper, opdrachtgever, financier en regisseur met de maatschappelijke partners als opdrachtnemer, uitvoerder, ontvanger en speler in het sociale domein. Sturing gaat in de kern van de zaak om het bewaken van de balans tussen kosten en kwaliteit van de beleidsuitvoering. De gemeente bewaakt die balans door: − Doelen van beleid te bepalen en voor realisatie middelen ter beschikking te stellen − Contracten en convenanten aan te gaan − Zuivere opdrachten te formuleren met doelen en resultaten − Rechtmatigheid van ondersteuning te toetsen − Doelmatigheid van beleidsuitvoering te bewaken − Kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning te bewaken − Aanbod inzichtelijk te maken voor de burger − Indien mogelijk keuzevrijheid te bieden aan de burger
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
22
De uitgangspunten en de beslispunten binnen het regionale beleidskader Sturing, Bekostiging en Inkoop bieden de mogelijkheid om de door Tiel gewenste sturingselementen volledig toe te passen. 6.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 De wijzigingen van de AWBZ brengt een wijziging van de gemeentelijke taken op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning met zich mee. Vormgeving aan en uitvoering van deze nieuwe taken kan plaatsvinden binnen algemene en collectieve voorzieningen. Als daarmee niet voldaan worden aan specifieke behoeften van de inwoner(s) dient een maatwerk voorziening ingezet te worden. Er is nog sprake van een wetsvoorstel. Er bestaat nog geen exacte duidelijkheid over de hoogte van het budget dat voor de uitvoering van de nieuwe gemeentelijke taken beschikbaar komt. De verdeling van het landelijke budget en wat dat voor Tiel betekend is nog niet bekend. Evenmin is bekend of er innovatiebudget beschikbaar komt. Duidelijkheid over de hoogte van het Wmo-budget komt in de meicirculaire 2014. Dit budget zal wel 25% lager zijn dan het huidige AWBZ (rijks-)budget 6.4 Ondersteuning en begeleiding De gemeente wordt verantwoordelijk voor het aanbod van ondersteuning en begeleiding van zelfstandig wonende inwoners die gericht is op bevordering en behoud van zelfredzaamheid met als doel opname in een instelling, vereenzaming en verwaarlozing te voorkomen. Het aanbod heeft de vorm van activiteiten waarbij het gaat om − ondersteunen bij oefenen met vaardigheden of handelingen − ondersteunen bij of aanbrengen van structuur of het voeren van regie − overnemen van toezicht op de cliënt. Het activiteiten aanbod is gericht op individuele of groepsgewijze begeleiding zoals Individuele begeleiding (woon- of thuisbegeleiding), Dagbesteding, individueel of groepsverband, en vervoer voor mensen naar de dagbesteding. Gronden om voor het aanbod van deze activiteiten kunnen gelegen zijn in − somatische aandoeningen/beperking − psychogeriatrische problematiek − psychiatrische stoornis − verstandelijke handicap − lichamelijke handicap − zintuiglijke handicap − 6.5 Inkoop ondersteuning en begeleiding Regionale inkoop van dit aanbod van ondersteuning en begeleiding is om meerdere redenen gewenst. Regionale inkoop staat lokale uitvoering conform eerder vastgestelde Tielse uitgangspunten en beleid niet in de weg. Bij de organisatie van de inkoop worden eventuele afwijkende lokale aspecten, waar nodig, expliciet benoemd.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
23
Vormgeving van het aanbod van ondersteuning en begeleiding aanbod door middel van algemene collectieve voorzieningen wordt gezien als bijdrage in de mogelijkheid om de bezuinigingsopdracht van 25% te realiseren. Daar waar mogelijk wordt het aanbod in die vorm gerealiseerd. Versnippering van aanbod is daarbij niet gewenst zodat de inzet ook zal zijn om lokale organisaties te bewegen met elkaar samen te gaan werken. Beslispunt 10 Sturing, bekostiging en inkoop van lokaal georiënteerde activiteiten uitvoeren volgens de uitgangspunten als benoemd in deel 1 van dit regionale beleidskader en het lokale inkoopbeleid. Inkoop verbinden aan de ontwikkeling van algemene collectieve voorzieningen en innovatieopdracht(en) voor de opdrachtnemer(s). Inkoopkosten uitvoering nieuwe taken op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning dekken binnen de Rijksbudgetten die per 2015 overkomen. 6.6 Cliëntondersteuning De Wmo 2015 geeft gemeenten, nadrukkelijker dan thans in de Wmo is bepaald, de verantwoordelijkheid om cliëntondersteuning vorm te geven. De vormgeving van die cliëntondersteuning wordt aan de gemeenten overgelaten. Voor de inwoners moet deze ondersteuning kostenloos zijn. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat cliëntondersteuning beschikbaar is voor alle cliënten die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben of problemen hebben op andere terreinen binnen het sociale domein, bijvoorbeeld op het gebied van jeugd en gezin, werk en inkomen of schuldenproblematiek. Daarbij mag de gemeente zich niet beperken tot de voorzieningen waarvoor zij zelf geheel of gedeeltelijk verantwoordelijk is, maar ook informatie, advies en kortdurende ondersteuning te geven over relevante aanpalende domeinen, zoals zorg, wonen en onderwijs. Het gaat dus om integrale cliëntondersteuning voor alle doelgroepen waarbij ook de bestaande vormen van cliëntondersteuning betrokken worden, waaronder de ouderenadviseurs en de GGZ steunpunten. Om de cliëntondersteuning te kunnen bieden krijgt de gemeente per 2015 de beschikking over de middelen die nu nog via de landelijke AWBZ subsidie aan de MEE organisatie wordt verstrekt. Op 21 februari 2014 gemaakte bestuurlijke afspraken tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en MEE Nederland brengen met zich mee dat gemeenten voor 1 mei 2014 met MEE organisaties afspraken maken over de continuïteit van de cliëntondersteuning en over welk budget de gemeente wenst te besteden aan de inzet van de MEE organisatie. MEE kan zich dan voorbereiden op het nemen van maatregelen om eventuele frictiekosten per 2015 te vermijden. Met de vaststelling van het Wmo beleidsplan Krachtige Burgers heeft de gemeenteraad ingestemd met de doorontwikkeling van integrale cliëntondersteuning met voorkeur voor een wijkgericht en collectief aanbod. Voorziet dat niet, dan dient voorzien te worden in professioneel aanbod. Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
24
Bij de doorontwikkeling van integrale cliëntondersteuning wordt aandacht geschonken aan maatschappelijke en arbeidsparticipatie en de doorontwikkeling het Tielse loket Wonen, Welzijn en Zorg op het terrein van cliëntondersteuning, zo is gesteld is het Wmo beleidsplan. Het beleidskader Sturing, Bekostiging en Inkoop is gericht op 2015 en verder. Afspraken die met MEE gemaakt worden over de inzet per 2015 behoren binnen dit kader gemaakt te worden. Inkoopcontracten of subsidiebeschikkingen moeten uiterlijk oktober 2014 rond te zijn. Beslispunt 11 De ter beschikking komende middelen voor de organisatie van cliëntondersteuning oormerken en besteden aan de (door-)ontwikkeling van lokale cliëntondersteuning. 6.7 Lokale sturing AWBZ/Wmo Met vaststelling van de notitie Dienstverlening en Sturing in het Sociale Domein heeft het college het standpunt ingenomen dat de sturing (AWBZ/)Wmo vooral vorm krijgt in relatie van de gemeente als inkoper, opdrachtgever, financier en regisseur met de maatschappelijke partners als opdrachtnemer, uitvoerder, ontvanger en speler in het sociale domein. In de kern gaat sturing om het bewaken van de balans tussen kosten en kwaliteit van beleidsuitvoering. De kernen van de sturing liggen bij: − de regievoering: bewaken van relatie tussen input, output en outcome − het opdrachtgeverschap: gemeente beperkt zich tot kerntaken (lees wettelijke taken) en laat dingen die een externe partij beter kan doen ook door een externe partij uitvoeren Voortdurende (toe-)zicht houden op de kwaliteit, effectiviteit en doelmatigheid van de opdracht is daarbij zeer belangrijk. 6.8 Jeugdzorg Bij de transitie van de Jeugdzorg gaat het grotendeels om de overdracht van specialistische zorg voor jeugd naar de gemeente. Daarbij ligt er voor de lokale sturing en bekostiging een belangrijke relatie tussen investeren en preventie aan de voorkant (lokaal in de nuldelijn en eerstelijnszorg) en het gebruik van specialistische zorg (regionaal in de specialistische zorg en ondersteuning). De gemeente Tiel heeft belang om lokaal te investeren aan de voorkant ter voorkoming en vermindering van gespecialiseerde zorg en om er voor te zorgen dat deze zorg zo snel mogelijk kan worden beëindigd of afgeschaald naar een lichtere vorm van zorg of naar ondersteuning. Bij nadere invulling van de lokale sturing en bekostiging op de onderdelen Jeugdzorg dient rekening gehouden te worden met een aantal afspraken uit het Regionaal Transitiearrangement Jeugdzorg.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
25
Betreffende afspraken zijn: − per 1 september 2014 zijn er gebiedsteams/wijkteams in elke gemeente in regio Rivierenland operationeel − per 1 september 2014 is de lokale toegang voor nulde-, eerste- en tweedelijns ondersteuning en zorg gerealiseerd. − voor 1 september 2014 hebben bestaande en nieuwe zorgaanbieders innovatievoorstellen ingediend, die een bijdrage leveren aan de gewenste transformatie. Het innovatiebudget bestaat uit 14% van het totale budget Jeugdzorg. 6.9 Lokale sturing op Jeugdzorg De doelstellingen van de decentralisatie jeugdzorg zijn ambitieus en vragen een stevige opdrachtgevers- en regisseursrol van de gemeenten. Vanuit deze rollen wordt ten aanzien van sturing gefocust op vier aandachtsgebieden: kwaliteit, verbruik, uitgaven en effect. Nader ingezoomd wil dat zeggen: Kwaliteit: − Aard van geboden hulp en zorg > Wat kunt u zelf? In plaats van Dat doe ik voor u!: − Het proces van hulp en zorg − Cliënttevredenheid De beleving van de kwaliteit door ouders en kinderen is een van de indicatoren. Verbruik − Preventie op ontstaan en groter worden van problemen − Andere inrichting van de jeugdzorg door − Terugdringen van professionele hulp − Bevordering informele hulp − Bevordering lokale basiszorg met als doel terugdringing gebruik specialistische trajecten − Afbakening van trajectduur. − Uitgaan van principe benadering: één huishouden-één planééncasusregisseur. Uitgaven − Beperking instroom > specifieke afspraken met huisarts, onderwijs en jeugdzorg − Bevordering uitstroom naar tweedelijn naar eerstelijns naar nuldelijn − Contractmanagement − Contracten met mogelijkheden tot bijstelling van de opdracht − Regionale samenwerking bij het inkoopproces − Delen van risico's op hoge kosten gespecialiseerde hulpverlening (regionale solidariteit) Effect − Monitoren van effecten In de Groeinota Jeugdzorg in Rivierenland; onze zorg! is deze wijze van sturing opgenomen. Het Raadsbesluit van 18 december 2013 bevestigd dat voor de lokale sturing aansluiting gezocht kan worden bij de regionale uitgangspunten. Er is geen reden om nu anders te besluiten.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
26
6.10 Bekostiging Jeugdzorg 2015 en 2016 De lokale bekostiging voor Jeugd sluit in de overgangsjaren 2015 en 2016 aan op de navolgende huidige bekostigingsprincipes1. − Functiegerichte bekostiging: de bekostiging vindt plaats voor het beschikbaar stellen van een dienst of een functie. − Prestatiegerichte bekostiging: de bekostiging vindt plaats op basis van een uitgevoerde activiteit, prestatie of samenstelling van activiteiten I(de ‘p X q-bekostiging’ of ‘outputbekostiging’). Resultaatgerichte bekostiging wordt incidenteel toegepast wanneer beschikbaarheid van hulpverlening het grootste belang is en waarbij resultaten definieerbaar en meetbaar zijn. In de inkoopnota, die volgt op dit beleidskader, wordt nader ingegaan op deze bekostigingsaspecten. Bij de omschrijving van de te verlenen opdrachten wordt aangegeven welke financieringsvorm van toepassing wordt geacht. Om de bezuiniging te realiseren is het nodig dat in de contractonderhandelingen ingezet wordt op verlaging van de kosten van de zorg door de aanbieders. Beslispunt 12 Inkoopkosten van Jeugdzorg dekken binnen de Rijksbudgetten die overkomen per 2015. 6.11 Inzet van het lokale Innovatiebudget transitie Jeugdzorg 2015 Voor de transitie Jeugdzorg is in het Regionaal Transitiearrangement (RTA) in 2015 14% van het Jeugdzorgbudget gereserveerd voor innovatie. Bestaande en nieuwe zorgaanbieders kunnen tot 1 september 2014 innovatievoorstellen indienen, die een bijdrage leveren aan de gewenste transformatie. In de tabel hieronder staat het budget van Tiel gebaseerd op de decembercirculaire 2013 en de afspraken uit het Regionaal Transitiearrangement. Transitiemiddelen Jeugdzorg 2015 Tiel (decembercirculaire 2013) Uitvoeringskosten gemeenten 2% Innovatiebudget 14 %
€ 8.353.318, € 167.066, € 1.169.464, -
Het is gewenst om het Tielse innovatiebudget grotendeels in te zetten voor innovaties die bijdragen aan beperking van de kosten van jeugdzorg binnen de grenzen van de gemeente Tiel. Investering in de Tielse nulde- en eerstelijnszorg om op termijn de kosten van de specialistische tweedelijnszorg te stabiliseren en terug te dringen is gewenst Het resterende deel van het innovatiebudget kan ingezet worden voor bevordering van innovatieve projecten die ook een daling van de kosten voor de regiogemeenten met zich meebrengt.
−
1
De Groeinota Jeugdzorg in Rivierenland; onze zorg! - vastgesteld door de Raad op 18 december 2013 Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
27
Gewenst uitgangspunt is dat alle regiogemeenten de verdeling van de inzet van het innovatiebudget, tussen lokaal en regionaal, op dezelfde wijze doen in de percentages 70 lokaal en 30 regionaal. Aan deze verdeling ligt nog geen inhoudelijke beoordeling ten grondslag. Deze is gewenst alvorens een beslissing te nemen over de mate van verdeling van het budget Beslispunt 13 De mate van verdeling van het beschikbare innovatiebudget tussen regionale en lokale projecten in 2015 ad € 1.169.464, - bepalen na inhoudelijke beoordeling van de innovatievoorstellen Niet in 2015 bestede middelen uit het innovatiebudget in 2016 en verder inzetten voor verdere innovatie van Jeugdzorg. 6.12 Wijzigingen basispakket zorgverzekering 2015 De overheid bepaalt de inhoud van de zorg die uit het basispakket zorgverzekering wordt vergoed. De overheid heeft bepaald dat de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen per 2015 géén onderdeel meer uit van het basispakket zorg. Financiering daarvan behoort per 2015 tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. Daarbij behoort de psychische hulp voor kinderen met autisme of ADHD De wijziging op gebied van de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen tot 18 jaar brengt met zich mee dat psychische zorg voor deze kinderen de verantwoordelijkheid van de gemeente wordt. Het aanbod van geestelijke gezondheidszorg voor kinderen tot 18 jaar dient per 2015 georganiseerd te worden. De insteek daar is dat de eerstelijnszorg geestelijke gezondheidszorg lokaal wordt georganiseerd en de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg regionaal wordt georganiseerd. Onder eerstelijns psychologische zorg wordt verstaan: kortdurende generalistische behandeling (inclusief diagnostiek) van cliënten met lichte tot matig ernstige, niet complexe psychische problematiek. Omdat er sprake is van kortdurende behandeling wordt de eerstelijnspsycholoog niet gezien als een specialist. Bij de organisatie van het aanbod behoort ook de organisatie van de toegang. De toegang verloopt thans via de huisartsen. Huisartsen blijven daar, volgens de nieuwe Jeugdwet, verantwoordelijk voor per 2015. Het ontbreekt op dit moment nog aan voldoende inzicht om te kunnen stellen dat de in deel 1 van deze notitie opgenomen uitgangspunten voor Sturing, bekostiging en Inkoop onverkort gelden bij de inkoop van de geestelijke gezondheidszorg voor jeugd. Nadere oriëntatie daarop dient plaats te vinden.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
28
De Tielse eerstelijns psychologen hebben cijfers aangeleverd over hun budgetten en trajecten. Een analyse daarvan en inschatting van de kosten worden meegenomen in de oriëntatie. Beslispunt 14 Besluit betreffende sturing, bekostiging en inkoop van geestelijke gezondheidszorg voor kinderen tot 18 jaar nemen na nadere oriëntatie op de organisatie van toegang tot de geestelijke gezondheidszorg.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
29
7 Beslispunten lokaal Het lokale deel van deze nota bevat de volgende lokale beslispunten
Beslispunt 10 Sturing, bekostiging en inkoop van lokaal georiënteerde activiteiten uitvoeren volgens de uitgangspunten als benoemd in deel 1 van dit regionale beleidskader en het lokale inkoopbeleid. Inkoop verbinden aan de ontwikkeling van algemene collectieve voorzieningen en innovatieopdracht(en) voor de opdrachtnemer(s). Inkoopkosten uitvoering nieuwe taken op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning dekken binnen de Rijksbudgetten die per 2015 overkomen. Beslispunt 11 De ter beschikking komende middelen voor de organisatie van cliëntondersteuning oormerken en besteden aan de (door-)ontwikkeling van lokale cliëntondersteuning. Beslispunt 12 Inkoopkosten van Jeugdzorg dekken binnen de Rijksbudgetten die overkomen per 2015. Beslispunt 13 De mate van verdeling van het beschikbare innovatiebudget tussen regionale en lokale projecten in 2015 ad € 1.169.464, - bepalen na inhoudelijke beoordeling van de innovatievoorstellen Niet in 2015 bestede middelen uit het innovatiebudget in 2016 en verder inzetten voor verdere innovatie van Jeugdzorg. Beslispunt 14 Besluit betreffende sturing, bekostiging en inkoop van geestelijke gezondheidszorg voor kinderen tot 18 jaar nemen na nadere oriëntatie op de organisatie van toegang tot de geestelijke gezondheidszorg.
Sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Regionaal en lokaal Beleidskader
30
Bijlage 1: Verzamelde beslispunten Regionaal en Lokaal Beslispunten Regionaal De nota bevat de volgende negen beslispunten: 1. Voor 2015 en 2016 kiezen voor het sturingsmodel ‘sturing in overleg met burger’ en toegroeien naar ‘zelfsturing door burger’. 2. Gebruik blijven maken van de bestaande sturingsindicatoren en de indicatoren die landelijk zijn ontwikkeld en door het CBS worden uitgevoerd. Daarnaast twee nieuwe indicatoren ontwikkelen en inzetten: doorlooptijden van de zorg en uitblijven nieuw beroep op jeugdzorg of begeleiding vanuit Wmo. 3. Het college opdracht geven: •
samen met de andere Rivierenlandse gemeenten onderzoek te doen gericht op het komen tot een solidariteitsmodel die de risico’s voor de individuele gemeenten beperkt, maar waarbij wel voldoende prikkels zijn ingebouwd voor individuele gemeenten om afwenteling op andere gemeenten te voorkomen.
•
een voorstel hiertoe in juni 2014 voor te leggen aan de gemeenteraad.
4. Voor 2015 en 2016 voor zowel de nieuwe taken Jeugdzorg als AWBZ/Wmo de huidige bekostigingsvormen blijven gebruiken. 5. Kiezen voor invoeren van het PGB met trekkingsrecht, met een gefaseerde groei zodat in 2020 80% van de cliënten een PGB gebruikt. Daarbij een uitzondering maken voor de zeer specialistische vormen van zorg en situaties met een hoog risico. 6. Voor de inkoop 2015: •
aansluiten bij bestaande inkoopmodellen;
•
als sprake is van aanbesteding, kiezen voor onderhands aanbesteden;
•
in het geval van privaatrechtelijke contracten, een looptijd hanteren van een jaar, met de mogelijkheid tot verlenging met een jaar;
•
binnen de afspraken ruimte bieden aan aanbieders voor vernieuwing;
•
Waar mogelijk bij nieuwe inkoopcontracten afspraken maken over de ‘social return’.
7. Als nadere uitwerking van het RTA jeugd: •
bestaande jeugdzorgaanbieders een verantwoording laten inleveren over hun transformatie;
•
bestaande en nieuwe aanbieders de mogelijkheid bieden voor 1 september 2014 voorstellen voor innovatief aanbod in te dienen.
8. Voorde inkoop 2016 kiezen voor een vorm die voorziet in de volgende voorwaarden: •
toegroeien naar de burger als nieuwe inkoper
•
ruimte voor diversiteit en innovatie; 1
•
een breed aanbod om maatwerk en keuzevrijheid te realiseren;
•
op voorhand geen goede aanbieders uitsluiten;
•
ook kansen voor kleinere gespecialiseerde leveranciers.
9. Gefaseerd toegroeien naar de situatie dat cliënten zelf inkopen, waarbij in 2020 80% van de cliënten zelf inkoopt. Voor het vangnet, zeer specialistische zorg en situaties met een hoog risico blijft de gemeente het aanbod inkopen. Beslispunten lokaal 10. Sturing, bekostiging en inkoop van lokaal georiënteerde activiteiten uitvoeren volgens de uitgangspunten als benoemd in deel 1 van dit regionale beleidskader en het lokale inkoopbeleid. Inkoop verbinden aan de ontwikkeling van algemene collectieve voorzieningen en innovatieopdracht(en) voor de opdrachtnemer(s). Inkoopkosten uitvoering nieuwe taken op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning dekken binnen de Rijksbudgetten die per 2015 overkomen. 11. De ter beschikking komende middelen voor de organisatie van cliëntondersteuning oormerken en besteden aan de (door-)ontwikkeling van lokale cliëntondersteuning. 12. Inkoopkosten van Jeugdzorg dekken binnen de Rijksbudgetten die overkomen per 2015. 13. De mate van verdeling van het beschikbare innovatiebudget tussen regionale en lokale projecten in 2015 ad € 1.169.464, - bepalen na inhoudelijke beoordeling van de innovatievoorstellen Niet in 2015 bestede middelen uit het innovatiebudget in 2016 en verder inzetten voor verdere innovatie van Jeugdzorg. 14. Besluit betreffende sturing, bekostiging en inkoop van geestelijke gezondheidszorg voor kinderen tot 18 jaar nemen na nadere oriëntatie op de organisatie van toegang tot de geestelijke gezondheidszorg.
2
Bijlage 2: Opgaven transities AWBZ/Wmo en Jeugdzorg Financiële noodzaak • Burgers doen steeds meer beroep op door de overheid aangeboden ondersteuning; • De overheid heeft minder financiële middelen tot haar beschikking; • De verzorgingsstaat is daardoor financieel niet langer houdbaar. Inhoudelijke ambitie • Zorg dichter bij de mensen brengen; • Uitgaan van mogelijkheden in plaats van de beperkingen van mensen; • Samenhang aanbrengen in de ondersteuning en zorg rond één gezin of huishouden; • Keuzevrijheid van mensen. Oplossingsrichting • De kracht om problemen en vragen op te lossen wordt teruggelegd in de samenleving; • Inwoners moeten zelf en met elkaar problemen en hulpvragen oplossen; • Voorkomen dat gewone problemen verworden tot grootschalige zorgproblemen; • Er moet een verschuiving plaatsvinden: minder formele zorg en meer informele zorg; • Het gebruik van algemene voorzieningen alleen waar nodig, individuele voorzieningen als achtervang en sluitstuk; • Er moet goede samenwerking worden ontwikkeld tussen formele en informele zorg, waardoor de zorg beschikbaar kan blijven en de kosten van professionele zorg dalen. • Wonen en zorg worden gescheiden; meer mensen met een beperking gaan zorg en ondersteuning thuis ontvangen in plaats van in een instelling (de zogenaamde extramuralisering). Uitdaging van vernieuwing
betrokken samenleving
3
Nieuwe taken voor de gemeente • Een groot aantal taken op het sociaal domein worden gedecentraliseerd naar de gemeente. De functie Begeleiding en een klein deel van Verzorging komen vanuit de AWBZ naar de Wmo. Gemeenten worden verantwoordelijk voor alle taken in de Jeugdzorg. • De decentralisatie vraagt zowel transitie als transformatie: o Transitie is het veranderen van het huidige stelsel: de regels, de wetten en financiële verhoudingen. o Transformatie is de inhoudelijke vernieuwing: andere werkwijzen, andere cultuur en vooral ook ander gedrag en het anders met elkaar omgaan van burgers/cliënten, professionals, instellingen en gemeenten. De transitie moet klaar zijn op 1 januari 2015. De transformatie is een veranderproces dat meerdere jaren in beslag zal nemen Wat blijft? - Taken Centrum voor Jeugd en Gezin - Schoolmaatschappelijk werk - Jeugdgezondheidszorg - Algemeen maatschappelijk werk - Jongerenwerk - Leerplicht
-
informatie & advies mantelzorg- en vrijwilligersondersteuning welzijnswerk algemeen maatschappelijk werk huishoudelijke ondersteuning collectief vervoer woningaanpassingen/verhuiskosten verplaatsen in- en rond huis
Wat komt erbij? - Toegang/indicatiestelling jeugdzorg - 24/7 spoedeisende zorg - Kindertelefoon - Advies- en Meldpunt Kindermishandeling - Geïndiceerde jeugdzorg, zoals ambulante zorg, pleegzorg en residentiële zorg - Jeugdbescherming - Jeugdreclassering - JeugdzorgPlus - Jeugd geestelijke gezondheidszorg - De zorg voor jeugd met een verstandelijke beperking - extramurale begeleiding bij dagelijkse activiteiten (thuis of dagopvang) - kortdurend verblijf (maximaal 3 x 24 uur per week ‘logeren’ met zorg) - persoonlijke verzorging (5%: begeleiding die voorheen in de persoonlijke verzorging zat) - cliëntondersteuning - vervoer naar dagbesteding/dagopvang - Inkomensregeling voor chronisch zieken en gehandicapten - Lokale regeling waardering mantelzorgers - Sociale wijkteams
4
Cijfers De overdracht van taken naar de gemeenten gaat samen met forse bezuinigingen: • AWBZ Begeleiding: 25% bezuiniging; • Jeugdzorg: oplopend tot 15% in 2017. • Voorlopige budgetten voor de nieuwe taken: gemeente ABWZ/Wmo Jeugdzorg (nieuwe taken) budget 2015 budget 2015 Buren 2.507.894 4.057.564 Culemborg 3.719.637 4.303.801 Geldermalsen 2.960.172 4.554.657 Lingewaal 1.065.636 1.349.355 Maasdriel 3.884.484 3.912.259 Neder-Betuwe 3.149.137 4.429.623 Neerijnen 1.211.446 1.622.814 Tiel 5.573.799 8.353.318 West Maas en Waal 2.222.085 2.650.067 Zaltbommel 3.694.343 4.548.652 29.988.633 39.782.110 Totaal Rivierenland Definitieve budgetten worden duidelijk bij de meicirculaire. Voor Jeugdzorg gaf het Rijk een garantie op bovengenoemde budgetten van 95% Wat stelden we al samen vast De tien gemeenten in de regio Rivierenland bereidden zich samen voor op de transities in het sociaal domein. Zij hanteren daarbij de volgende leidende principes: 1. de burger, het huishouden en de buurt staan centraal; 2. organiseer het eenvoudig en overzichtelijk; 3. eigen kracht en doeltreffende maatwerk. Het gezin blijft eigenaar van het probleem en ervaart eigen invloed op de oplossing van het probleem. 4. samenwerken op basis van vertrouwen; 5. kwaliteit borgen in het sociaal domein. De gemeenteraden stelden inmiddels de volgende documenten vast, waarbij regionale afstemming plaatsvond: • Regionale visie ‘de samenredzame samenleving’; • Contouren voor een sociaal domein (najaar 2013); • Groeinota Jeugdzorg in Rivierenland; onze zorg (dec. 2013/jan. 2014); • Regionaal transitiearrangement Jeugd (dec. 2013 / jan. 2014).
5
Bijlage 3: Schaalniveau inkoop en uitvoering jeugdzorg Voor de inkoop en uitvoering van de nieuwe gemeentelijke taken Jeugdzorg geldt als uitgangspunt dat de uitvoering zo lokaal en zo dichtbij mogelijk plaatsvindt. Voor een aantal taken zijn er echter argumenten om dit op een hoger schaalniveau in te kopen en uit te voeren. Het betreft taken die zeer specialistisch van aard zijn of taken waarbij het lokaal om zeer kleine aantallen kinderen gaat. In dat geval is er sprake van schaalvoordeel en efficiency om de samenwerking te zoeken op regionaal of bovenregionaal niveau. Onderstaand overzicht geeft per jeugdzorgproduct het schaalniveau van inkoop en uitvoering aan. De indeling is op provinciaal (zeven Gelderse regio’s), regionaal en lokaal niveau afgestemd. Producten
Toe leiding hulp
Keuze schaalniveau (lokaal regionaal en bovenregionaal) Inkopen Uitvoeren Lokaal Lokaal
Eerstelijns psycholoog
Lokaal
Lokaal
Jeugdbescherming Jeugdhulp
Regionaal Regionaal Regionaal
Regionaal Regionaal Lokaal
Verblijf deeltijd
Regionaal
Regionaal
Verblijf (netwerk)pleegzorg
Bovenregionaa Lokaal l Regionaal
AMHK
Regionaal
Regionaal
Preventie GGZ
Regionaal
Lokaal
Diagnostiek GGZ
Regionaal
Regionaal
Jeugdreclassering
Argumentatie voor schaalkeuze
Voor inkoop: expertise lokaal aanwezig en kennis van lokale sociale kaart. Voor uitvoering: signalering en melding beleggen we lokaal binnen gebiedsteams Voor uitvoering en inkoop: expertise lokaal aanwezig Wettelijk verplicht Wettelijk verplicht Regionale bundeling van expertise. Voor inkoop en uitvoering: expertise is lokaal niet aanwezig en duur, schaalgrootte. Voor inkoop en uitvoering: expertise is lokaal niet aanwezig en duur, schaalgrootte. Passende plek is soms lokaal en dichtbij, soms ver weg (veiligheid) Voorkeur netwerkpleegzorg (uitvoering lokaal) Wettelijk verplicht, samenwerking binnen Veiligheidsregio Voor inkoop: expertise is lokaal niet aanwezig, duur, schaalgrootte Ambitieniveau uitvoering lokaal Voor inkoop en uitvoering: expertise is lokaal niet aanwezig en duur, schaalgrootte.
1
Kortdurende behandeling
Regionaal
Lokaal
Voor inkoop: expertise is lokaal niet aanwezig, deze haal je naar gebiedsteams, schaalgrootte Voor uitvoering: lokale uitvoering in gebiedsteams en lokale coördinatie zorg
Gezinsbehandeling
Regionaal
Lokaal
Verslavingszorg
Regionaal
Beschermd wonen
Regionaal
Preventie lokaal en behandeling regionaal Regionaal
Langdurige zorg en begeleiding
Regionaal
Lokaal/ Regionaal
Ambulante woonbegeleiding
Regionaal
Regionaal
Beschermd wonen
Regionaal
Regionaal
Voor inkoop: expertise is lokaal niet aanwezig, deze haal je naar gebiedsteams, schaalgrootte Voor uitvoering: lokale uitvoering in gebiedsteams en lokale coördinatie zorg Voor inkoop en uitvoering: expertise is lokaal niet aanwezig en duur, schaalgrootte Regionaal met een lokale tint Voor inkoop en uitvoering: expertise is lokaal niet aanwezig en duur, schaalgrootte. Voor uitvoering: lokale uitvoering in gebieds- teams & lokale coördinatie zorg Voor inkoop: expertise is lokaal niet aanwezig, deze haal je naar gebiedsteams, schaalgrootte Voor inkoop en uitvoering: expertise is lokaal niet aanwezig en duur, schaalgrootte. Voor inkoop en uitvoering: expertise is lokaal niet aanwezig en duur, schaalgrootte.
gezinshuizen
Regionaal
Regionaal
Toegang jeugdzorg Plus Crisis 24 uur residentieel
Bovenregionaa l Bovenregionaa l
Bovenregionaa l Bovenregionaa l
Verblijf 24 uur Residentieel
Bovenregionaa Bovenregionaa l l
Forensische zorg (inzet erkende gedragsinterventie
Bovenregionaa Bovenregionaa l l/landelijk
Betreft kleine aantallen Voor inkoop en uitvoering: expertise is lokaal niet aanwezig en duur, schaalgrootte Aansluiten bij Veiligheidsregio/GGD-regio Voor inkoop en uitvoering: expertise is lokaal niet aanwezig en duur, schaalgrootte Voor uitvoering en inkoop: kleine doelgroep, specifieke expertise, klein aanbod
2
binnen jeugdreclassering) Spoedeisende zorg (crisis) Ambulant team
Bovenregionaa Bovenregionaa l l
VB jongeren ZZP 4 en 5en samenloop (van beperkingen en/of behandelingen) ZZP = Zorgzwaartepakket VB jongeren met zwaardere zorg dan ZZP 5
Bovenregionaa Bovenregionaa l l
Landelijk
Landelijk
Jeugdzorg Plus
Landelijk
Bovenregionaa l/landelijk
Expertise en behandelcentrum (geweld in afhankelijkheidsrelaties)
Landelijk
Bovenregionaa l/landelijk
Gespecialiseerde diagnostiek van VB en jeugd GGZ
Landelijk
Bovenregionaa l
Topklinische GGZ
Landelijk
Bovenregionaa l
Gespecialiseerde diagnostiek van VB en jeugd GGZ
Landelijk
Bovenregionaa l
Voorstel VNG tot landelijke inkoop. Voor inkoop en uitvoering: expertise is lokaal niet aanwezig en duur, schaalgrootte Voor uitvoering en inkoop: kleine doelgroep, specifieke expertise, klein aanbod
Voor uitvoering en inkoop: kleine doelgroep, specifieke expertise, klein aanbod. Voorstel VNG tot landelijke inkoop. Voor uitvoering en inkoop: kleine doelgroep, specifieke expertise, klein aanbod Voorstel VNG tot landelijke inkoop. Voor uitvoering en inkoop: kleine doelgroep, specifieke expertise, klein aanbod Voorstel VNG tot landelijke inkoop. Voor uitvoering en inkoop: kleine doelgroep, specifieke expertise, klein aanbod Voorstel VNG tot landelijke inkoop. Voor uitvoering en inkoop: kleine doelgroep, specifieke expertise, klein aanbod Voorstel VNG tot landelijke inkoop. Voor uitvoering en inkoop: kleine doelgroep, specifieke expertise, klein aanbod Voorstel VNG tot landelijke inkoop.
3
Bijlage 4: Schaalniveau inkoop en uitvoering AWBZ/Wmo Schaalniveau inkoop en uitvoering van de nieuwe taken: lokaal, regionaal en bovenregionaal
Producten
Cliëntondersteuning algemene voorziening Cliëntondersteuning maatwerkvoorziening Informatie & advies
Keuze schaalniveau (lokaal regionaal en bovenregionaal) Inkopen Uitvoeren Lokaal Lokaal
Argumentatie voor schaalkeuze Moet bereikbaar voor de cliënt zijn
Lokaal
Afspraak over levering op klantniveau
Lokaal
Lokaal
Begeleiding individueel
Regionaal
Lokaal
Persoonlijke verzorging (begeleiding) Begeleiding groep
Regionaal
Lokaal
Lokaal vanwege de gewenste lage drempel Inkoop regionaal voorbereiden. Organiseren dicht bij de cliënt Dichtbij de cliënt organiseren
Regionaal/lokaal
Regionaal/lokaal
Vervoer door vrijwilligers
Regionaal
Regionaal
Collectief vervoer (huidig AWBZvervoer, vraagafhankelijk vervoer) Kortdurend verblijf
Regionaal
Regionaal
Crisisdienst
Bovenregionaal* Bovenregionaal*
(boven)regionaal Bovenregionaal
Meldpunt huiselijk
Bovenregionaal
Bovenregionaal
Regionaal
inloop/contacten/ dagritme op wijk/dorp niveau dagbesteding, dagverzorging regionaal Bundeling bovenregionaal op logische verkeersstromen (bijv. adherentie gebied ziekenhuis, plek voorzieningen) schaalvoordelen
specialisme Specialistische expertise met laag volume per gemeente Specialistische
1
geweld
Anonieme hulplijn
Bovenregionaal
Bovenregionaal
expertise en schaalvoordelen Niveau veiligheidsregio schaalvoordelen
*regio Gelderland-Zuid
2
Bijlage 5: Bekostigingsvormen en hun varianten
Bekostigingsvormen
Varianten
Prestatiebekostiging Productiebekostiging Persoonsgebonden- of volgend bekostiging
Netwerkbekostiging Resultaatbekostiging
Wijk- of buurtgerichte (populatie) bekostiging Cliëntgerichte bekostiging Budget op basis van historische kosten
Beschikbaarheidsbekostiging
Budget op basis van beschikbaar budget Budget op basis van populatiekenmerken
Productiebekostiging Prestatiebekostiging: het bedrag dat wordt uitbetaald is gebaseerd op de geleverde hoeveelheid van een afgesproken dienst, product of activiteit (prestatie) maal de daarvoor afgesproken prijs. Anders gezegd gaat het hier om betaling op basis van PxQ (prijs x hoeveelheid). Een vorm van bekostiging op deze basis is trajectfinanciering. Hierin worden geen afzonderlijke zorgvormen gefinancierd, maar een traject of arrangement. Op termijn is het de bedoeling dat de cliënt in samenspraak met de aanbieders bepaalt hoe dit arrangement eruit ziet en niet de gemeente. Persoonsgebonden of persoonsvolgende bekostiging. Persoonsgebonden betekent dat op basis van een indicatie een persoon een bepaald geldbedrag meekrijgt dat hij of zij naar eigen inzicht kan inzetten voor begeleiding en ondersteuning (verschijningsvormen zijn PGB, voucher of trekkingsrecht). Persoonsvolgend betekent dat op basis van een indicatie een bedrag wordt vastgesteld voor begeleiding en ondersteuning voor een persoon. Deze persoon kiest zelf een of meerdere aanbieders en de gemeente betaalt het bedrag uit aan deze aanbieder(s). De persoon beschikt niet over het geld, maar het geld volgt wel zijn of haar keuze. Resultaatbekostiging: Netwerkbekostiging: meerdere instellingen ontvangen één budget om gezamenlijk de afgesproken opdracht uit te voeren voor de afgesproken populatie; bijvoorbeeld jongeren, ouderen, mensen met een psychische beperking, etc. Populatiegebonden of te wel wijk- of buurtgerichte bekostiging: een vorm van bekostiging waarbij de gemeente met diverse aanbieders voor een geografisch afgebakende groep
1
-
burgers een maatschappelijke taak of opdracht overeen komt en deze betaalt voor de behaalde resultaten bij deze maatschappelijke taak. Bekostiging wordt afgesproken op basis van objectieve indicatoren van de populatie, zoals aantal gezinnen, aantal jongeren of ouderen, sociaaleconomische kenmerken van inwoners van een wijk. Indicatoren worden bepaald aan de hand van de maatschappelijke taak of opdracht. Voorbeeld voor Wmo en jeugdzorg: sociale wijkteams, gebiedsteams jeugd. Persoonsgebonden of persoonsvolgende bekostiging (zie ook hierboven onder Productiebekostiging). Persoonsgebonden betekent dat op basis van een indicatie een persoon een bepaald geldbedrag meekrijgt dat hij of zij naar eigen inzicht kan inzetten voor begeleiding en ondersteuning. Persoonsvolgend betekent dat op basis van een indicatie een bedrag wordt vastgesteld voor begeleiding en ondersteuning voor een persoon. Deze persoon kiest zelf een of meerdere aanbieders en de gemeente betaalt het bedrag uit aan deze aanbieder(s). De persoon beschikt niet over het geld, maar het geld volgt wel zijn of haar keuze.
Beschikbaarheidsbekostiging: - Het verstrekken van een budget voor het beschikbaar houden van een dienst. Kenmerkend hiervoor is dat er geen directe relatie is tussen het budget en afname van de dienst. Dit zijn diensten die er “gewoon moeten zijn”. Voorbeeld: 24/7-crisisdienst. Het budget voor een dergelijk dienst kan op de volgende bases zijn bepaald: • Historisch gegroeid; • Omvang dienst/budget bepaald door beschikbaar budget; • Omvang dienst/budget bepaald door omvang en kenmerken doelgroep binnen het gebied waarvoor de dienst beschikbaar moet zijn (bijvoorbeeld; aantal gezinnen met kinderen).
2
Bijlage 6: Inkoopvormen Algemene voor- en nadelen van inkoopvormen
Elke vorm van inkoop kent algemene voor- en nadelen. Deze bepalen ook mede wanneer welke vorm in te zetten voor welke dienst en/of product. Mogelijke voordelen van aanbesteden zijn: Het realiseren van een goede kwaliteit van diensten en producten tegen een gunstige prijs omdat je een vergelijking kan maken tussen diverse aanbieders. Waarbij er ook mogelijkheden zijn voor nieuwe aanbieders. Mogelijk nadeel is dat als het maatschappelijk doel of effect zich lastig concreet laat maken de uiteindelijk aangeboden dienst toch niet helemaal past zoals gedacht, zeker bij een nieuwe aanbieder die de lokale/regionale situatie nog niet kent. Daarnaast kan aanbesteden gevoelens van onderlinge concurrentie tussen aanbieders bevorderen terwijl je als gemeente/regio streeft op samenwerking tussen aanbieders. Tot slot kan de praktijk zijn dat er maar één of twee aanbieders op een bepaald gebied actief zijn. Mogelijke voordelen van een (langdurige) partnerrelatie zijn Het daadwerkelijk kunnen optrekken als partners kan betekenen dat de aansluiting van het aanbod op de vraag uiteindelijk beter is. Dit omdat partijen elkaar beter kennen en meer achtergrondinformatie hebben dan soms in bestekken van aanbestedingsprocedures verwoord staan. Bovendien kan het ruimte bieden voor het kunnen leren en innoveren op basis van wederzijdse informatie en ruimte. Tussentijdse wijzigingen kunnen plaatsvinden in goed overleg. Een langdurige relatie biedt ook de mogelijkheid aan een uitvoerder zich in te bedden in een lokale samenleving, vrijwilligers aan zich te verbinden en samen te werken met anderen (concurrentiegevoel kan minder groot zijn dan bij aanbestedingen). Mogelijke nadelen zijn dat bij het niet naar wens functioneren van de aanbieder veranderingen lastiger te realiseren zijn. Of het risico dat de aanbieder zo zeker is van zijn bestaansrecht dat deze niet meer wil innoveren of vernieuwen. Vormen van aanbesteden
Aanbesteden kent verschillende vormen. Deze worden hieronder kort genoemd. • • • • •
Openbare procedure; Niet-openbare procedure. Enkelvoudige of meervoudig onderhands aanbesteden Bestuurlijk aanbesteden Maatschappelijk aanbesteden
De openbare procedure
De openbare procedure is een aanbestedingsprocedure in één ronde. De aanbesteding wordt algemeen bekend gemaakt. Iedere geïnteresseerde aanbieder kan direct inschrijven. De aanbestedende dienst mag bepalen dat enkel inschrijvers die aan de door hem gestelde geschiktheidseisen voldoen voor verlening van de opdracht in aanmerking komen. Gunning geschiedt op basis van de inschrijving. De aanbestedende dienst mag niet met inschrijvers onderhandelen over de ingediende inschrijvingen.
1
Openbare procedures worden vaak toegepast bij het plaatsen van een opdracht in een markt die een overzichtelijk en een beperkt aantal partijen kent. Een voordeel is de relatief beperkte duur van ongeveer 8 weken van deze procedure. De niet-openbare procedure
De niet-openbare procedure is een aanbestedingsprocedure in twee rondes. De aanbesteding wordt ook algemeen bekend gemaakt. In de eerste ronde kan iedere geïnteresseerde aanbieder zich als gegadigde aanmelden. De aanbestedende dienst laat een vooraf vastgesteld aantal gegadigden toe. Deze voldoen allen aan de geschiktheidseisen en gaan door naar de tweede ronde - de eigenlijke inschrijving. Gunning geschiedt op basis van de inschrijving. De aanbestedende dienst mag niet met de inschrijvers onderhandelen over de ingediende inschrijvingen. Het minimum aantal gegadigden dat tot de inschrijving moet worden uitgenodigd bedraagt vijf. Niet-openbare procedures kunnen het beste worden toegepast bij het plaatsen van een opdracht in een markt met een groot aantal partijen. Het biedt dan het voordeel van twee rondes; één ronde voor het selecteren van de geïnteresseerde partijen en één ronde voor het selecteren van de beste inschrijving. De niet-openbare procedure duurt ongeveer 16 weken; 37 dagen voor de selectie van de ondernemers en 40 dagen voor indiening van de offertes. Enkelvoudig of meervoudig onderhands aanbesteden
Bij enkelvoudig onderhands aanbesteden wordt de opdracht gegund aan één partij die op basis van objectieve criteria geselecteerd is om een offerte in te dienen. Bij meervoudig onderhands aanbesteden nodigt de aanbestedende dienst op basis van objectieve criteria een aantal (minimaal 3 en maximaal 5) gegadigden uit om een offerte in te dienen op basis van een door hem vervaardigd beschrijvend document of bestek met daarin alle relevante informatie. Er gelden geen voorschriften tot openbare bekendmaking of voorschriften voor de duur van termijnen. De aanbestedende dienst gunt de economische meest voordelige inschrijving of -mits gemotiveerd - op basis van laagste prijs. Bij het aanbesteden van diensten en leveringen onder de drempel, die geen grensoverschrijdend belang hebben, hoeft gebruik van het criterium laagste prijs niet gemotiveerd te worden. Bestuurlijk aanbesteden
Het model van bestuurlijk aanbesteden krijgt steeds meer bekendheid als mogelijkheid om convenanten te sluiten tussen gemeenten en leveranciers van zorg- en welzijnsdiensten. Bestuurlijk aanbesteden gaat er van uit dat er sprake is van wederzijdse afhankelijkheid tussen opdracht gevende overheid en (zorg-) aanbieders. Beide partijen hebben de ander nodig om de eigen doelstellingen te kunnen realiseren. De kern ligt in onderhandeling over wensen en eisen van gemeentelijke opdrachtgevers en inzichten en mogelijkheden van aanbieders van diensten. Dat gaat gepaard met investeren in relatievorming, het opstellen van raamcontracten met aanbieders en keuzevrijheid voor de afnemers van de diensten. Bij bestuurlijk aanbesteden is er geen sprake van een “bestek”. Er wordt overlegd op basis van een basisdocument of conceptcontract waarin voorstellen met betrekking tot inhoud en criteria staan. De opdrachtgever besluit uiteindelijk wat er gebeurt, maar probeert met betrokken partijen vorm te geven aan het proces en de inhoud. Het sluiten van een contract
2
vindt vervolgens plaats op basis van criteria die met partijen zijn besproken. De basis wordt gevormd door een voortdurend overleg- en onderhandelingsproces. Maatschappelijk aanbesteden
Maatschappelijk aanbesteden is een vergaande manier om burgers en maatschappelijke partners bij beleid en uitvoering te betrekken. Bij maatschappelijk aanbesteden verschuift het eigenaarschap van de opdrachtgever – vaak de overheid – naar de samenleving. Door betrokkenheid van de samenleving – burgers, bedrijven, maatschappelijke partners – komt de menselijke maat weer in beeld, waarin mensen zich meer herkennen dan in de vaak grote onpersoonlijke instituties. Bij maatschappelijk aanbesteden gaat het om publieke taken (waarvoor de overheid eindverantwoordelijk is) die (deels) worden overgedragen aan (combinaties van) bewoners/(sociaal)ondernemers/maatschappelijke instellingen. Hiervoor worden (politieke) kaders/voorwaarden geformuleerd en wordt (op onderdelen) verantwoording afgelegd. Maatschappelijk aanbesteden is een manier om deze overdracht van taken en verantwoordelijkheden op een verantwoorde manier te laten verlopen.
3
Bijlage 7: Lijst met afkortingen en begrippen AMK AMHK
Advies- & Meldpunt Kindermishandeling Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld: samenvoeging van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Advies en Meldpunt Kindermishandeling
Ambulante zorg
De zorgverlener verplaatst zich voor de behandeling naar de patiënt. Veelal thuis.
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten: wettelijke verzekering voor langdurige en onverzekerbare niet-geneeskundige zorg.
Begeleiding (AWBZ)
Het geven van (beroepsmatige) ondersteuning op het terrein van structuur, dagritme en praktische hulp bij taken, zoals huishouden en administratie, gericht op het bevorderen, behouden of vergroten van de zelfredzaamheid van mensen met een ernstig regieverlies of een ernstig invaliderende aandoening of beperking.
BJZ
Bureau Jeugdzorg: Centrale ingang voor provinciaal geïndiceerde jeugdzorg, de jeugd-ggz en de jeugd-lvg. Bureau Jeugdzorg voert daarnaast de jeugdbescherming en jeugdreclassering uit en omvat het AMK en de kindertelefoon.
Dagbesteding (AWBZ)
Ofwel begeleiding groep (BGG), bestaat onder andere uit: • niet-arbeidsmatige dagbesteding (recreatie en educatie); • vrijblijvende vormen van arbeidsmatige dagbesteding (maken van producten en leveren van diensten zonder productie eisen); • niet-vrijblijvende vormen van arbeidsmatige dagbesteding (maken van producten en leveren van diensten met beperkte productie eisen) en; • toeleiding tot arbeid.
Eerstelijnszorg
Alle zorg die direct toegankelijk is voor de cliënt, zoals huisartsen en maatschappelijk werk.
Extramurale zorg
Zorg die beschikbaar is voor mensen die zelfstandig thuis wonen.
Gecertificeerde instelling
Aanbieder van Jeugdbescherming en Jeugdreclassering in de nieuwe Jeugdwet. Betreft veelal de rechtsopvolger van Bureau Jeugdzorg. De aanbieder moet gecertificeerd worden.
GGZ
Geestelijke Gezondheidszorg
HH
Huishoudelijke Hulp
Indicatie
Besluit waarin staat of iemand recht heeft op zorg. Wanneer dat het geval is, staat ook vermeld hoeveel zorg deze persoon krijgt en voor welke periode. De indicatiestelling bestaat in hoofdlijnen uit drie stappen: de aanvraag, een onderzoek en een indicatiebesluit.
Inloop
Laagdrempelige voorzieningen die dagopvang bieden aan bijvoorbeeld daklozen, ouderen, junks en mensen met een psychiatrische achtergrond.
Intramurale zorg
Ofwel residentiële zorg: Zorg die verleend wordt aan mensen die langer dan 24 uur in een instelling verblijven, zoals een verpleeg- of verzorgingshuis, ziekenhuis of een instelling voor mensen met een
1
verstandelijke beperking. Jeugdbescherming
De jeugdbescherming voert door de kinderrechter opgelegde maatregelen uit ter bescherming van kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderbeschermingsmaatregelen zijn geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Het opleggen daarvan betekent dat wordt ingegrepen in het privé-leven van jeugdigen en diens ouders. Dit ingrijpen dient te zijn gericht op het wegnemen van de dreiging en met waarborgen omkleed te zijn.
Jeugdreclassering
De jeugdreclassering voert strafrechtelijke beslissingen uit in de vorm van toezicht en begeleiding. Het doel van begeleiding door de jeugdreclassering is het voorkomen van recidive en/of het realiseren van een gedragsverandering bij de betrokken jongere, teneinde participatie en integratie van de jongere in de samenleving te bevorderen.
LG LVB LVG
Lichamelijk gehandicapt Licht verstandelijk beperkt Licht verstandelijk gehandicapt (andere benaming voor LVB)
Kortdurend verblijf (AWBZ)
Bij kortdurend verblijf (KVB) logeert iemand maximaal drie etmalen per week in een AWBZ-instelling. Het moet gaan om inwoners die permanent toezicht nodig hebben. Verder moet er sprake zijn van een noodzaak tot ontlasting van de mantelzorger die permanent toezicht houdt. Voorbeelden van KVB zijn logeerhuizen voor kinderen met een verstandelijke beperking.
Nuldelijns ondersteuning en zorg
De ondersteuning en zorg die in de samenleving aan elkaar wordt gegeven bijvoorbeeld door familie, kennissen, mantelzorgers en vrijwilligers.
Participatiewet
Wie kan werken, hoort niet afhankelijk te zijn van een uitkering. Toch kunnen mensen met een bijstandsuitkering of met een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking vaak maar moeilijk werk krijgen. Het kabinet neemt daarom maatregelen om deze mensen vooruit te helpen en wil zoveel mogelijk mensen laten participeren. Deze staan in de Participatiewet die per 1 januari 2014 in moet gaan. In deze wet voegt het kabinet de Wet Werk en Bijstand (WBB), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wajong samen. De Participatiewet vervangt de eerder voorgestelde Wet Werken naar Vermogen (WWNV).
Persoonlijke verzorging (AWBZ)
Het ondersteunen bij of het overnemen van lichaamsgebonden zorg, zoals wassen, aankleden, hulp bij eten en drinken of bij toiletgebruik.
Pleegzorg
Vorm van jeugdzorg waarbij een kind tijdelijk wordt opgenomen in een pleeggezin en waarbij pleegkind, pleegouders en eigen ouders worden begeleid door een instelling voor pleegzorg.
Raad voor de kinderbescherming
De raad voor de kinderbescherming is een onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De raad doet onderzoek naar de noodzaak tot het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel en adviseert de kinderrechter hierover. Ook onderzoekt en adviseert de raad bij jeugdstrafzaken, adoptie- en scheidingszaken.
Regio Rivierenland
Samenwerkende gemeenten Buren, Lingewaal, Neder-Betuwe, Neerijnen, West Maas en Waal, Tiel, Culemborg, Maasdriel, Geldermalsen en Zaltbommel.
2
RIW
Regionale Infrastructuur Werk
Sociaal domein
Verzameling van beleid- en uitvoeringsvraagstukken die betrekking hebben op maatschappelijke thema’s. Deze maatschappelijke thema’s worden ook levensdomeinen genoemd. Het gaat dan over werken, inkomen, wonen, opvoeden, leren (onderwijs), zorgen en meedoen (participeren).
SVB
Sociale verzekeringsbank
Transformatie
Verandering, omvorming: de inhoudelijke vernieuwing: andere werkwijzen, andere cultuur en vooral ook ander gedrag en het anders met elkaar omgaan van burgers/cliënten, professionals, instellingen en gemeenten
Transitie
Structurele verandering; het veranderen van het huidige stelsel: de regels, de wetten en financiële verhoudingen
Trekkingsrecht
Een geldbedrag wordt toegekend aan een cliënt, maar niet aan een cliënt uitgekeerd. De cliënt kan kiezen bij welke zorgaanbieder hij zijn budget besteedt. Een externe partij krijgt de opdracht om het PGB te beheren voor de budgethouders.
VG
Verstandelijk gehandicapt
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning. Het doel van deze wet is het bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van alle burgers, met en zonder beperkingen.
Zelfredzaamheid-matrix
Een instrument waarmee de mate van zelfredzaamheid van cliënten eenvoudig en volledig kan worden beoordeeld
Zorgkantoor
De uitvoering van de AWBZ is in handen van de zorgkantoren. Per regio voert een zorgkantoor namens alle zorgverzekeraars de AWBZ uit.
3
Bijlage 2: Verzamelde beslispunten Regionaal en Lokaal Beslispunten Regionaal De nota bevat de volgende negen beslispunten: 1. Voor 2015 en 2016 kiezen voor het sturingsmodel ‘sturing in overleg met burger’ en toegroeien naar ‘zelfsturing door burger’. 2. Gebruik blijven maken van de bestaande sturingsindicatoren en de indicatoren die landelijk zijn ontwikkeld en door het CBS worden uitgevoerd. Daarnaast twee nieuwe indicatoren ontwikkelen en inzetten: doorlooptijden van de zorg en uitblijven nieuw beroep op jeugdzorg of begeleiding vanuit Wmo. 3. Het college opdracht geven: •
samen met de andere Rivierenlandse gemeenten onderzoek te doen gericht op het komen tot een solidariteitsmodel die de risico’s voor de individuele gemeenten beperkt, maar waarbij wel voldoende prikkels zijn ingebouwd voor individuele gemeenten om afwenteling op andere gemeenten te voorkomen.
•
een voorstel hiertoe in juni 2014 voor te leggen aan de gemeenteraad.
4. Voor 2015 en 2016 voor zowel de nieuwe taken Jeugdzorg als AWBZ/Wmo de huidige bekostigingsvormen blijven gebruiken. 5. Kiezen voor invoeren van het PGB met trekkingsrecht, met een gefaseerde groei zodat in 2020 80% van de cliënten een PGB gebruikt. Daarbij een uitzondering maken voor de zeer specialistische vormen van zorg en situaties met een hoog risico. 6. Voor de inkoop 2015: •
aansluiten bij bestaande inkoopmodellen;
•
als sprake is van aanbesteding, kiezen voor onderhands aanbesteden;
•
in het geval van privaatrechtelijke contracten, een looptijd hanteren van een jaar, met de mogelijkheid tot verlenging met een jaar;
•
binnen de afspraken ruimte bieden aan aanbieders voor vernieuwing;
•
Waar mogelijk bij nieuwe inkoopcontracten afspraken maken over de ‘social return’.
7. Als nadere uitwerking van het RTA jeugd: •
bestaande jeugdzorgaanbieders een verantwoording laten inleveren over hun transformatie;
•
bestaande en nieuwe aanbieders de mogelijkheid bieden voor 1 september 2014 voorstellen voor innovatief aanbod in te dienen.
8. Voorde inkoop 2016 kiezen voor een vorm die voorziet in de volgende voorwaarden: •
toegroeien naar de burger als nieuwe inkoper
•
ruimte voor diversiteit en innovatie;
•
een breed aanbod om maatwerk en keuzevrijheid te realiseren;
•
op voorhand geen goede aanbieders uitsluiten;
•
ook kansen voor kleinere gespecialiseerde leveranciers.
9. Gefaseerd toegroeien naar de situatie dat cliënten zelf inkopen, waarbij in 2020 80% van de cliënten zelf inkoopt. Voor het vangnet, zeer specialistische zorg en situaties met een hoog risico blijft de gemeente het aanbod inkopen. Beslispunten lokaal 10. Sturing, bekostiging en inkoop van lokaal georiënteerde activiteiten uitvoeren volgens de uitgangspunten als benoemd in deel 1 van dit regionale beleidskader en het lokale inkoopbeleid. Inkoop verbinden aan de ontwikkeling van algemene collectieve voorzieningen en innovatieopdracht(en) voor de opdrachtnemer(s). Inkoopkosten uitvoering nieuwe taken op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning dekken binnen de Rijksbudgetten die per 2015 overkomen. 11. De ter beschikking komende middelen voor de organisatie van cliëntondersteuning oormerken en besteden aan de (door-)ontwikkeling van lokale cliëntondersteuning. 12. Inkoopkosten van Jeugdzorg dekken binnen de Rijksbudgetten die overkomen per 2015. 13. De mate van verdeling van het beschikbare innovatiebudget tussen regionale en lokale projecten in 2015 ad € 1.169.464, - bepalen na inhoudelijke beoordeling van de innovatievoorstellen Niet in 2015 bestede middelen uit het innovatiebudget in 2016 en verder inzetten voor verdere innovatie van Jeugdzorg. 14. Besluit betreffende sturing, bekostiging en inkoop van geestelijke gezondheidszorg voor kinderen tot 18 jaar nemen na nadere oriëntatie op de organisatie van toegang tot de geestelijke gezondheidszorg.
Gemeente Tiel t.a.v. het college van B&W Postbus 6325 4000 HH TIEL
Tiel, 1 april 2014 Advies over het Beleidskader sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/WMO regio Rivierenland -versie 5 maart 2014. Geacht college, U heeft ons gevraagd advies te geven over de nota beleidskader sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ. Dit is een nota waarvan de lokale paragraaf onbreekt. Deze ontvingen wij eerst per heden. In onze advisering is deze daarom niet meegenomen. (Voor de duidelijkheid: ons advies betreft de regionale paragraaf tot en met bladzijde 20) Kern van de nota is dat op termijn de zorg voor ca. 80% in de vorm van een PGB moet worden geregeld. Wij zijn van mening dat het PGB echter geen doel is, doch slechts een middel om zorg te organiseren. Dit middel zal niet zomaar voor iedereen geschikt zijn. Graag wijzen wij u op het hetgeen mevrouw Aline Saers, directeur van Per Saldo “De belangenvereniging van mensen met een persoonsgebonden budget”, schreef in haar weblog van 16 maart j.l.: “Gemeenten, het PGB is er voor mensen die ondanks hun beperkingen onafhankelijk willen leven. Het PGB gebruiken zij om de belemmeringen op te heffen die zij daarbij ondervinden vanwege hun lichamelijke/ verstandelijke/zintuiglijke handicap of psychiatrische aandoening. Wanneer zij dat zelf niet kunnen, verzorgen, verplegen of begeleiden anderen hen. Vervoershulpmiddelen brengen hen waar ze willen. Met woningaanpassingen of in een kleinschalig wooninitiatief kunnen zij wonen waar zij willen. Helemaal aansluitend aan hun eigen leefstijl, zonder afhankelijk te zijn van instellingen, die alleen op hun manier, op hun tijd, op hun plaats en met door hen aangestelde mensen zorg kunnen geven. Het VN-verdrag gaat deze kabinetsperiode geratificeerd worden. Dat zal voor sommige gemeenten best schrikken zijn. Ze gaan er nu vaak vanuit dat goede zorg voor mensen met een beperking inhoudt, dat zij schoon gewassen, netjes aangekleed, in een opgeruimd huis of in de gemeentelijke soos leuke dingen doen. Daar is de één heel tevreden mee, de ander helemaal niet. Budgethouders willen hun PGB behouden, zodat zij kunnen doen wat ze wél kunnen: naar school gaan, werken, je rol als ouder vervullen, vrijwilligerswerk, je talent ontwikkelen enzovoort. Met een PGB hebben zij een betekenisvol leven opgebouwd. Dát maakt hen gelukkig. Een volwaardig leven, waar het VN-verdrag de voorwaarden voor schept en waar ook de lokale overheid haar bijdrage aan zal moeten leveren”.
De WMO-raad Tiel adviseert u bij het ontwikkelen van dit en toekomstig beleid, het VNverdrag steeds als leidraad te gebruiken.
Gezien het feit dat de voorbereidingstijd voor dit belangrijk onderwerp zeer kort is, beperken wij ons advies tot hoofdlijnen en zullen lopende het traject aanvullende adviezen uitbrengen.
1.
2. 3. 4. 5.
Advies Zo spoedig mogelijk een tweede partij/organisatie/aanbieder uit te nodigen om een plan met bijbehorende financiële begroting uit te werken om de gestelde doelen te bereiken, dit naast de keuze die inmiddels al gemaakt is om met bestaande partijen invulling te geven aan het beleidskader (dus niet wachten tot 2016/2017). Zo spoedig mogelijk starten met het informeren van de burgers met betrekking tot de gevolgen van het invoeren van de transities. Meer aandacht voor preventie om zoveel mogelijk instroom in Jeugdzorg en AWBZ/Wmo te voorkomen. De risico’s van PGB voor zorgvragers in te kaart brengen en hiervoor mogelijk oplossingen te bieden. Budget reserveren voor het organiseren van een onafhankelijk klachtenopvang, klachtbemiddelings- en ondersteuningspunt voor alle takken van zorg, waar mensen terecht kunnen, wanneer iets niet loopt of wanneer je klachten hebt.
Argumenten 1.1 Een tweede partij/organisatie uitnodigen, naast samenwerking met bestaande aanbieders Het slagen van dit beleid staat of valt met de invulling en uitvoering van de hierin genoemde onderdelen: sturen, bekostigen en inkopen. Gezien de enorme uitdagingen en de korte tijd die daarvoor gegund is, zouden meerdere sporen gelijktijdig ingezet kunnen worden. De stelling “Meer voor minder” is sneller op papier gezet dan in de praktijk gerealiseerd. De WMO-raad vraagt zich af of het haalbaar is met bestaande partners een bezuiniging van 15% (Jeugdzorg) in 2017 en 25% (AWBZ/Wmo) in 2015 te realiseren en daarbij tevens de kwaliteit te verbeteren. Dat de huidige aanbieders zelf ook hun bedenkingen hebben wordt verwoord in het Regionaal Transitie Arrangement, waarin geen garanties worden afgegeven voor de te realiseren doelstellingen. Ook met de opgedane ervaringen tijdens de pilot projecten is gebleken, dat de resultaten met de bestaande aanbieders nog niet bevredigend waren. Het direct inschakelen van een tweede partij geeft enerzijds een prikkel aan de bestaande aanbieders om beter te presteren en heeft tevens het voordeel dat wanneer er toch geswitcht moet worden er geen tijd verloren gaat om de hele procedure opnieuw op te starten. Nadeel kan zijn dat er in de opstartfase tijd en geld geïnvesteerd moet worden om er een tweede aanbieder bij te betrekken. 2.1 Informeren burgers Een tweede punt van zorg is dat een groot gedeelte van de bezuinigingen door de burgers zelf gerealiseerd moet worden. Burgers zijn sinds jaar en dag gewend dat de overheid voor hen zorgt van de wieg tot het graf. De vraag is of burgers wel bereid c.q. in staat zijn om in een korte periode deze mentaliteitsomslag te maken. Huidige PGB houders geven aan dat de “rek” er bij hun netwerk al wel uit is. Burgers dienen zo snel mogelijk op de hoogte gebracht worden wat hen te wachten staat en hoe de gemeente hen hierbij kan helpen. Het volstaat naar mening van de WMO-raad niet om dit alleen te doen middels de regionale bladen en websites. De betrokkenen en belangstellenden dienen uitgenodigd te worden voor informatieavonden en indien deze niet bezocht kunnen worden, de mogelijkheid te hebben voor persoonlijk contact.
3.1 Preventie In het beleidskader wordt kort melding gemaakt van preventie. Een belangrijk onderdeel om kosten te besparen is dat er minder burgers gebruik maken van Jeugdzorg en AWBZ/WMO. Een belangrijk instrument om te sturen is hierbij preventie in de vorm van voorlichting aan de voorzijde en bijv. grotere gesubsidieerde inzet van Jeugdzorgmedewerkers bij preventieve activiteiten. zoals sport en school/overblijf. Mantelzorg,ondersteuning/respijtzorg 4.1 PGB risico’s en aandachtspunten. In de nota wordt de voorkeur geuit voor een PGB met trekkingsrecht De ondersteuning wordt in deze variant niet vooraf gedefinieerd en gecontracteerd. In de nieuwe WMO kunnen gemeenten - als vorm van PGB - trekkingsrechten verstrekken. Hiermee ontvangt de cliënt geen fysiek budget, maar de mogelijkheid (trekkingsrechten) om voor een bepaald bedrag aan ondersteuning te ontvangen van aanbieders. De SVB betaalt de aanbieder op basis van door de cliënt of aanbieder ingediende facturen. De precieze uitwerking (onder andere van de systemen) moet nog plaatsvinden en is mogelijk niet in alle facetten gereed per 1 januari 2015. Ook de kamerbehandeling van de nieuwe WMO kan nog tot aanpassingen leiden van de wijze waarop trekkingsrechten binnen de WMO een plek krijgen. Risico’s van fraude en controleverlies zijn eigen aan methodes waarbij cliënten budgetten ontvangen. De introductie van trekkingsrechten voorkomt fraude met cliëntgebonden budgetten in de WMO. Een randvoorwaarde voor succes van de persoonsgebonden betaling is de assertiviteit van budgethouders. Een ander aandachtspunt is dat cliënten (of hun omgeving) in staat moeten zijn om de rol van opdrachtgever te vervullen. Als voorwaarde om in aanmerking te komen voor een PGB moet het college de aanvrager in staat achten de aan het PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Hoe wordt dit beoordeeld? + Hoe kunnen de taken vereenvoudigd worden? Aandachtspunten: Digitale kloof: Er groeit een digitale kloof tussen de overheid en dat deel van de bevolking dat niet voldoende digitale vaardigheden heeft. Als voorbeeld noemt de nationale Ombudsman de Sociale Verzekeringsbank (SVB). "Die stond bekend als een excellente digitale organisatie en het ministerie vond dat het daar wel een tandje minder kon"(bezuiniging). Prompt steeg het aantal klachten over de SVB in 2013 met 5 procent. Mensen bij callcenters van overheidsdiensten moeten volgens de ombudsman voldoende competenties en bevoegdheden hebben om problemen zo snel mogelijk op te lossen. Het aantal mensen dat niet zelf zijn belastingaangifte digitaal invult, maar dat laat doen door belastingadviseurs of geschoolde vrijwilligers, zou maatgevend kunnen zijn voor de ervaren digitale drempels en de moeilijkheidsgraad lijkt vergelijkbaar met de verantwoording van het PGB op dit moment. Vandaar dat op dit moment maar 30 % van de zorggebruikers kiest voor het PGB en 70% voor zorg in natura. Verantwoordelijkheid: Waar ligt de procesverantwoordelijkheid bij zorginkoop via PGB met trekkingsrecht? Bij de cliënt en niet bij professional of gemeente. Wat doe je als de cliënt de regie over het leven niet (volledig zelf) kan voeren? Zijn mensen met een lage SES / psychische aandoening etc. in staat de verantwoordelijkheid van een PGB met trekkingsrecht zelf te dragen? Welke risico's zijn er, (ziekte-uitval, vervanging, schade, intimidatie, diefstal en mogelijk nog andere?) Zijn die af te dekken?? Zou het PVB zo regelarm gehouden kunnen worden (en blijven!) dat iedereen het zonder geschoolde hulp kan regelen en verantwoorden? Arbeidsvoorwaarden:
Te vrezen is dat het effect van 80% PGB inkoop is dat de grote (en dure) zorginstellingen, mogelijk in financiële problemen zullen komen en ingrijpend moeten reorganiseren. De WMO-raad is voorts bevreesd voor een toename van het aantal nulurencontracten/ flexwerkers/ZZP' ers met veel minder rechten en waarborgen. De arbeidsvoorwaarden voor flexwerkers zijn op dit moment meestal niet zo aantrekkelijk, tenzij er een minimum uurtarief wordt bedongen. Op welke wijze voorkomt de gemeente dat thuiszorgmedewerkers en andere professionele zorgmedewerkers worden verdrongen door de inzet van uitkeringsgerechtigden die verplicht vrijwilligerswerk moeten doen? Risico kostenstijging: Zolang er voldoende aanbod is, is dat gunstig voor de klant. Maar wanneer in de nabije toekomst het zorgaanbod schaars wordt en de vraag toeneemt..ligt het risico bij de gebruiker-opdrachtgever-client. Gevraagde uurtarieven kunnen dan als gevolg van marktwerking enorm stijgen. Op welke wijze komt de klant tot een keuze voor een zorgaanbieder en wat moet de zorgaanbieder doen om de klant voor zich te winnen: Ouderen en anderen hebben vaak moeite om grip te houden, mensen die de weg kwijtraken in het woud van instanties, callcenters en keuzes. Banken, zorgverzekeraars, energie en telecomaanbieders zijn voorbeelden: de persoonlijke service is vaak ver te zoeken. Een effect van keuzevrijheid is dat je zelf overal achteraan moet, je moet erachter zien te komen wat voor jouw situatie de juiste keuze is en waarom en hoe je dat geregeld krijgt. Hoe voorkom je als gemeente deze drempels: goede callcenter helpdesk, rekening houden met digibeten en anderstaligen, telefonische hulp niet op dure 0900 nummers. 7 dagen per week bereikbaarheid, liefst ook een paar uur 's avonds. De mogelijkheden voor gemeenten tot het opleggen van hogere eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen worden verruimd; o.a. door aanpassing van de parameters, op basis waarvan het CAK de maximale periodebijdrage berekent. Stapeling van eigen bijdragen dient voorkomen te worden.
Overige kanttekeningen/opmerkingen: 1. De keuze om in 2015 nog geen grote veranderingen door te voeren om zo een zachte landing voor zowel bestaande aanbieders als burgers te waarborgen is een goede zaak. Wat hier echter mee in tegenspraak is dat er op de AWBZ/WMO in 2015, 25% bezuinigd moet worden. Algemene termen als: marktconform tarief, scherpe uurprijs afspreken, overhead terugdringen, geven geen garantie dat het gewenste target wordt gehaald. 2. Uitgangspunt is dat er onder de burgers een mentaliteitsverandering plaats gaat vinden, de vraag is of dit werkelijk gaat gebeuren. In dit kader is het maar zeer de vraag of 80% van de cliënten in 2020 in staat is zijn of haar eigen zorg in te kopen op basis van prijs, prestatie en kwaliteit. Samenwerken met vertrouwen is een ideaalbeeld, risico’s moeten in kaart gebracht worden. 3. Momenteel zijn er nog veel onduidelijkheden c.q. open einden zowel nationaal, provinciaal, regionaal en lokaal. Dit alles zorgt ervoor dat er nog geen kompleet uitgewerkt plan voorhanden is waarin alle gevolgen duidelijk in kaart zijn gebracht. 4. Het model “Zelfsturing door de burger: de burger aan het roer” realistisch is, kan pas beoordeeld worden na een lange voorbereidingsperiode en gefaseerde invoer. De WMOraad ziet echter wel kansen als het gaat om ondersteuning in de regie door mantelzorgers of vrijwilligers(organisaties). Mits voldoende opgeleid. Sturing en regie kan dan ook op afstand plaatsvinden (denk bijvoorbeeld aan uitvallen van de hulpverlener en het organiseren van vervanging). Bij voldoende bereidheid liggen hier de meeste kansen om de opgelegde bezuinigingen te realiseren, ook op langer termijn. Is dit niet het geval, dan is “Sturing in overleg met de burger: regie bij de gemeente” de
volgende meeste kansen biedende mogelijkheid om de opgelegde bezuinigingen te realiseren. De vraag is of de gemeente/regio voldoende capaciteit en kwaliteit in huis heeft om dit op een goede manier uit te voeren. 5. Risico’s delen op de regionale jeugdzorg is in principe een goede zaak mits hier goede afspraken over gemaakt worden. Dit vereist afspraken over inleg en voorwaarden over uitnamen en de grootte van de aan te houden buffer. 6. Momenteel wordt er gewerkt met verschillende bekostigingsvormen (provincie, zorgverzekeraar en zorgkantoor). Het streven om te komen tot een cliëntgestuurde financiering middels een PGB met trekkingsrecht is in principe een goede zaak mits de inof externe partij (Sociale Verzekeringsbank) die het beheert en de verantwoording bijhoudt capabel en zodanig ingericht is, om dit op een goede manier te doen. De huidige verantwoordingsregels moeten dan versimpeld worden. 7. Een inkoopbeleid waarbij flexibele raamcontracten worden afgesloten waarbij alle aanbieders die voldoen aan bepaalde eisen kunnen deelnemen, zonder dat er een omzetgarantie wordt afgegeven en waarbinnen cliënten keuze vrijheid hebben is een goede zaak. Tot slot De WMO-raad is graag bereid haar kennis en kunde in te zetten om te komen tot een geslaagde transitie van de Jeugdzorg en AWBZ/WMO in Rivierenland en Tiel in het bijzonder.
Met vriendelijke groet,
Namens WMO-raad Tiel
Bert Kaper, voorzitter a.i.
Bespreeknota Aan: Van: Onderwerp: Portefeuillehouder: Datum collegebesluit: Geheimhouding:
Commissie Samenleving College van B&W Uitvoering amendement nieuw praktijklokaal RSG Lingecollege drs. C.R. Vermeulen 7 april 2014 Nee
Vraag aan de commissie: Kan de commissie instemmen met de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het amendement A2 van de raad van 6 november 2013?
Context / achtergrondinformatie: Tijdens de begrotingsraad van 6 november 2013 werd door de raad een amendement aangenomen waarin werd besloten €400.00,00 beschikbaar te stellen voor een nieuw praktijklokaal t.b.v het RSG Lingecollege. Dit amendement is als bijlage 1 aan deze nota toegevoegd. In nauw overleg met het Lingecollege is een voorstel geformuleerd dat in lijn is met de strekking van het amendement. De aan dit voorstel ten grondslag liggende notitie van het Lingecollege is als bijlage 2 toegevoegd. Het voorstel betreft niet specifiek de bouw van één praktijklokaal, maar behelst verbouw en (her)inrichting van verschillende soorten technieklokalen op de locaties Teisterbantlaan en Heiligestraat. Op deze wijze hebben meer leerlingen op verschillende niveaus de beschikking over moderne faciliteiten dan het geval zou zijn geweest bij de bouw van één technieklokaal. Bij de voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden zullen door het Lingecollege leerlingen worden betrokken. Besteding van de middels het amendement ter beschikking gestelde gelden zal op dusdanige wijze plaatsvinden dat eventuele toekomstige bouwwerkzaamheden t.b.v de herhuisvesting van het Lingecollege deze investering niet teniet doen.
Bijlagen: 1. Amendement nieuw praktijklokaal RSG Lingecollege. 2. Notitie Lingecollege.
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Team Facilitair en Vastgoed Ton Warsen 0344-637307
[email protected]
Het vmbo op de Teisterbantlaan
Het huidige vakcollege Techniek maakt gebruik van sterk verouderde beroepslokalen waarin de vakken zoals schilderen, bouw, metselen, installatietechniek en metaal aangeboden worden. Deze lokalen sluiten niet meer aan bij de werkelijke praktijk (de oude lts is nog herkenbaar in deze lokalen). “Het lijkt of de tijd stil heeft gestaan”, dat terwijl leerlingen van 12 tot 16 jaar in een uitdagende leeromgeving gebracht moeten worden om zo op zoek te kunnen naar hun talenten, om te kunnen leren “leren”, gericht op een goede beroepskeuze in het mbo. Deze leerlingen blijven later grotendeels in de omgeving van Tiel wonen en werken. Landelijk zijn er reeds moderne techniekcolleges. De locatie Teisterbantlaan is benaderd door het ministerie om mee te denken over deze colleges mede te richten op leerlingen van de theoretische leerweg (uniek voor Nederland). Juist in Tiel kunnen we deze theoretische leerweg profileren. De techmavo, zoals deze opgestart wordt op de Teisterbantlaan, zou een zogenaamd techniekcollege kunnen worden. Dat betekent, net zoals geldt voor de andere profileringen van de mavo, dat de “praktische lessen” op moderne pleinen gegeven moeten worden die gericht zijn op leerlingen die doorstromen naar niveau 4 in het mbo. Om dit onderwijsconcept te kunnen geven, leren de leerlingen in “levensechte” beroepsomgevingen (werkplek-leren). Dit gebeurt zowel binnen de school, maar ook buiten de school in de vorm van stages . We maken hiervoor gebruik van de zgn. vakcolleges (zie www.vakcollegegroep.nl). Het vakcollege concept is uniek in rivierenland. Scholen in de omgeving bieden dit onderwijsconcept niet aan. Vakcollege Techniek profileert zich op 1 bouwen, wonen en interieur 2 produceren, installeren en energie Vakcollege Care profileert zich op
zorg en welzijn
Vakcollege Economy profileert zich op 1 economie en ondernemen, waaronder logistiek. 2 horeca, bakkerij en recreatie
Ontwikkeling techniekplein in fases 1e fase De ontwikkeling van het techniekplein is een omvangrijk traject. Dit gaan we ontwikkelen in fases, mede vanwege de evt. huisvestingsplannen die geagendeerd staan op de gemeentelijke agenda. De sector Techniek op de Teisterbantlaan maakt gebruik van verschillende lokalen. Op dit moment krijgen de leerlingen les in twee lokalen waar ze examen doen in techniek breed. In het kader van de nieuwe examens op de beroepsafdelingen willen we graag deze twee lokalen verbouwen tot een techniekplek, wat aansluit bij het bedrijfsleven. Op dit plein kunnen we techniek aanbieden aan alle niveaus. De lokalen krijgen een breed karakter, waar alle leerlingen zich kunnen oriënteren op techniek. Hieronder vindt u terug waar de leerplekken van dit plein zich momenteel bevinden.
Elektro werkplekken
Schilderen
ICT
Computergestuurd bewerken
Machinale houtbewerking
Werkplekken
Metaalbewerken
Timmeren
Lassen & Installatie
Metselen en stucwerk
Inzet van 160k. Moderniseren huidige werkplekken, waardoor leerlingen meer gemotiveerd raken om te kiezen voor een beroep in de techniek. Deze investering moet passen binnen het toekomstige huisvestingsplan en onderwijsconcept (gepersonaliseerd leren en vakcollege).
Hoe worden leerlingen betrokken bij dit proces: Leerlingen krijgen van professionals uit het veld “workshops” over onderdelen uit dit project. Leerlingen verrichten kleine hand en spandiensten. Leerlingen worden betrokken bij de muurschilderingen. Docenten komen in aanraking met het werkveld.
Voorstel besteding 240.000 euro van de gemeente voor locatie Heiligestraat
De besteding willen we opdelen in twee delen: 1. Inrichting kelder; werkplaats technasium/exact voor 100.000 euro 2. Herinrichting van bèta lokalen ten bedrage van 140.000 euro. Hiervoor komen in aanmerking: lokaal 122 exact, scheikunde 213 en 214, natuurkunde 125 en 127, biologie 216 en 218 Ad. 1. Toevoegen van 100.000 euro aan totale budget verbouwing werkplaats technasium en exact in de kelder voor inrichting van werkplekken. Te weten lokaalinrichting exact, overleg- en werkplekken, computerwerkplekken, werktafelwerkplekken, machinekamer inrichting. Hiervoor zijn naast meubilair, gereedschappen, machines en computers nodig. Door de opstelling in de kelder maken zowel leerlingen van het technasium als het vak exact gebruik hiervan. Ad. 2. Huidige exact lokaal 122 verkeerd in zeer slechte staat. Tevens heeft de sectie aangegeven een andersoortige inrichting te willen om het vak exact in klas 2 beter tot zijn recht te laten komen als voorbereiding op de mono vakken natuur- en scheikunde in klas 3 en de bovenbouw. Het betreft hier aanpassing meubels en werkplekken voor proefopstellingen, zodat leerlingen proeven kunnen doen. De bestaande lokalen scheikunde, natuurkunde en biologie voldoen niet meer aan de huidige eisen die aan het vak gesteld worden. De huidige inrichting stamt nog uit de jaren 70 en is zeer gedateerd. Het betreft hier herinrichting en aanschaf van meubels en werkplekken voor leerlingen. Zodat leerlingen beter praktisch werk kunnen verrichten. In nauw overleg met de beta-secties stellen we een lijst met herinrichtingsvoorstellen op, waarin een prioritering wordt aangegeven. Afhankelijk van de kosten kunnen we een aantal maatregelen uitvoeren. Inmiddels is duidelijk dat de aannemer in de aanbestedingsvraag voor de verbouwing van de kelder, voor de werkplaats technasium en werkruimtes voor het vak exact, veel mogelijkheden ziet voor het realiseren van leerwerkplekken voor leerlingen. Bij deze verbouwing zullen leerlingen dus worden ingezet in het kader van werkplekleren. Voor de herinrichtingsvoorstellen met betrekking tot de 140.000 euro voor de bètalokalen zullen leerlingen betrokken worden bij het bedenken van de voorstellen. Hiermee willen we niet alleen leerlingen betrekken bij het bedenken maar daar waar mogelijk ook leerlingen inzetten bij de uitvoering. Dit in overleg met het bedrijf wat zorgt voor de levering en plaatsing.
Yvonne Admiraal Directeur RSG Lingecollege, locatie Heiligestraat
Einde De notulen van deze vergadering vindt u terug op het Raadsinformatiesysteem van de gemeente Tiel. http://raad.tiel.nl