Vergaderstukken Commissie Ruimte 24 september 2013 Orgaan: Commissie Ruimte Datum: dinsdag 24 september 2013 Aanvang: 19:30 uur Locatie: De raadszaal van het stadhuis, Ambtmanstraat 13 te Tiel.
Concept agenda 1.
Opening (19.30 uur tot 19.31 uur)
2.
Agenda d.d. 24 september 2013 (vaststellen) (19.31 uur tot 19.32 uur)
3.
Ingekomen stukken (19.32 uur tot 19.35 uur)
4.
Informatie van het college in het kader van de actieve informatieplicht (19.35 uur tot 19.40 uur)
5.
Concept beknopt verslag vergadering commissie Ruimte d.d. 3 september 2013 (vaststellen) (19.40 uur tot 19.45 uur)
6.
Afsprakenlijst van de commissie Ruimte (bespreken) (19.45 uur tot 19.50 uur)
7.
Rondvraag (19.50 uur tot 20.00 uur)
PROGRAMMA RUIMTELIJKE ONTWIKKELING 8.
Ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost (om advies) (20.00 uur tot 21.00 uur)
9.
Verklaring van geen bedenkingen zeven woningen Passewaaijse Hogeweg 10, Tiel (om advies) (21.00 uur tot 21.40 uur)
10. Woonvisie Tiel "gewoon goed wonen" (om advies) (21.40 uur tot 22.25 uur) OVERIG 11. Terugkoppeling intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (22.25 uur tot 22.26 uur) 12. Sluiting openbare vergadering (22.26 uur) De voorzitter sluit de deuren. De commissie dient te beslissen of agendapunt 13 in beslotenheid wordt behandeld. Als in beslotenheid wordt vergaderd dient de commissie een besluit te nemen over het al dan niet opleggen van geheimhouding over de beraadslagingen. 13. Concept beknopt verslag besloten vergadering d.d. 3 september 2013 (vaststellen) (22.26 uur tot 22.30 uur) Ten aanzien van het verslag is door de commissie geheimhouding opgelegd op grond van artikel 10 lid 2 Wob. Het verslag wordt daarom in een aparte envelop, onder geheimhouding, naar u toegestuurd. 14. Sluiting besloten vergadering (22.30 uur)
CONCEPT – BEKNOPT – VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE COMMISSIE RUIMTE VAN 3 SEPTEMBER 2013
Aanwezig: Th.J.M. van Oostrom (voorzitter), L. Aspeling, J. Beijer, M.C. Blom, P. van den Burg, J.H. van Dijk, F.A.G. Henning, D. de Klerk, W. Kooijman, C.J. Kreuk-Wildeman, R. Manuhutu, G.J.R. Spekman, J.D. Stoeten-Flach, M. van der Lek, P.G. van Wijk (leden cie. Ruimte), S. de Boer (lid cie. Bestuur) en H. Pullen (commissiegriffier) Afwezig met kennisgeving: B. Brink en A. de Graaf Eveneens aanwezig: C.R. Vermeulen, C.A.A. van Rhee-Oud Ammerveld, H.A. Driessen, L. Verspuij (wethouders), G. Doelare, J. van der Meijden en D. Kramer (gemeentelijke adviseurs) 1.
Opening De voorzitter heet een ieder welkom en opent de vergadering.
2.
Agenda d.d. 3 september 2013 (vaststellen) De heer Spekman verzoekt om agendapunt 9 (wijzigingen Lijkbezorgingsrechten) een maand door te schuiven. Een groep vrijwilligers die werkzaam is op de begraafplaats Ter Navolging heeft 5 september 2013 een gesprek met de wethouder. Het zou correct zijn om dit gesprek eerst te laten plaatsvinden. De commissie kan hiermee instemmen. Agendapunt 9 komt te vervallen. De agenda wordt verder ongewijzigd vastgesteld.
3.
Mededelingen en ingekomen stukken Mededelingen De griffier deelt mee dat 13 november 2013 is gepland voor de beeldvormingsavond Buitengebied. De heren Spekman, Henning en optioneel mevrouw De Klerk hebben zich als vrijwilliger aangemeld om de avond samen met de raadswerkgroep verbetervoorstellen te organiseren. Ingekomen stukken 03.1a Informatienota betreffende wijzigingsplan Menoelong. De heer Kooijman heeft verzocht om dit stuk te agenderen voor bespreking. Afgesproken wordt om dit te betrekken bij de beeldvormingsavond Buitengebied d.d. 13-11-2013. Mocht er na die avond behoefte zijn om dit onderwerp te agenderen dan kan dat alsnog; 03.3 Ontwerp bestemmingsplan Tiel Zuid. De heer Van Dijk geeft aan dat hij klachten heeft ontvangen van burgers in Passewaaij i.v.m. het feit dat de ter inzage legging in de vakantie heeft plaatsgevonden. Hij vraagt om dit in het vervolg zo veel mogelijk te vermijden; 03.9 Ontwerp bestemmingsplan Hamsche Biezen. De griffier constateert dat niemand heeft ingetekend op dit stuk. De zienswijzen worden dus behandeld door het college.
4.
Informatie van het college in het kader van de actieve informatieplicht H.A. Driessen De heer Driessen deelt mee dat uit onderzoek is gebleken dat er geen aanleiding is om verkeersmaatregelen te nemen bij de Bazaar aan de Nieuwe Tielseweg.
5.
Concept – beknopt – verslag vergadering d.d. 25 juni 2013 (vaststellen) Redactioneel Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld
Pagina 1 van 4
N.a.v. Blz. 2, agendapunt 7. De her Kooijman vraagt of er ontwikkelingen zijn op het gebied van de treinverbinding Tiel-Arnhem. De heer Driessen deelt mee dat er ontwikkelingen zijn. Hij kan daar echter nu niets over meedelen. Het onderwerp heeft alle aandacht. 6.
Afsprakenlijst (bespreken) Punt 5 (vraag mevrouw Kreuk/voetgangersbruggen). N.a.v. de bijgevoegde memo vraagt mevrouw Kreuk hoe het amendement zich verhoudt met de memo. In het amendement is het geld bestemd voor bruggen in Rauwenhof. Één van de vier in de memo genoemde bruggen blijkt niet in Rauwenhof te liggen. De heer Vermeulen gaat dit na. N.a.v. een vraag van de heer Van Wijk over de uitvoering deelt de voorzitter mee dat hier de beantwoording van een brief ex art. 41 over dit onderwerp dient te worden afgewacht.
7.
Rondvraag D. de Klerk Mevrouw De Klerk vraagt waarom de visboer in Passewaaij is verplaatst, waarom de oude parkeerplaats is verwijderd en wat dit heeft gekost. Naar verwachting meer dan de €10.000,-- die werd vermeld. Mevrouw Van Rhee-Oud Ammerveld geeft aan dat een vergunning voor een dagelijkse standplaats was afgegeven. Deze kon, gezien het ontbreken van standplaatsen beleid, niet worden geweigerd. I.v.m. klachten van omwonenden zijn twee trajecten ingezet: korte termijn: verplaatsing van de visboer; lange termijn: standplaatsenbeleid ontwikkelen. De kosten voor verplaatsing waren vooraf geraamd op €10.000,--. Dit bleek achteraf meer te zijn. De aannemer heeft echter de meerkosten voor zijn rekening genomen. De oude parkeerplaats is verwijderd op verzoek van de bewoners ter voorkoming van een nieuwe ongewenste situatie. Mevrouw V.d. Lek vraagt of dit nu de vaste standplaats van de visboer wordt. Van de zijde van het college wordt aangegeven dat dit afhankelijk is van het standplaatsenbeleid dat door de raad (nog) moet worden vastgesteld. J. Beijer De heer Beijer heeft vragen over het evenement "driften op de Waalkade". Er is schade (vervuiling betonplaten) veroorzaakt. Wie gaat dat betalen? In het verlengde hiervan zijn ook vragen gesteld over het parkeren tijdens evenementen. De heer Verspuij zegt toe de vragen te beantwoorden tijdens de vergadering van de commissie Samenleving. J.H. van Dijk De heer Van Dijk geeft aan dat in Passewaaij er onrust is ontstaan n.a.v. de mededeling dat foutief geparkeerde fietsen bij de stationsomgeving worden verwijderd. Dit i.v.m. het feit dat er onvoldoende plaats is om fietsen te parkeren. De heer Driessen geeft aan dat de actie inderdaad verder gaat dan het verwijderen van fietswrakken. Hij zegt toe dat in Passewaaij rekening zal worden gehouden met het feit dat er te weinig parkeerplaatsen zijn voor fietsen.
8.
Uitvoeringsplan Mobiliteit (bespreken) De leden van de commissie Bestuur zijn ook uitgenodigd voor dit agendapunt. Aan de commissieleden wordt gevraagd of zij aanvullende speerpunten of aandachtspunten hebben m.b.t. het uitvoeringsplan Mobiliteit. Technische/verhelderende vragen worden gesteld waarop een antwoord wordt gegeven. N.a.v. vragen/opmerkingen wordt van de zijde van het college het volgende aangegeven: de rode draad (prioritering) wordt gevormd door de schoolomgeving en woonwijken (Van Wijk); Openbaar vervoer en het voetveer horen niet thuis in dit plan (Kooijman, Spekman, Kreuk); Pagina 2 van 4
de volgende criteria worden gehanteerd bij het toepassen van snelheidsbeperkende maatregelen. Bij klachten wordt er gemonitord. N.a.v. de resultaten van het monitoren wordt besloten of er maatregelen worden genomen. Na genomen maatregelen wordt geëvalueerd (Beijer, Stoeten); het college is in overleg met de middenstand i.v.m. het transferium. Men zit in de inventariserende fase (Van Wijk, Beijer); de gewenste fietsoversteek bij het station is in strijd met de wijze waarop Pro Rail denkt over de ontsluiting van het perron. Het college is nog in overleg met Pro Rail (Spekman); binnen alle beleidsvelden is aandacht voor gehandicapten. Ook bij dit beleidsveld. Dat wordt niet apart benoemd (Stoeten); het geld dat is vrijgekomen door het amendement "duurzaam veilig" wordt aangewend voor het inrichten van de hoofdroutes en zijwegen van de woonwijken in 30 km of 50 km zones en de schoolomgevingen (Van Dijk). De volgende kanttekeningen zijn geplaatst: negatief t.o.v. onderzoek goederentransferium en routes goederenverkeer. Tiel heeft een te kleine schaal hiervoor (Kooijman); mist aandacht voor milieu (Stoeten); mist fietsstructuur (Spekman Aandacht wordt gevraagd voor: de prijskaartjes die aan de verschillende projecten hangen. Mogelijk kan het op een andere manier met minder geld (Blom, Spekman); weren van grote vrachtwagens in de binnenstad (Kreuk); beter gebruik van bestaande mogelijkheden tot stalling van fietsen (Beijer) onoverzichtelijke punten i.v.m. groen (Stoeten); elektrische voertuigen i.v.m. veiligheid en voorzieningen (Stoeten); betrekken van ouders bij veiligheid rondom scholen (Kreuk) De heer Driessen zegt toe de aandachtspunten mee te nemen bij de uitvoering 9.
Wijzigingen Lijkbezorgingsrechten (om advies) Doorgeschoven naar volgende vergadering (zie agendapunt 2)
10.
Bomenverordening (om advies) Door de heer Kooijman is een kanttekening geplaatst t.a.v. de redactie van de verordening. Zoals het nu is geformuleerd zou de gemeente geen monumentale bomen meer hebben. De heer Vermeulen zegt toe de verordening op dit punt aan te passen Advies commissie De leden van de commissie kunnen zich vinden in de beslispunten met uitzondering van GroenLinks. GroenLinks is wel voorstander van een monumentale bomenlijst. Met deze gemaakte kanttekening van GroenLinks en onder voorbehoud dat de verordening redactioneel wordt aangepast, geeft de commissie het Presidium in overweging om het raadsvoorstel te plaatsen op de lijst van hamerstukken.
11.
De uitspraak van de Raad van State betreffende bestemmingsplan Tiel West (bespreken) Tijdens de vergadering van 22 mei 2013 heeft de commissie Ruimte besloten om bovengenoemde uitspraak en de gevolgen hiervan voor andere bestemmingsplannen te bespreken. Technische / verhelderende vragen worden gesteld waarop antwoord wordt gegeven. Mevrouw Van Rhee-Oud Ammerveld geeft een schetst van de voorgeschiedenis, de uitspraak en de gevolgen van de uitspraak.
Pagina 3 van 4
Duidelijk is dat er geen noodzaak is tot planherziening en dat de ontwikkelingen nog steeds doorgang kunnen vinden, maar dan met andere (langere) procedures. Te weten de individuele bestemmingsplanherziening of een uitgebreide Wabo-procedure. De mogelijkheden tot sturing zijn hiermee afgenomen. Door de heer Aspeling wordt i.v.m. dit laatste de suggestie gedaan om met de plannen "de boer op te gaan". N.a.v. een vraag van de heer Spekman geeft mevrouw Van Rhee-Oud Ammerveld aan dat het nog steeds mogelijk is om wijzigingsbevoegdheden voor het college op te nemen in een bestemmingsplan, met dien verstande dat, wil de bevoegdheid in het vervolgtraject niet sneuvelen, deze moet liggen binnen de door de Raad van State gestelde kaders. 12.
Terugkoppeling intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Er heeft geen terugkoppeling plaatsgevonden.
13.
Sluiting openbare vergadering De voorzitter dankt een ieder voor de inbreng en sluit om 21.45 uur de openbare vergadering
Pagina 4 van 4
Afsprakenlijst van de commissie Ruimte Nr. Onderwerp 1.
Woonvisie
2.
Beeldvorming t.a.v. Buitengebied
Afspraak/toezegging
Starten met beeldvorming eind 2013
Datum afspraak
Planning
22-05-2013
Zie agenda d.d. 24-09-2013
22-05-2013 25-06-2013
13-11-2013
Vragen van raads-/commissieleden Nr.
4.
5.
Onderwerp C.J. Kreuk-Wildeman Vraagt naar een korte evaluatie op papier (leermomenten) m.b.t. proces vrachtwagenknip Grotebrugse Grintweg C.J. Kreuk-Wildeman N.a.v. de memo over de voetgangersbruggen heeft mevrouw Kreuk een vraag. Één brug ligt niet in Rauwenhof. Hoe verhoudt zich dit tot het amendement?
Afspraak/toezegging
Datum afspraak
Evaluatie wordt verstrekt
25-06-2013
Planning Zie lijst ingekomen stukken nr. 03.2
September/oktober Schriftelijke antwoord
25-06-2013 03-11-2013
NB: indien de commissie geen opmerkingen heeft over punten 1 en 4 dan worden de betreffende punten bij de volgende uitdraai van de lijst verwijderd.
Gemaakt op 4 september 2013
Pagina 1 van 1
Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
C.A.A. van Rhee - Oud Ammerveld Ruimtelijke ontwikkeling bestemmingsplan Tiel Oost
Besluit om: 1. het bestemmingsplan Tiel Oost, bestaande uit toelichting, planregels, verbeelding en bijlagen, overeenkomstig het Advies adviescommissie ruimtelijke plannen versie 1.0 d.d. 9-9-2013 gewijzigd vast te stellen. De digitale versie van dit plan beschikbaar te stellen onder NL.IMRO.0281.BP00009-va01. 2. te besluiten over de zienswijzen zoals door de adviescommissie ruimtelijke plannen wordt geadviseerd, met de daarbij genoemde overwegingen, zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage Advies adviescommissie ruimtelijke plannen 1.0 d.d. 9-9-2013. 3. geen exploitatieplan vast te stellen voor dit bestemmingsplan.
Inleiding Op 15 juni 2011 heeft uw raad de Gebiedsvisie Tiel Oost vastgesteld, waarin de kaders voor het nu voorliggende bestemmingsplan Tiel Oost zijn geformuleerd. Op basis daarvan is een voorontwerp bestemmingsplan opgesteld, waarop inspraak mogelijk is geweest. De resultaten van de inspraak en van het vooroverleg met de reguliere overlegpartners, alsmede enkele nieuwe ontwikkelingen en ambtelijke wijzigingen zijn verwerkt in het nu voorliggende ontwerp bestemmingsplan. Dit ontwerp bestemmingsplan heeft van 16 mei tot en met 26 juni 2013 ter visie gelegen en is behandeld door de adviescommissie ruimtelijke plannen. Er is nu een raadsbesluit nodig om de procedure te vervolgen. Beoogd effect Uitvoering geven aan de Wet op de ruimtelijke ordening. Argumenten 1.1 Dit voorstel is een vervolg op eerdere besluitvorming. Dit ontwerp bestemmingsplan vloeit voort uit de in de Nota Planologisch Beleid opgenomen planning voor de actualisatie van de bestemmingsplannen in Tiel en is gebaseerd op de op 15 juni 2011 door uw raad vastgestelde kaders in de gebiedsvisie Tiel Oost. 1.2 Mogelijk maken diverse ontwikkelingen. In het voorliggende bestemmingsplan worden diverse wenselijke ontwikkelingen in Tiel Oost mogelijk gemaakt. Het betreft onder andere de ontwikkeling van het Werklandschap Latenstein, kantoorontwikkeling langs de verlengde Laan van Westroijen, reconstructie van de Binnenhoek, herinrichting van de Vogelbuurt en enkele woningbouwontwikkelingen. 1.3 Er zijn geen belemmeringen. Er zijn geen belemmeringen wat betreft milieu- of ander beleid en regelgeving die het bestemmingsplan Tiel Oost in de weg staan. 1.4 en 2 Waarom wijzigen? Bij een aantal zienswijzen adviseert de adviescommissie ruimtelijke plannen dit. Daarnaast adviseert de adviescommissie los van de ingekomen zienswijzen om een aantal wijzigingen door te voeren (zie bijlage 2). Pagina 1 van 3
3. Niet vereist vanuit afdeling 6.4 van de Wro (Grondexploitatie). Er is geen verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan en daarom geen noodzaak hiervoor middelen te reserveren. Kanttekeningen 1. Draagvlak. Het ontwerp bestemmingsplan (NL.IMRO.0281.BP00009-on01) heeft van 16 mei tot en met 26 juni 2013 ter inzage gelegen. Er zijn 29 zienswijzen ingediend. Op 9 en 11 juli 2013 hebben hoorzittingen plaatsgevonden. De resultaten van de zienswijzenprocedure zijn vervat in het advies van de adviescommissie ruimtelijke plannen (zie bijlage 2). Op diverse punten worden daarin wijzigingen geadviseerd. 2. Restrisico externe veiligheid is acceptabel. In het bestemmingsplan zijn enkele ontwikkelingen opgenomen die een verhoging van het externe veiligheids-risico veroorzaken. De nieuwe kantoorbebouwing aan de verlengde Laan van Westroijen is de belangrijkste daarvan. De wet vereist dat voor dergelijke ontwikkelingen het groepsrisico wordt berekend. Dit neemt hierdoor gering toe, maar de overschrijding van de zogenaamde oriëntatiewaarde blijft beperkt. Door het opnemen van enkele extra bepalingen in de regels van het bestemmingsplan en bij de vergunningverlening wordt dit risico verder beperkt, en is op grond daarvan door burgemeester en wethouders geaccepteerd. Aanpak / uitvoering Bij gewijzigde vaststelling mag het bestemmingsplan pas na zes weken worden gepubliceerd, waarna het zes weken ter inzage ligt (beroepstermijn Raad van State). Aansluitend treedt het bestemmingsplan in werking (tenzij de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening inwilligt). Communicatie Het raadsbesluit (met Advies adviescommissie ruimtelijke plannen) wordt toegezonden aan de indieners van de zienswijzen met een toelichting over de procedure die desgewenst aansluitend kan worden gevolgd. Publicatie van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan zal gebeuren via de reguliere kanalen. Financiën Dit voorstel heeft geen andere dan reguliere financiële consequenties. Bijlage(n) 1. Ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost; 2. Advies adviescommissie ruimtelijke plannen versie 1.0 d.d. 9-9-2013; 3. Concept raadsbesluit De commissie Ruimte de commissiegriffier,
Voorzitter commissie Ruimte,
Advies commissie(s) d.d.:
Tiel, d.d. de commissiegriffier, Beslissing raad d.d.: de griffier, Pagina 2 van 3
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Stadsontwikkeling / Griffie SO/G.J.Leemreize, RG/D. Kramer 637 438 / 637 212
[email protected] /
[email protected]
Pagina 3 van 3
Raadsbesluit Nummer: Wettelijke grondslag: art. 3.1 en 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening Besloten in de raadsvergadering van:
Besluit om: 1. het bestemmingsplan Tiel Oost, bestaande uit toelichting, planregels, verbeelding en bijlagen, overeenkomstig het Advies adviescommissie ruimtelijke plannen versie 1.0 d.d. 99-2013 gewijzigd vast te stellen. De digitale versie van dit plan beschikbaar te stellen onder NL.IMRO.0281.BP00009-va01. 2. te besluiten over de zienswijzen zoals door de adviescommissie ruimtelijke plannen wordt geadviseerd, met de daarbij genoemde overwegingen, zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage Advies adviescommissie ruimtelijke plannen 1.0 d.d. 9-9-2013. 3. geen exploitatieplan vast te stellen voor dit bestemmingsplan.
de giffier,
de voorzitter,
Page 1 of 1
AAN DE RAAD EN DE COMMISSIE RUIMTE Tiel, onderwerp:
06-06-2013 Bestemmingsplan Tiel Oost
Inleiding Het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost heeft m.i.v. 16 mei 2013 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan wordt nu ter vaststelling aan de raad aangeboden. Gedurende bovengenoemde periode van zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze over het ontwerp bestemmingsplan schriftelijk dan wel mondeling in te dienen bij de gemeenteraad. Er zijn 29 schriftelijke zienswijzen ingediend t.a.v. het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost. In de verordening op de raadscommissies 2006 is geregeld dat uit het midden van de raadscommissie Ruimte de adviescommissie ruimtelijke plannen wordt samengesteld voor het eventueel horen van personen/instanties die een zienswijze hebben ingediend. Samenstelling adviescommissie ruimtelijke plannen De adviescommissie heeft de volgende feitelijke samenstelling: Th.J.M. van Oostrom (technisch voorzitter) Leden J. Beijer (PvdA) W. Kooijman (ProTiel) M.C. Blom (VVD) R.E. Boelen (CDA) F.A.G. Henning (D66) L. Aspeling (GroenLinks) P. van den Burg (PvdB) M. van der Lek (CU) A. de Graaf (Partij De Graaf) De adviescommissie wordt bijgestaan door: D. Kramer (ambtelijke inhoudelijke ondersteuning) H. Pullen (secretaris van de hoorcommissie) Werkwijze adviescommissie De adviescommissie heeft besloten om een hoorzitting te houden d.d. 9 en 11 juli 2013 (art. 25 lid 11 Verordening op de raadscommissies 2006) Van de indieners van de zienswijzen hebben 18 personen/instellingen van de gelegenheid gebruik gemaakt om hun zienswijze toe te lichten. Door de adviescommissie is ook het college van Burgemeester en Wethouders gehoord Van de hoorzittingen is een verslag gemaakt (zie bijlage) Vervolgens heeft de adviescommissie het advies geformuleerd. De adviescommissie heeft de heer W. Kooijman aangewezen als degene die namens de hoorcommissie het woord zal voeren in de vergaderingen van de raadscommissie Ruimte en de Raad voor het (desgewenst) geven van een toelichting. Namens de hoorcommissie, Th.J.M. van Oostrom Bijlagen: samenvatting zienswijzen/standpunt B&W/advies van de adviescommissie inzake ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost ; verslag hoorzittingen d.d. 9 en 11 juli 2013.
bestemmingsplan Tiel Oost Adviescommissie ruimtelijke plannen advies zienswijzen
procedure 01-05-2013 16-05-2013 09-07-2013 11-07-2013 24-09-2013 16-10-2013
vaststelling ontwerp bestemmingsplan door B&W start ter visie ligging (zes weken t/m 26-06-2013) hoorzitting 1e deel hoorzitting 2e deel vakcommissie om advies gemeenteraad ter vaststelling
digitaliseringsplicht Vanaf 1 januari 2010 moeten alle bestemmingsplannen, waarvan het ontwerp na die datum ter visie is gelegd, naast de analoge vorm ook in digitale vorm worden vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan 'Tiel Oost' heeft straks een vastgestelde analoge versie evenals een vastgestelde digitale versie. De digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan is te bekijken via het internet: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/?planidn=NL.IMRO.0281.BP00009-on01 ambtshalve wijzigingen Er zijn een aantal onjuistheden in het ontwerp bestemmingsplan geconstateerd. In deel 2 van dit advies zijn deze opgesomd en voorzien van een wijzigingsvoorstel. advies naar aanleiding van zienswijzen De adviescommissie heeft naar aanleiding van de zienswijzen een aanvullend advies. Deze is opgenomen in deel 3.
Wijzigingsoverzicht versie
datum
auteur
aanleiding
0.1
05-07-2013
gjl/jbe
standpunten b&w
0.2
30-7-2013
dkr
concept advies
1.0
9-9-2013
dkr
definitief advies
9-9-2013 pag. 1 van 30
Deel 1. Zienswijzen
Nr.
Samenvatting zienswijzen
1
C. Kraus en D.W. de Keijzer, Latensteinse Rondweg 21, Tiel Bezwaarmaker wil niet dat de woonwagen 5 meter naar achteren verplaatst wordt, want hier staat de wasschuur incl. WC en douche, en verplaatsing geeft problemen met de muren en leidingen onder de woonwagen. Bezwaarmaker heeft een taxatierapport waarin staat dat de woonwagen goed staat. Dit is al 18 jaar zo. Als de woonwagen toch verplaatst moet worden moet dat door de aangewezen personen gebeuren.
1a
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen Ontvankelijk
Gegrond. De adviescommissie merkt op dat in het kader van het woonwagenbeleid ter plaatse gekozen is voor een zogenaamde uitsterfconstructie. Gezien deze constructie, het feit dat er geen duidelijke privaatrechtelijke afspraken zijn N.B. over handhaven of gedogen van bebouwing en gebruik van grond bui- gemaakt over omvang van de gehuurde ten het bestemmingsvlak zal in het kader van het woonwagenbeleid beslist kavels (ontbreken van een tekening) en worden. het feit dat er niet eerder door de gemeente is gehandhaafd danwel de bewoners zijn geïnformeerd over de strijdigheden, meent de adviescommissie dat een uitzondering gemaakt moet worden en dat de regeling die elders in het plangebied is toegepast, ook hier toegepast zou moeten worden. Dit betekent dat situaties die reeds langer dan 10 jaar aanwezig zijn worden ingepast (mits deze geen overlast veroorzaken of vanuit milieu of veiligheidsoogpunt niet mogelijk zijn). De adviescommissie heeft onderzoek gedaan naar de bestreden situaties op het woonwagenkamp aan de Latensteinse Rondweg en constateert dat een deel van deze situaties reeds langer dan 10 jaar aanwezig zijn. Conform het woonwagenbeleid wordt de situatie uit het geldende bestemmingsplan “Woonwagenlocatie Latensteinserondweg 1995” exact overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Tiel Oost. Dit hebben burgemeester en wethouders in hun besluit van 25 september 2012 (nr. 9) expliciet bevestigd.
Advies: het bestemmingsplan op dit punt gewijzigd vaststellen door op de verbeelpag. 2 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
1b
Ook wil bezwaarmaker de aanwezige volière, hondenkennel en het sierhekwerk behouden, omdat deze onmisbaar zijn voor de hobby's van hem en zijn vrouw en zoon. Deze bouwwerken staan er al 18 jaar. Er zijn hierover in het verleden (mondelinge) afspraken met de SVT en met mensen van de gemeente gemaakt, ook betaalt bezwaarmaker huur voor de extra in gebruik genomen grond en gebouwen.
2
G.L. Pfaff, Latensteinse Rondweg 5, Tiel
2a
Bezwaarmaakster wil de standplaats in de huidige staat houden, inclusief de (al lang aanwezige) bestrating langs de woonwagen, omdat zij anders bij het ramenwassen in de klei staat. deze situatie bestaat volgens bezwaarmaakster sinds 1988. Indien de bestrating weg moet wil bezwaarmaakster dat de gemeente haar woonwagen verplaatst naar het midden van de standplaats, en daarbij nieuwe muurtjes onder de woonwagen plaatst. Bezwaarmaakster wil bovendien dat de bomen naast de standplaats verwijderd worden en er een hek rond de standplaats geplaatst wordt. Bezwaarmaakster ziet niet in waarom de bestrating voor de gasleiding moet verdwijnen, aangezien de leiding er al lang ligt en bovendien niet direct naast de standplaats ligt.
2b
2c
Standpunt B&W
Zie reactie onder 1a.
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen ding de situaties die reeds 10 jaar aanwezig zijn in te passen zoals weergegeven op kaartbijlage 6. Gegrond, zie verder het advies onder 1a.
Er zijn overigens geen afspraken bekend bij de gemeente. Ook is er geen (aanvullende) huurovereenkomst voor de extra grond. Het extra huurbedrag dat bezwaarmaker voor zijn standplaats betaalt is niet verbonden aan de in gebruik genomen grond.
Ontvankelijk Zie reactie onder 1a.
Gedeeltelijk gegrond, zie verder het advies onder 1a.
Het bestemmingsplan ziet niet op de inrichting van de standplaats, zoals de n.v.t., zie het advies onder 1a. precieze plek van de woonwagen binnen het bestemmingsvlak, bestrating, hekwerken en het verwijderen van bomen.
Het is niet wenselijk en wettelijk niet toegestaan om in het bestemmingsplan Ongegrond, met overname van het standde plaatsing van woonwagens mogelijk te maken binnen de vrijwaringszone punt van het college. langs de hogedrukgasleiding. Daarom is het bestemmingsvlak voor woonwagens niet in het bestemmingsplan opgenomen voorzover dit binnen deze vrijwaringszone (4 meter aan beide zijden van de leiding) is gelegen. N.B. over handhaven of gedogen van bebouwing en gebruik van grond buiten het bestemmingsvlak zal in het kader van het woonwagenbeleid beslist worden. pag. 3 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
3
P.W. Janssen, Latensteinse Rondweg 9, Tiel.
3a
Bezwaarmaker wil graag de schuur bij zijn standplaats behouden, omdat zijn biljart erin staat. Bezwaarmaker wil op de plaats waar nu zijn caravan staat een woonwagen huren van de gemeente, maar dat is niet mogelijk en bezwaarmaker kan zelf geen woonwagen kopen.
3b
4
J. Swinkels, Latensteinse Rondweg 13, Tiel.
4a
Ondanks diverse verzoeken in de loop der tijd is aan bezwaarmaker in het verslag van 23 november 2012 meegedeeld dat zijn schuur, die er al meer dan 25 jaar staat, en zijn duivenhok verwijderd moeten worden. Bezwaarmaker wil deze bouwwerken behouden omdat deze er al 25 jaar staan en hij daarin zijn hobby uitvoert. Bezwaarmaker vraagt zich af hoe het mogelijk is dat er geen vergunningen of tekeningen van het kamp te krijgen zijn als daar bij de gemeente om wordt gevraagd. Daarom wordt bezwaar gemaakt tegen het bestemmingsplan Tiel Oost.
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen Ontvankelijk
Zie reactie onder 1a.
Gedeeltelijk gegrond, zie verder het advies onder 1a. Huur van een woonwagen is geen onderdeel van het bestemmingsplan. Wat Ongegrond, met overname van het standbetreft de plaats waar woonwagens zijn toegestaan wordt verwezen naar de punt van het college. reactie onder 1a. Ontvankelijk Zie reactie onder 1a.
Gedeeltelijk gegrond, zie verder het advies onder 1a.
Er is overigens geen toezegging gedaan aan de heer Swinkels die impliceert dat de schuur achter de woonwagen mag blijven staan indien er 1,5 meter van afgehaald wordt.
5
M. van Leerdam, Latensteinse Rondweg 29, Tiel.
Ontvankelijk
5a
Tegen het verkleinen van de locatie en het verwijderen Zie reactie onder 1a. van alles wat daarbuiten valt wordt bezwaar gemaakt. Diverse objecten staan er al zolang als de locatie bestaat, zoals de schuur die wordt gebruikt door de kinderen van bezwaarmaker en als opslag. Het is onveilig om de kinderen ergens anders te laten spelen. Ook de duivenhokken moeten weg, terwijl dit een hobby is van de oudste zoon van bezwaarmaker en zijn opa.
Gedeeltelijk gegrond, zie verder het advies onder 1a.
pag. 4 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
6
D. van Beem, Latensteinse Rondweg 7, Tiel.
Ontvankelijk
6a
Bezwaarmaakster was bij overname van de standplaats Zie reactie onder 1a. in 2007, toen alle bebouwing, bestrating, schuttingen en extra tuin al (lang) aanwezig waren, niet op de hoogte dat dit gemeentegrond betrof. De vakken zijn sowieso erg klein, evenals de aanwezige schuur. Tegen het verwijderen van de bebouwing, bestrating en dergelijke wordt daarom bezwaar gemaakt.
Gedeeltelijk gegrond, zie verder het advies onder 1a.
7
Milon BV, Huygensweg 24, Schijndel, namens fa. W. Reuvers, Vijverlaan ong, Tiel. In het geldende bestemmingsplan Tiel Oost 1988 hebben de percelen van bezwaarmaker aan de Vijverlaan een bestemming 'Handel en Nijverheid klasse A' waarbinnen onder andere (auto-) demontagebedrijven zijn toegestaan. In het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost zijn ter plaatse enkel bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan, waardoor het door bezwaarmaker gewenste bedrijf (autodemontage en schroothandel, milieucategorie 3.2) niet meer toegestaan is. Bezwaarmaker verzoekt om de bestemming en toegestane milieucategorie van zijn gronden zodanig aan te passen dat zijn huidige (diverse opslag en demontage van witgoed) en gewenste bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn conform de nu geldende bestemming. In het geldende bestemmingsplan zijn ter plaatse per bedrijf ten hoogste 2 bedrijfswoningen toegestaan. In het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost zijn enkel nog bedrijfswoningen toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven, hetgeen op het perceel van bezwaarmaker niet het geval is. Verzocht wordt om de mogelijkheid voor 2 bedrijfswoningen op te nemen.
Ontvankelijk
7a
7b
De gewenste ontwikkelingsrichting voor het gebied is woningbouw, eventu- Ongegrond met overname van het standeel voor een deel gecombineerd met een bedrijf aan huis. Dit is in alle rele- punt van het college. vante beleidsdocumenten (structuurvisie Tiel 2030, Visie wonen en werken, Gebiedsvisie Tiel Oost, diverse voor het gebied opgestelde concept bestemmingsplannen, etc.) aangegeven. Een autodemontagebedrijf en / of schroothandel doet ernstig afbreuk aan de mogelijkheden voor woningbouw ter plaatse en is daarom ongewenst, evenals andere zwaardere bedrijvigheid. Daarom is in het ontwerp bestemmingsplan hier slechts bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2 mogelijk gemaakt. Eventueel aanwezige bedrijfsactiviteiten in zwaardere milieucategorieën zijn onder het overgangsrecht gebracht, aangezien het in de verwachting ligt en het de wens van de gemeente is dat binnen de planperiode woningbouwontwikkeling op het terrein zal gaan plaatsvinden In alle nieuwe bestemmingsplannen van de gemeente Tiel is de mogelijkheid Ongegrond met overname van het standvoor het bouwen van (nieuwe) bedrijfswoningen niet meer opgenomen. Ook punt van het college. landelijk is het tegenwoordig gebruikelijk om geen bedrijfswoningen meer toe te staan bij bedrijven, omdat dit te veel beperkingen voor de naastgelegen bedrijven oplevert. Enkel bestaande bedrijfswoningen of bedrijfswoningen waarvoor vóór het ter visie leggen van dit ontwerp bestemmingsplan een vergunning was verleend of aangevraagd, zijn daarom opgenomen. Het is niet gewenst om verdere nieuwe bedrijfswoningen mogelijk te maken in het bestemmingsplan. pag. 5 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
7c
De Vijverlaan is in het ontwerp bestemmingsplan bestemd als Verkeer, wat inhoudt dat het openbare weg is. De grond is echter eigendom van bezwaarmaker en moet dus een bestemming Bedrijfsterrein hebben.
8
U. Sahin (Garage Atlas), Latensteinseweg 2a , Tiel.
8a
Bezwaarmaker heeft op de twee bovenste etages (boven het garagebedrijf) van zijn pand aan de Latensteinseweg 2a alle voorzieningen getroffen om ter plaatse een horecagelegenheid te maken, in de vorm van zaalruimte voor feesten en partijen. Er is meer dan voldoende parkeergelegenheid op (door een hek afgesloten) eigen terrein, zodat dit geen overlast zou opleveren voor de omgeving. Bezwaarmaker verzoekt daarom de mogelijkheid voor horeca ter plaatse op te nemen in het bestemmingsplan.
9
J. van de Westeringh, Zennewijnenseweg 26a, Tiel.
9a
In het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost is volgens bezwaarmaker het Retailpark opgenomen, echter alleen voor perifere detailhandel zonder de mogelijkheid voor gewone detailhandel. Het bevreemdt bezwaarmaker dat hier in een latere fase een separate uitwerking voor komt. Het grootste bezwaar ligt volgens bezwaarmaker in de gebieden die aangewezen zijn met bestemming perifere detailhandel maar waar perifere detailhandel nagestreefd zal worden, hetgeen volgens bezwaarmaker de mogelijkheid geeft om daar gewone detailhandel te vestigen. Dit geeft volgens bezwaarmaker de mogelijkheid om zijn detailhandel op gebied van volumineuze detailhandel in groente en fruit en buitenlandse levensmidde-
9b
Standpunt B&W De bestemming ‘Verkeer’ ziet op het feitelijke gebruik en de inrichting. Eigendom en al dan niet openbaarheid zijn niet bepalend voor het toekennen van de bestemming, en vice versa. Gezien de feitelijke situatie, gebruik en inrichting van de weg is de bestemming ‘Verkeer’ hier passend.
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
Ontvankelijk Zoals in de bij de toelichting behorende bijlage ‘Werklandschap Latenstein – Ongegrond met overname van het standvan idee naar bestemmingsplan’ is aangegeven is het niet gewenst om op punt van het college. Latenstein / Vijverterrein horeca mogelijk te maken (anders dan kleinschalige, ondersteunende horeca in perifere detailhandel e.d.). De doelstelling van het horecabeleid in Tiel, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Binnenstad, is concentratie van de horeca in de binnenstad gewenst en versnippering door nieuwe perifere horecavestigingen ongewenst. In de regels van het ontwerp bestemmingsplan is daarom bij de hier geldende bestemming ‘Gemengd – Werklandschap’ het gebruik van zelfstandige horeca, inclusief o.a. feestzalen, als strijdig gebruik aangegeven. Er is geen reden waarom van dit beleid zou moeten worden afgeweken, mede gezien de ligging direct naast een woonwijk. Ontvankelijk Het Retailpark Latenstein is niet opgenomen in het ontwerp bestemmings- Voor kennisgeving aangenomen. plan Tiel Oost. Dit is in de toelichting van het bestemmingsplan toegelicht, waarbij is aangegeven dat, zoals bezwaarmaker correct opmerkt, een separaat bestemmingsplan voor het retailpark in procedure wordt gebracht zodra de planvorming daarvoor ver genoeg gevorderd is. Op de gronden met een bestemming ‘Detailhandel – Detailhandel perifeer 1’ Ongegrond met overname van het standen de gronden met een aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - de- punt van het college. tailhandel perifeer 1’ zijn diverse vormen van perifere detailhandel toegestaan volgens de opsomming in de begripsbepaling 1.33 in artikel 1 van de regels van het ontwerp bestemmingsplan. Detailhandel - al dan niet volumineus - in groente, fruit en andere levensmiddelen is hier niet toegestaan en ook niet gewenst, omdat deze vormen van detailhandel thuishoort in de winkelgebieden in de binnenstad en de diverse buurt- en wijkcentra. pag. 6 van 30
Nr.
10 10a
10b
Samenvatting zienswijzen
Standpunt B&W
len naar toe te verplaatsen (hetgeen meerdere keren is afgewezen). Nysingh advocaten, Velperweg 10, Arnhem namens Aldi Vastgoed BV, Aldi Culemborg BV en Alog Onroerend goed en Handelsmij. Aldi maakt bezwaar tegen het feit dat het ontwerp be- Het staat de gemeente vrij om een bestemmingsplan niet (verder) in procestemmingsplan Tiel Oost de vervanger is van het ont- dure te nemen en / of een gebied in een ander bestemmingsplan op te newerp bestemmingsplan Tiel Oost – Retailpark. men. Aangenomen wordt daarom dat bezwaarmaker doelt op het niet opnemen van de mogelijkheid voor ontwikkeling van een Retailpark (inclusief wijzigingsbevoegdheid voor een supermarkt) in het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost. Het bestemmingsplan Tiel Oost – Retailpark is niet verder in procedure gebracht omdat onzekerheid over de ontwikkeling is ontstaan, het wettelijk vereiste kostenverhaal niet geregeld was en omdat twijfels bestonden over de haalbaarheid van de door bezwaarmaker bedoelde wijzigingsbevoegdheid voor een supermarkt vanwege de vernietiging door de Raad van State van enkele wijzigingsbepalingen in het bestemmingsplan Tiel West. Vanwege de wettelijke vereiste dat voor het gehele grondgebied van de gemeente een actueel bestemmingsplan voorhanden is, en omdat het geldende bestemmingsplan Tiel Oost 1988 sterk verouderd is, is besloten om het gebied op te nemen in het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost. Om voornoemde redenen is het Retailpark niet in dat bestemmingsplan mogelijk gemaakt maar is een conserverende bestemming voor de locatie opgenomen. Aldi ziet geen doorslaggevend ruimtelijk relevant argu- Het staat de gemeente vrij om al dan niet wijzigingsbepalingen in een bement om de wijzigingsbevoegdheid voor een supermarkt stemmingsplan te nemen. te laten vallen, en ziet niet in waarom de door de ge- Voor het opnemen van een wijzigingsbepaling is een voorwaarde dat de meente genoemde redenen een belemmering vormen haalbaarheid er van moet zijn aangetoond. Vanwege vernietiging door de voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid. Aldi Raad van State van enkele wijzigingsbepalingen in het bestemmingsplan verzoekt daarom weer een wijzigingsbevoegdheid voor Tiel West is de haalbaarheid van de door bezwaarmaker bedoelde wijzieen supermarkt op te nemen, zoals die in het ontwerp gingsbevoegdheid voor een supermarkt nog onvoldoende verzekerd. Bovenbestemmingsplan Tiel Oost – Retailpark was opgeno- dien is er nog geen uitsluitsel over de vorm waarin en termijn waarop de ontwikkeling van het Retailpark, waar de supermarkt deel van moet uitmamen. ken, zal gaan plaatsvinden. Ontwikkeling van het Retailpark is echter een voorwaarde voor de vestiging van een supermarkt ter plaatse. Geconcludeerd moet worden dat het niet wenselijk is om de gevraagde wij-
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
Ontvankelijk Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college. De adviescommissie ruimtelijke plannen merkt hierbij op dat de eventuele toekomstige vestiging van de Aldi supermarkt een verplaatsing betreft van de huidige supermarkt aan de Kwelkade. Voorwaarde voor de vestiging is het verdwijnen van de detailhandelsfunctie aan de Kwelkade ten gunste van woningbouw. Door vernietiging van de wijzigingsbevoegdheid in pag. 7 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
11
A.G. Velders, Buitenbulkweg 12, Tiel.
11a
Op de gronden binnen de bestemming Bedrijventerrein waar de aanduiding ‘verenigingsleven’ en / of 'specifieke vorm van detailhandel – detailhandel perifeer 1' geldt is in totaal 8.000 m2 bvo verenigingsleven en perifere detailhandel toegestaan. Echter, momenteel is hier al ca. 5.000 m2 bvo van ingevuld zodat er slechts 3.000 m2 overblijft om het gebied verder in te vullen. Bezwaarmaker verzoekt om het toegestane aantal aanzienlijk te verruimen zodat het gebied op een goede manier kan worden ingevuld.
12
W. Zoet BV, Verlengde Spoorstraat 2, Tiel.
12a
Het bedrijf van bezwaarmaker aan de Verlengde Spoorstraat maakt een groei door waarvoor een nieuwe machine is aangeschaft. Om deze te kunnen huisvesten is een beperkte ruimtelijke uitbreiding noodzakelijk aan de zuidzijde van de bestaande bebouwing. Het is niet mogelijk om de machine, die noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf in de toekomst, in de hal te plaatsen zonder uitbreiding. verzocht wordt om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, zodat op legale wijze kan worden uitgebreid.
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen zigingsbevoegdheid in het voorliggende bestemmingsplan Tiel Oost op te het bestemmingsplan Tiel West voor de nemen. locatie Kwelkade, is de haalbaarheid van de vestiging op Latenstein niet aan te tonen. Ontvankelijk Op basis van het externe veiligheidsonderzoek voor het geplande Retailpark bleek op de percelen waar de vml. gemeentewerf staat en de percelen van Velders vanuit een oogpunt van externe veiligheid nog ruimte te zijn voor het toevoegen van 8.000 m2 bvo perifere detailhandel en/of verenigingsleven. Bij de vertaling van dit aantal in de bestemmingsplanregels is per abuis geen rekening gehouden met de al aanwezige oppervlakte perifere detailhandel in het bestaande pand van Velders. Het is dus wat betreft milieuregelgeving mogelijk en gezien de gewenste ontwikkeling van het gebied ook wenselijk om het toegestane aantal vierkante meters perifere detailhandel / verenigingsleven te vergroten met het al aanwezige aantal vierkante meters bvo door de regels in artikel 7.1 op dit punt aan te passen in die zin dat het onder 7.1 sub b. en c. genoemde aantal van 8.000 m2 wordt vermeerderd met het momenteel reeds aanwezige aantal m2 bvo perifere detailhandel in het bestaande pand van Velders aan de Buitenbulkweg 10-14.
Gegrond met overname van het standpunt van het college. Advies: het bestemmingsplan op dit punt gewijzigd vaststellen door in artikel 7.1 sub b en c de gezamenlijke maximale bruto vloeroppervlakte van 8.000 m2 te verhogen naar 9.340 m2.
Ontvankelijk Het bedrijf van bezwaarmaker is sinds 1988 gevestigd in een bij het sluizencomplex behorende hal die in het verleden bij Rijkswaterstaat in gebruik was ten behoeve van onderhoud en reparatie van het sluizencomplex. Voor het bedrijf (en de aanwezige bedrijfswoning), dat in strijd met het geldende bestemmingsplan aanwezig was, is in 2006 is met toepassing van artikel 19 lid 2 van de WRO een vrijstelling verleend. Deze situatie is in dit ontwerp bestemmingsplan ingepast. Het bedrijf is niet gelegen op een bedrijventerrein, en ligt op een kortere afstand tot enkele burgerwoningen dan aangehouden zou moeten worden volgens de bij de betreffende milieucategorie behorende richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college. De adviescommissie ruimtelijke plannen merkt hierbij op dat een eventuele uitbreiding vergund kan worden met de door het college aangehaalde afwijkingsmogelijkheid. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning zal door het bedrijf wel aangetoond moeten worden dat ondermeer geen onevenredige aantasting plaatsvindt pag. 8 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
Standpunt B&W Volgens de bepalingen van artikel 3.3 van de in het ontwerp bestemmingsplan hier geldende bestemming ‘Bedrijf’ is het mogelijk om bij omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak (mits passend binnen de randvoorwaarden op het gebied van milieuregelgeving, verkeer en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden). De gevraagde uitbreiding is dus binnen de huidige regels evenzeer mogelijk als middels wijziging van het bouwvlak. Er is geen reden voor wijziging van het plan op dit punt.
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen van de milieusituatie en belangen van omliggende woningen.
13
Bierman Advocaten, Laan van Westroijen 4, Tiel.
Ontvankelijk
13a
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, waardoor uitsluitend de aanwezige bebouwing positief is bestemd en er weinig tot geen ruimte is voor uitbreidingen. Hoewel bezwaarmaker momenteel geen uitbreidingsplannen heeft, is een mogelijk gewenste uitbreiding nu niet mogelijk. De nodige flexibiliteit ontbreekt, mede omdat geen binnenplanse afwijkingsregeling in het bestemmingsplan is opgenomen. Een dergelijk regeling zou goed aansluiten bij de structuurvisie van de gemeente, waarin Westroijen als ontwikkelingsgebied voor kantoren is opgenomen. Ook in het ontwerp bestemmingsplan wordt deze verdere ontwikkeling bevestigd door het mogelijk maken van een nieuw kantorencomplex langs de doorgetrokken Laan van Westroijen. Niet goed valt in te zien waarom enerzijds wel een kantorencomplex van 10.000 m2 wordt mogelijk gemaakt, maar anderzijds bestaande kantoren zeer geringe of geen uitbreidingsmogelijkheden krijgen. Bezwaarmaker verzoekt daarom om ter plaatse van het perceel Laan van Westroijen 4 een binnenplanse afwijkings- en/ of uitbreidingsmogelijkheid op te nemen.
14
Maatschap B&P Investment, Kattenburg 15, Druten.
Ontvankelijk
14a
Bezwaarmaker is eigenaar van het pand Laan van Zie reactie onder 13a.
Ongegrond met overname van het stand-
Vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A15 en Betuweroute Ongegrond met overname van het standzijn de bouwmogelijkheden voor kantoren op Westroijen beperkt. Om die punt van het college. reden is hier in principe een conserverende bestemming toegepast, waarbij de bestaande kantoorbebouwing is ingepast. Uit het externe veiligheidsonderzoek voor dit gebied is gebleken dat toevoeging van 10.000 m2 bvo kantoorbebouwing nog kan worden verantwoord. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het gewenst om deze ontwikkelingsruimte te gebruiken voor de realisatie van (hoge) kantoorbebouwing op de hoek Laan van Westroijen – Grotebrugse Grintweg. De nieuwe eigenaar van deze locatie heeft recent aangegeven plannen te hebben voor ontwikkeling van kantoorbebouwing ter plaatse. Omdat er geen concrete plannen bekend zijn voor kantoorontwikkeling of uitbreiding elders, is in het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost de mogelijkheid opgenomen voor de bouw van 10.000 m2 bvo kantoorbebouwing in hoge bouwvolumes op de hoek Laan van Westroijen – Grotebrugse Grintweg, en is afgezien van het opnemen van een afwijkings- en / of uitbreidingsmogelijkheid voor kantoorbebouwing elders.
pag. 9 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
Standpunt B&W
Westroijen 4. Consolidatie van de bebouwingsmogelijkheden geeft problemen met de toekomstplannen van bezwaarmaker met dit object, nl. aanzienlijke uitbreiding tot minimaal twee keer de huidige bebouwing. Daarnaast ontbreken de elders gebruikelijke bepalingen dat uitbreiding van 10-15% mogelijk zijn, ten behoeve van verbouwingen. Graag zou bezwaarmaker dit opgenomen zien in het bestemmingsplan. 15 15a
Ross Advocaten, Mercurion 22, Zevenaar namens Crowntek beheer, Duiven en Big Apple Tiel BV, Tiel. Cliënten verzoeken om aan het pand Kersenboogerd 35, naast de bestemming Kantoor tevens de bestemming Casino/Speelautomatenhal toe te kennen (zonodig beperkt tot 1.000 m2 bvo). In de Verordening Speelautomatenhallen Tiel 2012 is Westroijen, vanwege de ligging aan de A15 en buiten woongebieden, namelijk aangewezen als deelgebied 2, waarbinnen een tweede speelautomatenhal kan worden gevestigd. Volgens de gebiedsvisie Tiel-Oost is in het kantorenpark Westroijen nog enige ruimte voor ontwikkeling. Een speelautomatenhal past, zoals is af te leiden uit de toelichting op de Verordening Speelautomatenhallen, in deze ontwikkeling. Tevens wordt hiermee leegstand van kantoorgebouwen voorkomen. Daarnaast zijn geen extra onderzoeken benodigd bij een bestemmingswijziging van het perceel Kersenboogerd 3-5, omdat geen externe wijzigingen aan de bebouwing worden aangebracht en een goede verkeersafwikkeling is gegarandeerd. In het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost wordt ten onrechte geen rekening gehouden met de gebieden die zijn aangewezen als deelgebied 2 in de Verordening Speelautomatenhallen. In de planregels moet daarom in ieder geval een bepaling worden opgenomen dat speelautomatenhallen in deelgebied 2 (evt. onder voorwaarden) zijn toegestaan.
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen punt van het college.
Ontvankelijk Westroijen is in de Stedenbouwkundige visie Westroijen, de structuurvisie Tiel 2030 en in de Gebiedsvisie Tiel Oost aangewezen als ontwikkelingslocatie voor kantoren, met uitzondering van het Hotel Tiel waar de bestaande horecafunctie blijft gehandhaafd. Een speelautomatenhal valt niet aan te merken als een kantoorontwikkeling en is volgens deze beleidsdocumenten, die de beleidsmatige basis vormen voor de bepalingen in het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost met betrekking tot Westroijen, dus geen gewenste ontwikkeling. Het deelgebied 2 uit de Verordening Speelautomatenhallen omvat het gehele gebied Westroijen, inclusief het Hotel Tiel. In het onherroepelijke bestemmingsplan Tiel Oost – Hotel Tiel, welk plangebied deel uitmaakt van het deelgebied 2, is de mogelijkheid voor een speelautomatenhal opgenomen. Hiermee is invulling gegeven aan de mogelijkheid voor een speelautomatenhal binnen het deelgebied 2. Ook is de gemeente voornemens om op korte termijn een kansspelvergunning te verlenen voor een speelautomatenhal in Hotel Tiel. In de Verordening Speelautomatenhallen is bepaald dat vergunning voor een speelautomatenhal zal worden geweigerd als het maximale aantal van twee vergunningen binnen de gemeente Tiel al is verleend. Nu dit aantal binnenkort zal zijn verleend en er dus niet nog een vergunning kan worden verleend, is het niet aannemelijk dat een daartoe strekkende bestemming in het bestemmingsplan Tiel Oost realiseerbaar is, waarmee de vereiste haalbaarheid in het geding komt. Er is geen reden om in het bestemmingsplan Tiel Oost een speelautomatenhal mogelijk te maken op het perceel Kersenboogerd 3-5.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college. De adviescommissie ruimtelijke plannen merkt hierbij op dat de keuze om op kantorenpark Westroijen geen amusementsfuncties toe te staan een ruimtelijke afweging betreft. Een koppeling tussen een amusementsfunctie en de brede horeca functie van het hotel is ruimtelijk een logische en aanvaardbaar. Een koppeling met kantoren is dat niet.
pag. 10 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
15b
Momenteel is in deelgebied 2 slechts 1 mogelijkheid gerealiseerd voor de vestiging van een casino/speelautomatenhal, te weten in het nabij gelegen Hotel Van der Valk. Belangrijk voordeel van de locatie Kersenboogerd 3-5 is dat bezoek aan deze speelautomatenhal bewust moet worden gemaakt en dat jongeren niet onbedoeld met speelautomaten worden geconfronteerd. In Hotel Van der Valk is de kans om 'verleid' te worden tot een bezoek aan de speelautomatenhal veel groter omdat daar ook andere voorzieningen aanwezig zijn en bezoekers daarvan zonder veel extra moeite de speelautomatenhal kunnen bezoeken. Door een solitaire vestiging daarentegen wordt het risico op kansspelverslaving in positieve zin beïnvloed. Namens cliënten wordt daarom verzocht om aan het perceel Kersenboogerd 3-5 tevens de subbestemming Speelautomatenhal te geven, dan wel deze middels een binnenplanse wijzigings- of vrijstellingsbevoegdheid ter plaatse mogelijk te maken.
16
S.C Lutters, Betuwesingel 27, Lienden namens C.A. van Toorn en N. van Soest, Tiel. Bezwaarmakers betreuren dat bij de beantwoording van hun inspraakreactie op het voorontwerp bestemmingsplan Tiel Oost en in de retrospectieve toets niet is gemotiveerd waarom een schoonheidssalon een niet wenselijke functie is.
16a
16b
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen Zoals cliënt van bezwaarmaker ongetwijfeld bekend is van zijn huidige Ongegrond met overname van het standspeelautomatenhal aan de Weerstraat, waar veel andere voorzieningen in de punt van het college. directe omgeving aanwezig zijn en de vele bezoekers van de binnenstad zonder veel moeite de speelautomatenhal kunnen bezoeken en dus ook geen sprake is van een solitaire vestiging, kan ook op een "niet-solitaire" locatie een goede begeleiding en controle van klanten plaatsvinden en zodoende worden bijgedragen aan het verkleinen van het risico op kansspelverslaving. Er is geen reden om aan te nemen dat de nu gekozen locatie voor een speelautomatenhal / casino in het Hotel Tiel een onaanvaardbaar groter risico op kansspelverslaving zou opleveren dan de locatie aan de Kersenboogerd 3-5 of de huidige speelautomatenhal aan de Weerstraat. Er is dus geen reden om een speelautomatenhal mogelijk te maken op het perceel Kersenboogerd 3-5.
Ontvankelijk
De gemeente heeft het beleid om dienstverlening, naast detailhandel en Voor kennisgeving aangenomen. horeca, zoveel mogelijk te concentreren in de binnenstad en buurtwinkelcentra, om op die manier de functie daarvan te versterken en vrijkomende winkelpanden een passende bestemming te geven. Dit beleid is ingegeven door de noodzaak om in de huidige krimpende detailhandelsmarkt leegstand en daardoor verloedering in de economisch belangrijke binnenstad en buurtcentra zoveel mogelijk te voorkomen. Vestiging van dienstverlenende functies zoals een schoonheidssalon in sportcomplexen en / of andere voorzieningen betekent dat deze dienstverlenende functies, die een belangrijke aanvulling op het detailhandels- en horeca-aanbod in (de aanloopstraten van) de binnenstad en buurtcentra vormen, in mindere mate daar een plek zullen zoeken en vinden. Dit betekent een verdere aantasting van de functie van binnenstad en buurtcentra. De opmerking dat ‘dienstverlening’ in deze omgeving Met de opmerking in de toelichting dat kleinschalige ontwikkelingen mogelijk Gedeeltelijk gegrond. De adviescommispag. 11 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen een ontwikkeling in ongewenste richting betreft strookt niet met de toelichting van het bestemmingsplan, waar wordt gesteld dat het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke en functionele situatie voorop staat, en kleinschalige ontwikkelingen mogelijk zijn binnen bestaande functies. De schoonheidssalon kan volgens bezwaarmakers gezien worden als een kleinschalige ontwikkeling / nevenactiviteit binnen de bestaande sportschool, waarbij zelfs geen sprake is van uitbreiding aangezien de salon in de plaats gekomen van een zaal van de sportschool, zodat de totale oppervlakte niet is toegenomen.
16c
Het is bezwaarmakers niet duidelijk waarom een beroep / bedrijf aan huis wel is toegestaan en hun schoonheidssalon niet. Dit is inconsequent, beide zorgen voor een mogelijkheid voor het starten van een bedrijf en voor meer levendigheid in de buurt.
16d
De schoonheidssalon vormt een aanvulling op de in de toelichting genoemde menging van functies langs de Grotebrugse Grintweg. Er is geen sprake van wijziging van de woonfunctie in een andere functie. Ook is geen sprake van een hinderlijke functie, gezien de beperkte omvang waardoor de verkeersaantrekkende werking beperkt is, en ten opzichte van de opgeheven ruimte van de sportzaal eerder sprake is van een afname van verkeer. Bezwaarmaker verzoekt daarom de schoonheidssalon als onderdeel van de sportschool op te nemen in de regels van de bestemming Sport.
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen zijn binnen bestaande functies wordt bedoeld een ontwikkeling waarbij geen sie ruimtelijke plannen wijst erop dat verandering of toevoeging van een functie plaats vindt. In dit geval is daar- gezien maatschappelijke ontwikkelingen van geen sprake, omdat de functie dienstverlening is toegevoegd aan de wellness faciliteiten mits ondergeschikt en daaraan gerelateerd, onlosmakelijk verfunctie sport. bonden zijn aan uitoefening van een sportfunctie. Advies: Het bestemmingsplan op dit punt gewijzigd vast te stellen door aan artikel 20.1 onder 'met daaraan ondergeschikt'– een nieuw punt toe te voegen luidende: sauna's en wellness inclusief massageen schoonheidsbehandeling als ondergeschikte activiteit; en tevens dit in de toelichting te verwerken. De mogelijkheid voor een beroep / bedrijf aan huis is ingegeven vanuit de Ongegrond met overname van het standwens om iedereen op die manier een mogelijkheid te geven om met een punt van het college. bedrijf te starten. Als het beroep / bedrijf aan huis niet (meer) passend is binnen de randvoorwaarden daarvoor (zoals een maximum oppervlakte van 50 m2) is het wenselijk dat dit bedrijf / beroep wordt uitgeoefend op een plaats die daarvoor, onder andere op basis van ruimtelijke of andere overwegingen, het meest geschikt is. De in de toelichting genoemde menging van functies langs de Grotebrugse Gegrond, zie verder het advies onder Grintweg is een beschrijving van de bestaande omgevingskarakteristiek. In 16b. de toelichting is niet aangegeven dat dit betekent dat hier extra functies kunnen worden toegevoegd. Eventuele hinder door de schoonheidssalon heeft geen rol gespeeld bij het besluit om de salon niet in te passen in het ontwerp bestemmingsplan. Op basis van de overwegingen zoals opgenomen bij de reactie onder 16a is het niet wenselijk om de schoonheidssalon in te passen in het bestemmingsplan.
pag. 12 van 30
Nr. 17 17a
17b
Samenvatting zienswijzen DAS rechtsbijstand, Karspeldreef 15, Amsterdam namens Supermarkt Anadorlum, Grotebrugse Grintweg 57, Tiel. Uitgangspunt van het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost is een beheerskarakter. In par. 4.1.2. van de toelichting is aangegeven dat bestaande, verspreid liggende winkels worden bestemd als Wonen met een aanduiding 'detailhandel'. Het pand is echter al jarenlang als winkel in gebruik, en sinds 2009 als de huidige supermarkt. Er is geen of onvoldoende grond om een positieve bestemming voor de detailhandel te onthouden.
Op het pand Grotebrugse Grintweg 57 rust in het geldende bestemmingsplan de bestemming “gesloten bebouwing”, met daarbinnen een horecafunctie. Gelet op het feitelijke gebruik als winkel zou een bestemming Detailhandel moeten worden toegekend, omdat dit ook in het geldende bestemmingsplan een functie-
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen Ontvankelijk
Zoals in paragraaf 6.3 van de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan is aangegeven worden strijdige situaties, waarvan hier sprake is, (onder andere) ingepast als het strijdige gebruik langer dan 10 jaar aanwezig is en géén overlast oplevert dan wel passend is in de omgeving. De electronicawinkel, die in strijd met de bestemmingsplanregels in het verleden aanwezig was, was wat betreft openingstijden, bezoekersaantallen en verkeersaantrekkende werking niet vergelijkbaar met de huidige, sinds 2009 aanwezige, supermarkt. Het huidige strijdige gebruik is dus niet al langer dan 10 jaar aanwezig. Bovendien blijkt uit klachten van omwonenden en constateringen ter plaatse dat in de afgelopen jaren met enige regelmaat (parkeer-) overlast ten gevolge van verkeer naar de supermarkt ontstond. Er kan daarom niet gesteld worden dat er geen overlast is of het gebruik passend is in de omgeving. Conform de in paragraaf 6.3 genoemde uitgangspunten is er dus geen grond om een positieve bestemming aan de supermarkt te verlenen.
Gegrond. De adviescommissie heeft geconstateerd dat reeds langer dan 10 jaar een detailhandelsfunctie aanwezig is geweest in het omstreden pand. Er wordt nergens in dit bestemmingsplan een onderscheid gemaakt tussen reguliere detailhandel en supermarkten waardoor ook in deze situatie de supermarkt gezien moet worden als detailhandel. De adviescommissie interpreteert door het college aangehaald regeling anders en meent dat de functie van belang is en niet de specifieke gebruiker. Daarnaast is geconstateerd dat het college reeds maatregelen heeft getroffen met betrekking tot de aangehaalde parkeeroverlast door het aanwijzen van een blauwe zone. Hierdoor ziet de adviescommissie geen argumenten om de aanwezige winkel niet in te passen.
Advies: Het bestemmingsplan op dit punt gewijzigd vast te stellen door op de verbeelding de aanduiding 'detailhandel' toe te voegen aan de woonbestemming op het perceel Grotebrugse Grintweg 57 zoals weergegeven op kaartbijlage 1. Binnen de nu ter plaatse geldende bestemming ‘Gesloten Bebouwing’ zijn Ongegrond met overname van het standalleen andere functies dan de woonfunctie toegestaan op die plekken waar punt van het college. ze met een specifieke aanduiding zijn aangegeven. Op het pand Grotebrugse Grintweg 57 rust in het geldende bestemmingsplan géén aanduiding detailhandel. Het geldende bestemmingsplan is dus geen reden om die aanduiding nu wel toe te kennen. pag. 13 van 30
Nr.
17c
Samenvatting zienswijzen aanduiding was die binnen de bestemming “gesloten bebouwing” mogelijk zou zijn. Uitgangspunt van het ontwerp bestemmingsplan is behoud van de bestaande functies. De omgeving wordt gekenmerkt door functiemenging en een grote dynamiek. Het uitgangspunt in de toelichting dat detailhandel, dienstverlening en horeca alleen in het centrum gewenst is en versnippering moet worden voorkomen, en het daarom sluiten van kleine ondernemers, ondermijnt echter die functiemenging en dynamiek. Er wordt aangestuurd op enkel de woonfunctie, maar dit levert een monocultuur op van woonstraten en geen levendige, dynamische buurt. Anders dan de gemeente in de inspraakreactie aanduidt is er bepaald geen sprake van overlast of hinder in de straat; in ieder geval niet anders of meer dan bij andere winkels of bedrijven in de straat maar eerder minder omdat het een zeer lokale buurtwinkel betreft waar mensen, anders dan bij de grote supermarkt C1000, niet per auto maar te voet of fiets komen.
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
Het uitgangspunt is dat bestaande functies worden ingepast, indien ze vol- Ongegrond met overname van het standdoen aan de vereisten zoals aangehaald in de reactie onder 17a. De consta- punt van het college. tering in de toelichting dat (een deel van) Tiel Oost in de huidige situatie wordt gekenmerkt door een zekere mate van functiemenging en dynamiek doet daar niet aan af. Het beleid om detailhandel, horeca en dienstverlening in de binnenstad en buurtcentra te concentreren is ingegeven door de noodzaak om in de huidige krimpende detailhandelsmarkt leegstand in de economisch belangrijke binnenstad en buurtcentra zoveel mogelijk te voorkomen.
Door omwonenden is in de afgelopen jaren diverse malen melding gemaakt van overlast door parkeren van klanten van de supermarkt op nr. 57. Er is geen reden om aan te nemen dat die klachten niet op waarheid zouden berusten. Anders dan bij de supermarkten in de Binnenheuvel, waar een grote parkeergarage direct voor de deur aanwezig is, is het aantal parkeerplaatsen voor het pand aan de Grotebrugse Grintweg 57 beperkt. Ook is de Grotebrugse Grintweg ter plaatse een smalle straat, waar snel verkeersopstoppingen kunnen ontstaan. De enige reden die de gemeente heeft om de winkel niet Concurrentieverhoudingen zijn voor de gemeente niet relevant bij het wel of te bestemmen is de concurrentie met de nabij gevestig- niet toekennen van bestemmingen of aanduidingen in het bestemmingsplan. de C1000-supermarkt. Het voortbestaan van de winkel is echter niet in strijd met het detailhandelsbeleid, omdat de supermarkt een geheel andere winkel met andere producten is dan de nabijgelegen C1000.
Gegrond, zie verder het advies onder 17a.
18
D.J. Spies, Molengaarde 81, Doesburg.
Ontvankelijk
18a
Bezwaarmaker is eigenaar van het pand Grotebrugse Grintweg 158, en maakt bezwaar tegen het feit dat er geen zware horeca functie, alcohol, meer op het pand zit. Hoewel er nu een cafetaria is gevestigd waar geen alcohol wordt geschonken is het wenselijk dat wanneer
17d
17e
Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
Binnen de ter plaatse geldende aanduiding ‘horeca’ is horeca toegestaan in Ongegrond met overname van het standde horeca categorieën 1 en 2 zoals aangegeven onder artikel 1.41 van de punt van het college. regels van het ontwerp bestemmingsplan. Onder horeca categorie 2 vallen zowel snackbars en cafetaria’s als restaurants en afhaalhoreca. Een eventuele ruimere mogelijkheid voor eten is dus binnen deze aanduiding mogelijk. pag. 14 van 30
Nr.
18b
18c
Samenvatting zienswijzen
er een ruimere mogelijkheid voor eten komt er wel alco- Het bestemmingsplan ziet niet op het wel of niet schenken van alcohol en hol verkocht kan worden. staat dus de komst van een ruimere mogelijkheid voor eten en het desgewenst daarbij schenken van alcohol niet in de weg (NB voor het schenken van alcohol is nog wel een daartoe strekkende vergunning benodigd). In het eindverslag inspraak en overleg wordt onder Het pand 156b heeft in het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost wel degelijk nummer V3i door de inspreker aangegeven dat het per- een aanduiding ‘horeca’. In het pand is (afhaal-)horeca gevestigd, hetgeen ceel Grotebrugse Grintweg 156b een horeca-aanduiding volgens de begripsbepaling onder artikel 1.41 onder horeca categorie 2 valt, heeft. Volgens bezwaarmaker heeft dat pand echter en niet als detailhandel moet worden aangemerkt. De aanduiding is dus geen horeca-aanduiding, maar is in het pand een af- conform het gemeentelijke beleid om bestaande horeca positief te bestemhaalwinkel gevestigd, vallende onder de detailhandel en men. niet onder de horeca. Het toestaan van horeca in dit pand is tegengesteld aan het gemeentelijke beleid om alleen bestaande horecavestigingen positief te bestemmen. De verwachting is dat in pand nr. 156b het afhalen ver- Zowel de huidige afhaalhoreca als de eventuele verkoop van patat e.d. valvangen zal worden door ook de verkoop van patat e.d.. len onder de ter plaatse toegestane horeca categorie 2 en zijn dus toegeTwee zulke locaties naast elkaar is niet rendabel meer in staan. Concurrentieverhoudingen kunnen niet bepalend zijn voor het toekendeze tijd, waardoor de noodzakelijke extra omzet in nen van bestemmingen (zie ook 17e). pand nr. 158 verloren gaat en bezwaarmaker niet anders kan dan daar een café te vestigen.
18d
Bezwaarmaker verzoekt tevens de verplichting van wonen boven de zaak van pand 158 niet te handhaven. Momenteel is het bewonen door pachter of eigenaar nog te doen, maar het is geen woning voor de toekomst, zeker niet boven horeca. Bezwaarmaker verzoekt daarom om, net als aan het Plein, ook andere functies toe te staan boven horeca zoals magazijn, kantoor, kapper of horeca-ruimte.
19
A.G. van Tintelen, Grotebrugse Grintweg 164 a+b / 166, Tiel. Bezwaarmaker heeft een bedrijf in zonwering en zonneenergie (showroom en kantoor) in het pand Grotebrugse Grintweg 166. Ter plaatse heeft ruim 10-14 jaar een administratiekantoor gezeten. In het ontwerp bestem-
19a
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
De adviescommissie ruimtelijke plannen merkt hierbij op dat de vestiging van een café niet mogelijk is binnen voorliggend bestemmingsplan. In de regels van de ter plaatse geldende bestemming is geen verplichting Ongegrond met overname van het standopgenomen om de boven de horecavestiging aanwezige woning te (laten) punt van het college. bewonen door de eigenaar of pachter van de onderliggende horeca. Het bestemmingsplan staat bewoning door derden dus niet in de weg. Het is gemeentelijk beleid om andere functies in de woongebieden, waar hier sprake van is, in te passen voor zover bestaand. Uitbreiding van die functies, bijvoorbeeld door ook horeca of dienstverlening op de bovenverdiepingen toe te staan, is hier in strijd met dit beleid en daarom niet wenselijk. Ontvankelijk Het pand Grotebrugse Grintweg 166 is in het geldende bestemmingsplan Tiel Oost 1988 bestemd als woning. In 1998 is een bouwvergunning verleend voor het vergroten van de woning. Momenteel staat het pand ook te koop als woning.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college. Daarbij merkt de adviescommissie ruimtelijke plannen op dat het bedrijf van indiener feitelijk een pag. 15 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
Standpunt B&W
mingsplan is echter foutief aangegeven dat dit in de garage zou zijn gevestigd. In werkelijkheid heeft dit echter altijd in het woonhuis gezeten, dat ook helemaal is ingericht als kantoor (keuken en badkamer ontbreken). Verzocht wordt om een aanpassing zodat het bedrijf in de woning kan blijven bestaan.
Het voorheen aanwezige administratiekantoor, dat weliswaar meer dan tien jaar geleden aanwezig was, is intussen niet meer in het pand aanwezig (het bedrijf is verhuisd naar een pand aan de Morsestraat 37 te Tiel). Er is dan ook momenteel geen sprake (meer) van een strijdig gebruik dat al langer dan 10 jaar bestaat, één van de in paragraaf 6.3 van de toelichting genoemde voorwaarden voor inpassen in het bestemmingsplan. Er is geen reden om het in de voormalige woning aanwezige bedrijf in te passen in het bestemmingsplan.
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen vorm van detailhandel betreft en geen vorm van beroep- of bedrijf aan huis zoals bedoeld met de betreffende aanduiding. Het doel van de aanduiding (bedoeld voor het inpassen van een specifieke situatie) is daarmee komen te vervallen. Advies: Het bestemmingsplan op dit punt gewijzigd vast te stellen door het verwijderen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen -2' van de verbeelding en uit de regels (artikel 25.4.2).
20
A.R. Septer, Hoveniersweg 38, Tiel.
20a
Bezwaarmaker is eigenaar van het pand Hoveniersweg 38, en verzoekt de ingetekende hoogte van 3 meter bij het platte (achterste) dakdeel van dat pand aan te passen aan de werkelijke hoogte van 3,5 meter.
20b
Ontvankelijk Uitgangspunt van de bestemmingsregelingen in dit deel van Tiel Oost, waarvoor nog geen geldend bestemmingsplan voorhanden is, is dat bestaande (legale) bebouwing en gebruik positief worden ingepast. De daadwerkelijke hoogte ter plaatse bedraagt inderdaad meer dan 3 meter. Er is geen reden om de betreffende hoogteaanduiding niet aan te passen.
Gegrond met overname van het standpunt van het college.
Advies: Het bestemmingsplan op dit punt gewijzigd vast te stellen door de maximaal toegestane bouwhoogte voor het betreffende dakdeel op de verbeelding te verhogen naar 3,5 m zoals weergegeven op kaartbijlage 2. Bezwaarmaker verzoekt tevens het perceelsdeel met de Het is conform het gemeentelijke beleid om in de woongebieden, waar hier Gegrond met overname van het standbestemming Bedrijf te wijzigen in een bestemming Wo- sprake van is, een eenvoudige omvorming van functies zoals bedrijven naar punt van het college. nen met een aanduiding voor het bedrijf, omdat ver- wonen te faciliteren door het toekennen van een woonbestemming met een wacht wordt dat binnen afzienbare termijn het bedrijf ter specifieke aanduiding voor het huidige bedrijf. Er is geen reden om in dit Advies: Het bestemmingsplan op dit punt plaatse wordt beëindigd en de grond daarna weer bij de geval daarvan af te zien. gewijzigd vast te stellen door de bestemwoning in gebruik komt. ming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met daarbij de aanduiding 'tentenverhuurbedrijf' zoals aangegeven op kaartbijlage 2 en de aanduiding 'tentenverhuurbedrijf' toe te voegen aan artikel 25.1 na sub g van de regels. pag. 16 van 30
Nr. 20c
21 21a
Samenvatting zienswijzen
Standpunt B&W
Bezwaarmaker verzoekt om voor de aanwezige demon- Gezien de verwachting dat het bedrijf binnen de plantermijn van het nieuwe tabele opslagruimten op het bedrijfsdeel een bouwvlak bestemmingsplan zal worden beëindigd, en de eenvoudige mogelijkheid om op te nemen. de demontabele opslagruimten daarbij te verwijderen, kan worden volstaan met het onder het overgangsrecht brengen van de aanwezige opslagruimten. A. Willigenburg, Schoonoordselaan 39, Doorn; namens hr. en mevr. Vernooy, Graaf van Lynden van Sandenburgweg 12, Wijk bij Duurstede. Bezwaarmaker verzoekt om het bestemmingsplan voor Uitgangspunt van de bestemmingsregelingen in dit deel van Tiel Oost, waarwat betreft de percelen Voor de Kijkuit 32 en 34 en Ho- voor nog geen geldend bestemmingsplan voorhanden is, is dat de bestaanvenierslaan 52 aan te passen aan de werkelijke situatie, de (legale) bebouwing en gebruik positief worden ingepast. - Op 17 juli 2008 is een melding geaccepteerd voor het veranderen van te weten: het garagebedrijf. Daarbij is melding gemaakt van de spuitcabine, - een garagebedrijf met categorie-3 activiteiten waarmee het bedrijf inderdaad onder categorie 3.1 van de bij dit be(spuitcabine) op het perceel Voor de Kijkuit 34; stemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten valt. Het is - een woonfunctie (naast maatschappelijk) op de wenselijk om het bedrijf middels een passende aanduiding in te passen; beide andere percelen; Tijdens de hoorzitting heeft indiener aangegeven dat een van deze woningen - Ter plaatse zijn 2 woningen aanwezig. Op 11 april 2005 is een bouwvergunning verleend voor uitbreiding van de woning Hovenierslaantje boven het kinderdagverblijf is gelegen. 52. De woningen kunnen worden ingepast in het bestemmingsplan. - het aanpassen van één niet correct aangegeven bouwvlak, waarover de gemeente nader zal worden - Het is niet bekend op welk punt het bouwvlak niet correct zou zijn. Vergelijking van de verbeelding in het ontwerp bestemmingsplan met luchtgeïnformeerd. foto's en bouwtekeningen levert geen zichtbare afwijkingen op. Er is dus Na navraag naar de plek van de fout in het bouwgeen reden om het bouwvlak aan te passen. vlak door de adviescommissie, heeft indiener aangegeven zich te hebben vergist en dat het bouwvlak toch correct is weergegeven.
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
Ontvankelijk Gedeeltelijk gegrond met overname van het standpunt van het college. Advies: Het bestemmingsplan op dit punt gewijzigd vast te stellen door - het toevoegen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – autohandel en spuitcabine' ter plaat-
se van het garagebedrijf op het perceel Voor de Kijkuit 34, deze toe te voegen aan artikel 3.1 onder a 2 van de regels en de toelichting paragraaf 6.2.5 onder bedrijf hierop aan te passen; - het vervangen van de bestemming 'Maatschappelijk' door de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' ter plaatse van de percelen Hovenierslaantje 52 en Voor de Kijkuit 32-34, en het toevoegen van een aanduiding 'maatschappelijk' op de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' ter plaatse van het aanwezige kinderdagverblijf, en deze aanduiding toe te voegen aan artikel 21.1 na sub a van de regels; zoals weergegeven op kaartbijlage 3
pag. 17 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
22
A. Alpaslan, Voor de Kijkuit 34a, Tiel.
Ontvankelijk
22a
Bezwaarmaker heeft sinds 2005 een garage/autobedrijf Zie reactie onder 21a. op het perceel Voor de Kijkuit 34a, inclusief toestemming voor een spuitcabine. Deze activiteiten zijn niet ingepast in het ontwerp bestemmingsplan. Verzocht wordt het bestemmingsplan hierop aan te passen.
Gegrond, zie verder het advies onder 21a.
23
J. van Hesteren, Grotebrugse Grintweg 101a, Tiel.
Ontvankelijk
23a
Bezwaarmaker heeft een bedrijf aan de Grotebrugse Grintweg 91, inclusief een daarvoor benodigde hinderwetvergunning (uit 1995). Verzocht wordt om het bedrijf positief in te passen.
24
H.J. van Tricht, Korte Binnenhoek 9-11, Tiel.
24a
Bezwaarmaker heeft op het perceel Korte Binnenhoek 11 een onderneming, het Tiels Bouwbedrijf, en is ook met een bestemming Bedrijf in het geldende bestemmingsplan opgenomen. In het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost is echter een woonbestemming opgenomen, waarmee de voortzetting van het huidige bedrijf onmogelijk wordt. Verzocht wordt om alsnog een bestemming Bedrijf op te nemen voor het perceel.
Voor het bedrijf is op 3 mei 1995 een oprichtingsvergunning verleend. Op 1 Gegrond met overname van het standjanuari 2001 is een vergunning verleend voor uitbreiding van de machine- punt van het college. werkplaats. Conform de uitgangspunten zoals genoemd in paragraaf 6.3 van de toelichting kan het bedrijf worden ingepast in het bestemmingsplan. Advies: Het bestemmingsplan op dit punt gewijzigd vast te stellen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen -1' op het perceel Grotebrugse Grintweg 91 zoals weergegeven op kaartbijlage 4. Ontvankelijk In het geldende bestemmingsplan Tiel Oost 1988 heeft het perceel een bestemming 'Gesloten Bebouwing' met een aanduiding 'ambachtsbedrijf toegestaan'. Voor het bouwbedrijf is op 19 oktober 1993 een oprichtingsvergunning verleend. Op 6 februari 2008 is voor het bedrijf een melding geaccepteerd in het kader van het Besluit Bouw- en Houtbedrijven. Conform de uitgangspunten zoals genoemd in paragraaf 6.3 van de toelichting kan het bouwbedrijf worden ingepast in het bestemmingsplan.
Gegrond met overname van het standpunt van het college. Advies: Het bestemmingsplan op dit punt gewijzigd vast te stellen door toevoeging van de aanduiding 'aannemersbedrijf' op het perceel Korte Binnenhoek 11 zoals weergegeven op kaartbijlage 5 en deze aanduiding toe te voegen aan artikel 25.1 na sub g van de regels.
pag. 18 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
25
I. van den Heuvel en C. van Buren, Schullenhofstraat 82, Tiel. Bezwaarmakers zijn het niet eens met de bestemming Verkeer voor de openbare ruimte tussen de Schullenhofstraat, de parkeergarage en het Postlaantje. De gemeente geeft aan in hoofdlijnen het geldende bestemmingsplan over te nemen, maar in het geldende bestemmingsplan is parkeren in het openbare gebied niet toegestaan wegens de overmaat aan parkeerplaatsen in de parkeergarage en vanwege het tekort aan groen in de omgeving. In het geldende bestemmingsplan is aangegeven dat de auto's van het maaiveld af moeten omdat er veel te weinig groen en te veel verharding in de wijk is; het groen is dus noodzakelijk voor de woonwijk en dient daarom gewaarborgd te blijven. Op zeer veel andere locaties worden de groene zones ook als Groen bestemd, dus er is geen grondslag om dat niet te doen voor de groene gebieden rond de Schullenhofstraat.
25a
25b
26 26a
Standpunt B&W
Ontvankelijk
In de voorschriften van het geldende bestemmingsplan Binnenhoek is bepaald dat bedoelde gronden (o.a.) bestemd zijn voor verkeers- en parkeervoorzieningen en verblijfsgebied met daarin langzaamverkeers- en groenvoorzieningen. Nergens in de voorschriften, in de beschrijving in hoofdlijnen of op de plankaart is bepaald dat verkeer of parkeren in de openbare ruimte niet is toegestaan. Uitgangspunt van het ontwerp bestemmingsplan is om zoveel mogelijk een flexibele bestemming 'Verkeer' toe te kennen aan de openbare ruimte, om zodoende optimaal te kunnen inspelen op veranderende inzichten en bevindingen bij het inrichten van de openbare ruimte. Binnen de bestemming verkeer kunnen verkeersdoeleinden, parkeren, groen, water en dergelijke gerealiseerd worden. Het betekent dus niet dat alle grond met die bestemming als parkeerplaats of verkeersweg zal worden gebruikt, groen is evenzeer mogelijk en op veel plaatsen ook gerealiseerd. Op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en ecologische kenmerken is bepaald welke groenelementen van structurerend belang zijn. Hieraan is de bestemming ‘Groen’ toegekend. Dit betekent overigens niet dat aan de overige groenelementen geen belang wordt gehecht of dat ze niet gehandhaafd zullen worden. Het mogelijk maken van parkeren in het groene gebied In de huidige situatie is aan de Schullenhofstraat geen sprake van overrondom de Schullenhofstraat zal een ontoelaatbare schrijding van de luchtkwaliteitseisen. Ook in het geval er enige parkeerverhoging van de luchtvervuiling veroorzaken voor o.a. plaatsen in het gebied bij zouden komen zou de bijdrage aan de luchtkwalide woningen aan de Schullenhofstraat, terwijl die wo- teit ten gevolge daarvan van een zodanig geringe betekenis zijn dat er niet ningen nu al aan een zeer hoge vervuiling worden bloot- hoeft te worden gevreesd voor overschrijding van de luchtkwaliteitseisen en daarmee een ontoelaatbare verhoging van de luchtvervuiling. gesteld. E.W. en E.A.M. Hogeboom, Schullenhofstraat 106, Tiel. Een goothoogte van 3 meter is volgens bezwaarmakers vrij laag voor woningen gebouwd volgens het bouwbesluit 2003, en het is daarom logisch om aan te sluiten bij de regelgeving in het Besluit Omgevingsrecht, waarin toegestane bouwhoogtes zodanig zijn omschreven dat
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
Ongegrond met overname van het standpunt van het college. De adviescommissie merkt op dat in het standpunt van B&W terecht het zwaartepunt is gelegd bij flexibiliteit, want dat is in lijn met de wens van de raad om bestemmingsplannen in Tiel zo flexibel mogelijk in te richten. De afweging of in het voorliggende geval voorrang zou moeten worden gegeven aan de rechtszekerheid (beschermen van het groene karakter in de buurt) valt buiten de bevoegdheid van de adviescommissie.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
Ontvankelijk Het bouwbesluit 2003 (en ook het meest actuele bouwbesluit) vereist een Ongegrond met overname van het standhoogte boven de vloer van minimaal 2,6 meter (bij nieuwbouw). Dit past punt van het college. binnen de gestelde 3 meter. De hoogtemaat van 3 meter is daarom als standaardmaat voor aan- en bijgebouwen bij woningen opgenomen in alle (nieuwe) bestemmingsplannen in Tiel. Er is geen reden om daarvan in dit geval af pag. 19 van 30
Nr.
26b
26c
Samenvatting zienswijzen
Standpunt B&W
een acceptabele bouwhoogte voor aanbouwen mogelijk te wijken. is. Het Besluit Omgevingsrecht ziet niet op een minimum vereiste bouwhoogte. In het Besluit is slechts bepaald dat tot een afstand van 2,5 meter vanaf een hoofdgebouw en tot maximaal 4 meter hoogte vergunningvrij kan worden gebouwd - mits passend binnen de bepalingen van het geldende bestemmingsplan. Bezwaarmakers zijn het niet eens met de bestemming Zie reactie onder 25a. Verkeer voor de openbare ruimte tussen de Schullenhofstraat, de parkeergarage en het Postlaantje. De gemeente geeft aan in hoofdlijnen het geldende bestemmingsplan over te nemen, maar in het geldende bestemmingsplan is parkeren in het openbare gebied niet toegestaan wegens de overmaat aan parkeerplaatsen in de parkeergarage en vanwege het tekort aan groen in de omgeving. In het geldende bestemmingsplan is aangegeven dat de auto's van het maaiveld af moeten omdat er veel te weinig groen en te veel verharding in de wijk is; het groen is dus noodzakelijk voor de woonwijk en dient daarom gewaarborgd te blijven. Op zeer veel andere locaties worden de groene zones ook als Groen bestemd, dus er is geen grondslag om dat niet te doen voor de groene gebieden rond de Schullenhofstraat. Het mogelijk maken van parkeren in het groene gebied Zie reactie onder 25b. rondom de Schullenhofstraat zal een ontoelaatbare verhoging van de luchtvervuiling veroorzaken voor o.a. de woningen aan de Schullenhofstraat, terwijl die woningen nu al aan een zeer hoge vervuiling worden blootgesteld.
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
Ongegrond met overname van het standpunt van het college. Zie verder de opmerking bij het advies onder 25a.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
27
A. en E. van Tricht, Grotebrugse Grintweg 89, Tiel.
Ontvankelijk
27a
Bezwaarmakers zijn van mening dat het gebied tussen Zie reactie onder 25a. de parkeergarage en het Postlaantje de bestemming Groen moet krijgen. Voorgesteld wordt om de capaciteit van de nu half leeg staande parkeergarage volledig te
Ongegrond met overname van het standpunt van het college. Zie verder de opmerking bij het advies pag. 20 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
Standpunt B&W
benutten, zoals aangegeven in het geldende bestemmingsplan Binnenhoek. De geringe hoeveelheid groen in de omgeving moet behouden blijven, zoals op andere locaties die wel als groen zijn bestemd
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen onder 25a.
28
Dhr. en mevr. Hendriks, Nachtegaallaan 59, Tiel.
28a
Bezwaarmakers hebben plannen om hun woning te verbouwen in verband met gezinsuitbreiding. De toegestane bouwhoogte bedraagt 8 meter, echter een hoogte van 10, of anders 9 meter is gewenst. Omdat in de directe omgeving wel bouwhoogtes tot 10 meter zijn toegestaan is niet duidelijk waarom voor bezwaarmaker de genoemde beperking geldt. Verzocht wordt om een bouwhoogte van 10 meter op te nemen voor het pand Nachtegaallaan 59.
29
Waardevol Tiel, Leeuweriklaan 14, Tiel.
Ontvankelijk
29a
Bezwaarmaker is van mening dat een inventarisatie van cultuurhistorische waarden in het plangebied ontbreekt. Een uitbreiding van de gemeentelijke monumentenlijst die ook voor het plangebied gevolgen heeft ligt in de rede, hetgeen consequenties kan hebben voor de ontwikkellocaties.
In de paragrafen 2.2 en 2.3 is een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van Tiel en het plangebied opgenomen waarbij (met name in paragraaf 2.3.1) de aanwezige cultuurhistorische waarden zijn benoemd. De monumentenstatus van gebouwen is voor een bestemmingsplan niet relevant en daarom niet opgenomen. Eventuele wijziging van de gemeentelijke monumentenlijst is hier niet aan de orde. Evenmin is aannemelijk dat (wijziging van) die lijst voor het bestemmingsplan dan wel voor de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen consequenties zou hebben. Gelet op de grote cultuurhistorische en archeologische Voorwaarden ter bescherming van de archeologische waarden zijn middels waarde van de voormalige nederzetting Zandwijk acht een op de archeologische verwachtingswaarde toegesneden dubbelbebezwaarmaker het gewenst dat in het bestemmingsplan stemming in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
29b
Ontvankelijk Uitgangspunt bij het toekennen van maximum bouw- en goothoogtes in het Ongegrond met overname van het standbestemmingsplan zijn de bestaande stedenbouwkundige kenmerken van de punt van het college. locatie en de (directe) omgeving of, indien voorhanden, een stedenbouwkundige visie voor de ontwikkeling / transformatie van de locatie. Voor de locatie is geen ontwikkeling voorzien en dus geen stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie voorhanden. Bepalend is daarom de bestaande stedenbouwkundige omgevingskarakteristiek. De woning is onderdeel van een gesloten rij woningen met een voorgevel van 1,5 verdieping met een kap. Al deze woningen hebben daarom in het ontwerp bestemmingsplan conform de algemene uitgangspunten een gooten bouwhoogte van 4,5 resp. 8 meter. Vergroten van deze hoogtes voor één van deze woningen zou een afwijking van de woning ten opzichte van de aanliggende woningen betekenen en daarmee een ongewenste aantasting van het huidige stedenbouwkundige beeld. Vergroten van de toegestane bouwhoogte is daarom niet gewenst.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college. pag. 21 van 30
Nr.
29c
29d
29e
29f
Samenvatting zienswijzen
Standpunt B&W
voorwaarden tot bescherming daarvan worden opgeno- De cultuurhistorische waarden zijn, voor zover dat mogelijk is in een bemen. stemmingsplan, beschermd door het toekennen van toegesneden bouwvlakken aan waardevolle bebouwingsstructuren en verkeers- en groenbestemmingen aan historische structuren als wegenverloop en dergelijke. In de inspraakreactie op het voorontwerp bestemmings- Het is niet zo dat alle aanwezige groenelementen van structurerend belang plan heeft bezwaarmaker een aantal plaatsen genoemd zijn. Op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en ecologische die niet als groen element in het bestemmingsplan zijn kenmerken is bepaald welke groenelementen van structurerend belang zijn. opgenomen. Deze plekken behoren tot de weinige groe- Hieraan is de bestemming ‘Groen’ toegekend. Dit betekent overigens niet dat ne plaatsen in de wijk en zouden dus van structurerend aan de overige groenelementen geen belang wordt gehecht of dat ze niet belang moeten zijn. Zo niet stelt bezwaarmaker dat dit gehandhaafd zullen worden. Ook binnen andere bestemmingen, met name deel van de wijk niet over enig structurerend groen be- ‘Verkeer’ zijn aanleg en behoud van groenelementen mogelijk en gewenst. De stelling van bezwaarmaker dat dit deel van de wijk niet over enig structuschikt. rerend groen beschikt wordt voor kennisgeving aangenomen. Van het visuele groen (zie kaart op blz. 67 van de toe- Bedoeld is waarschijnlijk de kaart op blz. 17 van de toelichting. Het onderlichting van het ontwerp bestemmingsplan) is niet duide- scheid tussen openbaar en visueel groen dat hier is gemaakt is enkel gelijk of het alsnog bebouwd wordt of, wat wenselijk is, dat maakt op basis van de (openbare) toegankelijkheid van de beide soorten groengebieden. Het onderscheid is niet van invloed op de vraag of het wel of het alsnog structurerend groen wordt. niet structurerend groen betreft, noch op de vraag of er bebouwing wordt toegestaan. Het overgrote deel van het openbare en visuele groen is dan ook bestemd als Groen, een kleiner deel als Verkeer (waarbinnen eveneens groen valt). In beide bestemmingen mag niet worden gebouwd, uitgezonderd kleine gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de bestemming. Tot verbazing van bezwaarmaker worden de uiterwaar- De uiterwaarden van de Waal en de Kleine Willemspolder maken geen onden van de Waal en de Kleine Willemspolder niet ge- derdeel uit van het plangebied en zijn daarom niet genoemd. In paragraaf noemd waar in de toelichting wordt aangegeven dat een 5.5.1 van de toelichting zijn die delen van het plangebied die binnen een deel van het plangebied binnen een Natura2000- en Natura2000- en EHS-gebied liggen (het buitendijkse gebied) wel genoemd. EHS-gebied ligt, en ontbreekt een kaart van de gebie- Het opnemen van een kaart van deze gebieden in het bestemmingsplan is niet verplicht. Naar de mening van het college is de beschrijving van de geden. Bezwaarmaker vraagt om dit te herstellen. bieden voldoende duidelijk om te kunnen bepalen welke gebieden het betreft. Het bestemmingsplan maakt ontwikkelingen mogelijk in Door Rijkswaterstaat is verzocht om een dubbelbestemming 'Waterstaat – de Natura2000- en EHS-gebieden vooropgesteld dat die Stroomvoerend rivierbed' op te nemen. Deze dubbelbestemming valt samen geen gevolgen hebben voor de Natura2000-gebieden. met de gebieden die behoren tot de EHS en Natura2000. Ontwikkelingen zijn Dat vraagt dan om een rapport dat uitblijven van schade hier slechts mogelijk door conform artikel 36.4 af te wijken van het bestemonderbouwt. Het bestemmingsplan zou daarvoor een mingsplan, waarbij in deze regel is bepaald dat moet worden voldaan aan o.a. de voorwaarde dat de aantasting van de natuurwaarden zo gering moregeling moeten bevatten.
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
Voor kennisgeving aangenomen, onder verwijzing naar het standpunt van het college.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
pag. 22 van 30
Nr.
Samenvatting zienswijzen
29g
Een aantal van de natuurwaardenonderzoeken die in de bijlagen zijn opgenomen zijn ouder dan drie jaar waarmee de actuele waarde minder groot kan zijn. Dit vraagt om de verplichting bij initiatiefnemers om bij ontwikkelingen een actueel onderzoek uit te voeren.
29h
Opgemerkt wordt dat kennelijk de Natuurwaardenkaart van Tiel niet is geraadpleegd en ook niet bij de bijlagen behoort. Volgens bezwaarmaker komt in de tekst over de Watertoren een ecologisch werkprotocolovertreding van de Flora- en Faunawet voor, terwijl het in het onderzoeksrapport in bijlage 35 gaat over het voorkomen van verstoring hetgeen voor bezwaarmaker wezenlijk is. Bovendien wijst het onderzoeksrapport er op dat bij werkzaamheden een ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig is, ongeacht het werkprotocol. Overigens wordt nergens melding gemaakt van de wijze van opstellen van een ecologisch werkprotocol of de eisen die daaraan gesteld worden.
29i
29j
Niet duidelijk is hoe eisen en doelen t.a.v. de reconstructie van de Binnenhoek uit het bestaande bestemmingsplan Binnenhoek zijn ingepast / overgenomen in het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost.
29k
Bezwaarmaker noemt, net als in zijn inspraakreactie, het belang van een nieuwe verbinding tussen A15 en het gebied ten westen van het centrum. De vraag blijft of het tracé langs het spoor technisch uitvoerbaar is en of er sprake zal zijn van sloop van woningen. Een keuze voor
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
gelijk is. Een onderbouwing van het besluit tot afwijken zal dus inderdaad altijd moeten worden voorzien van een rapport zoals door bezwaarmaker verzocht. Voor de diverse ontwikkellocaties zijn voor zover nodig actuele onderzoeken Ongegrond met overname van het standuitgevoerd en in de toelichting en bijlagen opgenomen. Omdat daarin is punt van het college. verwezen naar enkele oudere onderzoeken voor het plangebied en om een volledig beeld te schetsen ten aanzien van de flora- en faunawaarden in het gehele plangebied zijn die oudere onderzoeken in de toelichting en de bijlagen opgenomen. Voor kennisgeving aangenomen. Voor kennisgeving aangenomen. In de tekst over het uitgevoerde vleermuisonderzoek, en in het als bijlage 35 opgenomen onderzoeksrapport, is aangegeven dat weliswaar verblijfsplaatsen van vleermuizen in de watertoren voorkomen, maar dat met een toegesneden ecologisch werkprotocol (dat regels inhoudt die moeten worden gevolgd bij het uitvoeren van de beoogde werkzaamheden) verstoring van de vleermuizen kan worden voorkomen. Een ontheffing is daarmee niet nodig. In het werkprotocol wordt beschreven welke mitigerende maatregelen nodig zijn om verstoring te voorkomen. De maatregelen moeten, zoals op blz 5 van het onderzoeksrapport onder ‘advies’ is aangegeven, worden uitgewerkt in ruimte en tijd. Ook is aan gegeven welke aanvullende onderzoeken nodig zijn. Welke maatregelen in het werkprotocol worden opgenomen hangt af van de plaats van de werkzaamheden, de planning en de wijze van uitvoering. De reconstructie van de Binnenhoek gebeurt geheel op gronden met de bestemming 'Verkeer'. Er is gekozen voor een flexibele bestemming 'Verkeer' waarbinnen wegen, paden, bermen en groenvoorzieningen e.d. mogelijk zijn. De concrete inrichting van de reconstructie en de eisen daarvoor zijn geen onderwerp van dit ontwerp bestemmingsplan. Technische aspecten m.b.t. de aanleg van de weg of sloop van woningen zijn in dit bestemmingsplan niet aan de orde. De opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor realisatie van de genoemde wegverbinding langs de spoorbaan staat een eventueel alternatief niet in de weg. Bij een eventuele procedure voor een wijzigingsplan zullen alle vereiste
Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
Voor kennisgeving aangenomen, onder verwijzing naar het standpunt van het college. Ongegrond met overname van het standpunt van het college.
pag. 23 van 30
Nr.
29l
Samenvatting zienswijzen een alternatief (via Westroijensestraat, Laan van Westroijen en Predikbroederweg) kan een goedkoper alternatief zijn. Hierbij speelt ook de fijnstofproblematiek. FluviaTiel is deels in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen, o.a. de huidige Waaldijk. Niet duidelijk is welke werkzaamheden mogelijk en nodig zijn voor de waterstaatkundige eisen van de aan te leggen klimaatdijk en welke werkzaamheden t.b.v. toekomstige bebouwing verricht kunnen worden. Omdat bebouwing niet over de gehele lengt van de klimaatdijk zal plaatsvinden ligt het meer in de rede dat een extra ophoging pas gebeurt op een later moment en alleen waar evt. bebouwing plaatsvindt.
Standpunt B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
aspecten m.b.t. luchtverontreiniging / fijnstof in de planvorming betrokken worden. Het project FluviaTiel is niet in het bestemmingsplan opgenomen. Over de Ongegrond met overname van het standwaterstaatkundige aspecten van de aan te leggen klimaatdijk of toekomstige punt van het college. bebouwing was ten tijde van het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan nog niets bekend. Voor zover het plangebied van FluviaTiel in het plangebied van het bestemmingsplan Tiel Oost ligt is een conserverende bestemming opgenomen. Werkzaamheden ten behoeve van de waterkering zijn mogelijk binnen de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’.
pag. 24 van 30
Deel 2. Ambtshalve wijzigingen Nr.
Constatering
Wijzigingsvoorstel B&W
R
Regels
R1
In artikel 3 lid 1 sub a 2 is als 2e punt een aanduidingsbe- Verwijderen van de volgende bepaling onder art. 3 lid 1 sub a2: paling voor een garagebedrijf opgenomen. Omdat voor• een garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding gesteld wordt een nieuwe Staat van bedrijfsactiviteiten op 'specifieke vorm van bedrijf – garagebedrijf'; te nemen waardoor reparatie- en servicebedrijven voor auto's generiek binnen de bestemming Bedrijf mogelijk zijn, is deze bepaling overbodig.
V
Verbeelding
V1
De grenzen van het bestemmingsvlak 'Wonen – woonwagens' aan de Latensteinserondweg komen niet overal exact overeen met de grenzen van het betreffende vlak in het geldende bestemmingsplan 'Tiel-Oost woonwagenerf "Latensteinse rondweg"'. Het college heeft echter besloten (26-09-2012 nr. 9) dat strijdig gebruik en bebouwing ter plaatse niet worden ingepast. Dit besluit blijkt bij nameting niet geheel correct te zijn verwerkt. Daarnaast zijn recent enkele woonwagenstandplaatsen opgeheven, welke (deels) binnen het bestemmingsvlak Wonen-Woonwagens liggen. Op de verbeelding is één gezamenlijke aanduiding 'geluidzone – industrie' opgenomen voor Medel en Kellen. Voor de berekening en toekenning van geluidruimte bij de vergunningverlening voor bedrijven op Kellen en Medel is het echter noodzakelijk dat twee afzonderlijke (elkaar deels overlappende) geluidzones worden opgenomen. In de op de verbeelding opgenomen dubbelbestemming 'Leiding – Gas' is geen rekening gehouden met enkele afsluiterschema's in de gasleiding, waar een grotere breedte van de dubbelbestemming gewenst is.
V2
V3
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
Dit betreft geen afwegingsvraagstuk, maar louter een technische correctie. De adviescommissie adviseert het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, zoals door het college wordt voorgesteld.
1. De grenzen van het bestemmingsvlak 'Wonen – Woonwagens' aanpassen conform de grenzen uit het geldende bestemmingsplan 'TielOost woonwagenerf "Latensteinse rondweg'; en 2. het bestemmingsvlak 'Wonen-Woonwagens', inclusief de bijbehorende aanduidingsvlakken, verwijderen voorzover deze gelegen zijn ter plaatse van de opgeheven standplaatsen, en de aanduiding 'maximaal toegestane aantal wooneenheden' hierop aanpassen; zoals opgenomen in kaartbijlage 7.
De adviescommissie adviseert punt 1 van dit voorstel niet over te nemen gelet op het advies in deel 1 onder 1a. en het wijzigingsvoorstel bij punt 2 wel over te nemen.
In plaats van één gezamenlijke geluidzone twee afzonderlijke geluidzones op de verbeelding opnemen zoals opgenomen in kaartbijlage 8.
Dit betreft geen afwegingsvraagstuk, maar louter een technische correctie. De adviescommissie adviseert het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, zoals door het college wordt voorgesteld.
De verbeelding aanpassen door middel van het verbreden van de zone met de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' ter plaatse van de afsluiterschema's zoals opgenomen in kaartbijlage 9.
Dit betreft geen afwegingsvraagstuk, maar louter een technische correctie. De adviescommissie adviseert het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, pag. 25 van 30
Nr.
Constatering
Wijzigingsvoorstel B&W
V4
Op de verbeelding zijn ten onrechte twee bestaande en De verbeelding aanpassen door middel van het opnemen van een aanduivergunde bedrijfswoningen niet met een aanduiding op- ding ‘bedrijfswoning’ (bw) ter plaatse van de beide genoemde percelen genomen, namelijk ter plaatse van de percelen Lutter- zoals opgenomen in kaartbijlagen 10 en 11. veldweg 18 en Polderweg 9.
V5
Op de verbeelding is ter plaatse van het bedrijf aan de Westroijensestraat 1 een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – garagebedrijf' (sb-gb) opgenomen. Omdat dit bedrijf door het opnemen van een aangepaste Staat van bedrijfsactiviteiten generiek mogelijk is binnen de ter plaatse geldende bestemming Bedrijf, is deze aanduiding overbodig. Op de verbeelding zijn ter plaatse van een aantal woonblokken aan de Twaalf Apostelen, de Perserij, de Spoelerij en het Matzkaplein aanduidingen voor de toegestane maximum hoogte opgenomen die niet overeenkomen met de gebouwde woningen (er zijn hoogteaanduidingen opgenomen voor woningen met een kap, terwijl in werkelijkheid woningen met platte daken zijn gebouwd).
De verbeelding aanpassen door middel van het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – garagebedrijf' (sb-gb) ter plaatse van het genoemde perceel zoals opgenomen in kaartbijlage 12.
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen zoals door het college wordt voorgesteld. Dit betreft geen afwegingsvraagstuk, maar louter een technische correctie. De adviescommissie adviseert het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, zoals door het college wordt voorgesteld. Dit betreft geen afwegingsvraagstuk, maar louter een technische correctie. De adviescommissie adviseert het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, zoals door het college wordt voorgesteld.
De verbeelding aanpassen door middel van het opnemen van de juiste hoogteaanduidingen zoals opgenomen in kaartbijlage 13.
Dit betreft geen afwegingsvraagstuk, maar louter een technische correctie. De adviescommissie adviseert het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, zoals door het college wordt voorgesteld.
T
Toelichting
T1
Op blz. 108, onder 6.2.5 bestemmingen onder Bedrijf, Verwijderen van de volgende zin op blz. 108, onder 6.2.5 Bestemmingen, wordt verwezen naar de bepaling uit artikel 3 lid 1 sub a onder Bedrijf: • een garagebedrijf aan de Westroijensestraat, met de aan2, 2e punt. Omdat onder R1 voorgesteld is deze bepaling duiding 'specifieke vorm van bedrijf – garagebedrijf'; te verwijderen, is deze tekst in de toelichting ook overbodig.
Dit betreft geen afwegingsvraagstuk, maar louter een technische correctie. De adviescommissie adviseert het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, zoals door het college wordt voorgesteld.
B
Bijlagen
B1
Bij het opstellen van de bijlage bij de regels "Staat van De bijlage 1 "Staat van bedrijfsactiviteiten" vervangen door de bijgevoegde bedrijfsactiviteiten" is uitgegaan van de op de website van Staat van bedrijfsactiviteiten, die ook in het bestemmingsplan Kanaalzone de VNG beschikbare Staat van bedrijfsactiviteiten. Hierin is gebruikt. is echter een aantal bedrijfscategorieën niet opgenomen, die wel passend zijn op Latenstein. Ook is deze Staat van
V6
Dit betreft geen afwegingsvraagstuk, maar louter een technische correctie. De adviescommissie adviseert het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, zoals door het college wordt voorgesteld. pag. 26 van 30
Nr.
Constatering
Wijzigingsvoorstel B&W
Advies adviescommissie ruimtelijke plannen
bedrijfsactiviteiten afwijkend van de Staat van bedrijfsactiviteiten die in het bestemmingsplan Kanaalzone is gebruikt.
pag. 27 van 30
Deel 3. Advies naar aanleiding van de ingediende zienswijzen De zienswijzen 1 t/m 6 - met betrekking tot het woonwagenkamp aan de Latensteinse Rondweg – zijn aanleiding voor de adviescommissie om een aanvullend advies te geven aan de commissie Ruimte. Er is niet door alle bewoners van het woonwagenkamp zienswijze ingediend. Het advies in deel 1 heeft alleen betrekking op de ingebrachte zienswijze, echter heeft de strekking van het advies – inpassen strijdige situaties die langer dan 10 jaar aanwezig zijn – ook gevolgen voor situaties van anderen. Daarom adviseert de adviescommissie om dit advies over te nemen voor het gehele woonwagenkamp.
gekozen de bestaande planologische situatie over te nemen. Dit betekent dat wanneer een standplaats opgeheven is, deze planologisch blijft bestaan. Om de uitsterfconstructie kracht bij te zetten, adviseert de adviescommissie een wijzigingsbevoegdheid toe te voegen waarmee het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid krijgt om na het verdwijnen van een standplaats de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Groen'. In bijlage 14 is een concept verbeelding opgenomen waarin bovengenoemde adviezen, in combinatie met de adviezen uit deel 1 en 2 zijn weergegeven.
Daarnaast constateert de adviescommissie dat er voor de locatie Latensteinse Rondweg een sterfhuisconstructie is bedacht vanuit het woonwagenbeleid. In het ontwerp bestemmingsplan is door het college
Nr.
Wijzigingsvoorstel adviescommissie ruimtelijke plannen
AR
Regels
AR1
Toevoegen nieuw lid 7 aan artikel 41 luidende: 41.7 wetgevingzone – wijzigingsgebied 5 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 5’ te wijzigen in de bestemming ‘Groen’.
AT
Toelichting
AT1
Toevoegen aan paragraaf 6.2.5 van de toelichting: wetgevingzone – wijzigingsgebied 5 De aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 5' heeft betrekking op het voornemen om bij beëindiging van standplaatsen op de woonwagenlocatie aan de Latensteinse Rondweg in het kader van het woonwagenbeleid de bestemming te wijzigen naar de gewenste bestemming 'Groen'. pag. 28 van 30
Nr.
Wijzigingsvoorstel adviescommissie ruimtelijke plannen
AV
Verbeelding
AV1
Toevoegen van de gebiedsaanduiding wetgevingzone – wijzigingsgebied 5 op de woonwagenlocatie Latensteinse Rondweg zoals aangeduid op de verbeelding in bijlage 14. Wijzigen van de verbeelding door de strijdige situaties die reeds langer dan 10 jaar aanwezig zijn op percelen waarvoor geen zienswijze is ingediend, in te passen zoals weergegeven op de verbeelding in bijlage 14.
AV2
pag. 29 van 30
Bijlagen 1. Grotebrugse Grintweg 57, behorende bij advies 17a 2. Hoveniersweg 38, behorende bij advies 20a en 20b 3. Hovenierslaantje 52 / Voor de Kijkuit 32-34, behorende bij advies 21a 4. Grotebrugse Grintweg 91, behorende bij advies 23a 5. Korte Binnenhoek 11, behorende bij advies 24a 6. Latensteinse Rondweg (zienswijzen), behorende bij advies 1a 7. Latensteinse Rondweg (ambtshalve wijzigingen), behorende bij wijzigingsvoorstel B&W V1 8. Geluidzones Kellen en Medel, behorende bij wijzigingsvoorstel B&W V2 9. Leiding – Gas in bestemmingsvlak afsluiterschema weergegeven, behorende bij wijzigingsvoorstel B&W V3 10. Lutterveldweg 18, behorende bij wijzigingsvoorstel B&W V4 11. Polderweg 9, behorende bij wijzigingsvoorstel B&W V4 12. Westroijensestraat 1, behorende bij wijzigingsvoorstel B&W V4 13. Twaalf Apostelen en omgeving, behorende bij wijzigingsvoorstel B&W V5 14. Latensteinse Rondweg (advies adviescommissie), behorende bij Deel 3 15. Verslag hoorzitting
pag. 30 van 30
1. Grotebrugse Grintweg 57 8
118 92
T
71
90
116
92 90
W
8
8 8
65
12
84
8
67
86
8
65
12
84
112 63 4,5
82
112
7
t aa tr ks j i nd ge Ho 14
3 10
8
61
80
110
T
78 7
59
4,512
10
76 9
6 106 57
7
7
T
59
4,512
10 6 4 106 57
104
(dh) 10
70
10
T
68
102
3
100
55 7
66
4,5
98
98
8
64
8
64
96
96
94 7
94 7
7 92
9
7 92
9
[ond]
9
[ond]
9
90
90
88
88
86 54 t/m 60 2[gs] t/m 52 WR-A2 12 14 t/m 53 12
86 54 t/m 60
84
T
2
7
6
102
4,5
8
8
10
100
55
110
78
72
3
66
61
80
104
T
68
2
10
10
70
t aa tr ks j i nd ge Ho 14
10
8
74 9
7
6
7 3
9
4
72
63 4,5
82
76
8
8
10
74 9
114 4,5
W
88
8
67
116
69 4,5
4,5
86
12
T
71
114
69 4,5
88
8
118
12
2[gs] t/m 52 WR-A2 12 14 t/m 53
82 4,5
80
78 7
1
3
5
7
9
12
84
T
82
78 7
10 76
4,5
80
8
1
3
5
7
10 76
B
B
9
8
2. Hoveniersweg 38 25 23
16
21
14
6
6 12
10
19
25
18
Bi nn en we g
Bi nn en we g
18
23
16
21
14
6
6 12
10
10
19
10
10
10 17
W
8
17
W
8 15
15
6
6 13
4
(sw-gb)
2
11
13
4
. r t s r Akke
(sw-gb)
2
11
T
6
9
6
5
7
10
T
6
3
9
6
10
50 (dh)
. r t s r Akke
50 (dh)
10
3
10
W
W
48
48
6
6
10
10
B
46
44
5
7
(tv)
46
44
6
10 42
6
10 42
T
T (dv) 40a
WR-A3
(dv)
38 3
6
40
40a
WR-A3
3
10
6
367
10
10
7
34 11
3 7
26
6
24
22
19
10 6 10
6
6 10 10
37
11
21
3 7
26
6
24
7
20
22
10
10
T 8 31
eg w s er eni Hov
29
T
7 17 15
19
10
10 10
34
334,5
T 25a
10
7
35
eg w s er eni Hov
29
18
6
32
10
10
(dv)
34
10
20
T 334,5
367
10
7
35 8 31
6
18
6
32
37
4
40
(dv)
34
10
38
6 10
6 10
25a
6
6 10 10
7 17 15 10
10
21
3. Hovenierslaantje 52 / Voor de Kijkuit 32-34 3 2
37
T
4,5 8
T
4 21
127
40
4,5 8
4 21
8
19
T
123
36
4,5
17
2
40
4,5 8
8
B
119
WR-A2
4
5
115
(sb-ahs)
4
T
107 3
32
111 4,5
(m)
109 8
107
7
3
5
6
6
8
8
4 7
4 7
50 4,5
43
50 4,5
43
8 48
6
8 48
6
41
41
10
10
46
39
46
39 44 4,5
37
18a
44 4,5 37
42 8 40
18 6 10
35
10
18a
31
T
35
38 6
4,5 36
33 10
8 34
16
40 6 10
4,5 36
29
42 8
18
38 6
33
32
31
8 34
32
29 16
30
6 10 14
113
834
109 8
7
117
B
(m) 111 4,5
M
8
4
113
834
5
4,5
121
115
5
T
123
36
2
117
32
125
38
15
119
WR-A2
127
17
8
4
108
12
19
121
15
110
129 H
42
23 4,5
125
38
10
T
25
12
23 4,5
8
27
108
42
4,5 112
29
110
129 H
W
114
31
8 10
116
8
33
4,5 112
27
T
35
114
31
7
4,5
W
29
25
37
116
35
33
3 2
7
30
6
27
28 4,5
T
26 8
10 14
27
28 4,5
T
26 8
4. Grotebrugse Grintweg 91
6
6
6
4d
W
4 10
4c 4b6 4a
6
4
4d
W
4 10
4,5
4c 4b6 4a 10
8
8
6
6
T
6
2
10
12
3
T e rt Ko
12
T k hoe en nn Bi
11 15
6
H 23
8
105
5
3 10
1
6
4,5
10
8
e rt Ko
T
11 15
101a 7
19
W
4,5
4,5
8
99
4
60
4,5
6
H 23
4,5 21 8
101
k hoe en nn Bi
(dv) 5
6
4,5
1
103 6 10
10
8
101a 7 11
19
W
4,5
10
101 99
4
4,5
87 58
6
6
10
8
976
4
8
10
4,5
8
8
976
58
3 10
9
60
87 4
105
6
8 7
13
11
T
4,5
10
9
10
8
T
816
103 6
8 7
13
4,5 21
3
(dv) 6
4,5
T
T
6
2
10
816
4
4,5
10
10
(sw-1)
10
T93
6
95
T93
6
10
95
10
T
T
eg w nt i e Gr gs u ebr ot Gr 85
12 102
100 98
7
83
6
106
10
104 12
3
85
7
83 106
eg w nt i e Gr gs u ebr ot Gr
3
81
104 12
79 77 6 10
12 102
100 98
75 96
6
10 81
79 77 6 10
75 96
73
73
5. Korte Binnenhoek 11
6
6
6
4d
W
4 10
4c 4b6 4a
6
4
4d
W
4 10
4,5
4c 4b6 4a 10
8
8
6
6
T
6
2
10
12
3
T e rt Ko
12
T k hoe en nn Bi
11 15
6
H 23
8
105
5
3 10
1
6
4,5
10
8
e rt Ko
T
11 15
101a 7
19
W
4,5
4,5
8
99
4
60
4,5
6
H 23
4,5 21 8
101
k hoe en nn Bi
(dv) 5
1
103 6 10
6 10
8
101a 7 11
19
W
4,5
10
101 99
4
4,5
87 58
8
976
4
8
10 6
4,5
8
8
976
58
3 10
9
4,5
60
87 4
105
6
8 7
13
11
T
4,5
10
9
10
8
T
816
103 6
8 7
13
4,5 21
3
(dv) 6
4,5
T
T
6
2
10
816
4
4,5
10
10
(aan)
6
10
10
T93
6
95
T93
6
10
95
10
T
T
eg w nt i e Gr gs u ebr ot Gr 85
12 102
100 98
7
83
6
106
10
104 12
3
85
7
83 106
eg w nt i e Gr gs u ebr ot Gr
3
81
104 12
79 77 6 10
12 102
100 98
75 96
6
10 81
79 77 6 10
75 96
73
73
La te ns te in se ro nd we g
La te ns te in se ro nd we g
06. Latensteinse Rondweg (zienswijzen)
[bg] W-WW 3 4,5
9
[bg] [bg] 1
W-WW 3
9
4,5
3 3
[bg]
4,5
W-WW
W-WW
4,5
[bg]
[bg] [bg] [bg]
La te ns te in se ro nd we g
La te ns te in se ro nd we g
7. Latensteinse Rondweg (ambtshalve wijzigen)
[bg] W-WW 3 4,5
9
[bg]
W-WW
5
3
3
[bg]
4,5
3 4,5
3 4,5
3
W-WW
4,5
W-WW [bg]
W-WW [bg]
8. Geluidzones
g we ks j Ri
A
5 1 g we ks j Ri
A
5 1
WA
WA
B
B
2
2
20
20
(bw)
WR-A4
(bw)
WR-A4
Schaal 1:2000
9. Leiding - Gas in bestemmingsvlak afsluiterschema weergegeven
k j i ed ds l te h Ec
k j i ed ds l te h Ec
10. Lutterveldweg 18
Lu tt er ve l ds ed wa rs we g
Lu tt er ve l ds ed wa rs we g
20
1a
20
1a 11
(bw)
11
18
18
16a (bw)
16a (bw)
16 (bw)
16 (bw)
(sdh-dhp1) 20
14a
(bw) 14
60
Lu tt er ve ld we g
9 (bw)
Lu tt er ve ld we g
9 (bw)
(sdh-dhp1) 20
14a
(bw) 14
60
11. Polderweg 9 9
9
20
20
(sgd-gr) 60
(sgd-gr) 60
13
9
13
9
(bw)
7
7
Po ld er we g
(bw)
Po ld er we g
(bw)
5
GD-WL 10
10 60
60
6
6
3
3
2 5
5
GD-WL
2 5
12. Westroijensestraat 1 6 113
14
6 113
14
10
10
111
111
12
12 6
6
10
116 10 9
7
5
10
10 W e 8 s t r o ij e n s e s t r a a t
116 10 9
6 4
7
2
5
10 W e 8 s t r o ij e n s e s t r a a t
V
B
2
V
6
10
10
M
(sb-gb)
1
4
B
6
M
6
1
(sw-gb)
(sw-gb)
DH
W
DH
W
3,5
3,5
T 4d
4c 4b6 4a
6
4,5
4c 4b6 4a
4
6
4,5
107 10
10 8
6
T 4d
4
107 10
10
T
T
8
6
T
T
6
6
10 156
(dv)
(dv)
105 154
6 4,5 8 7
5
3 10
10 156
1
4,5
103 6
9
8
T 101a 7
4,5
152
10
150
105 154
6
8 7
5
3 10
1
4,5
103 6
152 8
10
9
T 101a 7
150
13. Twaalf Apostelen en omgeving 70
4,5 7 43
45
47
9
7
64 62
W 61
60
7 17
15
19
23
21
27
25
31
35
33
37
9
T 32
34
4,5
24
6
G
42
40
2
52
10
49
9
28 22
51
44
9 36 38 30
20
18
16
14
12
7 43
7 4
17
15
19
23
21
29
27
25
31
26
9
46
39
29
54
T 34
24
26
1
29 3
27
21
42 40
10
38 36 32
17 15 9
13
en l te os Ap
10
11
9 7
f l aa Tw
T
5
3
42 40
G
38
32
T
28
W 6
10 8
6
W
10 14
14
10
j i er l oe Sp 3
3
10
de
3
6
Matzkaplein
4
2
35
4
10
3
3
de
29
B-NV
10
5
9 13
10
3
4,575
3
73 71
10
de
15
63
6
17
19
65
21 23 25
10
4,5
4,575
1
73
3
10
71
9 11
8
69
13
n aa l al WR-A5 ga te ch Na
67
5 7
9 7
3
69
T
3
11 5
T 15
63
6
17
19
n aa l l
67
aa WR-A5 eg
65
t ch Na
21 23 25
10
4,5
86 59
W
4,5
6 S 27
4,5
41
39
60
8 4,5
23
4,5
48
21
46
19
44
17 15 13 11
8
42
50
52
8
54
56
4,5
10
62
35 31
60
8 4,5
27 25
6
23
8
4,5 8
48
21
46
19
44
17 15 11
8
668 66 64
37
29
4 4,5
13 38
8
39
42
50
52
8
54
56
6 82 80 10
n aa l al ga te ch Na
T8
33
2
58
40
T
41
T
47
4,5
668 62
35
33 31 29
27 25
61 8
8 4,5 45
6
66 64
37
4,5 57
6 S 27
6 82 80 10
n aa l al ga te ch Na
T8
8
T
47
4,5
59
W
8 4,5 45
6
86
61 8
57
79
41
101
3
3 3
j i er rs 3 Pe
3
3
8
B-NV 4
3
3 3
24
7
1 3
39
3
12
18 20 22
10 31
35 37
T
14
16
9 5
7 11
29
79
T
23
25
33 2
106
8
41
3
27
4
1
3
T
3
W
10 31
11
6
T
3
3
3 3
j i er rs 3 Pe
3
de
Matzkaplein
4
4
6
3
3 3
3
j i er l oe Sp 3
3 3
2
21
3
8
39
3
12 14
16
24
37
T
10
18
3
18 20
6 25
19
14 10
16
33
6 6
20
T
10 16 14
10 12
10
23
27
6
22
3
W
12
T
3
W
8
T
21
3
17
8 18
3
18 20
10
6
10
10
15
2 4
20
19
16
12
2
13
6
17
12
11
26
1024 22
15
2
T
W
G
4 6
T
9
34
28
T
13 26
20
8
11
6
16
7
30
24
T
36
10
34
30
T
5
G
23
19
7
rij le oe Sp
6
G
18
44
31
W 5
G
22
46
39 37
25
23
G
48
9
T
43
de
5
3
4
9
45
W 41
3
rij le oe Sp
f l aa Tw
T
10
50 47
1
de
9 7
2
52 49
9
10
en l te os Ap
11
6
G
42
40
9
28 22
51
44
9 36 38 32
1035 33
19
10
10
56
44
17 15
13
6
53
35
27
21
3
1
8
25
6
60
10
33 31
W
62
58
55
7
30
20
18
16
14
12
10
37
6
37
T
48
9
T
43
41
47
7
64
8
9
45
W
9
35
33
t raa t wes u Bet
7
50 47
45
66
57
53
51
49
68
9 9
39 41
54 53
8
T
10
10
56
8
7
t raa t wes u Bet
7
4,5
10
39 41
4,5 29
6
58
55
59
3
1
57
53
51
49
66
n le te os Ap
61
59
G
68
9
n le te os Ap
W
70
lf aa Tw
lf aa Tw
G
10 2
58 4 4,5
6
8
8
40
T 38
Schaal 1:2000
La te ns te in se ro nd we g
La te ns te in se ro nd we g
14. Latensteinse Rondweg (advies adviescommissie)
[bg] W-WW 3 4,5
[bg] [bg] 5
1
W-WW
W-WW
3
3
4,5
9
5
[bg]
3
W-WW
4,5
3
4,5
[bg]
W-WW
[bg] 3 4,5
[bg]
[bg] [bg]
Verslag Hoorzitting Ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost d.d. 9 en 11 juli 2013 in de raadzaal van het Gemeentehuis, Ambtmanstraat 13 te Tiel
HOORZITTING 9 JULI 2013 1.
Opening en Mededelingen
2.
Horen bezwaarden ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost 2.a Mevrouw G.L. Pfaff, Latensteinse Rondweg 5 TIEL 2.b De heer P.W. Janssen, Latensteinse Rondweg 9 TIEL 2.c De heer J. Swinkels, Latensteinse Rondweg 13 TIEL 2.d Mevrouw M. van Leerdam, Latensteinse Rondweg 29 TIEL 2.e Mevrouw D. van Beem, Latensteinse Rondweg 7 TIEL 2.f Crowntek beheer, Duiven en Big Apple Tiel BV TIEL Raadsvrouw: Mr. H.J. Luizing, Ross Advocaten, Mercurion 22 ZEVENAAR Horen (vertegenwoordiger) College van B&W inzake bezwaarmakers 2.a t/m 2.f 2.g
De heer A.G. Velders, Buitenbulkweg 12 TIEL
Horen (vertegenwoordiger) College van B&W n.a.v. bezwaarmaker 2.g 2.h
De heer W. Zoet, W. Zoet BV, Verlengde Spoorstraat 2 TIEL
Horen (vertegenwoordiger) College van B&W n.a.v. bezwaarmaker 2.h 3.
Sluiting eerste zitting
HOORZITTING 11 JULI 2013 4.
Horen bezwaarden ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost 4.a De heer C.A. van Toorn en mevrouw N. van Soest; contactinfo raadsman: S.C Lutters, Betuwesingel 27 LIENDEN 4.b De heer D.W. de Keijzer Latensteinse Rondweg 21 TIEL – Tevens namens C. Kraus 4.c De heer U. Şahin (Garage Atlas), Latensteinseweg 2a TIEL 4.d Mevrouw I. Kendirli; contactinfo raadsman: DAS; mr. H.P.J.G. Berkers, Postbus 23000 AMSTERDAM 4.e De heer J. Vernooy en mevrouw M. Vernooy; contactinfo raadsman: A. Willigenburg, Schoonoordselaan 39 DOORN Horen (vertegenwoordiger) College van B&W n.a.v. bezwaarmakers 4.a t/m 4.e 4.f 4.g 4.h 4.i 4.j
De heer J. van Hesteren, Grotebrugse Grintweg 101a TIEL De heer H.J. van Tricht, Korte Binnenhoek 9-11 TIEL De heer C. van Buren en I. van den Heuvel, Schullenhofstraat 82 TIEL De heer E. Hogeboom, Schullenhofstraat 106 TIEL De heer en mevrouw E.W. en E.A.M. van Tricht, Grotebrugse Grintweg 89 TIEL
Horen (vertegenwoordiger) College van B&W n.a.v. bezwaarmakers 4.f t/m 4.j 5.
Sluiting
1
Concept Verslag Hoorzitting Ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost d.d. 9 en 11 juli 2013 in de raadzaal van het Gemeentehuis, Ambtmanstraat 13 te Tiel Aanwezig namens de adviescommissie ruimtelijke plannen: De heer Th.J.M. van Oostrom, beide data aanwezig (voorzitter adviescommissie, raadslid CDA) De heer Beijer, commissielid PvdA De heer R.E. Boelen, commissielid CDA De heer M. Blom, commissielid VVD De heer A. de Graaf, commissielid Partij De Graaf De heer F.A.G. Henning, commissielid D66 De heer W. Kooijman, commissielid ProTiel De heer Aspeling, commissielid Groen Links
uitsluitend aanwezig op 11 juli uitsluitend aanwezig op 9 juli uitsluitend aanwezig op 9 juli beide data aanwezig beide data aanwezig beide data aanwezig uitsluitend aanwezig op 11 juli
Mevrouw H. Pullen, commissiegriffier De heer D. Kramer, senior-beleidsmedewerker RO, adviseur adviescommissie Aanwezig namens het College van Burgemeester en Wethouders: De heer G.J. Leemreize (Afd. Stadsontwikkeling) Verslag: Verslagbureau More Support te Wamel
Hoorzitting Ontwerp Bestemmingsplan Tiel Oost Commissie Ruimte: 24 september 2013 Gemeenteraad: 16 oktober 2013
Toelichtende Gemeentelijke algemene informatie inzake hoorzittingen bestemmingsplannen Deze openbare hoorzitting vindt plaats in het kader van de voorgeschreven bestemmingsplanprocedure. Uit oogpunt van zorgvuldigheid is door de Gemeente Tiel voorzien in de mogelijkheid voor bezwaarmakers om hun schriftelijke zienswijze tijdens een openbare zitting aan een adviescommissie toe te lichten. De adviescommissie is samengesteld uit leden van de raadscommissie Ruimte en treedt op namens de Gemeenteraad. De voorzitter benadrukt dat tijdens de zitting geen discussie mogelijk is. De bedoeling is dat de commissieleden op basis van de mondelinge toelichting en via beantwoording van gestelde vragen, de feiten van de zienswijzen helder krijgen. De leden van de adviescommissie vragen zo nodig om verheldering van de zienswijze. Zodoende kan worden getoetst of het bezwaar voldoende duidelijk is. Het is niet de intentie om een discussie te voeren, maar uitsluitend om duidelijkheid over de zienswijze te realiseren. De adviescommissie zal zich na de hoorzitting terugtrekken om in beslotenheid een advies te formuleren. Iedere inspreker wordt plus minus acht minuten tijd geboden, inclusief het beantwoorden van vragen. Procedure Voor bezwaarmakers dient voorts helder te zijn dat de adviescommissie tijdens de zitting geen advies geeft. Pas na de hoorzitting zal schriftelijk advies worden uitgebracht aan de Commissie Ruimte. Bezwaarden zullen dit advies van de adviescommissie ontvangen, evenals een exemplaar van het zittingsverslag en de schriftelijke weergave van het Collegestandpunt. Het verslag van de hoorzitting van heden zal tevens onderdeel uitmaken van het voorstel tot vaststelling van het Bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan zal worden besproken in de vakcommissie Ruimte en daarna in de Gemeenteraadsvergadering. In deze vergaderingen zal ook de politieke afweging plaatsvinden. De vergaderingen zijn openbaar, maar aan toehoorders wordt geen gelegenheid gegeven zich te uiten of vragen te stellen. Het bestemmingsplan zal na commissiebehandeling aan de Gemeenteraad worden voorgelegd en kan dan door de Raad –al dan niet gewijzigd- worden vastgesteld.
2
1. Opening en Mededelingen De voorzitter opent de hoorzitting om 20.25 uur en stelt de aanwezigen voor. De voorzitter licht de werkwijze tijdens de hoorzitting toe en de verdere procedure. Initieel was bepaald, dat de commissiebehandeling op 3 september zou plaatsvinden, waarna de Raad op 18 september zou besluiten. Inmiddels is bekend, dat deze streefdata niet realistisch zijn. Er zullen nieuwe data worden bepaald. De planning van de vervolgbehandeling zal schriftelijk worden gecommuniceerd naar degenen die in het huidige stadium van de procedure bezwaar hebben gemaakt. 2.
Horen bezwaarden ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost
2.a
Mevrouw G.L. Pfaff, Latensteinse Rondweg 5 TIEL (Betreft zienswijze 2) Mevrouw Pfaff geeft aan dat het stukje grond naast haar woonwagen betegeld is. De Gemeente wil dit stukje grond terugnemen en daar groen aanleggen. Mevrouw Pfaff ziet daar het nut niet van in. Voor haar is het praktischer dat de situatie blijft zoals deze is. Zij staat met haar woonwagen op de rand van haar standplaats en wanneer aangrenzend aan de grond geen tegelvlak ligt, wordt het lastiger om alles schoon te houden met het reinigen van de wagen en het ramen zemen. Een alternatieve oplossing is dat de Gemeente de wagen een stuk verplaatst. In die optie kan zij zich vinden. Eigenlijk lijkt dit haar echter niet mogelijk omdat verplaatsing niet in overeenstemming is met de huidige bouwvergunning. Het liefst wil zij het gehele stukje grond behouden in de huidige staat. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman begrijpt uit de schriftelijke zienswijze, dat mevrouw Pfaff sinds 2006 de locatie Latensteinse Rondweg nummer 5 huurt. Hij vraagt of toentertijd bij de huurovereenkomst ook een tekening was gevoegd met vermelding van de afmetingen van de standplaats die zij huurt, dan wel dat dit vermeld is in het huurcontract. Mevrouw Pfaff antwoord ontkennend: zij stelt dat de heer Leon Maas (Nijbod Consultancy) indertijd tegen haar heeft gezegd dat zij het gehele stuk tot haar beschikking had. Zij heeft de heer Maas ook aangegeven hoe zij haar woonwagen wilde plaatsen en de heer Maas heeft haar gezegd dat dit akkoord is.
2.b.
De heer P.W. Janssen, Latensteinse Rondweg 9 TIEL (Betreft zienswijze 3) De heer Janssen vertelt dat hij al meer dan twintig jaar in een caravan woont. Hij heeft al meerdere malen een huurwoonwagen aangevraagd bij de Gemeente. De laatste acht jaar heeft hij een officiële standplaats, maar daar mag de caravan niet langer blijven omdat die locatie is bestemd voor een woonwagen. Nu moet de caravan van de huidige standplaats af, maar de heer Janssen beschikt niet over de financiële middelen om een woonwagen te kopen. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman vraagt of dat de heer Janssen een huurcontract heeft voor de standplaats. De heer Janssen antwoordt bevestigend. De heer Kooijman vraagt of in het contract de afmetingen van de standplaats zijn vermeld en de verplichting is opgenomen om op de standplaats een woonwagen te plaatsen. De heer Janssen kan hier geen antwoord op geven. Hij legt uit dat hij analfabeet is. Wel heeft hij al meerdere malen gevraagd om een huurwoonwagen, maar hij heeft nooit bericht terug ontvangen van de Gemeente Tiel.
2.c.
De heer J. Swinkels, Latensteinse Rondweg 13 TIEL (Betreft zienswijze 4) De heer Swinkels heeft 25 jaar geleden - met toestemming van de toenmalige wethouder, de heer Brugman - een schuur geplaatst. Hiermee is indertijd, na de verhuizing van Passewaaij naar Latenstein, ingestemd omdat de units nogal klein waren. Na tien jaar heeft hij de schuur
3
afgebroken en heeft hij de Gemeente gevraagd of hij een vergunning nodig had om een nieuwe schuur te bouwen. Volgens de Gemeente was dit niet nodig. Bij zijn schoondochter heeft hij een duivenhok staan, waar hij samen met zijn kleinzoon duiven houdt. Ook voor dit duivenhok heeft hij acht jaar geleden gevraagd of hij een vergunning nodig had; dit was niet nodig. Beide gebouwtjes moeten nu weg. Als een van de redenen wordt aangegeven dat er sprake zou zijn van brandgevaar. Volgens de heer Swinkels staan op andere woonwagenkampen de wagens ‘goot aan goot’ en hij vindt het vreemd dat daar dan geen sprake zou zijn van brandgevaar. Ook stelt de heer Swinkels dat hij in Tiel zeker dertig duivenhokken weet te staan, waarvoor geen vergunning is afgegeven. Die worden ook allemaal gedoogd. Hij vraagt zich af waarom zijn gebouwen na al die jaren dan niet kunnen worden gedoogd. Daarnaast heeft de heer Swinkels gevraagd een stukje grond aan de overkant te mogen huren, omdat daar een woonwagen weg is. Op dat verzoek heeft hij van de Gemeente nooit antwoord ontvangen. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman vraagt de heer Swinkels of hij indertijd bij zijn huurovereenkomst een oppervlaktebeschrijving heeft ontvangen. De heer Swinkels antwoordt, dat hij nooit iets heeft ontvangen van de Gemeente. Hij heeft indertijd een woonwagen gekocht van de Gemeente. Er is nooit een vergunning afgegeven; niet toen deze op Passewaaij stond en later ook niet op Latenstein. Inmiddels is de heer Swinkels weer verhuisd naar een andere standplaats, als gevolg van een echtscheiding. De woonwagen die hij daarop heeft geplaatst, heeft hij in eigendom; de standplaats huurt hij van de Gemeente.
2.d.
De heer Van Leerdam, namens dochter, mevrouw M. van Leerdam, Latensteinse Rondweg 29 TIEL (Betreft zienswijze 5) Mevrouw Van Leerdam is aanwezig, maar laat haar vader het woord doen. De vader van mevrouw Van Leerdam wijst erop, dat steeds wordt gesproken over vergunningen. Hij is van mening, dat er voor heel Latenstein geen vergunning te vinden is. De wethouder heeft in een brief gezegd, dat men voor gegevens bij de Gemeente moet zijn. Maar het enige dat de Gemeente kan leveren zijn foto’s, die zeker niet recent zijn. De Gemeente stelt dat allerlei schuren en hokken moeten verdwijnen, waaronder het duivenhok van zijn kleinzoon. De vader van mevrouw Van Leerdam ervaart het als schandelijk dat de Gemeente nu stelt, dat voor dit soort opstallen tekeningen en vergunningen moeten worden overgelegd, terwijl de Gemeente zichzelf niet aan de eigen voorwaarden houdt. Hij wijst erop dat op Passewaaij niet eens vergunningen zijn afgegeven om de gemeentelijke woonwagens te plaatsen. Beweringen dat op bepaalde plaatsen bovengrondse leidingen zouden lopen, of gasleidingen zouden liggen, ervaart inspreker als smoesjes om een standplaats te kunnen opheffen. Hierin voelt hij zich gesteund door het feit dat in het bestemmingsplan verslagen zijn opgenomen van het bovenleidingbedrijf en van het gasbedrijf, waarin wordt gezegd, dat ter plaatse bebouwing is toegestaan. Ook wordt gesproken over milieuverontreiniging vanwege de vuilstortplaats, terwijl de Gemeente zelf heeft verzaakt om damwanden te plaatsen. Het verbaast de heer Van Leerdam dat ter plaatse een groenstrook moet worden aangelegd. Volgens de vader van mevrouw Van Leerdam is in het bestemmingsplan ook gesteld dat er binnen vier meter vanaf een gasleiding geen asfaltering mag liggen. Hij wijst erop, dat de Latensteinse Rondweg nog geen twee meter vanaf de gasleiding ligt. Hij vraagt zich af hoe de Gemeente dat kan rijmen. Ook wordt gesproken over de aanwezigheid van zware industrie. Spreker vraagt zich af hoe de gemeente Tiel kan verantwoorden dat in 2002 toestemming is gegeven aan de Latensteinse Holding om ter plaatse een fabriek te realiseren, die onder de noemer ‘zware industrie’ valt, tussen de bestaande bebouwing. Vragen n.a.v. inspreekreactie Er zijn geen vragen vanuit de adviescommissie.
4
2.e.
Mevrouw D. van Beem, Latensteinse Rondweg 7 TIEL (Betreft zienswijze 6) Mevrouw Van Beem woont sinds zes jaar aan de Latensteinse Rondweg. De vorige bewoners hadden de tegels van een deel van de standplaats verwijderd. Zij heeft de heer L. Maas gevraagd dit weer te laten betegelen, omdat zij anders door het zand naar haar woonwagen moest lopen. De heer Maas heeft een stuk laten bestraten en heeft haar medegedeeld, dat de rest van de bestrating van de standplaats voor eigen rekening kwam. Toen zij aan de Latensteinse Rondweg ging wonen, stond er een schutting om de standplaats; die staat er nog steeds. In het huurcontract wordt niet gesproken over afmetingen van de standplaats; zij meent dat zij dus ook niet had kunnen weten dat een deel buiten de standplaats valt. Zij heeft dit pas gehoord toen de Gemeente haar dit onlangs mededeelde. Inmiddels heeft zij het hele stuk bestraat, onder andere met rubberen tegels, en ze heeft speeltoestellen geplaatst voor haar kinderen. Haar kinderen kunnen nergens anders spelen, omdat zij aan een drukke weg woont. Daarbij komt, dat het stuk dat zij nu formeel zou hebben, maar twee meter naast haar woonwagen zou overlaten. Zij heeft een brede woonwagen en het stukje achter de woonwagen is de enige ruimte voor haar kinderen om te spelen. Mevrouw benadrukt dat ze het perceel netjes bijhoudt. Volgens de Gemeente zou dit gebied echter een groenstrook moeten worden. Dat zou ook betekenen dat haar schutting moet worden afgebroken. Dit gaat leiden tot een onveilige situatie voor haar kinderen. Op de betreffende strook is bovendien een schuurtje geplaatst, die met de omvorming naar groen, zou moeten verdwijnen. Mevrouw benadrukt dat zij dit schuurtje echt niet kan missen. Haar unit is maar één bij twee meter en ze heeft geen zolder. Mevrouw Van Beem wijst erop, dat een flatbewoner meer opslagruimte heeft dan zij, terwijl zij veel meer huur betaalt. Mevrouw Van Beem is van mening, dat zij indertijd beter geïnformeerd moeten worden over het feit, dat het stuk achter haar wagen niet bij de standplaats hoort. Dan had zij wellicht die standplaats niet geaccepteerd. Nu heeft ze er veel geld in gestoken om een mooi speelterrein voor haar kinderen te realiseren. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman stelt dat zij in 2006 op de betreffende locatie is komen wonen; zij zou toentertijd ook bepaalde zaken hebben overgenomen. De heer Kooijman haar vraagt of de overname van zaken van de vorige bewoner is vastgelegd. Mevrouw Van Beem antwoordt ontkennend. De schuur en de schuttingen heeft zij niet overgenomen. Deze waren aanwezig en feitelijk kreeg zij ze dit er gewoon bij. In haar contract staat een tekening van haar woonwagen en van de unit, maar hierin is niets gesteld over de grond er omheen. De heer Blom stelt vast dat mevrouw van Beem de oude schuur inmiddels heeft vervangen door een nieuwe. Hij vraagt of de nieuwe schuur groter is dan de oude. Mevrouw Van Beem bevestigt dat de nieuwe schuur naar haar schatting een meter langer is.
2.f.
Crowntek Beheer, Duiven en Big Apple Tiel BV, Tiel Raadsvrouw: Mr. H.J. Luizing, Ross Advocaten, Mercurion 22, Zevenaar (Betreft zienswijze 15) De raadsvrouw stelt, dat uit de publicatie van het Bestemmingsplan Tiel Oost blijkt dat het gaat om een actualisering van het bestemmingsplan en dat daarnaast ook een aantal ontwikkelingen is opgenomen, dat zich in de afgelopen periode heeft voorgedaan. Niet meegenomen zijn echter de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan doordat de Gemeenteraad de Verordening Speelautomatenhallen Tiel 2012 heeft vastgesteld. In deze Verordening is een aantal gebieden genoemd waar een speelautomatenhal gevestigd mag worden. Die gebieden worden gezamenlijk aangeduid als ‘deelgebied II’. Echter, de vertaling van deze mogelijkheid heeft in het bestemmingsplan niet plaatsgevonden. Naar de mening van haar cliënt, Big Apple Tiel, is deze vertaling ten onrechte achterwege gebleven. De raadsvrouw pleit er om die reden dan ook voor om deze mogelijkheid alsnog op te nemen. Dit kan òfwel door het opnemen van een dubbelbestemming òfwel door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid. Een aanpassing in tweede instantie, middels een wijziging van het bestemmingsplan, kan ook een mogelijkheid zijn, maar nu het plan nog in de ontwerpfase zit, is dit niet de meest voor de hand liggende mogelijkheid.
5
Op dit moment heeft cliënt de beschikking over een locatie aan de Kersenboogerd 3 en 5 in Tiel. Cliënt acht dit een uitstekende locatie voor de vestiging van een speelautomatenhal. Er zijn daar voldoende parkeerplaatsen. De vijftig parkeerplaatsen op eigen terrein zijn - blijkens de ervaring van cliënt - zeker voldoende voor de bezoekers overdag. In de avonduren zijn meer dan voldoende parkeerplaatsen beschikbaar op omliggende terreinen. Om deze reden verzoekt cliënt aan de Gemeenteraad om alsnog de bestemming ‘Kantoren’ voor de locaties Kersenboogerd 3 en 5 te willen wijzigen, zodanig dat op die locatie de exploitatie van een speelautomatenhal mogelijk is. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Henning vraagt of het hier gaat om verplaatsing van de huidige bedrijvigheid of het openen van een tweede vestiging. De raadsvrouw antwoordt dat het gaat om het openen van een tweede vestiging.
Horen (vertegenwoordiger) College van Burgemeester en Wethouders inzake bezwaarmakers 2.a t/m 2.f De heer Kooijman vraagt of de Gemeente de beschikking heeft over luchtfoto’s van de afgelopen tien tot 25 jaar van de omgeving van de Latensteinse Rondweg. Spreker hoopt dat met luchtfoto’s duidelijk wordt wat ter plaatse aanwezig was aan wagens en opstallen. Ook wil hij graag weten wat voor tekeningen er eventueel beschikbaar zijn. Ambtelijk wordt geantwoord dat er in ieder geval luchtfoto’s bestaan van de afgelopen tien jaar. Voor zover hem bekend, zijn er geen eerder gedateerde luchtfoto’s waarop de situatie duidelijk zichtbaar is. De bestemmingsplannen dateren van 1988 en 1995. Deze informatie is gebruikt bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan. De heer Kooijman vraagt of gebruik is gemaakt van bijvoorbeeld luchtfoto’s uit het Nationale Archief, die zijn gemaakt tijdens de bouw van de Betuwelijn of de sluizen van Rijkswaterstaat en waarop Latenstein te zien kan zijn. Ambtelijk wordt ontkennend geantwoord. De heer Blom stelt vast dat een aantal insprekers aangeeft dat de huidige situatie al heel lang bestaat. Hij vraagt of in een aantal situaties sprake zou kunnen zijn een verjaringstermijn. Ambtelijk wordt uitgelegd dat er geen sprake is van een automatisme van legalisering in geval een situatie niet is opgenomen in het bestemmingsplan en deze al enige jaren bestaat. Het nieuwe bestemmingsplan wordt vastgesteld door de Gemeenteraad en het is aan de Raad om te beslissen. Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is echter wel het uitgangspunt gehanteerd, dat een situatie die tien jaar bestaat en geen milieuproblemen oplevert, in principe gelegaliseerd kan worden. De heer Kooijman vraagt of dit kan worden opgevat in de lijn van het gewoonterecht, waarbij een verjaringstermijn van toepassing kan zijn. Ambtelijk wordt uitgelegd dat dit alleen aan de orde is bij privaatrechtelijk eigendomsrecht. Daarvan is in dezen geen sprake, omdat het hier gemeentegrond betreft. De heer Kooijman vraagt of de heer Leemreize nadere informatie of tekeningen kan verstrekken over het genoemde deelgebied II. Ambtelijk heeft deze niet tijdens de hoorzitting beschikbaar, maar zal een en ander alsnog toezenden aan de Hoorcommissie. (Actie) VERVOLG HOREN BEZWAARMAKERS 9 JULI 2013 2.g
De heer A.G. Velders, Buitenbulkweg 12 TIEL (Betreft zienswijze 11) De heer Velders legt uit dat hij aan de Buitenbulkweg woont, schuin tegenover de familie Duijts, op de kop van de oude Gemeentewerf. In het nieuwe bestemmingsplan valt hem op, dat er een restrictie wordt gelegd op het bruto vloeroppervlak dat bebouwd mag worden voor detailhandel en verenigingsleven; dit is beperkt tot maximaal 8.000 vierkante meter. Deze restrictie roept vraagtekens bij hem op daar slechts een jaar geleden nog sprake was van een projectplan retailpark. Daarin werd het betreffende deel van de gemeentewerf nagenoeg volgebouwd. In totaal ging het daarbij over 11.000 vierkante meter vloeroppervlak voor detailhandel. In combinatie met het reeds bebouwde vloeroppervlak resulteert dit in circa 15.000 vierkante meter. Dat wordt in het nieuwe bestemmingsplan dus gelimiteerd tot 8.000 vierkante meter.
6
Inspreker vraagt deze restrictie toe te lichten en stelt vast dat deze wijziging per saldo onmogelijk gunstig kan uitwerken voor de Gemeente, omdat de grond dan immers minder opbrengt. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman stelt vast dat in de verbeelding bij de Gemeentewerf de aanduiding “SDHTHP1” is vermeld. Op het perceel van de heer Velders is een bedrijfswoning ingetekend, maar binnen het bouwvlak staat niet de bestemming “detailhandel” vermeld. Hij vraagt de heer Velders of deze ter plaatse inderdaad een detailhandelsfunctie uitvoert. De heer Velders antwoordt dat voor zijn locatie ‘detailhandel perifeer 1’ van toepassing is. In de digitale versie van de verbeelding – in te zien via de ruimtelijke plannen op de website - is dit te zichtbaar. Op de papieren versie echter niet. Hierdoor is naar zijn mening ook verwarring ontstaan. Hem is verteld dat de digitale versie leidend zou zijn.
Horen (vertegenwoordiger) College van Burgemeester en Wethouders n.a.v. bezwaarmaker 2.9 De heer Kooijman verzoekt ambtelijk helderheid te verschaffen over de juridische status van de papieren verbeelding, die ook moet worden afgetekend door het College, in relatie tot de digitale versie. Dezelfde vraag betreft de planregels. Ambtelijk wordt beaamd dat een en ander onduidelijk is. Dit is een gevolg van de wettelijke eisen waaraan bestemmingsplannen tegenwoordig moeten voldoen. De verbeelding betreft echter niet het juridische deel. Wettelijk is vastgelegd dat de digitale versie leidend is. Het College had graag gezien dat de papieren versie duidelijker kon worden gemaakt, maar het College is gehouden aan wettelijke eisen, die echter op dit punt wat onduidelijk zijn. De heer Kooijman stelt, dat uit de toelichting niet blijkt of de genoemde 8.000 vierkante meter de optelling is van wat er nu feitelijk gerealiseerd of dat dit duidt op hetgeen bijgebouwd mag worden. Spreker informeert naar het bestaan van luchtfoto’s van de locatie. Ambtelijk wordt geantwoord dat de oorsprong van de genoemde 8.000 vierkante meter in de planontwikkeling voor het retailpark ligt, dat op die locatie was beoogd. Dat zou een groot park worden, inclusief de gronden van de oude Gemeentewerf en daarnaast 25.000 vierkante meter nieuwbouw. Wat betreft de externe veiligheid heeft onderzoek aangetoond dat dit verantwoord is. In een latere fase is een kleiner retailpark ontworpen, uitgaande van 17.000 vierkante meter. In combinatie hiermee bleef 8.000 vierkante meter aan nieuwbouwruimte te verantwoorden. Toen is besloten deze ruimte op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan om nieuwbouw voor perifere detailhandel of voor het verenigingsleven mogelijk te maken. Daar is echter vergeten dat er al een gebouw met perifere detailhandel staat en dat wat nu in de planregels staat niet helemaal klopt, nl. dat het vloeroppervlak van wat er al staat, opgeteld zou moeten worden bij de genoemde 8.000 m vierkante meter. De heer Blom vraagt of dus 8.000 plus 5.000 vierkante meter bebouwing toegestaan is op de betreffende locatie. Ambtelijk wordt geantwoord dat nog moet worden nagegaan hoeveel vloeroppervlak in het pand van de heer Velders aanwezig is; die oppervlakte moet bij de genoemde 8.000 vierkante meter worden opgeteld. De heer Henning brengt de zienswijze van de heer Van de Westeringh (Zennewijnenseweg 26a TIEL, zienswijze 9) ter sprake. Deze is niet aanwezig tijdens de hoorzitting. De heer Henning stelt dat de heer Westeringh weer een winkel zou willen beginnen, maar gezien het feit dat hij een zienswijze indient, levert dit blijkbaar problemen op. Er is sprake van geweest dat in het retailpark een Aldi-vestiging zou komen, die dan ook groenten en fruit zou gaan verkopen. De heer Henning vraagt om een toelichting. Ambtelijk wordt uitgelegd dat dit een onderdeel vormt van het retailpark; een en ander staat niet los van elkaar. Nog belangrijker is, dat de vestiging te maken heeft met de verplaatsing van de huidige Aldi aan de Kwelkade. Het College acht het zeer gewenst om een woningbouwontwikkeling aan de Kwelkade te realiseren. De heer Kooijman vraagt of in het oorspronkelijke deelbestemmingsplan en zoals het nu in de planregels is beschreven, specifiek de verkoop van groenten en fruit mogelijk is gemaakt. Ambtelijk wordt aangegeven dat dit in het huidige bestemmingsplan niet is opgenomen, omdat de ontwikkeling van het retailpark onzeker is geworden. Het betreffende bestemmingsplan is niet verder in procedure gebracht. In afwachting daarvan is het gebied, waarvoor het bestemmingsplan retailpark was gemaakt, bij het bestemmingsplan Tiel Oost getrokken. Deze keuze vloeit voort uit de wettelijke
7
verplichting op het bestemmingsplan te herzien. Het nieuwe bestemmingsplan heeft een conserverend karakter ten aanzien van het huidige gebruik, zoals bijvoorbeeld het sloopbedrijf van de heer Duijts. De heer Kooiman vraagt of in de huidige plannen specifiek is aangegeven dat zich hier geen supermarkt mag vestigen. Ambtelijk wordt dit bevestigd.
VERVOLG HOREN BEZWAARMAKERS 9 JULI 2013 2.h
De heer W. Zoet, W. Zoet BV, Verlengde Spoorstraat 2 TIEL (Betreft zienswijze 12) De heer Zoet stelt dat hij - als gevolg van het voorliggende bestemmingsplan - zijn bedrijf niet kan uitbreiden. Omdat hij recent een machine heeft gekocht die in het huidige pand niet kan worden geplaatst, ontstaat hierdoor een probleem. Hij zou ongeveer zes meter, over de gehele breedte moeten aanbouwen. Hij heeft bijna een miljoen geïnvesteerd om deze machine te kunnen aanschaffen. Als hij de uitbreiding niet kan realiseren, dan is dit geld weggegooid. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman vraagt de heer Zoet welk vloeroppervlak en welke hoogte nodig is om de machine te kunnen plaatsen. De heer Zoet antwoordt, dat hoogte niet van belang is. Hij heeft zes meter uitbreiding nodig over de breedte van het bestaande pand.
Horen (vertegenwoordiger) College van Burgemeester en Wethouders n.a.v. bezwaarmaker 2.h De heer Kooijman geeft aan dat standaard vaak een uitbreidingspercentage van tien procent wordt gehanteerd, gelet op het conserverend karakter van het bestemmingsplan. Het lijkt hem echter ook van belang om bedrijvigheid binnen Tiel te houden. Hij vraagt zich af of het College mogelijkheden ziet om in deze kwestie maatwerk te leveren. Ambtelijk wordt deze mogelijkheid bevestigd. Binnen de bestemming ‘bedrijf’, waarvan hier sprake is, wordt in artikel 3.3.a de afwijkingsmogelijkheid genoemd. Via verlening van een zogenaamde omgevingsvergunning kan buiten het bouwvlak worden gebouwd tot maximaal de hoogte van het bestaande gebouw. Er moet dan wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan, zoals o.a. de milieusituatie. Ook de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden beperkt. De heer Kooijman vraagt of de door de heer Zoet gewenste uitbreiding ook zou kunnen worden gerealiseerd aan de kanaalzijde. Ambtelijk wordt geantwoord dat dit zal moeten worden bezien bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag. De heer Kooijman vraagt of ook de mogelijkheid bestaat om de vrijstellingsmogelijkheid ten opzichte van het maximale bebouwingspercentage in het bestemmingsplan op te nemen om deze onduidelijkheid zodoende op te lossen. Ambtelijk wordt uitgelegd dat met deze bepaling buiten het bouwvlak gebouwd zou kunnen worden, als aan alle voorwaarden wordt voldaan. Dat zou dan dubbelop zijn. 3.
Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en schorst de hoorzitting om 22.05 uur.
VERVOLG HOORZITTING OP 11 JULI 2013
4.
Horen bezwaarden ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost De hoorzitting wordt heropend op 11 juli om 19.30 uur.
4.a.
De heer C.A. van Toorn en mevrouw N. van Soest, eigenaren van Bushido Sport en Fitness en Pure4You Beauty and Health (Schriftelijke zienswijze, nummer 16, ingediend door S.C Lutters, Betuwesingel 27 LIENDEN)
8
Mevrouw Van Soest geeft aan dat sportschool Busido sedert de oprichting in 1990 is uitgegroeid tot een grote sportschool met veel faciliteiten en circa 1.200 leden. De leden wensen ook beauty- en healthfaciliteiten. Deze ontwikkeling wordt - in het kader van een gezonde leefwijze ook vanuit de overheid gestimuleerd. In 2005 is boven de sportschool Pure4You geopend, een beautycenter met saunafaciliteiten, sportmassage, een zonnebank en gelaatsbehandelingen. In het bestemmingsplan wordt alleen de bestemming ‘sport’ genoemd. Insprekers zijn van mening dat ook het beautycenter expliciet genoemd zou moeten worden. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Beijer vraagt wat de consequenties voor de sportschool zouden zijn wanneer het beautycenter zou verdwijnen. Mevrouw Van Soest vreest dat de klanten naar een andere sportschool vertrekken, waar de gewenste faciliteiten wél worden geboden. De heer Kooijman vraagt of in 2005 een aanvullende gebruiksvergunning is verstrekt voor de nieuwe activiteiten. Mevrouw Van Soest antwoordt, dat de noodzaak hiervan bij hen niet bekend was. Ook van exploitanten van andere sportscholen heeft zij niet gehoord dat een soortgelijke uitbreiding een aanvullende vergunning vereist. De heer Kooijman vraagt of een startende ondernemer in deze branche meteen dit hele pakket zou aanbieden. Mevrouw Van Soest antwoordt bevestigend. In deze tijd is het een duidelijke trend om een compleet pakket aan wellness aan te bieden. De heer Aspeling vraagt of er ook klanten uitsluitend voor het wellnesscenter komen, die dus geen lid zijn van de sportschool. Mevrouw Van Soest antwoordt dat de gebruikers van het wellnesscenter voor circa 85 procent leden van de sportschool betreft en vijftien procent niet-leden. De heer Van Toorn legt uit dat de combinatie aan activiteiten tot een wederzijdse wisselwerking leidt. Klanten voor de wellness gaan vaak sporten binnen het centrum en andersom. Het is een landelijke tendens, dat dergelijke centra een compleet pakket aanbieden. Hij vertelt dat hij indertijd is begonnen met een school voor judo en karate en meebewegend met de marktvraag is het aanbod steeds verder uitgebreid.
4.b.
De heer D.W. de Keijzer Latensteinse Rondweg 21 TIEL – Tevens namens C. Kraus (Betreft zienswijze 1) De heer Keijzer stelt dat de Gemeente de afgelopen dertig jaar niet bij hem op het kamp is geweest, maar nu wel plotseling een groot aantal veranderingen wil doorvoeren. De heer Keijzer is erg geschrokken van de voornemens. Hij heeft meteen bezwaar gemaakt tegen het feit dat de bebouwing aan de voor- en achterzijde van zijn woonwagen verwijderd moet worden. De heer Keijzer heeft een terugkoppeling op het bezwaar ontvangen van de Gemeente; maar dit is voor hem niet helemaal duidelijk. Tijdens de toelichting door de Gemeente is hem verteld dat zijn woonwagen vier meter naar achter geplaatst moet worden, maar ook dat de volière en de hondenkennel moeten worden verwijderd en aan de voorzijde het hekwerk moet worden afgebroken. Dit alles staat er inmiddels zestien jaar. Ook gezien het tijdsverloop begrijpt inspreker niet hoe deze maatregelen worden gemotiveerd. In 2005 is de woonwagen getaxeerd. De brief was ondertekend door de Burgemeester en de Wethouder. Op dat moment stond de wagen ook op dezelfde locatie en alles was zoals het er nu uitziet. De heer Keijzer legt uit dat hij een stukje grond in gebruik heeft waarover alleen mondelinge afspraken zijn gemaakt, met een drietal ambtenaren. Destijds is aangekondigd dat dit gebruik zou worden verrekend in de huursom. Ook is gesteld dat de ingebruikname geen probleem was omdat het grondvlak toch te klein was om een extra wagen te plaatsen. Volgens Nijbod Consultancy is een huurverhoging gebruikelijk in een dergelijke situatie. Spreker wijst er op dat dezelfde situatie bij de schoonvader van de heer Keijzer, de heer Kraus, bestaat. Het verschil is dat deze niets hoeft te verwijderen. De heer Keijzer vertelt, dat hij in zijn volière een aantal papagaaien heeft, die hij zelf heeft grootgebracht en die volledig handtam zijn. Hij vraagt zich af hoe hij zijn kinderen moet uitleggen, dat de papagaaien dan maar weg moeten.
9
Met het verplaatsen van de woonwagen staat de wasschuur nog maar anderhalve meter vanaf de woonwagen. Hij vraagt zich af of een dergelijke korte afstand in verband met brandveiligheid is toegestaan. Inspreker constateert dat deze regel bij de meeste woonwagens wordt overtreden. Hij vraagt zich af waarom daar in het verleden nooit iets over is gezegd. In het huurcontract van de standplaats is nergens te lezen dat er voorwaarden bestaan voor het plaatsen van schuren of hekwerken. Er is ook nooit iemand van de Gemeente gekomen om uit te leggen wat in dit opzicht al dan niet is toegestaan. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman vraagt of in het huurcontract de afmetingen vermeld zijn van het terrein dat de heer Keijzer huurt. De heer Keijzer antwoordt dat in het huurcontract geen afmetingen worden genoemd. Hij voegt toe dat het huurcontract op naam van zijn echtgenote staat. Desgevraagd antwoordt de heer Keijzer, dat er ook geen situatietekening is verstrekt bij het contract. Het enige wat wordt vermeld, is het adres en het huurbedrag. De heer Kooijman vraagt of inspreker diens woonwagen huurt of in eigendom heeft. De heer Keijzer bevestigt dat de woonwagen diens eigendom is.
4.c.
De heer U. Şahin (Garage Atlas), Latensteinseweg 2a TIEL (Betreft zienswijze 8) De heer Şahin vertelt, dat hij op Latenstein een mooi pand heeft laten bouwen en dat hij nu een functiewijziging heeft aangevraagd op het bestemmingsplan. In deze tijden van economische crisis ziet hij mogelijkheden voor meer activiteiten, waaraan volgens hem ook behoefte bestaat. Hij zou graag een horecavergunning krijgen op het pand, om het zoldergedeelte te kunnen gebruiken. Inspreker meent dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman vraagt of de tweede etage, waarvoor een functiewijziging is aangevraagd, op dit moment leeg staat. De heer Şahin bevestigt dat de ruimte nagenoeg leeg is. Het gedeelte dat wel in gebruik is, is gerelateerd aan de shop. De heer Kooijman vraagt of de heer Sahin boven de garage een partycentrum wil inrichten. De heer Şahin noemt het geen partycentrum, maar denkt aan zaalverhuur en een restaurantje. De heer Beijer vraagt of de nieuwe functie iets te maken heeft met het garagebedrijf zelf. De heer Şahin antwoordt dat dit niet het geval is. Hij voegt hieraan toe, dat de autohandel op dit moment slecht gaat, terwijl alle vaste lasten gewoon doorlopen. Daarom is hij gaan zoeken naar andere manieren om geld te verdienen. Voor de Turkse gemeenschap bestaan er weinig gelegenheden om te eten, of bijvoorbeeld een besnijdenisfeestje of een kleine bruiloft te geven. Daaraan bestaat zeker behoefte. Ook vanuit de Turkse moskee is hiervoor veel enthousiasme uitgesproken. De heer Beijer vraagt of de heer Şahin geheel zou willen omschakelen naar andere activiteiten wanneer het met de garage langdurig slecht blijft gaan. De heer Şahin antwoordt, dat hij niet voornemens is de garage te sluiten, maar dat hij de horecafunctie graag wil toevoegen.
4.d
Mevrouw I. Kendirli DAS rechtsbijstand, Karspeldreef 15, Amsterdam namens Supermarkt Anadorlum, Grotebrugse Grintweg 57 TIEL (Zienswijze nummer 17) Mevrouw Kendirli heeft in 2008 een winkel gekocht en deze in 2009 als winkel in gebruik genomen. In het nieuwe bestemmingsplan ligt op het betreffende pand geen winkelfunctie meer. Daarmee wordt haar de mogelijkheid ontnomen om haar inkomen te verdienen. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman vraagt of de winkel gezien moet worden als een ‘buurtsuper’. Mevrouw Kendirli antwoordt bevestigend. Zij heeft een winkel met één kassa en drie medewerkers; zijzelf, haar man en haar dochter. De heer Kooijman vraagt of het pand al een winkelbestemming had toen zij het kocht. Mevrouw Kendirli antwoordt bevestigend; het eerste jaar heeft zij het nog verhuurd als winkel. In het koopcontract is vermeld dat het gaat om een winkel met bovenwoning.
10
De heer Beijer vraagt of haar iets bekend is over parkeeroverlast voor de buurtbewoners. Mevrouw Kendirli bevestigt dat dit in het verleden het geval was. De Gemeente heeft dit opgelost door voor de deur van haar winkel vier parkeerplaatsen te realiseren in een blauwe zone. Inspreker geeft aan dat de parkeeroverlast niet alleen door de winkel wordt veroorzaakt. Bewoners bezitten per adres meerdere auto’s en plaatsten deze dan onder andere op de parkeerplaatsen van de winkel. Ze stelt dat de parkeeroverlast momenteel niet meer aan de orde is.
4.e
De heer J. Vernooy en mevrouw M. Vernooy, eigenaren van de panden Voor de Kijkuit 32 en 34 en Hovenierslaan 52 (Schriftelijke zienswijze – nummer 21 - ingediend door A. Willigenburg, Schoonoordselaan 39 DOORN , Doorn; namens hr. en mevr. Vernooy, Graaf van Lynden van Sandenburgweg 12, Wijk bij Duurstede) Zienswijze 21 Tevens wordt in relatie hiermee zienswijze 22 behandeld (betreft zienswijze garagebedrijf A. Alpaslan, Voor de Kijkuit 34a TIEL) De heer en mevrouw Vernooy hebben genoemde panden in 1999 aangekocht. Het pand aan Voor de Kijkuit was toen in gebruik als sloopbedrijf en asbestverwerkingsbedrijf, met twee woonhuizen, een kantoor en het bedrijf. Na de aankoop zijn de Hovenierslaan en Voor de Kijkuit 34 verhuurd voor bewoning. Nummer 32 was eerst verhuurd aan een administratiekantoor en later aan een makelaarskantoor. Nu is er een kinderdagverblijf gevestigd en sinds 2005 een categorie III-autobedrijf. In het nieuwe bestemmingsplan is aan de panden de bestemming ‘wonen’, c.q. ‘maatschappelijke bestemming’ toegekend. De eigenaren maken daar bezwaar tegen, omdat dit de gebruiksfunctie van de panden beperkt. De voorzitter wijst erop, dat de bezwaarmakers in hun brief ook nog hadden gesteld, dat hun bouwvlak niet correct zou zijn aangegeven en dat de Gemeente daarover zou worden geïnformeerd. Hij vraagt of de heer en mevrouw Vernooy inmiddels de benodigde stukken beschikbaar hebben voor de adviescommissie. Mevrouw Vernooy antwoordt, dat hun adviseur, die niet aanwezig is, alle relevante stukken in bezit heeft. De voorzitter vraagt haar deze zo snel mogelijk te doen toekomen aan de commissiegriffier, mevrouw Pullen, zodat de commissie deze informatie kan meenemen in haar advies. (Actie inspreker) Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman vraagt of de ontvangen tekening de panden aan de Hovenierslaan en Voor de Kijkuit betreffen. Mevrouw Vernooy beaamt dit. De heer Kooijman vraagt of alle vergunningen zijn verleend voor het garagebedrijf. Mevrouw Vernooy wijst erop, dat de eigenaar van het garagebedrijf naast haar zit. De voorzitter vraagt deze zich voor te stellen. De heer Alpaslan stelt zich voor en geeft aan, dat hij ook een bezwaar heeft ingediend vanwege het feit, dat het terrein, dat hij huurt, als bedrijf wordt aangemerkt, maar niet specifiek als autobedrijf. De voorzitter stelt voor de beide bezwaren gecombineerd te behandelen. De bezwaarden en de adviescommissie gaan hiermee akkoord. De heer Alpaslan vertelt, dat hij sinds 2005 een autobedrijf uitoefent op Voor de kijkuit 34.a. Hij is daar begonnen met een autohandel en sinds 2008 is het een garagebedrijf met o.a. een wasstraat en een spuitcabine. Hij heeft indertijd hiervoor een zogenaamde melding gedaan; dit is in verband met de milieuwetgeving verplicht voor een autobedrijf. Deze melding is in 2008 geaccepteerd. De bijbehorende tekening wordt ter plekke overhandigd aan de commissiegriffier. De heer Kooijman vraagt de heer Alpaslan of er vòòr 2005 ook een autobedrijf gevestigd was op dezelfde locatie. De heer Alpaslan antwoordt bevestigend. Mevrouw Vernooy voegt hier aan toe, dat het pand in 1999 is verhuurd als autobedrijf. Daarvoor was het een sloperij en een asbestverwijderingsbedrijf.
11
Horen (vertegenwoordiger) College van Burgemeester en Wethouders n.a.v. bezwaarmakers 4.a t/m 4.e De heer Beijer verwijst naar het bezwaar van de heer De Keijzer. Hij vraagt of de eisen die nu worden gesteld voortvloeien uit het woonwagenbeleid of uit het nieuwe bestemmingsplan, dan wel beide. Ambtelijk wordt geantwoord dat er op dit moment een woonwagennormalisatiebeleid wordt gevolgd; dit beleid omvat meerdere elementen. In relatie tot het bestemmingsplan is relevant dat zowel de locatie Latensteinse Rondweg als andere locaties in Tiel conserverend zijn bestemd. Dat wil zeggen dat geen nieuwe toevoegingen worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Voor bebouwing, bestrating e.d., die niet conform het geldende bestemmingsplan is, geldt het woonwagenbeleid. Dit staat los van het nieuwe bestemmingsplan. De heer Beijer stelt vast dat het beleid waarmee de heer De Keijzer te maken heeft gekregen dus eigenlijk voortvloeit uit het woonwagennormalisatiebeleid en niet zozeer aan het bestemmingsplan is gerelateerd. Om die reden vraagt hij zich af of dit bezwaar wel binnen de bestemmingsplanprocedure besproken dient te worden. Ambtelijk wordt bevestigt dat een en ander voortvloeit uit het woonwagennormalisatiebeleid. Hierin is gesteld, dat het vigerende bestemmingsplan één op één is overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Besloten had kunnen worden om alle bebouwing die niet was opgenomen in het huidige bestemmingsplan, wél op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. Daarvoor is echter niet gekozen. De heer Kooijman vraagt, aangaande de sportschool, of een ondernemer die op dit moment met een dergelijk plan zou komen, dit wel als beleid gehonoreerd zou krijgen, onafhankelijk van de locatie. Hij ziet dit toch als een vorm van bedrijvigheid die al enige jaren gaande is, zowel binnenstedelijk als buitenstedelijk. Spreker informeert naar de visie van het College wat dit betreft. Ambtelijk wordt uitgelegd dat in het algemene beleid van de gemeente Tiel onderscheid wordt gemaakt tussen sport en wellness. Wellness maakt geen deel uit van het Tielse sportbeleid. Zaken als sportmassage en blessurebehandeling vallen wel binnen dit kader, omdat zij onlosmakelijk verbonden zijn met de sportbeoefening. Dit geldt echter niet voor schoonheidsbehandelingen. De heer Kooijman concludeert dat het College een sterk onderscheid maakt tussen maatschappelijke ontwikkelingen die op dit gebied plaatsvinden en het momenteel geldende beleid. Ambtelijk wordt bevestigd dat het College blijkbaar een andere kijk op maatschappelijke ontwikkelingen heeft als het College nog niet van mening is dat wellness een onderdeel van sport is. De heer Kooijman verwijst naar de zienswijze van mevrouw Kendirli (4.d). In de stedenbouwkundige opzet van de Grotebrugse Grintweg en omgeving waren oorspronkelijk buurtwinkels opgenomen. Hij vraagt toe te lichten waarom het College daarvan wil afwijken. Ambtelijk wordt uitgelegd dat aan de Grotebrugse Grintweg geen stedenbouwkundig plan ten grondslag heeft gelegen. De buurtwinkels zijn in de loop der tijd ontstaan. In het verleden waren er meer buurtwinkels, maar ook minder verkeer en dus geen parkeeroverlast. Overal zie je echter de kleine buurtwinkels verdwijnen, waardoor de kracht van een buurtwinkel of een buurtcentrum wordt ondermijnd. De visie van het College is erop gericht om die winkels te bundelen om zodoende de kracht te behouden. Wanneer je dat niet doet, dan ontstaat nooit een situatie met voldoende kracht om deze duurzaam te kunnen handhaven. De heer Kooijman stelt, dat de buurtwinkels zijn ontstaan uit een behoefte. Hij begrijpt nu dat het College juist wil sturen op concentratie. Ambtelijk wordt bevestigd dat het College inderdaad wil sturen op concentratie van winkelvoorzieningen. In dit geval was de winkel er in het verleden niet. Oorspronkelijk was in dit pand een buurtcafé gevestigd. Later is hier - in strijd met het toen geldende bestemmingsplan - een winkel gevestigd voor geluidsapparatuur in auto’s; momenteel is dit een buurtwinkel. De heer Kooijman stelt vast dat mevrouw Kendirli het pand heeft gekocht met een winkelbestemming. Dit blijkt uit de kadastrale gegevens en de aankoopinformatie. Ambtelijk wordt aangegeven dat het pand wellicht door de makelaar als winkelpand is verkocht, maar dit nooit in het bestemmingsplan is opgenomen. In het geldige bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt in gesloten, open en vrijstaande bebouwing. Met gesloten bebouwing wordt een woonbestemming bedoeld en op dit pand staat de aanduiding ‘horeca’ en niet de aanduiding ‘detailhandel’. De heer Beijer begrijpt dat de parkeerproblemen inmiddels zijn opgelost. Hij vraagt of het College bereid is het argument van parkeeroverlast daarmee te laten vervallen. Ambtelijk wordt geantwoord dat deze vraag alleen op basis van formele gegevens kan worden beantwoord.
12
De voorzitter sluit het eerste gedeelte van de hoorzitting af. Hij geeft een korte samenvatting van het vervolg van de procedure, zoals bovenaan in dit verslag omschreven, en informeert naar aanvullende vragen of opmerkingen. De heer Vernooy informeert naar de mogelijkheid om voortaan bij bestemmingsplanherzieningen een bericht of een publicatie te verzenden aan belanghebbende eigenaren en gebruikers in een gebied. De voorzitter geeft aan, dat hij op deze vraag geen antwoord kan geven, omdat dit een beleidsbeslissing betreft. Ambtelijk wordt aangevuld dat een gemeente wettelijk verplicht is om een aankondiging met betrekking tot een bestemmingsplanswijziging te plaatsen in de Staatscourant en in de Zakengids. Het College heeft - uit oogpunt van kostenbesparing - niet gekozen voor persoonlijke toezending. De heer Alpaslan vraagt aandacht voor het feit dat een wijziging van een bestemmingsplan zeer ingrijpend kan zijn voor bewoners of gebruikers van een gebied. Vanuit die impact pleit hij voor persoonlijke toezending van een dergelijke aankondiging. Ambtelijk wordt aangegeven dat er alleen een persoonlijk bericht wordt verzonden aan eigenaren van percelen waar door de wijziging van het bestemmingsplan een nieuwe ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt. Omdat voor het deel van Tiel, waarover nu wordt gesproken, geen bestemmingsplan voorhanden was, is het uitgangspunt geweest om bestaande situaties in te passen. Wanneer de procedure in dezen niet correct is gevolgd, is het aan de Gemeenteraad om dit eventueel te herstellen. VERVOLG HOREN BEZWAARMAKERS - HOORZITTING 11 JULI 4.f
De heer J. van Hesteren, Grotebrugse Grintweg 101a TIEL (Zienswijze nummer 23) De heer van Hesteren heeft bezwaar ingediend omdat zijn bedrijf sinds 1994 is gevestigd aan de Grotebrugse Grintweg 91/89. Tot zijn verbazing heeft hij moeten constateren hij dat zijn bedrijf niet meer als bedrijf op dat adres is ingekleurd op het nieuwe bestemmingsplan. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman stelt vast dat de heer Van Hesteren sedert 1994 op de locatie is gevestigd en daar sinds 1995 een Hinderwetvergunning heeft. Hij vraagt wat de activiteiten van de heer Van Hesteren zijn. De heer Van Hesteren antwoordt, dat hij daar een werkplaats heeft.
4.g
De heer H.J. van Tricht, Korte Binnenhoek 9-11 TIEL (Zienswijze nummer 24) De heer Van Tricht geeft aan dat zijn bedrijf sinds 1969 is gevestigd op de Korte Binnenhoek 11. Ook voor hem geldt, dat zijn bedrijfsterrein niet meer als zodanig is aangemerkt. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman vraagt of de heer Van Tricht over de nodige vergunningen beschikt voor zijn bouwbedrijf. De heer Van Tricht antwoordt, dat hij vergunningen heeft voor opslag en werkplaats. De voorzitter vraagt of de heer Van Tricht op de tekening kan aangeven waar zijn bedrijf is gevestigd. De heer Van Tricht toont dit ter plaatse. Hij zal de commissiegriffier een kaart toezenden, waarop hij dit precies aangeeft. (Actie)
4.h
De heer C. van Buren en I. van den Heuvel, Schullenhofstraat 82 TIEL (Zienswijze nummer 25) De heer Van Buren constateert dat in het nieuwe bestemmingsplan zijn hele woonomgeving als ‘verkeer’ is gemarkeerd. In het bestemmingsplan leest hij echter dat er in Tiel een tekort zou zijn aan groen en de Gemeente het aanwezige groen graag wil behouden. Hij zou dan ook graag zien, dat de bestemming wordt gewijzigd naar ‘groenvoorziening’. Op dit moment is er een speeltuin en veel groen in de wijk. Met de bestemming ‘verkeer’ zou dit dus in de toekomst kunnen wijzigen, zonder dat daarvoor een wijziging op het bestemmingsplan hoeft plaats te vinden.
13
Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman vraagt de heer Van Buren op de kaart aan te duiden over welk deel hij spreekt. De heer Van Buren doet dit ter plaatse. Desgevraagd beaamt hij, dat de bewoners hun auto’s parkeren in de garage van de Binnenheuvel. De heer Beijer vraagt of de heer Van Buren contact heeft gehad met andere bewoners over deze kwestie. De heer Van Buren antwoordt, dat hij namens zichzelf spreekt. De heer Aspelin vraagt hoe lang het groen in de wijk al aanwezig is. De heer Van Buren antwoordt dat dit zo is sinds de aanleg van de straat, een jaar of vier geleden. Opvallend acht hij dat de Schullenhofstraat in het online bestemmingsplan niet voorkomt, ondanks het feit dat de straat inmiddels vier jaar bestaat.
4.i
De heer E. Hogeboom, Schullenhofstraat 106 TIEL (Zienswijze nummer 26) De heer Hogeboom stelt dat hij, voordat hij zijn woning kocht, terdege is nagegaan wat de bestemming voor het gehele gebied was. Momenteel betreft dit een autoluw gebied waar parkeren niet is toegestaan. Er moet worden geparkeerd in de tweelaags parkeergarage van de Binnenheuvel. De parkeergarage heeft veel overcapaciteit, maar een groot deel is toebedeeld aan partijen, waardoor deze overcapaciteit niet kan worden benut. In het nieuwe bestemmingsplan krijgt de omgeving de functie ‘verkeer’. Dit veroorzaakt grote onzekerheid, want met deze nieuwe functie kan de gemeente Tiel zonder meer verkeer en parkeren toestaan, zonder dat de bewoners daartegen bezwaar kunnen maken. Zijn bange vermoeden wordt al bewaarheid, want in de groenstrook naast zijn woning worden aldus de planning - elf parkeerplaatsen ‘gepropt’, terwijl daar - volgens hem - geen plaats voor is. Spreker vermoedt dat de Gemeente een fout heeft gemaakt met de parkeergarage en een en ander wil herstellen over de rug van de bewoners. Inspreker heeft met meerdere buren contact gehad; sommigen hebben bezwaar aangetekend, anderen niet. De heer Hogeboom maakt uitdrukkelijk bezwaar en stelt dat hij zijn woning niet zou hebben gekocht als deze koerswijziging bekend was geweest. Hij voelt zich met de gewijzigde omstandigheden gedwongen om te gaan verhuizen, waarbij hij zich bovendien geconfronteerd wordt met een sterk verminderde waarde van woning als gevolg van genoemde verandering. Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Beijer vraagt op grond van welke onderliggende informatie de heer Hogeboom indertijd tot aankoop van de woning is overgegaan. De heer Hogeboom antwoordt, dat hij toentertijd het bestemmingsplan heeft ingezien. Daarin stond omschreven dat er te weinig groenvoorzieningen zijn in Tiel Oost. Dit staat overigens ook in het nieuwe bestemmingsplan. Veel wijken worden in het nieuwe plan ook als ‘groen’ bestempeld, alleen hun wijk heeft de aanduiding ‘verkeer’ gekregen. De heer Aspeling vraagt hoe dit is aangeduid in het vigerende bestemmingsplan. De heer Hogeboom antwoordt, dat wordt gesproken over ‘gemengde doeleinden’. Dit betekent dat er woningen gebouwd mogen worden, fietspaden en speeltuinen mogen worden aangelegd, maar dat auto’s alleen op eigen terrein geparkeerd mogen worden. De heer Kooijman vraagt de heer Hogeboom op de kaart de locatie aan te geven, hetgeen de heer Hogeboom ter plaatse doet. De heer Hogeboom licht toe dat hij zelf bouwkundige is. Hij heeft op basis van de planregels een helder beeld van hetgeen al dan niet is toegestaan. Op basis daarvan heeft hij heel bewust zijn keuze bepaald.
4.j
De heer en mevrouw E.W. en E.A.M. van Tricht, Grotebrugse Grintweg 89 TIEL (Zienswijze nummer 27) De heer Van Tricht geeft aan dat zijn woning tegenover de Schullerstraat staat. Tussen de woningen ligt een smalle strook groen, die in het nieuwe bestemmingsplan wordt aangeduid met de bestemming ‘verkeer’. Zij zijn van mening dat dit ongewenst is en dat de strook ook ongeschikt is als parkeerruimte. Ze zouden graag zien dat het stukje in het bestemmingsplan als vanouds de bestemming ‘groen’ krijgt. De voorzitter wijst erop, dat een eerdere zienswijze betrekking had op hetzelfde stuk grond, met hetzelfde bezwaar. De heer en mevrouw Van Tricht waren niet aanwezig toen deze zienswijze werd besproken. De hoorcommissie heeft zich dus reeds gebogen over deze bestemming.
14
Vragen n.a.v. inspreekreactie De heer Kooijman vraagt de heer Van Tricht op de kaart te duiden over welk gebied het gaat. De heer Van Tricht doet dit ter plaatse.
Horen (vertegenwoordiger) College van Burgemeester en Wethouders n.a.v. bezwaarmakers 4.f t/m 4.j De heer Beijer haakt in op de zienswijze van de heer Hogeboom. Hij vraagt het College waarom de bestemming ‘gemengde doeleinden’ is gewijzigd. Ambtelijk wordt uitgelegd dat in het vigerende bestemmingsplan nog sprake is van indicerende bestemmingen. Onder de huidige wetgeving is dit echter niet meer toegestaan. In het huidige bestemmingsplan is ook geen exacte afbakening tussen bestemmingen gehanteerd; er was sprake van ‘vlekken’ binnen de bestemming ‘gemengde doeleinden’, die voor het gehele gebied geldt. Daaraan is het voorschrift toegevoegd, dat er ruimte is voor groen, speelterreinen en voetpaden, maar ook voor verkeer en parkeren. In de beschrijving op hoofdlijnen is toegevoegd dat parkeren hoofdzakelijk moet plaatsvinden in de parkeergarage. Een en ander laat onverlet dat in het nieuwe bestemmingsplan een bestemming moet worden toegekend aan een locatie. Er is voor gekozen om daarin zo flexibel mogelijk te blijven, omdat in het verleden is voorgekomen dat bij een herinrichtingsproject een halve meter plantsoen bij een fietspad moest worden getrokken en er een procedure moest worden gestart voor een wijziging van het bestemmingsplan. Het wil niet zeggen, dat alles wat in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming ‘verkeer’ heeft, ook daadwerkelijk alleen bestemd is voor verkeer. Wanneer straks de Binnenhoek moet worden heringericht, zou het kunnen voorkomen, dat voor ontsluiting van een woonwijk wat grond van de bestaande groenvoorziening nodig is. Om de nodige flexibiliteit te behouden, is hier de bestemming ‘verkeer’ op gelegd. De heer Beijer vraagt of hij mag concluderen, dat het hier een technische wijziging betreft. Ambtelijk antwoordt, dat het enerzijds een technische bestemming is, omdat moet worden voldaan aan de nieuwe wetgeving voor het toekennen van bestemmingen. Anderzijds is het toch ook een beleidsmatige wijziging, omdat ervoor gekozen is de openbare ruimte grotendeels als ‘verkeer’ aan te merken, om daarbinnen de ruimte te hebben voor de noodzakelijke herinrichtingprojecten. De heer Aspeling vraagt op welke termijn de geplande herinrichting van het betreffende gebied zal plaatsvinden. Ambtelijk wordt geantwoord dat de herinrichting van de Binnenhoek op korte termijn gaat plaatsvinden. Aan de tekeningen en het bestek wordt op dit moment gewerkt. De herinrichting mag binnen vijf jaar worden verwacht. De heer Kooijman wijst op de verbeelding het betreffende gebied aan. Hij meent dat hier verkeerstechnisch gezien weinig mogelijk zal zijn. Hij vraagt hoe concreet de genoemde andere bouwplannen zijn. Ambtelijk wordt toegelicht dat het hierbij zowel gaat om een woning die al is gerealiseerd, op het terrein van het bouwbedrijf van Van Tricht, als om het bouwplan aan het Postlaantje dat nog uitvoering moet krijgen. De heer Henning vraagt of het voor de bedrijfsvoering door de heren Van Hesteren en Van Tricht vergunningen zijn afgegeven. Ambtelijk wordt dit bevestigd. Deze vergunningen zijn inderdaad verleend en zijn nog geldig. Betreffende het bedrijf van Van Tricht ging het College er ten onrechte van uit, dat dit bedrijf beëindigd was na de bouw van een woning op het terrein. Het bedrijf van de heer Van Hesteren is per abuis over het hoofd gezien. De heer Henning vraagt, of het College op de hoogte is van het feit de bezwaarden Bierman Advocaten en de Maatschap B&P Investment uitbreidingsplannen hebben. Dit is - volgens het bestemmingsplan - maar beperkt mogelijk. Ambtelijk wordt aangegeven dat hiertoe geen concrete aanvragen of tekeningen zijn ontvangen. De heer Kooijman vraagt het College - naar aanleiding van de zienswijze van de heer en mevrouw Van Tricht - nogmaals aan te geven waarom in het bestemmingsplan aan het bedoelde terrein de bestemming ‘verkeer’ is gegeven. De heer Beijer voegt toe dat het hier slechts een zeer smalle strook grond betreft. De strook lijkt te klein om verkeer of parkeren toe te staan. Hij vraagt waarom het College er toch voor kiest om hieraan deze bestemming toe te kennen. Ambtelijk wordt verwezen naar de eerdere beantwoording op dit punt tijdens de zitting en naar het verslag van de hoorzitting. Deze bestemming is opgelegd met het oog op de benodigde flexibiliteit. Hij voegt hier aan toe, dan bij deze brede bestemming groenvoorzieningen e.d. altijd toegestaan zijn. Andersom is echter niet het geval.
15
5.
Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de hoorzitting om 22.05 uur.
16
Bestemmingsplan
Tiel Oost regels
Gemeente Tiel
2
1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels Begrippen Plan Het bestemmingsplan 'Tiel Oost' met identificatienummer NL.IMRO.0281.BP00009on01 van de gemeente Tiel.
1.2
Bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3
Aanbouw Een vergroting van het hoofdgebouw door het realiseren van een nieuwe, afzonderlijke ruimte. Tussen de aanbouw en het hoofdgebouw bestaat een directe verbinding.
1.4
Aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5
Aanduidingsgrens De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6
Aan-huis-verbonden beroep (beroep aan huis) Het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.7
Aan-huis-verbonden bedrijf (bedrijf aan huis) Het verlenen van diensten en/ of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.8
Ambachtelijk bedrijf Een bedrijf (categorie A uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging) waarin bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en installeren van goederen plaatsvindt, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
3
1.9
Archeologisch onderzoek Onderzoek dat wordt verricht door een dienst, bedrijf of instelling dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor archeologisch veldonderzoek is tevens een opgravingsvergunning (ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988) vereist.
1.10
Archeologische waarde De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende (dan wel te verwachten) zichtbare en/of onzichtbare sporen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.
1.11
Bebouwing Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12
Bedrijfswoning Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, met inbegrip van aan huis gebonden beroep en bed & breakfast.
1.13
Bed & breakfast Het kleinschalig verlenen van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt in een woning.
1.14
Beperkt kwetsbaar object Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico cq. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.15
Bestaande situatie (bebouwing en gebruik) a
b
1.16
bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, danwel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning; het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
Bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak.
1.17
Bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18
Bevi-inrichtingen Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
4
1.19
Bevoegd gezag Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.20
Bijgebouw Een gebouw, vrijstaand bij of vastgebouwd aan het hoofdgebouw. Tussen het bijgebouw en het hoofdgebouw bestaat geen directe verbinding en het bijgebouw is functioneel en architectonisch ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
1.21
Bodemverstoring Alle grondwerkzaamheden/activiteiten die een effect hebben op het voortbestaan van archeologische waarden of verwachtingen in de bodem.
1.22
Bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23
Bouwgrens De grens van een bouwvlak.
1.24
Bouwlaag Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.25
Bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26
Bouwperceelgrens Een grens van een bouwperceel.
1.27
Bouwvlak Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28
Bouwwerk Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29
Consumentenvuurwerk Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
5
1.30
Creativiteitscentrum Een instelling waar cursussen gegeven worden als dans, koken, beeldende kunst, audiovisuele, dramatische en/of literaire vorming.
1.31
Dak Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32
Detailhandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte horeca.
1.33
Detailhandel Perifeer 1 Detailhandel welke behoort tot specifieke hierna genoemde branches die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen of vanwege de gevoerde formule een groot oppervlak nodig hebben. Het betreft de volgende branches: detailhandel in meubels en woninginrichtingsartikelen; detailhandel in keukens; detailhandel in badkamers / sanitair; bouwmarkten / detailhandel in doe het zelf artikelen en bouwmaterialen; tuincentra / detailhandel in tuinartikelen; detailhandel in tenten en kampeerbenodigdheden; detailhandel in diervoeders en dierbenodigdheden met een minimaal bruto 2 vloeroppervlak van 1.000 m ; detailhandel in bruin- en witgoed (electra) met een minimaal bruto vloeroppervlak 2 van 1.000 m ; detailhandel in rijwielen en bromfietsen en/of bijbehorende accessoires) met een 2 minimaal bruto vloeroppervlak van 1.000 m ; detailhandel in autoaccessoires met een minimaal bruto vloeroppervlak van 2 1.000 m .
1.34
Dienstverlening Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, reisbureaus, uitzendbureaus en bankkantoren met baliefunctie.
1.35
Eerste bouwlaag De bouwlaag op de begane grond.
1.36
Evenementen Periodieke en/ of incidentele manifestaties zoals beurzen, concerten, markten, sportmanifestaties en dergelijke.
6
1.37
Garageboxen Gebouwen ten behoeve van de stalling van voertuigen en het gebruik als berging ten dienste van wonen, voorzover niet gelegen op dezelfde bouwpercelen als de woningen van de gebruikers.
1.38
Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39
Geluidzoneringsplichtige inrichting Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.40
Hoofdgebouw Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.41
Horeca(bedrijf) Een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie; a horeca categorie 1: winkelondersteunende horeca, hoofdzakelijk: bereiding van etenswaren al of niet voor consumptie ter plaatse; nevenactiviteit: verstrekken van dranken; voorbeelden zijn horecabedrijven zoals theehuizen, lunchrooms, ijssalons en broodjeszaken; b horeca categorie 2: hoofdzakelijk: bereiding van etenswaren al of niet voor consumptie ter plaatse en al of niet in combinatie met horeca categorie 1 activiteiten; nevenactiviteit: verstrekken van dranken; voorbeelden zijn horecabedrijven zoals restaurants, snackbars, cafetaria, grillrooms en afhaalhoreca; c horeca categorie 3: hoofdzakelijk verstrekken van alcoholische en/of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek met het gelegenheid geven tot dansbeoefening, al dan niet in combinatie met horeca 2 activiteiten; nevenactiviteit: verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid; voorbeelden zijn horecabedrijven zoals cafés, bars, feestzalen, dancings, nachtclubs en discotheken; d horeca categorie 4: het verstrekken van logies; voorbeelden zijn horecabedrijven zoals hotels en pensions.
7
1.42
Jongeren ontmoetingsplaats Een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind.
1.43
Kampeermiddel Tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelte daarvan, voorzover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.44
Kantoor Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder tevens congres- en vergaderaccomodatie.
1.45
Kunstwerk Een civieltechnisch bouwwerk, zoals sluizen, viaducten en dergelijke, met uitzondering van een beeldend kunstwerk, waaronder verstaan wordt een uiting van beeldende kunsten.
1.46
Kwetsbaar object Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico cq. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen.
1.47
Lawaaisporten De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting, schietsport en soortgelijke geluidproducerende sporten.
1.48
Maatschappelijke voorzieningen Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, verenigingsleven en militaire zaken, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.49
Natuurwetenschappelijke waarde De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.50
Normale onderhoudswerkzaamheden Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken.
8
1.51
Nutsvoorzieningen Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling et cetera.
1.52
Omgevingsvergunning Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.53
Omgevingsvergunning voor het bouwen Een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.54
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Een vergunning als vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.55
Ondersteunende horeca Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.
1.56
Pand De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.57
Permanente bewoning Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
1.58
Productiegebonden detailhandel Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.59
Prostitutie Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.60
Recreatief medegebruik Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
9
1.61
Seksinrichting Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.62
Sportieve doeleinden Buitensporten en binnensporten, met inbegrip van sporthallen en zwembaden;
1.63
Staat van bedrijfsactiviteiten De als bijlage1 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen standaard milieucategorisering van bedrijvigheid.
1.64
Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging De als bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging opgenomen standaard milieucategorisering van bedrijvigheid in gebieden waar sprake is van functiemenging.
1.65
Standplaats Een stuk grond bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.66
Supermarkt Een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan 2 levens- en genotmiddelen met een minimum bruto vloeroppervlak van 300m .
1.67
Uitbouw Een vergroting van het hoofdgebouw door het vergroten van een bestaande ruimte van het hoofdgebouw.
1.68
Uitvaartcentrum Een voorziening waar een overledene naar toe wordt gebracht, verzorgd, opgebaard, kan worden bezocht, waar een condoleance en/of uitvaartplechtigheid kan worden gehouden en bijbehorende voorzieningen.
1.69
Vloeroppervlak Totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
1.70
Voorgevelrooilijn Bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.
10
1.71
Vuurwerkbedrijven Inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/ of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.
1.72
Wellness Het aanbieden van diensten en behandelingen met het oogmerk het persoonlijke welbevinden van de klant te bevorderen, dit gebeurt middels behandelingen gericht op ontspanning, lichamelijke gesteldheid/fitheid of uiterlijke verfraaiing (tijdelijk of permanent), uitgesloten zijn seksuele dienstverlening en behandelingen met een medische kwalificatie.
1.73
Welzijnsinstellingen Instellingen die meerdere werksoorten uitvoeren in de welzijnssector en daarnaast ook beheersmatige of ondersteunende functies vervullen, waaronder sociale werkplaatsen, centra voor dagbesteding.
1.74
Woning Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.75
Wooneenheid Onder het begrip wooneenheid wordt voor de werking van het bestemmingsplan verstaan een woning.
1.76
Woonwagen Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Hieronder wordt niet verstaan een camper of een caravan.
1.77
Woonzorginstelling Een instelling ten behoeve van wonen in combinatie met een zorgfunctie.
1.78
Zelfstandig kantoor Een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.
11
Artikel 2
Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a De afstand tot een bouwperceelgrens De kortste afstand van een bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk. b Het bebouwingspercentage Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal met bouwwerken mag worden bebouwd. c De goothoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. d De dakhelling Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. e De inhoud van een bouwwerk Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. f De bouwhoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. g De horizontale diepte van een gebouw De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel. h De oppervlakte van een bouwwerk Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. i Peil 1. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang 2. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, met uitzondering van het bouwen binnen de bestemming Wonen - Woonwagens, worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
12
2 Artikel 3
3.1
Bestemmingsregels Bedrijf
Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a doeleinden van handel en bedrijf: 1. in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. ter plaatse van de hieronder opgenomen aanduidingen zijn eveneens de aangeduide bedrijven toegestaan; een machinefabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek'; een garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf'; met inachtneming van het volgende: 3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan; 4. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan; 5. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; met daaraan ondergeschikt: b productiegebonden detailhandel; c wegen en paden; d groenvoorzieningen; e parkeervoorzieningen; f nutsvoorzieningen; g waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbijbehorende: h een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; i tuinen, erven en terreinen; j gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte’ aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte.
13
d
voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen, mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
3.2.2
Bedrijfswoningen In afwijking van het bepaalde in 3.2.1 gelden voor bedrijfswoningen de volgende regels: a een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; b het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen; 3 c de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m bedragen; d voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt tevens het volgende: 1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen; 2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen.
3.2.3
Bijgebouwen bij een bedrijfswoning In afwijking van het bepaalde in 3.2.1 gelden voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen de volgende regels: a bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen; b bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; c de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer 2 dan 50 m bedragen; d de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; e de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen; d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3,5 m bedragen.
3.3
Afwijken van de bouwregels a
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 sub a. en worden toegestaan dat een gebouw wordt gebouwd buiten het bouwvlak, waarvan de maximum hoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane hoogte in het aangrenzende bouwvlak, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
14
b
c
d
2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. de waterhuishoudkundige situatie; 5. de milieusituatie; en 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 sub a. en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van de (woon)omgeving. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4 sub d en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal de maximum hoogte van gebouwen op het bouwperceel voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. de milieusituatie; en 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Opslag Opslag is uitsluitend toegestaan voor opslag van materialen of goederen, met dien verstande dat: a opslag uitsluitend is toegestaan achter de naar de wegzijde gekeerde (voorste) bouwgrens of het denkbeeldige verlengde daarvan; b de hoogte van opslag buiten het bouwvlak boven het aansluitende afgewerkte terrein, mag niet meer dan 2 meter bedragen; c de hoogte van opslag binnen het bouwvlak mag niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen; d de afstand van opslag buiten het bouwvlak tot de bouwperceelsgrens minimaal 5 m bedraagt.
3.4.2
Strijdig gebruik Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren.
15
3.5
Afwijken van de gebruiksregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 sub a. voor een bedrijf in een categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie, alsmede voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijfsactiviteiten qua hinder en overlast voor de omgeving -blijkens een door aanvrager te overleggen onafhankelijk deskundig onderzoeksrapport- gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie.
16
Artikel 4
4.1
Bedrijf - Nutsbedrijf
Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a een hoogspanningsverdeelstation; met daaraan ondergeschikt: b wegen en paden; c groenvoorzieningen; d parkeervoorzieningen; e nutsvoorzieningen; f waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbijbehorende: g tuinen, erven en terreinen; h gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; c voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen, mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen; d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3,5 m bedragen.
17
4.3
Afwijken van de bouwregels a
b
c
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 sub a. en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van de (woon)omgeving. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub d en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal de maximum hoogte van gebouwen op het bouwperceel voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. de milieusituatie; en 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
18
Artikel 5
5.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a nutsvoorzieningen; met de daarbijbehorende: b erven en terreinen; c gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte.
5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen; d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3,5 m bedragen.
5.3
Afwijken van de bouwregels a
b
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 sub a. en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van de (woon)omgeving. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid;
19
c
3. de sociale veiligheid. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 sub d en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal de maximum hoogte van gebouwen op het bouwperceel voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. de milieusituatie; en 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
20
Artikel 6
6.1
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a de verkoop van motorbrandstoffen, inclusief LPG; b een vulpunt lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg'; met daaraan ondergeschikt: c nevenactiviteiten als service aan motorvoertuigen, zoals wasstraten, APK keuringsstations, bandenvulstations en dergelijke en ondergeschikte detailhandel; d wegen en paden; e groenvoorzieningen; f parkeervoorzieningen; g nutsvoorzieningen; h waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbijbehorende: i tuinen, erven en terreinen; j gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte.
6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen; b buiten het bouwvlak mogen overkappingen worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 5 m, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping'; c de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
21
Artikel 7
7.1
Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a doeleinden van handel en bedrijf: 1. in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de van deze regels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’; 3. in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de van deze regels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’; 4. alsmede voor doeleinden van handel en bedrijf in de vorm van: een metaalwarenfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - metaalwarenfabriek'; een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - aannemersbedrijf'; een bedrijfsverzamelgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw'; een sloopbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – sloopbedrijf’; een groothandel in verf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in verf’; met inachtneming van het volgende: 5. geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan; 6. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan; 7. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; b verenigingsleven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', met dien verstande dat de gezamenlijke bruto-vloeroppervlakte van de perifere detailhandel en het verenigingsleven op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein niet meer mag bedragen dan 8.000 m²; c detailhandel perifeer 1 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel perifeer 1', met dien verstande dat de gezamenlijke bruto-vloeroppervlakte van de perifere detailhandel en het verenigingsleven op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein niet meer mag bedragen dan 8.000 m²; met daaraan ondergeschikt: d productiegebonden detailhandel; e ondersteunende horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel perifeer 1' ; f wegen en paden; g groenvoorzieningen;
22
h i j
parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen;
met de daarbijbehorende: k een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; l tuinen, erven en terreinen; m gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 7.2
Bouwregels
7.2.1
Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; c voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen, mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
7.2.2
Bedrijfswoningen In afwijking van het bepaalde in 7.2.1 gelden voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende regels: a een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; b het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen; 3 c de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m bedragen; d voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt tevens het volgende: 1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen; 2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen.
7.2.3
Bijgebouwen bij een bedrijfswoning In afwijking van het bepaalde in 7.2.1 gelden voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels: a bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen; b bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; c de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer 2 dan 50 m bedragen; d de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; e de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.
23
7.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen; d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3,5 m bedragen.
7.3
Afwijken van de bouwregels a
b
c
d
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 sub a. en worden toegestaan dat een gebouw wordt gebouwd buiten het bouwvlak, waarvan de maximum hoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane hoogte in het aangrenzende bouwvlak, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. de waterhuishoudkundige situatie; 5. de milieusituatie; en 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.4 sub a. en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van de (woon)omgeving. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.4 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.4 sub d en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal de maximum hoogte van gebouwen op het bouwperceel voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. de milieusituatie; en 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
24
7.4
Specifieke gebruiksregels
7.4.1
Strijdig gebruik Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan: a het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren; b een supermarkt.
7.4.2
Opslag Opslag is uitsluitend toegestaan voor opslag van materialen of goederen, met dien verstande dat: a opslag uitsluitend is toegestaan achter de naar de wegzijde gekeerde (voorste) bouwgrens of het denkbeeldige verlengde daarvan; b de hoogte van opslag buiten het bouwvlak boven het aansluitende afgewerkte terrein, mag niet meer dan 2 meter bedragen; c de hoogte van opslag binnen het bouwvlak mag niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen; d de afstand van opslag buiten het bouwvlak tot de bouwperceelsgrens minimaal 5 m bedraagt.
7.5
Afwijken van de gebruiksregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1 sub a. voor een bedrijf in een categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie, alsmede voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijfsactiviteiten qua hinder en overlast voor de omgeving -blijkens een door aanvrager te overleggen onafhankelijk deskundig onderzoeksrapport- gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie.
25
Artikel 8
8.1
Detailhandel
Bestemmingsomschrijving De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a detailhandel, uitsluitend op de begane grond; b horeca van categorie 1 en 2, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca'; c op de verdieping(en) wonen; met daaraan ondergeschikt: d wegen en paden; e groenvoorzieningen; f parkeervoorzieningen; g nutsvoorzieningen; h waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; i de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven; j bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning; met de daarbij behorende: k tuinen, erven en terreinen; l gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
8.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
26
8.3
Specifieke gebruiksregels Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aanhuis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed & breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven; b de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed & breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m²; c de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging; d het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; e verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer zijn niet toegestaan; f er dient bij voorkeur voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn. Indien dit niet het geval is, mag de parkeerdruk op de openbare ruimten niet onevenredig toenemen; g de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden; h er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
27
Artikel 9
9.1
Detailhandel - Detailhandel Perifeer 1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Detailhandel - Detailhandel Perifeer 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a detailhandel perifeer 1; met daaraan ondergeschikt: b ondersteunende horeca, uitsluitend uit horecacategorie 1; c wegen en paden; d groenvoorzieningen; e parkeervoorzieningen; f nutsvoorzieningen; g waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbij behorende: h tuinen, erven en terreinen; i gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
9.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 15 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
28
Artikel 10
10.1
Dienstverlening
Bestemmingsomschrijving De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a dienstverlening, uitsluitend op de begane grond; b op de verdieping(en) wonen; met daaraan ondergeschikt: c wegen en paden; d groenvoorzieningen; e parkeervoorzieningen; f nutsvoorzieningen; g waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; h de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven; i bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning; met de daarbij behorende: j tuinen, erven en terreinen; k gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2
Bouwregels
10.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; 10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; b de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
29
10.3
Specifieke gebruiksregels Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aanhuis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed&breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven; b de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed&breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m²; c de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging; d het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; e verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer zijn niet toegestaan; f er dient bij voorkeur voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn. Indien dit niet het geval is, mag de parkeerdruk op de openbare ruimten niet onevenredig toenemen; g de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden; h er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
30
Artikel 11
11.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a detailhandel, uitsluitend op de begane grond; b horeca van categorieën 1 en 2, uitsluitend op de begane grond; c maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond; d dienstverlening, uitsluitend op de begane grond; e ambachtelijke bedrijven, ateliers en galeries, uitsluitend op de begane grond; f op de verdieping(en) wonen; met daaraan ondergeschikt: g wegen en paden; h groenvoorzieningen; i speelvoorzieningen; j parkeervoorzieningen; k nutsvoorzieningen; l waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; m de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/ of aan-huis-verbondenbedrijven; n bed&breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning; met de daarbij behorende: o tuinen, erven en terreinen; p gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2
Bouwregels
11.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte’ aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte. 11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
31
b
c
11.3
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
Specifieke gebruiksregels Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aanhuis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed&breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven; b de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed&breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m²; c de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging; d het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; e verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer zijn niet toegestaan; f er dient bij voorkeur voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn. Indien dit niet het geval is, mag de parkeerdruk op de openbare ruimten niet onevenredig toenemen; g de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden; h er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
32
Artikel 12
12.1
Gemengd - 3
Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a detailhandel op de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 3'; b dienstverlening op de eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd – 2' en 'specifieke vorm van gemengd – 3'; c horeca van categorie 1 en 2 op de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 3'; d kantoren op de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 3'; e maatschappelijke voorzieningen op de eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd – 2' en 'specifieke vorm van gemengd – 3'; f sportieve doeleinden op de eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd – 2' en 'specifieke vorm van gemengd – 3'; g ambachtelijke bedrijven, ateliers en galeries op de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 3'; h wonen, al dan niet in combinatie met zorg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 1' en 'specifieke vorm van gemengd – 2' met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 1' wonen uitsluitend mag plaatsvinden vanaf de derde bouwlaag; i parkeervoorzieningen; met daaraan ondergeschikt: j wegen en paden; k groenvoorzieningen; l nutsvoorzieningen; m waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; n speelvoorzieningen'; o de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/ of aan-huis-verbondenbedrijven; p bed&breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning; met de daarbij behorende: q tuinen, erven en terreinen; r gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
33
12.2
Bouwregels
12.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; d ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' dienen de delen van het gebouw boven de maximaal toegestane goothoogte te passen binnen een denkbeeldig piramidevormig bebouwingsprofiel met een hellingshoek van de piramidevlakken van maximaal 45°, het gedeelte van het gebouw boven de maximaal toegestane goothoogte mag uit maximaal twee bouwlagen bestaan; 12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen. 12.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de bepalingen van deze regels omtrent de volgende onderwerpen, indien na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het planologisch/stedenbouwkundig belang, het stellen van de hieronder geformuleerde nadere eisen ten aanzien van de bebouwing, redelijkerwijs gewenst of noodzakelijk is, mede ter voorkoming van een onevenredige aantasting van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken: a de situering en omvang van gebouwen eventueel door het nader bepalen van bebouwingsgrenzen en hoogten, waarbij: 1. de situering van de voorgevels nader kan worden bepaald; 2. de diepte van gebouwen nader kan worden bepaald; 3. de afstanden nader kunnen worden bepaald van woningen en andere gebouwen tot: de perceelgrenzen; woningen en andere gebouwen onderling; 4. de hoogte van gebouwen nader kan worden bepaald; b de situering van niet-woonfuncties, waarbij geeist kan worden dat wordt aangesloten bij andere niet-woonfuncties;
34
c
12.4
de plaats en afmetingen van de andere bouwwerken ten behoeve van de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid.
Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Maximum oppervlakte Binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - 2' mag de maximum oppervlakte ten behoeve van dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en sportieve doeleinden niet meer bedragen dan 500 m². 12.4.2 Aan huis verbonden beroep/bedrijf en bed & breakfast Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aanhuis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed & breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven; b de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed & breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij 2 behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m ; c de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging'; d het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; e verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer zijn niet toegestaan; f er dient bij voorkeur voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn. Indien dit niet het geval is, mag de parkeerdruk op de openbare ruimten niet onevenredig toenemen; g de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden; h er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
35
Artikel 13
13.1
Gemengd - 5
Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a doeleinden van handel en bedrijf in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten; b kantoren; c dienstverlening; d maatschappelijke voorzieningen; e ateliers, studio's en galeries; met daaraan ondergeschikt: f wegen en paden; g groenvoorzieningen; h parkeervoorzieningen; i nutsvoorzieningen; j waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbij behorende: k tuinen, erven en terreinen; l gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2
Bouwregels
13.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; 13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
36
13.3
Afwijken van de gebruiksregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.1 sub a. voor een bedrijf in een categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie, alsmede voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijfsactiviteiten qua hinder en overlast voor de omgeving -blijkens een door aanvrager te overleggen onafhankelijk deskundig onderzoeksrapport- gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie.
37
Artikel 14
14.1
Gemengd - Werklandschap
Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd - Werklandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a doeleinden van handel en bedrijf: 1. in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. alsmede voor doeleinden van handel en bedrijf in de vorm van: een pindaverwerkend bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – pinda industrie' een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – aannemersbedrijf’; een fabricagebedrijf voor ovens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – ovenbedrijf’; een zandstraal- en coatingbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – zandstralen en coaten' een bedrijf in metaalrecycling ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – metaalrecycling’; een bedrijf in gebouwenreiniging ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – gebouwenreiniging’; een installatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – installatiebedrijf’; met inachtneming van het volgende: 3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan; 4. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan; 5. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; b detailhandel perifeer 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel perifeer 1'; c detailhandel in auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - auto'; d detailhandel in motoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - motoren'; e praktijklokalen voor scholen inclusief ondergeschikte, ondersteunende onderwijsruimtes; f welzijnsinstellingen, niet zijnde ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingstehuizen; g (para-) medische en therapeutische praktijkruimtes; h uitvaartcentra; i religie; j verenigingsgebouwen; k sportzalen en sporthallen inclusief sportscholen, fitnesscentra, kunstijsbanen, klimhallen en squashcentra; l zwembaden; m sauna's en wellness inclusief massage- en schoonheidsbehandeling als ondergeschikte activiteit;
38
n o p q r s
ateliers en studio's; 2 creativiteitscentra met een minimum bruto vloeroppervlak van 500 m ; bowlingbanen; overdekte speeltuinen; overdekte kartbanen; overige ontspannings- en vermaakcentra met een minimum bruto vloeroppervlak 2 van 500 m
met daaraan ondergeschikt: t productiegebonden detailhandel; u ondersteunende horeca; v wegen en paden; w groenvoorzieningen; x parkeervoorzieningen; y nutsvoorzieningen; z waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbijbehorende: aa een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; bb tuinen, erven en terreinen; cc gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 14.2
Bouwregels
14.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; c voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen, mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'. 14.2.2 Bedrijfswoningen In afwijking van het bepaalde in 14.2.1 gelden voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende regels: a een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; b het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen; 3 c de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m bedragen; d voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt tevens het volgende: 1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen; 2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen.
39
14.2.3 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning In afwijking van het bepaalde in 14.2.1 gelden voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels: a bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen; b bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; c de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer 2 dan 50 m bedragen; d de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; e de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen. 14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen; d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 3,5 m bedragen. 14.3
Afwijken van de bouwregels a
b
c
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.1 sub a. en worden toegestaan dat een gebouw wordt gebouwd buiten het bouwvlak, waarvan de maximum hoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane hoogte in het aangrenzende bouwvlak, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. de waterhuishoudkundige situatie; 5. de milieusituatie; en 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.4 sub a. en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de (woon) situatie van de (woon)omgeving. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.4 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid;
40
d
14.4
3. de sociale veiligheid. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2.4 sub d en een bouwhoogte worden toegestaan tot maximaal de maximum hoogte van gebouwen op het bouwperceel voor een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. de milieusituatie; en 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan: a het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren; b het gebruik van gebouwen voor zelfstandige dienstverlening anders dan (para-) medische en therapeutische praktijkruimtes; c zelfstandige horeca, incl. feestzalen, discotheken en congrescentra; d detailhandel anders dan volgens het bepaalde in 14.1 sub b,c en d; e scholen en zelfstandige onderwijsruimtes; f kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang; g ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingstehuizen; h bioscopen, theaters, pool- en biljartcentra; i seksinrichtingen. 14.4.2 Beperking kwetsbare functies Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - bevi' zijn in afwijking van het bepaalde onder 14.1 de volgende activiteiten niet toegestaan: a praktijklokalen voor scholen; b welzijnsinstellingen; c (para-) medische en therapeutische praktijkruimtes; d uitvaartcentra; e religie; f verenigingsgebouwen; g zwembaden; h sauna's en wellness; i overdekte speeltuinen; j overige ontspannings- en vermaakcentra. 14.4.3 Opslag Opslag is uitsluitend toegestaan voor opslag van materialen of goederen, met dien verstande dat: a opslag uitsluitend is toegestaan achter de naar de wegzijde gekeerde (voorste) bouwgrens of het denkbeeldige verlengde daarvan; b de hoogte van opslag buiten het bouwvlak boven het aansluitende afgewerkte terrein, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
41
c d
14.5
de hoogte van opslag binnen het bouwvlak mag niet meer dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen bedragen; de afstand van opslag buiten het bouwvlak tot de bouwperceelsgrens minimaal 5 m bedraagt.
Afwijken van de gebruiksregels a
b
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.1 sub a. voor een bedrijf in een categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie, alsmede voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijfsactiviteiten qua hinder en overlast voor de omgeving -blijkens een door aanvrager te overleggen onafhankelijk deskundig onderzoeksrapportgelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.4.2 ten behoeve van vestiging of uitbreiding van een onder d, e, f, g, h en j van dit sublid genoemde activiteit die gezien de aard, grootte en aanwezigheidsduur van de aanwezige groepen personen niet aangemerkt moet worden als kwetsbaar object en waarvan burgemeester en wethouders de toename van het groepsrisico middels een expliciete afweging van de externe veiligheidsaspecten acceptabel achten.
42
Artikel 15
15.1
Groen
Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a groenvoorzieningen; b waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met daaraan ondergeschikt: c evenementen; d speelvoorzieningen; e jongeren ontmoetingsplaatsen; f beeldende kunstwerken; g nutsvoorzieningen; met de daarbij behorende: h paden en bruggen; i gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2
Bouwregels
15.2.1 Gebouwen Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de in 15.1 onder d, e, f en g genoemde functies en hiervoor gelden de volgende regels: 3 a de inhoud van gebouwen mag niet meer dan 50 m bedragen; b de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen. 15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen; b de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
43
Artikel 16
16.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a horeca van categorieën 1 en 2, uitsluitend op de begane grond; b op de verdieping(en) wonen; met daaraan ondergeschikt: c wegen en paden; d groenvoorzieningen; e parkeervoorzieningen; f nutsvoorzieningen; g waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; h de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven; i bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning; met de daarbijbehorende: j tuinen, erven en terreinen; k gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2
Bouwregels
16.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; 16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
44
16.3
Specifieke gebruiksregels Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aanhuis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed&breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven; b de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed&breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m²; c de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging; d het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; e verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer zijn niet toegestaan; f er dient bij voorkeur voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn. Indien dit niet het geval is, mag de parkeerdruk op de openbare ruimten niet onevenredig toenemen; g de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden; h er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
45
Artikel 17
17.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a kantoren; met daaraan ondergeschikt: b wegen en paden; c groenvoorzieningen; d parkeervoorzieningen; e nutsvoorzieningen; f waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbijbehorende: g tuinen, erven en terreinen; h gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2
Bouwregels
17.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat fietsenstallingen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd; b de goothoogte bedraagt, uitgezonderd fietsenstallingen buiten het bouwvlak, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte bedraagt, uitgezonderd fietsenstallingen buiten het bouwvlak, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; d ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1' mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de kantoren niet meer bedragen dan 10.000 m²; e ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1' mag per 2 maatvoeringsvlak één bouwdeel met een maximale oppervlakte van 450 m een bouwhoogte hebben zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' en bedraagt de bouwhoogte voor de overige bebouwing maximaal 8 m; f ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1' mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen per maatvoeringsvlak niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'; g de bouwhoogte van fietsenstallingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m;
46
h
de gezamenlijke oppervlakte van fietsenstallingen buiten het bouwvlak mag niet 2 meer dan 50 m bedragen.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen. 17.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.2 sub b. en een bouwhoogte worden toegestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de verkeersveiligheid; c de sociale veiligheid.
47
Artikel 18
18.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' uitsluitend verenigingsgebouwen zijn toegestaan; b een sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sporthal'; c kamerbewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur'; met daaraan ondergeschikt: d wegen en paden; e groenvoorzieningen; f speelvoorzieningen; g parkeervoorzieningen; h nutsvoorzieningen; i waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbijbehorende: j tuinen, erven en terreinen; k gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2
Bouwregels
18.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; d voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen mag de gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'; 18.2.2 Bijgebouwen In afwijking van het bepaalde in 18.2.1 gelden voor het bouwen van bijgebouwen de volgende regels: a bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen ten behoeve van fietsenstallingen en bergingen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd; b bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
48
c
d
e f g
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw, voor zover 2 gebouwd buiten het bouwvlak, mag niet meer dan 50 m bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 % van de oppervlakte van de achter het bouwvlak gelegen gronden binnen het bouwperceel bedraagt; in afwijking van sub c. mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw op bouwpercelen groter dan 1.000 m², niet meer dan 70 m² bedragen, met inachtneming van de overige regels in sub c; de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de dakhelling van een bijgebouw mag niet meer dan de dakhelling van het hoofdgebouw bedragen; de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 2 m boven de maximaal toegestane goothoogte bedragen.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen. 18.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 18.2.3 sub b. en een bouwhoogte toestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de verkeersveiligheid; c de sociale veiligheid.
49
Artikel 19
19.1
Maatschappelijk - Woonzorginstelling
Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk - Woonzorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a een woonzorginstelling; met daaraan ondergeschikt: b wegen en paden; c groenvoorzieningen; d speelvoorzieningen; e parkeervoorzieningen; f nutsvoorzieningen; g waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbijbehorende: h tuinen, erven en terreinen; i gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2
Bouwregels
19.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat fietsenstallingen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd; b de bouwhoogte bedraagt, uitgezonderd fietsenstallingen buiten het bouwvlak, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; c de goothoogte bedraagt, uitgezonderd fietsenstallingen buiten het bouwvlak, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; d de bouwhoogte van fietsenstallingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m; e de gezamenlijke oppervlakte van fietsenstallingen buiten het bouwvlak mag niet 2 meer dan 50 m bedragen. 19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
50
c
19.3
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 19.2.2 sub b. en een bouwhoogte toestaan van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de verkeersveiligheid; c de sociale veiligheid.
51
Artikel 20
20.1
Sport
Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a sportieve doeleinden, uitgezonderd lawaaisporten; met daaraan ondergeschikt: b wegen en paden; c speelvoorzieningen; d parkeervoorzieningen; e groenvoorzieningen; f maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van jeugd/kinderopvang, waaronder buitenschoolse opvang; g nutsvoorzieningen; h waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbijbehorende: i voorzieningen zoals kleedruimten, kantine en bergruimte; j tuinen, erven en terreinen; k gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2
Bouwregels
20.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen alleen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; 20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen; b de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; c de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
52
Artikel 21
21.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a tuinen; met daaraan ondergeschikt: b parkeervoorzieningen; c nutsvoorzieningen; d waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbijbehorende: e gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2
Bouwregels
21.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen alleen erkers bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels; a de horizontale diepte van een erker bedraagt niet meer dan 1,5 m; b de horizontale diepte van een erker bedraagt ten hoogste 50% van de horizontale diepte van de tuin, gemeten ten opzichte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw; c de erker wordt over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw gebouwd; d de bouwhoogte van de erker is ten hoogste gelijk aan die van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. 21.2.2 Gebouwen bij gestapelde woningen In afwijking van het bepaalde in 21.2.1 zijn gebouwen bij hoofdgebouwen ten behoeve van gestapelde woningen niet toegestaan. 21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen; b de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
53
21.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a het bepaalde onder 21.2.1 sub c ten behoeve van het vergroten van de breedte van de erker tot maximaal 75% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw; b het bepaalde onder 21.2.3 sub a en een bouwhoogte toestaan van erf- en terreinafscheidingen 3 m achter de voorgevelrooilijn tot maximaal 2 m; mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid.
54
Artikel 22
22.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wegen, straten en paden; b verblijfsvoorzieningen; c (fiets)parkeervoorzieningen; d groenvoorzieningen; e waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met daaraan ondergeschikt: f nutsvoorzieningen; g speelvoorzieningen; h evenementen; i jongeren ontmoetingsplaatsen; j standplaatsen ten behoeve van markten en dergelijke; k terrassen ten behoeve van aangrenzende horecavoorzieningen; l uitstallingen ten behoeve van aangrenzende detailhandelsvoorzieningen; m beeldende kunstwerken; n tuinen; o wachtruimten ten behoeve van het openbaar vervoer; met de daarbijbehorende: p gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2
Bouwregels
22.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 3 a de inhoud van een gebouw mag per gebouw niet meer dan 50 m bedragen; b de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen. 22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer (zoals lichtmasten), mag niet meer dan 3 m bedragen;; b in afwijking van sub a. mag de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 6 m bedragen.
55
Artikel 23
23.1
Verkeer - Rail
Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - Rail' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a spoorwegvoorzieningen, zoals spoorbanen, perrons en wachtruimten; met daaraan ondergeschikt: b wegen, straten en paden; c geluidwerende voorzieningen; d groenvoorzieningen; e parkeervoorzieningen; f nutsvoorzieningen; g waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; met de daarbijbehorende: h gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2
Bouwregels
23.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de bediening van kunstwerken; 3 b de inhoud van een gebouw niet meer dan 50 m per gebouw bedragen; c de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen. 23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan: a bouwwerken geen gebouwen zijnde uitsluitend ten behoeve van het railverkeer 3 m; b bouwwerken ten behoeve van geluidwerende voorzieningen 4 m; c overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m; met dien verstande dat voor de berekening van de bouwhoogte van bouwwerken zoals bedoeld onder a, in afwijking van het bepaalde in artikel 2 onder het begrip 'peil' wordt verstaan: de bovenkant van de spoorstaaf, waarvan de afstand tot het betreffende bouwwerk het kleinst is.
56
Artikel 24
24.1
Water
Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen, waterlopen en waterkeringen; b het verkeer te water; c recreatie te water; d een sluizencomplex, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sluis'; e een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan'; met daaraan ondergeschikt: f aanleggelegenheden; g wegen en paden; h groenvoorzieningen; i speelvoorzieningen; j nutsvoorzieningen; k evenementen; met de daarbijbehorende: l gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, sluizen, dammen en/of duikers.
24.2
Bouwregels
24.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 3 a de inhoud van een gebouw mag per gebouw niet meer dan 50 m bedragen; b de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; c in afwijking van het bepaalde in sub a en b geldt voor het sluizencomplex ter plaatse van de aanduiding 'sluis' het volgende: 1. gebouwen ten behoeve van het sluizencomplex zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'sluis'; 2. de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van de sluis mag niet meer bedragen dan 50 m. 24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen, met dien verstande dat: a de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het sluizencomplex maximaal 60 m mag bedragen; b de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de ijsbaan maximaal 18 m mag bedragen.
57
Artikel 25
25.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wonen; b detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'; c een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'; d maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'; e een ambachtsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1'; f sportvoorzieningen op de begane grond en kantoren op de begane grond en de 1e verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 3'; g dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening'; met daaraan ondergeschikt: h nutsvoorzieningen; i waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; j de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven; k bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning; l een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'; m garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - garageboxen'; met de daarbijbehorende: n tuinen, erven en paden; o gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2
Bouwregels
25.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd; b uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd; c een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; d de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; e de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; f voor zover een maximum aantal wooneenheden is opgenomen, mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
58
g
h
de afstand van een woning tot een zijdelingse perceelsgrens is bij hoofdgebouwen aan de niet aangebouwde zijde minimaal 3 m, tenzij: 1. de bestaande afstand minder is, of; 2. op het bouwperceel een zijdelingse grens van het bouwvlak is aangegeven. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen garageboxen', en in afwijking van het bepaalde in sub a en c, mogen garageboxen worden gebouwd, waarvan de goot- en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m.
25.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: a de gezamenlijke oppervlakte, voorzover gebouwd buiten het bouwvlak, bij een 2 hoofdgebouw mag niet meer dan 50 m bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50% van de oppervlakte van de achter het bouwvlak gelegen gronden binnen het bouwperceel bedraagt; b in afwijking van sub a mag de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen 2 en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw op bouwpercelen groter dan 1.000 m , niet 2 meer dan 70 m bedragen, met inachtneming van de overige regels in sub a; c de goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen 3 m dan wel de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw, voor zover deze meer bedraagt dan 3 m; d de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; e de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan de dakhelling van het hoofdgebouw bedragen; f de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 2 m boven de maximaal toegestane goothoogte bedragen. 25.2.3 Onderdoorgang In afwijking van het bepaalde in 25.2.1 en 25.2.2 mogen ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', tot een hoogte van ten minste 3 m geen gebouwen worden gebouwd. 25.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; b de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen. 25.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 25.2.2 sub b. ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte tot maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, mits:
59
a b
25.4
de gezamenlijke oppervlakte ondergeschikt blijft aan de oppervlakte van het hoofdgebouw; geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de waterhuishoudkundige situatie; 3. de milieusituatie; en 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Strijdig gebruik Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van: a een bijgebouw als zelfstandige woning en het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen; b een garagebox ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten en daarbij behorende opslag. 25.4.2 Aan huis verbonden beroep/bedrijf en bed & breakfast Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aanhuis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed & breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven; b de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed & breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij 2 behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m ; c in afwijking van het gestelde onder sub b) mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit in gebruik is niet meer bedragen dan de oppervlakte van dat aanduidingsvlak; d de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging; e het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; f de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden; g er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
60
Artikel 26
26.1
Wonen - Woonwagens
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wonen; b standplaatsen; met daaraan ondergeschikt: c groenvoorzieningen; d nutsvoorzieningen; e waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; f de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep en/of aan-huis-verbonden bedrijf; g bed & breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning; met de daarbijbehorende: h tuinen, erven en paden; i gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
26.2
Bouwregels
26.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonwagens en woningen worden gebouwd; b een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; c de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte; d de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; e binnen een bouwvlak is niet meer dan één woonwagen of één woning toegestaan; met dien verstande dat voor zover een maximum aantal wooneenheden is opgenomen, het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'; f de onderlinge afstand tussen hoofdgebouwen mag niet minder dan 5 m bedragen, gerekend van meest uistekende deel tot meest uitstekende deel. 26.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: a aan- en uitbouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd; 2 c de oppervlakte van bijgebouwen mag per woonwagen/ woning niet meer dan 38 m bedragen;
61
d e
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; dakterrassen op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan.
26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; b de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen. 26.3
Specifieke gebruiksregels
26.3.1 Strijdig gebruik Tot een gebruik in strijd met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a het gebruik van een bijgebouw als zijnde zelfstandige woning; b het gebruik voor horeca en/ of detailhandel; c het gebruik van niet-bebouwde grond als standplaats voor kampeermiddelen, aanhangwagens e.d.; d het gebruik als opslag, stort- of bergplaats; e het gebruik van de gronden voor parkeren. 26.3.2 Aan huis verbonden beroep/ bedrijf en bed & breakfast Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aanhuis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed & breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven; b de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed & breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woonwagen/ woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 2 m; c de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging; d het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; e de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woonwagen/ woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden; f er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
62
Artikel 27
27.1
Woongebied
Bestemmingsomschrijving De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wonen; met daaraan ondergeschikt: b wegen en paden; c verblijfsvoorzieningen; d groenvoorzieningen; e parkeervoorzieningen; f speelvoorzieningen; g nutsvoorzieningen; h jongeren ontmoetingsplaatsen; i waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen; j de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep en/ of -bedrijf; k bed&breakfast, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning; met de daarbijbehorende: l tuinen, erven en terreinen; m gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2
Bouwregels
27.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; b de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; c het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', met dien verstande dat voor parkeergarages geen maximum bebouwingspercentage geldt. 27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen; b de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
63
27.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de locatie van de entree tot de gebouwen.
27.4
Specifieke gebruiksregels
27.4.1 Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a het gebruik van een bijgebouw alszijnde zelfstandige woning; b het gebruik voor horeca en/ of detailhandel; c het gebruik van niet-bebouwde grond als standplaats voor kampeermiddelen, aanhangwagens e.d. 27.4.2 Aan huis verbonden beroep/ bedrijf en bed & breakfast Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aanhuis-verbonden beroep, aan-huis-verbonden-bedrijf en/of bed&breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven; b de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit, de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en bed&breakfast tezamen in gebruik is, mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 50 m²; c de activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent dat de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer en dient te vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging; d het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; e de activiteit en bedrijfsmatige opslag dient in de woning of bijgebouw (dus inpandig) plaats te vinden; f er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die in verband staat met de bedrijfsmatige activiteit of het verstrekken van logies en ontbijt.
64
Artikel 28
28.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a een gastransportleiding; b het beheer en onderhoud van de leiding; met de daarbijbehorende: c bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2
Bouwregels
28.2.1 Algemeen In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 28.2.2 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 28.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: a de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen. 28.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de nutsleiding, worden afgeweken van: a het bepaalde onder 28.2.1 en 28.2.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits: 1. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten; 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; 3. de bouwhoogte minder is dan 5 m; 4. de oppervlakte minder is dan 50 m²; b het bepaalde onder 28.2.3 zijnde en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits: 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; 2. de bouwhoogte minder is dan 5 m.
65
c
28.4
het bepaalde onder 28.2.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het bepaalde onder 28.1, mits: 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; 2. de bouwhoogte minder is dan 5 m; 3. de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m².
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verboden werkzaamheden Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden; b het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen; c het in de grond brengen van voorwerpen; d het aanleggen, verharden of halfverharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, picknickplaatsen of terreinen; e het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen; f het permanent opslaan van goederen; g het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in dit lid, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding. 28.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het onder 28.4.1 bepaalde is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: a het normale onderhoud betreffen; b op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd; c graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
66
Artikel 29
Leiding - Hoogspanning
29.1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a een hoogspanningsleiding; b het beheer en onderhoud van de leiding; met de daarbijbehorende: c bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2
Bouwregels
29.2.1 Algemeen In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 29.2.2 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 29.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: a de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen. 29.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de nutsleiding, worden afgeweken van: a het bepaalde onder 29.2.1 en 29.2.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits: 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; 2. de bouwhoogte minder is dan 5 m; 3. de oppervlakte minder is dan 50 m²; b het bepaalde onder 29.2.3 zijnde en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits: 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; 2. de bouwhoogte minder is dan 5 m. c het bepaalde onder 29.2.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het bepaalde onder 29.1, mits: 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; 2. de bouwhoogte minder is dan 5 m; 3. de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m².
67
29.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Verboden werkzaamheden Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden; b het in de grond brengen van voorwerpen; c het aanleggen, verharden of halfverharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, picknickplaatsen of terreinen; d het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in dit lid, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding. 29.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het onder 29.4.1 bepaalde is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: a het normale onderhoud betreffen; b op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd; c graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
68
Artikel 30
30.1
Leiding - Hoogspanningsverbinding
Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor a een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding'; b de aanleg, instandhouding en bescherming van de hoogspanningsverbinding. met de daarbijbehorende: c bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2
Bouwregels Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan die ten dienste staan van de hoogspanningsverbinding.
30.3
Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
69
Artikel 31
31.1
Waarde - Archeologie 2
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
31.2
Bouwregels
31.2.1 Vaststelling archeologische waarde Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. 31.2.2 Voorwaarden Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 31.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 31.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden Het onder 31.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor: a de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,50 m onder het maaiveld; b de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 30 m²; c een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd. 31.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
70
31.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Verbod Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten; b het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,50 m; c het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,50 m; d het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen; e het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras; f het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil; g het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; h het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting; i het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,50 m; j het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,50 m; k het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,50 m. 31.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het verbod als bedoeld onder 31.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: a het normale onderhoud en beheer betreffen; b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt; c mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning; d een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 30 m². 31.4.3 Omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.4.1 verlenen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 31.4.4 Vaststelling archeologische waarde De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
71
31.4.5 Voorwaarden Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.4.1 een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 31.5
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien: a uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
72
Artikel 32
32.1
Waarde - Archeologie 3
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
32.2
Bouwregels
32.2.1 Vaststelling archeologische waarde Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. 32.2.2 Voorwaarden Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 32.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 32.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden Het onder 32.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor: a de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,50 m onder het maaiveld; b de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 100 m²; c een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd. 32.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
73
32.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Verbod Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten; b het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,50 m; c het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,50 m; d het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen; e het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras; f het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil; g het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; h het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting; i het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,50 m; j het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,50 m; k het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,50 m. 32.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het verbod als bedoeld onder 32.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: a het normale onderhoud en beheer betreffen; b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt; c mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning; d een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 30 m². 32.4.3 Omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 verlenen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 32.4.4 Vaststelling archeologische waarde De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
74
32.4.5 Voorwaarden Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 32.5
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien: a uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
75
Artikel 33
33.1
Waarde - Archeologie 4
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
33.2
Bouwregels
33.2.1 Vaststelling archeologische waarde Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. 33.2.2 Voorwaarden Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 33.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 33.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden Het onder 33.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor: a de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 m onder het maaiveld; b de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 500 m²; c een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd. 33.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde Archeologie 4', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
76
33.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Verbod Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten; b het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 m; c het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,30 m; d het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen; e het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras; f het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil; g het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; h het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting; i het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 m; j het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,30 m; k het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m. 33.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het verbod als bedoeld onder 33.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die: a het normale onderhoud en beheer betreffen; b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt; c mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning; d een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 500 m². 33.4.3 Omgevingsvergunning De omgevingsvergunning als bedoeld onder 33.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 33.4.4 Vaststelling archeologische waarde De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 33.4.5 Voorwaarden Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.4.1 een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
77
a b c
33.5
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen, of; de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien: a uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
78
Artikel 34
34.1
Waarde - Archeologie 5
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
34.2
Bouwregels
34.2.1 Vaststelling archeologische waarde Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. 34.2.2 Voorwaarden Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 34.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 34.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden Het onder 34.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor: a de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 m onder het maaiveld; b de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 5000 m²; c een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd. 34.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde Archeologie 5', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
79
34.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Verbod Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten; b het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 m; c het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,30 m; d het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen; e het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras; f het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil; g het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; h het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting; i het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 m; j het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,30 m; k het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m. 34.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het verbod als bedoeld onder 34.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die: a het normale onderhoud en beheer betreffen; b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt; c mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning; d een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 5000 m². 34.4.3 Omgevingsvergunning De omgevingsvergunning als bedoeld onder 34.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 34.4.4 Vaststelling archeologische waarde De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 43.4.5 Voorwaarden Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34.4.1 een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
80
a b c
34.5
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen, of; de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien: a uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
81
Artikel 35
35.1
Waarde - Archeologie 6
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
35.2
Bouwregels
35.2.1 Vaststelling archeologische waarde Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. 35.2.2 Voorwaarden Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 35.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 35.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden Het onder 35.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen voor: a de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 m onder het maaiveld; b de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 10.000 m²; c een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd. 35.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde Archeologie 6', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
82
35.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Verbod Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten; b het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 m; c het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,30 m; d het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen; e het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras; f het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil; g het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; h het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting; i het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 m; j het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,30 m; k het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m. 35.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het verbod als bedoeld onder 35.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die: a het normale onderhoud en beheer betreffen; b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt; c mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning; d een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 10.000 m². 35.4.3 Omgevingsvergunning De omgevingsvergunning als bedoeld onder 35.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 35.4.4 Vaststelling archeologische waarde De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 35.4.5 Voorwaarden Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35.4.1 een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
83
a b c
35.5
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen, of; de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien: a uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
84
Artikel 36
36.1
Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
Bestemmingsomschrijving
36.1.1 Algemeen De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a de afvoer van water; b de bescherming van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden; 36.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving a Binnen deze bestemming mogen de gronden uitsluitend worden bebouwd en gebruikt voor kleine, tijdelijke en voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten en riviergebonden activiteiten. Het bouwen is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 36.4.1. b Onder kleine, tijdelijke en voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten wordt verstaan: 1. omgevingsvergunningvrij bouwen als bedoeld in bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht; 2. bouwen en/of gebruiken als bedoeld in artikel 4 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht; 3. een eenmalige uitbreiding van de bebouwingsoppervlakte en/of de inhoud van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing, het voorgaande is echter niet van toepassing indien de uitbreiding van 10 % na 1 januari 1997 al heeft plaatsgevonden; 4. overig bouwen en/of gebruiken van, vanuit rivierkundig opzicht ondergeschikt belang; 5. bouwen en/of gebruiken ten behoeve van rivierbeheer of –verruiming; 6. tijdelijk bouwen en/of gebruiken. c Onder riviergebonden activiteiten wordt verstaan: 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen e.d.); 2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart; 3. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales; 4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voorzover het bouwen en/of het gebruik gekoppeld is aan het vervoer over de river; 5. de aanleg of wijziging van scheepswerven; 6. de realisatie van natuur; 7. uitbreiding van bestaande steenfabrieken; 8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden; of 9. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
85
d
36.2
In aanvulling op het bepaalde zijn niet-riviergebonden activiteiten niet toegestaan, tenzij voldaan wordt aan één van de volgende voorwaarden: 1. het bouwen en/of het gebruik heeft een groot openbaar belang en het bouwen en/of het gebruik kan niet redelijkerwijs buiten het rivierbed worden gerealiseerd; 2. het bouwen en/of het gebruik heeft een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwen en/of het gebruik kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd; 3. het bouwen en/of het gebruik betreft een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of 4. het betreft een bouwen en/of een gebruik die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie. 5. Het bouwen is uitsluitend toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning als opgenomen in 36.4.
Bouwregels Op de primair tot 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden zijn geen gebouwen en geen andere bouwwerken toegestaan, met uitzondering van de bestaande gebouwen en bestaande andere bouwwerken.
36.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit voor de veiligheid en/of de afvoer van water noodzakelijk is. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan de rivierbeheerder.
36.4
Afwijken van de bouwregels
36.4.1 Oprichten bouwwerken Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.1.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan ten behoeve van deze bestemming en de hoofdbestemming, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van het stroomvoerend rivierbed wordt voldaan aan de volgende algemene voorwaarden: a de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend na het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder; b er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft; c er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit; d er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
86
e
er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de aantasting van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden zo gering mogelijk is. Voor de in 36.1.2. onder a, b en c. genoemde activiteiten geldt voorts de aanvullende voorwaarde: f de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen wordt duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn. Voor de in 36.1.2. onder onder d. genoemde activiteiten geldt voorts de aanvullende voorwaarde: g de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen worden genomen, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn. 36.5
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen of deze dubbelbestemming te verwijderen indien dit uit oogpunt het waterbelang noodzakelijk is. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan de rivierbeheerder.
87
Artikel 37
37.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a de bescherming van de waterkering; b voorzieningen ten behoeve van de waterkering; c kunstwerken en andere waterstaatswerken; met de daarbijbehorende: d bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
37.2
Bouwregels
37.2.1 Algemeen In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 37.2.2 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 37.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: a de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen. 37.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering, worden afgeweken van: a het bepaalde onder 37.2.1 en 37.2.2 en worden toegestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd; b het bepaalde onder 37.2.3 en worden toegestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
88
3 Artikel 38
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
89
Artikel 39
39.1
Algemene bouwregels
Bestaande bouwwerken
39.1.1 Bestaande afmeting bouwwerken In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan. 39.1.2 Bestaande afstanden bouwwerken In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan. 39.1.3 Bestaande bebouwingspercentage In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan. 39.2
Dakhelling Indien een gebouw met een kap is afgedekt mag de dakhelling niet meer dan 65º bedragen.
90
Artikel 40
40.1
Algemene gebruiksregels
Algemeen gebruiksverbod Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan bepaalde.
40.2
Specifiek gebruiksverbod Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie tenzij dit gebruik middels deze regels is toegestaan.
40.3
Evenementen
40.3.1 Duur evenementen De gronden en bouwwerken binnen het plangebied mogen worden gebruikt ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen. 40.3.2 Uitzondering duur evenementen In aanvulling op het bepaalde in artikel 40.3.1 zijn binnen de bestemmingen Groen, Verkeer en Water evenementen in het algemeen toegestaan. De beperkingen die zijn opgenomen in artikel 40.3.1 met betrekking tot de duur van evenementen geldt niet voor evenementen binnen deze bestemmingen.
91
Artikel 41
41.1
Algemene aanduidingsregels
geluidzone - industrie
41.1.1 Aanduidingsomschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' zijn de gronden tevens bestemd voor het voorkomen van geluidhinder. In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen in of op deze gronden geen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder worden gebouwd. 41.1.2 Afwijking Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 41.1.1 teneinde woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen te bouwen, indien aanvullende geluidsbeperkende maatregelen zijn getroffen aan de bron en/ of in de overdracht en door middel van nader akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat de maximale geluidsbelasting van 50 dB(A) niet wordt overschreden. 41.2
veiligheidszone - bevi
41.2.1 Aanduidingsomschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-bevi 1' zijn de gronden tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen zijn in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten toegestaan. 41.2.2 Afwijking Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 41.2.1 teneinde beperkt kwetsbare objecten toe te staan, met dien verstande dat toename van het aantal personen ten gevolge van het toestaan van deze functies dient te worden verantwoord en bij gelijkblijvend of vermindering van het aantal personen de veiligheidssituatie niet mag verslechteren. 41.2.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van en met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de aanduiding 'veiligheidszonebevi 1' te verwijderen indien de risicovolle activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd. 41.3
Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 1’ te wijzigen in de bestemmingen ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Water’, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
92
a b
41.4
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden; er mogen uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan tegen de bestemmingswijziging;
Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 2’ een aanduiding 'gestapeld' op te nemen ten behoeve van het bouwen van maximaal 3 extra woningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden; a binnen het gebouw zijn maximaal 4 woningen toegestaan; b er mogen uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan tegen de bestemmingswijziging; c de uiterlijke verschijningsvorm van de watertoren mag niet onevenredig worden aangetast.
41.5
Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 3’ te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' ten behoeve van het bouwen van maximaal 2 woningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden; a de goot- en bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m; b er mogen uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan tegen de bestemmingswijziging; c er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
41.6
Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' een bouwvlak toe te voegen ten behoeve van het bouwen van maximaal 1 woning, met inachtneming van de volgende voorwaarden; a de goot- en bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m; b er mogen uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan tegen de bestemmingswijziging; c er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
93
Artikel 42
Algemene afwijkingsregels Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van: a de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven; b de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; c de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m; d het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: 1. de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 25% van de oppervlakte van het gebouw bedraagt; 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt met een maximum van 4 m.
94
4 Artikel 43
43.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
43.1.1 Overgangsbepaling Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 43.1.2 Afwijking Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 43.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 43.1.1 met maximaal 10%. 43.1.3 Uitzondering Artikel 43.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 43.2
Overgangsrecht gebruik
43.2.1 Overgangsbepaling Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 43.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 43.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 43.2.3 Verboden gebruik Indien het gebruik, bedoeld in artikel 43.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
95
43.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik Artikel 43.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
96
Artikel 44
Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Tiel Oost'. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ...........................................................
97
Bestemmingsplan Tiel Oost
status: idn: datum:
ontwerp NL.IMRO.0281.BP00009-on01 april 2013
Gemeente Tiel
2
Bestemmingsplan
Tiel Oost toelichting
Gemeente Tiel
3
4
INHOUD 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Doelstelling Aanpak Opzet van het bestemmingsplan
7 7 7 8 9
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Bestaande situatie Ligging plangebied Ontstaansgeschiedenis Bestaande ruimtelijke situatie Geldende planologische situatie
10 10 11 12 21
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Beleidskader Rijksbeleid Provinciaal beleid Waterschapsbeleid Gemeentelijk beleid Gebiedsvisie Tiel-Oost
22 22 26 31 31 46
4 4.1 4.2
Planbeschrijving Beheersgericht Ontwikkelingsgericht
50 50 54
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Randvoorwaarden en onderzoek Inleiding Milieuaspecten Waterhuishouding Cultuurhistorie & archeologie Flora en fauna Verkeer & parkeren Duurzaamheid
66 66 66 88 89 92 96 102
6 6.1 6.2 6.3
Juridische aspecten Algemeen Dit bestemmingsplan Retrospectieve toets
103 103 105 119
7
Economische uitvoerbaarheid
121
8 8.1 8.2
Overleg en inspraak Overleg Inspraak
122 122 122
5
SEPARATE BIJLAGEN - Bijlage 1: retrospectieve toets - Bijlage 2: eindverslag inspraak en overleg - Bijlage 3: Werklandschap Latenstein – van idee naar bestemmingsplan - Bijlage 4: ruimtelijke onderbouwing De Boomgaard - Bijlage 5: historisch bodemonderzoek Tiel Oost - Bijlage 6: verkennend bodemonderzoek Grotebrugse Grintweg 225 - Bijlage 7: bodemonderzoek spoorsloot Latenstein - Bijlage 8: verkennend bodem- en asbestonderzoek Hogeweidseweg ong. - Bijlage 9: actualiserend en nader (asbest)bodemonderzoek De Boomgaard - Bijlage 10: asbestinventarisatie Grotebrugse Grintweg 108 - Bijlage 11: verkennend bodemonderzoek Fabriekslaantje C 4535/4536 - Bijlage 12: deelsaneringsplan terrein Fabriekslaantje 67 - Bijlage 13: verkennend bodemonderzoek Medelsestraat 2 - Bijlage 14: asbest-bodemonderzoek Medelseweg 2 - Bijlage 15: akoestisch onderzoek Tiel Oost - Bijlage 16: akoestisch onderzoek Nieuwbouwlocatie Hoogendijkstraat - Bijlage 17: luchtkwaliteitonderzoek Tiel Oost - Bijlage 18: onderzoek externe veiligheid A15 en Betuweroute - Bijlage 19: kwantitatieve risicoberekening aardgastransportleiding - Bijlage 20: groepsrisico berekening LPG-tankstation, Grotebrugse Grintweg 236 - Bijlage 21: groepsrisico berekening LPG-tankstation, Havendijk 13 - Bijlage 22: watertoets De Boomgaard - Bijlage 23: quickscan natuurwaarden onderzoeksgebied Stationsgebied en Tiel-Oost - Bijlage 24: quickscan flora- en faunawet gemeente Tiel - Bijlage 25: flora, vogels, rugstreeppad en vleermuizen in Tiel - Bijlage 26: nader onderzoek beschermde soorten stadsontwikkelingsgebied Tiel - Bijlage 27: maatregelen beschermde fauna Vogelbuurt - Bijlage 28: quickscan flora en fauna nieuwe watergang Latenstein - Bijlage 29: quickscan flora en fauna Doortrekken Laan van Westroijen - Bijlage 30: quickscan flora en fauna Bouw kantorencomplex Laan van Westroijen - Bijlage 31: vleermuisonderzoek kantoren Laan van Westroijen - Bijlage 32: soortgericht flora en fauna onderzoek en mitigatie P.W.A.school - Bijlage 33: quickscan natuurwetgeving woningbouwlocatie Hoogendijkstraat - Bijlage 34: vleermuisonderzoek Hoogendijkstraat - Bijlage 35: vleermuisonderzoek watertoren Fabriekslaantje - Bijlage 36: quickscan flora en fauna locatie Meeslaan
6
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
De gemeente Tiel werkt momenteel aan een actualisatieslag voor alle bestemmingsplannen. Directe aanleiding hiertoe vormt de verouderde status van de geldende bestemmingsplannen, alsmede vele mutaties die sinds de totstandkoming van deze bestemmingsplannen hebben plaatsgevonden. De actualisatie moet leiden tot een actuele en uniforme opzet en systematiek voor de hele stad. Hierdoor ontstaat meer rechtszekerheid voor de burger, omdat na voltooiing van de actualisatie voor heel Tiel grotendeels dezelfde regeling geldt. Tevens wordt met de actualisatie voldaan aan de verplichting en gemeentelijke wens tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen zijn hiermee geheel in lijn met de (nieuwe) Wro, die in juli 2008 in werking is getreden, en de digitaliseringsvereisten, die gelden sinds 1 januari 2010. Tiel-Oost is één van de wijken waarvoor in het kader van de actualisatie een afzonderlijk bestemmingsplan wordt opgesteld. De gemeente Tiel heeft in haar Nota planologisch beleid Tiel, strategie tot behoud van de samenhang der dingen, het gebied Tiel-Oost aangewezen als een gebied waar voorafgaand aan het opstellen van een actueel bestemmingsplan een gebiedsvisie moet worden opgesteld. Reden hiervoor is dat Tiel-Oost een gebied is met een grote (te verwachten) dynamiek. Op basis van de projectdocumenten voor enkele projecten die in Tiel-Oost in ontwikkeling zijn, en op basis van relevante integrale en sectorale beleidsnota's, zoals de structuurvisie Tiel en de mobiliteitsvisie, is voorafgaand aan dit bestemmingsplan een gebiedsvisie Tiel-Oost opgesteld. De gebiedsvisie Tiel-Oost is op 15 juni 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van Tiel. De visie geeft de ruimtelijke en functionele ontwikkelingsrichting van Tiel-Oost voor de komende 10 jaar, met een doorkijk tot 30 jaar, weer. Uit de visie valt op te maken waar kwaliteiten moeten worden gehandhaafd, waar kwaliteiten moet worden toegevoegd en waar plannen en projecten tot ontwikkeling zullen komen. De visie biedt hiermee het kader voor onderhavig bestemmingsplan Tiel Oost. Mede op basis van de visie is besloten welk juridisch-planologisch kader aan de wijk wordt gegeven en welke ontwikkelingen via dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
1.2
Doelstelling
Met dit bestemmingsplan wordt voorzien in een uniforme juridisch-planologische regeling voor het gebruik en de bouwmogelijkheden voor het stadsdeel Tiel-Oost. Het plan is in lijn met de overige geactualiseerde bestemmingsplannen van de gemeente en is opgesteld conform het gemeentelijk handboek "Tiel, digitaal geordend!". Kleine verschillen met het handboek zijn alleen het gevolg van specifieke situaties binnen het onderhavige plangebied. Het plan heeft grotendeels een beheersfunctie en daarmee een conserverend karakter. Dat wil zeggen dat het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke en
7
functionele situatie voorop staat. Kleinschalige ontwikkelingen zijn binnen de bestaande functies mogelijk, waaronder het beperkt uitbreiden van bestaande bebouwing. Tevens is in enkele gevallen een bestaand bouwrecht overgenomen. Onderhavig bestemmingsplan Tiel Oost biedt daarnaast de mogelijkheid om enkele grotere plannen en projecten uit de vastgestelde gebiedsvisie Tiel-Oost te realiseren, en een aantal individuele (woning-) bouwplannen mogelijk te maken. Het betreft plannen en projecten waarvan de realisatie binnen de planperiode van onderhavig bestemmingsplan (10 jaar) is voorzien en waarvan de (maatschappelijke) haalbaarheid naar verwachting onomstreden is.
1.3
Aanpak
Algemeen Om voor onderhavig plangebied te komen tot een planologische opzet die zoveel mogelijk recht doet aan de huidige specifieke karakteristiek, en die tevens ruimte biedt aan gewenste ontwikkelingen, is aan het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan een ruim traject vooraf gegaan. Hierbij is rekening gehouden met bestaande rechten, uniformiteit en toegankelijkheid. Om de uniformiteit te waarborgen is inhoudelijk aangesloten op het gemeentelijke Handboek bestemmingsplannen. Werkwijze Na het definitief worden van de gebiedsvisie Tiel-Oost en het vaststellen van haalbare ontwikkelingen binnen de planperiode van onderhavig bestemmingsplan, is gestart met het opstellen van het bestemmingsplan. Hiertoe heeft allereerst een inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Het betreft zowel een bureau-inventarisatie als een veldinventarisatie. De bureauinventarisatie bestaat uit een inventarisatie van het provinciale en gemeentelijke beleid. De veldinventarisatie omvat het vastleggen van functies en bebouwing op perceelsniveau. De tweede stap omvat het uitvoeren van een retrospectieve toets. De toets geeft aan welke situaties in bouw en gebruik er bestaan, die niet in overeenstemming zijn met de geldende bestemmingsplannen en vrijstellingen. Met andere woorden: een inventarisatie van alle illegale situaties. Hiertoe zijn de resultaten uit de veldinventarisatie vergeleken met de geldende bestemmingsplannen en verleende bouwvergunningen / omgevingsvergunningen. Strijdige situaties zijn vervolgens getoetst aan het beleidskader waar onderhavig bestemmingsplan op is gebaseerd, de gebiedsvisie Tiel-Oost. Aangegeven is in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven, waarmee een strijdige situatie wordt gelegaliseerd. In algemene zin geldt dat strijdige situaties die reeds 10 jaar of langer aanwezig zijn worden ingepast in het bestemmingsplan. Voorgaande heeft geresulteerd in een vertaling in een passende juridisch-planologische regeling voor het plangebied Tiel-Oost in de vorm van een voorontwerp bestemmingsplan, bestaande uit een toelichting, regels en een verbeelding. Hierbij
8
moet nog worden opgemerkt dat de retrospectieve toets een momentopname is. Op de kaarten is de gewenste bestemming op basis van de analyse in het veld weergegeven. Het komt in enkele gevallen voor dat de uiteindelijk gekozen bestemming in dit bestemmingsplan afwijkt van de bestemming op de kaarten in de retrospectieve toets, omdat altijd maatwerk noodzakelijk is. Het voorontwerp bestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn diverse inspraak- en vooroverlegreacties ontvangen, welke zijn beoordeeld en deels hebben geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan. Daarnaast hebben in de tussenliggende tijd zich diverse ontwikkelingen voorgedaan die hebben geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan. Al deze aanpassingen zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
1.4
Opzet van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 8 hoofdstukken en 36 bijlagen. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 "bestaande situatie" een beschrijving gegeven van de huidige ruimtelijke en planologische situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader, dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan, aan bod. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de planbeschrijving. Per bestaande functie in het plangebied wordt aangegeven hoe deze wordt beheersd en in welke mate ruimte wordt geboden aan eventuele kleinschalige ontwikkelingen. Tevens komen voorziene ontwikkelingslocaties, die een rol zullen spelen binnen de planperiode van onderhavig bestemmingsplan, aan bod. Aangegeven wordt op welke wijze deze ontwikkelingen in onderhavig bestemmingsplan zijn opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens de haalbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond voor wat betreft relevante wet- en regelgeving op het gebied van milieu en overige ruimtelijk relevante omgevingsaspecten. Daarna worden in hoofdstuk 6 de juridische aspecten behandeld en wordt uiteengezet op welke wijze het in hoofdstuk 4 beschreven plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Tevens komen in dit hoofdstuk de resultaten e van de retrospectieve toets aan bod. Het 7 hoofdstuk gaat vervolgens in op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Resultaten van inspraak en overleg komen e tot slot in het 8 en tevens laatste hoofdstuk aan de orde.
9
2
Bestaande situatie
2.1
Ligging plangebied
Het plangebied omvat het stadsdeel Tiel-Oost. Het plangebied wordt in grote lijnen begrensd door Rijksweg A15, met daarachter het bedrijventerrein Kellen. Aan de oostzijde vormt de gemeentegrens aan de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal de grens. De Echteldsedijk, de waterkering van de Waal, vormt de zuidelijke grens van het plangebied. Aan de westzijde vormen het oude centrum van Tiel en de Spoorzone samen de plangrens. Het Hotel Tiel maakt geen onderdeel uit van het plangebied TielOost omdat daarvoor recent een separaat bestemmingsplan is vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft inzicht in de globale ligging en begrenzing van het plangebied. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan.
Ligging en begrenzing plangebied Tiel-Oost.
10
2.2
Ontstaansgeschiedenis
De oudste bewoningssporen binnen de begrenzing van de kern Tiel dateren uit de Romeinse tijd. Op basis van archeologisch onderzoek is vast komen te staan dat ter plaatse van de huidige woonwijk Passewaaij, ten zuiden van het Inundatiekanaal, in de Romeinse tijd een woonplaats van de Bataven was gesitueerd. Er zijn ter plaatse 4 nederzettingen en 2 grafvelden gelokaliseerd. De stad Tiel is ruim voor het jaar 1000 ontstaan op de westoever van de Linge. Als gevolg van de gunstige ligging aan de Linge en waterwegen richting Utrecht groeide Tiel uit tot een handelsnederzetting van internationale betekenis. In de loop van de tijd nam de rol van de Linge in betekenis af, terwijl die van de Waal juist steeds belangrijker werd. In 1304 is de Linge dan ook ter hoogte van Tiel afgedamd, waarna de stad zich ontwikkelde richting de Waal. De Doode Linge vormt sindsdien enkel een herinnering aan de oorsprong van de stad. e
In de 19 eeuw groeide de stad in bescheiden mate zowel ten noordoosten als ten westen van de oude ommuring. Dicht bij de fabrieken ten oosten van de binnenstad, bijvoorbeeld aan de Binnenhoek en langs de Grotebrugse Grintweg werden vanaf circa 1860 (complexen met) arbeiderswoningen gebouwd. e
Aan het eind van de 19 eeuw zijn de spoorlijn richting Dordrecht en Elst (deels door het plangebied) en het Inundatiekanaal aangelegd. Het Inundatiekanaal had daarbij als doel het voeden van de Hollandse waterlinie in tijden van oorlog. Vanaf het begin van e de 20 eeuw groeide Tiel gestaag verder, over de grenzen van het historische centrum. De spoorlijn, het Inundatiekanaal en vanaf 1952 het Amsterdam-Rijnkanaal vormden de nieuwe begrenzing. Aangezien in de '70-er jaren het gebied tussen voornoemde grenzen vrijwel geheel was opgevuld, is in de '70-er jaren een sprong over het spoor gemaakt met de bouw van Tiel-Noord. Met de bouw van Passewaay heeft Tiel vanaf de '90-er jaren de sprong over het Inundatiekanaal gemaakt. Tiel-Oost Tiel-Oost is, in tegenstelling tot de oorspronkelijke binnenstad, gelegen aan de noordoostzijde van de Linge. Hier lagen vrij in het landschap de buurtschappen Westeroyen en Zandwijk aan enkele belangrijke ontsluitingswegen richting het noorden en oosten. Voor de Tweede Wereldoorlog werd de eerste schil rond de historische kern van Tiel gebouwd. In Tiel-Oost werden Westeroyen en Zandwijk ingesloten in bebouwing. e
Vanaf de 19 eeuw is in Tiel-Oost een aantal bedrijven, waaronder grotere industriecomplexen als De Betuwe en Daalderop, gevestigd. Deze bedrijven hebben een belangrijke rol voor de ontwikkeling van Tiel gehad, zowel voor de werkgelegenheid als de bouw van woonwijken rond de fabrieken. In de eerste 10 jaar na de oorlog werden de woongebieden Het Ooij en Tiel-Oost in het hart van het plangebied ontwikkeld als planmatige uitbreiding in oostelijke richting. In die periode is ook het Amsterdam-Rijnkanaal gegraven en het sluizencomplex Prins Bernardsluizen (1952) gebouwd. Het gebied tussen de woonwijken en het kanaal is in
11
de '60-er jaren van de vorige eeuw ontwikkeld als bedrijventerrein Latenstein. Het plangebied wordt in de periode 1970 - 1980 ‘volgebouwd’, doordat aan de noordkant van het spoor het kantorenpark Westroijen wordt ontwikkeld. Recent is een aantal inbreidingen ontwikkeld, waaronder de locaties van de voormalige fabrieken van De Betuwe (De Batouwe) en Daalderop (De Binnenheuvel).
2.3
Bestaande ruimtelijke situatie
Uit voorgaande paragraaf blijkt dat onderhavig plangebied, het stadsdeel Tiel-Oost, voor een groot deel in de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw is gebouwd. Onderstaande afbeelding geeft inzicht in de ontwikkeling van het plangebied.
Ontwikkeling Tiel-Oost (bron: Gebiedsvisie Tiel-Oost, Pouderoyen Compagnons)
12
Tiel-Oost is in hoofdlijnen op te delen in twee ruimtelijke eenheden. De eerste eenheid is het historisch gegroeide deel (Westeroyen en Zandwijk), met bebouwingslinten richting het oosten. Samen met de vooroorlogse woonbuurten, ontstaat hiermee de eerste schil rond de historische kern. In deze vooroorlogse buurten is sprake van een pluriformer bebouwingsbeeld. De tweede ruimtelijke eenheid is de meer planmatige en grootschalige uitbreiding na de Tweede Wereldoorlog naar het oosten met woongebieden en een bedrijventerrein. De woongebieden worden gekenmerkt door monofunctionaliteit, terwijl op Latenstein een zekere menging van functies aanwezig is. Dit in tegenstelling tot de vooroorlogse buurten, waar diverse functies naast en door elkaar aanwezig zijn. De kenmerkende bouwstijlen en verkavelingen van die tijd bepalen voor een groot deel het beeld. De verkavelingen uit de jaren '50 en '60 zijn rationeel en ruim van opzet. Het woningaanbod bestaat voor een groot deel uit (sociale) huur, waarvan een klein deel in de vorm van flats. Naast deze stedelijke gebieden vallen ook enkele meer landschappelijke eenheden binnen Tiel-Oost. Aan de zuidzijde is dat de waterkering van de rivier de Waal: de Echteldsedijk. Aan de oostzijde is dit het Amsterdam-Rijnkanaal met het sluizencomplex Prins Bernhardsluizen en omliggende gronden. Voor de beschrijving van de bestaande situatie in Tiel-Oost, die ten grondslag ligt aan onderhavig bestemmingsplan, wordt onderscheid gemaakt in de bebouwingsstructuur, de groen- en waterstructuur en de verkeersstructuur. 2.3.1 Bebouwingsstructuur Ten behoeve van de beschrijving van de bebouwingsstructuur, met bijbehorende kwaliteit van de openbare ruimte, is het plangebied Tiel-Oost verdeeld in een aantal uniforme ruimtelijke eenheden. Onderstaande afbeelding geeft inzicht in deze verdeling.
Deelgebieden Tiel-Oost (bron: Gebiedsvisie Tiel-Oost, Pouderoyen Compagnons)
13
De begrenzing van de eenheden wordt bepaald door harde grenzen, zoals infrastructuur, functionele begrenzingen en de bouwperiode. Hierna volgt per deelgebied een korte toelichting, waarin de belangrijkste kenmerken van de bebouwingsstructuur staan beschreven. 2.3.1.1 Vooroorlogse gebieden / Schil rond het centrum Rond het historische centrum van Tiel ligt een schil met bebouwing uit diverse perioden. Dit geeft een zeer gevarieerd beeld. De bebouwing ontstond in eerste instantie rond de (historische) uitvalswegen van Tiel. De ruimte tussen de historische linten is voor de oorlog opgevuld met de eerste uitbreidingen van de oude kern in de vorm van kleine tuindorpen. Historische linten De historische linten binnen het plangebied Tiel-Oost zijn: de Binnenhoek, de Grotebrugse Grintweg, de Medelsestraat/ Oude Medelsestraat, de Echteldsedijk/ Zwaluwstraat, de Binnenweg en het Hovenierslaantje/ Kijkuit. De bebouwing is zeer divers in verschijningsvorm en gebruik. Samen met de belangrijke verkeersfunctie van de wegen zijn de linten levendig door de menging van diverse functies. De huidige hoofdontsluitingsweg in het plangebied (Westroijensestraat - Lokstraat - Binnenhoek) heeft echter een zwakke stedenbouwkundige- en verkeersstructuur. Tuindorpen De vooroorlogse tuindorpen st. Josephplein en dr. Pameijerstraat zijn monofunctionele woongebieden en worden in de Welstandsnota aangegeven als gebieden met een bijzonder welstandsniveau. De tuindorpen hebben een hoge ruimtelijke kwaliteit en vormen bijzondere eenheden ten opzichte van hun omgeving. Er is sprake van een zorgvuldige ruimtelijke compositie van de bouwblokken en de openbare ruimte. 2.3.1.2 Naoorlogse woonbuurten Onder de naoorlogse woonbuurten vallen de Bomenbuurt, Het Ooij en de Vogelbuurt. Tot de Tweede Wereldoorlog bestond dit deelgebied hoofdzakelijk uit historische bebouwing rond het zuidelijke deel van de Grotebrugse Grintweg en het fabrieksterrein van jamfabriek ‘De Betuwe’. In de jaren '50 en '60 werden enkele buurten met eenvoudige rijenwoningen gebouwd in een traditionele blokverkaveling. Na de verplaatsing van ‘De Betuwe’ in de jaren '90 is het voormalige fabrieksterrein planmatig ingevuld met kleinschalige uniforme woonbebouwing. Uitzondering hierop is het hoofdkantoor van de voormalige jamfabriek dat is opgenomen in een modern appartementengebouw. Het karakter van dit deelgebied wordt enerzijds bepaald door het historische lint van de Grotebrugse Grintweg en anderzijds door een schakering van uitbreidingen uit verschillende perioden in een betrekkelijk uniforme vormgeving. Het ruimtelijke patroon wordt in belangrijke mate beïnvloed door het beloop van oude (veld)wegen en door de onregelmatige vorm van het voormalige bedrijfsterrein van ‘De Betuwe’. De grote verschillen in functie en verschijningsvorm van de randen van dit gebied (spoorlijn,
14
bedrijventerrein, Waaldijk en kanaalzone) dragen bij aan het ruimtelijke beeld. Het gebied zelf is functioneel eenzijdig bestemd als wonen. 2.3.1.3 Binnenheuvel Op het oude terrein van de Daalderop fabriek aan de Binnenhoek wordt sinds 2005 een complex voor wonen, winkelen en ontspanning ontwikkeld. Beeldbepalende stedelijke aaneengesloten bebouwing tot 7 lagen staat in een parkachtige setting aan de Binnenhoek. Het hoofdgebouw is een vierkant hoofdvolume met een binnentuin en kent een oriëntatie naar alle zijden. De onderste bouwlagen bevatten voorzieningen. Aan de zijde van de Binnenhoek bevat de onderste laag (de entree naar) de parkeergarage. Inmiddels is het grootste deel van de bebouwing van het plan voor de Binnenhoek gerealiseerd. De bebouwing markeert (scheiding voor- en naoorlogs deel) de Binnenheuvel als belangrijke beeldbepalende structuur in Tiel. De openbare ruimte bevat vrij veel groen in de vorm van een park, een daklandschap, en groene taluds rondom de Binnenheuvel. De straten hebben echter doorgaans sobere profielen zonder beplanting. 2.3.1.4 Bedrijventerrein Latenstein Het bedrijventerrein Latenstein is aansluitend op de naoorlogse woonbuurten in de jaren '50 van de vorige eeuw gerealiseerd. Het kenmerk van het bedrijventerrein is de rationele en functionele opzet, de aanwezigheid van (grote) opslagterreinen, de eenvoudige bebouwing in de vorm van grote loodsen en bedrijfshallen, en de variatie in materiaal- en kleurgebruik. Daarnaast wordt het noordelijke en westelijke deel van Latenstein in toenemende mate gekenmerkt door de aanwezigheid van perifere detailhandel, en ligt langs de Oude Medelsestraat een historisch lint van woningen. De bebouwing is voor een deel verouderd en voor een deel recent opgeknapt. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit kleinschalige bedrijfsbebouwing van 1 bouwlaag (tot 5,0 m), incidenteel met een bedrijfswoning. De vormgeving is sober en eenvoudig, maar divers. De kleinschalige bedrijfsbebouwing met incidenteel een bedrijfswoning zorgt voor een divers beeld en beleving van het gebied. De overgang van het bedrijventerrein naar de naoorlogse woonbuurten (zoals de Vogelbuurt) is echter zeer hard. 2.3.1.5 Kantorenpark Westroijen Ten opzichte van de overige werkgebieden in Tiel is Westroijen onderscheidend van karakter doordat het een typische kantorenlocatie is. Het gebied ligt ingeklemd in de driehoek tussen de Laan van Westroijen, de A15 en het spoor. De bebouwing ten noorden van de Laan van Westroijen presenteert zich nadrukkelijk naar de snelweg. De bebouwing kent een individueel karakter en is tot 5 bouwlagen hoog. De bebouwing is op ruime afstand van elkaar geplaatst waarbij de tussenruimte wordt benut voor ontsluiting, parkeerterreinen en groene randen. De bebouwing ten zuiden van de Laan van Westroijen heeft een meer individueel en kleinschalig karakter. De gebouwen staan
15
geordend aan de straat in een relatief hoge dichtheid en hebben een beperkte bouwhoogte van 1 à 2 bouwlagen. Een bijzonder gebouw is het recent gerealiseerde waterschapsgebouw. Het gebouw staat met de voet in een waterpartij en markeert door zijn vorm en positionering de entree van het kantorenpark. Waar de presentatie naar de snelweg veel aandacht heeft gekregen is dit in de richting van de spoorlijn niet het geval. Daarnaast vormt het Hotel Tiel (Van der Valk), met het ervoor gelegen tankstation, een markante publiekstrekker in de oksel tussen de A15 en de Westroijensestraat. Door de aanstaande renovatie van het hotel inclusief de realisatie van een markante hoteltoren zal de ruimtelijke kwaliteit en de uitstraling van deze belangrijke entree van Tiel en Westroijen op korte termijn verbeteren. Hiervoor is in 2011 een separaat bestemmingsplan vastgesteld, om welke reden het Hotel Tiel niet in dit bestemmingsplan is opgenomen. 2.3.1.6 Landschapszone Naast het stedelijke gebied ligt er ook een meer landschappelijke zone binnen de plangrenzen van de gebiedsvisie. Aan de zuidzijde ligt de Echteldsedijk als waterkering van de rivier de Waal. Tussen de waaldijk (Echteldsedijk) en de naoorlogse uitbreidingen ligt het binnendijkse uitloopgebied. Aan de oostzijde ligt het AmsterdamRijnkanaal met het sluizencomplex Prins Bernhardsluizen. Tot slot is aan de noordzijde het driehoekige gebied tussen de spoorlijn, de Rijksweg A15 en het kantorenpark Westroijen aanwezig. De Waaldijk vormt door zijn hoogte een sterke visuele afbakening in het landschap. Het is een heldere lijn tussen de open uiterwaarden en het gesloten stedelijke gebied. Andere opvallende elementen in de landschapszone zijn de Vijverberg en het grootschalige sluizencomplex van de Prins Bernhardsluizen. De heftorens staan als markante objecten in het landschap. Langs de sluis staan nog enkele kleinschalige woningen. Het gehele complex is omkaderd met veel opgaand groen. 2.3.2 Groen- en waterstructuur Het openbare gebied van Tiel-Oost bestaat voornamelijk uit wegen en paden. Het aandeel groen in het plangebied is zeer beperkt. Open water is er nauwelijks. Mede door de vele verharding (wegen en daken) en het ontbreken van groen en open water kampt Tiel-Oost met wateroverlast: er is een hoge grondwaterstand, een tekort aan waterberging bij een piekbelasting en er is sprake van een overbelasting van het riool. De recent opgestelde watervisie (Tiel-Oost; Droger en mooier) stuurt aan op een set van samenhangende maatregelen voor heel Tiel-Oost om tegemoet te komen aan de huidige en toekomstige verwachte problematiek. Door water als een integraal ontwerpuitgangspunt te beschouwen bij toekomstige ontwikkelingen kan de problematiek in Tiel-Oost op den duur worden verholpen. Water en groen zijn belangrijk voor de leefbaarheid van de stad. Dit geldt op diverse schaalniveaus; van stads- tot straatniveau. De huidige situatie binnen de vier schaalniveaus wordt hierna besproken.
16
Bestaande en gewenste groen- en waterstructuren in Tiel-Oost (bron: Gebiedsvisie Tiel-Oost, Pouderoyen Compagnons)
Stadsniveau Voor Tiel-Oost zijn de rivier de Waal met uiterwaarden en het Amsterdam-Rijnkanaal op hoger schaalniveau van belang. In de huidige situatie wordt de potentie ervan nog niet volledig benut. De hoge waterkering ligt als een blokkade in het landschap. Binnen de waterkering ligt de Willemspolder als groene wig. De beplanting rond de Prins Bernhardsluizen is van goede kwaliteit en maakt de sluizen in het landschap beleefbaar. Wijkniveau Tiel-Oost beschikt in verhouding tot de rest van Tiel over weinig openbaar groen en water. De compacte stedenbouwkundige structuur van de wijken laat ook weinig ruimte voor groen en water. Daarnaast ontbreekt het aan continue (stedelijke) groenstructuren, wat de oriëntatie, de herkenbaarheid en de samenhang in het al fragmentarisch opgebouwde Tiel-Oost niet ten goede komt. Het enige grotere groengebied in Tiel-Oost is de voormalige vuilstort die zich bevindt in de oksel van de waterkering van de Waal en het Amsterdam-Rijnkanaal (De Vijverberg). De decentrale ligging, de slechte toegankelijkheid en de matige inrichting maken het niet gebruiksvriendelijk. Momenteel vindt in het gebied een ingrijpende herinrichting plaats om de kwaliteit van de groenvoorzieningen en de gebruiksmogelijkheden aanzienlijk te verbeteren. Buurtniveau Het ontbreekt op buurtniveau in Tiel-Oost vaak aan grotere groene plekken en waterpartijen. Dit is een groot gemis voor de kwaliteit en de gebruikswaarde van de openbare ruimte. Hierdoor is er in de huidige structuur geen plek voor een structurele oplossing van de heersende waterproblematiek. Het enige groen dat aanwezig is
17
bestaat uit bescheiden laanbeplanting langs enkele wegen. De continuïteit en kwaliteit van deze structuren zijn beperkt. Straatniveau Over het algemeen geldt dat laanbeplanting in een straat voor een verbetering van de beeldkwaliteit zorgt. In Tiel-Oost ontbreekt het veelal aan aaneengesloten laanbeplanting; het beeld is dan ook vaak stenig. De groene uitstraling van de straten is vaak afhankelijk van de invulling van particuliere tuinen. 2.3.3 Verkeersstructuur Routes en verbindingen zijn belangrijk voor de bereikbaarheid en de samenhang van de stad Tiel. Daarnaast zijn de routes van belang voor de beleving van de stad. Routes kunnen zowel voor snel- als langzaamverkeer zijn. Routes voor doorgaand autoverkeer hebben invloed op hun omgeving. Door een goede inpassing moeten eventuele negatieve effecten voorkomen worden.
Bestaande wegenstructuur Tiel-Oost (bron: Gebiedsvisie Tiel-Oost, Pouderoyen Compagnons) NB Inmiddels is de Grotebrugse Grintweg geen primaire ontsluiting meer.
Autoverkeer De belangrijkste routes voor autoverkeer in Tiel-Oost zijn op dit moment: hoofdroutes: • Westroijensestraat – Lokstraat – Binnenhoek – Havendijk: De belangrijkste ontsluiting van het centrum richting de Rijksweg A15; • Kijkuit – Voor de Kijkuit: Een belangrijke ontsluiting van de westzijde van het centrum en het stationsgebied richting de A15;
18
•
Bevrijdingslaan: een belangrijke verbinding van de westzijde van het centrum en het stationsgebied richting Tiel-Oost.
wijkontsluitingsroutes: • Bulkweg – Buitenbulkweg – Latensteinse Rondweg: Een belangrijke ontsluiting van bedrijventerrein Latenstein; • Grotebrugse Grintweg: Als historische uitvalsweg de ruggengraat voor de stedenbouwkundige structuur van Tiel-Oost; • Echteldsedijk – Zwaluwstraat – Oude Medelsestraat: Een lange lijn vanuit het centrum richting bedrijventerrein Latenstein; • Meeslaan: Een belangrijke oost-west verbinding tussen de diverse uitvalswegen; Langzaamverkeer Op het gebied van langzaamverkeer staat Tiel voor een flinke opgave. De stad maakt onvoldoende gebruik van de eigen landelijke omgeving en het ontbreekt aan goede verbindingen. In de Mobiliteitsvisie wordt ingezet op regionale- en stedelijke hoofdroutes. Dat regionale netwerk sluit aan op het voorontwerp Fietsnetwerk van de provincie. De volgende wegen in Tiel-Oost behoren tot deze regionale hoofdroutes: • Westroijensestraat – Lokstraat – Binnenhoek – Havendijk: De belangrijkste ontsluiting van het centrum richting het provinciale hoofdfietsnetwerk; • Grotebrugse Grintweg: Als historische uitvalsweg de ruggengraat voor de stedenbouwkundige structuur van Tiel-Oost; • Echteldsedijk – Zwaluwstraat – Oude Medelsestraat: Een lange lijn vanuit het centrum via het bedrijventerrein Latenstein richting de Prins Bernhardsluizen; • Laan van Westroijen en Meeslaan: Belangrijke oost-west verbindingen tussen de diverse uitvalswegen; • Kijkuit – Voor de Kijkuit: Een belangrijke ontsluiting van de westzijde van het centrum richting het sportpark De Lok en omliggende woonbuurten; • Bevrijdingslaan: een belangrijke verbinding van de westzijde van het centrum en het stationsgebied richting Tiel-Oost. Verblijfsfunctie van de openbare ruimte Naast de functie ten behoeve van het auto- en langzaam verkeer heeft de openbare ruimte een belangrijke functie als verblijfsgebied. Onder verblijfsgebieden wordt verstaan grotere open gebieden waar andere functies dan verkeer en parkeren aanwezig zijn, zoals speelplaatsen en pleinen. De gebruiks- en belevingswaarde van de openbare ruimte bepaalt voor een groot deel de waardering die de mensen aan hun woonomgeving geven. In het beleid nemen behoud en versterking van de kwaliteit van die openbare ruimte dan ook een belangrijke plaats in. Er is weinig openbare ruimte in Tiel-Oost ten gevolge van de compacte stedenbouwkundige structuur van de wijken. Daarnaast wordt deze openbare ruimte voornamelijk gebruikt voor de auto, in de vorm van wegen en parkeerplaatsen. Op buurtniveau ontbreekt het aan grotere gebieden waarbij andere functies dan verkeer en parkeren aanwezig zijn. Dit heeft nadelen zoals een verminderde beeldkwaliteit, minder
19
ruimte voor andere functies (verblijven, ontmoeten en spelen) en een verminderde verkeersveiligheid. Dit wordt ervaren als een groot gemis voor het gebruik en de kwaliteit van de openbare ruimte. Om te voorkomen dat de schaarse openbare ruimte in Tiel-Oost teveel in beslag wordt genomen door de auto en de huidige verblijfsgebieden te behouden en zodoende zorg te dragen voor een goede woonomgeving moeten daarom de gebieden die momenteel een gebruiks- en/of belevingswaarde hebben in de openbare ruimte worden beschermd. Dit betekent dat bij herinrichtingsprojecten in de openbare ruimte moet worden voorkomen dat verblijfsgebieden hun functie verliezen ten koste van bijvoorbeeld wegen of parkeerplaatsen.
Te beschermen verblijfsgebieden in Tiel-Oost.
20
2.4
Geldende planologische situatie
Voorliggend bestemmingsplan herziet (soms gedeeltelijk) de bestemmingsplannen die van kracht zijn in het plangebied alsmede alle partiële herzieningen en wijzigingen. Het betreft de volgende bestemmingsplannen: Naam bestemmingsplan Uitbreidingsplan Tiel herziening 1957 Uitbreidingsplan Tiel-Oost partiële herziening 1964 nr. 1 Westroijen 1972 Oost-Westroijenstraat '75 Amsterdam-Rijnkanaal 1976 Amsterdam-Rijnkanaal zuidoost '77 Westroijen-motel 1980 Tiel-Oost 1988 Hogeweidseweg 1990 Tiel-Oost Lokstraat - Westroyensestraat Grotebrugse Grintweg 156a - 160 Tiel-Oost woonwagenerf Latensteinse Rondweg Tiel-Oost Windturbine Tiel-Oost 1988 Vatenterrein Binnenstad Tiel-Oost Grotebrugse Grintweg 12 Tiel-Oost de Betuwe Tiel-Oost Fabriekslaantje Tiel-Oost Beukstraat Tiel-Oost Peppellaan Binnenhoek Hoofdkantoor Waterschap Rivierenland Peppellaan Walstede Buitengebied Tiel-Oost Bulkweg 4 - 6 Paraplu-bestemmingsplan Archeologie
21
Vastgesteld 6 januari 1958 18 november 1964
Goedgekeurd 29 oktober 1958 29 november 1965
20 juni 1973 20 oktober 1976 15 december 1976 15 november 1977 17 september 1980 19 april 1989 19 september 1990 22 februari 1994 24 augustus 1994 18 januari 1995
1 mei 1974 11 mei 1977 17 augustus 1977 12 april 1978 22 januari 1982 1 november 1989 3 januari 1991 14 maart 1994 25 oktober 1994 26 april 1995
17 mei 1995 11 juli 1995 19 juli 1995 21 februari 1996 17 juli 1996 15 januari 1997 18 juni 1997 19 november 1997 20 november 2002 19 januari 2005 19 januari 2005 18 mei 2005 16 maart 2005 8 november 2005 10 maart 2010
20 december 1995 25 augustus 1995 5 februari 1996 12 april 1996 14 maart 1997 24 april 1997 5 september 1997 11 februari 1998 3 juni 2003 17 maart 2005 2 mei 2005 17 augustus 2005 1 november 2005 1 februari 2006 n.v.t.
3
Beleidskader
3.1
Rijksbeleid
3.1.1 Flora- en faunawet De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet spreekt van activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde soorten. De wet spreekt niet van ruimtelijke plannen. Op basis van de onderzoeksplicht Wro en de plicht tot het vaststellen van een uitvoerbaar plan dient echter al bij het maken van een bestemmingsplan beoordeeld te worden of er belemmeringen aanwezig zijn voor de realisatie van het plan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is in veel gevallen een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet van toepassing. Bij de vrijstellingsregeling is de zeldzaamheid van de aangetroffen soort en de ingrijpendheid van de werkzaamheden van belang. Hoe zeldzamer de soort en hoe ingrijpender de activiteit, hoe strikter de regelgeving. De Flora- en faunawet maakt hiervoor onderscheid in tabel 1, tabel 2 en tabel 3-soorten. Ruimtelijke plannen worden als volgt getoetst: − voor tabel 1 soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling; − voor tabel 2 soorten geldt een vrijstelling mits er een gedragscode aanwezig is; − voor tabel 3 soorten is een ontheffing nodig; echter voor bijlage lV soorten (dit is een onderdeel van tabel 3) kan geen ontheffing meer worden verleend op basis van belang 'ruimtelijke ontwikkeling'. − voor vogels kan naast voor belang ‘ruimtelijke ontwikkeling’ ook geen ontheffing meer worden verleend voor belang 'dwingende reden van groot openbaar belang'. Indien bijlage lV soorten en/of vogels aan de orde zijn, moet overtreding van de Floraen faunawet worden voorkomen door het van tevoren treffen van zogenaamde mitigerende maatregelen. Dit zijn maatregelen die zijn gericht op het voorkomen van schadelijke effecten aan de betreffende soort. Indien mitigerende maatregelen niet mogelijk zijn, dient er een ontheffing te worden aangevraagd. Deze ontheffing kan echter enkel worden verleend als de werkzaamheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen, er geen alternatief is voor de activiteit en de activiteiten passen binnen één van de belangen uit artikel 68 van de Flora- en faunawet, te weten bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid of openbare veiligheid en (indien het geen vogels betreft) dwingende redenen van groot openbaar belang. 3.1.2 Natuurbeschermingswet 1998 In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn verwerkt. Bij toetsing aan de Natuurbeschermingswet gaat het om soorten en habitats waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen en instandhoudingdoelstellingen zijn geformuleerd.
22
Het is van belang na te gaan of er een beschermd natuurgebied binnen de invloedsfeer van een plangebied ligt, waardoor er mogelijk sprake is van (significant) negatieve effecten. Indien dit het geval is, dienen de mogelijke effecten van de voorgenomen ingrepen op de instandhoudingdoelstellingen bepaald te worden. Dit kan leiden tot een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet, middels een "verstoringsen verslechteringstoets" bij negatieve effecten en een passende beoordeling wanneer er significant negatieve effecten verwacht worden. 3.1.3 Ecologische Hoofdstructuur Gebieden kunnen ook onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. (EHS) Dit kunnen (gedeeltelijk) dezelfde gebieden zijn als de Natura 2000-gebieden, maar het kunnen ook andere gebieden zijn. Het hoofddoel van het ruimtelijke beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Het ruimtelijke beleid, vastgelegd in de provinciale structuurvisies en verordeningen, is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen de EHS zijn niet toegestaan als deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. 3.1.4 Beleidslijn grote rivieren De beleidslijn grote rivieren is op 26 juli 2006 formeel in werking getreden. Bij maatgevende hoogwatersituaties treden er in het rivierbed verschillen op in de rivierkundige omstandigheden. Ook verschilt de rivierkundige opgave van plek tot plek. Deze verschillen rechtvaardigen – binnen de doelstellingen van deze beleidslijn – een meer gedifferentieerde afweging van het toelaten van activiteiten. Deze beleidslijn maakt een onderscheid tussen twee afwegingsregimes: 1. Het “stroomvoerend regime”. Dit geldt voor delen van het rivierbed waar, op grond van rivierkundige overwegingen, in principe alleen specifiek omschreven “riviergebonden” activiteiten, zoals een scheepswerf, zijn toegestaan (“Ja, mits”). Deze activiteiten dienen te voldoen aan rivierkundige voorwaarden. Nietriviergebonden activiteiten zijn niet toegestaan; alleen onder specifieke criteria zijn uitzonderingen mogelijk. (“Nee, tenzij”); 2. Het “bergend regime”. Dit geldt voor delen van het rivierbed waar – in principe – alle activiteiten kunnen worden toegestaan, mits deze voldoen aan de gestelde rivierkundige voorwaarden (“Ja, mits”).
23
Uitsnede kaart beleidslijn grote rivieren; in blauw het stroomvoerend regime rond Tiel
In de beleidslijn grote rivieren staat dat een aantal activiteiten - waar ook gelegen in het rivierbed - onder voorwaarden zijn toegestaan. Het betreft hier: • omgevingsvergunningvrij bouwen als bedoeld in het Besluit Omgevingsrecht; • activiteiten als bedoeld in artikel 20 van het (oude) Besluit op de Ruimtelijke Ordening (tegenwoordig bijlage 2 bij het Besluit Omgevingsrecht); • de eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing; • overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang; • activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of –verruiming; • tijdelijke activiteiten. Veiligheid in het buitendijkse gebied is een verantwoordelijkheid van lokale overheden. In bestemmingsplannen en bouwregels moeten gemeenten, in aanvulling op de wettelijke voorschriften, bepalingen opnemen die onveilige situaties kunnen voorkomen. Evacuatieplannen kunnen een belangrijke aanvulling zijn op het voorkomen van onveilige situaties bij hoogwaterstanden. Door de bouwwijze of de situering van de activiteit zo te kiezen dat de gevolgen van hoogwater zo gering mogelijk zijn kan de gebruiker zijn risico's, ook wat betreft veiligheid, aanzienlijk beperken. De mogelijke verzekerbaarheid tegen schade zal hiervan afhankelijk zijn. Aan de dynamiek van het water aangepaste bouwvormen, zoals drijvend of op palen, biedt in dit opzicht interessante mogelijkheden.
24
3.1.5 Nationaal Waterplan In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het plangebied Tiel-Oost ligt in het gebied 'Rivierengebied'. Het Rijk streeft ernaar rivieren te verruimen. Hiertoe worden de pkb Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken voortvarend uitgevoerd. Toekomstige afspraken worden gemaakt in het licht van de overstromingsrisicorichtlijn. Buitendijks en eventueel binnendijks dienen gronden te worden gereserveerd. In samenwerking met alle betrokken overheden wordt een langetermijnopgave voor buitendijkse gronden langs de rivieren geformuleerd. Hierbij wordt rekening gehouden met veiligheid, waterkwaliteit, natuur, ruimtelijke kwaliteit en (regionale) ruimtelijke ontwikkelingen ten behoeve van een afgewogen inzet, beheer en benutting van het rivierbed. Vooralsnog heeft dit geen gevolgen voor het bestemmingsplan. 3.1.6 Archeologie Het Verdrag van Malta, ook wel Conventie van Valletta genoemd, is de grondslag van de bescherming van cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt. Het Verdrag van Malta is de opvolger van een eerder Europees verdrag uit 1969 waarin vooral de bescherming van archeologische monumenten werd geregeld. Uitgangspunt van het nieuwe verdrag is dat het archeologische erfgoed al voordat het tot monument is verklaard, integrale bescherming nodig heeft en krijgt. In het kader van het verdrag van Malta dient bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Het verdrag is in Nederlandse wetgeving vertaald middels de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, welke heeft geleid tot aanpassingen van de Monumentenwet (artikel 38 e.v.). Volgens de Wet moeten gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeente Tiel heeft aan het voorgaande voldaan door archeologische waardenkaarten op te laten stellen, en hieraan regels te verbinden middels dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan, zie ook paragraaf 5.4.2. 3.1.7 Verwerking in het bestemmingsplan In het plangebied zijn geen gebieden aanwezig die behoren tot Natura 2000-gebieden. Wel is een deel van het plangebied gelegen in de EHS-natuur. Dit betreft het buitendijkse gebied (Waalzijde Echteldsedijk en monding Amsterdam-Rijnkanaal). Hier
25
zijn echter geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. In hoofdstuk 5 heeft een nadere toets van de ontwikkelingslocaties aan de natuurwetgeving plaatsgevonden. Het stroomvoerend regime en de EHS-natuur zijn middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed' op de verbeelding en in de regels opgenomen en de bescherming van archeologische waarden vindt plaats door middel van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2 t/m 6.
3.2
Provinciaal beleid
3.2.1 Streekplan Gelderland 2005 Het ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Het provinciale ruimtelijke beleid gaat uit van een tweeledige provinciale hoofdstructuur, waarbij Gelderland enerzijds 'hoog dynamische' functies met een intensieve vorm van ruimtegebruik kent, zoals stedelijke functies en intensieve vormen van recreatie/leisure. Dit deel van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur wordt in de beleidskaart 'Ruimtelijke structuur' met overwegend 'rode' tinten aangeduid: het rode raamwerk. Anderzijds kent de provincie 'laag dynamische' functies zoals de EHS en waardevolle open gebieden. Dit wordt ook het groenblauwe raamwerk genoemd. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimtegebruik. Het provinciale ruimtelijke beleid is er op gericht deze gebieden te vrijwaren van intensieve gebruiksvormen en er ruimte voor onder andere natuur en water te creëren. Tiel is gelegen in het bebouwde gebied van het rode raamwerk als regionaal centrum. In het provinciale beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en 'stedelijke uitbreiding'. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig: • verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen; • oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling; • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland; • intensiveren van het stedelijke grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen; • optimaliseren van het gebruik van het bestaande bebouwde gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).
26
De provincie acht het bovendien van belang dat bij uitbreiding of herstructurering/ transformatie van stedelijk gebied voldoende ruimte wordt gereserveerd voor voorzieningen, speelruimte en ontmoetingsmogelijkheden. Het Gelders Kwalitatief woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). Een belangrijk ruimtelijk beleidsaccent is het beter laten aansluiten van het aanbod aan woningen en woonmilieus bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus 'centrumstedelijk' en 'landelijk wonen'. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van de herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit. In het streekplan is regiospecifiek beleid weergegeven voor de regio Rivierenland, waar de gemeente Tiel onder valt. De regionale centrumfunctie van Tiel dient te worden voortgezet en versterkt. Tiel zal zich meer profileren als een krachtige en aantrekkelijke stad. Deze centrumfunctie houdt onder meer in dat voorzieningen en werkgelegenheid zijn geconcentreerd in Tiel en dat de stad een regionale opvangtaak heeft voor woningzoekenden. Teneinde invulling te geven aan de centrumfunctie staat de stad voor een aantal omvangrijke ruimtelijke investeringen. Het accent dient hierbij meer en meer te liggen op herstructurering van bestaand stedelijk gebied. Inmiddels heeft de provincie de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld en is dit beleid in werking getreden. De RVG betekent geen verandering in het ruimtelijke beleid van de provincie, maar is de 'juridische vertaling' van de structuurvisie. 3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld en deze is op 2 maart 2011 in werking getreden. In een provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wro worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd. In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan, voor wat betreft de regio rond Tiel, slechts is toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied. Op onderstaande uitsnede van de kaart 'Verstedelijking' behorende bij de RVG is te zien dat het plangebied grotendeels behoort tot 'bestaand stedelijk gebied'. Hier is bebouwing ten behoeve van wonen en werken zonder meer toegestaan.
27
Uitsnede van de kaart 'verstedelijking' uit de Ruimtelijke Verordening Gelderland
Het gedeelte van het plangebied aan de Waalzijde van de Echteldsedijk en rondom het Amsterdam-Rijnkanaal behoort tot het buitengebied. Hier is volgens artikel 2.3 nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts, onder voorwaarden, toegestaan indien de bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied. 3.2.3 Waterplan Gelderland 2010-2015 e Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is de opvolger van het 3 Waterhuishoudingsplan Gelderland (WHP3). Het Waterplan heeft op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten voor realisatie van specifieke waterdoelen. Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet in het Waterplan. In het Waterplan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaan uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd. In het waterplan heeft het plangebied grotendeels de functie 'stedelijk gebied'. Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende
28
watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op: • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van wateroverlast; • de ontwikkeling en het behoud van de natuur in stedelijk gebied; • het voorkomen van zettingen; • het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur; • het uit de riolering weren van (diepe) drainage en instromend water; • het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten; • het beperken van de invloed van bronbemaling; • het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater. 3.2.4 Cultuurhistorische beleidskaart Cultuurhistorie is een belangrijk aspect van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Door inventarisatie van Gelderse waarden in combinatie met de ontwikkelingsgeschiedenis, is de provincie opgedeeld in tien gebieden met elk een aantal typerende kenmerken. Samen vormen ze unieke, cultuurhistorische identiteitsdragers van het landschap. De verdeling in 10 unieke gebieden leidde tot de Cultuurhistorische Beleidskaart (CHB). Dit is een kaart waarop die 10 gebieden worden weergegeven, elk met 2 tot 5 identiteitsdragers. De grenzen van die gebieden zijn niet absoluut; soms is er overlap. De gemeente Tiel valt in het "Rivierengebied". Voor dit gebied gelden de volgende cultuurhistorische identiteitsdragers: • Gelaagd landschap: iedere periode uit 5000 jaar bewoning heeft een, soms inmiddels begraven, laag in het land gelegd; zandige oeverwallen en kleikommen vormen een ingewikkeld driedimensionaal patroon; • Strijd en leven met water: de rivieren creëerden kansen maar vormden ook bedreigingen, binnendijks ontstond een ingenieus ontwateringsstelsel; • Grens en front: grensregio in Romeinse tijd en Middeleeuwen, later via waterlinies te verdedigen; • Bouwmarkt: klei, zand en grind zijn door de rivieren in grote hoeveelheden neergelegd en in de loop der jaren gewonnen voor de bouw; • (Inter)nationaal netwerk: rivieren waren voorwaarde voor bloeiende handel in de Middeleeuwen en bouw van kastelen ter verdediging van het land. De provincie hanteert de Cultuurhistorische Beleidskaart om bij de ruimtelijke ontwikkeling actief bij te dragen aan behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische kwaliteiten. De cultuurhistorische beleidskaart geeft regionale cultuurhistorische kenmerken weer die inspiratie leveren bij planvorming door anderen. Stedelijke ontwikkeling heeft gevolgen voor aanwezige cultuurhistorische identiteiten. In de planvorming moeten die gevolgen zorgvuldig worden meegenomen. De provincie heeft daarvoor alle Gelderse cultuurhistorische waarden geïnventariseerd en vertaald in de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) met de lagen: • gebouwde monumenten; • (historische) landschappen; • archeologische waarden.
29
Een uitsnede van deze kaart is op onderstaande afbeelding voor het plangebied weergegeven. Op de kaart is te zien dat het landschap rondom Tiel-Oost een lage of onbekende historische geografische waardering kent. Aan de Hoogendijkstraat, de Grotebrugse Grintweg en de Betuwestraat staat een complex van historische bouwkundige monumenten.
Uitsnede van de cultuurhistorische Waardenkaart ter hoogte van het plangebied (Provincie Gelderland, 2011)
3.2.5 Verwerking in het bestemmingsplan Onderhavig bestemmingsplan heeft voor een groot deel van het plangebied een beheersfunctie en daarmee een conserverend karakter. Dit betekent dat ter plaatse de bestaande ruimtelijke en functionele situatie is vastgelegd en wordt behouden. Ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Het provinciale beleid heeft dan ook geen directe invloed op dit conserverende deel van voorliggend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan biedt echter ook de mogelijkheid om enkele plannen en projecten uit de gebiedsvisie Tiel-Oost te realiseren, zoals beschreven in paragraaf 4.2. De voorziene ontwikkelingen hebben allemaal betrekking op vernieuwing van bestaand stedelijk gebied. Met de binnenstedelijke ontwikkelingen wordt een bijdrage geleverd aan een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte. Het betreft met name ontwikkelingen die tot gevolg hebben dat hinderveroorzakende bedrijvigheid wordt vervangen door een woonfunctie met bijbehorende (maatschappelijke) voorzieningen. De woonfunctie zal daarbij worden afgestemd op de aanwezige woonbehoefte. Het ontwikkelingsgerichte deel van het bestemmingsplan is hiermee in lijn met het provinciale beleid.
30
3.3
Waterschapsbeleid
3.3.1 Waterbeheerplan 2010-2015 Het Waterbeheerplan 2010 - 2015 heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende 6 jaar wordt in het plan vastgelegd. De opgaven waar het waterschap voor staat zijn groot. Het waterschap wil het beheergebied in 2015 klimaatbestendig hebben op basis van de huidige klimaatscenario's. De primaire waterkeringen zijn dan op orde (dat wil zeggen dat deze voldoen aan de dan geldende normen) en het bergend vermogen van watersysteem van het landelijk gebied is zodanig vergroot dat slechts bij zeer uitzonderlijke regenval wateroverlast optreedt. Daarnaast stelt het waterschap zich tot doel om in 2027 de Kaderrichtlijn Water (KRW) -doelstellingen voor de waterkwaliteit te halen. Hiervoor is het nodig in de periode 2010 tot en met 2015 een groot aantal maatregelen te treffen om vooral de ecologische waterkwaliteit te verbeteren. Ook het stedelijke gebied zal klimaatbestendig moeten worden gemaakt. Samen met de gemeenten gaat het waterschap in de planperiode verder op de ingeslagen weg om het waterbergende vermogen van stedelijk water te vergroten en de waterkwaliteit te verbeteren. Daarnaast geeft het waterschap met de gemeenten verder vorm aan de samenwerking in de afvalwaterketen. Ten slotte wil het waterschap de watercondities voor natte natuur, zoals Natura-2000 gebieden en verdroogde gebieden, verbeteren en de waterkwaliteit in wateren met aquatische natuurwaarden beschermen en waar mogelijk verbeteren. Het waterschap vindt het belangrijk dat het Waterbeheerplan niet alleen betrekking heeft op de ontwikkeling van nieuwe waterpartijen en waterkeringen, maar dat het ook gaat over de wijze waarop het beheer en onderhoud plaatsvindt. Bijvoorbeeld over peilbeheer, natuurvriendelijk onderhoud en energiebewust beheer. Het Waterbeheerplan heeft geen directe gevolgen voor onderhavig bestemmingsplan.
3.4
Gemeentelijk beleid
3.4.1 Structuurvisie Tiel 2030 Op 17 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Tiel 2030 vastgesteld. In de structuurvisie geeft de gemeente haar visie op het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2030. Uitgangspunt voor de structuurvisie vormt het geldende gemeentelijke beleid, met bijvoorbeeld Masterplannen voor het Waalfront en het Stationsgebied en de Mobiliteitsvisie. Tussen de verschillende beleidsstukken zijn verbanden gelegd en keuzes gemaakt. De gemaakte keuzes zijn in een plankaart verwerkt. Voor de periode tot 2030 zijn 18 integrale ontwikkelingsgebieden onderscheiden. De omschrijving van de ontwikkelingsgebieden vormt tevens een uitwerking van de strategiekaart. Binnen TielOost is met name de waterproblematiek een onderwerp waaraan aandacht wordt besteed. Ook komt de herstructurering van bedrijvigheid aan bod. Tevens kent TielOost een bouwopgave van circa 980 woningen in de periode tussen 2005 en 2015 (NB inmiddels is deze bouwopgave teruggebracht tot 775 woningen).
31
Plankaart 2030 (bron: Structuurvisie 2030)
Er zijn 5 ontwikkelingsgebieden die betrekking hebben op Tiel-Oost: Waalfront De ontwikkeling van het Waalfront heeft als doel de relatie tussen de stad en de rivier te versterken (Masterplan Waalfront). Daarbij is ruwweg sprake van 3 deelgebieden: 1. de Willemspolder ten oosten van het centrum; 2. het centrum en de Waalplaat (mede in relatie tot de ontwikkeling van 2 stadspoorten); 3. de groengebieden ten zuidwesten van het centrum. Alleen de Willemspolder heeft een directe relatie met het plangebied. In de Willemspolder ligt de nadruk op natuur(ontwikkeling) en het benutten van de potenties van het gebied als groene uitloop voor de dichtbebouwde wijken in Tiel-Oost. Afgezien van een proef met nieuwe, watergebonden woonvormen is verstedelijking in de Willemspolder niet gewenst. Centrum en poorten Rond het Tielse centrum worden in de komende jaren 3 ‘poorten’ ontwikkeld. De Burensepoort, de Westluidense poort en de Santwijckse poort. Deze laatste poort is gelegen aan de oostzijde van het centrum en maakt onderdeel uit van het plangebied. De poort is bedoeld voor winkelvoorzieningen die te grootschalig zijn voor het historische centrum. Nabij de haven is het voornemen wijkgerichte voorzieningen te ontwikkelen. Latenstein De structuurvisie zet voor bedrijventerrein Latenstein in op het verder ontwikkelen en vormgeven van het werklandschap. Gestreefd wordt naar een diversiteit aan functies waaronder werken, wonen, perifere detailhandel (thema: ‘in en om het huis en buitenleven’), sport en fitness en ontspanning. De ontwikkeling van perifere detailhandel
32
vindt plaats langs de nieuwe verdeelroute. Met deze insteek wordt voortgeborduurd op het in uitvoering zijnde herstructureringsplan voor Latenstein. Westroijen Kantorenpark Westroijen is de locatie in Tiel waar het aanbod van kantoren geclusterd is. Hier is, aan de oostkant van het kantorenpark, nog enige ruimte voor de ontwikkeling van kantoren. De Laan van Westroijen is de directe ontsluitingsweg van dit kantorenpark. Sinds de doortrekking van de Laan van Westroijen naar de Grotebrugse Grintweg en de aanpassing van de aanliggende waterpartijen in 2012 is de ontsluiting van Westroijen en achterliggende gebieden (Latenstein) sterk verbeterd. Ook zijn de ontwikkelpotenties voor de stedenbouwkundige afronding aan de oostkant van het kantorenpark Westroijen vergroot. Tiel-Oost In Tiel-Oost is al jaren sprake van overlast als gevolg van kwelwater vanuit de Waal en het Amsterdam-Rijnkanaal. Die overlast neemt door een combinatie van factoren, maar vooral doordat er steeds meer huizen en verharding bij zijn gekomen en door de klimaatverandering, alleen maar toe. Op basis van de uitkomsten van een brede werkgroep is een aantal potentiële maatregelen geformuleerd, waaronder de aanleg van wadi’s en waterpleinen, open water en afvoergoten, het realiseren van een klimaatdijk, ophogingen en extra open water door een circuit van watergangen rondom en dwars door de wijk. De verbreding van de Doode Linge en de aanleg van een nieuwe spoorsingel spelen bij deze laatste ingreep een belangrijke rol. In het hart van Tiel-Oost wordt gezocht naar mogelijkheden om het overtollige water snel naar het nieuwe open watercircuit rondom de wijk te krijgen. Er zijn 2 routes die mogelijkheden bieden: 1. het zuidelijke deel van de Grotebrugse Grintweg; 2. de historische loop van de Binnenboomse Wetering. Door de introductie van nieuwe groene en blauwe structuren is het tevens uitdrukkelijk de bedoeling de ruimtelijke kwaliteit in Tiel-Oost te verbeteren. De keuze voor de precieze route moet nog gemaakt worden. 3.4.2
Waterbeleid
3.4.2.1 Integraal Waterplan Tiel Het Integraal Waterplan Tiel (december 2004) is een gezamenlijk beleidsplan van de gemeente en het Waterschap Rivierenland. Het waterplan vervult een paraplufunctie voor alle wateraspecten en de daaraan gerelateerde beleidsvelden. Het doel van het waterplan is 'het realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem in de stad met het oog op een aantrekkelijke gezonde leefomgeving. Dit uiteraard binnen de ontwikkelingsmogelijkheden van een duurzaam watersysteem en een duurzame waterketen en overige aanpalende beleidsterreinen.
33
3.4.2.2 Waterstructuurplan Tiel Het Integraal Waterplan Tiel heeft zich in eerste instantie vooral gericht op waterkwaliteitsknelpunten. Vanuit landelijke wetgeving en beleid is ook het in beeld brengen van de kwantitatieve knelpunten, de wateropgave, van belang. In het Integraal Waterplan Tiel is afgesproken een Waterstructuurplan op te stellen, om de kwantitatieve wateropgave en oplossingsrichtingen in beeld te brengen. Het Waterstructuurplan Tiel (2009) geeft de wateropgave per afwateringsgebied weer en geeft een visie en een eerste set maatregelen om de wateropgave in te vullen. 3.4.2.3 Wateropgave Tiel-Oost; Tiel-Oost, droger en mooier De hoge grondwaterstand en het overbelaste riool in Tiel-Oost geven problemen. Deze problemen worden zonder ingrijpen groter, door onder andere klimaatverandering. Er zijn 3 opgaven: verminderen van de overlast van grondwater, realiseren van meer waterberging en het laten afnemen van de overbelasting van het riool door afkoppeling. Eind 2007 besloot het gemeentebestuur de waterproblematiek in Tiel-Oost, samen met Waterschap Rivierenland, op te pakken. Een team van experts van onder andere Rijkswaterstaat, Provincie Gelderland, Leven met Water en ontwikkelaars, heeft met de gemeente en waterschap meegedacht over oplossingen voor de wateropgave in TielOost. Ook bewoners van de wijk zijn actief betrokken geweest bij de zoektocht naar oplossingen. Op basis van een voorkeursscenario is een definitief plan ontwikkeld, in samenwerking met het waterschap Rivierenland. Kern van het plan is dat water leidend is bij de gebiedsontwikkeling en dat er in de komende jaren een goed functionerend watersysteem in Tiel-Oost ontstaat. Voor dat watersysteem worden onder andere wadi's, waterpleinen en watergangen aangelegd, regenwaterafvoeren afgekoppeld van het vuilwaterriool en stuwen aangepast en geautomatiseerd. Onderdeel van het systeem om wateroverlast in het gebied te verminderen is het aanleggen van een zogenaamde kwelremmende voorziening. Het is van nature drassig in Tiel-Oost. Dit komt vooral door de hoge grondwaterstand die wordt veroorzaakt door kwelwater afkomstig van de Waal en het AmsterdamRijnkanaal. Daarnaast zal er door klimaatverandering en hogere waterstanden in de toekomst meer kwelwater komen. De laatste jaren is de wateroverlast alleen maar erger geworden omdat er meer huizen en verharde wegen zijn bijgekomen. Ook regent het vaker en harder. Tegelijkertijd beschikt Tiel-Oost over weinig sloten, vijvers en/of grachten die regenwater kunnen opvangen. Bijna al het regenwater stroomt rechtstreeks naar het riool, dat al dit water niet kan verwerken. Tiel-Oost staat daarom voor 3 opgaven: 1. De overlast van het grondwater moet verminderen. Het streven is dat het grondwater op een diepte van ten minste 50 cm staat; 2. Er moet meer waterberging komen om overvloedige regen tijdelijk in te bergen. In de hele wijk zijn duizenden kubieke meters berging nodig;
34
3. De overbelasting van het riool moet met de helft afnemen. Dat betekent dat minder regenwater naar het riool mag stromen. In Tiel-Oost moet 6 ha verhard oppervlak, voornamelijk daken, afgekoppeld worden van het riool. Na een zorgvuldig proces is er een voorkeursscenario opgesteld met daarin mogelijke maatregelen om de wateroverlast in Tiel-Oost te verminderen. Deze zijn afgewogen op hun haalbaarheid. Uiteindelijk zijn de volgende maatregelen voor Tiel-Oost geformuleerd:
Waterkaart Tiel-Oost (bron: Tiel-Oost; Droger en mooier, bewerking Pouderoyen Compagnons)
Open watergangen Open watergangen, zoals sloten en vijvers zijn nodig om regenwater te kunnen bergen én afvoeren. In het voorkeursscenario zijn 3 nieuwe / aan te passen watergangen opgenomen: 1. Er komt een nieuwe watergang langs de nieuwe ontsluitingsroute die via de verlengde Laan van Westroijen over Westroijen en Latenstein naar het Vijverterrein loopt; 2. De Doode Linge is een bestaande watergang die verbreed wordt en aantrekkelijker gemaakt met fiets- en wandelpaden en openbaar groen; 3. Er komt een nieuwe watergang ten zuiden van de spoorlijn: de Spoorsingel. Langs het oostelijke deel komen een vrijliggend fietspad en een wandelgebied voor de wijk. Het westelijke deel krijgt eveneens een groene inrichting en vrijliggende fietspaden en daarnaast een nieuwe verkeersweg voor een betere verbinding met het station.
35
Wadi’s Groene ruimten in Tiel-Oost kunnen water bergen door ze in wadi’s te veranderen. De laaggelegen wadi’s vangen bij hevige regenval het water op en houden het een tijdje vast. Zo komt het minder snel in het riool. Als het lange tijd niet regent, staan ze droog. De wadi’s kunnen op de lange termijn in verbinding staan met de nieuwe / aan te passen watergangen. Waterpleinen Waterpleinen zijn laaggelegen pleinen die tijdelijk water kunnen bergen. Waterpleinen hebben een dubbelfunctie, bijvoorbeeld als speelplein. In het voorkeursscenario zijn 2 nieuwe waterpleinen opgenomen in Tiel-Oost: 1. Halverwege de Grotebrugse Grintweg; 2. In het midden van de Vogelbuurt. Noord-zuidafvoer Midden in Tiel-Oost zijn één of meer waterverbindingen nodig om overtollig water snel naar het circuit van open watergangen (Spoorsingel / Doode Linge) te voeren. Twee routes bieden daarvoor mogelijkheden: 1. via het zuidelijke deel van de Grotebrugse Grintweg; 2. via de historische loop van de Binnenboomse Wetering. Met behulp van oude kaarten is de loop van de Binnenboomse Wetering te achterhalen. Deze waterloop verzorgde in het verleden de waterafvoer uit de boomgaarden in TielOost. Herstel van deze wetering maakt de wateropgave zichtbaar en beleefbaar. De keuze voor de precieze route moet nog gemaakt worden. Drainage Bij hevige regen stroomt het water nu heel snel naar goten en putten. Het riool krijgt in korte tijd veel te veel water te verwerken. Het voorkeursscenario begint daarom met de aanleg van drainage waarmee de waterstroom naar het riool onmiddellijk wordt vertraagd. Drainage is niet zo’n duurzame oplossing en het onderhoud van drainagebuizen is duur. In de loop van de tijd zal daarom de drainage vervangen moeten worden door meer duurzame oplossingen zoals de aanleg van open water, wadi’s en waterpleinen en het afkoppelen van verharding. Kunstwerken Om het water binnen het plan te beheersen dient een aantal kunstwerken (gemalen, duikers en stuwen) te worden aangepast of aangelegd. 3.4.3 Mobiliteitsvisie Tiel 2008 - 2020 De gemeenteraad van Tiel heeft op 16 januari 2008 de mobiliteitsvisie voor Tiel vastgesteld. De Mobiliteitsvisie schetst de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid in Tiel tot 2020. De maatregelen en het beleid in dit plan zijn gebaseerd op een brede visie op de stad en de functie van de stad in de regio. De Mobiliteitsvisie bevat ook een overzicht van projecten en programma’s, waarmee de nadere invulling van de visie inzichtelijk wordt gemaakt.
36
De centrale bundel (geel) is een stedelijke doorstroomroute die een functie heeft om het interne autoverkeer van oost naar west en vice versa af te wikkelen. Daarnaast heeft de bundel een verdeelfunctie voor dat deel van het externe verkeer dat niet op de binnenstad is gericht. Daarmee wordt de Grotebrugse Grintweg ten zuiden van de A15 ontlast. Vanaf de centrale bundel gaat het verkeer verder over de invalswegen (blauw) naar het centrum. Aan de zuidkant van het spoor is spreiding van de verkeersdruk gewenst, om de Binnenhoek / Bevrijdingslaan en de Nieuwe Tielseweg te ontlasten.
Netwerkvisie Tiel (bron: Mobiliteitsvisie Tiel 2008 - 2020)
De visie stelt een aantal ingrepen in de hoofdstructuur voor, die van invloed zijn op de routering in Tiel-Oost. Dat heeft concreet te maken met: • het beperken van doorgaand autoverkeer op de Waalkade; • de noordelijke invalsweg naar centrum-west, parallel aan het spoor (A1); • de doortrekking van de Laan van Westroijen (A4); • de aanpassing van de route Bulkweg - Latensteinse Rondweg (A7); • een nadere oriëntatie op de noordelijke entree via de Westroijensestraat – Lokstraat – Binnenhoek, zowel ten aanzien van de loop van het tracé als de inrichting (A5/A9); • een fietsroute tussen Westroijensestraat en Grotebrugse Grintweg (L5). De nieuwe hoofdstructuur biedt goede kansen om de Lokstraat en de Waalkade niet verder te belasten c.q. te ontlasten. Dat betekent wel dat de oriëntatie van Tiel-Oost op de hoofdstructuur moet worden aangepast. Immers, nieuwe woningen en intensivering van bedrijven mogen niet leiden tot een toename van de (milieu)druk op de Lokstraat en de Waalkade. Een aantal relatief eenvoudige ingrepen in de wijkcirculatie zorgt er voor dat het oostelijke deel van Tiel-Oost (inclusief Latenstein) ontsloten wordt via de Verlengde Laan van Westroijen en de Latensteinse Rondweg. Het bestaande woongebied direct ten oosten van de Binnenhoek / Lokstraat, dat qua stedelijkheid bij Tiel Centrum aansluit, behoudt de ontsluiting aan de westzijde. In de hierna volgende kaart worden de ingrepen in de verkeerscirculatie weergegeven.
37
Mobiliteitskaart Tiel-Oost (bron: Mobiliteitsvisie Tiel 2008 - 2020, bewerking Pouderoyen Compagnons) NB inmiddels is besloten de doortrekking van de Kanaalstraat (G1) niet meer te realiseren.
De belangrijkste effecten van deze ingrepen zijn: • Geen autoverkeer van het te ontwikkelen gebied Vijverterrein / Echteldsedijk (FluviaTiel) door bestaand woongebied; • Scheiding van autoverkeer uit het westelijke en oostelijke deel van Tiel-Oost; • Minder hinder door autoverkeer van/naar Latenstein in woongebieden in Tiel-Oost; • Ontlasting van de Lokstraat en de Grotebrugse Grintweg; • Minder doorgaand autoverkeer op de Waalkade. 3.4.4 Woonvisie 2007 - 2010 In 2007 heeft de gemeenteraad van Tiel de woonvisie vastgesteld. De ambitie van de woonvisie is dat alle inwoners goed in Tiel kunnen wonen in een door hen gewenste woning en omgeving binnen hun financiële mogelijkheden. Hiertoe zijn de volgende hoofddoelen geformuleerd: • Het vergroten van de doorstroming in zowel de huur- als koopsector en onderling. • Het maken van een kwaliteitssprong in de woningvoorraad voor huishoudens met hoge én lage inkomens. • Het waarborgen van de huisvesting van de huishoudens met lage inkomens. De doelen van de visie kunnen worden bereikt door via de bestaande voorraad meer kwaliteit te realiseren en via nieuwbouw meer gericht, gedifferentieerd en kwalitatief goed aanbod te creëren. Voor wat betreft nieuwbouw wordt de realisatie van betaalbare huurwoningen voor ouderen, waarbij zorg op maat aan huis mogelijk is, gewenst geacht. Daarnaast is de realisatie van betaalbare en duurdere woningen voor huishoudens met een midden- of hoger inkomen noodzakelijk.
38
In de Woonvisie worden voor Tiel-Oost diverse woningbouwlocaties genoemd als onderdeel van de woningbouwopgave. In dit bestemmingsplan worden enkele daarvan planologisch mogelijk gemaakt. 3.4.5 Detailhandelsnota Op 22 augustus 2012 is de nieuwe Detailhandelsnota Tiel 2012-2017 vastgesteld. Het doel van de detailhandelsnota, die voortbouwt op de vorige nota uit 2005 en de aanpassing daarop uit 2008, is te komen tot een actueel detailhandelsbeleid voor de gemeente Tiel voor de komende vijf jaar (tot 2016/2017), met een doorkijk naar 2020.. De uitgangspunten van de detailhandelsnota uit 2005 zijn op hoofdlijnen nog actueel. Centraal in de nota staat een ruimtelijk detailhandelsbeleid, waarin de keuze wordt gemaakt voor winkelgebieden, die in aard en omvang aansluiten bij het potentiële verzorgingsgebied (gezonde en duurzame structuur). Hierbinnen wordt gestreefd naar een zo uitgebreid en gevarieerd mogelijk dagelijks en niet-dagelijks winkelaanbod, zodat de afvloeiing naar omliggende centra zo klein mogelijk is. De volgende hoofdlijnen voor de detailhandelsstructuur zijn relevant voor dit bestemmingsplan: - Waarborgen en versterken van de rol van Tiel als koopcentrum van Rivierenland door een duidelijke positionering van het niet-dagelijkse aanbod, met een centrale rol voor het centrum van Tiel; - Behoud van winkelvoorzieningen voor dagelijkse artikelen in de buurt- en wijkwinkelcentra; - Clustering en thematisering van detailhandel op Latenstein binnen het thema 'in en om het huis en buitenleven'; - Clustering en thematisering van detailhandel op Kellen binnen het thema 'mobiliteit'; - Meewerken aan verzoeken tot herbestemming tot niet-winkelfuncties van onvoldoende levensvatbare winkelvoorzieningen en winkellocaties (alle locaties die buiten de gewenste structuur vallen). De detailhandel met betrekking tot de niet dagelijkse voorzieningen hoort in het centrum van Tiel thuis. Perifere detailhandel is in het centrum moeilijk in te passen en kan een plaats buiten het centrum krijgen voor zover de betreffende branches niet concurrerend zijn met die in het centrum. Onder perifere detailhandel wordt detailhandel verstaan die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen en vanwege de gevoerde formule een groot oppervlak nodig heeft, zoals de verkoop van wooninrichtingsartikelen, bouwmarkten, doe-het-zelf zaken, diervoeders, tuincentra, bruin- en witgoed, auto's, boten, tenten, caravans. Het bedrijventerrein Latenstein heeft gezien de aanwezigheid van de huidige perifere detailhandel, de ligging nabij de woonomgeving en relatief dichtbij het centrum de potenties om invulling te geven aan de accommodatie van perifere detailhandel rondom het thema “in en om het huis en buitenleven”. Het betreft de volgende branches: - woninginrichting incl. keukens en badkamers - bouwmarkten en doe-het-zelfartikelen - tuincentrum en tuinartikelen
39
- tenten en kampeerbenodigdheden alsmede de volgende branches, voorzover het vestigingen met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.000 m² betreft: - diervoerders en dierbenodigdheden - bruin- en witgoed - rijwielen en bromfietsen (incl. accessoires) - auto-accessoires Vooral het westelijke gedeelte van Latenstein, waar nu al perifere detailhandel is gevestigd rondom dit thema, komt hiervoor in aanmerking. Er zijn plannen voor de ontwikkeling van een Retailpark in het noordwesten van Latenstein, waarin ruimte geboden wordt aan winkels in de hiervoor genoemde branches. Latenstein wordt daarmee een koopcentrum op het gebied van wonen voor Tiel en omgeving. Hiermee wordt invulling gegeven aan het hiaat dat in Tiel aanwezig is in het assortiment.
Perifere detailhandel op Latenstein: In het gele gedeelte wordt het Retailpark Latenstein voorzien, Hier zijn de branches binnen het thema ‘in en om het huis en buitenleven’ toegestaan. In het paarse gedeelte zijn deze branches eveneens toegestaan, maar daar wordt een clustering aansluitend op het Retailpark voorgestaan.
Latenstein West kan op deze wijze een aantrekkelijke entree worden voor het bedrijventerrein en een overgangsgebied vormen tussen het bedrijventerrein en de woonwijk. Tevens is Latenstein van de bedrijventerreinen relatief het dichtst bij het centrum van Tiel gelegen zodat ook hiermee waar mogelijk aansluiting kan worden gezocht. In de detailhandel in woninginrichting is nog marktruimte aanwezig. Bedrijventerrein Kellen is de gewenste locatie voor verdere clustering van aanbieders rondom het thema ‘mobiliteit’ (auto’s, boten, caravans).
40
3.4.6 Hoogbouwvisie De gemeenteraad van Tiel heeft in 2007 de Hoogbouwvisie vastgesteld. De hoogbouwvisie is allereerst een beoordelingskader voor initiatieven vanuit de markt. Het beleid is er op gericht de cohesie en leesbaarheid van de stedelijke structuur te verbeteren door alleen op specifieke locaties sterker te verdichten en hoger te bouwen. Door het concentreren van bebouwing kan de bestaande structuur en de draagkracht van het voorzieningenapparaat versterkt worden. Daarnaast is het doel om met de nieuwe bijzondere hoge gebouwen of objecten een nieuw stadssilhouet op te bouwen. In de Hoogbouwvisie zijn een aantal zoekgebieden benoemd en nader onderzocht. Wat betreft het plangebied komt hieruit naar voren dat langs de Waal mogelijkheden zijn voor hoogbouw, het zogenaamde panoramisch wonen. Langs de Binnenhoek, aan de westzijde van het plangebied, is eveneens een zoekgebied voor hoogbouw gelegen in het kader van de inbreidingslocaties rondom het centrum. Tenslotte behoren de bedrijventerreinen aan de noordoostrand (deels) tot het zoekgebied, met name Westroijen. Per zoekgebied gelden andere stedenbouwkundige eisen. Voor de bebouwing op de flanken van de Waal geldt dat hier strenge stedenbouwkundige eisen worden gesteld; de gebouwen moeten slank zijn en in een lamelvormige opstelling worden geplaatst om doorzichten te behouden. Wat betreft de inbreidingslocaties rond het centrum geldt dat maatwerk geleverd moet worden; de gebouwen moeten de bestaande structuur versterken en een alledaagse uitstraling hebben. Voor de kantorenlocatie Westroijen geldt een ‘laissez-faire benadering’, de gebouwen mogen hier opvallend zijn. 3.4.7 Groenstructuurplan Het in 2006 door de gemeenteraad vastgestelde groenstructuurplan Tiel is een aanvulling op het groenstructuurplan uit 1995. Het plan maakt gemeentelijke (groen)ambities, potentiële ontwikkelingsgebieden en het belang van landschappelijke inpasbaarheid tot circa 2015 zichtbaar. Het dient als inspiratiebron en uitgangspunt voor zowel groene als stedelijke ontwikkelingen. De Landschappelijke context van Tiel wordt gevormd door het landschap van rivieren, uiterwaarden, stroomruggen en komgronden. In de loop der jaren is de relatie met het onderliggende landschap minder sterk geworden. De stad Tiel heeft zich in zichzelf en van het omliggende landschap afgekeerd. De dijken fungeren niet als logische grens tussen stad en landschap en er wordt geen relatie gelegd met de groene zone langs het kanaal. De wijken in Tiel hebben geen duidelijke ruimtelijke begrenzing en lopen in elkaar over. De groenstructuur dient een rol te spelen in het versterken van de identiteit van de wijken en als basis voor ontwikkelingen: • Het benutten van landschappelijke waarden en relaties; • Infrastructuur als visitekaartje; • Versterken interne structuur. 3.4.8 Kadernota Culhuurhistorie & cultuurhistorische waardenkaart Tiel In de kadernota cultuurhistorie heeft de gemeente haar verplichtingen en ambities ten aanzien van cultuurhistorie en archeologie vastgelegd. Het doel van de kadernota is het
41
ontwikkelen en vaststellen van (sectoraal) cultuurhistorisch beleid, maar tevens het bereiken van een integratie met andere beleidsvelden en een integraal planproces. In de kadernota wordt hierbij uitgegaan van de volgende missies: • Cultuurhistorie maakt integraal deel uit van de identiteit en de ontwikkeling van Tiel; • Het erfgoed is van ons allemaal en Tiel laat haar geschiedenis zien; • Behoud door ontwikkeling maakt het mogelijk cultuurhistorie als toegevoegde waarde en niet als beperking te ervaren; • Cultuurhistorie wordt vroegtijdig ingezet in de ontwikkelingen. In 2005 is de kadernota verder uitgewerkt in de vorm van een gebiedsdekkend onderzoek. Op basis hiervan zijn een ‘historisch-geografische en architectuurhistorische kenmerkenkaart’ een ‘archeologische waarden- en verwachtingskaart’ en een ‘geomorfogenetische en archeologische kenmerkenkaart’ opgesteld. Op basis van deze kaarten is het paraplubestemmingsplan archeologie opgesteld en in maart 2010 vastgesteld. De dubbelbestemmingen uit dit paraplubestemmingsplan zijn in het bestemmingsplan Tiel Oost als dubbelbestemming overgenomen.
Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Tiel: archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Voor het plangebied geldt grotendeels een hoge archeologische verwachtingswaarde (rood en oranje). Rond de Waal en de voormalige Linge geldt een lage tot middelhoge verwachtingswaarde (groen en licht-geel).
42
3.4.9 Milieuvisie 2010 - 2020 De milieuvisie is in 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Milieuvisie 20102020 is aangegeven wat de milieudoelstellingen van de gemeente voor deze periode zijn. De visie valt in twee delen uiteen. Het eerste deel geeft een doelstelling voor 2020 per milieuthema aan. Het tweede deel omschrijft de gewenste milieukwaliteit die bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt nagestreefd. Daarbij is de gewenste milieukwaliteit afgestemd op het gebiedstype. Voor de ontwikkellocaties in het plangebied Tiel-Oost geldt over het algemeen het gebiedstype 'Groenstedelijk wonen', behalve voor bedrijventerrein Latenstein waar het gebiedstype 'Werken 2' geldt.
43
Omdat de milieukwaliteit in Tiel op veel plaatsen wezenlijk beter is dan de wettelijke milieunormen aangeven, is het uitgangspunt van de Milieuvisie om deze kwaliteit tenminste te behouden. De bijbehorende na te streven milieukwaliteit zoals gedefinieerd voor onder andere de thema's geluid, luchtkwaliteit en bodem kan consequenties hebben voor het ontwerp en de inrichting van deze ontwikkellocaties. Daarom is bij de wijzigingsbevoegdheden in de regels opgenomen dat vanuit milieuoogpunt geen bezwaar mag bestaan tegen de voorgenomen ontwikkeling, hetgeen inhoudt dat de relevante milieuaspecten onderzocht moeten worden voordat tot wijziging kan worden overgegaan. 3.4.10 Speelruimtebeleidsplan Tiel In 2005 heeft de gemeenteraad het Speelruimtebeleidsplan vastgesteld. Dit plan beschrijft de aanpak om te komen tot het nagestreefde voorzieningenniveau voor de totale groep kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar. De gemeente Tiel streeft naar voldoende en veilige speelruimte voor kinderen en jongeren. Er geldt een richtlijn van 2 300 m speelruimte per ha woongebied, waarbij een goede spreiding van belang wordt geacht. Flexibiliteit van de inrichting van speelruimte, waardoor kan worden ingespeeld op de bevolkingssamenstelling van de wijk, staat centraal. Ten aanzien van Tiel-Oost wordt aangegeven dat er grote verschillen binnen de wijk zijn ten aanzien van de behoefte aan speelruimte. Enerzijds bestaat de wijk uit een ouder, dichtbebouwd deel met weinig ruimte voor spelen. Anderzijds is er een ruim opgezette nieuwbouwwijk met voldoende speelruimte. In het oudere deel is een gebrek aan ruimte voor speelvoorzieningen en is er behoefte aan voorzieningen voor de oudere jeugd. De bewoners zijn dan ook ontevreden over de aanwezige voorzieningen. In het kader van het project Buurschakels zijn er vanaf 2002 verschillende projecten opgestart om het voorzieningenniveau te verbeteren, bijvoorbeeld door het openstellen van schoolpleinen. Op het terrein bij de Vijverberg is inmiddels een Jongeren ontmoetingsplek (JOP) gerealiseerd.In het bestemmingsplan Tiel Oost wordt middels een brede bestemmingsregeling voor Verkeer en Groen zo veel mogelijk ruimte gehouden om speel- en jongerenvoorzieningen te kunnen realiseren. 3.4.11 Verwerking in het bestemmingsplan Het gemeentelijke beleid vormt een essentieel kader voor de vastgestelde gebiedsvisie Tiel-Oost. Deze gebiedsvisie ligt aan de basis van onderhavig bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft voor een groot deel van het plangebied een beheersfunctie en daarmee een conserverend karakter. Dit betekent dat ter plaatse de bestaande ruimtelijke en functionele situatie is vastgelegd en wordt behouden. Kleinschalige ontwikkelingen binnen de bestaande functies zijn mogelijk. De vastgelegde bestemmingen en geboden kleinschalige ontwikkelingsruimte zijn uiteraard afgestemd op gemeentelijke beleidsuitgangspunten. Zo zijn relevante groen- en waterstructuren en voorzieningen, waarvan in het gemeentelijke beleid is aangegeven dat het van groot belang is dat deze structuren en voorzieningen worden behouden en/of versterkt, voorzien van een passende bestemming.
44
Binnen diverse bestemmingen in onderhavig plan wordt bovendien ruimte geboden aan kleinschalige ontwikkelingen, waarmee onder andere kleinschalige uitbreiding van gebouwen, de realisatie van een fijnmazig netwerk van fietsroutes, vrijliggende fietspaden en speelvoorzieningen en een beperkte herinrichting van hoofdinfrastructuur is gewaarborgd. Hiermee wordt met het beheersgerichte deel van het bestemmingsplan aangesloten op het gemeentelijke beleid. Voor een nadere toelichting op de flexibiliteit, die binnen diverse bestemmingen wordt geboden, wordt verwezen naar hoofdstuk 6 Juridische aspecten. Van belang is te vermelden dat sommige beleidsuitspraken geen directe doorwerking in het bestemmingsplan kunnen krijgen, als gevolg van bijvoorbeeld een ander detailniveau. Het betreft onder andere uitspraken ten aanzien van onderhoud en op inrichtingsniveau. Hoewel het bestemmingsplan deze uitgangspunten niet in de weg staat, hebben ze geen concrete gevolgen voor de regels en/of verbeelding. Het bestemmingsplan biedt echter ook de mogelijkheid om enkele plannen en projecten uit de gebiedsvisie Tiel-Oost, waarvan de realisatie binnen de planperiode van onderhavig bestemmingsplan aan de orde is, te realiseren. Daarnaast wordt op enkele plekken de bouw van één of enkele woningen mogelijk gemaakt, deels middels een directe bestemming, deels middels een wijzigingsbevoegdheid. Voor een nadere onderbouwing van de opgenomen ontwikkelingen wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van deze toelichting. Met de opgenomen ontwikkelingen wordt bijgedragen aan een aantal essentiële gemeentelijke beleidsdoelen voor Tiel-Oost de komende 10 jaar. Zo wordt ruimte geboden aan het vervangen van enkele hinderveroorzakende voormalige bedrijfslocaties in het plangebied door woningbouw en bijbehorende voorzieningen, wordt kantoorontwikkeling langs de verlengde Laan van Westroijen mogelijk, alsmede de reconstructie van de Binnenhoek en de realisatie van een parallelweg ten zuiden van het spoor (tussen de Westroijensestraat en de Kijkuit). Ook wordt een groot aantal van de maatregelen uit de Wateropgave Tiel Oost (aanleg van wadi's, waterpleinen, open water en afvoergoten, ophogingen en extra open water door een circuit van watergangen rondom en dwars door de wijk) mogelijk gemaakt door het opnemen van een brede bestemmingsomschrijving voor de bestemmingen Verkeer, Groen en Water. Een belangrijke ontwikkeling die in dit bestemmingsplan is opgenomen betreft de ontwikkeling van Latenstein tot werklandschap inclusief de clustering van perifere detailhandel. Hiervoor is een specifieke bestemmingsregeling opgenomen. De nieuwe woningbouw in het plangebied Tiel-Oost wordt afgestemd op de aanwezige woningbehoefte. Voor de ontwikkelingslocaties wordt in lijn met het gemeentelijke beleid de milieukwaliteit, die geldt voor het gebiedstype Groenstedelijk wonen, nagestreefd en staat energiezuinige bouw centraal. Voor een nadere onderbouwing van de haalbaarheid op het gebied van diverse milieuaspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van deze toelichting. Het ontwikkelingsgerichte deel van het bestemmingsplan is op basis van voorgaande in lijn met het gemeentelijke beleid. Voor enkele ontwikkelingen moet overigens, ten behoeve van de daadwerkelijke realisatie, te zijner tijd een wijzigingsplan worden opgesteld. Het geldende gemeentelijke beleid biedt
45
het kader voor de voorziene ontwikkelingen. Desondanks zal in het betreffende wijzigingsplan de afweging ten aanzien van het dan actuele en geldende gemeentelijk beleid nogmaals specifiek voor die ontwikkeling moeten worden gemaakt.
3.5
Gebiedsvisie Tiel-Oost
3.5.1 Algemeen De gebiedsvisie Tiel-Oost is op 15 juni 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van Tiel. De visie geeft de ruimtelijke en functionele ontwikkelingsrichting van Tiel-Oost voor de komende 10 jaar weer, met een doorkijk tot 30 jaar. Uit de visie valt op te maken waar kwaliteiten moeten worden gehandhaafd, waar kwaliteiten moet worden toegevoegd en waar plannen en projecten tot ontwikkeling zullen komen. De visie biedt hiermee het kader voor onderhavig bestemmingsplan Tiel-Oost. Mede op basis van de visie is besloten welk juridisch-planologisch kader aan de wijk wordt gegeven en welke ontwikkelingen via dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. In de gebiedsvisie Tiel-Oost zijn de belangrijkste beleidsuitgangspunten en actuele projecten in samenhang beschouwd. Uit de Structuurvisie Tiel 2030, de wateropgave ‘Tiel-Oost Droger en mooier’ en de Mobiliteitsvisie 2008 - 2020 zijn die aspecten overgenomen die planologisch / ruimtelijk van belang zijn. Naast de projecten die direct voortkomen uit gemeentelijk beleid zijn ook de grotere bouwprojecten meegenomen die binnen het plangebied op stapel staan. De samenvoeging heeft geresulteerd in de Visiekaart voor Tiel-Oost.
Visiekaart Gebiedsvisie Tiel-Oost (bron: Pouderoyen Compagnons)
46
Vervolgens is een selectie gemaakt van de beleidsuitgangspunten en projecten die een directe relatie hebben met de inhoud van het nieuwe bestemmingsplan Tiel-Oost. Daarbij zijn die projecten geselecteerd waarvan de planologische procedure ver genoeg gevorderd is om in het bestemmingsplan Tiel Oost te worden opgenomen. Deze selectie resulteert in de Kaderkaart voor Tiel-Oost. De onderdelen op de kaderkaart zijn in het bestemmingsplan Tiel Oost vertaald. Onderdelen die wel op de visiekaart staan, maar niet op de kaderkaart, waren bij het opstellen van de gebiedsvisie onvoldoende uitgekristalliseerd om in het bestemmingsplan te worden opgenomen.
Kaderkaart Gebiedsvisie Tiel-Oost (bron: Pouderoyen Compagnons)
3.5.2 Ruimtelijke hoofdstructuur De Gebiedsvisie Tiel-Oost sluit aan bij de Structuurvisie Tiel 2030, die voor het plangebied Tiel-Oost inzet op de (her)ontwikkeling van de volgende gebieden: • Woongebieden: Herontwikkeling Vijverterrein en diverse kleinschalige ontwikkelingen, voornamelijk in de vooroorlogse woongebieden; • Bedrijventerrein: Herstructurering en revitalisering van Latenstein met perifere detailhandel, gemengde bedrijven en wonen; • Kantoorgebieden: Verder ontwikkelen kantorenpark Westroijen. De gewenste verruiming van de branchering op Latenstein, als onderdeel van de revitalisering, zal volgens de Gebiedsvisie verder uitgewerkt worden in het bestemmingsplan voor Tiel-Oost. Daarnaast worden alleen de concrete projecten uit de Structuurvisie vertaald in het nieuwe bestemmingsplan.
47
3.5.3 Waterhuishouding Ten aanzien van de waterhuishouding is de visie ‘Tiel-Oost Droger en mooier’ maatgevend voor de Gebiedsvisie. Onderdelen van de visie ‘Tiel-Oost Droger en mooier’ die ruimtelijk relevant zijn, zijn (in blauw) overgenomen op de Visiekaart. Dit betreft de volgende planologisch relevante aspecten: • Watergangen verbreden en vernieuwen; • Ruimte geven aan nieuwe watergangen, zoals de Spoorsingel; • De aanleg van afvoergoten, zoals de Binnenboomse Wetering, mogelijk maken; • De waterpleinen 30 en 31 mogelijk maken; • Ruimte bieden voor de aanleg van wadi’s; • De aanleg van fiets- en wandelpaden mogelijk maken in de omgeving van watergangen en openbaar groen; • De aanleg van kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding mogelijk maken binnen het openbare gebied. De projecten Vogelbuurt (W1) en Spoorsingel (W2) zijn concrete uitwerkingen van het voorgestelde beleid en dragen bij aan het oplossen van de waterproblematiek in TielOost. In het bestemmingsplan zijn beide projecten opgenomen. Tevens zal het nieuwe bestemmingsplan volgens de Gebiedsvisie in moeten spelen op de behoefte om water en/ of waterhuishoudkundige voorzieningen te kunnen realiseren binnen het openbare gebied. 3.5.4 Verkeer De netwerkvisie, zoals beschreven in de Mobiliteitsvisie 2008 - 2020, bevat volgens de Gebiedsvisie voor Tiel-Oost als belangrijkste aspecten: • Hoofdstructuur: ruimte bieden aan de gevraagde verkeerscapaciteit; • Aanleg van nieuwe weg (Laan van Westroijen) mogelijk maken, als concreet project. De onderdelen uit de Mobiliteitsvisie zijn in rood aangegeven op de Visiekaart. De doortrekking van de Laan van Westroijen is inmiddels gerealiseerd. De reconstructie van de Binnenhoek is een concreet project dat vertaald is in voorliggend bestemmingsplan. Met andere ruimteclaims voor toekomstige projecten zal, op basis van het huidige gebruik, zoveel mogelijk rekening worden gehouden in het bestemmingsplan. 3.5.5 Projecten Voor de volgende projecten uit de gebiedsvisie Tiel-Oost is inmiddels vergunning (met evt. vrijstelling) verleend. Deze zijn of worden al (deels) gerealiseerd, en zijn dus in het bestemmingsplan opgenomen zonder dat een uitgebreide onderbouwing nodig is: • Verlengde Laan van Westroijen inclusief waterberging (M1 & W3); • Het Bruggehoofd (P5); • Hogestraat (P10); • Verbreding straten Vogelbuurt (W1).
48
De volgende projecten zijn zodanig uitgewerkt en compleet dat ze middels een directe bestemming kunnen worden meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan: • Ontwikkeling kantoren langs de verlengde Laan van Westroijen (M1 & W3); • Bouw appartementen Vogelbuurt (W1); • Hogeweidseweg (P2); • De Boomgaard (P4); • Watergang Spoorsingel (W2); • Reconstructie Binnenhoek (M2). Daarnaast is onderstaand project meegenomen in het bestemmingsplan door middel van een wijzigingsbevoegdheid: • Parallelroute langs het spoor (A1); Voor het plan 'De Boomgaard' (P4) is nog geen vrijstelling verleend of een andere planologische procedure doorlopen. De ruimtelijke onderbouwing voor dit project is opgenomen als bijlage 4 bij het bestemmingsplan.
49
4
Planbeschrijving
Voorliggend bestemmingsplan Tiel Oost is grotendeels gericht op het behoud en beheer van de bestaande situatie in het plangebied. Daarnaast biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om enkele plannen en projecten uit de vastgestelde gebiedsvisie Tiel-Oost te realiseren, alsmede enkele verzoeken voor de bouw van één of enkele woningen. Ten behoeve van de planbeschrijving wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het beheersgerichte deel van het bestemmingsplan en anderzijds de voorziene ontwikkelingen, die met het plan direct of indirect mogelijk worden gemaakt.
4.1
Beheersgericht
Naast enkele ontwikkelingslocaties, die in paragraaf 4.2 aan bod komen, is voorliggend bestemmingsplan vooral gericht op het behoud en beheer van de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur in het plangebied. Het plan doet hiermee ter plaatse recht aan het behoud van bestaande functies en waarden en voorziet nauwelijks in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hoewel het bestemmingsplan zich in het algemeen toelegt op het verbeteren van het ruimtelijke beeld in de bebouwingsconcentratie TielOost, is het relevant te vermelden dat een bestemmingsplan niet het middel is om beeldkwaliteit te verbeteren. Bepaalde zaken, zoals toegestane bouwhoogten, kunnen met het plan worden vastgelegd. Op het gebied van het verbeteren van de kwaliteit van openbare ruimten en/of de uitstraling van erven zijn de mogelijkheden beperkt. Voorliggend plan biedt voor bestaande functies, in beperkte mate, mogelijkheden voor veranderingen ten aanzien van het gebruik of de bebouwing. Hiermee wordt onnodige starheid van het plan voorkomen. Onderstaand worden deze mogelijkheden per functie beschreven. Indien en voor zover zich binnen de planperiode van het bestemmingsplan Tiel Oost (circa 10 jaar) alsnog nieuwe ontwikkelingen aandienen, zal op dat moment moeten worden bezien of daarvoor een afzonderlijke herziening van het bestemmingsplan kan worden gemaakt dan wel andere planologische mogelijkheden toereikend zijn. 4.1.1 Wonen & aan huis gebonden beroepen en bedrijven De woonfunctie is een belangrijke functie in het plangebied. De woonbebouwing is opgenomen in de bestemming 'Wonen' en 'Wonen - Woonwagens', waarbij voor de bestemmingsbepalingen van de bestemming 'Wonen - Woonwagens' zoveel mogelijk aansluiting is gezocht bij de bestemming 'Wonen'. Dit laatste houdt in dat ter plaatse ook een woning is toegestaan, evenals de uitoefening van een aan huis verbonden beroep. Het bestemmingsplan is erop gericht de bestaande woningen te behouden. Wijziging van de woonfunctie in een andere functie is daarom niet toegestaan. Wel mogen bestaande woningen worden uitgebreid of veranderd binnen stedenbouwkundig en milieukundig aanvaardbare grenzen. Tevens is, binnen de bestemmingsbepalingen, een beperkte wijziging van het type woning mogelijk.
50
Uitgangspunt van de bestemmingsregeling is om het bestaande bebouwingsbeeld, zowel wat betreft de plaats en diepte van de woning als de hoogte, te bewaren. Op de verbeelding zijn daartoe binnen de bestemming bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gesitueerd. Daarbij zijn de bouwvlakken van vrijstaande woningen los van elkaar getekend teneinde te voorkomen dat deze, waar dat niet gewenst is, aan elkaar worden gebouwd. Binnen dit bestemmingsplan is ruimte geboden voor uitbreidingen aan de achterzijde van de percelen, behorend bij de woningen. Er is flexibiliteit in de maatvoeringen aangebracht, bijvoorbeeld door ruime bouwvlakken. De voorste grens van de bouwvlakken is gesitueerd op de voorgevellijn van de (bestaande) woningen. De bouwvlakken kennen een vaste diepte afhankelijk van het type woning: • 10 m aaneengebouwde woningen; • 12 m bij half-vrijstaande woningen; • 15 m bij vrijstaande woningen. Daar waar de bestaande diepte groter is, is de bestaande diepte aangehouden voor het bepalen van het bouwvlak. Op de verbeelding zijn in de bouwvlakken de maximum goot- en bouwhoogten aangegeven. Aantal lagen & kap 1 laag met kap 1,5 laag met kap 2 lagen met kap 3 lagen met kap uitzondering
Goothoogte (m) Bouwhoogte (m) 3,0 7,0 4,5 8,0 6,0 10,0 9,0 12,0 Wanneer de bestaande feitelijke situatie hoger is, is de bestaande feitelijke situatie gehanteerd. Bij platte daken geldt de hiervoor gestelde goothoogte als maximum bouwhoogte.
Bij het toekennen van een bouwmogelijkheid voor nieuwe woningen in dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij deze uitgangspunten, door de voorgevellijn en toegestane bouwhoogte zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de naastgelegen bestaande woningen. Uit het oogpunt van standaardisering van regels en rechtsgelijkheid is gekozen voor deze regeling. Aan de voorzijde van de woningen is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Hier is het bouwen van gebouwen niet toegestaan, met uitzondering van erkers en bijgebouwen, voorzover aangeduid. De tuinbestemming springt tussen bouwvlakken 3 m terug. In een aantal gevallen zijn ook de zijtuinen bestemd als tuin. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij ontsluitingswegen en hoeksituaties. Dit is gedaan om te voorkomen dat er gebouwd gaat worden op deze locaties. Hiermee zou het stedenbouwkundige beeld verstoord worden en/of zouden onoverzichtelijke situaties voor het verkeer kunnen ontstaan. Garageboxen zijn in de bestemming 'Wonen' opgenomen en specifiek aangeduid en begrensd op de verbeelding. Dit betreft complexen van aaneengeschakelde garageboxen die, los van de woningen van de gebruikers, vaak centraal tussen de woonblokken aan zogenaamde garagepleinen zijn gelegen.
51
In elke woning is het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, waaronder juridische, medische en kunstzinnige beroepen, toegestaan. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van velen om thuis enige activiteiten en/ of werkzaamheden te ontplooien, of om op deze manier een eerste start te maken met een eigen bedrijf. Daarnaast levert het toestaan van aan huis verbonden beroepen levendigheid op, hetgeen ten goede komt aan de leefbaarheid van het plangebied. In de regels bij dit bestemmingsplan is een aantal randvoorwaarden opgenomen ten aanzien van bijvoorbeeld het bedrijfstype, de omvang en parkeren. Het verstrekken van logies en ontbijt (Bed & breakfast), met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning, wordt eveneens binnen een woning toegestaan. Naast de bestemming 'Wonen' zijn binnen de bestemmingen 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Gemengd', Gemengd - 3' en 'Horeca', woningen (op de verdieping) toegestaan. 4.1.1.1 Bedrijfswoningen In het plangebied zijn binnen de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein' bedrijfswoningen toegestaan, voor zover ze zijn voorzien van een aanduiding op de verbeelding. Dit betreft de op het moment van tervisielegging van dit plan bestaande en/of vergunde bedrijfswoningen. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet mogelijk gemaakt. Het is immers gebleken dat bedrijfswoningen tegenwoordig in veel gevallen niet meer noodzakelijk zijn voor een goede bedrijfsvoering. Bovendien gaan deze woningen ten koste van bedrijfsruimte en heeft het hindergevoelige karakter van de woningen tot gevolg dat ze beperkingen opleggen aan omliggende bedrijven, hetgeen een ongewenste beperking van de binnen deze bestemmingen prevalerende bedrijfsfunctie betekent. 4.1.1.2 Woonzorginstellingen Bestaande woonzorginstellingen hebben de bestemming 'Maatschappelijk Woonzorginstelling' gekregen. 4.1.2 Bedrijven, detailhandel, horeca & dienstverlening In het plangebied bevindt zich bedrijvigheid. Uitgangspunt is om bedrijvigheid die zich niet verdraagt met de omgevingskarakteristiek zo veel mogelijk te beperken c.q. voorkomen. Dit betekent dat in woongebieden geen nieuwe bedrijvigheid is toegestaan en terughoudend wordt omgegaan met het legaliseren van bestaande bedrijvigheid. Bestaande bedrijven zijn hier voorzien van de bestemming 'Bedrijf'. Ten behoeve van het voorkomen van extra hinder ten opzichte van de woonfunctie, zijn grotere uitbreidingen van de bedrijfsbebouwing hier niet toegestaan en dient de bedrijvigheid beperkt te blijven tot bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. Daar waar nu al bedrijven in hogere categorieën aanwezig zijn, zijn deze specifiek bestemd. In de structuurvisie is voor Latenstein een transitie naar een werklandschap opgenomen. Dit betekent dat hier een grotere menging van functies wenselijk is. Het
52
gaat daarbij om het westelijke en zuidelijke deel van Latenstein en het aangrenzende, reeds bebouwde deel van het Vijverterrein. In paragraaf 4.2.1 wordt hier nader op ingegaan. Het oostelijke en noordoostelijke deel van Latenstein zal als meer traditioneel bedrijventerrein blijven fungeren, waarbij geen functiemenging is voorzien. Bedrijven in zwaardere milieucategorieën blijven hier dan ook mogelijk voorzover er geen conflicten met omliggende woningen ontstaan. Waar momenteel bedrijven aanwezig zijn uit een zwaardere milieucategorie dan wenselijk gezien de afstand tot aanwezige woningen, zijn deze met een specifieke aanduiding aangegeven, waarmee bestaande rechten worden gerespecteerd en tegelijk voorkomen wordt dat nieuwe ongewenste bedrijvigheid zich ter plaatse kan vestigen. Voor een uitgebreidere beschrijving van de toegepaste milieuzonering wordt hier verwezen naar paragraaf 5.2.3. De bestaande detailhandel, dienstverlening en horeca is verspreid over het plangebied gelegen waarbij voor horeca geldt dat, indien geen horeca-aanduiding op de verbeelding is opgenomen, horeca uit horecacategorie 1 en 2 is toegestaan om zo overlast voor de omliggende woningen te voorkomen. Voor detailhandel en dienstverlening is het uitgangspunt dat deze in principe alleen in het centrum van Tiel of buurtwinkelcentra gewenst zijn, en dat versnippering moet worden voorkomen. De verspreid liggende detailhandel en dienstverlening is daarom bestemd conform het meest doelmatige gebruik na beëindiging van deze functie. Het voorgaande houdt in dat bestaande winkel- en dienstverleningspanden die relatief eenvoudig tot woning te transformeren zijn, zijn bestemd als woning met een aanduiding voor detailhandel of dienstverlening. Hiermee wordt bereikt dat leegkomende winkelpanden eenvoudig als woning in gebruik kunnen worden genomen overeenkomstig de karakteristiek van de omliggende wijk en zo leegstand wordt voorkomen, terwijl tevens het bestaande gebruik positief is bestemd. In het plan Binnenheuvel is een menging van diverse functies, waaronder wonen, detailhandel, dienstverlening en kantoren toegestaan middels een gemengde bestemming (Gemengd - 3). Het geldende bestemmingsplan Binnenhoek is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan waarbij nog veel onduidelijkheid bestond omtrent de uiteindelijke realisatie en invulling van de plannen. Omdat intussen het grootste deel van de plannen is gerealiseerd zijn de planologische mogelijkheden, zoals de bestemmings- en aanduidingsvlakken, meer toegespitst op de feitelijke situatie. Dit betekent dat een groot deel van de gebouwde woningen een bestemming wonen heeft gekregen, en de overige functies slechts zijn toegestaan op de plekken waar ze nu aanwezig zijn, met uitzondering van een beperkte oppervlakte dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en sport waarvoor op grond van het geldende bestemmingsplan nog ruimte was. 4.1.3 Groen Het plangebied heeft niet zo'n groen karakter. De groene inrichting moet voornamelijk van de percelen zelf komen. Wel zijn er enkele grotere structurele groengebieden aanwezig. Het gaat daarbij met name om de groene zone Echteldse Dijk - Vijverberg –
53
Kanaaldijk en de groenstrook langs de spoorlijn. Daarnaast zijn enkele beeldbepalende, structurerende groenvoorzieningen binnen de wijken aanwezig. Deze grotere en structurerende groengebieden en –voorzieningen, waar het in principe niet gewenst is dat een herinrichting ten behoeve van (auto-) verkeer en parkeren plaatsvindt, zijn als 'Groen' bestemd om ze op die manier te vrijwaren van ontwikkelingen die het groene karakter aantasten. Ten behoeve van het behoud van groene waarden zijn hier wegen en parkeerplaatsen niet toegestaan en is slechts in beperkte mate bebouwing toegestaan. Voet- en fietspaden en speel- en jongerenvoorzieningen en dergelijke, die geen afbreuk doen aan het groene karakter, zijn wel mogelijk gemaakt om de gewenste uitbreiding daarvan mogelijk te maken. Bovendien is de aanleg van water en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen de groenbestemming mogelijk, om de vereiste maatregelen in het kader van de Wateropgave te kunnen realiseren. Verder is er nog groen in het openbare gebied dat niet structureel van aard is. Dit groen is opgenomen in de bestemming 'Verkeer' of 'Water', uitgezonderd terreinen met een specifieke andere functie, zoals nutsvoorzieningen. Zo blijft een herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder hiervoor een bestemmingsplanprocedure te hoeven doorlopen. 4.1.4 Verkeer & water De bestaande wegenstructuur (openbare wegen) is in het bestemmingsplan vastgelegd. Ten aanzien van de inrichting van wegen, voet- en fietspaden met bijbehorende bermen, snippergroen, uitritten en waterlopen biedt het bestemmingsplan een grote mate aan flexibiliteit. Wegen zijn inclusief genoemde bijbehorende voorzieningen globaal als 'Verkeer' bestemd. Dit is gedaan om aan de praktijk van alle dag tegemoet te komen. De inrichting van de openbare ruimte wil namelijk nog wel eens veranderen. De loop van een wandelpad, de aanpassing van een bocht in een weg en het verleggen van een groenstrook zal binnen de plantermijn op meerdere locaties kunnen voorkomen. Dit plan laat ruimte voor die aanpassingen. In de bestemmingsomschrijving van diverse bestemmingen is daarnaast opgenomen dat de gronden mede bestemd zijn voor 'waterhuishoudkundige doeleinden' . Hiermee is het ook mogelijk om buiten de bestemming 'Water' waterhuishoudkundige voorzieningen te realiseren (zoals ruimte voor waterberging in het kader van de Wateropgave Tiel-Oost).
4.2
Ontwikkelingsgericht
Binnen het plangebied Tiel-Oost zijn diverse ontwikkelingen van verschillende schaalniveaus op korte en langere termijn voorzien. Deze ontwikkelingen komen in verschillende beleidsdocumenten aan bod, waaronder de Structuurvisie 2030 en de visie 'Tiel-Oost; Droger en mooier'. Naast deze ruimtelijke beleidsdocumenten zijn er diverse sectorale nota's, zoals de mobiliteitsvisie, die beleidsuitspraken over het plangebied bevatten. Al deze documenten zijn samengevoegd in de gebiedsvisie Tiel-
54
Oost, waarin op een lager schaalniveau de ontwikkelingsrichting van Tiel-Oost voor de komende 10 tot 30 jaar is vastgelegd (zie paragraaf 3.5). De onderstaande afbeelding geeft inzicht in de meest relevante ontwikkellocaties uit deze gebiedsvisie.
Kaderkaart Gebiedsvisie Tiel-Oost (bron: Pouderoyen Compagnons)
De ontwikkelingen in Tiel-Oost worden gefaseerd gerealiseerd. Een aantal ontwikkellocaties is binnen de planperiode van onderhavig bestemmingsplan aan de orde. Enkele van deze ontwikkelingen, ter plaatse van de Grotebrugse Grintweg (P5: Het Bruggehoofd), de Hogestraat (P10: Schiltmans erf) en de Verlengde Laan van Westroijen inclusief waterberging (M1 & W3)zijn inmiddels gerealiseerd en worden in dit bestemmingsplan opgenomen conform de nieuwe situatie. De projecten aan de Hogeweidseweg (P2) en de Hogedijksestraat (P4: De Boomgaard) zijn reeds vergevorderd, maar nog niet geheel vergund. Deze worden in dit bestemmingsplan direct mogelijk gemaakt. Daarnaast worden de watermaatregelen en appartementen in de Vogelbuurt (W1) en de aanleg van de Spoorsingel (W2) direct mogelijk gemaakt. Een aantal ontwikkelingen was bij het opstellen van dit bestemmingsplan nog niet voldoende concreet om in het bestemmingsplan te worden verwerkt. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van het Retailpark Latenstein, de woningbouwlocatie tussen het Fabriekslaantje en de Echteldsedijk en de ontwikkeling van de havenkanaaldijkzone inclusief het Vijverterrein (FluviaTiel). Voor deze gebieden is ervoor gekozen om de bestaande bestemming voor deze gronden te handhaven. Om de ontwikkelingen te kunnen realiseren zal te zijner tijd, als de planvorming hiervoor genoeg gevorderd is, een separate planologische procedure moeten worden doorlopen.
55
4.2.1 Werklandschap Latenstein In de structuurvisie Tiel 2030 en de gebiedsvisie Tiel-Oost is vastgelegd dat voor Latenstein wordt ingezet op de ontwikkeling van een werklandschap, waarbij een menging van functies wordt mogelijk gemaakt. Dit betreft het westelijke en zuidelijke deel van Latenstein en het aangrenzende, reeds bebouwde deel van het Vijverterrein. De grondgedachte voor deze ontwikkeling is reeds gelegd in het Revitaliseringsplan Latenstein uit 2005. In de bij deze toelichting behorende bijlage 3 "Werklandschap Latenstein, van idee naar bestemmingsplan" is het idee van het Werklandschap Latenstein aan de hand van de kenmerken van het gebied en diverse beleidsvragen en ontwikkelingen uitgewerkt in een gebiedsvisie, die vervolgens vertaald is in een concreet functieprofiel. Het functieprofiel op Latenstein moet ondersteunend zijn aan de andere werkgebieden en zo het totale aanbod in Tiel versterken zonder de concurrentiekracht van de andere werkgebieden aan te tasten. Op basis van dit functieprofiel is een toegespitste bestemmingsregeling voor het Werklandschap Latenstein in dit bestemmingsplan Tiel Oost opgenomen. Het Werklandschap Latenstein wordt gekenmerkt als een gemengd "intermediair" gebied met functies die enerzijds niet in de woongebieden of het stadscentrum van Tiel thuishoren en anderzijds niet op de bedrijventerreinen Westroijen, Kellen of Medel. Daarbij is een driedeling gemaakt tussen het (noord-) westelijke gebied waar plaats is voor perifere detailhandel (o.a. in het geplande Retailpark Latenstein), het centrale en zuidelijke deel waar een menging van lichte bedrijven en andere functies met wonen mogelijk is en het (noord-) oostelijke gebied waar uitsluitend bedrijven zijn toegestaan, ook in de wat zwaardere milieucategorieën. De aanwezige bedrijven en (bedrijfs-) woningen zijn al in het geldende bestemmingsplan mogelijk. Wel moet een zonering met toegestane milieucategorieën worden toegevoegd, waarmee een voldoende afstand tussen woningen en bedrijven wordt bewerkstelligd. In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van het werklandschap op de volgende wijzen mogelijk gemaakt: - Voor de concentratie van perifere detailhandel in het westelijke deel van Latenstein is een specifieke aanduiding opgenomen; - In het centrale en zuidelijke deel wordt een menging van functies mogelijk door het opnemen van een passende gemengde bestemming. Deze gemengde bestemming omvat de functiecategorieën die in paragraaf 4.2 van de bijlage "Werklandschap Latenstein, van idee naar bestemmingsplan" zijn genoemd. Daarbij is bewust gekozen om in de gemengde bestemming geen extra milieubelastende functies mogelijk te maken (de toegestane milieucategorieën worden juist beperkt tot 1 en 2) en geen gevoelige functies toe te staan. Daarnaast levert de hogedrukgasleiding die langs de oostzijde van Latenstein loopt een beperking op van de mogelijkheden voor vestiging van kwetsbare groepen in een strook langs deze leiding.
56
beoogde functionele indeling van het Werklandschap Latenstein: - paars: retailpark Latenstein: perifere detailhandel (wonen en buitenleven). - oranje: deelgebied centraal & vijverterrein: gemengd gebied (bedrijven cat 1+2, verspreide bedrijfswoningen en diverse andere functies). - paars gearceerd: gebied binnen deelgebied centraal waarbinnen een concentratie van perifere detailhandel wordt nagestreefd. - oranje/wit gearceerd: gebied binnen deelgebied centraal waarbinnen vestiging van andere functies beperkt is (vanwege risicocontour A15 en Betuweroute). - rood: deelgebieden noordoost en oost: bedrijven t/m milieucategorie 3. - groen/blauw: groene randzone: groenvoorzieningen en wateropvang/-berging. - geel: woningen: (linten van) burgerwoningen en woonwagenlocaties. 4.2.2 Retailpark Latenstein Uit onderzoek uit 2005 (ten behoeve van de detailhandelsnota) bleek er behoefte en marktruimte te bestaan voor een retailpark in Tiel. Door de gemeente is er in de Detailhandelsnota voor gekozen om een onderscheid te maken in de soorten perifere detailhandel welke zijn toegestaan op bedrijventerrein Latenstein en perifere detailhandel welke is toegestaan op bedrijventerrein Kellen. Om het eigen profiel van het retailpark te bewaren en het park goed te positioneren ten opzichte van het centrum van Tiel, is een thematische insteek ('in en om het huis en buitenleven') van belang. De locatie in de noordwesthoek van Latenstein is bij uitstek geschikt voor het positioneren van een retailpark vanwege: • de ligging op een perifere locatie;
57
• • • •
de goede bereikbaarheid vanaf de A15, zeker na het doortrekken van de Laan van Westroijen; reeds aanwezige perifere detailhandel in de omgeving; de behoefte om het gebied een kwaliteitsimpuls te geven; het beleid om de westzijde van bedrijventerrein Latenstein tot werklandschap te transformeren.
In de afgelopen jaren is door diverse partijen samen met de gemeente gewerkt aan de ontwikkeling van een retailpark op deze plek. Omdat de planvorming voor dit retailpark bij de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan Tiel Oost nog niet ver genoeg is gevorderd om in het bestemmingsplan opgenomen te worden, is ervoor gekozen om het bestaande grondgebruik in te passen. Voor het te ontwikkelen retailpark zal een separaat bestemmingsplan in procedure worden gebracht zodra de planvorming daarvoor ver genoeg gevorderd is. 4.2.3 Herinrichting Vogelbuurt (W1) De gemeente Tiel heeft met de provincie een zogenaamd 'stadscontract' afgesloten, waarin staat waar de gemeente de komende jaren haar inspanningen gaat leveren en waarvoor de provincie subsidie beschikbaar stelt. In dit contract is de wijk Tiel-Oost een belangrijke pijler, met als doel: • het versterken van de identiteit en samenhang van de wijk en het vergroten van de leefbaarheid en betrokkenheid in de wijk; • het voorkomen van een snelle achteruitgang van het oude deel van de wijk. Een van de buurten in Tiel-Oost is de Vogelbuurt. Hiervoor is het project 'Herstructurering Vogelbuurt' opgestart, dat bijdraagt aan de doelen uit het stadscontract. In 2008 is de notitie 'Werken aan de Vogelbuurt' vastgesteld. Hierin zijn de volgende problemen in de Vogelbuurt gesignaleerd: • de waterproblematiek; • de onderhoudssituatie van de scholen in Tiel-Oost; • de leefbaarheid in de Vogelbuurt. Deze notitie is uitgewerkt en heeft geresulteerd in het 'Stedenbouwkundig programma van Eisen' (Dolte, mei 2009). Hierin zijn de opgaven voor de buurt verder uitgewerkt, en zijn na raadpleging van de buurtbewoners de volgende oplossingen opgenomen: • Mogelijk maken van tweezijdig langsparkeren in de woonstraten in plaats van éénzijdig langsparkeren; • Creëren van een groen waterplein met ontmoetings- & speelmogelijkheden; • Realiseren van beperkte nieuwbouw; • Verbreden van de achterpaden en vervangen van de schuren. In april 2010 is met het waterschap het 'Gebiedscontract Water Tiel-Oost' ondertekend. Hierin zijn afspraken gemaakt over de watermaatregelen in Tiel-Oost. Eén van de onderdelen hierin is de aanwijzing van het centrale plein in de Vogelbuurt voor de aanleg van een waterplein.
58
Dit alles heeft geleid tot een schets voor de Vogelbuurt, waarin zowel ruimte is gemaakt voor de sloop van 24 en nieuwbouw van 36 woningen, de sloop en nieuwbouw van de school op de huidige locatie, de aanleg van een waterplein en de verbreding van de wegen ten behoeve van parkeren. Deze schets is in december 2010 vastgesteld door het college. Op basis van deze schets zijn in onderhavig bestemmingsplan Tiel Oost de volgende onderdelen mogelijk gemaakt: Sloop en nieuwbouw woningen Ter plekke van de Meeuwstraat 1 t/m 19 worden grondgebonden rijenwoningen teruggebouwd. In het deel van de Meeuwstraat 21 t/m 33 en aan de Kievitstraat ter hoogte van 17 t/m 29 kunnen gestapelde woningen (beneden-/ bovenwoningen en appartementen) worden gerealiseerd. Deze woningen vormen een nieuw front aan het noordoostelijk deel van het plein. Hiervoor is een aanpassing van de bouwvlakken en bouwhoogten in dit bestemmingsplan opgenomen. Verbreden wegen De Meeuwstraat, Gruttostraat en Sperwerstraat worden verbreed ten behoeve van tweezijdig parkeren in plaats van eenzijdig. Om de verbreding van de wegen mogelijk te maken is voorzien in de verwerving (en voor zover nodig onteigening) van de betreffende gronden. Hiervoor is in 2012 een uitgebreide omgevingsvergunning verleend, die in dit bestemmingsplan is verwerkt. Waterplein Op de plaats van de voormalige kerk naast de school wordt een waterplein gerealiseerd. Hiervoor is ter plaatse een bestemming 'Verkeer' opgenomen, waarbinnen alle voorzieningen voor het waterplein mogelijk zijn. School De nieuwbouw van de school past binnen de bestaande bestemming. Overigens zal na de daadwerkelijke inrichting geen harde grens tussen schoolplein en waterplein meer bestaan, maar kan het waterplein ook als schoolplein fungeren. 4.2.4 Spoorsingel (W2) Om de wateroverlast in Tiel-Oost te verminderen wordt aan de noordoostzijde van het plangebied de Spoorsingel aangelegd. Het betreft de vergroting en herinrichting van de bestaande watergang tussen bedrijventerrein Latenstein en het spoor, die doorloopt aan de oostzijde van het plangebied tussen het bedrijventerrein en het AmsterdamRijnkanaal. De aanleg van de watergang is direct mogelijk binnen de bepalingen van de ter plaatse opgenomen bestemmingen Groen en Verkeer. Bovendien is aan de noordzijde van Latenstein de verbreding van de watergang mogelijk gemaakt door het vergroten van het oppervlak met bestemming Water op een strook grond die daarvoor is aangekocht door de gemeente.
59
4.2.5 Verlengde Laan van Westroijen & waterberging (M1 & W3) In de Mobiliteitsvisie Tiel 2008-2020 is het gewenste hoofdwegennet van Tiel beschreven. Een doorgaande hoofdroute voor autoverkeer tussen Passewaaij en bedrijventerrein Latenstein / Tiel-Oost maakt hier onderdeel van uit. Vanaf deze route wordt ook het bedrijventerrein Medel voor personenauto's ontsloten. De Laan van Westroijen is de centrale as van het bedrijvenpark Westroijen en vormt een ontbrekende schakel in deze doorgaande route. De Laan van Westroijen was tot voor kort een doodlopende weg. Deze weg is recent doorgetrokken en aan de oostzijde aangesloten op de Grotebrugse Grintweg. Hierdoor 2 worden bedrijventerrein Latenstein en Tiel-Oost beter ontsloten. Bovendien is 1.000 m extra waterberging gerealiseerd in het gebied. De nieuwe weg ligt namelijk langs de bestaande waterplas. Deze plas, die in strenge winters in gebruik is als schaatsbaan, wordt uitgebreid. In het bestemmingsplan is eveneens een clubgebouw voor de ijsvereniging mogelijk gemaakt. Voor de aanleg van de weg is in augustus 2011 een uitgebreide omgevingsvergunning verleend, deze omgevingsvergunning is verwerkt in het bestemmingsplan. Omdat de langs het tracé aanwezige woning verdwijnt ten gunste van de bouw van kantoren is in het bestemmingsplan de woonbestemming ter plaatse niet meer opgenomen. 4.2.6 Kantoorontwikkeling Westroijen In de structuurvisie Tiel 2030 is Westroijen opgenomen als ontwikkelingsgebied voor kantoren. Daarbij is aangegeven dat met het doortrekken van de Laan van Westroijen ontwikkelpotenties worden geboden voor de stedenbouwkundige afronding van het kantorenpark Westroijen. In deze lijn is op 17 april 2007 door burgemeester en wethouders besloten om op de gronden tussen de doorgetrokken Laan van Westroijen en de spoorlijn Tiel – Arnhem de ontwikkeling van kantoren met een gezamenlijk 2 vloeroppervlak van maximaal 10.000 m mogelijk te maken. De ter plaatse aanwezige woning is daarvoor aangekocht door de Stichting Volkshuisvesting Tiel die ter plaatse de kantoorbebouwing (deels voor eigen gebruik) zal realiseren. Met deze kantoorbebouwing wordt het kantorenpark Westroijen afgerond. In december 2009 is voor deze ontwikkeling een externe veiligheidsonderzoek 2 uitgevoerd, waarin is geconcludeerd dat de ontwikkeling van 10.000 m kantoren een geringe, maar acceptabele toename van het groepsrisico oplevert (zie verder paragraaf 5.2), op basis waarvan tot het ontwikkelen van dat oppervlak aan kantoorbebouwing is besloten. Stedenbouwkundige uitgangspunten De stedenbouwkundige visie Westroijen uit 2003 en de hoogbouwvisie uit 2006 vormen de grondslag voor de ruimtelijke inrichting van Westroijen. Omdat het tracé van verlengde Laan van Westroijen afwijkt van de ligging waar in 2003 vanuit werd gegaan, sluit de randvoorwaardenkaart niet meer aan op de ruimtelijke uitgangspunten, die nog wel van toepassing zijn.
60
De Stedenbouwkundige visie Westroijen zet in op een hoogwaardige kantoorlocatie met smalle hoge objecten, een samenhangend bebouwingspatroon en versterking van het groene karakter van Westroijen. De hoogbouwvisie is specifiek gericht op de zichtbaarheid van Tiel vanuit de omgeving. De ontwikkeling van het oostelijk deel van Westroijen, dat aan de Rijksweg A15, het spoor en de invalsweg vanuit het noorden ligt, biedt hier een kans voor de ontwikkeling van hoogbouw (tot 80 meter) in de vorm van hoogwaardige kantoren op een zichtlocatie. Zorgvuldige invulling van bebouwing op deze plek aan één van de entrees van Tiel kan een gezicht zijn naar de omgeving en de barrière van de A15 en Betuwelijn en -route minder tastbaar maken. Uitgangspunt is daarbij beperking van de mogelijkheden voor laagbouw, waardoor het groene karakter van de omgeving wordt ondersteund. Dit versterkt tevens de impuls voor hoogbouw waarmee een bebouwingsbeeld kan worden bereikt van losstaande bedrijfspanden in een groene setting. De intentie is dat de toegestane bouwhoogte zo maximaal mogelijk wordt benut. Bebouwing krijgt daarbij een slanke vorm met een markant silhouet. afweging bouwhoogte Bij de afweging tussen enerzijds de stedenbouwkundige wens om de kantoren zoveel mogelijk als smalle hoge gebouwen (tot 80 meter hoogte) te realiseren en anderzijds de wens vanuit het externe veiligheidsbeleid om de hoogte te beperken in verband met goede evacuatiemogelijkheden is ervoor gekozen om, naast de beperking van het brutovloeroppervlak van het kantoor en daarmee het aantal aanwezige personen, de hoogbouw te beperken tot één bouwdeel van maximaal 60 meter hoogte en één bouwdeel van maximaal 25 meter hoogte, en de overige bebouwing als laagbouw van maximaal 2 bouwlagen toe te staan. Op die manier is de stedenbouwkundige wens voor hoogbouw te realiseren terwijl het aantal mensen in de hoogbouw en het daarmee verbonden risico op een aanvaardbaar niveau blijft (zie verder paragraaf 5.2). 4.2.7 Parallelroute langs het spoor (A1) Ten behoeve van een betere ontsluiting van de noordkant van het stadscentrum en vermindering van het autoverkeer over de drukke route Lokstraat – Binnenhoek is in de Mobiliteitsvisie, het Masterplan Stationsgebied en de gebiedsvisie Tiel-Oost een nieuwe weg vanaf de Westroijensestraat langs de spoorbaan Tiel-Arnhem opgenomen. De weg wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. Zodra het exacte tracé bekend is en alle benodigde onderzoeken zijn afgerond volgt een nadere uitwerking in het daartoe strekkende wijzigingsplan. 4.2.8 Hogeweidseweg (P2) Achter de woningen aan de Karel Doormanstraat en de Hogeweidseweg is een bouwplan opgesteld dat voorziet in de bouw van 12 woningen. Het betreft een plan voor een 3-onder-1-kapwoning en 9 aaneengeschakelde woningen in het tussengebied, welke reeds mogelijk waren op basis van het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast is aan de Hogeweidseweg een directe bouwmogelijkheid opgenomen teneinde ter plaatse 2 woningen te kunnen realiseren.
61
4.2.9 Hoogendijkstraat (De Boomgaard )(P4) Voor het gebied aan de noordzijde van de Hoogendijkstraat en achter de woningen aan de Grotebrugse Grintweg en Flipje's Erf is het bouwplan 'De Boomgaard' ontwikkeld voor de bouw van 37 woningen. Voor deze woningen is nog geen planologische procedure doorlopen. Daarom is er voor gekozen om deze ontwikkeling mogelijk te maken in het bestemmingsplan Tiel Oost. De ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als bijlage 4: Ruimtelijke onderbouwing 'De Boomgaard'. 4.2.10 Grotebrugse Grintweg (Het Bruggehoofd) (P5) Op de hoek van de Grotebrugse Grintweg en de Meeslaan is fase 1 van het bouwplan 'Het Bruggehoofd' gerealiseerd in de vorm van een appartementengebouw. Deze fase wordt als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen. In het gedeelte van het plangebied waar fase 2 is geprojecteerd blijft de huidige bestemming gehandhaafd. De invulling van de tweede fase is onderdeel van een op te stellen stedenbouwkundige verkenning naar de inrichting van het gebied rond de hoek Grotebrugse Grintweg – Westroijensestraat – Meeslaan, waarbij de herinrichting van het openbare gebied inclusief de realisatie van een waterplein en de mogelijke bouw van woningen in het gebied wordt onderzocht. 4.2.11 Hogestraat (Schiltmans Erf) (P10) Aan de Hogestraat is een bouwplan ontwikkeld voor 9 rijwoningen in het gebied achter de woningen aan de Doctor Pameijerstraat en de Hogestraat en een 2-onder-1-kapper e aan de Hogestraat. Het betreft de 1 fase van het bouwplan 'Schilmans Erf'. Voor deze woningen is in 2009 een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, waarmee ontheffing is verleend van de bouwverordening (voor het gebied is geen geldend bestemmingsplan). De bouw van de eerste fase is inmiddels afgerond en wordt daarom in dit bestemmingsplan overgenomen. In het gedeelte van het terrein waar fase 2 is geprojecteerd zijn nog geen concrete plannen bekend. Deze gronden krijgen conform het huidige gebruik een groenbestemming. 4.2.12 Binnenheuvel In het gebied de Binnenheuvel, tussen de Binnenhoek en de Grotebrugse Grintweg, wordt een gebied met verschillende functies gerealiseerd. Het grootste deel van dit gebied is inmiddels bebouwd, maar er is op basis van het in 2002 vastgestelde bestemmingsplan nog planologische ruimte beschikbaar voor enkele woongebouwen 2 en 500 m aan voorzieningen. Deze planologische ruimte is in dit bestemmingsplan grotendeels overgenomen, met uitzondering van de bouwmogelijkheid van de vrijstaande woningen langs de Schullenhofstraat (door gewijzigde plannen wordt afgezien van de realisering van deze woningen) en de mogelijkheid om buiten de toegestane zone op de eerste verdieping van het hoofdgebouw kantoren te kunnen realiseren. Voor het overige is de bestemming toegesneden op de gerealiseerde bebouwing en het bestaande gebruik.
62
4.2.13 Reconstructie Binnenhoek De Binnenhoek vormt een belangrijke entree van (het centrum van) Tiel. De openbare ruimte op de Binnenhoek wordt opnieuw ingericht. Ten behoeve van een betere verkeersafwikkeling en daardoor betere doorstroming worden de aansluitingen van het Vinkenstraatje en de Binnenheuvel-parkeergarage op de Binnenhoek aangepast. Daarnaast worden rijbanen, fietspaden en trottoirs opnieuw aangelegd en worden bomen geplant en groenvoorzieningen aangelegd, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van de Binnenhoek verbetert. Voor deze reconstructie, met name voor de gewenste nieuwe aansluiting van het Vinkenstraatje, is op enkele plaatsen een verbreding van het totale wegprofiel nodig, waarvoor ter plaatse (een klein deel van) de geldende woonbestemming in dit bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer' heeft gekregen. 4.2.14 Woongebied Fabriekslaantje Tussen de Echteldsedijk en het Fabriekslaantje is een perceel aanwezig waar op basis van het vigerende bestemmingsplan de mogelijkheid bestaat om woningbouw te realiseren met een bebouwingspercentage van 30% en een bouwhoogte van 20 meter. Deze planologische mogelijkheden zijn deels gebruikt door de bouw van drie appartementencomplexen langs de Echteldsedijk, er is echter nog ruimte voor woningen op het achterterrein. De geldende bebouwingsregeling is overgenomen in dit bestemmingsplan middels de bestemming 'Woongebied', waarbij de resterende bouwmogelijkheden zijn opgenomen. Om het toegestane bebouwingspercentage op het resterende deel te bepalen, is een exacte berekening gemaakt uitgaande van 30% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak in het oude bestemmingsplan minus de oppervlakte van de reeds gerealiseerde bebouwing. Dit heeft geresulteerd in een percentage van 27% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak dat in dit nieuwe bestemmingsplan is opgenomen. 4.2.15 Fabriekslaantje 17-21 Op de percelen Fabriekslaantje 17 t/m 21 was in het verleden een smederij gevestigd. Tegenwoordig is op een deel van het terrein een hengelsportwinkel gevestigd, het resterende terrein ligt braak. Recent is door de eigenaar van de grond een verzoek ingediend om de hengelsportwinkel uit te breiden, hetgeen binnen de geldende bestemming mogelijk is, en daarnaast 8 woningen te realiseren, waarvan 4 appartementen boven de (uit te breiden) winkel en 4 grondgebonden woningen naast de winkel. Met het realiseren van de woningen wordt de ter plaatse niet wenselijke bedrijfsbestemming omgezet in een woonbestemming, passend bij de aansluitende woonbebouwing. 4.2.16 Nieuwbouw Prins Willem Alexanderschool Het bestaande gebouw van de Prins Willem Alexanderschool op de hoek Grotebrugse Grintweg – Fabriekslaantje dateert uit 1922 en kan niet meer voldoen aan de hedendaagse eisen. Bovendien is de wens van de school om de vestigingen aan de
63
Bakkerstraat en de Grotebrugse Grintweg samen te voegen. Het is daarom noodzakelijk dat de huidige bebouwing wordt gesloopt en vervangen door een nieuw schoolgebouw. Bovendien worden langs de straten rondom de school extra parkeerplaatsen aangelegd om parkeren en verkeer (halen en brengen) beter af te kunnen wikkelen. Om een goede vormgeving van het gebouw, aangepast aan de eisen, mogelijk te maken is het nodig dat de begrenzing van het bouwvlak en de maximum bouwhoogte op (een deel van) het perceel worden aangepast. In dit bestemmingsplan zijn deze aanpassingen op de verbeelding opgenomen. 4.2.17 Individuele woningbouwverzoeken Naast de hiervoor beschreven projecten worden in dit bestemmingsplan diverse afzonderlijke verzoeken voor de bouw van één of enkele woningen mogelijk gemaakt. Het betreft 5 locaties verspreid over Tiel-Oost, waar woningbouw vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is, bijvoorbeeld op plekken waar nu ontsierende schuren aanwezig zijn. Fabriekslaantje (watertoren) De beeldbepalende watertoren aan het Fabriekslaantje is al jaren niet meer als zodanig in gebruik. Recent is door de huidige eigenaar een plan ontwikkeld om in de watertoren 4 appartementen te realiseren, met behoud van de architectonische waarde van het gebouw. Op deze manier wordt dit voor het aanzicht van Tiel belangrijke gebouw duurzaam behouden en ter plaatse een positieve bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit geleverd doordat het nu ongebruikte en rommelige perceel op een goede manier wordt ingevuld. Op korte termijn wordt één woning gerealiseerd onder in de watertoren, waarvoor in dit bestemmingsplan een directe bouwmogelijkheid wordt opgenomen. Om de overige drie appartementen op een later moment mogelijk te maken wordt bovendien daarvoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Zodra het kostenverhaal voor deze drie woningen is geregeld kan van de wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt worden. Meeslaan naast nr. 1 Het perceel Medelsestraat 2 strekt zich aan de achterzijde uit tot aan de Meeslaan. Op dit achterste deel bevinden zich enkele schuren waarin in het verleden een klein bedrijf was gevestigd. De eigenaar heeft een verzoek ingediend om op dit deel van het perceel de schuren te verwijderen en een woning te bouwen. Hierdoor wordt de ontsierende bebouwing opgeruimd en woonbebouwing in lijn met de bestaande naastgelegen woningen gerealiseerd, hetgeen bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. In dit bestemmingsplan wordt voor de woning een directe bouwmogelijkheid opgenomen middels het toevoegen van een bouwvlak ter plaatse. Lutterveldweg achter Medelsestraat 57 Achter de woning Medelsestraat 57 bevindt zich een groot aantal garageboxen en schuren. In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse nog een bouwmogelijkheid
64
voor een (vrijstaande) woning opgenomen. Door de schuren en garageboxen, alsmede de momenteel geparkeerde te verkopen auto's te vervangen door een vrijstaande woning wordt de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verbeterd. Deze bouwmogelijkheid wordt in dit bestemmingsplan nader ingevuld door het opnemen van een bouwvlak ter plaatse, naar aanleiding van een verzoek daartoe van de eigenaar van het perceel. Door het bouwvlak op een afstand van 10 meter van het naastgelegen bedrijfsperceel te leggen wordt de gewenste afstand tussen de woning en bedrijvigheid (ter plaatse wordt maximaal milieucategorie 2 toegestaan) bereikt. Hovenierslaantje 3 Op het perceel tussen de woningen Hovenierslaantje 1 en 5 is momenteel een aantal garageboxen aanwezig. De eigenaar van het perceel heeft verzocht om ter plaatse 2 woningen te kunnen bouwen. Hiermee wordt de ontsierende bebouwing vervangen door woonbebouwing, passend in het straatbeeld ter plaatse. Omdat de planvorming nog niet zodanig is gevorderd dat een directe bouwmogelijkheid kan worden opgenomen, wordt ter plaatse een wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van 2 woningen opgenomen. Grotebrugse Grintweg 87 Achter de woningen aan de Grotebrugse Grintweg 93 t/m 97 is een schuur aanwezig, die in het verleden als bedrijfsruimte in gebruik was. Door de eigenaar is een verzoek ingediend om ter plaatse een woning te kunnen realiseren. Met het vervangen van de schuur door een woning wordt ter plaatse een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit gerealiseerd, mede gezien de recente bouw van een woning op het naastgelegen perceel. Omdat de planvorming nog niet zodanig is gevorderd dat een directe bouwmogelijkheid kan worden opgenomen, wordt ter plaatse een wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van 1 woning opgenomen.
65
5
Randvoorwaarden en onderzoek
5.1
Inleiding
Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij speelt de uitvoerbaarheid op basis van milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven een rol, evenals water, archeologie en flora en fauna. De uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan is dan ook getoetst op deze aspecten. Dit hoofdstuk geeft de resultaten hiervan weer. Daarnaast moet worden aangetoond dat het plan economisch uitvoerbaar is. Daarvoor wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van deze toelichting.
5.2
Milieuaspecten
5.2.1 Bodem De bodem is van belang voor de mens. Landbouw, wonen, infrastructuur, natuur en recreatie zijn mogelijk dankzij de "diensten" die de bodem levert. Ecosystemen staan aan de basis van die diensten. Uitstoot van schadelijke stoffen en een niet duurzaam bodemgebruik hebben invloed op de kwaliteit van de bodem. Ook de mens kan daardoor risico's lopen. Het doel van de provincie is dat in 2030 geen Gelderse inwoners meer in hun woonomgeving worden blootgesteld aan ernstige bodemverontreinigingen. Dit is conform het landelijke bodemsaneringsbeleid. De provincie geeft voorrang aan het schoonmaken van locaties in woongebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Gedeputeerde Staten van de provincie zullen alleen in uitzonderlijke gevallen de sanering zelf ter hand nemen. Zij willen hun budget in de toekomst vooral inzetten voor financiële bijdragen aan derden om zo de bodemsanering een impuls te geven. Het is de bedoeling dat de markt een groot deel van de saneringen financiert, op momenten dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de locaties. De gemeenten in Gelderland hebben samen met de provincie alle verdachte locaties in Gelderland in beeld gebracht. Daarnaast kunnen er bij de gemeenten nog meer of andere locaties bekend zijn dan die bij de provincie bekend zijn. Dat komt doordat de provincie alleen betrokken wordt bij een verontreiniging als uit onderzoek blijkt dat deze verontreiniging (vermoedelijk) ernstig is. Voor niet-ernstige verontreinigingen is de geldende gemeentelijke regelgeving van toepassing. De provinciale inventarisatiekaart bodemverontreiniging - samengesteld op basis van archiefonderzoek naar historisch gebruik van het gebied of uitgevoerde onderzoeken bekend bij de provincie - geeft in het plangebied verdachte en/of (voormalig) verontreinigde locaties weer.
66
Mogelijk verontreinigde locaties in het plangebied, waarbij de rode en okergele gebieden mogelijk verontreinigd zijn (Kaart bodematlas provincie Gelderland, 2011)
Daar waar de bestaande bebouwing en functies in dit bestemmingsplan worden vastgelegd, is geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, die binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, is via de bouwverordening in het kader van de bouwvergunningverlening zorggedragen voor een goede bodemkwaliteit. In principe is altijd een bodemonderzoek nodig bij vergunningplichtige bouwwerken die als verblijfsruimte(n) gebruikt gaan worden. Minimaal moet een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden. In de regel moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd als de voorgenomen ontwikkeling een nieuwbouwwoning betreft of een bedrijf met verblijfsruimte(n) en nieuwbouw, aan- of uitbouw bij bouwwerken die voor 1970 gebouwd zijn. Van het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden verleend, als bij de gemeente reeds bruikbare historische informatie beschikbaar is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als in een periode van minder dan 2 jaar geleden daadwerkelijk een bodemonderzoek is uitgevoerd en sindsdien op het terrein geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Deze vrijstelling geldt alleen voor nieuwbouwwoningen en bedrijven.
67
Voorgaande geldt niet voor de nieuw te ontwikkelen locaties in onderhavig bestemmingsplan. Voor de locaties waaraan een wijzigingsbevoegdheid is toegekend, moet de haalbaarheid van de ontwikkeling in ieder geval in het op te stellen wijzigingsplan zijn aangetoond. 5.2.1.1 Historisch bodemonderzoek Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 5). Uit dit onderzoek blijkt dat er in het plangebied verschillende potentiële bodemverontreinigingen voorkomen, zowel op de ontwikkelingslocaties die direct mogelijk worden gemaakt als in de wijzigingsgebieden. Ook in de rest van het plangebied komen (potentiële) bodemverontreinigingen voor. Onder het plangebied Tiel-Oost bevinden zich twee omvangrijke verontreinigingen van het diepere grondwater. Daarnaast zijn delen van het plangebied nog niet onderzocht. Bij planuitwerking zal middels verder bodemonderzoek de omvang van de verschillende verontreinigingen moeten worden vastgesteld en de kwaliteit van de bodem op de nog niet onderzochte delen moeten worden bepaald. 5.2.1.2 Verkennend bodemonderzoek Voor de diverse ontwikkelingslocaties die in dit bestemmingsplan direct mogelijk worden gemaakt zijn (verkennende) bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze bodemonderzoeken zijn als bijlagen bij deze toelichting gevoegd. Kantoorontwikkeling Westroijen Op het perceel langs de doorgetrokken Laan van Westroijen is in 2012 een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (verkennend bodemonderzoek Grotebrugse Grintweg 225 te Tiel, Arcadis, 19 oktober 2012, bijlage6). Hierin is geconcludeerd: - Nergens in zowel grond als grondwater is de waarde voor nader onderzoek (tussenwaarde) en/of de interventiewaarde overschreden, - Een aantal gemeten gehaltes overschrijden de achtergrond/streefwaarde in grond en grondwater, - Zowel zintuiglijk als analytisch is geen asbest in of op de bodem aangetroffen. Er is vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van saneringsmaatregelen. De gevonden gehalten in de bodem vormen in milieuhygiënische zin geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Herinrichting Vogelbuurt Voor de bouw van de nieuwe woningen in de Vogelbuurt is in het kader van deze bestemmingsplanherziening geen bodemonderzoek noodzakelijk aangezien de bestemming niet wordt gewijzigd; enkel het bouwvlak en de bouwhoogte wijzigen. Watergang spoorsingel Voor de aanleg / verbreding van de watergang is een partijkeuring uitgevoerd van de uit te graven grond (BO spoorsloot Latenstein te Tiel, MWH, 19 juni 2009, bijlage 7). Op basis van de onderzoeksresultaten kan de vrijkomende grond volgens generiek beleid
68
indicatief (zie opmerkingen 1 en 2 hoofdstuk 2) worden gekarakteriseerd als Bodemkwaliteitsklasse AW2000. Deze grond mag overal als bodem worden toegepast indien de ontvangende bodem is geclassificeerd als bodemkwaliteit AW2000, Wonen of Industrie. Woningbouwlocatie Hogeweidseweg Op de woningbouwlocatie aan de Hogeweidseweg is in 2008 een verkennend bodemen asbestonderzoek uitgevoerd (verkennend bodem- en asbestonderzoek Hogeweidsweg (ong.) te Tiel, Grond-, Gewas- en Milieulaboratorium ‘ZeeuwsVlaanderen BV, 14 november 2008, bijlage 8). Hierin is geconcludeerd: - De bovengrond bevat licht verhoogde concentraties zware metalen en PAK. In de ondergrond is een licht verhoogde concentratie lood geconstateerd. Nergens in zowel grond als grondwater is de waarde voor nader onderzoek (tussenwaarde) en/of de interventiewaarde overschreden, - Een aantal gemeten gehaltes overschrijden de achtergrond/streefwaarde in grond en grondwater, - Er zijn op het perceel twee asbesthoudende platen (goed hechtgebonden asbest) aangetroffen. Er is geen asbest in de bodem aangetroffen. Er is vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van maatregelen. De gevonden gehalten in de bodem vormen in milieuhygiënische zin geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Woningbouwlocatie Hoogendijkstraat (De Boomgaard) Voor de locatie is in 2007 een actualiserend asbest- en bodemonderzoek uitgevoerd (Actualiserend en nader (asbest)bodemonderzoek Plangebied ‘De Boomgaard’ , Grontmij, 9 mei 2007, bijlage 9, Volledige asbestinventarisatie t.b.v. sloop/verbouwing voormalige panden meubel- en houtwarenbedrijf aan de Grotebrugse Grintweg 108 te Tiel, Grontmij, 9 mei 2007, bijlage 10) waarin is geconcludeerd dat waarschijnlijk de gehele locatie is verontreinigd en sprake is van meerdere gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarvoor sanering noodzakelijk is. Zie verder de onderbouwing in bijlage 4. Woningbouwlocatie Fabriekslaantje 17-21 Voor deze locatie is in 2012 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Fabriekslaantje C 4535/4536 Tiel, Bakker milieuadviezen Waalwijk, oktober 2012, bijlage 11). Hierin is geconcludeerd: - De bodem bevat duidelijke bijmengingen van puin en koolas/kooldeeltjes. Door grof puin in de bodem kon niet bij alle boringen de gewenste diepte worden bereikt, - De sterk geroerde bovengrond is op minimaal de helft van het terrein sterk verontreinigd met koper en plaatselijk met lood, nikkel of zink. Op de helft van 3 het terrein bevindt zich al 230 m sterk verontreinigde grond, waarmee sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging, - Het grondwater is licht verontreinigd met Barium en Kwik. Dit zijn geen relevante verhogingen. - Zowel zintuiglijk als analytisch is geen asbest in of op de bodem aangetroffen.
69
Aanbevolen wordt om aanvullend onderzoek te verrichten voor de omvangsbepaling van de bodemverontreiniging, gevolgd door sanering van de sterk verontreinigde grond. De sanering zal bestaan uit het vervangen van de bovengrond door een leeflaag van voldoende kwaliteit en dikte voor het gebruik als woning en tuin. De kosten hiervoor worden geschat op circa € 38.000,-. Woning Fabriekslaantje (watertoren) Voor deze locatie is bodemonderzoek uitgevoerd op basis waarvan een saneringsplan is opgesteld en goedgekeurd door de provincie (deelsaneringsplan terrein Fabriekslaantje 67 te Tiel, Oranjewoud, 13 mei 2002, bijlage 12). Hierin is gekozen voor een functionele sanering van het perceel. Dit behelst het aanbrengen van een leeflaag van 1 meter dikte van voldoende kwaliteit voor de voorgenomen gebruiksfunctie van het terrein; wonen met tuin. De kosten hiervoor worden geschat op circa € 25.000,-. Nieuwbouw Prins Willem Alexanderschool Voor de nieuwbouw van de Prins Willem Alexanderschool is in het kader van deze bestemmingsplanherziening geen bodemonderzoek noodzakelijk aangezien de bestemming niet wordt gewijzigd; enkel het bouwvlak en de bouwhoogte wijzigen. Woning Meeslaan naast nr.1 Voor het woningbouwplan aan de Meeslaan zijn een verkennend bodemonderzoek (verkennend bodemonderzoek Medelsestraat 2 Tiel, Bakker milieuadviezen Waalwijk, augustus 2012, bijlage 13) en een asbestonderzoek (asbest-bodemonderzoek Medelseweg 2 Tiel, Linge milieu BV, 16 augustus 2012, bijlage 14) uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd: - In de bovengrond op het gehele onderzoeksterrein is alleen cobalt licht verhoogd aangetroffen. Dit heeft geen consequenties; - De extra onderzochte bestrijdingsmiddelen in een mengmonster van de kleibodem direct onder de puinlaag op het zuidelijk terreindeel zijn niet verhoogd aangetroffen in deze bovengrond; - In de ondergrond is alleen cobalt in een gehalte boven de AW 2000 aangetroffen. - Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Voor barium komt een overschrijding van de streefwaarde nagenoeg standaard voor. Meestal en zo ook in dit geval is er geen aanwijsbare oorzaak en kan het gehalte als van nature verhoogd worden beschouwd. - Zowel zintuiglijk als analytisch is geen asbest in of op de bodem aangetroffen. Er is vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van maatregelen. De gevonden gehalten in de bodem vormen in milieuhygiënische zin geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. 5.2.2 Geluid De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor-) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat de wettelijke voorkeursgrenswaarde op nieuw op te richten geluidgevoelige functies
70
de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorweglawaai bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde 55 dB. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies worden toegestaan, legt de Wgh de verplichting op om een akoestisch onderzoek te verrichten indien deze functies binnen een geluidzone van een weg, spoorweg of bedrijventerreinen komen te liggen. In het kader van de Wgh is voor het beheersgerichte deel van dit bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Binnen dit conserverende deel worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Op aan aantal ontwikkelingslocaties zal woningbouw worden gerealiseerd. In dat geval moet worden aangetoond dat aan de geldende normen wordt voldaan. 5.2.2.1 akoestisch onderzoek De gemeente Tiel heeft in het kader van de voorziene ontwikkelingen akoestisch onderzoek uit laten voeren. Doel van dit onderzoek is om na te gaan of er akoestische belemmeringen zijn c.q. de beoogde ontwikkelingen binnen de grenswaarden uit de Wet geluidhinder mogelijk zijn. De voor de Wet geluidhinder relevante ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn: − aanleg van nieuwe wegen: - reconstructie Binnenhoek - aanpassing Bulkweg t.h.v. Retailpark (wijzigingsbevoegdheid). - spoorparallel Oost (wijzigingsbevoegdheid); − realiseren van geluidgevoelige bestemmingen: - herinrichting Vogelbuurt; - woningbouwplan Hoogendijkstraat (De Boomgaard); - woningbouwplan Fabriekslaantje 17-21; - 2 woningen Hogeweidseweg; - 4 woningen (waarvan 3 via wijziging) Fabriekslaantje (watertoren); - 1 woning Meeslaan naast nr.1; - 1 woning Lutterveldweg (achter Medelsestraat 57); - herinrichting Vogelbuurt; - 1 woning Grotebrugse Grintweg 87 (wijzigingsbevoegdheid); - 2 woningen Hovenierslaantje 3 (wijzigingsbevoegdheid); − uitbreiden/wijzigen van geluidgevoelige bestemmingen: - uitbreiding Prins Willem Alexanderschool aan de Grotebrugse Grintweg. De nieuw te bouwen woningen in de Vogelbuurt, het woningbouwplan De Boomgaard en de nieuwe woning(en) in de watertoren liggen niet binnen de geluidzone van een (spoor) weg. Akoestisch onderzoek is hier niet nodig. Voor de overige ontwikkelingen is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Reconstructie Binnenhoek Voor de reconstructie van de Binnenhoek is het noodzakelijk dat de verkeersbestemming op enkele plaatsen op enigszins kortere afstand van bestaande woningen komt te liggen. Deze bestemmingswijziging heeft geen invloed op de
71
geluidbelasting door de weg op de aanliggende woningen. Een akoestisch onderzoek is daarom voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Spoorparallel-Oost Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd (Regio Rivierenland, rapportnr. 17.2085.1101 / R05, d.d.29 januari 2013, bijlage 15) waarin onder andere is onderzocht wat de gevolgen zijn van de aanleg van de Spoorparallel-Oost. Als gevolg van de aanleg van de Spoorparallel-Oost zal bij 76 woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB worden overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting bij woningen bedraagt 59 dB (Hogeweidseweg 2). Uit de rekenresultaten blijkt dat met een stil wegdektype een geluidsreductie van circa 3 dB kan worden gerealiseerd. De maximale grenswaarden (voor woningen en scholen 63 dB en voor woonwagenerf 53 dB) worden niet overschreden. bouwplannen geluidgevoelige bestemmingen Het hiervoor genoemde akoestisch onderzoek is ook uitgevoerd ten behoeve van de bouw van een aantal woningen en een school. Uit de resultaten van de geluidsberekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB bij twee bouwplannen wordt overschreden: - bij de woning Lutterveldweg naast nr. 1: 50 dB door de Lutterveldweg (30 km/uur-weg) - bij de Prins Willem Alexanderschool aan de Grotebrugse Grintweg 16: 49 dB door de Havendijk en 54 dB door de Grotebrugse Grintweg (30 km/uur-weg). woningbouwplan Hoogendijkstraat (De Boomgaard) Voor het woningbouwplan De Boomgaard is een separaat akoestisch onderzoek uitgevoerd (akoestisch onderzoek Nieuwbouwlocatie Hoogendijkstraat te Tiel, Grontmij, 21 mei 2008, bijlage 16). Hieruit blijkt dat alleen als gevolg van de Hoogendijkstraat een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh optreedt. Op de Hoogendijkstraat is een 30 km/uur regime van toepassing. Wegen waar een 30 km/uur regime geldt hebben geen geluidzone volgens de Wgh. Hierdoor behoeven deze wegen geen toetsing aan de Wet geluidhinder. Aanvullende akoestische maatregelen zijn hierom niet verplicht. De geluidbelastingen als gevolg van de overige wegen overschrijden de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh niet. De woning aan de Lutterveldweg is gelegen aan een 30 km/uur-weg. Het regime van de Wet geluidhinder is hier niet van toepassing, waardoor de geluidbelasting geen beletsel is voor de bouw van de woning. Bovendien was ook in het geldende bestemmingsplan ter plaatse een bouwmogelijkheid voor een woning aanwezig. Ook aan de nieuwbouw van de school staat de geluidbelasting niet in de weg, omdat de functie ter plaatse ongewijzigd blijft. conclusie Binnen het plangebied worden wel voorkeursgrenswaarden overschreden, maar nergens de maximale grenswaarden. Welke maatregelen er moeten worden getroffen en of hogere grenswaarden nodig zijn, zal te zijner tijd bij de uitwerking van de plannen (opstellen wijzigingsplan) worden onderzocht.
72
5.2.2.2 Geluidzone bedrijventerreinen Kellen en Medel In de Wet geluidhinder is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde krachtens de Wet milieubeheer aangewezen inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidzone moet zijn vastgesteld. Binnen het plangebied zijn geen gezoneerde bedrijventerreinen gelegen. Wel ligt de zonegrens van het industrieterrein Kellen over het noordelijke deel van het plangebied en de zonegrens van het industrieterrein Medel over een klein deel van de noordoostzijde. Binnen de zonegrens zijn in dit bestemmingsplan geen geluidgevoelige bestemmingen toegelaten. De geluidzones van de beide bedrijventerreinen vormen daarm geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan. 5.2.3 Milieuzonering Een doel van de ruimtelijke ordening en het milieubeleid is het handhaven en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. In een bestemmingsplan wordt daarom onder andere ingezet op de milieuzonering van bedrijfsfuncties. Dit betreft het verantwoord vastleggen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende inrichtingen en bedrijven enerzijds en milieugevoelige functies zoals wonen anderzijds. Bij de milieuzonering wordt gebruikt gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure 'Bedrijven en Milieuzonering’ (editie 2009). In deze brochure is een groot aantal soorten bedrijven en inrichtingen ingedeeld in categorieën in een zogenaamde "Staat van bedrijfsactiviteiten", afhankelijk van hun milieu-effecten op de omgeving. Per milieuaspect (geur, stof, geluid, gevaar, lucht-, water- en bodemverontreiniging, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder) is voor elk soort bedrijf en inrichting een afstand genoemd, welke tot de dichtstbijzijnde milieugevoelige bebouwing in beginsel in acht moet worden genomen. Bepalend is de afstand van het meest hinderlijke milieuaspect, de zogenaamde "grootste afstand". De grootste afstand is de afstand, die tenminste in acht dient te worden genomen ten opzichte van een rustige woonwijk. Op deze wijze zijn bedrijven en inrichtingen die weinig milieuhinder veroorzaken en waarbij dus een kleinere afstand tot gevoelige functies zoals woningen aangehouden moet worden, in een lage categorie ingedeeld. Bedrijven en inrichtingen die meer milieuhinder veroorzaken en waarvoor dus een grotere afstand tot gevoelige functies moet worden aangehouden, zijn in een hogere categorie ingedeeld. De gronden waar bedrijven zijn toegestaan kunnen vervolgens, op basis van hun afstand tot gevoelige bestemmingen zoals woningen, worden ingedeeld in zones. Daarbij is in de zone die het dichtste bij de gevoelige bestemming ligt de laagste bedrijfscategorie toegestaan, en kunnen in verderweg gelegen zones steeds hogere categorieën worden toegestaan. De in de brochure genoemde afstanden zijn richtafstanden om te bepalen of een bepaalde categorie bedrijven en inrichtingen in het bestemmingsplan op een bepaalde plaats toelaatbaar is. In concrete situaties kan (gemotiveerd) afgeweken worden van deze richtafstanden. Op deze manier moet worden voorkomen dat in het bestemmingsplan typen bedrijven mogelijk worden gemaakt op plaatsen waar ze vanuit milieuoogpunt niet toelaatbaar zijn, met andere woorden de bestemming moet uitvoerbaar zijn.
73
Uit specifiek milieuonderzoek in het kader van het milieuvergunningtraject kan blijken dat de aan te houden afstand voor het betreffende bedrijf kleiner is dan op basis van de VNG-lijst is aangegeven, bijvoorbeeld door de omvang en / of aard van de activiteiten en / of technische vooruitgang. Als dit het geval is kan bij het verlenen van de omgevingsvergunning worden afgeweken van de betreffende bepaling uit het bestemmingsplan. 5.2.3.1 Situatie plangebied Op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten uit de VNG-brochure is voor dit bestemmingsplan een toegesneden "Staat van bedrijfsactiviteiten" opgesteld, waarin de soorten bedrijven die zijn beoordeeld als passend binnen het plangebied zijn ingedeeld in categorieën met bijbehorende minimaal aan te houden afstanden tot gevoelige functies. Voor het plan is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven in het plangebied en in de omgeving van het plangebied. Op basis van de bedrijfsactiviteiten kunnen de bedrijven overlast veroorzaken voor milieugevoelige functies, zoals wonen. Woongebied Binnen de woongebieden in Tiel-Oost is – in aansluiting op het provinciale beleid – maximaal milieucategorie 2 aanvaardbaar. Voor bedrijven in milieucategorie 1 geldt een minimaal aan te houden afstand van 0 of 10 m en voor bedrijven in milieucategorie 2 geldt een afstand van 30 m. De bedrijvigheid en andere functies in het woongebied zijn bestemd conform de feitelijke situatie. Daar waar bedrijven in hogere categorieën reeds aanwezig zijn, zijn deze specifiek bestemd door middel van een nadere aanduiding binnen de bestemming 'Bedrijf'. Voor de bestaande bedrijven en gevoelige functies in het woongebied geldt dat de onderlinge afstanden tussen de bestaande functies niet met dit bestemmingsplan worden gewijzigd. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe mogelijkheden voor bedrijven. De bestaande bedrijven in het woongebied waren op basis van het geldende planologisch regime reeds toegestaan. Deze bedrijven zijn planologisch ingepast in onderhavig bestemmingsplan. Voor deze bestaande bedrijven is de milieuhinder voor gevoelige functies geregeld via de Wet milieubeheer (milieuvergunning of AMvB). Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die de bedrijven beperken in de bestaande bedrijfsvoering. Eventuele ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven zijn, door strakke bestemmingsgrenzen en specifieke aanduidingen, wel aan banden gelegd. Latenstein In de structuurvisie is voor Latenstein een transitie naar een werklandschap opgenomen. Dit betekent dat hier een grotere menging van functies wenselijk is. In dit bestemmingsplan wordt daaraan invulling gegeven door de aanwezige woningen positief te bestemmen en op een groot deel van Latenstein en het Vijverterrein meer planologische ruimte te bieden aan andere functies dan bedrijvigheid, zoals beschreven
74
in paragraaf 4.2.1 en in bijlage 3 "Werklandschap Latenstein, van idee naar bestemmingsplan". In dit gebied met functiemenging, dat de bestemming 'Gemengd – Werklandschap' heeft, zijn bedrijven in hogere milieucategorieën niet passend. Daarom is gekozen om daar de toegestane bedrijven te beperken tot die milieucategorieën die zich verdragen met een grotere menging van functies, namelijk categorie 1 en 2. Waar momenteel bedrijven aanwezig zijn uit een zwaardere milieucategorie dan wenselijk, zijn deze met een specifieke aanduiding aangegeven, waarmee bestaande rechten worden gerespecteerd en tegelijk voorkomen wordt dat nieuwe ongewenste bedrijvigheid zich ter plaatse kan vestigen. Voor het nog onbebouwde deel van het Vijverterrein, dat in het geldende bestemmingsplan een bedrijfsbestemming heeft, is in de structuurvisie de ontwikkeling van een woongebied voorzien. Om de vestiging van bedrijven die zich niet verdragen met woningbouw tegen te gaan is ook in dit gebied er voor gekozen om de toegestane bedrijven te beperken tot de milieucategorieën 1 en 2. Het (noord-) oostelijke deel van Latenstein zal als meer traditioneel bedrijventerrein blijven fungeren, waarbij geen functiemenging is voorzien. Bedrijven in zwaardere milieucategorieën (tot en met categorie 3.2) blijven hier dan ook mogelijk voorzover de nabijheid van woningen of woonwagens dit niet verhindert. Waar dat wel het geval is is gekozen voor een lagere categorie, uitgaande van de vereiste afstand tot de aanwezige woningen (inwaartse zonering). De afstand die is aangehouden tussen toegestane bedrijfscategorieën binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' en omliggende woningen is afhankelijk van de vraag of deze woningen zich bevinden in een 'rustig woongebied' of in een 'gebied met functiemenging'. Indien een gebied is te typeren als een 'gemengd gebied' (een gebied met matige tot sterke menging van woningen met andere functies zoals bedrijven) kan de richtafstand verkleind worden met 1 categorie, conform onderstaande: Milieucategorie
1 2 3.1 3.2
Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en buitengebied 10 m 30 m 50 m 100 m
Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m
Een groot gedeelte van de woningen op en nabij het bedrijventerrein Latenstein bevindt zich in een 'gemengd gebied', waardoor kleinere richtafstanden aangehouden kunnen worden. Dit betekent dat rondom een woning (niet zijnde een bedrijfswoning) binnen een afstand van 30 m uitsluitend bedrijven uit de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan, en tot een afstand van 50 m bedrijven uit de categorieën 1, 2 en 3.1. Het deel van Latenstein dat grenst aan de als een 'rustig woongebied' aan te merken Vogelbuurt krijgt in dit bestemmingsplan de bestemming 'Gemengd – Werklandschap', waarbinnen sowieso enkel bedrijfscategorieën 1 en 2 zijn toegestaan.
75
Kantorenpark Westroijen Op het kantorenpark Westroijen zijn (binnen de grenzen van dit bestemmingsplan) uitsluitend kantoren toegestaan, welke in de Staat van Bedrijfsactiviteiten vallen onder milieucategorie 1 (10 m afstand). Aangezien de bestaande woningen op een grotere afstand liggen ten opzichte van het kantorenpark wordt ruimschoots voldaan aan deze richtafstand. 5.2.3.2 Conclusie Middels een Staat van bedrijfsactiviteiten en een daaraan gekoppelde zonering is in dit bestemmingsplan gewaarborgd dat zich geen bedrijven kunnen vestigen op een plaats die te veel milieuhinder oplevert voor nabijgelegen gevoelige functies en waarvoor dientengevolge geen omgevingsvergunning verleend kan worden. Bestaande bedrijven die niet binnen de ter plaatse toegestane categorieën vallen zijn door middel van een aanduiding op de verbeelding mogelijk gemaakt. De mate van hinder geproduceerd door deze bedrijven is vastgelegd in milieuvergunningen. Het aspect bedrijvigheid vormt hiermee geen belemmering voor de haalbaarheid van het beheersgerichte deel van voorliggend plan. Ter plaatse van een aantal ontwikkelingslocaties is voorzien in milieugevoelige functies, waaronder de woonfunctie. Deze ontwikkelingslocaties bevinden zich op voldoende afstand van bedrijven met hogere milieucategorieën, die zijn geconcentreerd op het bedrijventerrein Latenstein. Eventuele lichtere bedrijvigheid in de directe omgeving van deze ontwikkellocaties heeft geen hinder van deze nieuwe ontwikkelingen. 5.2.4 Geurhinder Er zijn geen bedrijven in en om het plangebied aanwezig met een geurcontour die een overlap kent met (een deel van) het plangebied. 5.2.5 Luchtkwaliteit De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld. De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die 'in betekenende mate' (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit of 'gevoelige bestemmingen' binnen onderzoekszones van provinciale- en rijkswegen. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Voor het consoliderende deel geldt dat in het kader van dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk worden gemaakt, die leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan is hier
76
beheersgericht en leidt hierdoor niet tot een wijziging in de verkeersaantrekkende werking. Bovendien blijkt uit de "Rapportage luchtkwaliteit 2006" van de gemeente Tiel dat er geen overschrijdingen in het plangebied zijn voor wat betreft stikstofdioxide en fijn stof. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit hier geen belemmering voor dit bestemmingsplan. De meeste ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt dragen ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging. Het betreft woningbouwlocaties die alle (ruim) onder de NIBM-grens voor woningbouwlocaties van de regeling NIBM vallen. Ook de kantoorontwikkeling op Westroijen valt (ruim) onder de NIBM-grens voor kantoorlocaties. De bestemmingswijziging ten behoeve van de reconstructie van de Binnenhoek heeft geen gevolgen voor de luchtkwaliteit ter plaatse van de aanliggende woningen. Voor de aanleg van de Parallelroute langs het spoor is wel een specifiek luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Onderzoek luchtkwaliteit Parallelroute De aanleg van de Spoorparallel-Oost valt niet onder het Besluit “niet in betekende mate bijdragen”. Voor de aanleg is daarom een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd (nr. TIEL2012001, d.d. 23 maart 2012, bijlage 17). Uit de berekening blijkt dat bij aanleg van de Spoorparallel-Oost aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer wordt voldaan. De aanleg heeft zelfs een positief effect op de luchtkwaliteit van de omliggende wegen. Er zijn daarom geen belemmeringen voor de planontwikkeling op het punt van luchtkwaliteit. 5.2.6
Externe veiligheid
5.2.6.1 Algemeen Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen en kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarbij zijn de soort activiteiten, de afstand tot kwetsbare bestemmingen en de hoeveelheid en kwetsbaarheid van de personen in die kwetsbare bestemmingen bepalend voor de risico's. In en nabij het plangebied zijn diverse activiteiten met gevaarlijke stoffen aanwezig. Gezien de risico’s van deze activiteiten en de afstand tot kwetsbare bestemmingen is externe veiligheid relevant voor dit bestemmingsplan. 5.2.6.2 Beleid en regelgeving De vertaling van de veiligheid naar de ruimtelijke inrichting rond transportassen wordt beschreven in de nota 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (1996). Hierin is aangegeven aan welke risiconormen moet worden voldaan bij transport van gevaarlijke stoffen. Verdere verankering vindt plaats in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (verder: de Circulaire).
77
Er bestaat nog geen wettelijke borging voor de normering van externe veiligheidsrisico's als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen. De overheid en het bedrijfsleven hebben daarom samen een systeem ontwikkeld om de balans tussen vervoer en veiligheid in evenwicht te houden. In dat systeem, het Basisnet, zijn de maximaal toelaatbare risico’s met bijbehorende risicozones voor alle relevante spoor-, weg- en vaarwegtrajecten in Nederland vastgelegd. Hierin wordt ondermeer bepaald op welke wijze de ruimtelijke planvorming langs transportassen kan plaatsvinden. Het Basisnet houdt alleen rekening met stoffen die in grote hoeveelheden worden vervoerd (bulkvervoer) en die als ze vrijkomen levensbedreigend kunnen zijn over een groot gebied rondom het incident. Het invoeren van Basisnet is nog voorgenomen beleid. De Tweede Kamer heeft ingestemd met het voorstel tot wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (wet Basisnet). Het Wetsvoorstel ligt ter behandeling bij de Eerste Kamer. Volgens planning wordt Basisnet in 2013 van kracht. Tot die tijd zijn zogenaamde risicoruimten te vinden in de Circulaire ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’. Zo kunnen gemeenten alvast rekening houden met het voorgenomen beleid. De normering voor het vervoer van aardgas door ondergrondse buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Dit besluit is op 1 januari 2011 in werking getreden. Voor de normstelling van risicovolle bedrijven, zoals LPG- tankstations, moet worden aangesloten bij het Besluit externe veiligheid voor inrichtingen (Bevi). Het toetsingskader is meer gedetailleerd uitgewerkt in de Regeling externe veiligheid voor inrichtingen (Revi). De gemeente Tiel heeft een Beleidskader externe veiligheid gemeente Tiel opgesteld ('Wegen en verantwoorden', vastgesteld 22 september 2009). Hierin wordt gesteld dat de zones van circa 200 meter langs de A15 en Betuweroute gebieden zijn waarin externe veiligheid veel frictie kan veroorzaken in de belangenafweging tussen ruimtelijke planvorming, milieukwaliteit en rampenbestrijding. Daarom maakt de gemeente Tiel de keuze om bij ruimtelijke besluitvorming een integrale afweging te maken tussen deze belangen. De onderbouwing van deze afweging wordt hierna weergegeven. Risicomaten Voor het aspect externe veiligheid worden 2 risicomaten onderscheiden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) wordt uitgedrukt in de kans op overlijden van een denkbeeldig aanwezige persoon op een bepaalde plaats als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Van elk object in de nabijheid van een risicovolle activiteit kan het plaatsgebonden risico worden berekend. De Circulaire, het Bevb en het Bevi maken daarbij onderscheid in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Voor het plaatsgebonden risico geldt, afhankelijk van de vraag of het een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object betreft, een grenswaarde en een richtwaarde. Deze zijn beide
78
-6
vastgesteld op een kans van 10 (kans van 1 op de 1 miljoen) per jaar dat een denkbeeldig persoon op die plaats overlijdt. -6
Voor kwetsbare objecten geldt het maximaal toegestane plaatsgebonden risico (10 ) als een grenswaarde. Hieraan moet worden voldaan. Voor beperkt kwetsbare objecten -6 geldt het maximaal toegestane plaatsgebonden risico (10 ) als een richtwaarde. Van deze richtwaarde kan gemotiveerd worden afgeweken. Het groepsrisico (GR) wordt uitgedrukt in de kans op overlijden ineens van een groep personen als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bij de bepaling van het groepsrisico wordt ingezoomd op het gebied waarbinnen nog 1% van de aanwezige personen kan komen te overlijden. Dit wordt ook wel het invloedsgebied van het groepsrisico genoemd. Het invloedsgebied wordt niet op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen, maar is enkel uitgangspunt bij de berekening van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt gepresenteerd in een grafiek waarbij de omvang van de groep dodelijke slachtoffers wordt uitgezet tegen de kans dat die groep komt te overlijden. Dit heeft vooral een signalerende waarde en naarmate het groepsrisico hoger wordt, wordt de lat voor de verantwoording hoger gelegd. De normstelling voor het groepsrisico heeft een status van oriëntatiewaarde. Verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden bij toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde, door de overwegingen en maatregelen te beschrijven die van invloed zijn op het groepsrisico. 5.2.6.3 Aanwezige risicobronnen In en nabij het plangebied zijn diverse activiteiten met gevaarlijke stoffen aanwezig. Dit betreft transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen en door een buisleiding, en op- en overslag van LPG bij LPG-tankstations. Wegen en spoorwegen De A15 en de Betuweroute zijn belangrijke transportassen voor het (internationaal) vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van brandbare gassen (zoals propaan en LPG) over de A15 en de Betuweroute vormt het belangrijkste risico voor de omgeving. Het maatgevende scenario van dit vervoer is een explosie van een tankwagen die het (onder druk) vloeibare LPG bevat (zogenaamde Bleve). Dit scenario is het meest relevant binnen een zone van 200 meter vanaf de transportassen. Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met het vervoer van giftige vloeistoffen en gassen over de Betuweroute. Vaarwegen Over de Waal en het Amsterdam-Rijnkanaal vindt bulkvervoer van brandbare vloeistoffen en gassen plaats. Buisleidingen Door de buisleiding langs de oostzijde van het plangebied, direct ten oosten van Latenstein en het Vijverterrein, wordt aardgas getransporteerd. De leidingen worden getypeerd als 'regionale leiding'. De leiding heeft een invloedsgebied 135 meter.
79
LPG-tankstations In Tiel-Oost zijn twee LPG-tankstations aanwezig (waar dus op- en overslag van LPG plaatsvindt). Eén LPG-tankstation is gelegen aan de Grotebrugse Grintweg 236 en is gelegen in het plangebied. Het andere LPG-tankstation ligt aan de Havendijk 13, net buiten de plangrens. Het invloedsgebied rond een vulpunt is 150 meter.. Risicobron
-6
PR-10 aanwezig
Invloedsgebied
A15 Ja 1500 meter (zie opmerking) Betuweroute Ja 5000 meter (zie opmerking) Aardgastransportleiding Ja, op de leiding 135 meter Waal Ja, op de oever Niet relevant Amsterdam-Rijnkanaal Ja, op de oever Niet relevant LPG-tankstation Ja 150 meter Tabel 1: relevante risicobronnen nabij het plangebied Opmerking: De omvang van de beide genoemde invloedsgebieden is zeer groot. Dit zou de indruk kunnen wekken dat de risico's navenant groot zijn. Dit is echter niet het geval, aangezien de omvang bepaald wordt door stofcategorieën die (zeer) beperkt vervoerd worden, waarbij geen rekening is gehouden met de vervoersfrequentie. Bij de risicoberekening wordt wel rekening gehouden met de vervoersfrequentie. De stofcategorie die over de A15 getransporteerd wordt met het grootste invloedsgebied is GT3 (bijv. ammoniak). Het invloedsgebied van deze stofcategorie bedraagt 1500 meter. Deze stofcategorie wordt echter zeer beperkt vervoerd over de A15. De voornaamste stofcategorie die over de Betuweroute getransporteerd wordt is C3: brandbare vloeistoffen. De stofcategorie met de grootste invloed is B3: zeer toxische gassen. Alhoewel deze stofcategorie minder frequent vervoerd wordt, bepaalt zij de omvang van het invloedsgebied. 5.2.6.4 Ontwikkelingen in relatie tot externe veiligheid In het plangebied vinden diverse wijzigingen plaats die van invloed zijn op de personendichtheid of de kwetsbaarheid van objecten in het plangebied. De meeste nieuwbouwprojecten liggen centraal in het plangebied. De effecten van deze wijzigingen zijn door de ligging op grote afstand van de risicobronnen te verwaarlozen. In het noordelijk deel van het plangebied zijn 2 wijzigingen voorgenomen. Het realiseren van het Retailpark op Latenstein is niet opgenomen in dit bestemmingsplan maar is wel in de berekeningen meegenomen om te kunnen bepalen hoeveel ruimte vanuit het oogpunt van externe veiligheid bij realisatie van het Retailpark overblijft voor de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt. Voor het realiseren van een nieuw kantorencomplex ten zuiden van de doorgetrokken Laan van Westroijen is in het voorliggende bestemmingsplan wel een directe bestemming opgenomen. Ook de vestiging van verenigingen en perifere detailhandel ter plaatse van de voormalige gemeentewerf is in dit bestemmingsplan direct mogelijk gemaakt. Daarbij
80
is, uitgaande van de totale te verantwoorden oppervlakte aan perifere detailhandel op 2 het Retailpark en aanliggende gronden, ter plaatse maximaal 8.000 m vloeroppervlak voor verenigingsleven of perifere detailhandel toegestaan. Beide ontwikkelingen liggen binnen de aandachtszone van de A15 en de Betuweroute. Een gedeelte van de voorgenomen kantoren ligt binnen het invloedsgebied van het LPG- tankstation dat gelegen is aan de Grotebrugse Grintweg 236. Deze voorgenomen ontwikkelingen zijn van invloed op het groepsrisico. Daarnaast biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid voor de realisatie van woningen tussen de appartementen aan de Echteldsedijk en het Fabriekslaantje, deels binnen het invloedsgebied van het LPG- tankstation aan de Havendijk. Tenslotte biedt het bestemmingsplan op een groot deel van het bedrijventerrein Latenstein en het Vijverterrein ruimte voor de ontwikkeling van andere activiteiten dan bedrijvigheid (omvorming naar een zogenaamd ‘werklandschap’). Het meest oostelijke deel daarvan ligt binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding. 5.2.6.5 Beoordeling risico's Plaatsgebonden risico Wegen en spoorwegen In de bijlagen van de Circulaire zijn afstanden opgenomen voor (spoor-)wegen die deel uitmaken van het Basisnet Weg en Basisnet Spoor. Deze afstanden komen overeen -6 met de PR-10 –contour die maximaal in 2020 mag gelden. Aan deze afstanden moet worden getoetst bij ruimtelijke besluiten. De snelweg A15 maakt onderdeel uit het -6 Basisnet weg. De maximale PR-10 –contour voor deze weg (ter plaatse van het plangebied) bedraagt 38 meter. Binnen deze afstand wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Daarmee wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. -6
De Betuweroute maakt onderdeel uit van het Basisnet spoor. De maximale PR-10 contour voor de Betuweroute ter hoogte van het plangebied is 16 meter. De Circulaire geeft daarnaast aan dat de Betuweroute een plasbrand-aandachtgebied heeft van 30 meter. Aangezien binnen 30 meter van de Betuweroute geen bebouwing mogelijk wordt gemaakt wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en legt ook het plasbrand-aandachtgebied geen beperkingen op aan het plan. Vaarwegen Het Basisnet onderscheidt drie categorieën vaarwegen. Zowel de Waal als het Amsterdam-Rijnkanaal worden ingedeeld als ‘zwarte vaarweg’. Voor een zwarte -6 vaarweg ligt de PR-10 -contour op de oever en is daarom niet relevant voor het plangebied. Op (vaar-) wegen waar veel vervoer van brandbare stoffen plaatsvindt worden de gevolgen van deze brandbare vloeistoffen niet goed meegenomen in de risicoberekeningen. Daarom moet naast het plaatsgebonden en groepsrisico ook rekening worden gehouden met de effecten van een zogenaamd plasbrand-scenario. Langs deze (vaar-) wegen wordt daarom een plasbrand-aandachtsgebied aangehouden. In deze zone mag uitsluitend onder strikte voorwaarden nieuwbouw
81
worden gerealiseerd. Het plasbrand-aandachtsgebied strekt zich uit tot 25 meter landinwaarts vanaf de oeverlijn. Binnen deze zone is in dit geval geen bebouwing aanwezig. Ook wordt geen nieuwe bebouwing binnen deze zone mogelijk gemaakt. Het plaatsgebonden risico in verband met vervoer over de Waal en het AmsterdamRijnkanaal is daarom voor dit bestemmingsplan niet relevant Buisleidingen Het plaatsgebonden risico van de aardgastransportleiding ligt op de leiding zelf. Daarom heen ligt een vrijwaringszone van 4 meter. Binnen deze 4 meter worden geen kwetsbare objecten toegestaan zodat voldaan wordt aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de eis van de vrijwaringszone. LPG-tankstations -6 Rond het vulpunt van een LPG-tankstation ligt een PR-10 -contour. De grootte van deze contour is afhankelijk van de hoeveelheid LPG die wordt verkocht. Binnen de PR-6 10 -contouren van de twee LPG-tankstations liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten. Aan de grenswaarde uit het Bevi wordt daarom voldaan. Groepsrisico Het bestemmingsplan bevat wijzigingen die gevolgen hebben voor de hoogte van het groepsrisico. Om deze reden is er met behulp van berekeningen van elke risicobron bepaald of de wijzigingen effect hebben op het groepsrisico. Hiermee wordt beoordeeld of verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. Wegen en spoorwegen In de (voor externe veiligheid relevante) 200-meter zone langs de A15 en Betuweroute wordt het Retailpark Latenstein (niet in dit bestemmingsplan opgenomen, zie hiervoor) en het kantorencomplex Westroijen ontwikkeld. Op de gronden van de voormalige 2 gemeentewerf wordt daarnaast maximaal 8.000 m vloeroppervlak voor verenigingsleven toegestaan, waarbij het hiervoor gebruikte oppervlak in mindering moet worden gebracht op de ter plaatse te realiseren oppervlakte voor perifere detailhandel. Slechts een klein deel van het plangebied ligt in de zone van 200 meter vanaf de A15 en Betuweroute. Als gevolg van het plan neemt het aantal mensen dat kan verblijven binnen de invloedsgebieden van de A15 en de Betuweroute toe. In de Circulaire wordt gesteld dat elke toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico verantwoord moet worden. In de rapportages van de A15 en de Betuweroute is het huidige en toekomstige groepsrisico berekend (Onderzoek externe veiligheid A15 en Betuweroute, ontwikkelingen Tiel-Oost, projectnummer 74300136, RMB, februari 2013, Bijlage 18). Vaarwegen Volgens de uitgangspunten van het basisnet moet het groepsrisico berekend en verantwoord worden indien de bevolkingsdichtheid groter is dan 2250 personen per hectare. De bevolkingsdichtheid binnen het invloedsgebied van de beide vaarwegen is veel lager. Een verdere verantwoording is dan ook niet nodig.
82
Buisleidingen Het groepsrisico als gevolg van de aardgastransportleiding is met behulp van het rekenprogramma CAROLA berekend op basis van de door de Gasunie ter beschikking gestelde gegevens (Kwantitatieve risicoberekening aardgastransportleiding, gemeente Tiel, ontwikkelingen Tiel-Oost, projectnummer 74300265, RMB, februari 2013, Bijlage 19). De uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan bieden veroorzaken een verhoging van het groepsrisico. Het groepsrisico is minder dan 10% van de oriëntatiewaarde. Op grond van artikel 12 lid 3 van de Besluit externe veiligheid buisleidingen kan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico worden volstaan. LPG-tankstations Binnen de invloedsgebieden van beide tankstations worden nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd. Op grond van artikel 13 van het Bevi is verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Met behulp van de LPG groepsrisico berekeningsmodule is de hoogte van het groepsrisico voor beide LPG- tankstations berekend (rapport “GR berekening LPG- tankstation, Grotebrugse Grintweg 236”, gemeente Tiel, Tiel- Oost, projectnummer 74300265, maart 2013, bijlage 20, en “Groepsrisico berekening LPGtankstation, havendijk 13”, gemeente Tiel, Tiel-Oost, projectnummer 74300265, maart 2013, bijlage 21). 5.2.6.6 Verantwoording groepsrisico Uit de hiervoor genoemde groepsrisicoberekeningen blijkt dat bij enkele risicobronnen de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden en de toename van de personendichtheid zorgt voor een toename van het groepsrisico. Een verantwoording van het groepsrisico is daarom nodig. De Regionale Brandweer is wettelijk adviseur wanneer het groepsrisico verantwoord moet worden. De Regionale Brandweer van de Veiligheidsregio Gelderland Zuid heeft op 1 april 2011 (kenmerk; VR/BRW/11/3075/HH) en op 27 februari 2013 (briefnummer; VR/BRW/3055/13/SvdH) advies uitgebracht naar aanleiding van dit bestemmingsplan. Deze adviezen, die met name betrekking hebben op de toegankelijkheid voor hulpdiensten en rampenbestrijding en op bouwkundige maatregelen en vluchtmogelijkheden, zijn betrokken in de hierna volgende risicoverantwoording. In de verantwoording wordt ingegaan op: 1. De hoogte van het groepsrisico vóór en na realisatie van het bestemmingsplan; 2. De mogelijkheden van zelfredzaamheid van de bevolking in het plangebied; 3. De mogelijkheden voor de hulpverlening en bestrijding van een ramp; 4. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico; 5. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico. Ad 1) De uitbreiding van het kantorenpark zorgt voor een toename van het groepsrisico van het tankstation aan de Grotebrugse Grintweg, maar het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde. Ook bij het LPG-tankstation aan de Havendijk is een toename van het
83
groepsrisico te zien, zij het dat de toename marginaal is. In de berekening blijft ook hier het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde. In de huidige en in de toekomstige situatie is er sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico ten gevolge van de A15 en Betuweroute. Het groepsrisico van de Betuweroute en de A15 neemt echter zichtbaar toe, doordat rekening gehouden is met de aanwezigheid van een speelhal voor kinderen (voorheen Klauterland), de realisatie van het Retailpark Latenstein en de uitbreiding van het kantorencomplex Westroijen. De ontwikkeling van het Retailpark is zeer beperkt van invloed op het groepsrisico van de A15 en Betuweroute. Overigens is de mogelijkheid voor een kinderspeelhal in het ontwerp bestemmingsplan Kanaalzone, dat vrijwel gelijktijdig met onderhavig bestemmingsplan in procedure wordt gebracht, niet meer opgenomen, waardoor het groepsrisico van de Betuweroute en de A15 aanzienlijk zal verminderen. Ad 2) De bevolking in het plangebied rondom de A15, de Betuweroute en het tankstation aan de Grotebrugse Grintweg bestaat hoofdzakelijk uit ondernemers, werknemers van bedrijven en bezoekers van de winkels en bedrijven in het gebied. De toekomstige gebruikers van het kantorencomplex zijn over het algemeen zelfredzaam maar uitsluiting van minder valide bezoekers of aanwezigen kan niet worden geborgd in een bestemmingsplan. Wel worden functies uitgesloten die op voorhand kwetsbaar zijn (bijv. zorgfuncties). De meeste bezoekers van het Retailpark zullen het gebied met eigen vervoer kunnen ontvluchten en worden gekenmerkt als zelfredzaam. De bevolking rondom de hogedruk aardgasleiding bestaat uit ondernemers en werknemers. Een aantal (bedrijfs-) woningen en woonwagens is ook rondom de leiding aanwezig. Nabij de leiding biedt het bestemmingsplan ruimte voor de ontwikkeling van bedrijven. De in het geldende bestemmingsplan aanwezige mogelijkheid voor nieuwe bedrijfswoningen is in het onderhavige (nieuwe) bestemmingsplan niet meer aanwezig. Binnen de 100% letaliteitszone van de leiding worden geen maatschappelijke functies waarbij kwetsbare groepen aanwezig zijn toegestaan. De aanwezigen rondom de leiding worden gekenmerkt als zelfredzaam. Het tankstation aan de Havendijk 13 is gelegen aan de rand van het centrum van Tiel. Rondom het tankstation zijn winkels, bedrijfsgebouwen en woningen aanwezig. Onderhavig bestemmingsplan maakt, conform het vigerende bestemmingsplan, de bouw van een aantal woningen mogelijk op de gronden achter het appartementencomplex aan de Echteldsedijk. Het appartementencomplex is het meest nabije kwetsbare object. Vanwege de beperkte toevoeging van kwetsbare objecten gaat de Regionale brandweer niet verder in op deze ontwikkeling. Overigens is met de exploitant overeengekomen dat het tankstation op korte termijn zal worden verplaatst naar een nieuwe locatie buiten de bebouwde kom van Tiel, waardoor te verwachten is dat deze risicobron op de huidige locatie zal verdwijnen. Een bestemmingsplanprocedure voor vestiging van het tankstation op de nieuwe locatie is reeds opgestart.
84
Ad 3) De hulpverleningsdiensten kunnen in het geval van een calamiteit in voldoende mate in het gehele plangebied aanwezig zijn. De bereikbaarheid van de plek van een incident evenals het plangebied is goed. De regionale brandweer heeft wel geconstateerd dat de bluswatervoorziening langs de A15 ontoereikend is. De gemeente is in onderhandeling met Rijkswaterstaat om extra bluswatervoorziening te realiseren. Deze optimalisatie staat los van de deze planontwikkeling. Daarnaast wordt geadviseerd om goede ontvluchtingsmogelijkheden vanuit het gebouw te realiseren en de ontsluiting van het kantorencomplex langs twee routes te bewerkstelligen. Ondanks dat dit niet in een bestemmingsplan kan worden geborgd heeft de gemeente het voornemen uitgesproken deze voorzieningen in een latere fase, met name bij de vergunningverlening, te (laten) realiseren. Ad 4) Bij het besluit tot de kantoorontwikkeling en het opstellen van het bestemmingsplan zijn in overleg met de veiligheidsregio enkele maatregelen getroffen die bijdragen aan een veiliger plan. Zo is in het stedenbouwkundige ontwerp van het kantorenpark / Laan van Westroijen nagedacht over de vorm en plaatsing van het kantorencomplex. Daarbij is de keuze gemaakt om de verlenging van de Laan van Westroijen aan de A15-zijde te leggen. Het kantoorcomplex komt hierdoor op grotere afstand van de A15 en Betuweroute te liggen. Een andere maatregel is het beperken van de omvang van het 2 kantoorgebouw tot maximaal 10.000 m (bruto vloeroppervlakte). De Regionale brandweer adviseert de bouwhoogte zoveel mogelijk te beperken. De bouwhoogte is van invloed op de tijd die nodig is voor ontvluchting van het rampgebied (zelfredzaamheid). Dit advies over de bouwhoogte is strijdig aan de hoogbouwvisie die de gemeente voor dit gebied heeft ontwikkeld, waarin de bouw van kantoren met een hoogte tot 80 meter wordt voorgestaan. In onderhavig bestemmingsplan wordt één bouwdeel van maximaal 60 meter hoogte toegestaan, en één bouwdeel van maximaal 25 meter hoogte. Daarnaast wordt de bouwhoogte indirect beperkt door beperking van het vloeroppervlak van het kantorencomplex . Een verdere inperking heeft daardoor slechts beperkte invloed op de zelfredzaamheid en is, vanwege de strijdigheid met de hoogbouwvisie, vanuit stedenbouwkundige optiek niet wenselijk. Tot slot kan de bluswatervoorziening langs de A15 nog verder geoptimaliseerd worden. De Regionale brandweer zal, onafhankelijk van deze ontwikkeling, een voorstel voor optimalisatie uitwerken. Hiertoe zijn de eerste contacten gelegd met de eigenaar van de grond (Rijkswaterstaat). Omdat de bluswatervoorziening niet in dit plan geborgd kan worden, is in dit plan geen rekening gehouden met deze maatregel. De invulling van het Retailpark Latenstein wordt in een latere fase uitgewerkt, waarvoor een separate bestemmingsplanprocedure zal worden doorlopen.Eventuele maatregelen zijn daarom in onderhavig bestemmingsplan niet aan de orde. In onderhavig bestemmingsplan zijn binnen de bestemming ‘Gemengd – Werklandschap’ middels een specifieke aanduiding kwetsbare functies uitgesloten op de gronden binnen de 100% letaliteitscontour van 70 meter langs de aardgasleiding. Verdere maatregelen om het groepsrisico terug te dringen worden niet nodig geacht.
85
Ad 5) Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is uitgebreid nagedacht over de ontwikkeling van het kantorencomplex en andere wijzigingen in het bestemmingsplan Tiel Oost, mede in relatie tot de geplande ontwikkeling van het Retailpark Latenstein. Het kantorencomplex sluit aan op een bestaand kantorenpark. Een andere functie met een lagere personendichtheid is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. De invulling van het Retailpark wordt in een separaat bestemmingsplan uitgewerkt, waarbij de hoogte van het groepsrisico een rol kan spelen. Door uitsluiting van de meest kwetsbare functies aan de oostgrens van het plangebied, staat de verdere invulling van dit deel van het plangebied niet ter discussie. 5.2.6.7 Conclusie Het bestemmingsplan Tiel Oost beoogt de herziening van de vigerende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Externe veiligheid is voor het plan relevant door de ligging binnen het invloedsgebied van de A15, Betuweroute, aardgastransportleiding en twee LPG- tankstations. Het plan voldoet aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Voor de Betuweroute is voor de toetsing aan het plaatsgebonden risico vooruitgelopen op vaststelling van het Basisnet spoor (naar verwachting in 2013). Het groepsrisico laat een toename zien door de toename in de bevolkingsdichtheid rondom de risicobronnen. Daarnaast is in de berekeningen een geringe overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico vastgesteld bij de A15, de Betuweroute en bij het LPG-tankstation aan de Havendijk. In het plan voor het kantorencomplex is rekening gehouden met het advies van de Regionale brandweer. De bouwhoogte van het kantorencomplex wordt in de regels van het bestemmingsplan beperkt ten opzichte van de voor dit gebied in de hoogbouwvisie genoemde hoogtemaat. Het is echter niet mogelijk om in het bestemmingsplan op te nemen om het kantorencomplex te ontsluiten langs twee onafhankelijke routes en de ontvluchtingsroutes vast te leggen. Dit zal in het proces van de vergunningverlening in overleg met de ontwikkelaar geregeld worden. Ook kan de bluswatervoorziening langs de A15 nog verder geoptimaliseerd worden. Dit kan echter niet in dit plan geborgd worden. In de ontwikkeling van het werklandschap op het bedrijventerrein Latenstein worden de meest kwetsbare functies uitgesloten. Rekening houdend met de bovenstaande maatregelen en de keuze om een bouwhoogte van het kantorencomplex tot 60 meter mogelijk te maken, wordt de (geringe) toename van het groepsrisico als gevolg van dit plan aanvaardbaar geacht.
86
5.2.4 Elektromagnetische straling Over het oostelijke deel van het plangebied, met name over Latenstein, loopt een bovengrondse hoogspanningsverbinding, te weten de 150 kV hoogspanningslijn van Dodewaard naar Tiel. In de afgelopen decennia zijn veel onderzoeken gedaan naar de mogelijke effecten op de gezondheid van de magnetische velden afkomstig van hoogspanningslijnen, waaruit wisselende resultaten naar voren kwamen. In twee analyses van al deze onderzoeken op hun wetenschappelijke waarden blijkt bij magneetstraling boven de 0,4 microtesla (de magneetveldzone uitgedrukt in µT) een zwak statistisch verband met het voorkomen van leukemie bij kinderen (leeftijdcategorie 0-15 jaar). De Gezondheidsraad en het RIVM benadrukken in hun advies naar aanleiding van deze analyses dat er geen aanwijzigen zijn voor een oorzakelijk verband tussen blootstelling en effect. De staatssecretaris van VROM heeft naar aanleiding van deze onderzoeken en de maatschappelijke onrust in zijn brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om vanuit het voorzorgprincipe bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 µT. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's, concludeert VROM dat er geen aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. In haar brief van 4 november 2008 ter verduidelijking van het voornoemde advies geeft de minster van VROM aan dat onder bestaande situaties moet worden verstaan het eind 2005 vigerende bestemmingsplan en de reeds in gang gezette wijzigingen daarop. Bestemmingsplannen waardoor het aantal gevoelige bestemmingen in de zone niet toeneemt zijn ook niet bezwaarlijk. Voor de hoogspanningsverbinding Dodewaard – Tiel geldt een zone van 80 meter ter weerszijden van de lijn waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0, 4 µT en dus geadviseerd wordt geen nieuwe gevoelige bestemmingen toe te staan. Binnen deze zone is een aantal (bedrijfs-) woningen en woonwagens aanwezig Daarnaast is in het geldende bestemmingsplan Tiel Oost 1988 binnen deze zone de bouw van bedrijfswoningen (op gronden met de bestemming Handel en Nijverheid) en één burgerwoning bij recht mogelijk. In het voorliggende bestemmingsplan is de bouw van nieuwe bedrijfswoningen niet meer mogelijk. De bouwmogelijkheid voor de burgerwoning is gehandhaafd. Omdat in dit geval de bouwmogelijkheid al in het geldende bestemmingsplan aanwezig was op genoemde datum, is hier sprake van een bestaande situatie. Er worden in voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige bestemmingen in de zin van het advies van de minister van VROM mogelijk gemaakt binnen de magneetveldzone. Door het schrappen van de (generieke) bouwmogelijkheid voor bedrijfswoningen op Latenstein neemt het aantal gevoelige bestemmingen in de zone juist af. Bovendien bestaan landelijk plannen om bovengrondse hoogspanningslijnen
87
binnen bewoonde gebieden ondergronds te leggen, waarmee de zone en de daardoor ontstane beperkingen op Latenstein in de toekomst mogelijk geheel verdwijnen. Er zijn derhalve geen belemmeringen voor de planontwikkeling door elektromagnetische velden.
5.3
Waterhuishouding
De waterhuishouding is een aspect dat in Tiel-Oost bijzonder veel aandacht heeft, gezien de problemen met wateroverlast in de wijk. Zoals in paragraaf 3.4.2 is beschreven is daarvoor in het kader van de Wateropgave Tiel-Oost een uitgebreid pakket aan maatregelen samengesteld die de wateroverlast in Tiel-Oost moeten verminderen. In dit bestemmingsplan wordt maximale ruimte geboden om deze maatregelen te kunnen realiseren. Om het water in Tiel-Oost en bedrijventerrein Kellen beter en gecontroleerder te kunnen sturen naar de Linge, passen Waterschap Rivierenland en de gemeente op vier plaatsen de stuwen aan in de Linge. Het aanpassen van de stuwen zorgt ervoor dat het regen- en kwelwater beter wordt verdeeld over het gebied. De straten in de Vogelbuurt zijn opnieuw ingericht waarbij nieuwe riolering en drainagebuizen voor de afvoer van overtollig grond- en regenwater zijn aangelegd. Een deel van de ruimte waar nu de school (de Achtbaan) en het TKV-gebouw (voormalige kerk) staan, wordt ingericht als waterplein. Dit plein vangt in tijden van hevige regenval water op, van waar het langzaam afgevoerd wordt. In droge tijden is het een plein waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten en kinderen spelen. Het waterplein is één van de oplossingen voor de wateroverlast in Tiel-Oost en de Vogelbuurt. Voor de aanleg van het plein is aankoop en sloop van het TKV-gebouw noodzakelijk. Het plein is op de verbeelding voorzien van de bestemming 'Verkeer', waarbinnen de aanleg van voorzieningen voor water(opvang) mogelijk is. Voor de nieuwe watergang De Spoorsingel, die een belangrijke rol speelt bij de afwatering van Tiel-Oost, is de realisatie mogelijk gemaakt door het opnemen van een bestemming 'Water' ter plaatse van het tracé rondom Latenstein, evenals voor de watergang en -opvang bij de doorgetrokken Laan van Westroijen, waarbinnen deze maatregelen gerealiseerd kunnen worden. In voorliggend bestemmingsplan zijn de A- watergangen bestemd als "Water". De dijken zijn voorzien van de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering". Om het bestemmingsplan flexibel te houden is in de overige bestemmingen waarin water voorkomt, zoals Groen en Verkeer, opgenomen dat water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn toegestaan. Daarom hoeft voor de hiervoor genoemde ondergeschikte waterhuishoudkundige aanpassingen geen aparte planologische procedure te worden doorlopen, waardoor realisatie voor wat betreft het bestemmingsplan zoveel mogelijk is vereenvoudigd en versneld. De meeste bouwplannen die in dit bestemmingsplan direct worden mogelijk gemaakt betreffen kleine ontwikkelingen (bouw één of enkele woningen en herbouw school).
88
Bovendien betreft het locaties die in de oude / bestaande situatie geheel of grotendeels verhard en / of bebouwd zijn, en waar in de nieuwe situatie de oppervlakte bebouwing / verharding niet toeneemt: bij de school blijft het verharde / bebouwde oppervlak hetzelfde, en bij de woningbouwlocaties wordt slechts een deel van het voorheen bebouwde en verharde oppervlak bebouwd en een deel als tuin in gebruik genomen, waardoor de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse verbetert. Voor het woningbouwplan De Boomgaard is een watertoets uitgevoerd die inclusief de waterparagraaf voor het bouwplan als separate bijlage is bijgevoegd (bijlage 22). Voor het water in het gebied van De Boomgaard wordt een berging gerealiseerd ter plaatse van een bestaande greppel aan de oostzijde van het gebied, en een gescheiden rioolstelsel voor de afvoer van het regenwater. Hiermee wordt voldaan aan de waterhuishoudkundige vereisten. Zie verder in bijlage 4. Bij de kantoorontwikkeling aan de Laan van Westroijen zal het oppervlak bebouwd en verhard gebied toenemen ten opzichte van de huidige situatie. In de huidige situatie is 2 een oppervlakte van ongeveer 1.000 m bebouwd dan wel verhard. In de nieuwe 2 situatie mag maximaal 2.800 m bebouwd worden. Daarnaast zullen op het terrein (verharde) toegangswegen en parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Door deze toename aan bebouwing en verharding is extra waterberging nodig binnen de locatie zelf. Door het toepassen van half open verharding op de parkeerplaatsen en groene daken wordt regenwater vertraagd afgevoerd en kan ter plaatse in de bodem infiltreren, waardoor de behoefte aan waterberging vermindert. Bovendien is voldoende ruimte aanwezig om binnen de ontwikkelingslocatie waterberging te realiseren, bij voorbeeld in de vorm van een uitbreiding van de watergang langs de Laan van Westroijen . Bij het maken van een concreet bouwplan zullen in overleg met het waterschap voldoende maatregelen worden genomen om aan de vereisten voor de waterhuishouding te voldoen, hetgeen is vastgelegd in de overeenkomst met de ontwikkelaar. De gemeente maakt nog nadere afspraken over de uitwerking van de watergerelateerde aspecten bij de diverse wijzigingslocaties in het gebied. Deze afspraken worden geborgd in het wijzigingsplan voor de desbetreffende locaties. Geconcludeerd kan worden dat door de ontwikkelingen die in onderhavig bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt geen nadeliger situatie ontstaat voor wat betreft de opvang en berging van water.
5.4
Cultuurhistorie & archeologie
5.4.1 Cultuurhistorie In de gebiedsvisie Tiel-Oost is opgenomen dat dicht bij de fabrieken ten oosten van de binnenstad, aan de Binnenhoek, de Betuwestraat en de Hoogendijkstraat een complex met cultuurhistorisch waardevolle arbeiderswoningen is gelegen, de Hoogendijkstichting. Het complex is voorzien van een strak bouwvlak met een goot- en bouwhoogte die aansluiten bij het bestaande gebouw.
89
In het bestemmingsplan is verder geen specifieke beschermende regeling voor cultuurhistorische waarden opgenomen. Voorzover binnen het plangebied rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig zijn vindt bescherming plaats op grond van respectievelijk de Monumentenwet of de Erfgoedverordening. Voor de ontwikkelingslocaties geldt dat deze niet leiden tot wijziging en/of aantasting van cultuurhistorisch waardevolle elementen. Cultuurhistorie wordt dus niet bedreigd door uitvoering van onderhavig bestemmingsplan. 5.4.2 Archeologie Met de beleidsnota cultuurhistorie geeft de gemeente Tiel aan te streven naar een gebiedsgerichte benadering met archeologie als onderdeel van de cultuurhistorie. Zij wil de identiteit van de gemeente benutten en vanuit cultuurhistorisch perspectief versterken. De gemeente zorgt ervoor dat het archeologisch erfgoed volwaardig deel uitmaakt van het gemeentelijk beleid in het algemeen en de ruimtelijke ordening in het bijzonder. In dit kader is een beleidsadvieskaart archeologie opgesteld, waarvan hieronder een uitsnede is weergegeven. Het doel van deze kaart is de archeologische verplichting te reguleren op basis van archeologische verwachtingen en de aanwezigheid van bekende archeologische waarden. De mate en noodzaak tot onderzoek hangt daarmee af van de verwachte kans op het voorkomen op archeologische relicten in de bodem.
Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Tiel; Archeologische waarden- en verwachtingenkaart.
90
De beleidsadvieskaart is vertaald in een paraplubestemmingsplan specifiek voor het aspect archeologie. De regeling uit het parapluplan is in dit bestemmingsplan overgenomen. Uit de beleidsadvieskaart blijkt dat in het grootste deel van het plangebied sprake is van een hoge archeologische verwachtingswaarde (okergele arcering). Aan de zuid- en westzijde, direct aangrenzend aan het gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde, heeft het plangebied over een smalle strook een middelmatige archeologische verwachtingswaarde (lichtgele arcering). Ter plaatse van de zone '(vroeg-) Middeleeuwse bewoningskernen Zandwijk en Westeroijen' en de omringende zone 'historische dorpskernen met laat-Middeleeuwse bewoning' is sprake van vindplaatsen en terreinen (maar zonder monumentale status). Het plangebied ter hoogte van de bedding van de Doode Linge (blauwe/ grijze arcering), ten noorden en oosten van de oude binnenstad, heeft een lage archeologische verwachtingswaarde, met een verhoogde kans op het aantreffen van een specifieke archeologische dataset (natte archeologie). Voor locaties met een hoge en middelhoge verwachtingswaarden staat het streven naar behoud in de huidige staat centraal. Bodemingrepen dieper dan de huidige bouwvoor/verstoringsdiepte (circa 30 cm –mv) moeten worden vermeden. Indien dit niet 2 mogelijk is, is bij bodemingrepen groter dan 500 m bij een hoge waarde respectievelijk 2 5.000 m bij een middelmatige waarde voorafgaand aan ruimtelijke planvorming archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voor het gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde, maar met een verhoogde kans op het aantreffen van een specifieke archeologische dataset (natte archeologie), is streven naar behoud in de huidige staat niet vereist. Bij bodemingrepen 2 groter dan 10.000 m en dieper dan de huidige bouwvoor/ verstoringsdiepte (circa 30 cm –mv) moeten de werkzaamheden archeologisch begeleid worden. Ter plaatse van de zone '(vroeg-) Middeleeuwse bewoningskernen Zandwijk en Westeroijen' en de omringende zone 'historische dorpskernen met laat-Middeleeuwse bewoning' moeten bodemingrepen dieper dan de huidige bouwvoor/ verstoringsdiepte (circa 50 cm –mv) worden vermeden. Indien dit niet mogelijk is, is bij bodemingrepen 2 2 groter dan 30 m respectievelijk 100 m , voorafgaand aan ruimtelijke planvorming archeologisch onderzoek noodzakelijk. De bovenstaande verwachtingswaarden zijn op de verbeelding en in de regels vertaald in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2 t/m 6', waarbij Waarde Archeologie 2 staat voor het gebied met de hoogste verwachtingswaarden en Waarde Archeologie 6 voor het gebied met de laagste verwachtingswaarde. In de regels van de dubbelbestemming is opgenomen dat archeologisch onderzoek moet worden gedaan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen.
91
Conclusie Omdat voorliggend bestemmingsplan voor een groot deel een conserverend karakter heeft en hiermee niet voorziet in ontwikkelingen waarvoor de grond wordt geroerd, hoeft voor een groot deel van het plangebied geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Desondanks zijn de gronden die archeologische waarden kunnen bezitten in dit bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming. Hiermee is de bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden gewaarborgd. Het parapluplan heeft hierbij als uitgangspunt gediend. Ter plaatse van de ontwikkelingslocaties is overwegend sprake van een hoge archeologische verwachtingswaarde. Nader onderzoek naar archeologische waarden is dan ook noodzakelijk. Voor de locaties waaraan een wijzigingsbevoegdheid is toegekend, moet de haalbaarheid van de ontwikkeling in ieder geval in het op te stellen wijzigingsplan zijn aangetoond.
5.5
Flora en fauna
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met natuurwetgeving, zoals aangegeven in paragraaf 3.1. Binnen de natuurwetgeving wordt onderscheid gemaakt in bescherming van soorten en bescherming van gebieden. Soorten en hun directe leefomgeving worden beschermd door de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet draagt zorg voor bescherming van de Natura 2000-gebieden, daarnaast is er het beschermingskader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Indien de kans bestaat dat ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op beschermde inheemse flora en fauna, Natura 2000-gebieden of de EHS, dienen dergelijke plannen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en het beleidskader voor de EHS. 5.5.1 Bescherming van gebieden Een deel van het plangebied ligt binnen een natura 2000-gebied en de EHS, namelijk het buitendijkse gebied. Het betreft de helling van de Echteldse dijk en de monding inclusief oevers van het Amsterdam-Rijn Kanaal. Met uitzondering van het bestaande radarstation van Rijkswaterstaat geldt voor dit hele gebied de bestemming Groen dan wel Water, waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Bovendien heeft dit gebied de dubbelbestemming “Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed”. De gronden binnen deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden, en bouwen is enkel mogelijk indien er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de aantasting van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden zo gering mogelijk is. In het overige deel van het plangebied zijn geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een negatief effect kunnen hebben op de waarden van het natura 2000-gebied / de EHS in het buitendijkse gebied. Het bestemmingsplan Tiel Oost is voor een groot deel conserverend van aard, dit betekent dat ter plaatse geen sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt betreffen vooral kleinschalige woningbouwlocaties en enkele andere
92
kleinschalige ontwikkelingen die, mede gezien hun afstand tot het natura 2000-gebied / de EHS, geen effect hebben op dat gebied of de daar aanwezige natuurwaarden. Conclusie Zowel directe als indirecte negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) worden niet verwacht. Dit aspect staat realisering van het bestemmingsplan niet in de weg. 5.5.2 Bescherming van soorten Bij het maken van een bestemmingsplan moet beoordeeld worden of er vanuit de bepalingen van de Flora- en Faunawet belemmeringen aanwezig zijn voor de realisatie van het plan. Indien bijlage lV soorten en/of vogels aan de orde zijn, moet overtreding van de Flora- en faunawet worden voorkomen door het van tevoren treffen van zogenaamde mitigerende maatregelen. Dit zijn maatregelen die zijn gericht op het voorkomen van schadelijke effecten aan de betreffende soort. In dit kader is voor de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt het noodzakelijke ecologisch onderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van deze onderzoeken zijn als bijlagen bij deze toelichting gevoegd. De conclusies zijn hieronder kort samengevat. Integrale onderzoeken Tiel-Oost In het kader van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan zijn enkele integrale ecologische onderzoeken uitgevoerd voor het grootste deel van het plangebied, om een beeld te krijgen van (mogelijk) aanwezige beschermde soorten in Tiel-Oost. Het betreft de volgende onderzoeken: -
Quickscan natuurwaarden onderzoeksgebied Stationsgebied en Tiel-Oost te Tiel, Staro, 2008, bijlage 23.
In de Quickscan wordt geconcludeerd dat in het plangebied mogelijk verschillende
beschermde soorten van de Flora- en faunawet voorkomen. Nader onderzoek naar wilde marjolein, vleermuizen, holenbroeders, rugstreeppad, bermpje en kleine modderkruiper moeten worden uitgevoerd (dit is gebeurd in de hiernavolgende onderzoeken). -
Quickscan Flora- en faunawet gemeente Tiel (concept), Arcadis, 15 aug 2008, bijlage 24. In deze Quickscan wordt geconcludeerd dat in het plangebied beschermde soorten van de Flora- en faunawet voorkomen, en dat schade waarschijnlijk grotendeels kan worden voorkomen door het treffen van maatregelen. Er worden mogelijk verbodsbepalingen overtreden t.a.v. kleine zoogdieren en amfibieën van tabel 1, waarvoor echter een algemene vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Er moet bij concrete plannen / projecten waarschijnlijk voor sommige soorten (o.a. vleermuizen) uitgebreid veldonderzoek plaatsvinden.
93
-
Flora, vogels, rugstreeppad en vleermuizen in Tiel, rapportage inventarisatie Tiel-Oost en Tiel-stationsgebied, Staro, oktober 2009, bijlage 25. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat in het onderzoeksgebied geen wilde marjolein of rugstreeppad voorkomt. Op een aantal plaatsen zijn (jaarrond beschermde) nesten van gierzwaluwen waargenomen. Steenuil en Buizerd zijn waargenomen, vermoed wordt dat de (eveneens jaarrond beschermde) nesten van deze soorten in de omgeving of aan de rand van het plangebied aanwezig zijn. Ontwikkelingen naar stedelijk gebied op het Vijverterrein zijn daarom in strijd met de Flora- en faunawet, en er zal vóór ontwikkeling duidelijk moeten worden welk gebied de steenuil gebruikt als territorium. Er zijn meerdere soorten vleermuizen waargenomen, van Laatvlieger en gewone dwergvleermuis zijn verblijfplaatsen aangetroffen. Ruimtelijke ingrepen in de fourageergebieden hiervan hebben geen invloed op de populaties, voor ingrepen waarbij de verblijfplaatsen verloren gaan (sloop gebouwen) is mitigatie en compensatie noodzakelijk. -
Nader onderzoek beschermde soorten stadsontwikkelingsgebied Tiel, De Groene Ruimte, 19 oktober 2009, bijlage 26. In dit nader onderzoek naar specifieke soorten zijn wilde marjolein, bermpje, kleine modderkruiper en rugstreeppad niet aangetroffen in het onderzoeksgebied, maar de aanwezigheid van bermpje en modderkruiper kan niet worden uitgesloten. Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels zijn wel vastgesteld. Op de bijgevoegde kaarten is te zien dat beschermde soorten met name in de groene zones langs de rand van het plangebied zijn waargenomen. Herinrichting Vogelbuurt Voor de herinrichting van de Vogelbuurt, waaronder de sloop en nieuwbouw van een aantal woningen, is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Maatregelen beschermde fauna Vogelbuurt Tiel, Tauw, 5 januari 2012, bijlage 27) naar het voorkomen van de huismus, gierzwaluw en vleermuizen in de Vogelbuurt. Hierbij zijn in de te slopen woningen verblijfsplaatsen van huismus en gierzwaluw waargenomen. In het onderzoek zijn tevens de benodigde mitigatiemaatregelen beschreven. De beschreven maatregelen zijn voldoende om negatieve effecten te minimaliseren en om de lokale gunstige staat van instandhouding van de soorten te behouden. Spoorsingel Voor de nieuwe watergang aan de rand van latenstein (Spoorsingel) is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Quickscan nieuwe watergang in de gemeente Tiel, bureau Viridis, april 2009, bijlage 28). Uit de in deze quick scan verzamelde gegevens blijkt dat er twee beschermde soorten voorkomen die nadelige gevolgen van de werkzaamheden kunnen ondervinden, nl. de kleine modderkruiper en de roek. Tevens worden mitigatiemaatregelen beschreven, welke voldoende zijn om negatieve effecten te minimaliseren en om de lokale gunstige staat van instandhouding van de soorten te behouden. Kantoorontwikkeling Westroijen Voor het gebied aan de doorgetrokken Laan van Westroijen is in eerste instantie een Quickscan uitgevoerd (Quickscan Doortrekken Laan van Westroijen, Tauw, 7 januari
94
2011, bijlage 29), waarin is geconcludeerd dat aanvullend onderzoek noodzakelijk is naar vleermuizen. In aanvullend onderzoek (Quickscan Bouw kantorencomplex Laan van Westroijen, Tauw, 10 februari 2011, bijlage 30) wordt geconcludeerd negatieve effecten op de vliegroute van de Gewone dwergvleermuis door de beoogde ingreep niet kunnen worden uitgesloten, en dat aanvullend onderzoek nodig is. In dat onderzoek (Vleermuisonderzoek kantoren Laan van Westroijen, Tauw, 8 augustus 2011, bijlage 31) is geconcludeerd dat er geen verblijfsplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen en dat negatieve effecten op verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden door de beoogde werkzaamheden kunnen worden uitgesloten als er nieuwe bomen(rijen) (met een donkere zone) langs de aan te leggen waterberging en door te trekken weg worden aangeplant. Deze bomen zijn inmiddels aangeplant. Nieuwbouw Prins Willem Alexanderschool Voor de nieuwbouwplannen van de school is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Soortgericht onderzoek en mitigatie P.W.A.school Tiel, Tauw, 6 februari 2013, bijlage 32) waarin is geconcludeerd dat ter plaatse enkele nesten van de huismus aanwezig zijn. Daarbij is geconcludeerd dat mitigerende maatregelen mogelijk zijn waardoor overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen. De beschreven maatregelen zijn voldoende om negatieve effecten te minimaliseren en om de lokale gunstige staat van instandhouding van de soort te behouden. Hoogendijkstraat (De Boomgaard) Voor de woningbouwplannen aan de Hoogendijkstraat is ecologisch onderzoek uitgevoerd (Quickscan natuurwetgeving woningbouwlocatie Hoogendijkstraat te Tiel, Grontmij, 16 maart 2009, bijlage 33; Vleermuisonderzoek Hoogendijjkstraat te Tiel, Ecochore natuurtechniek, september 2007, bijlage 34), waarbij is geconcludeerd dat geen beschermde soorten aanwezig zijn die de bouwplannen in de weg staan. Zie verder de ruimtelijke onderbouwing in bijlage 4. Fabriekslaantje 17-21 De locatie Fabriekslaantje 17-21 is momenteel een braakliggend perceel zonder bebouwing of begroeiing, grotendeels verhard met betonplaten. De locatie is in zijn huidige staat (geen bebouwing aanwezig) ongeschikt als verblijfplaats voor de in de omgeving voorkomende soorten huismus, gierzwaluw en vleermuis. Geconcludeerd kan worden dat er geen beschermde soorten aanwezig zijn die de ontwikkeling in de weg staan. Fabriekslaantje (watertoren) Voor de herontwikkeling van de watertoren aan het fabriekslaantje is ecologisch onderzoek uitgevoerd (Vleermuisonderzoek watertoren Tiel, De Groene Ruimte, 13 januari 2012, bijlage 35). Op basis van het onderzoek is vastgesteld dat er vaste winterverblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis in de watertoren aanwezig zijn. Andere soorten vleermuizen worden niet verwacht. Met een op de situatie toegesneden ecologisch werkprotocol kan worden voorkomen dat verstoring optreedt, zowel tijdens als na de werkzaamheden. Daarmee kan overtreding van de Flora- en faunawet worden voorkomen.
95
Meeslaan naast nr.1 Voor het woningbouwplan aan de Meeslaan is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Quickscan flora en fauna locatie Meeslaan Tiel, IJzerman advies, 13 juli 2012, bijlage 36). Hierbij zijn geen (strikt) beschermde soorten aangetroffen en worden deze gezien het ontbreken van een geschikt biotoop ook niet verwacht. Hogeweidseweg De woningbouwlocatie aan de Hogeweidseweg betreft een braakliggend perceel zonder bebouwing of begroeiing. De locatie is in zijn huidige staat (geen bebouwing aanwezig) ongeschikt als verblijfplaats voor de in de omgeving voorkomende soorten huismus, gierzwaluw en vleermuis. Geconcludeerd kan worden dat er geen beschermde soorten aanwezig zijn die de ontwikkeling in de weg staan. Wijzigingsbevoegdheden Voor de overige locaties met een wijzigingsbevoegdheid wordt ten tijde van het opstellen van de wijzigingsplannen ecologisch onderzoek uitgevoerd, voor zover dit gelet op de ontwikkeling noodzakelijk is. De haalbaarheid moet immers in het wijzigingsplan worden aangetoond. Conclusie In het plangebied Tiel-Oost zijn enkele beschermde soorten aanwezig op plekken waar ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Middels mitigerende maatregelen kunnen negatieve effecten van deze ontwikkelingen op de instandhouding van de betreffende soorten en daarmee overtreding van de Flora en faunawet worden voorkomen. De Flora en Faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
5.6
Verkeer & parkeren
5.6.1 Verkeer Het bestemmingsplan biedt ruimte aan de realisatie van nieuwe infrastructuur in het plangebied Tiel-Oost. Tiel ontwikkelt zich immers verder door als een stad met een regionale functie. De diverse ruimtelijke ontwikkelingen die in dit kader op stapel staan, waaronder de herontwikkeling van de stationsomgeving, het retailpark Latenstein en de ontwikkeling van het Vijverterrein als woongebied, hebben een groeiende mobiliteitsbehoefte tot gevolg. Negatieve effecten van het autoverkeer, in de vorm van luchtvervuiling, geluidsoverlast, barrièrewerking van hoofdroutes en verkeersonveiligheid, moeten waar mogelijk worden teruggedrongen. Het stimuleren van het gebruik van fiets en openbaar vervoer als alternatief voor de auto staat centraal. Om de bereikbaarheid van Tiel-Oost te kunnen waarborgen is de Laan van Westroijen doorgetrokken, komt er parallel aan het spoor een noordelijke invalsweg naar het westelijk deel van het centrum, vindt aanpassing plaats van de Latensteinse Rondweg en de Binnenhoek en wordt doorgaand snelverkeer op de Waalkade beperkt. Daarnaast wordt de realisatie van een fijnmazig netwerk van fietsroutes nagestreefd.
96
Er is voor de bestaande wegen inclusief aanliggende gronden (bermen, voet- en fietspaden) een ruime bestemming 'Verkeer' opgenomen zodat flexibeler met de inrichting van wegen kan worden omgegaan. Het bestemmingsplan maakt daarmee herinrichting en verbetering van de bestaande wegen direct mogelijk. Op deze manier kan de route Buitenbulkweg – Latensteinse Rondweg worden aangepast om te kunnen functioneren als ontsluitingsroute voor het oostelijke deel van Latenstein en het Vijverterrein. De reconstructie van de route Lokstraat-Binnenhoek als ontsluiting van de oostkant van het centrum (Santwijckse poort) en omliggende gebieden wordt eveneens op deze manier mogelijk gemaakt. Bovendien wordt hier op enkele plaatsen het profiel verbreed door het ter plaatse wijzigen van de woonbestemming in de bestemming 'Verkeer'. Hiermee is een goede ontsluiting van de in dit plan opgenomen woningbouwlocaties aan het Fabriekslaantje en de Prins Willem Alexanderschool mogelijk. Nieuwbouw Prins Willem-Alexanderschool De locaties "Bakkerstraat" en "Grotebrugse Grintweg" van de Prins Willem Alexanderschool worden samengevoegd in de nieuwbouw aan de Grotebrugse Grintweg, waardoor het aantal leerlingen daar toeneemt met circa 70. Hierdoor neemt het aantal auto's, fietsers en voetgangers van en naar de schoollocatie toe. In de huidige situatie is er één toegang tot het schoolplein. Die is gelegen aan het Fabriekslaantje, naast huisnummer 1-B02. Bij de nieuwbouw van de school worden twee toegangen tot het schoolplein en het schoolgebouw gerealiseerd. Daardoor worden de verkeersstromen van en naar de school (auto- en fietsverkeer, voetgangers) meer gespreid, over het Fabriekslaantje en de Grotebrugse Grintweg. a) autoverkeer De toename van het autoverkeer wordt geschat op enkele tientallen auto's, gespreid over de kruispunten Grotebrugse Grintweg-Binnenhoek en FabriekslaantjeSantwijcksepoort en geconcentreerd in korte perioden vóór aanvang van de school en na afloop van de lessen. De intensiteit van het autoverkeer op deze kruispunten blijft daarmee ruim onder de piekbelastingen op zaterdag. De kruispunten kunnen de beperkte toename van het verkeer als gevolg van uitbreiding van de school goed verwerken. Het Fabriekslaantje wordt daarnaast ter hoogte van de school heringericht waardoor er minder overlast van parkerende auto’s is en de verkeersafwikkeling wordt verbeterd. b) flankerende maatregelen Een deel van de schoolkinderen woont in het gebied ten westen van de Binnenhoek en moet deze hoofdroute dagelijks meermalen oversteken. Voor de veiligheid van de meest kwetsbare verkeersdeelnemers (fietsers en voetgangers, schoolkinderen) wordt een extra oversteekvoorziening aangelegd op de Binnenhoek, ter hoogte van het kruispunt met de Grotebrugse Grintweg.
97
Woningbouw Fabriekslaantje De bouw van 8 woningen op het perceel Fabriekslaantje 17-21 en 1 woning in de watertoren brengt een zeer beperkte toename van het autoverkeer ter plaatse mee. Hiervoor is, mede door de herinrichting van het Fabriekslaantje, voldoende capaciteit op het Fabriekslaantje en het kruispunt met de Binnenhoek, zoals hierboven aangegeven. Woningbouw Hoogendijkstraat (De Boomgaard) De woningbouwlocatie De Boomgaard wordt ontsloten via de Hoogendijkstraat / Betuwestraat en de Grotebrugse Grintweg. De Hoogendijkstraat en de Betuwestraat zijn erftoegangswegen die voornamelijk gebruikt worden door bewoners en bezoekers. Doorgaand verkeer is hier niet aanwezig vanwege het ontbreken van verbindingen met achterliggende straten. In de ontwerpberekening van woonstraten wordt rekening gehouden met het aantal verkeersbewegingen per woning. Conform landelijke richtlijnen worden per woning gemiddeld 5-7 gemotoriseerde verkeersbewegingen per dag gerekend. Aan de Hoogendijkstraat staan 23 woningen. Uitgaande van gemiddeld 6 bewegingen zijn voor deze straat 138 verkeersbewegingen per etmaal te verwachten. Voor de Betuwestraat (50 woningen) zijn dat 300 verkeersbewegingen. Voor de 37 woningen in het plan De Boomgaard wordt uitgegaan van 222 verkeersbewegingen die worden toegevoegd. Het aantal verkeersbewegingen in de Grotebrugse Grintweg bedraagt 234 (woningen) x 6 = 1404 motorvoertuigen. In principe is er vanuit Duurzaam Veilig geen maximumgrens gesteld aan de intensiteit van het autoverkeer. Als bovengrens wordt in de praktijk voor erftoegangswegen 50006000 motorvoertuigen per etmaal gehanteerd. Door de uitbreiding van 37 woningen blijft de intensiteit van het verkeer ruimschoots onder deze bovengrens. Ontwikkelingen Westroijen, Latenstein en Vogelbuurt De doortrekking van de Laan van Westroijen is al gerealiseerd en in dit bestemmingsplan opgenomen. Ook de al gerealiseerde aanpassing van de kruising Laan van Westroijen – Westroijensestraat heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het vergroten van de capaciteit van de (doorgetrokken) Laan van Westroijen. Daarnaast is in de plannen voor het Retailpark Latenstein ter plaatse een nieuwe weg ter vervanging van de huidige Bulkweg voorzien. Al deze maatregelen tezamen zorgen voor een goede, doorgaande ontsluitingsroute vanaf de A15 en de woongebieden in Tiel Noord naar het kantorenpark Westroijen, Latenstein en het toekomstige woongebied op het Vijverterrein en aansluitend Tiel-Oost. De projecten in deze gebieden die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt (kantoorontwikkeling Westroijen, werklandschap Latenstein en woningbouw in de Vogelbuurt) zijn daarmee goed ontsloten voor het verkeer. Bovendien worden hierdoor tevens de Grotebrugse Grintweg en Binnenhoek ontlast, hetgeen de milieukwaliteit en bereikbaarheid ter plaatse verbetert. Individuele woningbouwplannen De diverse individuele woningbouwplannen in dit bestemmingsplan hebben door hun geringe omvang (1 of 2 woningen) geen merkbare invloed op de verkeersstromen.
98
Aanleg spoorparallel De aanleg van de parallelweg langs de spoorbaan richting de westkant van het centrum en het stationsgebied wordt niet direct in het bestemmingsplan opgenomen, maar geregeld door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de gronden binnen de bestemming 'Verkeer - Rail' wijzigen in de bestemming 'Verkeer'. Met voornoemde infrastructurele ingrepen is gewaarborgd dat de verkeersaantrekkende werking van diverse ontwikkelingen in Tiel-Oost, die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, in voldoende mate kan worden opgevangen. 5.6.2 Parkeren Voor wat betreft het aspect parkeren moet bij de ontwikkelingslocaties voldoende ruimte worden geboden aan parkeergelegenheid. Het uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte als gevolg van een ontwikkelingslocatie binnen die locatie, ‘op eigen terrein’, wordt opgevangen. Parkeernormen worden in Tiel geregeld in de Regeling Reserve Parkeerbijdrage (vastgesteld 17 maart 2010) en hoeven daarom niet in het bestemmingsplan te worden vastgelegd. Bij het berekenen van de parkeerbehoefte wordt uitgegaan van landelijke kengetallen, waarbij de gemeente Tiel in principe als parkeernorm hanteert het midden van de bandbreedtes die het CROW adviseert in de publicatie 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (publicatie 182)'. De bebouwde kom van Tiel valt daarbij in de stedelijkheidsklasse "matig stedelijk". Individuele woningbouwplannen Voor de individuele woningbouwplannen Fabriekslaantje (watertoren), Hogeweidseweg, Meeslaan en Lutterveldweg is voldoende ruimte om de parkeerbehoefte binnen de ontwikkelingslocatie op te vangen. Hoogendijkstraat (De Boomgaard) In het plan De Boomgaard worden 37 woningen gerealiseerd. Hiervoor zijn 67 parkeerplaatsen benodigd. Er worden in en om het plangebied 70 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd, waarmee dus voldoende parkeerruimte voor de ontwikkeling is gerealiseerd. Zie verder de onderbouwing in bijlage 4. Fabriekslaantje 17-21 Op de locatie Fabriekslaantje 17-21 worden naast een uitbreiding van de bestaande winkel 4 appartementen en 4 kleine grondgebonden woningen gerealiseerd. Uitgaande van de Tielse parkeernormen en de ligging in de schil / overloopgebied van het centrum worden voor deze locatie de volgende parkeernormen gehanteerd: Functie Uitbreiding winkel appartementen woningen Totaal
Opp. / aantal 2 140 m 4 4
2
Norm (per stuk / 100 m bvo) 1,3 1,4 1,4
99
Benodigd 1,8 pp 5,6 pp 5,6 pp 13,0 pp
De benodigde 13 extra parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd op grond direct tegenover de ontwikkelingslocatie. Op deze gronden wordt door dezelfde ontwikkelaar een woningbouwplan ontwikkeld, waarbij in de planvorming rekening is gehouden met het reserveren van de betreffende grond voor de benodigde parkeerplaatsen ten behoeve van het project Fabriekslaantje 17-21. Middels een overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelaar is dit vastgelegd. Kantoorontwikkeling Westroijen Op het perceel langs de doorgetrokken Laan van Westroijen wordt de realisatie van 2 kantoren met een maximaal bruto vloer oppervlak van 10.000 m mogelijk gemaakt. 2 Hiervoor zijn, uitgaande van de Tielse parkeernormen, 3,1 parkeerplaatsen per 100 m benodigd indien het kantoren met baliefunctie betreft, en 1,8 parkeerplaatsen per 100 2 m indien het kantoren zonder baliefunctie betreft (ligging in de “rest van de bebouwde kom”). Er zijn dus maximaal 310 parkeerplaatsen benodigd. Hiervoor is op het perceel voldoende ruimte aanwezig, mede gezien het feit dat van het totale bestemmingsvlak, dat gebruikt mag worden voor parkeren, slechts 30% bebouwd mag worden. Bovendien is het door de toegestane bouwhoogte mogelijk om, indien nodig, parkeerruimte onder het gebouw te realiseren. Herinrichting Vogelbuurt Naast het vervangen van 24 woningen door 36 (deels gestapelde) woningen en het realiseren van een waterplein is het realiseren van meer parkeerruimte een belangrijk onderdeel van het herinrichtingsproject Vogelbuurt. Hiervoor zijn de straten in de buurt opnieuw ingericht, hetgeen heeft geresulteerd in de realisatie van 98 extra parkeerplaatsen in de wijk, waarvan 31 extra parkeerplaatsen in de directe omgeving van de nieuwe woningen. In totaal worden 24 grondgebonden woningen gesloopt en 12 grondgebonden en 24 gestapelde woningen herbouwd. In totaal is er dus een toevoeging van 12 woningen. Uitgaande van een parkeernorm van 1,8 zijn hiervoor 22 extra parkeerplaatsen benodigd. Gezien het aantal extra parkeerplaatsen die in de wijk worden gerealiseerd is dit ruim voldoende. Gezien het feit dat 31 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd, kan worden geconcludeerd dat de parkeerbehoefte van de nieuwe woningen voldoende wordt opgevangen. Nieuwbouw Prins Willem-Alexanderschool De nieuwbouw van de Prins Willem Alexanderschool aan de Grotebrugse Grintweg omvat de samenvoeging van twee locaties en daardoor uitbreiding van het aantal klassen en leerlingen. Daardoor stijgt de parkeerdruk in de directe omgeving van de school, enerzijds door toename van haal- en brengverkeer, anderzijds doordat meer leerkrachten werkzaam zijn. Op basis van de Tielse parkeernormen, zoals vastgesteld door de Raad op 17 maart 2010, is de parkeerbehoefte voor medewerkers van de bestaande school zes parkeerplaatsen. Als gevolg van de uitbreiding van de school neemt dit aantal toe tot 10 parkeerplaatsen.
100
Het college heeft op 23 mei 2012, op basis van het raadsbesluit van 9 november 2011, besloten in het gebied rondom de Prins Willem Alexanderschool een vorm van vergunninghoudersparkeren in te voeren. Daarbij is het beleid erop gericht, om werknemers in en rondom de binnenstad in beginsel parkeervergunning te verlenen op één van de parkeerterreinen buiten de binnenstad. Slechts bij hoge uitzondering wordt vergunning verleend om nabij het bestemmingsadres te parkeren. Docenten vallen hier niet onder. Zij komen in aanmerking voor een parkeervergunning op de Waalkade. In de directe omgeving van de school vallen door deze maatregel zes parkeerplaatsen vrij. Deze kunnen voor halen en brengen worden gebruikt. Door de toename van het aantal leerlingen neemt de behoefte aan plaatsen voor halen 1 en brengen toe van 13 in de huidige situatie tot 21 plaatsen in de nieuwe situatie. In de directe omgeving van de school wordt in de behoefte aan haal- en brengplaatsen voorzien door: het vrijvallen van zes parkeerplaatsen voor medewerkers (zie boven); de inrichting van 15 parkeerplaatsen voor halen en brengen van leerlingen. Om het optimale gebruik van de parkeerplaatsen op het Fabriekslaantje en de Grotebrugse Grintweg te sturen worden twee ingangen naar het schoolplein gerealiseerd: één aan de zijde van de Grotebrugse Grintweg, in beginsel bestemd voor de onderbouw één aan de zijde van het Fabriekslaantje, in beginsel vooral bestemd voor de bovenbouw. Op het terrein van de school worden 190 stallingsplaatsen gerealiseerd en in standgehouden voor het stallen van alle fietsen van leerlingen en medewerkers van de school. Wijzigingsplannen De overige ontwikkelingslocaties met een parkeerbehoefte kunnen op basis van onderhavig bestemmingsplan enkel worden gerealiseerd op basis van een wijzigingsplan. Het betreft de bouw van enkele individuele woningen. De haalbaarheid voor het aspect parkeren is gezien de aard van deze ontwikkelingen naar verwachting geen probleem en zal, aan de hand van het concrete initiatief, in de op te stellen wijzigingsplannen worden aangetoond. Conclusie In de diverse ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt kan voldoende ruimte worden gerealiseerd om de parkeerbehoefte op te vangen. Dit aspect staat realisering van het bestemmingsplan daarom niet in de weg.
1
gebaseerd op de uitgangspunten die de raad op 17 maart 2010 heeft vastgesteld voor de berekening van
het aantal haal- en brengplaatsen bij scholen.
101
5.7
Duurzaamheid
In het Klimaatbeleidsplan 2010 - 2020 van de gemeente Tiel is aangegeven op welke manier de gemeente Tiel omgaat met klimaatverandering. Voor Tiel-Oost is dit onder meer meegenomen in het integrale waterscenario, zodat niet alleen de huidige waterproblematiek wordt aangepakt, maar ook nieuwe problemen in de toekomst zo veel mogelijk worden voorkomen. Regels met betrekking tot duurzame nieuwbouw zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en komen derhalve in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de orde. In het bestemmingsplan worden daarvoor geen regelingen opgenomen.
102
6
Juridische aspecten
6.1
Algemeen
6.1.1 Wat is een bestemmingsplan? Het gemeentelijke bestemmingsplan is een instrument waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat: • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en • de grondgebruiker geen functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang). Afgeleid van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden). Een bestemmingsplan regelt derhalve: • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen). en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor: • het bebouwen van de gronden; • het verrichten van werken (aanleggen). Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid. 6.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt 1. via een bestemmingsvlak: Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld, namelijk met een dubbelbestemming of een aanduiding; 2. via een dubbelbestemming: Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen;
103
3. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, een lettercode, et cetera. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/ of de bebouwing en/ of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben. 6.1.3 Hoofdstukindeling van de regels De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken: 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2); 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/ of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld; 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels; 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. 6.1.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de thans in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen onder de Wabo. Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning', 'aanlegvergunning', 'sloopvergunning' en 'ontheffing' zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'.
104
6.2
Dit bestemmingsplan
6.2.1 Algemeen Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. 6.2.2 Algemene bestemmingssystematiek Met onderhavig bestemmingsplan Tiel-Oost wordt voorzien in een uniforme juridischplanologische regeling voor het gebruik en de bouwmogelijkheden voor het stadsdeel Tiel-Oost. Het plan heeft voor een groot deel een beheersfunctie en daarmee een conserverend karakter. Dat wil zeggen dat het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke en functionele situatie voorop staat. Kleinschalige ontwikkelingen zijn binnen de bestaande functies mogelijk. Tevens is in enkele gevallen een bestaand bouwrecht overgenomen. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om een aantal plannen en projecten uit de vastgestelde gebiedsvisie Tiel-Oost en verzoeken voor o.a. de bouw van woningen te realiseren. Voor wat betreft het conserverende deel van het bestemmingsplan is de woonfunctie de overheersende functie. Het bestemmingsplan is erop gericht de bestaande woningen te behouden. Wijziging van de woonfunctie in een andere functie is daarom niet toegestaan. Wel mogen bestaande woningen worden uitgebreid of veranderd binnen stedenbouwkundig en milieukundig aanvaardbare grenzen. Daarnaast wordt belang gehecht aan het opheffen van hinder als gevolg van niet-woonfuncties in een rustige woonomgeving. Hiertoe zijn de betreffende hinderveroorzakende niet-woonfuncties, waaronder bedrijven, voorzien van strakke bouwgrenzen en waar nodig van een nadere aanduiding. Waar in woonbuurten niet-woonfuncties aanwezig zijn in panden die relatief eenvoudig (in zijn geheel) in gebruik zijn te nemen als woning, is een woonbestemming gegeven met een aanduiding voor de niet-woonfunctie. Daardoor kan in deze panden eenvoudig een omzetting van de niet-woonfunctie naar de woonfunctie plaatsvinden, waarmee een gewenste ontwikkeling wordt gefaciliteerd. Voor wat betreft het openbaar gebied (wegen, groen, water, et cetera) is gekozen voor een grote mate van flexibiliteit. Daarmee kan de inrichting van de openbare ruimte aangepast worden aan nieuwe ontwikkelingen en inzichten en wordt optimaal ruimte geboden aan projecten uit de Mobiliteitsvisie en de Wateropgave Tiel-Oost. Op Latenstein wordt in het (noord-) oostelijke deel een conserverende bestemming gehanteerd waarbij de bestaande bedrijvigheid positief wordt bestemd met ruime
105
bouwgrenzen. Daarbij wordt wel een verplichte zonering van bedrijfscategorieën toegevoegd, waarbij de vestigingsmogelijkheden van nieuwe zwaardere bedrijven wordt beperkt. Op een groot deel van Latenstein, waar de ontwikkeling van een werklandschap is voorzien, is een gemengde bestemming geïntroduceerd, waarin lichte bedrijvigheid naast een breed scala van passende andere functies wordt toegestaan. Aanwezige bedrijven met een meer milieubelastend karakter worden hier met een specifieke aanduiding ingepast. De ontwikkelingen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt volgen voor een belangrijk deel, zoals gezegd, uit de gebiedsvisie Tiel-Oost. Voor een gedeelte van deze ontwikkelingen is inmiddels de planologische procedure doorlopen (artikel 19 vrijstelling of een buitenplanse omgevingsvergunning), en deze ontwikkelingen zijn direct opgenomen in het bestemmingsplan. Ontwikkelingen waarvoor alle benodigde onderzoeken zijn uitgevoerd en kostenverhaal is geregeld worden in dit bestemmingsplan bij recht mogelijk gemaakt Daarnaast zijn enkele ontwikkelingen niet bij recht mogelijk gemaakt, maar door middel van een wijzigingsbevoegdheid. De reden hiertoe is dat de plannen op dit moment nog niet volledig zijn uitgekristalliseerd of dat kostenverhaal nog niet geregeld is. 6.2.3
Het bouwvlak als centrale aanduiding
6.2.3.1 Het bouwvlak als aanduiding Het bouwvlak is een bijzondere aanduiding. Deze aanduiding wordt doorgaans gebruikt om binnen een bepaalde bestemming aan te geven waar bepaalde bebouwing of bepaalde concentraties van bebouwing zijn toegestaan. De mate van bebouwing en de locatie binnen een bouwperceel bepalen in belangrijke mate de ruimtelijke uitstraling van het desbetreffende perceel. 6.2.3.2 Verhouding met het vergunningsvrij bouwen Op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geldt voor bepaalde categorieën van bouwwerken dat hiervoor geen omgevingsvergunning is vereist. Deze zijn opgenomen in bijlage II van het Bor. In vergelijking met het oude Besluit bouwvergunningsvrije en licht bouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) is de regeling met betrekking tot vergunningsvrije bouwwerken niet wezenlijk veranderd met uitzondering van één onderdeel. Op grond van het Bblb konden aan- en uitbouwen en 1 bijgebouwen uitsluitend vergunningsvrij worden gebouwd bij woningen. In het Bor is dit gewijzigd zodat dergelijke gebouwen vergunningsvrij kunnen worden gebouwd bij hoofdgebouwen in het algemeen. Hiermee blijft het vergunningsvrij bouwen dus niet beperkt tot de woonbestemming, maar geldt deze regeling ook voor een groot aantal andere bestemmingen. 6.2.3.3 Bouwvlakken in de bestemmingen van dit bestemmingsplan In het bestemmingsplan Tiel Oost kunnen de bestemmingen voor wat betreft bouwregels worden ondergebracht in de volgende categorieën:
106
a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. Buiten het bouwvlak zijn ook gebouwen (van beperktere omvang) toegestaan; b. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. Buiten het bouwvlak zijn geen gebouwen toegestaan; c. hoofdgebouwen zijn niet toegestaan. Ad a. De bestemmingen die tot deze categorie behoren zijn de bestemmingen 'Bedrijf', 'Maatschappelijk', 'Maatschappelijk - Woonzorginstelling', 'Verkeer – Rail', 'Wonen' en 'Wonen – Woonwagens'. Binnen deze bestemmingen mogen, naast de hoofdgebouwen binnen het bouwvlak, ook buiten het bouwvlak gebouwen worden gebouwd. In de bestemmingen 'Bedrijf' beperkt deze bebouwing zich tot bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning. Voor de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Maatschappelijk - Woonzorginstelling' en 'Wonen' geldt een algemene regeling voor bijgebouwen die bij hoofdgebouwen zijn toegestaan. Voor de bestemming 'Verkeer – Rail' geldt dat buiten het bouwvlak uitsluitend beperkte gebouwen ten behoeve van kunstwerken zijn toegestaan. Tot slot geldt voor de bestemming 'Wonen – Woonwagens' dat gebouwen buiten het bouwvlak zijn toegestaan, maar alleen daar waar een aanduiding hiervoor is opgenomen. Zoals besproken onder 6.2.3.2 geldt dat bij alle hoofdgebouwen vergunningsvrije bouwwerken mogen worden gebouwd. Ad b. De bestemmingen die tot deze categorie behoren zijn de bestemmingen 'Bedrijf Nutsbedrijf', 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met LPG', 'Bedrijventerrein', 'Detailhandel', 'Detailhandel - Detailhandel Perifeer 1', 'Dienstverlening', ‘Gemengd’, 'Gemengd - 3', 'Gemengd - 5', ‘Gemend – Werklandschap’, 'Horeca', 'Kantoor', 'Sport' en 'Woongebied'. Voor deze bestemmingen geldt dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Dit neemt echter niet weg dat vergunningsvrije bouwwerken ook binnen deze bestemmingen zijn toegestaan. Ad c. De bestemmingen die tot deze categorie behoren zijn de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Water'. Deze bestemmingen lenen zich niet voor een grote bebouwingsdichtheid. Op deze gronden mogen ook geen vergunningsvrije bouwwerken worden gebouwd omdat er geen sprake is van bouwen bij een hoofdgebouw. Dit laatste geldt overigens niet voor de bestemming 'Tuin', omdat de gronden binnen deze bestemming horen bij het hoofdgebouw van de aangrenzende woonbestemming. Binnen de bestemming 'Tuin' zijn wel erkers toegestaan bij de aangrenzende hoofdgebouwen evenals bijgebouwen, voorzover aangeduid op de verbeelding. 6.2.4 Wonen buiten de woonbestemming In dit bestemmingsplan is wonen, niet zijnde wonen in bedrijfswoningen, in meerdere bestemmingen buiten de woonbestemmingen toegestaan. Dit geldt voor de bestemmingen 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Horeca', 'Gemengd' en 'Gemengd - 3'.
107
Omdat er verschillende woonmogelijkheden gelden binnen deze bestemmingen is gekozen voor een gelijke systematiek voor deze bestemmingen. De basis van de systematiek wordt gevormd door het toestaan van wonen op de verdieping. Dit is het standaarduitgangspunt. Er geldt één afwijking op deze regel, namelijk voor gronden met de bestemming 'Gemengd – 3'. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan op zowel de begane grond als op de verdieping(en). Bestaande bedrijfswoningen zijn binnen de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein' en ‘Maatschappelijk’ toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, omdat wonen op een bedrijventerrein niet wenselijk is (zie paragraaf 4.1.1 voor een nadere toelichting). 6.2.5
Bestemmingen
Bedrijf De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor doeleinden van handel en bedrijf, in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage bij de regels is opgenomen. Bedrijven die niet binnen deze categorieën vallen zijn specifiek aangeduid op de verbeelding, het gaat hier om de volgende bedrijven: • een machinefabriek aan de Verlengde Spoorstraat 2, met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek'; • een garagebedrijf aan de Westroijensestraat, met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf'; Bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan met een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 m en een inhoud van maximaal 600 m³, met de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, Bevi-inrichtingen en vuurwerkbedrijven mogen niet worden gerealiseerd. Gebouwen mogen binnen deze bestemming uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Maximaal één bedrijfswoning is toegestaan per bedrijf en deze mag uitsluitend worden gebouwd waar dat op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven. De bestemming Bedrijf kent een afwijkingsbevoegdheid voor wat betreft de toegestane categorie van bedrijven op grond waarvan bedrijven in een hogere categorie kunnen worden gerealiseerd, mits de mate van hinder vergelijkbaar is met bedrijven in de categorieën 1 en 2. Daarnaast zijn enkele afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels opgenomen. Het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren is niet toegestaan. Bedrijf - Nutsbedrijf Het hoogspanningsverdeelstation aan de Wethouder Schootslaan is voorzien van de specifieke bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf'. Op de verbeelding is een ruim bouwvlak opgenomen met daarin een bebouwingspercentage van 60 %.
108
Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor de verkoop van motorbrandstoffen, inclusief bijbehorende, ondergeschikte nevenactiviteiten zoals detailhandel en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het vulpunt en overkappingen zijn aangeduid binnen deze bestemming. Bedrijventerrein Het oostelijke en noordoostelijke deel van het bedrijventerrein 'Latenstein', waar geen menging van functies is voorzien, is bestemd als Bedrijventerrein. De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor doeleinden van handel en bedrijf, waarbij de maximaal toegestane bedrijfscategorie is aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie ...'. Het uitgangspunt van de categorisering op Latenstein is dat in het (noord-) oostelijke deel, waar de bestemming ‘Bedrijventerrein’ geldt, bedrijven tot en met categorie 3.2 zijn toegestaan voorzover de nabijheid van woningen of woonwagens dit niet verhindert. Waar dat wel het geval is is gekozen voor een lagere categorie, uitgaande van de vereiste afstand tot de aanwezige woningen (inwaartse zonering). Dit betekent dat rondom een woning (niet zijnde een bedrijfswoning), binnen een afstand van 30 m uitsluitend bedrijven uit categorie 2 zijn toegestaan, en tot een afstand van 50 m uitsluitend bedrijven uit categorie 3.1. Bestaande bedrijven die (deels) niet binnen de ter plaatse toegestane categorieën vallen zijn specifiek aangeduid op de verbeelding. Ter plaatse van deze aanduiding zijn zowel bedrijven uit de aangeduide categorie toegestaan als het aangeduide bedrijf, teneinde de bestaande bedrijven niet weg te bestemmen. Als het bedrijf zijn activiteiten beëindigd is enkel een vergelijkbaar bedrijf toegestaan, of een bedrijf dat valt binnen de ter plaatse toegestane lagere milieucategorie. Indien een bedrijfsperceel binnen verschillende zones met toegestane categorieën valt geldt dat op het perceel de lichtste van die categorieën is toegestaan. De inwaartse zonering is met name toegepast langs de woningen aan de Oude Medelsestraat, die in het vigerende bestemmingsplan onder de overgangsbepalingen vielen. Aangezien het gebruik van deze woningen de afgelopen 23 jaar niet is beëindigd, en er geen plannen bestaan om de gronden als bedrijventerrein in gebruik te nemen, is in het voorliggende bestemmingsplan ervoor gekozen om de woningen conform het bestaande gebruik positief te bestemmen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven. Het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'. De bestaande bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn op de verbeelding aangeduid als 'bedrijfswoning'.
109
Geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven mogen niet worden gerealiseerd. Bevi-inrichtingen zijn ook niet toegestaan, tenzij anders aangeduid op de verbeelding. De bestemming Bedrijventerrein kent een afwijkingsbevoegdheid voor wat betreft de toegestane categorie van bedrijven op grond waarvan bedrijven in een hogere categorie kunnen worden gerealiseerd, mits de mate van hinder vergelijkbaar is met bedrijven in de maximaal toegestane bedrijfscategorie. Daarnaast zijn enkele afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels opgenomen. Het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren is binnen deze bestemming niet toegestaan. Perifere detailhandel 1 Op een klein deel in het noordwesten van het gebied met de bestemming ´Bedrijventerrein´, aansluitend op het geplande Retailpark, is de aanduiding ´detailhandel - detailhandel perifeer 1´ opgenomen, teneinde op deze gronden perifere detailhandel rondom het thema “in en om het huis en buitenleven” toe te staan, overeenkomstig de Detailhandelsnota Tiel en de bij de toelichting behorende bijlage 3 ´Werklandschap Latenstein, van idee naar bestemmingsplan´. Hiermee wordt een concentratie van perifere detailhandel aansluitend op het geplande Retailpark mogelijk gemaakt. Verenigingsleven Op het meest noordwestelijke deel van het gebied met de bestemming ´Bedrijventerrein´, aansluitend op het geplande Retailpark, is tevens de aanduiding ´verenigingsleven´ opgenomen, conform de bij deze toelichting behorende bijlage 3 ´Werklandschap Latenstein, van idee naar bestemmingsplan´. Hier kunnen, ter plaatse van de voormalige gemeentewerf, diverse verenigingen een plek vinden. Het maximaal toegestane aantal vierkante meters vloeroppervlak dat daarvoor gebruikt mag worden is beperkt in verband met de vanuit het externe veiligheidbeleid maximaal te verantwoorden aantallen aanwezige personen. Daarbij is een koppeling gelegd met het ter plaatse gerealiseerde oppervlak voor perifere detailhandel. Detailhandel De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel met op de verdieping(en) wonen, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen. Voor een gedeelte van het bestemmingsvlak voor Detailhandel aan de Grotebrugse Grintweg 156a is de aanduiding 'horeca' opgenomen, ter plaatse van deze aanduiding is zowel detailhandel toegestaan als horeca uit horecacategorie 1 en 2. Detailhandel - Detailhandel Perifeer 1 De voor ‘Detailhandel - Perifeer 1’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor perifere detailhandel rondom het thema “in en om het huis en buitenleven”. Het betreft uitsluitend het perceel Bulkweg 6, dat functioneel gezien deel zal gaan uitmaken van het te ontwikkelen Retailpark Latenstein. Het gaat daarbij om de volgende branches die vanwege de gevoerde formule een groot oppervlak nodig hebben:
110
• • • • • • • • • •
detailhandel in meubels en woninginrichtingsartikelen; detailhandel in keukens; detailhandel in badkamers / sanitair; bouwmarkten / detailhandel in doe het zelf artikelen en bouwmaterialen; tuincentra / detailhandel in tuinartikelen detailhandel in tenten en kampeerbenodigdheden detailhandel in diervoeders en dierbenodigdheden met een minimaal bruto 2 vloeroppervlak van 1.000 m ; detailhandel in bruin- en witgoed (electra) met een minimaal bruto vloeroppervlak 2 van 1.000 m ; detailhandel in rijwielen en bromfietsen en/of bijbehorende accessoires) met een 2 minimaal bruto vloeroppervlak van 1.000 m ; detailhandel in autoaccessoires met een minimaal bruto vloeroppervlak van 2 1.000 m .
In aanvulling op de bovenstaande functies zijn ook voorzieningen ten behoeve van de inrichting van het gebied rondom de detailhandelsfunctie toegestaan, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water, paden en wegen e.d. Dienstverlening De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor dienstverlenende bedrijven alsmede voor wonen op de verdieping. Onder dienstverlening wordt verstaan 'het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, reisbureaus, uitzendbureaus en bankkantoren met baliefunctie'. Gemengd Een pand op de hoek van de Grotebrugse Grintweg en de Binnenhoek is voorzien van de bestemming 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn meerdere functies toegestaan, zoals detailhandel (met uitzondering van perifere detailhandel), horeca van categorieën 1 en 2, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, ambachtelijke bedrijven, ateliers en galeries, en op de verdieping(en) wonen. Gemengd – Werklandschap Een groot deel van Latenstein heeft de bestemming ‘Gemengd – Werklandschap’. Hier is een menging van functies mogelijk, gebaseerd op het functieprofiel uit de bij deze toelichting behorende bijlage 3 “Werklandschap Latenstein, van idee naar bestemmingsplan”. Het betreft bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 en een groot aantal functies zoals verenigingen, sport, wellness, ontspanning en vermaak en welzijnsinstellingen. Daarnaast is op een deel van deze gronden, aangegeven middels een aanduiding, tevens perifere detailhandel 1 mogelijk. Bestaande bedrijven die niet binnen milieucategorie 1 of 2 vallen, en bestaande perifere detailhandel die niet binnen de aanduiding voor detailhandel perifeer-1 past, zijn specifiek aangeduid op de verbeelding. Ter plaatse van deze aanduiding zijn zowel bedrijven uit categorie 1 of 2 en de andere functies van de bestemming Gemengd-Werklandschap toegestaan als
111
het aangeduide bedrijf, teneinde de bestaande bedrijven niet weg te bestemmen. Indien het bedrijf zijn activiteiten beëindigd is enkel een vergelijkbaar bedrijf toegestaan, of een bedrijf dat valt binnen de bestemmingsbepalingen van deze bestemming. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven. Het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'. De bestaande bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn op de verbeelding aangeduid als 'bedrijfswoning'. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, Bevi-inrichtingen en vuurwerkbedrijven mogen niet worden gerealiseerd. Vanwege de hogedrukgasleiding die ten oosten van Latenstein / Vijverterrein loopt is op de percelen binnen een strook van 70 meter langs deze leiding de aanwezigheid van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), zoals gebouwen waarin minder zelfredzame of grote groepen personen aanwezig zijn, niet gewenst. Daarom is op de percelen binnen de bestemming Gemengd-Werklandschap in deze zone een aanduiding "specifieke vorm van gemengd – bevi" gelegd. Binnen deze aanduiding zijn de functies uit de bestemming Gemengd-Werklandschap die (mogelijk) als kwetsbaar object moeten worden aangemerkt uitgesloten. Daarbij is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om activiteiten die gezien de aard, grootte en aanwezigheidsduur van de aanwezige groepen personen zijn aan te merken als beperkt of niet kwetsbaar object na een expliciete afweging en risicoverantwoording wel te kunnen toestaan. De bestemming Gemengd-Werklandschap kent een afwijkingsbevoegdheid voor wat betreft de toegestane categorie van bedrijven op grond waarvan bedrijven in een hogere categorie kunnen worden gerealiseerd, mits de mate van hinder vergelijkbaar is met bedrijven in de maximaal toegestane bedrijfscategorie. Daarnaast zijn enkele afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels opgenomen. Gemengd - 3 De bestemming Gemengd - 3 is opgenomen voor het centrale gedeelte van het complex 'Binnenhoek'. In het gebied is een menging van diverse functies, waaronder wonen, detailhandel, dienstverlening en kantoren toegestaan, waarbij de functies door middel van aanduidingen strakker zijn bestemd dan in het vigerende plan. Het geldende bestemmingsplan Binnenhoek is namelijk een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan waar bij het opstellen nog veel onduidelijkheid bestond omtrent de uiteindelijke realisatie en invulling van de plannen. Omdat intussen het grootste deel van de plannen is gerealiseerd zijn de planologische mogelijkheden, zoals de bestemmings- en aanduidingsvlakken, meer toegespitst op de feitelijke situatie. Dit betekent dat een groot deel van de gebouwde woningen een bestemming wonen heeft gekregen, en de
112
overige functies slechts zijn toegestaan op de plekken waar ze nu aanwezig zijn, met uitzondering van een beperkte oppervlakte dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en sport waarvoor op grond van het geldende bestemmingsplan nog ruimte was. De begrenzing van deze functies is geregeld middels de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1 t/m 3. Gemengd - 5 De voor Gemengd - 5 aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren en bedrijven uit categorie 1 en 2, alsmede voor dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en ateliers, studio's en galerieën. Woningen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Groen De gronden binnen de bestemming Groen zijn bestemd voor groenvoorzieningen, alsmede voor waterhuishoudkundige doeleinden (zoals waterberging). Tevens mogen evenementen hier plaatsvinden en kunnen de gronden worden ingericht ten behoeve van speelvoorzieningen en jongeren ontmoetingsplaatsen. Gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van speelvoorzieningen, jongeren ontmoetingsplaatsen, waterhuishoudkundige doeleinden en nutsvoorzieningen. Horeca De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca. Binnen de bestemming Horeca is in algemene zin horeca uit horecacategorie 1 en 2 toegestaan (winkelondersteunende horeca en snackbars / restaurants). Een hogere horecacategorie (3 of 4) is uitsluitend toegestaan indien hiervoor een aanduiding is opgenomen op de verbeelding (dit komt in dit bestemmingsplan niet voor). Kantoor De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren, met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken. Onder meer het kantorenpark Westroijen is voorzien van deze bestemming, alsmede enkele verspreid voorkomende kantoren in Tiel-Oost. Ter plaatse van de nieuwe kantoorontwikkeling langs de doorgetrokken Laan van Westroijen is een bouwvlak opgenomen met een bouwregeling die specifiek is toegesneden op de ontwikkeling van kantoorbebouwing met een beperkt grondoppervlak en hoge, slanke bebouwing conform de stedenbouwkundige uitgangspunten voor deze locatie. Hiertoe is een bouwvlak met een maximum bebouwingspercentage van 60% opgenomen, waarbinnen twee bouwdelen met een 2 oppervlak van elk 450 m en een hoogte van 60 resp. 25 meter mogelijk zijn en de overige bebouwing maximaal 8 meter hoog kan worden. Maatschappelijk De gronden binnen de bestemming Maatschappelijk zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken.
113
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen worden gebouwd, zoals fietsenstallingen. Tussen de Nachtegaallaan en de Echteldsedijk is in het bestemmingsvlak de aanduiding 'verenigingsleven' opgenomen, teneinde te regelen dat hier uitsluitend verenigingsgebouwen zijn toegestaan. Op deze gronden is geen bebouwing opgericht, maar lag in het vigerende bestemmingsplan nog wel een vergelijkbare bestemming. Ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' is, in aanvulling op de toegestane maatschappelijke voorzieningen, ook een sporthal toegestaan. Maatschappelijk – Woonzorginstelling De gronden binnen de bestemming Maatschappelijk – Woonzorginstelling zijn bestemd voor woonzorginstellingen. Gelet op de ruime omschrijving van dit begrip in artikel 1, worden alle gronden waarbinnen op een structurele wijze wonen en zorg met elkaar worden gecombineerd ondergebracht in deze bestemming. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen (bijvoorbeeld fietsenstallingen) worden gebouwd. Deze bestemming kent een afwijkingsmogelijkheid ten aanzien van de toegestane bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen. Sport De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor sportieve doeleinden, zoals een sporthal of een fitnesscentrum. Tuin De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Op de gronden binnen deze bestemming mogen erkers bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd. Verkeer De gronden binnen de bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, evenementen en bijbehorende voorzieningen en bouwwerken. Teneinde flexibiliteit bij inrichtingsprojecten te creëren is in de bestemmingsomschrijving tevens opgenomen dat groenvoorzieningen en water / waterhuishoudkundige voorzieningen zijn toegestaan. Kleinschalige gebouwen mogen binnen de bestemming worden gebouwd. Verkeer - Rail De gronden binnen de bestemming Verkeer - Rail zijn bestemd voor spoorwegvoorzieningen, met de bijbehorende bouwwerken. Teneinde flexibiliteit bij inrichtingsprojecten te creëeren is in de bestemmingsomschrijving tevens opgenomen dat groenvoorzieningen en water / waterhuishoudkundige voorzieningen zijn toegestaan.
114
Water De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen. Voor de prins Bernhard-sluizen is een bouwregeling opgenomen op basis van het vigerende bestemmingsplan. Ter plaatse van de aanduiding 'sluis' zijn gebouwen met een maximum bouwhoogte van 50 m toegestaan, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximum hoogte van 50 m. Hiermee passen de bestaande sluistorens binnen de bepalingen van het bestemmingsplan. De ijsbaan aan de Laan van Westroijen is op de verbeelding aangeduid door middel van de aanduiding 'ijsbaan'. Hier zijn lichtmasten van maximaal 18 meter hoogte toegestaan. Wonen Binnen de bestemming Wonen komen woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis verbonden beroepen of bed&breakfast, voor. Uitsluitend de gestapelde woningen worden op de verbeelding middels een aanduiding aangegeven. Tevens zijn de gronden bestemd voor diverse functies. Deze functies zijn allemaal aangeduid op de verbeelding en hebben betrekking op: een tuincentrum, detailhandel, en (aan huis verbonden) bedrijven. Als uitgangspunt voor deze functies geldt dat de feitelijk aanwezige functies positief worden bestemd. Tevens zijn enkele ondergeschikte functies opgenomen op de verbeelding, te weten een onderdoorgang. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maatvoering van de hoofdgebouwen is opgenomen op de verbeelding, waarbij voor de goot- en bouwhoogte de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen. Voor een beschrijving van de bepaling van de goot- en bouwhoogte, de ligging (diepte) van de bouwvlakken, alsmede de ligging van de bestemming Tuin wordt verwezen naar paragraaf 4.1.1. De maatvoering en situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen is opgenomen in de regels. De situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woning is eveneens opgenomen in de regels, met dien verstande dat voor bijgebouwen bij gestapelde woningen geldt dat deze uitsluitend inpandig zijn toegestaan dan wel waar deze op de verbeelding met een aanduiding zijn aangegeven. Ook is in bijzondere situaties een aanduiding opgenomen voor bijgebouwen die zijn toegestaan op een afwijkende locatie dan op grond van de regels is toegestaan. Zoals aangegeven is naast de woonfunctie het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, aan-huisverbonden-bedrijf en/of bed & breakfast toegestaan. Ten aanzien van activiteiten aan huis wordt een onderscheid gemaakt in:
115
Aan-huis-verbonden beroep (beroep aan huis): het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend; Aan-huis-verbonden bedrijf (bedrijf aan huis): het verlenen van diensten en/ of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend; welke bedrijven zijn toegestaan bij bedrijf aan huis is weergegeven in bijlage 2: Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging. Bed & breakfast: het kleinschalig verlenen van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt in een woning, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning. De hierboven genoemde activiteiten zijn toegestaan indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Ter begrenzing hiervan is opgenomen dat de oppervlakte in ieder geval niet meer mag bedragen dan 50 m², dan wel 30 % van het vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bijgebouwen, en dat de bewoner het beroep of de activiteit uit dient te oefenen. Verder mogen deze activiteiten geen hinder opleveren voor de omgeving. Wonen - Woonwagens De voor Wonen - Woonwagens aangewezen gronden zijn bestemd voor woonwagens en/of woonwagenwoningen al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis gebonden beroep. Een woonwagen en/of woonwagenwoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maatvoering van de woonwagen / woonwagenwoning is opgenomen op de verbeelding. Aan- en uitbouwen mogen eveneens alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 38 m² mag bedragen. Woongebied Het terrein langs het fabriekslaantje is voorzien van de algemene bestemming 'Woongebied', waarbij voor de regeling is uitgegaan van de resterende bouwmogelijkheden uit het vigerende plan. Het voorgaande houdt in dat een algemene bouwregeling geldt waarbij de oppervlakte van de bebouwing wordt begrensd door een bebouwingspercentage.
116
Waarde – Archeologie 2 tot en met 6 Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen ter bescherming van de (potentiële) archeologische waarden in de grond. De inhoud van de artikelen is ontleend aan het Paraplu-bestemmingsplan Archeologie, welke is gebaseerd op de archeologische waardenkaart, zie paragraaf 5.4.2. In de archeologische dubbelbestemmingen zijn de specifieke archeologische waarden voor een deelgebied vertaald in een juridische regeling. Binnen de dubbelbestemming gelden beperkingen voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voor het uitvoeren van bepaalde grondroerende werken en werkzaamheden (zoals het afgraven van gronden). De dubbelbestemming maakt het mogelijk een archeologisch rapport te verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen of het uitvoeren van werken en werkzaamheden, en uit het rapport dient te blijken dat door de grondroerende werkzaamheden geen archeologische waarden worden aangetast. Een belangrijke uitzondering op de verplichting tot het overleggen van een archeologisch rapport geldt indien de oppervlakte van het gebouw niet groter is dan de in de bestemming aangegeven oppervlakte, of niet dieper gaat dan de aangegeven diepte. Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed Een gedeelte van het water in het Amsterdam - Rijnkanaal tot aan de Prins Bernhardsluizen is op basis van de beleidslijn grote rivieren aangemerkt als 'Stroomvoerend rivierbed'. In verband met deze status is de dubbelbestemming 'waterstaat - stroomvoerend rivierbed' opgenomen, waarin de beperkingen voortvloeiend uit de Beleidslijn grote rivieren zijn verwerkt. Tevens zijn deze gronden aangewezen ter bescherming van de voorkomende natuurwaarden. Waterstaat - Waterkering De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen ter bescherming van de waterkering (rivier- en kanaaldijk). Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde van beperkte omvang worden gebouwd. Tevens is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen om werken en werkzaamheden die mogelijk schadelijk zijn voor de waterkering te kunnen reguleren. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels en worden toegestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits dit geen onevenredige aantasting van de waterkering tot gevolg heeft. veiligheidszone – bevi 1 Deze gebiedsaanduiding is opgenomen in verband met de aanwezigheid van een bevi2 inrichting en een vervoersas van gevaarlijke stoffen. De zone ligt over de plaatsgebonden risicocontour rond het in het plangebied aanwezige lpg-vulpunt en langs de A15. Binnen deze zone zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan. De zone kan worden verwijderd bij wijziging van het plan indien de activiteiten van de bevi-inrichting zijn geëindigd.
117
Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan het bevoegde gezag afwijken van het voorgaande teneinde beperkt kwetsbare objecten toe te staan, met dien verstande dat toename van het aantal personen ten gevolge van het toestaan van deze functies dient te worden verantwoord en bij gelijk blijven of vermindering van het aantal personen de veiligheidssituatie niet mag verslechteren. geluidzone - industrie De geluidzone van de bedrijventerreinen Kellen en Medel kent een gedeeltelijke overlap met het plangebied aan de noordzijde. Binnen deze gebiedsaanduiding zijn geen geluidgevoelige bestemmingen toegestaan. wetgevingzone – wijzigingsgebied 1 De aanduiding wetgevingzone – wijzigingsgebied 1 heeft betrekking op de gronden langs de spoorbaan, welke kunnen worden gewijzigd in 'Groen', 'Verkeer' en 'Water' ten behoeve van de aanleg van een parallelweg langs de spoorbaan. Deze ontwikkeling is omschreven in paragraaf 4.2.7 van de toelichting. Alvorens de bestemming wordt gewijzigd zal onderzocht dienen te worden of de wijziging toelaatbaar is vanuit milieuoogpunt, met name op de gebieden geluid en luchtkwaliteit. wetgevingzone – wijzigingsgebied 2 De aanduiding wetgevingzone – wijzigingsgebied 2 heeft betrekking op de watertoren aan de Echteldsedijk, waarbinnen na wijziging 3 extra, gestapelde woningen kunnen worden toegestaan. Deze ontwikkeling is omschreven in paragraaf 4.2.16 van de toelichting. wetgevingzone – wijzigingsgebied 3 De aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' heeft betrekking op het voornemen om aan de Hoveniersweg nr. 3 twee woningen te realiseren. Deze ontwikkeling is omschreven in paragraaf 4.2.16 van de toelichting. wetgevingzone – wijzigingsgebied 4 De aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' heeft betrekking op het voornemen om aan de Grotebrugse Grintweg nr. 87 één woning te realiseren. Deze ontwikkeling is omschreven in paragraaf 4.2.16 van de toelichting. Algemene regels Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht, met uitzondering van de standaardregels over evenementen. De regeling ten aanzien van evenementen is gebaseerd op de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in bijlage 2, hoofdstuk 4, artikel 4, achtste lid van het Besluit omgevingsrecht. Voor de bestemmingen 'Verkeer', 'Groen' en 'Water' gelden geen beperkingen ten aanzien van evenementen.
118
6.3
Retrospectieve toets
Om in beeld te brengen waar verschillen bestaan tussen de geldende bestemmingen in het plangebied en het daadwerkelijk aanwezige gebruik, en hoe hiermee moet worden omgegaan, is tijdens de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan Tiel Oost een zogenaamde 'retrospectieve toets' uitgevoerd (retrospectieve toets, bijlage 1). De basis voor de retrospectieve toets is een inventarisatiekaart, waarop aangegeven is welke functie op een perceel aanwezig is. Op basis van deze inventarisatie heeft een vergelijking plaatsgevonden tussen de vigerende bestemmingssituatie, dus de situatie volgens het hiervoor geldende bestemmingsplan, en de feitelijke situatie. Hier kunnen veranderingen zijn opgetreden die door middel van een andere planologische procedure tot stand zijn gekomen, zoals binnenplanse vrijstellingen of een artikel 19 WRO-vrijstelling (oude Wet op de Ruimtelijke Ordening), er kan echter ook sprake zijn van planologisch strijdig gebruik (illegale situatie). In de bijlage is te zien waar zich strijdige situaties voordoen, waarbij is aangegeven wat de huidige bestemming is en wat de strijdigheid is. Per locatie wordt afgewogen hoe lang de situatie al zo is, of er hinder is en of de feitelijke situatie ook een gewenste situatie is. In dit overzicht is de conclusie opgenomen hoe daar mee om te gaan en op die manier is de situatie in dit bestemmingsplan opgenomen. Bij het uitvoeren van de retrospectieve toets zijn enkele uitgangspunten gehanteerd op basis waarvan is bepaald of een strijdige situatie wel of niet wordt ingepast. De volgende strijdige situaties worden in principe ingepast: • strijdig gebruik waarvoor een bouw- of gebruiksvergunning of vrijstelling is verleend. • strijdig gebruik dat langer dan 10 jaar aanwezig is en géén overlast oplevert dan wel passend is in de omgeving. • strijdig gebruik van gronden (met name restgroen) die door de gemeente aan aanliggende grondeigenaren zijn verkocht waarbij aannemelijk was dat deze bij de aanliggende bestemming zouden worden getrokken. • strijdig gebruik dat in vergelijking met het toegestane gebruik een aanzienlijke verbetering betekent met betrekking tot de in de omgeving gewenste functies. Strijdig gebruik dat minder dan 10 jaar aanwezig is, waarvoor geen vergunning is verleend en dat een grotere afwijking betekent ten opzichte van de in de omgeving gewenste functies dan de toegestane functies worden dus niet ingepast. Ten aanzien van strijdig gebruik op en rond woonwagenlocaties is de inpassing in het bestemmingsplan volgend op het in uitvoering zijnde woonwagenbeleid. Dit houdt in dat de situatie uit het geldende bestemmingsplan is overgenomen. Het verdient nog opmerking dat voor een groot gedeelte van Tiel-Oost geen bestemmingsplan vigeert (de zuidwestzijde van het plangebied) en dat dit gebied dus ook niet is meegenomen in de retrospectieve toets. Voor de percelen in dit gedeelte van het plangebied is de bestaande situatie als uitgangspunt voor de bestemming in het bestemmingsplan genomen.
119
6.3.1 Resultaat Uit de toets is gebleken dat op 30 locaties sprake is van een strijdige situatie. Deze locaties liggen met name langs de Grotebrugse Grintweg en op Latenstein. Toepassing van de hiervoor genoemde uitgangspunten heeft geleid tot het inpassen van de meeste strijdige situaties. In 13 gevallen is besloten om het strijdige gebruik niet in te passen.
120
7
Economische uitvoerbaarheid
Voorliggend bestemmingsplan heeft voor een groot deel een beheersfunctie en daarmee een conserverend karakter. Dit betekent dat ter plaatse de bestaande ruimtelijke en functionele situatie is vastgelegd en wordt behouden. Grootschalige ontwikkelingen zijn ter plaatse niet toegestaan. De kosten die met uitvoering van dit conserverend deel zijn gemoeid, hebben enkel betrekking op plankosten. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking. De economische uitvoerbaarheid van het conserverend deel wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond. In onderhavig bestemmingsplan is daarnaast een aantal ontwikkelingslocaties opgenomen. De meeste ontwikkelingen betreffen aanvragen voor de bouw van één of enkele woningen door private partijen. Er is geen reden om aan te nemen dat deze bouwplannen niet economisch haalbaar zijn. Voorzover er twijfels zouden kunnen bestaan bij de haalbaarheid, bijvoorbeeld ten gevolge van kosten voor vereiste bodemsanering (zie paragraaf 5.2.1.2), is door de gemeente een inschatting (berekening) van de haalbaarheid gemaakt aan de hand van de te verwachten kosten en opbrengsten. Hieruit is gebleken dat ook deze projecten economisch haalbaar zijn. De Wro verplicht tot het vaststellen van een exploitatieplan als sprake is van de realisatie van een bouwplan, zoals benoemd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit kader zijn voor de diverse bouwplannen die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt anterieure overeenkomsten afgesloten met de ontwikkelende partij. Met deze overeenkomsten zijn financiële afspraken zodanig vastgelegd, dat het verhaal van kosten anderszins is verzekerd. Voor de bouwplannen die via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt zal in het kader van het op te stellen wijzigingsplan kostenverhaal worden geregeld, hetzij via een exploitatieplan, hetzij via een anterieure overeenkomst. Op basis van voorgaande vervalt de noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan. Daarnaast zijn in dit bestemmingsplan enkele projecten opgenomen die door de gemeente Tiel worden gerealiseerd en waarvoor dus geen sprake is van kostenverhaal, zoals de verbreding van de Spoorsingel, de reconstructie van de Binnenhoek en de nieuwbouw van de Prins Willem Alexanderschool. Voor de uitvoering van deze projecten zijn toereikende budgetten gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.
121
8
Overleg en inspraak
8.1
Overleg
Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 aan alle relevante overheden en instanties toegestuurd. Daarop zijn 6 reacties ontvangen.die zijn samengevat en van een reactie voorzien in het bij deze toelichting als bijlage 2 gevoegde Eindverslag inspraak en overleg. Het vooroverleg heeft, naast enkele kleine wijzigingen en correcties (met name m.b.t. de aanwezige gas- en hoogspanningsleidingen), twee beleidsmatige wijzigingen tot gevolg gehad: • Naar aanleiding van het verzoek van de provincie om de Ecologische Hoofdstructuur in het plan op te nemen zijn enkele bepalingen aan de ter plaatse (buitendijks gebied) geldende dubbelbestemming 'Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed' toegevoegd waarmee daar met de aanwezige natuurwaarden rekening dient te worden gehouden. • Naar aanleiding van het verzoek van de Kamer van Koophandel om een minder strak planologisch kader ten behoeve van de ontwikkeling naar een werklandschap is in het ontwerp bestemmingsplan een bestemming ‘Gemengd-Werklandschap’ opgenomen op een groot deel van Latenstein;
8.2
Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 19 december 2011 tot en met 30 januari 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 40 inspraakreacties ontvangen, die eveneens zijn samengevat en van een reactie voorzien in het bij deze toelichting als bijlage 2 gevoegde Eindverslag inspraak en overleg. Ook deze reacties hebben in een aantal gevallen geleid tot het aanpassen dan wel aanvullen van verbeelding of regels, zoals aangegeven in het Eindverslag. Hierbij zijn de uitgangspunten van de retrospectieve toets, zoals genoemd in paragraaf 6.3 van deze toelichting, uitgangspunt geweest. De belangrijkste aanpassingen zijn: • In de inspraak zijn enkele strijdige situaties naar voren gekomen die in het voorontwerp niet geleid hebben tot een (juiste) positieve bestemming. Het college heeft besloten om die situaties waarvoor in het verleden een vergunning is verleend of die langer dan 10 jaar aanwezig zijn en geen overlast veroorzaken alsnog in te passen; • In de inspraak zijn daarnaast in het deel van Tiel Oost waar geen geldend bestemmingsplan voorhanden is enkele situaties naar voren gekomen die in het voorontwerp niet geleid hebben tot een juiste bestemming van het gebruik. Deze situaties zijn bestemd conform de feitelijke situatie, zoals overal waar geen geldend bestemmingsplan voorhanden is. • Daarnaast is in de inspraak gewezen op enkele feitelijk onjuiste of ontbrekende onderdelen van de verbeelding. Deze zijn gecorrigeerd resp. aangevuld.
122
t a a r t s n li k n a r F
Legenda Plangebied
aat r t ns i ankl Fr
(sb-gb)
specifieke vorm van bedrijf garagebedrijf
(sb-maf)
specifieke vorm van bedrijf machinefabriek
Bedrijf
(sbt-aan)
specifieke vorm van bedrijventerrein aannemersbedrijf
Bedrijf - Nutsbedrijf
(sbt-bvg)
specifieke vorm van bedrijventerrein bedrijfsverzamelgebouw
Bedrijf - Nutsvoorziening
(sbt-giv)
specifieke vorm van bedrijventerrein groothandel in verf
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
(sbt-mf)
specifieke vorm van bedrijventerrein metaalwarenfabriek
Bedrijventerrein
(sbt-slp)
specifieke vorm van bedrijventerrein sloopbedrijf
Plangebiedgrens
eg ndw i egr gs u ebr ot Gr
Bestemmingen
B
B-NB
B-NV
B-VM
BT
DH
5 A 1 weg ks j Ri
DH-DHP1
DV
Detailhandel
(sdh-auto)
specifieke vorm van detailhandel auto
Detailhandel - Detailhandel Perifeer 1
(sdh-dhp1)
specifieke vorm van detailhandel detailhandel perifeer 1
(sdh-mot)
specifieke vorm van detailhandel motoren
Dienstverlening
5 eg A 1 w ks j Ri
GD
GD-3
GD-5
GD-WL
5 eg A 1 w ks j Ri
G
G 5 eg A 1 w ks j Ri
H
oop l er Wat
Gemengd
(sgd-1)
specifieke vorm van gemengd - 1
Gemengd - 3
(sgd-2)
specifieke vorm van gemengd - 2
Gemengd - 5
(sgd-3)
specifieke vorm van gemengd - 3
Gemengd - Werklandschap
(sgd-aan)
specifieke vorm van gemengd aannemersbedrijf
Groen
(sgd-bevi)
specifieke vorm van gemengd - bevi
Horeca
(sgd-gr)
specifieke vorm van gemengd gebouwenreiniging
Kantoor
(sgd-ib)
specifieke vorm van gemengd installatiebedrijf
Maatschappelijk
(sgd-mr)
specifieke vorm van gemengd metaalrecycling
Maatschappelijk - Woonzorginstelling
(sgd-ob)
specifieke vorm van gemengd ovenbedrijf
Sport
(sgd-pi)
specifieke vorm van gemengd pindaindustrie
Tuin
(sgd-zc)
specifieke vorm van gemengd zandstralen en coaten
1 (vu)
V
K
B-VM WA M
eg kw l Bu
WA
M-WZI
[sba-1]
G 60
S 60 25
B-NV
T
(ijs) 4
V
Verkeer
(sw-1)
specifieke vorm van wonen - 1
Verkeer - Rail
(sw-2)
specifieke vorm van wonen - 2
Water
(sw-3)
specifieke vorm van wonen - 3
Wonen
(sw-gb)
8
(sbt-slp)
18
2b2g 2b t/m
V-R
21
14
17
K
18
S
11
2a 13
4 4
WA eg kw l u B
4,5
225
11
T
20 60
11
6
W
V-R
10
BT
(tc) W
14
2
W-WW
14 11
T
Wonen - Woonwagens
(sph)
sporthal
DH-DHP1
4,5
2
specifieke vorm van wonen garageboxen
8
WG
K
Woongebied
(tc)
tuincentrum
(vl)
verenigingsleven
(vu)
vulpunt lpg
en j oi r t an Wes Laan v 6
453 236
4
Dubbelbestemmingen
455
e D
457
4
m lo B
459
d r e g o o b
d er og bo el p Ap
461 463
W t a a tr s e s n e ij o tr s e
451
449 447
9
K 9
K
3
445
K 10a
443
n e ij o r t s e W
5
B-NV
n a a L
441
475
T
4
10
479 481
215
32 6
232 6
3010
10
213
[gs]
6
28
7
50
[gs]
gestapeld
Waarde - Archeologie 5
[ond]
Waarde - Archeologie 6
[sba-1]
onderdoorgang
specifieke bouwaanduiding - 1
n a la g l i W
G
W
112
T
24
199
10
6197
5
10
8 6
B-NV
(m)
195
610
521
193
4
4
2
W
20
T 6 1
533
3 10
5
L-H
537 556
G
2
539
4 560 550
6 562
548
WA
566
W
M t a a tr s e s n e ij o tr s e
540 538 534 536
2
532
6
T
6
(dh)
1a
10
10
T
185
10
15
4a
5
7
9 13
3
17
6
6 10
T
177
10
204 4,5 175
T
20
W
35
10
22 6
37
24 10
26
169
6
34
16 14
27
36
12
26
23
6
19
T
17
3 6
10
10
38
3
49 6 4
3
34 32
21
T
41
53
37 6 51
44
49 6
31
47
18
45
6
64 10
25
43
8
16
36
T
62
41
6
34 10
14
39 39
37
58
6
6
35
6
37 10
10
56
10
7
12
23 21
32
60
3
W
35
33 31
54
P la t a a n s t r a a t
52
15
26 24
5
4,5
36
W
25
10
42
32
g e lw e ll a r a P
49
W
30
6 10
36
19
45
24 5
28 17
e d e e w T
3
34 43 6
20
26 32
8d
24 10 6
8b 10
39 37
35
6
6
2
26 24
106a
16 6
31 6
10
125
6 12
K
4,5
4,5
26
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Tiel gehouden op
15
20
W
17
De griffier,
T
20
8
9
11
26
8
4,5
5
2
4,5
4
8
6
4,5 7
6
8
10
6 9
10
10
14 4,5
W
30
10
12
8
16
G
28
8
8
8
13
15
17
8
4,5
4,5
6 10
4,5 4,5
4,5
7
24
18
12
5
4,51 8
16
3
10 22
3
22
t a a r t s e ls e d e
1
6
4,5
5
12
6
7
21
7
23 12
M
6
6 10
10
60
2 18a
6
34
13
10
36
4,5
10
6
6 10
6
3
4
8
25
4
T
10 61
115
16
W
3
B-NV T
20 3
W e s t r
10
15
8 7
10
6
10
6
30
40
4,5
10
6
19
10 17
111
10
21 10
8
aan l Mees
15
12
6
66 6
4
2
T
23 68
23 59
6 113
14
25
38
6
10
2
63
4
117
6
18 10
6
27
20
27
6
29
7
6
5
10
6 10
6 2a
13
10
(sw-gb)
25
Ki evi t s t raa t
32
11
11
19
18
31
8
De voorzitter,
19
29 6
nr.
16
8
18
60
7
10
13
18
8
121 119
9
11
16
28
14
3
7 6
17
8
8
M
10
10
14
30
6 11
7
5
15
24
13
3
14
14
123
8
12 13
6
10
6
22
T
127
12
[gs]
10
18
33
10
10
14 13
90
129 6
6
16 28
10
20
18
30 10
15
22
6
6
10
12
t a a r t s ij o O
8a
t a a r t s s e b r e t s ij L
41
131
1
6
8c 10
133
22
10
10
11
T
10 9
W
26
10
15
135
7
8
42
10
10
38
10 21
6
B
W
9 6
17
2
7
8
4,5
19
6
9
6
47
162
10
137
11
40 10
23
6
28
6
6 10
32
H
10
30
13
8
34
8
4
5 6
38
1025
Blad 3
1
4
6
8
36
(sw-2)
Blad 4
4
6
164 6
Blad 1
2 3 4
408
139 15
4,5
8
46
6
6
Blad 2
2
44 4,5
141 8
17
44 6 34
10
32
46
27
89
10 78
4,5
48
27
143
10
19
54
29
34
12
21
10 48
29
4,5
31
6
3
1
T
33
1
147
6
76 66
10
1
58 56
W
36
74
10 82
4,552
6
10 145
6
72
4
T
(dh) 164a
10
64
80 6
50 8
6
14
60
149
38
7
62
6
4
6
sluis
6
37 10
168
40
16
39
8
16610
42
70
8
7
44
68
4,5
10
10
151
46
9
18
41
6
153
10
22
16
6
48
11
23
50 6
6
2a
13
25
10
3
1
10 8
10
17 28
27
31
3
2 6
20
4,5
5 3
(sl)
T
6
17010
T
10
43
10
10
6 4
45 10
35
50
3
3
30
7 6 155
19
29
33
3
maatschappelijk
57b
47
W
6
157
8
(m)
6
T
2
52
10
kamerverhuur
18
172
5
M a 3 g n o li a s t r a a t
27 38
10
T
54
7
12
29
159
3
14
40
10
66
3
159a
56 10
16
33
42
10
6
1
Lu gt en bu rg 174 st 4,5 ra at 8
10
6
9
18
3
10
22 20
12
6 159b
58
3
(kv) 57a
3
T
60
11
20
10 35
6
5
159c
2
ijsbaan
W
(sdh-auto)
T
49a
6
14
4
13
7
176 62
(ijs) 2
57
10
6
r e t s e e M
9
64
6
22
11
178
3
3
t a a r t s k T in R
10 13
180
10
horeca
51
66
24 39
6 WR-A4
55
26 24
14
15
46
6
5310
W
8
3
26
3
186
10
28
17
4,5
17
48
161A GD-5
50
6 15
12
(h) 2
6
30
1888
182
19
W
28 10
10
4,5
8
30 6
3 6
50
6
32
190
1
Ie p s t r a a t
3
23
43
6 8
16
25 45
W
52
10
27
52
20 4,5
3
1047
B-NV
36
18
10 29
36
2a (bw)
10
192
161
6
dienstverlening
54
3
20 31 6
7
5
33
detailhandel
(dv)
3
40
38
184
37
40
hartlijn leiding hoogspanningsverbinding
bedrijf tot en met categorie 3.2
2a
42
34
48
3
bedrijf tot en met categorie 3.1
gegevens GBKN 6 10
10
42
Gr ot eb ru gs eg ri nd we g
54
3
D
48
7 22
6 42 3
maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)
B
bedrijfswoning
(dh)
4
161B
9
24
3
3
53
56
n j li r o o p S
26
T
39
52
l ie T
8
56 10
T
46
W
10
46 48 50
58
10
11
28
41
maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)
6
6
44
6
3
44
19
60
40 2
13
L in d e st ra a t
m ij N
4 10
(bw)
10
T
30
42
6
B
6
M
194
6
32
43 10
wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
Verklaring
W
1988 196
38
6
T
15
51
6
B e u k s t r a a t
21
34
maximum aantal wooneenheden
Figuren
6
B-NV
4,5
10
36
163
60
10 36
4
Functieaanduidingen
4
8
6
49 3
38
40
n e g e
10
25
32
E
8
200 4,5
Ab ee ls tr aa t
6 29 10
34
wetgevingzone - wijzigingsgebied 3
(b=3.2)
165
2
30 32
28
W
3
1
167
4
28
47
30
maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)
202 4,5
45
10
B
D
171
8
41
43
24
A
10
(b=3.1) Sc ho ot sl aa n
8
12 173
39
22
(bw)
(bw) 8
We th ou de r
8
14
18
33
4,5 206
616
29
6
wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
maximum bebouwingspercentage (%)
D
A
179
T
31
14
an la el p p Pe
2
10 181
10
25
an La
wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
6
27
n va
1
6
8
20
maximum bouwhoogte (m)
12 (bw)
23
60
n je i ro t es W
B
183
19 21
6
veiligheidszone - bevi 1
(sdh-dhp1)
4
1b
1
20
216
8
6 11
2a
16
W
W 3
4,5 210
1
maximum goothoogte (m)
5
T
10 4
12
60
3
14
jn li r o o p S
10 60
7
3
A
GD-WL
B-NB
3 7218
214
6
geluidzone - industrie 7
212
10
W
542
8 220
189
W
106
544
4,5
187
8
564 546
maatvoeringsvlak
222
7
191
2
T
7
t a a tr ts o o rn e k k O
15
Maatvoeringaanduidingen
Gebiedsaanduidingen
9 (bw)
gemeente T I E L T 0344 637111 E gem eent e@ t i el . nl Iwww. t i el . nl
535 554
Waterstaat - Waterkering
3 224 7
Sper wers traa t
552
G
n aa gl il
5
20
517
WS-WK
(sgd-pi)
Lu tt er ve ld we g
519
531
(sw-1)
203
Leeuweriklaan
e p e n n e H
[gs] 515
529
specifieke bouwaanduiding overkapping
226 6
205
12
523
527
[sba-ok]
201
Ei kl aa n
e D
511
484
Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
14
15
513
W
16
6
525
WS-SR
(dh) 10
20
509
10
18
4
507
T
20
18
n a v
493
558
WR-A6
228
207
6
T
18
n e ls a m r e ld e G
15
497
486
Waarde - Archeologie 4
1a
6
Gr ot eb ru gs eg ri nd we g
499
491
482
bijgebouwen
22
20
480
[bg]
10
495
478
Waarde - Archeologie 3
11
24
489
476
WR-A5
209
503
474
Bouwaanduidingen
10
T
15
WR-A4
230 6
26
501
487
Waarde - Archeologie 2
(bw) 1
13
485
bouwvlak
10
211
W
WR-A3
Lu tt er ve l ds ed wa rs we g
34
477
483
Leiding - Hoogspanningsverbinding
3 7
217
2
505
219
36
7
8
L-HV
WR-A2
11
8
4
Bouwvlak
234
13
n a v
473
2 (bw) (bw)
10
(sw-gb)
d r e g o o b n e s r e K
Leiding - Hoogspanning
4
221
8
11
469
L-H
223
2
4
471
5
Leiding - Gas
8
6 12
467
B-VM n a la ik E
n ij rl o o p S
6 12
-
L-G
[sba-ok]
Ha ze la ar pl ei n
465
l ie T
1
2
9
n e g e m j i N
bestemmingsplan
Tiel-Oost schaal : 1:1000 bladnummer: 1 aantal bladen: 4 IDN: NL.IMRO.0281.BP00009-on01
datum: 04-03-2013 datum ondergrond:13-05-2011 status:
Ontwerp
N
n j i rl oo Sp
n ge me j Ni el Ti
Legenda Plangebied
(sb-gb)
specifieke vorm van bedrijf garagebedrijf
(sb-maf)
specifieke vorm van bedrijf machinefabriek
Bedrijf
(sbt-aan)
specifieke vorm van bedrijventerrein aannemersbedrijf
Bedrijf - Nutsbedrijf
(sbt-bvg)
specifieke vorm van bedrijventerrein bedrijfsverzamelgebouw
Bedrijf - Nutsvoorziening
(sbt-giv)
specifieke vorm van bedrijventerrein groothandel in verf
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
(sbt-mf)
specifieke vorm van bedrijventerrein metaalwarenfabriek
Bedrijventerrein
(sbt-slp)
specifieke vorm van bedrijventerrein sloopbedrijf
Plangebiedgrens 4 4
e gd en rl Ve
at ra st or o Sp
Bestemmingen
1
6
B
B-NB
t raa t ofs enh l e Ko
B-NV
G B-VM
11
V BT
WA DH
g we ks j Ri
235 233
A
DH-DHP1
G DV
specifieke vorm van detailhandel auto
Detailhandel - Detailhandel Perifeer 1
(sdh-dhp1)
specifieke vorm van detailhandel detailhandel perifeer 1
(sdh-mot)
specifieke vorm van detailhandel motoren
Dienstverlening
el Ti
GD
WA e t Gro
(sdh-auto)
5 1
n ge me j Ni n j i rl oo Sp
Detailhandel
weg nt i egr gs Bru
GD-3
5
GD-5
V
Gemengd
(sgd-1)
specifieke vorm van gemengd - 1
Gemengd - 3
(sgd-2)
specifieke vorm van gemengd - 2
Gemengd - 5
(sgd-3)
specifieke vorm van gemengd - 3
B GD-WL
Gemengd - Werklandschap
(sgd-aan)
specifieke vorm van gemengd aannemersbedrijf
Groen
(sgd-bevi)
specifieke vorm van gemengd - bevi
2
G
7
9
WA
H
Horeca
(sgd-gr)
specifieke vorm van gemengd gebouwenreiniging
Kantoor
(sgd-ib)
specifieke vorm van gemengd installatiebedrijf
Maatschappelijk
(sgd-mr)
specifieke vorm van gemengd metaalrecycling
Maatschappelijk - Woonzorginstelling
(sgd-ob)
specifieke vorm van gemengd ovenbedrijf
Sport
(sgd-pi)
specifieke vorm van gemengd pindaindustrie
Tuin
(sgd-zc)
specifieke vorm van gemengd zandstralen en coaten
11
e gd en rl Ve
20
13
WA
(bw)
M
t aa tr rs oo Sp
G 5 A 1 weg ks j Ri
K
G
M-WZI
S
WA (sb-maf) T
V
V-R
WR-A4 WA
(b=3.1)
WA
Verkeer
(sw-1)
specifieke vorm van wonen - 1
Verkeer - Rail
(sw-2)
specifieke vorm van wonen - 2
Water
(sw-3)
specifieke vorm van wonen - 3
Wonen
(sw-gb)
WR-A4 W
(sl)
W-WW
84 20
WG
4,5
Wonen - Woonwagens
Woongebied
(sph)
specifieke vorm van wonen garageboxen
sporthal
(tc)
tuincentrum
(vl)
verenigingsleven
(vu)
vulpunt lpg
82 8 60
80
(b=3.2)
4,5
10
Dubbelbestemmingen
78 8
BT
76
(vl)
L-G
T
Leiding - Gas
14
1
8 72
eg kw l Bu
70 68
W
66 4,5
g we lk Bu
8
B-NV
L-H
at ra st al na Ka
74
4,5
(sdh-dhp1)
1
L-HV
6
Bouwvlak
Leiding - Hoogspanningsverbinding
bouwvlak
10
3
648
2
Leiding - Hoogspanning
WR-A2
Waarde - Archeologie 2 Bouwaanduidingen
62 56
60
10
WR-A3
7
Waarde - Archeologie 3
[bg]
bijgebouwen
Waarde - Archeologie 4
[gs]
gestapeld
Waarde - Archeologie 5
[ond]
Waarde - Archeologie 6
[sba-1]
T WR-A4 9
58a
(sbt-slp)
(bw)
58 7
10
10
T
g kwe l u enb t i Bu
14
W
6
e gd en rl Ve
3
11
W 56
6
4,5
13 6
10
2a
t aa tr rs oo Sp
54 8
10
20
52 4,5
60
15
8 50
BT (bw)
484,5
(sdh-dhp1)
2
WR-A6
WS-SR
Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
onderdoorgang
[sba-ok]
specifieke bouwaanduiding - 1
specifieke bouwaanduiding overkapping
17 6
8
T
WR-A5
10
WS-WK
(bw) 19
Waterstaat - Waterkering Maatvoeringaanduidingen
19
Lu tt er ve ld we g
(sbt-aan)
17
(bw)
maatvoeringsvlak
1
Gebiedsaanduidingen
44 3 7
5
20
WA
Me de ls es tr aa t
8
(sgd-ib)
(bw) 4
Ou de
(sdh-mot) 6 4
Gi js be rt st ou tw eg
(bw)
34 3
327 15
30
328 7
(bw)
B
maximum bouwhoogte (m)
1
wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
2
wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
4-01 t/m 4-12
W 11
2 (bw)
10
3
9 7
24
3
wetgevingzone - wijzigingsgebied 3
4
wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
Functieaanduidingen
(b=3.1)
(b=3.1)
(b=3.2)
B
maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%) maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)
B D
(bw)
7
20
(bw)
60
g we nd ero ins ste ten La
16a (bw)
(b=3.2)
16 (bw)
(sbt-giv)
(bw)
9 (bw)
hartlijn leiding hoogspanningsverbinding
bedrijf tot en met categorie 3.2
3
1
20
13
4 6
7
(sdh-dhp1)
bedrijfswoning Verklaring
(dh)
detailhandel 48
gegevens GBKN (dv)
L-G
dienstverlening
(h)
horeca
(ijs)
ijsbaan
(kv)
kamerverhuur
(m)
maatschappelijk
(sl)
sluis
18c
W
14a
11
(bw) 20
maximum aantal wooneenheden
BT
3 11
60
E
Figuren
10
18
GD-WL
maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)
22
7
(sgd-pi)
B
bedrijf tot en met categorie 3.1
6
(bw)
A
A
1a 11
maximum bebouwingspercentage (%)
D
D
al na ka jn Ri
T
(sgd-aan)
-
(sbt-bvg)
26
20
(bw) 1
veiligheidszone - bevi 1
38
m da er st Am
Lu tt er ve l ds ed wa rs we g
1 40
36
(sdh-auto) 13
maximum goothoogte (m)
2
10
2 (bw) (bw)
A
42
10 60
15
geluidzone - industrie
(bw)
GD-WL
4,5
1
18b
14
8
T 5 10
GD-WL (sdh-dhp1)
Verlengde Spoorstraat
3 9
Lu tt er ve ld we g
12 (bw)
3
5
(bw)
7
10
(sdh-auto) 20
(sgd-gr) 3
60
13
18
(bw) 8
Me de ls es tr aa t
7
16
7
Blad 1
9
La te ns te i ns em i dd en we g
Ou de
9
Blad 2
WA
Blad 4 Blad 3
14 3
7 6
7
12
(bw)
(b=3.1)
Po ld er we g
10
4
2
W 5
(bw)
GD-WL
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
(sbt-mf)
raad van de gemeente Tiel gehouden op
10
8
m da er st Am
60
7
6
T BT (b=3.2)
2 5 20
8
6 57a 3
6
57b
T
7
3
10
4 60
(sgd-mr) 5a
10
gemeente T I E L
72
w.i.u.
1 (bw)
74
Me de l se st ra at
6
76
10 78
80 6
GD-WL
(sgd-ob)
L-HV
2a
T w.i.u.
10 82
(sgd-zc)
2
84 866
6
10 88
2
W
10
90
(b=3.1)
4
1
B
6
stra at
W
1
4
6
92 3
T
6
94 10
96
w.i.u.
6 10
w.i.u.
T
3
5
W
10
La te ns te in se ro nd we g
6
10
T 0344 637111 E gem eent e@ t i el . nl Iwww. t i el . nl
T 70
De voorzitter,
al na ka jn Ri
W
(sdh-auto)
De griffier,
-
3
2
68
nr.
3
2a (bw)
[bg] W-WW 3 4,5
9
bestemmingsplan
Tiel-Oost schaal : 1:1000 bladnummer: 2 aantal bladen: 4 IDN: NL.IMRO.0281.BP00009-on01
datum: 04-03-2013 datum ondergrond:13-05-2011 status:
Ontwerp
N
n va
30
26
20
26 32
24 10 41
8c 10
6
8b 10
39
8a 37
24
35
131
1
6
6
30 10
15
6
22
18
2
5
2
4,5
8
14
60
4 4,5
5 12
8
8
6
4,5 7
6
8
4,5 4,5
10
6 9
10
10
14 4,5
W
121 7
8
16
G
119
30
10
6 3
28
8
8
8
12
10
10
14
M
4,5
123
8
31 6
10
125
10
6 106a
22
16 6
12
[gs]
24
18
33
127
14 6
26 10
90
10
10
13
20
T
129 6
6
16 28
10
K
6 12
8 8
16
7
t a a r t s ij o O
28
n a J
34 43 8d
6
133
22 3
t a a r t s e ls e d e
Leeuweriklaan
32
r e d
5
28 17
e d e e w T
Gr ot eb ru gs eg ri nd we g
t a ra st p ri G
36
19
45
t a a r t s s e b r e t s ij L
Pr ed ik br oe de rs we g
34
g e lw e ll a r a P
12
Plangebied
(sb-gb)
specifieke vorm van bedrijf garagebedrijf
(sb-maf)
specifieke vorm van bedrijf machinefabriek
Bedrijf
(sbt-aan)
specifieke vorm van bedrijventerrein aannemersbedrijf
Bedrijf - Nutsbedrijf
(sbt-bvg)
specifieke vorm van bedrijventerrein bedrijfsverzamelgebouw
Bedrijf - Nutsvoorziening
(sbt-giv)
specifieke vorm van bedrijventerrein groothandel in verf
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
(sbt-mf)
specifieke vorm van bedrijventerrein metaalwarenfabriek
Bedrijventerrein
(sbt-slp)
specifieke vorm van bedrijventerrein sloopbedrijf
Plangebiedgrens
M
6
6 10
10
60
11
Legenda
Ki evi t s t raa t
32
11
25
2 18a
6
34
13
10
Bestemmingen 36
29 12
6
18 4,5
31 10
6
8
10
W
64 17
6
3
96
6
35
60
W
7
103
11
13
8
8
10
104
t raa rst eije Pam r to Dok
20
T 22 6 10
683
24
14 7
10
59
T
4,5
W 4,5
8
51 6
85
54
49 10 6
5
3
52
50
8
4,5
41
4,5
10
8
8 62
6
37 35
5
33
6
65
11
36
4,5 8
9
3
7
7
52
46 8
57
44
28
21 7
26
6
10
10
8
5 3
11
10
7
16 4,5 8
6 10
13
32
4
14 12
11
5 6
3
11
30
3
10
56 7
t ui k ij K
39
1
9
5
3
T
7 3
aat r t ands l
ch Ri WR-A5
13
4,5
W
T
4
5
2
3
(sw-gb)
6
20 3 2
18
4,5
37
8
4,5
29
33
12
3
116
35
14
8
W
114
27
12
23
6 21
V is s e r s t r a a t
17 14 36
32 30 28
8
104
8 4,5
4
15
11
(sw-gb)
119
WR-A2
4,5
7 5
5
24
94
113
834
3
26
7
M
32 5
3 6
8
92
7
8
93
11
37
T 883
10
31
4,5 72
(sw-gb)
8
28 4,5
T 10
4,5
24
10
66
8
W
69
8
Ki jk ui t
Gr 64 oe nl an ds st ra at
de
T
Vo or
60
6
17
15
8 60
58
6 10 13
6
10
56 6
396
4
10 37
35
12
(dh)
104,5
T
T
7
8 8 4,5
2
3a
7 6
10
42
61
59 57
T
5
(sw-gb)
10 4,5
55 53
6 51
49
M 2c
34 5
6 1
W
10
32
W
828
4,5 8
8 24
M-WZI
50
10
18
10
48
T 14
16
12 8
M
10
8
6
W
6
10 8
8a 10 6 4,5
W
18
3 3
19
838 3
13
T
3
11
6 45
4,5
32
30
29
14 10
e gs ru eb ot r G
9
12
10
60
T
T 11 9
25a
19
7 17 15
5
3
T
3
10
26
24
10
37
39
13
9
G
33
35
4,5 8
21
10
10
25 7 10
23 27
Oli em ole np ad
10
3
W
W
[gs]
6
Ol i em ol en wa l
DH
104 94
W alstra atje
Hof va n Arke l
4
10 10
47 45 43
8 4,5 41
39 37
35
4
10
13a 19
18
Ker kst raa t
42 91
83
81 79
1a
Oli em ole nst ee g
93
1
31
97a 97
77
73 71
59
8
40
17 9 25
Kor 1 t 21 e N i 19 2 eu ws t eeg 6 8 4
36
maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)
E
maximum aantal wooneenheden
wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
B
maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%) maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)
B D
bedrijf tot en met categorie 3.1
hartlijn leiding hoogspanningsverbinding
bedrijf tot en met categorie 3.2
bedrijfswoning Verklaring
(dh)
detailhandel 48
gegevens GBKN (dv)
dienstverlening
(h)
horeca
(ijs)
ijsbaan
(kv)
kamerverhuur
(m)
maatschappelijk
(sl)
sluis
23
G
T
2
e j nt aa l ks e i br Fa
40
4,5 31
(dh)
4,5
5
10 14
8
Blad 1
23
8
10
8,5
16
11,5
17
6
WG
15
V 20
20 t/m 60
27
26
[gs]
V
6
20 t/m 60
V
Blad 4 Blad 3
W 21 t/m 29 12
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
G
raad van de gemeente Tiel gehouden op
20 t/m 60
V
nr.
26
[gs] 12
De griffier,
De voorzitter,
W
23 t/m 31
26
[gs] 12
25 t/m 33
4
3 - 23 2
6 1
Blad 2
W
29 27 25
k j i ed ds el t h Ec
15
99
8
33
15-01
101
4
(bw)
W
G 6
Sche idin gsst raat je
Chas sest raat
19
wetgevingzone - wijzigingsgebied 3
(b=3.2)
10 16
4,5
9
6
Wat er s t r aat
B
T
W
2
W
3
(b=3.1)
4,5 51
6
33
Hoogei nds es t r aat
17
6 14
49
1
G
Ol i emo l enw al
75
12
1 (dh)
T 79
A
20
n ve ha de Ou
t k r a m e e V
rt oo ep s k jc wi nt Sa
W
83
30
6
6
WR-A3
6
8
wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
Figuren
10
6
10
2
10
85
8
28
1b 4
6
6
2
maximum bebouwingspercentage (%)
D
A
10
[gs]
10
6
Loo i er T straat 10 4
wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
B-NV
5,5
10
WR-A3
10
1
4
DH
6
M
M
1
6
26
t aa tr ns ei Kl
W
maximum bouwhoogte (m)
4
50 8
10
W
10
7
B
9
W 6
23
6
29
veiligheidszone - bevi 1
6,5
T 31
1
Functieaanduidingen
11
11
22
6 10
M
14
10
27
16
K
21
10
10
10
6
7
10
6
6
7
17
7
maximum goothoogte (m)
D
g we nt i Gr
8
T
88
4
16
39a
28
6
9
7
10
10
4
2
6
7
20
22
10
1510
28
A
4,5
36
24
de C.
eeg t kamps er Bot
34
geluidzone - industrie
7
6 13
36
Maatvoeringaanduidingen
e D
6
k ij nd ve Ha
Burgem eester Hasselma nplein
12 14
7
Kon i j nen wal
[gs]
10 41
24
11
WR-A6
6
43
6
26
10
9
4,5
8
10
28
10
T 47
3 7
eg w s er eni Hov
6
10
31
21
T
W 6
Waterstaat - Waterkering
7
38
t aa tr ss er et .P G.J
49 10
10
WA
6
51
7
34 11
5
7
specifieke bouwaanduiding overkapping
il K
5
58
2
at tra es uys nh we ieu .N
53 6
6
1
11
[sba-ok]
10
9
129 DV
40
15
23
32
J.W
17
42
10
23
4
820
specifieke bouwaanduiding - 1
at ra st or Fo
6 44
18
10
8 31
T
4,5
46
Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
e ni An
2
(dv)
34
T
7
WR-A3
GD
6 t/m 16
W
8
2
367
3
5
[sba-1]
25
11
334,5
B-NV
(kv)
k ij d e s ld e t h c E
11 18
32
4
8
Waarde - Archeologie 6
onderdoorgang
maatvoeringsvlak
27
7
8
10
4,5 8
[ond]
10
29 11
3
35
10
2
40 10
37
4,5
12
54
56
24
4
9
7
4a
4
8
4
38 3
6
16
4
10
6
21
40a
10
4,56
10
St at i on ss tr aa t
(bw)
3
14
Waarde - Archeologie 5
7
9
7 22
T
10
(sw-1) 6b
6
8
gestapeld
Gebiedsaanduidingen
(vl)
8
7
WR-A3
4,5
[gs]
G
4
20
6
10
Waarde - Archeologie 4
8
(dv)
K o n ij n e n wa l
20
6
10 42
3
Gr oe nl an ds st ra at je
27
7
25
44
4
W
16
4
bijgebouwen
8
26
T
20
[bg]
10
39
2
2b
WS-WK
11
n aa l al ga e t ch Na
M
16
T
Waarde - Archeologie 3
60
8
4,5 22 20 8
28
Bouwaanduidingen
141
G
18
4
B
4,5
109
6 94 10
14
24
B
46
41
4 4
6 2a
T
2
127
139
22
3
26 3
43
92
12
26
7
4,5
30
90
610
6
bouwvlak
Waarde - Archeologie 2
2
30
6
Leiding - Hoogspanningsverbinding
W
40
6
32
9
Bouwvlak
3
42
T
10
T
vulpunt lpg
4,5
10
30
107
82 6
6 68 6610
46
1
28 9
10
886
10
44
3
6
48
45
3
48
21
(dh) 34
6
W
10
38
836
6
52
9
33
3
4,5
19
7
34
80
60
8 17
10 30
(vu)
4
10
62
23
37
10
50 (dh)
10
47
5
7
9
6
63
64
27
9
125
137
T
1
37
25
35 6
9 6
40
10
42
39
T
T
8
8
29
36
. r t s r Akke
11
86
T
33
34
verenigingsleven
Leiding - Hoogspanning
3,5 5
n aa l l aa eg ht c Na
835
32
29
1
20
(sw-gb)
n aa l l
t ch Na
61
47
39
4,5
11
13
4
59
31
41
123
135
4,5
4,5
5
W
105
8
15
117
121
133
G
79
aa WR-A5 eg
65 6 10
13
WS-SR
B-NV
67
63
11
38
103
73 8
45
36
101
71
S 27
11
Leiding - Gas
69
11 44
43
99
57
38
(vl)
4,5 75
1
W
45
115
119
131
T
3
41
9
2
81
4,5
4,5
tuincentrum
85
10
9
46 7
2
111
113
129
83
10
23
40 9
(tc)
89
9 5
4,5
8
6
848
31
18
4
T 9
6
T
45a
16
[gs]
15
T
22 20
14
W
10
4,5
44
22
W
8
10
6
8
46
52
84
50
10
W
24
19
6
652
26 24
Woongebied
87
11 6
7
6
12
10
17
45b
sporthal
7
44
10
10
(dh) 1
3
10
65
6 12
[ond]T
T
6
10
54
6
11
33
2
21
14
3
8
3
52
6
5
4,5
10
54
10
8
56
H 14a 10 o v 14b e n ie r s la a n t j e
10 4,5 62
86
4,5
3
14 6
8
66
28
66
41
25
6
(sph)
6
W
raat erst Lijst
5
6
68
an lv l vi l Me
23
16
10
58 4,5
62
[gs]
7
67
16
9
25
18
6
60
3
T
20
9
at ra st ee nb r Ca
9
22 4,5
10
18 8
198
10
97
33 10 31
13
14
Wonen - Woonwagens
10
11
11
7
29
8
(sgd-2)
18
38
WR-A6
9511
1
15
103
specifieke vorm van wonen garageboxen
5 3
14
11 10
62
20 4,5
4,5
8
WR-A5
91
11
8
71 6
10
33
31
29
3
19
18
50 21
24
6
8
22
21
6
27
4,526
10
73
23
6
13 6
68
26 8
6 25
6
4,5
28
70
75
6
30
(sw-gb)
8
30
27
6
32 10
13a
16
12
13b
W
74
32
6 10 14
34 6
79
8 34
T
29
15
76
3
21
92
36
(sw-gb)
81 4,5 36
(sw-gb)
64
93
11
15
16
36
24
W
23
B-NV
17
[gs]
14
34
3
T
105
38
10
38 6
33
6
15b 15a
12
32
4
3
10
85 4
W
35
10
de 3
10
22
30
7
39
6
j i er rs 3 Pe
3 3
(sw-3)
94
17
8
T
3
3
3
Wonen
62
6
37
T
3
[gs]
17a
M
60 6
42
15
2
25
35
3
22
6
4
3
2
3
18 20
24
W
28
10
6
14
138
2
20
21
W
W
WR-A4
44
27
4 6 10
(sgd-3)
specifieke vorm van wonen - 3
3
de
3
16
[gs]
nhoek Binne
6
18a
9
(sw-3)
52
17
j i er l oe 3 Sp
3
10
12
9
Water
50
11
410
3
Matzkaplein
2
87
40
8
5
42 8
18
9
6
T
46
26
14
10
T
specifieke vorm van wonen - 2
10 58
3
19
16
10
17b
78 6
89
44 4,5
6
10
3
91 46
39
19
123
T
WR-A2
49
56
1
T
18
8 6
47
G
7 40
12
6
4,5
8
41
10
19a
1a
80
T
6
(sw-2)
54
10
20
14
45
43
10
6
12
14
Verkeer - Rail
26
W
4
specifieke vorm van wonen - 1
13
6
T
41
t raa t nes ver Gou
7
W
20
2
39
9
24 10
16
(sw-1)
6
5
7
T
28
6
18
Verkeer
56
13
34
22
117
21a
(sw-gb)
95 4,5
42 4010 38 36
G
21
W
4,5
82
6
G
(sgd-1)
T
6
19b
84
8 48
6
3
21b 21c
1
97
4,5
43
5
31
37 35 11
21
7
30
8
19
11 9 11 5
G
23
T
6
27
29
33
15
7
3
284 t/m 290
1
3
99
72
292 t/m 298
f l aa Tw
T
5
3
[ond]
86
50
7 6
(bw)
25
23
17
14
88
7
1
en l te os Ap
9
4
6 10
1a
7
4
11
238 t/m 250
L-HV
48
13
T
T16
52
L-H
WR-A3
10
6 19
1b
10
101 8
182 t/m 194
252 t/m 264
W
50
10
12
44
8
W 90
43
10
11
196 t/m 208
18
14
29
17
48
10
W
27
15
26
6
46
25 21
specifieke vorm van gemengd zandstralen en coaten
54
9
T
1c
7
T
126 t/m 138
W 4
(bw)
(sgd-zc)
10
39
31
74
L-G
35
25
25
10
3
103 4,5
13
9
6
H o v e n 109 8 ie r 107 s w e 105 g
111 4,5
4
1
T
96
115
B
10
G
8
6
4
10
16
T
22
48
37
29
23
18
8
20
10
45
41
20
20
W
98
24
6
10
10
2
10
6
2810
10
6
G
W
9
6
Tuin
Dubbelbestemmingen
69
30
50
32
27
10 22
6
46
10
6
aat r t s s ni i u Br
9
8
4
6 24
6
10
47
10
specifieke vorm van gemengd pindaindustrie
6
31
21
100
117
4,5
6
3
18
102
2
9
33
8
16
121 8
8
7
T
123
36
17
35 4,5
3a
9
10
8
140 t/m 152
37
10
11
14
4,5
125
38
19
13
8
13 6
127
40
4,5
21
108
12
23 4,5
4
19
17
4,5
12
39
72 t/m 84
8
t a a r 19 t s r e k k 3b a B
15
42
T
25
4,5
T
110
129 H 10
20 t/m 32
GD-3
86 t/m 96
8
10
6
8
29 27
34 t/m 44
41
21
104a
10 8
43
4,5
4
4,5 112
31
25
45
6
10
3
65
44
9
6
W
(sgd-pi)
67
33 4,5 47
10
WG
6
52
6
42
10
29 6
49
28
20
918
16
44
B
89
12
8
60 1
W-WW
aat r t s s ni i u Br
10
6
51
42
40
20
W
6
30
Sport
10
7
T
26
24
22
specifieke vorm van gemengd ovenbedrijf
10
6
6
T
12
6
5
58
8
5
17
6
62
53
34
(sgd-ob)
63
10
54
32
Maatschappelijk - Woonzorginstelling
6 61
11
9
56
9 36 38
specifieke vorm van gemengd metaalrecycling
10
10
15
13
64
6
6 6
8
8
14
19 17
27
25
23
21
10
T
W
38
40
9 66
7
t raa t wes u Bet
(sgd-mr)
10
6
10 76
4,5
22
14 6
19
17 15 7
10
15
104b
7
T
16
36a
24
8
10
3
7
13
91
18
6 4 3
9
25
23
21
31
29
27
33
6
6
51 8
49
47
36
W
W
rij le oe Sp
4
7
5
3
1
78 7
5
26
16
B-NV
17
95
6
93
11
4,5
80
10
4,5
13
7
82
B
8
116
T
28
4
1
35
6a
10
22
J
S
6
M
2
41
D
3
T
(dh)
10
2a
3
3 9
8
24
4
T
6
2 t/m 52
12
T
10
10
[gs]
35
4,5
84
WR-A2 12 14 t/m 53
30
45
7 43
10
6
6
68
10
55
10
WA
10
9
de
n a v
7
(bw)
32
10
1
8 6
9
54 t/m 60
10
3
15
10
7
3
6
11
9
7
7
59
10
53
37
Maatschappelijk
10
10
39 41
17 6
10
59 57
6
10
6
W
88
38
97 34
t a a r t s
4,5
8 34
36
10
10
18
V-R
1 6 3
6
34
6
10
6
6
70
32
10
20
12
G
86
19
m u s r e v il H
1
3
n a la s g in d ij r v e B
9
20
38
T
36
6
22
7
36
38
W
specifieke vorm van gemengd installatiebedrijf
G
6 6
16
10
4,5
(sgd-ib)
10
30
26
22
14
57
10
24
n aa l l aa ew el Wi
8
90
21
10
10 15
W
3210
23 1
2
6
6
4
7
G
W
[ond]
V
T
T
7 92
9 9
Kantoor
55
28
8
13
53
6
1
61
44
6
32
94 7
specifieke vorm van gemengd gebouwenreiniging
51
G
27
96
42
23
2110
910
98
55
(sgd-gr)
16
T
7
4,5
64
6
10
5
G
9
25
W
17
28
T
30
27
(sgd-2)
Horeca
10
3
100
7
66
specifieke vorm van gemengd - bevi
11
102
[gs]
10
W
T
12
8
6 49
10
20 7
3
(sgd-bevi)
13
30
104
55
50
13
29
8
1
6
18
34
6
7 10
10
9
6
4,5
31 3
51
t a a r t s n e w u e e L
4
33
10
6
2
6
6
4
10
57
47
S
14
10
15
9
25
6
72
Groen
25
6
16
4
M-WZI
3
3 3
17
26
2
106
aat r t ps l Wu
6
22 18
M
37 3510
33
8
8
10
68
[gs] T
8
246
3
45
14 12
5
10
48 (bw) 8
9
4,512
9
dam er t Ams nei Kl
4,5
35
6
T
2
7
12 6
2
45 47
13
24
7
specifieke vorm van gemengd aannemersbedrijf
15
13
11
43
8
10
76
W
13
T
B
40
6
49
37
10
6
3
53
4
9
T
59
7
70
10
20
18 16
10 9
7
55 21
W
6
110
9
14
39
22
15
8
61
80
4 6
10
6
11
10
9
W
8
32
t aa tr ks j i d n ge Ho 14
3
[gs]
50
6 17
10
82
74 9
S
10
30
28
T
28
36 34
12
6 12 10
43
46
4,5 38
7
K
37
39
6
26
7
112 63 4,5
78
T
45
65
(sgd-aan)
39
29
40
84
710 9
5
3
1
31
12
42
H
n aa ll aa ew el Wi
48 4,5
4,5
41
86
10
11
30
237 3
a r t s n e s s u T
61
3
8
25
2
47
T
19
6
13
32
4,5
T e (sw-gb)atj
3
507
59
34 8
54
W
8
10
8
Gemengd - Werklandschap
31
6
41
12
4,510
19
44
specifieke vorm van gemengd - 3
80
W
8
9
12
(sgd-3)
10
82
23
10
8
67
86
R ui te rs tr a a t
jn li r o o
8
T
21 10
13
15 4,5
63
14 16
5
25
23 10
14
17
38
8
6
4,5 8
Gemengd - 5
20
n le te os Ap
-
13
32
30
28
114
69 4,5
W
88
27 6
14
16
19
40 10
3
58 7
60
12
26
[ond]
specifieke vorm van gemengd - 2
4,518
8
90
T
116
6
8
8
6 12
(sgd-2)
35
27
[ond]
118
T
76
8
16 14
108
12
71
52
50
48
46
10
36
8
8
Gemengd - 3
6
33
1078
58
8 120
92
22
lf aa Tw
2
860
69 67
5
8
6
4
12
18
t a a r t s r e t a w g a a L .
n e g e m ij N
J . G
410
60a 4,5 71
4,5
10
24
22
20
18 6
53 10 DH
15
20
10
73
e j t raa t ns nke Vi
8
40
44
G
29
4,526
56
73
8
1
2
42
24
3
54
122 4,5
96
8
6
60
10
75
4,5
8
6
98
specifieke vorm van gemengd - 1
32
30
3
V
(sgd-1)
27
28
8
10
94
5
17
6
15
13
H55
5
T
T
19
46
39
60b
T
4,5
T
4,534
4,5 21
3
1052
126
W
8
8
77 6
4,5
3
4,5
822
50 6
V
6
28
aat r t s el Mer
32
E r f
10
128
45
(sw-gb)
38
4,5 24
4,5
72
GD-WL
25
4,5
at ra st l re e M
30
4,5
6
124
28
8 19
3
s
46
79
100 23
44
12
8
12 102
8
3 22 7
48
75
8 133
44,5 8
F li p j e
42
W
26
6
8
3
6
10 81
104 12
4,5
W
6
57
8
77
l ie T
21
6
43
64
23
12
4,5
W
83 106
7
10
1
45
79
B 24
25
T
10
8
10
66
81
6
4,5
47
6
10
820
130
8
3
4,5
48
Vo or st ad
T
83
l e r a K
7
6
26
4,5
4,5
40
8
43
74
8 12
1
nhoek Binne
70
9
8
53
1 8
63 6
t a a r t s d n la s ie r F
87
11
55
W
28
t a a r t s n a m r o o 27 D
10
13
8 4,5
65 62
4,5
8
72
64
T
8
T
10
T
Gemengd
23
24
70
26
3
38
10
41
8
4,5
54
GD-5
21
22
33
24
4,5
178
3
GD
T
50
22
specifieke vorm van detailhandel motoren
19
10
52
4,5
20
68
4,5
20
158
3
818
136 4,5
137
6
3
37
39
4,5
31
8
(sdh-mot)
Dienstverlening
17
10
10 4,5
48
specifieke vorm van detailhandel detailhandel perifeer 1
6
3
23
12
12
132
18
8 13
18
W
GD-3
6 66
6
29a
8
(sdh-dhp1)
64
46
G
35
6 10
10
36
8
8
16 4,5
4,5
16 8
21
34
8
6
3
4,5
142 140
3
8 14
G
14
W
8 11
19
32 10
3
8
4,5 66
4,5
17
6
144 4,5
7
4,5
30
134
4,5
8
67
W
28
146
3
15
148
138
85
Jo se ph pl ei n
8 12
n laa jou es Ba
89
(sw-gb)
26
10
eg w nt i e Gr gs u ebr ot Gr
T
2
3
Si nt
1
8
T93
8
2
68
15
4,5
6
95 6
24
150
13
8
70
64
57 4,5
W
4,5
6
139
8
76
6
31
10
4,5
8 10
74
10
6
6
4,5
29
10
12
B in n e n w e g
6
14
4 8
T
G
16 10
72
33
6
4,5
W
10
58
5
T
8
976
4
8
18
T
6 73
27
T
20
Bi nn en we g
10
2
22 10
10
26
g we se id we e g o H
63
4
25
4 87
60 4,5
6
24
8
66
63a
26
75
4,5
99
9 84
T
101
8
28
Hogestraat
12 6 10
8
30
W
4,5
10
T
32
11
19
8
8
34
T Jo se ph st ra at
101a 7
8
10
4,5 21
H 23
T
4,5
Fabriek slaant je
70 8
8 77
6
10
9
8
T
DV
15
Gruttostraat
10
W
4,5
79 4,5
10
23
4,5
36 8
152
12 4,5
Detailhandel - Detailhandel Perifeer 1
13
62
44
3
6
16
T
8
10
8 9
4,5
4,5
103 6
4,5 3
W
33
29
specifieke vorm van detailhandel auto
6
n klaa weri Leeu
18
83
4,5
3 10
42
8
rij uipe De K
6
65
6
48
6
10
5
40
(sdh-auto)
9
11
14
10
10
4,5
11
T
6
3
10
154
8 7
11
13 6
15
G
105
1
27
6
DH-DHP1
7
6
60
Detailhandel
5
10
31
78
3
laan sjou Bae
16
W
21 6
(dv) 6
4,5
8 10
f r E
10
T
8
Si nt
10
w.i.u.
4,5
6
86
19
G
k hoe en nn i eb rt Ko
T
816
38
DH
3
12
29
58
T
2
4
4,5
6
151
10
w.i.u.
G
10
10
6
8 5
T
27
6
4,5 88
8
1
10
34 10
3
7
10 156
25
56
10
6
T
W
3
5
6
BT
6
4,5
4,5
8 6
23
25
38
4,5
3
4
54
8
3
9 3
W
8
1
10
12
W
T
36
s
T
8
1
10
8
6
4,5
3
T
4,5
T
6
5
13 44
17
W
7
4,5
76
6
9
11
4,5
72
11
10
87
14
13
(sph)
3
e j p li F
22
6
89
8 69
2
15
20
T
T
6
9
8
12
17 6
4,5
t a a r t s e g o H
e t s r e E
19
8 4
f r E s
107 10
10
21
8
30
4,5
4,5
18
6
4,5
6
91
74
4
4c 4b6 4a
8
23
10
85
7
8
W
4 10 25
7a
4d
4,5
3
4,5
71
T
6
93
10a
76b 76a10
Es door ns t r aat
2a
3
10 14
21
4,5
23
4,5
8 1
3
laan sjou Bae
6
95
8
88
86 82 84 78 808
103 105
97
99
101
4,5
90 107
T
T
eg ew ds ei Hogew
4,5
1
12
14
g e lw e ll a r a P
1
10
n e g e
n j li r o o p S
3
10
82
je p li F
g we rs e d e ro b ik d e Pr
m ij N lie T
87
27
6
10
6 10
106 6
T
6
16
29
8
108
928
93
91 8
T
6 12
2
7
4,5
4,5
19 52
3,5
6
33
M ei doo rns tra at
97 95
4,5
4,5
DH
W
2
4,5
8
110
T
10
31
50 10
80
8 10
3,5
156a
61
46
6
21
8
W
9 12,5
4
7
8
a 924,5
(bw)
6
2
6
15
85
9
10
4,5
T
24
4
7
4 6
t aa tr fs ho n lle hu Sc
8
(h)
DH
6
99
4,5
4,5
26
10
M
8a 6
(sw-gb)
8
B-VM
48
7
M
2
10
10
62
B-NV
101
9
11
8b
4
6
10
10
(sb-gb)
(sph)
22
20
18
16
14
12
10
3
26
T
1
7
10
6
E. D. Pi el ss tr aa t
4
73 75 77 79 81 83 8
12
13 40
6
10
8
10
10
M
7
6
10
6
19
4,5
V
B
8
6
4
2
8
24
6
14
94
8
G
10
W
T
1
13
16
42
4,5
44
n aa sl ee M
6
18
37
4,5
W
42
17
7
3
[gs] 2-01 t/m 2-51
10
105
5
2
17
6
3
22
2
12
gemeente T I E L T 0344 637111 E gem eent e@ t i el . nl Iwww. t i el . nl
3
10
22
20
2
20
15
10
107
6 19
5
9
10
7 5
7
E c h t e ld s e d ij k
6
6 10
7
2b 3
4
B-NV
(sw-gb)
11
6
6
tweg Grin gse ebru Grot
1
98
15
T
hof rans De K
109
10
56
T
58
21
9
B-NB Meeslaan
10
Gro teb rug se Gri ntw eg
g we se id We
hof ster Kloo
111
6
13
10
E s d o o r n s 41 t r a a 39 t
43
6
11
60 45
W
10 9
10
Lokstraat
ge Ho
113
WR-A2
15
1
92a
26
24
62
115
116
28
19
13
6 2a
10 W e 8 s t r o ij e n s e s t r a a t
30
10 10
6 10 17
6
19
15 7
2
10
10
6
10
3 8
10
12 21
40
4,5
10
6
T
10
6
66 6
B 20
111
23 59
2
117
14
68
10 61
4
3
6 113
T
23
T
B-NV
4
115
16
25 6
3
25
4 2
5
6
6
38
8 6
10
10
27 63
4
117
6
18
8
7
6
6 10
20
27
6
29
Ooijstraat
10
20 18
Gruttostraat
6
22
bestemmingsplan
Tiel-Oost schaal : 1:1000 bladnummer: 3 aantal bladen: 4 IDN: NL.IMRO.0281.BP00009-on01
datum:04-03-2013 datum ondergrond:13-05-2011 status:
Ontwerp
N
T 70
6
10
72
74
Me de l se st ra at
6
76
10 78
Legenda
w.i.u.
1 (bw)
GD-WL
(sgd-ob)
L-HV
2a
T
80 6
(sgd-zc)
2
w.i.u.
10 82
Plangebied
84 866
6
10 88
2
W
10
90
(b=3.1)
4
1
4
6
6
1
B
W
92
Sper wers traa t
6
8
10
6
10
12
T
6
3
94 10
w.i.u.
10
w.i.u.
96
5
3
W
T
W
6 11
M ee uwst raat
La te ns te i ns ew eg
18
9
6
8
15
10
6 12 10
[gs] 27
T
25
19
14
29
Ki evi t s t raa t
(bw) 3a
BT
DH
WS-WK k ij d n a lb a a W
G
(bw) 5 60
2
18
23
20
25
22
GD-WL
3
27
(sbt-mf)
specifieke vorm van bedrijventerrein metaalwarenfabriek
Bedrijventerrein
(sbt-slp)
specifieke vorm van bedrijventerrein sloopbedrijf
24
(bw) 9
28
31
G
DH-DHP1
(bw)
specifieke vorm van detailhandel auto
Detailhandel - Detailhandel Perifeer 1
(sdh-dhp1)
specifieke vorm van detailhandel detailhandel perifeer 1
(sdh-mot)
specifieke vorm van detailhandel motoren
Dienstverlening
30
Gemengd
(sgd-1)
specifieke vorm van gemengd - 1
GD-3
Gemengd - 3
(sgd-2)
specifieke vorm van gemengd - 2
Gemengd - 5
(sgd-3)
specifieke vorm van gemengd - 3
(bw)
12
10
GD-5
GD-WL
V (sgd-bevi)
20
GD-WL
Gemengd - Werklandschap
(sgd-aan)
specifieke vorm van gemengd aannemersbedrijf
Groen
(sgd-bevi)
specifieke vorm van gemengd - bevi
(bw)
Meeslaan
8
(bw) 22
20
18
(sdh-auto)
4
60
33
Detailhandel
4
4
10
[gs]
16
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
w.i.u.
26
29
14
specifieke vorm van bedrijventerrein groothandel in verf
1a
20
11
18a
12
(sbt-giv)
21b
1
Vi jv er la an
2
10
Bedrijf - Nutsvoorziening
(bw)
DV
21
60
6
specifieke vorm van bedrijventerrein bedrijfsverzamelgebouw
(sgd-bevi)
GD
8
(sbt-bvg)
2a
16
M
6
Bedrijf - Nutsbedrijf
10
21a
W
7
23
B-VM
19
21
17
21
B-NV
(sdh-auto)
6
13
15
12
4
specifieke vorm van bedrijventerrein aannemersbedrijf
4,5
6
12
11
Zwaluw straa t
16 6
6 10
(sbt-aan)
9
[bg]
W
6
7
17
19
Bedrijf
15
15
17
B
10 17
14
13
W-WW
11 (bw)
1
5
6
13
19
11
3
B-NB
L-H
3
12
9
W-WW 3
3
T
10
10
10
specifieke vorm van bedrijf machinefabriek
6
1
4
6 10
10
7
(sb-maf) Bestemmingen 1
[bg]
10
8
5
r ke Ak
9
9
20
n De
6
7
18
specifieke vorm van bedrijf garagebedrijf
13 2
16
(sb-gb)
Plangebiedgrens
4,5
10
5
14
La te ns te in se ro nd we g
68
6
36 6 38
34
32
30
28
26
24
40
42
[bg]
10
10
10
G
10
H
Horeca
(sgd-gr)
specifieke vorm van gemengd gebouwenreiniging
Kantoor
(sgd-ib)
specifieke vorm van gemengd installatiebedrijf
Maatschappelijk
(sgd-mr)
specifieke vorm van gemengd metaalrecycling
Maatschappelijk - Woonzorginstelling
(sgd-ob)
specifieke vorm van gemengd ovenbedrijf
Sport
(sgd-pi)
specifieke vorm van gemengd pindaindustrie
Tuin
(sgd-zc)
specifieke vorm van gemengd zandstralen en coaten
(bw) 5
3
2
4
6
20
1
3
22
5
24
26
7
8
35
(bw)
W-WW M
34 3
36 39
4,5
M-WZI
38 41
[bg]
6
40 6
6
10
10
43
10
6
45
30
11
S
42
10
12
K
37
28
9
10
6
44
10
W
T
46
W
15
16
47
32
13
14
W
Vi j ve rl aa n
32
M eeuwstraat
Gruttostraat
4,5
(bw) 9
49
34
48 51
36
17
18
V
50
20
53
38
19
T
T
52
V-R
55
40
Verkeer
(sw-1)
specifieke vorm van wonen - 1
Verkeer - Rail
(sw-2)
specifieke vorm van wonen - 2
Water
(sw-3)
specifieke vorm van wonen - 3
Wonen
(sw-gb)
T
21
22
54 57
42 23
24
56
6
28
M eeuwstraat
Gruttostraat
26
46 27 48 6
29 6
10
50
10
WA
59
44 25
10
31
58 61 60
W
6
63 6
specifieke vorm van wonen garageboxen
10
62
10
65 20
60
64
W-WW
67
52
Wonen - Woonwagens
(sph)
sporthal
33 66
69
54 35
68
710 9
5
3
1
BT
71
56
Woongebied
(tc)
tuincentrum
(vl)
verenigingsleven
(vu)
vulpunt lpg
70
15
13
11
WG
10
37
6
73
58 39
Dubbelbestemmingen
aat r t ps l Wu
T
3 3
47
12
8
6
6
B-NV
16
36
32 6 34
30
28
26
24
20
L-H
38
Leiding - Hoogspanning Bouwvlak
10
k j i ed ds l hte c E
10
49
6
18
14
10
22
Leiding - Gas
3
3
3
3
3 3
3
L-G
4
10
L-HV
Leiding - Hoogspanningsverbinding
bouwvlak
WR-A6
51 6
W
53
WR-A2
10
21
55 6
6
57
5 6
1 6 3
10
9
7
17 6 19
6 15
13
11
10
10
WR-A3
aat r t s ger Rei
10
T
36 6
6 10
18
20
6
6
6
6
10
10
10
10
10
40
6
W 6
42
63
10
10
65
6
67
1
6
10
3
5
10
7
9
6
46
T
10
6
2810
10
6 10
11
13
WR-A4
[gs]
gestapeld
WR-A5
Waarde - Archeologie 5
[ond]
Waarde - Archeologie 6
[sba-1]
onderdoorgang
WR-A6
WS-SR
Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
[sba-ok]
specifieke bouwaanduiding - 1
specifieke bouwaanduiding overkapping
15
10
17
WS-WK
Waterstaat - Waterkering Maatvoeringaanduidingen
69
maatvoeringsvlak
G
Fu u t s t r aat
30
Gebiedsaanduidingen
T n aa ll aa ew el Wi
48 6
W
50
10
52
71
26
6
4
6
10
10
6
47
1
veiligheidszone - bevi 1
B
maximum bouwhoogte (m)
1
wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
2
wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
W
75
10
45
maximum goothoogte (m)
10
6
43
A
10 6
10 73
54
geluidzone - industrie 8 6
10
41
Waarde - Archeologie 4
6
6 10
6
44
bijgebouwen
G
al na ka jn Ri
6 61
10
16
14
12
10
8
[bg]
-
4
2
38
Zwaluwstraat
6
m da er st Am
59
Waarde - Archeologie 3
T
G 6
Bouwaanduidingen
23
10
10
10
10
6
Waarde - Archeologie 2
77
maximum bebouwingspercentage (%)
D
49
6 79
G
10
81
A B
maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)
E
maximum aantal wooneenheden
B
maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)
56 6 10 58
il K
T
56
3
wetgevingzone - wijzigingsgebied 3
4
wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
e D
54 52 50
48 60
46
D
G
44 6
62 10
A
Functieaanduidingen
WR-A6
64
(b=3.1)
6
W
66 10
7
129
131
133
135
137
139
bedrijf tot en met categorie 3.1 Figuren
WS-SR
141
(b=3.2)
hartlijn leiding hoogspanningsverbinding
bedrijf tot en met categorie 3.2
11
G
(bw)
n aa l al ga te h c Na
bedrijfswoning Verklaring
(dh)
detailhandel 48
gegevens GBKN (dv)
k ij d e s ld e t h c E
G
dienstverlening
(h)
horeca
(ijs)
ijsbaan
(kv)
kamerverhuur
(m)
maatschappelijk
(sl)
sluis
il K e D
Blad 2 Blad 1
Blad 4 Blad 3
M
18
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Tiel gehouden op De griffier,
nr. De voorzitter,
gemeente T I E L T 0344 637111 E gem eent e@ t i el . nl Iwww. t i el . nl
127
maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)
B D
bestemmingsplan
Tiel-Oost schaal : 1:1000 bladnummer: 4 aantal bladen: 4 IDN: NL.IMRO.0281.BP00009-on01
datum:04-03-2013 datum ondergrond:13-05-2011 status:
Ontwerp
N
Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
? 18 september 2013 C. van Rhee - Oud Ammerveld 5, Ruimtelijke Ontwikkeling Verklaring van geen bedenkingen zeven woningen Passewaaijse Hogeweg 10 te Tiel.
Besluit om: De benodigde verklaring van geen bedenkingen aanvraag omgevingsvergunning voor zeven woningen aan de Passewaaijse Hogeweg 10 te Tiel definitief niet te verlenen;
Inleiding Op 17 april 2013 heeft uw raad besloten het voornemen uit te spreken de verklaring van geen bedenkingen voor het planologisch mogelijk maken van 7 woningen op de Passewaaijse Hogeweg 10 niet af te geven. Het vigerende bestemmingsplan is Passewaaij Zuid 1995. Het betreffende perceel Passewaaijse Hogeweg 10 heeft hierin grotendeels de bestemming 'Wonen' en een zeer klein gedeelte 'Structureel groen'. Dit perceel maakte onderdeel uit van het bestemmingsplan Tiel Noord, Zuid en Kleine Kernen. Het gedeelte 'Zuid' is door de gemeenteraad uit de verdere ontwikkeling van het bestemmingsplan gehaald en zal onderdeel zijn van een nieuw bestemmingsplan; Tiel Zuid. Zowel in het bestemmingsplan Passewaaij Zuid 1995, in het ontwerp-plan Tiel Noord, Zuid en Kleine Kernen, alsmede in het ontwerp-plan Tiel Zuid zijn ter plaatse van de Passewaaijse Hogeweg 10, drie woningen mogelijk. Ten tijde van het ontwerpplan Tiel Noord, Zuid en Kleine Kernen werd namens initiatiefnemer gevraagd om vier woningen ter plaatse te mogen realiseren. Met het onderhavige verzoek verzoekt initiatiefnemer om zeven woningen. De ontwerp-weigering van geen bedenkingen alsmede het ontwerp-besluit tot weigering van de omgevingsvergunning alsmede de bijbehorende stukken hebben van donderdag 25 april 2013 tot donderdag 6 juni 2013 ter inzage gelegen. Tevens is aanvrager schriftelijk in kennis gesteld. Op 4 juni 2013 is een zienswijze ontvangen van Bylaer advies- en tekenburo namens 5 erven van de heer J.L. den Ouden. In uw besluit van 17 april 2013 is aangegeven dat de voorgenomen weigering van de verklaring van geen bedenkingen als definitieve weigering zou worden aangemerkt indien er geen zienswijzen tegen het voorgenomen weigeringsbesluit zouden zijn ingediend. Nu er wel een zienswijze is ingediend moet uw raad een definitief besluit nemen. Beoogd effect Consistente besluitvorming doorzetten; ook na, en met inachtname van de ingediende zienswijzen. Argumenten 1 Het plan past nog steeds niet binnen vastgestelde kaders en beleid De ingediende zienswijzen zijn door ons beoordeeld en weerlegd. In de bijgevoegde "Zienswijzennota" wordt er puntsgewijs op de zienswijzen ingegaan. De conclusie van de beoordeling is dat de zienswijzen ongegrond zijn. Voor wat betreft de inhoud van de zienswijzen kan aangegeven worden dat dit grotendeels overeenkomt met de Pagina 1 van 3
zienswijzen die namens de erven van de heer J.L. den Ouden zijn aangegeven als zienswijzen betreffende het ontwerp-bestemmingsplan Tiel Noord, Zuid, Kleine Kernen. Er is geen nieuwe ontwikkeling of inzicht gegeven dat het noodzakelijk maakt nu wel de zienswijzen te honoreren. De erven vinden dat ze ter plaatse zeven woningen kunnen bouwen, maar vanuit de gemeente is aangegeven dat er qua cultuurhistorie en stedenbouwkundige inpassing maximaal drie woningen ter plaatse gesitueerd kunnen worden, twee toe te voegen woningen en één ter plaatse van de huidige. Het maximum van drie woningen werd gedeeld door de commissie Ruimte. 2 Definitief besluit dient te worden genomen Omdat er sprake is van een ingekomen zienswijze (zie onder 1a) dient door uw raad nog definitief besloten te worden omtrent het afgeven van de verklaring van geen bedenkingen.
Kanttekeningen 1 wettelijke termijn wordt overschreden Op het projectafwijkingsbesluit zoals het onderhavige is de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit paragraaf 3.3. van de Wabo van toepassing. Op grond van deze procedure dient binnen 26 weken een besluit te worden genomen op een verzoek om omgevingsvergunning waarvoor een 'projectafwijkingsbesluit' vereist is. Dit is echter geen fatale termijn. Het niet voldoen aan deze termijn heeft niet tot gevolg dat de omgevingsvergunning van rechtswege wordt verleend. Wel kan indien de termijn niet wordt gehaald aanvrager een dwangsom vragen wegens niet tijdig beslissen op grond van de Wet dwangsom en beroep. Aanpak / uitvoering Na besluitvorming door uw raad zal het besluit tot weigering van de omgevingsvergunning door ons college worden genomen. Binnen de termijn van zes weken na de datum van verzending van dit besluit kan tegen deze beslissing beroep worden aangetekend bij de Rechtbank in Arnhem. Er staat vervolgens hoger beroep open bij de Raad van State. Communicatie Initiatiefnemer van het plan zal worden geïnformeerd over de te volgen procedure. Financiën Legesverordening is van toepassing zodat leges conform de legesverordening bij aanvrager in rekening worden gebracht. Bijlage(n) - 1. raadsbesluit dd 17 april 2013; - 2. raadsvoorstel dd 17 april 2013 - 3. ingekomen zienswijzen dd 4 juli 2013; - 4. zienswijzennota.
Burgemeester en wethouders van Tiel, de secretaris, de burgemeester,
Advies commissie(s) d.d.:
Pagina 2 van 3
Tiel, d.d. de commissiegriffier,
Beslissing raad d.d.: de griffier,
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Stadsontwikkeling I. Kleijngeld 637323
[email protected]
Pagina 3 van 3
Raadsbesluit Nummer:
?
Wettelijke grondslag:
?
Besloten in de raadsvergadering van: 18 september 2013
Besluit om: Definitieve verklaring van geen bedenkingen zeven woningen aan de Passewaaijse Hogeweg 10 niet verlenen.
De raad van de gemeente Tiel gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van ……. gezien het advies van de opiniërende raad van 17 april 2013; dat een beoordeling van de ingediende zienswijzen heeft plaatsgevonden; dat deze zienswijzen geen aanleiding geven om tot een andere beoordeling te komen; gelet op artikel 2.27 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht; besluit: Te verklaren dat voor de aangevraagde omgevingsvergunning voor zeven woningen aan de Passewaaijse Hogeweg 10 te Tiel geen verklaring van geen bedenkingen wordt afgegeven.
de giffier,
de voorzitter,
Page 1 of 1
Reactienota zienswijzen bestemmingsplan "Passewaaijse Hogeweg 10 te Tiel"
zienswijzennota Passewaaijse Hogeweg 10 te Tiel
Nr.
Samenvatting zienswijzen
Reactie college
1
Bylaer advies- en tekenburo, Anthonie Fokkerstraat 11-K, 3772 MP Barneveld namens 5 erven van de heer J.L. den Ouden; de heren M. den Ouden, E. den Ouden, J. den Ouden, B. den Ouden en C. den Ouden.
De ontwerp-weigering van geen bedenkingen en het ontwerp-weigeringsbesluit met bijbehorende stukken hebben van donderdag 25 april 2013 tot donderdag 6 juni 2013 ter inzage gelegen. De zienswijze is ingekomen op 4 juni 2013 en derhalve ontvankelijk.
a
Volgens Bylaer advies- ten tekenburo (=indiener zienswijze) ontbreekt een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening in de overwegingen door zowel het college van burgemeester en wethouders als de gemeenteraad van de gemeente Tiel. De ruimtelijke onderbouwing zoals deze door aanvrager is aangegeven is – volgens hen - ruim voldoende beargumenteerd en daarbij is aangegeven dat de aanvraag binnen de verschillende beleidskaders van Tiel past, zoals op het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Letterlijk uit het advies hoorcommissie tav ontwerp bestemmingsplan Tiel Noord, Zuid, Kleine Kernen: Het college heeft de geldende planologische rechten als uitgangspunt gehanteerd en daarnaast een (stedebouwkundige) afweging gemaakt ten gunste van de verkaveling. Het advies van het college luidt als volgt: Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan is getoetst aan het geldende bestemmingsplan Passewaaij-Zuid. Het perceel Passewaaijse Hogeweg 10 (Tiel, H 1489) valt deels binnen de bestemming "Woondoeleinden zone Passewaaijse Hogeweg" en deels binnen de bestemming "Structureel groen". Ter plaatse van de bestemming Structureel Groen mag niet gebouwd worden en ter plaatse van de bestemming Woondoeleinden – zone Passewaaijse Hogeweg geldt een maximum bebouwingspercentage van 25%. Een groot deel van het te bebouwen perceel is gelegen in de bestemming Structureel Groen. Aangezien er in deze bestemming reeds een woning is gebouwd, is het college van oordeel dat het vasthouden aan deze onbebouwde zone stedenbouwkundig niet noodzakelijk is. Maar het college is wel van mening dat de cultuurhistorische en stedenbouwkundige kwaliteit van de zone Passewaaijse Hogeweg in stand gehouden moet worden. Dit betekent een lage bebouwingsdichtheid. Bij het opstellen van het ontwerp, zijn de bestaande rechten vanuit het geldende bestemmingsplan, uitgangspunt geweest. De onderbouwing van indiener dat bij het realiseren van 4 nieuwe kavels percelen ontstaan van 1000 m2 is niet relevant, echter dat hiermee strijdigheid ontstaat met het geldende plan en de gewenste stede bouwkundige kwaliteit is wel relevant.
Nr. b
c
d e
f
g
h
Samenvatting zienswijzen De lage bebouwingsdichtheid van het voorgestelde plan sluit aan op de bebouwingsdichtheid van de aansluitende woonwijken en is zelfs soms ruimer dan de bebouwingsdichtheid van de aansluitende woonwijken. Van de 7 aangevraagde woningen zijn er 6 in de vigerende bestemming woondoeleinden gesitueerd en slechts 1 in de bestemming 'structureel groen'. De bestemming 'structureel groen' wordt tot op heden ingevuld als tuin met enkele vrijstaande beplanting/heesters, dus van een structurele groeninvulling is geen sprake. De woningen in het voorgestelde plan komen overeen qua oppervlakte met de woningen in de omgeving en met de gewenste stedebouwkundige omvang.
Op 15 juni 2000 is er een beschikking voor een bouwvergunning afgegeven voor de Prof. P.H. Buismanlaan 30 te Tiel. Deze woning met het omliggende erf ligt volledig in de bestemming 'structureel groen'. De aanvraag omgevingsvergunning voor de bestemming van de 7 woningen kan daarom al op basis van het gelijkheidsbeginsel worden verleend.
In de beantwoording van de zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan Tiel Noord, Zuid en Kleine kernen is door het college aangeven onder punt 3 dat de ontsluiting van het perceel van de Passewaaijse Hogeweg 10 over een gedeelte van het perceel van de Prof. P.H. Buismanlaan 30 een privaatrechtelijke aangelegenheid is en daardoor planologisch niet relevant. Nu weegt het college dit wel mee in de beoordeling om geen verklaring van geen bedenkingen af te geven. Het college is hiermee niet consistent in haar beantwoording. In de brief van 9 juni 2011, verzonden 11 juni 2011 geeft het college aan dat het bestemmingsplan Tiel, Noord, Zuid en Kleine kernen geen ontsluiting beoogt voor gemotoriseerd verkeer. Dit heeft ertoe geleid dat er eerst een andere oplossing gezocht is door de initiatiefnemers om de woningen te ontsluiten. Daarnaast is het zo dat in het voorstel van de gemeente Tiel in het ontwerp bestemmingsplan Tiel Noord, Zuid en
Reactie college Zie onder 1a.
Het gaat niet alleen om die ene woning, het betreft de stedebouwkundige opzet waarin geen 7 extra woningen passen. Er is sprake van structureel groen omdat dit gedeelte deel uitmaakt van de groenstructuur zoals deze in de wijk Passewaaij is opgenomen. Zoals eerder aangegeven is er ruimte voor 3 woningen, hetgeen ook de geldende planologische rechten aangeven. Met het toestaan van meer bebouwing (lees woningen) ontstaat afbreuk aan de cultuurhistorische en stedenbouwkundige kwaliteit van de zone. Zie stedebouwkundig advies bij zienswijzen tegen het ontwerp plan Tiel Noord, Zuid en Kleine Kernen. Het is juist dat deze woning gelegen is in 'structureel groen', dit wordt overigens hierboven onder a ook aangegeven. Deze tekst komt uit het standpunt B&W tegen de ingediende zienswijzen om meer dan 3 woningen ter plaatse toe te staan. Het is dus zo dat de bestemming 'structureel groen' op zichzelf geen belemmering vormt voor het plaatsen van bebouwing, maar in dit geval is er – vanuit cultuurhistorisch en stedenbouwkundig uitgangspunt – geen ruimte voor het plaatsen van extra (een) woning(en) in deze strook. M.a.w. zwaarwegender argumenten laten meer dan 3 woningen, ipv de huidige, niet toe, onafhankelijk of deze 2 extra woningen (de vervanging van de huidige plus 2 extra) in de bestemming structureel groen gelegen zijn. Dit wordt door het college niet meegewogen, maar de ingediende brief van mevrouw J. Reuvers – den Ouden is geplaatst onder 'draagvlak' om de status ervan aan te geven.
Zoals eerder aangegeven is de wijze van ontsluiting niet relevant voor dit vraagstuk. De onderbouwing van het aantal woningen van 3 is gebaseerd op cultuurhistorische en stedenbouwkundige uitgangspunten en is – dit geven we nogmaals aan – niet afhankelijk van de wijze van ontsluiten.
Nr.
i
j
k
Samenvatting zienswijzen Kleine Kernen de drie woningen ook ontsloten moeten worden. En dat lukt in het plan van de gemeente ook alleen maar via de noordzijde via een gedeelte van het perceel van de Prof. P.H. Buismanlaan 30. De bezwaarmaakster, mevrouw J. Reuvers – den Ouden wil geen medewerking verlenen om de betreffende grond beschikbaar te stellen omdat de aanvragers volgens haar opgave niet volledig eigenaar zijn van het perceel aan de Passewaaijse Hogeweg 10 en omdat zij eigenaresse is van het betreffende stuk grond. Deze kwestie is momenteel onder de rechter en overigens irrelevant voor deze aanvraag. Als bijlage 6 wordt er een kopie brief overlegd van Van Schie advocaten die namens mevrouw Reuvers heeft aangegeven geen bezwaar tegen de verkaveling te hebben en wil meewerken. Dit naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak. Mevrouw Reuvers zal dus zelfs mee moeten werken aan een verkaveling in welke vorm van ook.Tevens is van belang dat mevrouw Reuvers in het verleden ook een verzoek heeft gedaan bij de gemeente Tiel voor een verkaveling van haar eigen perceel waarbij de uitrit zoals in dit plan voorgesteld ook gebruikt zou worden. Dat verzoek is echter door de gemeente Tiel afgewezen. Ten slotte geeft Bylaer advies- en tekenburo aan dat zij namens de erven Den Ouden op voorhand aangeven gebruik te willen maken van de planschadeprocedure ten aanzien van het vigerende bestemmingsplan voor de locatie aan de Passewaaijse Hogeweg 10 gelet op het feit dat dit bestemmingsplan al van 1995 dateert.
Reactie college
Deze kwestie is inderdaad irrelevant voor wat betreft de argumentatie om wel of niet medewerking te verlenen. Daarom is de brief die mevrouw J. Reuvers – den Ouden heeft geschreven geplaatst onder de term 'draagvlak'. Dit om het bestuur (B&W, commissie en raad) te informeren over het feit dat er een brief van mevrouw J. Reuvers – den Ouden is binnengekomen en welke strekking de brief heeft, maar geeft geen argument op basis waarvan wel of geen medewerking wordt verleend. De erfeniskwestie heeft geen betekenis voor deze aanvraag. Immers, zelfs al zou er volledig overeenstemming zijn bij de erven – al dan niet door de bevoegde rechter opgelegd – dan heeft dit geen betekenis voor deze aanvraag. Dan nog blijft het vanuit cultuurhistorisch en stedebouwkundig oogpunt ongewenst qua kwaliteit.
Dit is een aparte procedure. Dit onderdeel van de zienswijze zal dan ook worden aangemerkt als een planschadeverzoek en separaat van de aanvraag omgevingsvergunning afgewikkeld worden.
Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
16 oktober 2013 H. Driessen 5 Woonvisie Tiel 2014-2018 'gewoon goed wonen'
Besluit om: 1. de woonvisie Tiel 2014-2018 'gewoon goed wonen' vast te stellen als kwantitatief en kwalitatief kader voor het woonbeleid en de nieuwe prestatieafspraken 2. het actieprogramma uit de woonvisie (bijlage 2) vast te stellen en het college opdracht te geven tot uitvoering van de in het actieprogramma genoemde punten
Inleiding De geldende Tielse woonvisie is van 2007 en gaat over de periode 2007-2010. De ambitie van Tiel is sindsdien niet wezenlijk veranderd. De huidige omstandigheden en, daarmee samenhangend, de manier waarop de ambitie verwezenlijkt kan worden, zijn wel wezenlijk anders dan een aantal jaar geleden. In de concept woonvisie Tiel 2014-2018 is het woonbeleid voor Tiel vastgelegd. De woonvisie vormt het kader voor de uitwerking van de prestatieafspraken. Aan de woonvisie is een actieprogramma gekoppeld welke straks diverse acties omvat voor verankering van visie en doelstellingen in deelbeleid en projecten. Ook is in de woonvisie het programmatisch kader gegeven in aantallen, doelgroepen en woningdifferentiatie waarmee het woningbouwprogramma dat omschreven is in de 'herijking woningbouwprogrammering Tiel 2010-2020' verder aangescherpt en verfijnd wordt. Tevens bevat de woonvisie een procesvoorstel om doelstellingen en acties te monitoren en waar nodig bij te sturen.
Beoogd effect De woonvisie geeft uitwerking aan de ambitie 'In Tiel moeten alle inwoners goed kunnen wonen in een door hen gewenste en geschikte woning en omgeving binnen hun financiële mogelijkheden'. De woonvisie biedt hiervoor een kwantitatief en kwalitatief kader voor het woningbouwprogramma. In de woonvisie zijn keuzes gemaakt ten aanzien van doelgroepen en aantallen. Samen met de 'Herijking woningbouwprogrammering 2010-2020' vormt de woonvisie het instrument om sturing te geven aan woningbouwprojecten in Tiel en (prestatie-)afspraken te maken met corporaties en overige bij het wonen betrokken partijen.
Argumenten 1.1 Noodzakelijke update van de kaders voor het woonbeleid Bevolkingsopbouw en –prognose, doelgroepen, leefstijlen en woonwensen bepalen het gewenste woningbouwprogramma. Een actualisatie van deze informatie was noodzakelijk en is input geweest voor de woonvisie. De focus ligt op woonwensen, doelgroepen en vraaggericht bouwen. Aantallen, zoals de bveolkingsprognose, zijn niet leidend maar geven wel een indicatie van benodigde aantallen. 1.2 Andere werkwijze noodzakelijk Pagina 1 van 3
De huidige tijd vraagt om een woonbeleid waarbij flexibel ingespeeld wordt op veranderingen in wet- en regelgeving en de wensen en mogelijkheden van de woonconsument. Het gaat om vraaggericht bouwen. In de woonvisie is dan ook geen uitgewerkt, vastomlijnd woningbouwprogramma voor de komende jaren opgesteld. Omdat er geen vastomlijnd programma ligt, is het van belang om continu te monitoren wat er gerealiseerd is en hoe dit bijdraagt aan de omschreven visie en ambitie. 1.3 integratie met Herijking woningbouwprogrammering Locatiekenmerken bepalen mede het type woningen dat gerealiseerd kan worden. In de Herijking woningbouwprogrammering is vanuit de ruimtelijke kenmerken gekeken naar het programma per locatie. Bij de woonvisie is vanuit doelgroepen geredeneerd. Na vaststelling van de woonvisie worden Herijking en woonvisie aan elkaar gespiegeld waarbij een integratie plaatsvindt van het gewenste woningbouwprogramma in relatie tot locatiekenmerken en potenties. 1.4 noodzaak samenwerking met andere partijen Om uitvoering te geven aan het woonbeleid zijn meer partijen nodig. Essentieel hierbij zijn de corporaties. Ook ontwikkelaars en bouwers zijn van belang omdat zij daadwerkelijk bouwen (en niet de gemeente). Reden te meer om hen te consulteren over de concept woonvisie. De corporaties zijn actief betrokken geweest bij het opstellen van de woonvisie. De overige partijen zijn geraadpleegd in de consultatieronde.
Kanttekeningen Geen
Aanpak / uitvoering De concept woonvisie is voorgelegd aan een aantal partijen voor marktconsultatie (gesprekkenronde). In de bijlage zijn de belangrijkste resultaten van de gesprekken opgenomen. Uit de gesprekken blijkt vooral draagvlak voor de voorliggende visie. Ze hebben dan ook geen aanleiding gegeven voor aanpassingen aan de woonvisie. In de woonvisie is een actieprogramma opgenomen. De eerste, belangrijke actie is het opstellen van prestatieafspraken met de corporaties. Daarnaast is een aantal acties opgenomen over deelbeleid voor doelgroepen, zoals arbeidsmigranten, de middeninkomens en wonen en zorg (zie bijlage 2).
Communicatie (over dit besluit) Na vaststelling wordt de woonvisie Tiel 2014-2018 gepubliceerd op de gemeentelijke website en overige in Tiel gebruikelijke media.
Financiën Nvt
Bijlage(n) 1. Woonvisie Tiel 2014-2018 'gewoon goed wonen', versie … van [datum] 2. actieprogramma
Pagina 2 van 3
Burgemeester en wethouders van Tiel, de secretaris, de burgemeester,
Advies commissie(s) d.d. 24 september 2013:
Tiel, d.d. 24 september 2013 de commissiegriffier,
Beslissing raad d.d.: 16 oktober 2013 de griffier,
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Stadsontwikkeling Angela van Velden 0344-637214
[email protected]
Pagina 3 van 3
Raadsbesluit Nummer: Wettelijke grondslag: Gemeentewet, artikel 147 Besloten in de raadsvergadering van: 16 oktober 2013
Besluit om: 1. de woonvisie Tiel 2014-2018 'gewoon goed wonen' vast te stellen als kwantitatief en kwalitatief kader voor het woonbeleid en de nieuwe prestatieafspraken 2. het actieprogramma uit de woonvisie vast te stellen en het college opdracht te geven tot uitvoering van de in het actieprogramma genoemde punten
de giffier,
de voorzitter,
Page 1 of 1
Woonvisie Tiel 2014-2018
gewoon goed wonen
Datum: 28 augustus 2013
…. ons kenmerk
Auteur: Angela van Velden
SO
….
Wijzigingsoverzicht versie
datum
1.0
10 juni 2013 A.H. van Velden
auteur
2.0
19 juni 2013 A.H. van Velden
3.0
10 juli 2013
A.H. van Velden
3.1
28 augustus
A.H. van Velden
Inhoud Voorwoord
5
Samenvatting
6
1
Inleiding
8
1.1
Aanleiding
8
1.2
Doelstelling van de woonvisie
8
1.3
Resultaten en tussentijdse resultaten
8
1.4
Afbakening van de woonvisie
9
1.5
Cijfers en werkelijkheid
9
2
Ambitie en visie
10
2.1
Ambitie
10
2.2
Visie: product, proces en samenwerking
10
2.3
Doelstellingen
10
3
Trends en ontwikkelingen
13
4
Bevolkingsopbouw en –samenstelling
15
4.1
Terugblik
15
4.2
Migratie en verhuizingen
15
4.3
De bevolking van Tiel
16
4.4
Leefstijlen in Tiel
16
4.5
Huidige woonsituatie bij de leefstijlen
17
4.6
Verwachte demografische ontwikkelingen
18
4.7
Kwantitatieve woningbehoefte
19
4.8
Leefstijlen in de toekomst
19
5
Bestaande woningvoorraad
20
5.1
De woningvoorraad in Tiel
20
5.2
Kernvoorraad van Tiel
20
5.3
Particuliere huurwoningen in Tiel
21
5.4
Wonen met zorg
21
6
Doelgroepen
22
6.1
Primaire doelgroep
22
6.2
Ontwikkeling kernvoorraad en sociale voorraad
22
6.3
Middeninkomens
23
6.4
Starters
24
6.5
Arbeidsmigranten
25
6.6
Statushouders/vreemdelingen
26
6.7
Woonwagenbewoners
26
7
Wonen, zorg en welzijn
27
7.1
Kaders voor wonen en zorg
27
7.2
Behoefteontwikkeling wonen met zorg
27
7.3
Huisvesting voor mensen met een fysieke beperking: sterwoningen
29
7.4
Overige kwetsbare doelgroepen
30
7.5
Opgave wonen en zorg
30
8
Nieuwbouw
31
8.1
Kwantitatieve behoefte
31
8.2
Kwalitatieve vraag
31
8.3
Woningbouwprogramma
33
9
Duurzaamheid van de woningvoorraad
35
9.1
Het belang van het verbeteren van de energieprestaties
35
9.2
Levensloopgeschikte woningen
36
9.3
Aanpak van dorpen en wijken
36
10
Partners en samenwerking
37
10.1
Prestatieafspraken
37
10.2
Regionale afstemming
37
10.3
Betrekken van partners in het woonbeleid
37
10.4
Afstemming wonen en zorg
37
11
Monitoring
38
12
Actieprogramma
39
Bijlage 1: Begrippenkader
40
Prijscategorieën woningen in huur en koop
40
Inkomensgroepen
40
Classificatiesysteem sterrenwoningen
40
Leefstijlen
41
Bijlage 2: Woonladder regio Rivierenland
43
Doelgroep per trede
43
Voorwoord PM
5
Samenvatting De nieuwe realiteit in bouwen en wonen De huidige tijd kan getypeerd worden met begrippen zoals recessie, verminderd consumentvertrouwen en mindere financiële slagkracht van gemeenten, corporaties, ontwikkelaars en consumenten. Ook zet het Rijk in op het scheiden van wonen en het zo lang zelfstandig blijven wonen met zorg aan huis. Deze omstandigheden zijn van invloed op de haalbaarheid van woningbouwprojecten. Een overmaat aan aanbod leidt tot te weinig verkochte woningen per project waarmee de uitvoering stagneert. Projecten met dure koopwoningen komen in de huidige tijd ook moeizaam of niet op gang. De lage middeninkomens, waaronder een groep starters, zitten klem. Het huidige woningaanbod sluit niet aan op de groeiende vraag naar voor senioren geschikte woningen. De huidige tijd vraagt om een woonbeleid waarbij flexibel ingespeeld kan worden op veranderingen in wet- en regelgeving en de wensen en mogelijkheden van de woonconsument. Het gaat om maatwerk: Wat is er mogelijk op de nu beschikbare locaties? Hoe sluit dit aan op de vraag vanuit de woonconsument? Wat betekent een nieuwbouwproject voor de doorstroming vanuit de bestaande voorraad en welke projecten zijn in deze tijd nog realiseerbaar. Bouwen is beweging Bouwen betekent beweging op de woningmarkt. Bouwen in segmenten waar daadwerkelijke tekorten zijn betekent een verrijking van het al aanwezige assortiment. Bouwen voor doorstroming betekent het bedienen van drie tot vier huishoudens per nieuw gerealiseerde woning. Op korte termijn kan gekozen worden voor het bouwen van woningen die ook nog in deze tijd afzet vinden, wat vooral in het betaalbare segment zal zijn. De ambitie voor de lange termijn moet echter altijd scherp in de gaten gehouden worden, waaronder het toevoegen van dure koopwoningen. Dit is een van de ambities van de gemeente Tiel. Geplande en geprognosticeerde woningaantallen De nieuwe, voorlopige prognose van de provincie gaat uit van 1.396 woningen voor de periode 20102020. Voor de periode 2010-2020 is met de provincie een aantal van 1.700 woningen afgesproken, circa 300 woningen meer dan de nieuwe prognose. In de woonvisie wordt een bandbreedte gebruikt voor het aantal te realiseren aantal woningen, afgeleid van bevolkingsprognoses. Voor de periode 2013-2020 wordt uitgegaan van de toevoeging van minimaal 719 woningen (voorlopige prognose 2013 Provincie) tot maximaal 1.600 woningen (Pearl, rekening houdend met een economische groei. Vooralsnog wordt het afgesproken aantal van 1.700 woningen voor de periode 2010-2020 aangehouden. Het nu geplande programma voor 2010-2020 gaat uit van een netto toevoeging van 1.677 woningen. Woonbeleid en doelgroepen In deze woonvisie is beleid opgesteld waarbij het accent ligt op die doelgroepen die niet als vanzelf hun weg kunnen vinden op de woningmarkt. Het gaat dan niet alleen om de primaire doelgroep huishoudens met een laag inkomen - maar ook de groep met een middeninkomen voor wie huren niet zomaar meer mogelijk is en kopen ook niet altijd meer een optie. Het is met name deze groep waar een van de sleutels tot beweging op de woningmarkt ligt. De steeds groter wordende groep senioren vraagt om een woonbeleid waarin uitwerking gegeven wordt aan geschikt wonen, ook met fysieke en/of mentale beperkingen en soms de noodzaak tot zorg. Voor de primaire doelgroep is de bestaande huurvoorraad in principe voldoende. Ingrepen in deze voorraad zijn vooral gericht op vervangende nieuwbouw en kwaliteitsverbetering. Voor de middeninkomens ligt een opgave in het bieden van voldoende woningen in de vrije sector huur, de goedkope koop en mogelijke andere huur-koop constructies. Vanuit rijksbeleid wordt het realiseren van woningen in de vrije sector door de corporaties naar verwachting aan banden gelegd. Andere partijen zijn dan aan zet zoals beleggers en de bewoners zelf.
6
Voor senioren ligt een opgave op het terrein van zelfstandig wonen. Een deel kan gerealiseerd worden in de nieuwbouw. Andere mogelijkheden moeten gezocht worden in (het aanpassen van) de bestaande woningvoorraad. De bestaande woningvoorraad Met nieuwbouw wordt slechts een klein percentage toegevoegd aan het totale aantal woningen. De bestaande voorraad dient ook zoveel mogelijk afgestemd te zijn op de wensen van deze tijd. Belangrijke thema's zijn de aanpasbaarheid van woningen, zoals voor mensen met een beperkte mobiliteit (senioren bijvoorbeeld), en de energieduurzaamheid van woningen. Een groot deel van de bestaande voorraad is in eigendom bij particulieren. Maatregelen aan de bestaande particuliere woning kunnen niet afgedwongen worden. Wel kan de gemeente in samenwerking met overige bij het woonbeleid betrokken partijen een rol spelen bij voorlichting en begeleiding bij aanpassingen aan de eigen woning door particulieren. Woonvisie biedt kaders Deze woonvisie bevat geen uitgewerkt woningbouwprogramma met exacte aantallen, woningtypen en prijscategorieën. Er wordt een bandbreedte gegeven voor het aantal te realiseren woningen en kwalitatieve kaders voor de te realiseren woningtypen, gebaseerd op doelgroepen en woonwensen. Vanuit deze kaders is per project een nadere uitwerking te geven van het programma, waarbij een afstemming plaatsvindt met de ruimtelijke mogelijkheden van de locatie en de financiële kaders voor het project. Actieprogramma Deze woonvisie bevat een aantal actiepunten. Deels betreft het een uitwerking van onderdelen van de visie. Daarnaast gaat het om continue acties, gericht op maatwerk per locatie en monitoring van de doelstellingen. In onderstaand schema zijn de acties uit het actieprogramma (hoofdstuk 12) weergegeven. nr 1
Actiepunt Monitoren kernvoorraad en sociale huurvoorraad
2
Uitwerken beleid en maatregelen voor de middeninkomens
3
Onderzoek SVn-startersleningen
4
Beleid arbeidsmigranten
5
Beleid en uitvoeringsprogramma wonen en Wmo-beleid
6
Integratie woonvisie en Herijking woningbouwprogrammering
7
Uitwerken beleid (motiveren, voorlichten) voor energieduurzaamheid en levensloopgeschiktheid van de particuliere woningvoorraad
8
Opstellen prestatieafspraken 2014-2018
9
Woonplatform betrokken partijen
10
Opstellen van de monitor wonen Tiel
11
Monitor wonen Tiel
12
Input woonvisie bij projecten: maatwerk woningbouwprogramma per project
7
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
In een woonvisie legt de gemeente haar ambities, doelstellingen en beleid vast voor het wonen in haar gemeente. De Tielse woonvisie dateert van 2007 en beslaat de periode 2007-2010. Sinds 2010 is er echter veel veranderd op de woningmarkt. Zo worden bestaande en nieuwbouwwoningen bijna niet meer verkocht. De woningbouwproductie neemt hierdoor, en door maatregelen zoals de verhuurdersheffing, verder af. Veel mensen blijven, al dan niet gedwongen door omstandigheden, wonen waar ze wonen. Een verhuizing is misschien wel de wens maar de angst voor dubbele woonlasten houdt veel mensen tegen. Ook is lang niet altijd een geschikte of betaalbare woning voorhanden. De maatregelen met betrekking tot het scheiden van wonen en zorg en de transitie van de AWBZ hebben eveneens een impact op het woonbeleid. Langer zelfstandig wonen en zelfredzaamheid zijn kernbegrippen hierbij. er is minder budget beschikbaar. Een herijking van ‘De Tielse Woonvisie, voor de periode 2007-2010’ is dan ook noodzakelijk om voor de komende jaren een actueel beleidskader te hebben op het gebied van wonen. De woonvisie biedt tevens het kader voor het maken van wederzijdse prestatieafspraken met de woningcorporaties SCW en SVT. Een vastgesteld volkshuisvestingsbeleid is vanuit de herziene Woningwet een voorwaarde voor het maken van afspraken. De gemeente Tiel heeft ervoor gekozen om het woonbeleid vast te leggen in de woonvisie Tiel 2014-2018, 'gewoon goed wonen'. 1.2
Doelstelling van de woonvisie
Met de woonvisie Tiel wordt het woonbeleid voor Tiel vastgelegd. De woonvisie vormt het kader voor de uitwerking van de prestatieafspraken. Aan de woonvisie is een actieprogramma gekoppeld welke diverse acties omvat voor verankering van visie en doelstellingen in projecten. Ook is in de woonvisie het programmatisch kader gegeven in aantallen, doelgroepen en woningdifferentiatie op hoofdlijnen1 waarmee het woningbouwprogramma dat omschreven is in de 'herijking woningbouwprogrammering Tiel 2010-2020' verder aangescherpt en verfijnd wordt. Ook bevat de woonvisie een procesvoorstel om doelstellingen en acties te monitoren en waar nodig bij te sturen. De woonvisie Tiel is een dynamisch werkdocument. De afgelopen jaren is wel duidelijk geworden dat niets in de wereld zeker is en dat er ook vanuit landelijk beleid bewegingen kunnen komen die van invloed zijn op het wonen. Een tijd van recessie, onzekerheid over wet- en regelgeving en een stagnerende woningmarkt vraagt om beleid dat de visie op lange termijn vastlegt en vasthoudt en waarbinnen tegelijkertijd op korte en middellange termijn actief ingespeeld kan worden op de actuele vraag. 1.3
Resultaten en tussentijdse resultaten
De woonvisie Tiel biedt een kwantitatief en kwalitatief kader voor verfijning, monitoring en – indien nodig – bijstelling van het woningbouwprogramma. In de woonvisie zijn keuzes gemaakt ten aanzien van doelgroepen en aantallen. Samen met de 'Herijking woningbouwprogrammering 2010-2020' vormt de woonvisie het instrument om sturing te geven aan woningbouwprojecten in Tiel. Ook kan hiermee aan andere partijen duidelijkheid gegeven worden over de koers die de gemeente uitgezet heeft. Een verzoek tot medewerking aan een project kan op basis van bovenvermelde beleidsstukken gemotiveerd gehonoreerd dan wel afgewezen worden. In de woonvisie Tiel is de ambitie voor de lange termijn verankerd. Dit is de stip op de horizon: waar willen we staan over pakweg tien jaar. De weg om te komen tot dit einddoel is echter niet vastomlijnd. De tijd met programma's en planningen voor een langere periode is voorbij. Er is een continue sturing en bijstelling nodig. Naast het vastgestelde kader, de visie, is de woonvisie te lezen
1
Hierbij is gebruik gemaakt van informatie uit de Update Marktverkenning 2013 'Bouwsteen voor
vastgoedportefeuillebeleid', Companen, 28 mei 2013. 8
als een set richtlijnen welke, conform de huidige inzichten, kansen en beperkingen, moet leiden tot het beoogd resultaat. 1.4
Afbakening van de woonvisie
Wonen is meer dan alleen de woning. Het gaat ook om leefbaarheidsaspecten zoals een veilige woonomgeving, voorzieningen, bereikbaarheid en zorg. De woonvisie richt zich primair op de woningvoorraad: kaders voor de nieuwbouw en richtlijnen voor verbetering van de bestaande voorraad. Verder is ingegaan op wonen en zorg, waarbij de component 'wonen' uitgewerkt is in de woonvisie. 'Zorg' en 'welzijn' krijgen een plek in het Wmo-beleid van de gemeente. De afstemming en uitvoering van de relatie wonen en zorg is een van de actiepunten, volgend uit deze woonvisie en het Wmo-beleid. 1.5
Cijfers en werkelijkheid
In de woonvisie zijn diverse tabellen en grafieken opgenomen. Cijfers kunnen echter niet 1-op-1 doorvertaald worden in programma en productie. Cijfers, zoals bevolkingsprognoses, geven slechts een indicatie. Ook een directe vertaling van doelgroep (zoals senioren) naar woningbouwprogramma ('seniorenwoningen') is niet mogelijk. Lang niet iedereen heeft dezelfde wensen. Lang niet iedereen gedraagt zich 'volgens een standaard'. We kennen allemaal wel iemand in de directe omgeving die al op leeftijd is en echt nog niet denkt aan een rollator, zorg en een 'bejaardenwoning'. Kortom: 'Mensen zijn onberekenbaar.' Het gaat om het benutten van statistisch materiaal om een koers op hoofdlijnen mee uit te zetten. Erna volgt het programmeren, realiseren, monitoren en bijsturen. Een continu proces. In de woonvisie is bij statistische gegevens, prognoses en analyses gebruik gemaakt van de 'Update marktverkenning 2013, Bouwsteen voor vastgoedportefeuillebeleid' (28 mei 2013) van Companen.
9
2
Ambitie en visie
2.1
Ambitie
In de Tielse woonvisie 2007-2010 is de ambitie van de gemeente Tiel omschreven: 'In Tiel moeten alle inwoners goed kunnen wonen in een door hen gewenste en geschikte woning en omgeving binnen hun financiële mogelijkheden.' In de toelichting op deze ambitie is een aantal onderdelen uitgelicht: niet alleen voor inwoners van Tiel maar ook voor vestigers uit de regio en van buiten de regio woningaanbod voor alle inkomensgroepen vraaggericht bouwen binnen financiële mogelijkheden Feitelijk gaat het dan om 'betaalbaar', 'beschikbaar' en 'geschikt' wonen voor iedereen. Specifiek Tiels aan de ambitie is de wens om meer hogere inkomens te verleiden om in Tiel te komen wonen. In Tiel zijn ten opzichte van regiogemeenten naar verhouding veel sociale huurwoningen en goedkope woningen. Tiel streeft er naar om iets meer balans te brengen in de totale bevolkingssamenstelling. Ook de provincie is de mening toegedaan dat Tiel zich wat meer moet richten op betaalbare én duurdere koopwoningen en dat ook andere gemeenten in de regio aan de onderkant moeten bouwen. De ambitie voor het woonbeleid in Tiel is eigenlijk niet wezenlijk veranderd. De omstandigheden waaronder uitvoering gegeven moet worden aan het beleid echter wel. In het hoofdstuk 'Trends en ontwikkelingen' is hier nader op ingegaan. 2.2
Visie: product, proces en samenwerking
In de ambitie staat omschreven wat de gemeente Tiel de komende jaren wil bereiken op het gebied van het wonen. Hoe deze ambitie waargemaakt kan worden is omschreven in de visie. Eerste vereiste hiervoor is een richtinggevend kader om sturing te geven aan de gewenste ontwikkelingen. In deze woonvisie is de ambitie doorvertaald naar een set richtlijnen voor het woningbouwprogramma en de gewenste kwaliteit van de woningen. De gemeente staat er niet alleen voor bij de uitwerking van het woonbeleid. Samenwerken is essentieel. Belangrijke samenwerkingspartners zijn de twee in Tiel actieve woningcorporaties SCW en SVT. Daarnaast zijn ook de bewoners in zekere zin partners in het wonen. Zij zijn direct belanghebbenden en, in het geval van particulier eigenaarschap, ook verantwoordelijk voor de woning. Tot slot is het woonbeleid dynamisch. Het is beleid dat gericht is op uitwerking en uitvoering in overleg en samenwerking met de overige betrokkenen. Om de uitvoering en samenwerking te stroomlijnen, is in deze woonvisie ook aandacht besteed aan het proces. Het gaat hierbij enerzijds om de verankering van de samenwerking in een continu proces. Anderzijds zijn kaders omschreven voor de continue monitoring en bijstelling van uitgangspunten en programma. 2.3
Doelstellingen
In deze woonvisie is een aantal doelen gesteld waarmee de ambitie vorm kan krijgen. 2.3.1
Doelgroepen
Huishoudens met een laag inkomen (tot circa € 34.000) In de woonvisie is een aantal doelgroepen omschreven. Het zijn die groepen, die niet als vanzelf hun weg kunnen vinden op de woningmarkt. Om te beginnen gaat het om de huishoudens met lage 10
inkomens. Zij zijn voornamelijk afhankelijk van de sociale huurvoorraad (corporaties) en de goedkope koopvoorraad. Er dienen voldoende sociale huurwoningen te zijn en ook beschikbaar te zijn. Voor de koopwoningen geldt dit uiteraard ook met daarbij nog de kanttekening dat het met de aangescherpte hypotheekeisen lang niet voor iedereen mogelijk is om een woning te kopen. Ook is er een groep senioren voor wie het geen wens meer is om te kopen (voor zover deze groep nog een hypotheek krijgt). In Tiel lijken voldoende betaalbare huur- en koopwoningen te zijn. Probleem is de beschikbaarheid van de woningen. Oplossingsrichting is het bevorderen van doorstroming. Kanttekening hierbij is weer, dat er voor de mensen die vanuit de sociale huur- en koopvoorraad door willen stromen ook weer een geschikte, voor hen betaalbare woning moet zijn. Huishoudens met een middeninkomen (€ 34.000-€ 43.000) Sinds 2011 zijn woningcorporaties verplicht om minimaal 90% van hun sociale huurvoorraad met een huur tot € 680 (formeel € 681,02, prijspeil 2013) te verhuren aan huishoudens met een laag inkomen. In 2013 is de inkomensgrens vastgesteld op € 34.229 (afgerond € 34.000). Huishoudens met een inkomen boven deze grens zijn aangewezen op de vrije sector huur of koop. Het is vooral de groep met een inkomen tussen € 34.000 en € 43.000 die klem zit. Een koopwoning is vaak toch te duur en een huurwoning is bijna niet te vinden of niet betaalbaar. Voor senioren met een middeninkomen is koop vaak geen wens of optie meer. De groep middeninkomens is deels gehuisvest in de sociale huurvoorraad. Zij kunnen geconfronteerd worden met extra huurverhogingen, een maatregel die bedoeld is om scheef wonen tegen te gaan. Verhuizen is alleen een optie als het aanbod beschikbaar is en afgestemd is op de woonwensen (geschikt) en financiële mogelijkheden (betaalbaar). De corporaties SVT en SCW erkennen de doelgroep middeninkomens nog steeds als een doelgroep van beleid. De speelruimte is echter beperkten als de plannen van de minister dorogaan, mogen corporaties niet meer bouwen voor de middeninkomens en moeten andere partijen dit dus op gaan pakken. Bij het hoofdstuk doelgroepen is nader ingegaan op de instrumenten die beide corporaties inzetten voor de doelgroep middeninkomens. Starters In een tijd van een afnemende bevolkingsgroei en vergrijzing is een van de doelstellingen om starters de kans te geven om in Tiel te blijven wonen. Starters zijn hierbij gedefinieerd als de huishoudens die nieuw op de woningmarkt zijn en geen woning achterlaten. Vaak gaat het om jongere mensen die vanuit het ouderlijk huis op zichzelf gaan wonen. Er zijn starters met een laag inkomen die aangewezen zijn op de sociale huurvoorraad. Starters met een inkomen vanaf circa € 34.000 behoren tot de groep voor wie een sociale huurwoning niet meer mogelijk is. Zij zijn aangewezen op vrije sector huurwoningen en goedkope koopwoningen. Zoals ook geconcludeerd is in het startersonderzoek Tiel 'een vliegende start in Rivierenland' (juli 2009), zoeken veel koopstarters een grondgebonden eengezinswoning. Senioren De bevolking vergrijst. De bevolking van Tiel is geen uitzondering hierop. Bij ouderen kunnen fysieke ongemakken ervoor zorgen dat de huidige woning minder goed bruikbaar, geschikt, is. Zo kan traplopen een probleem worden. Het beleid met betrekking tot wonen en zorg is er tegelijkertijd op gericht dat mensen langer zelfstandig in hun eigen woning kunnen blijven wonen. Aanvullende diensten en voorzieningen vanuit het WMO-beleid kunnen hierbij ondersteunend zijn. Vanuit het woonbeleid ligt er een opgave voor de groep ouderen die niet langer zelfstandig kunnen wonen. Ook is er aandacht nodig voor geschikte woningen voor de oudere die zelfstandig blijft wonen. De geschiktheid kan gezocht worden in het aanbod aan geschikte woningen (met verhuizing naar deze woningen) en het aanpassen - dus geschikt maken - van de bestaande woningvoorraad.
11
2.3.2
Doorstroming vergroten
Bij het toevoegen van woningen aan de woningvoorraad is het essentieel om de aanwezige tekorten in de woningvoorraad aan te vullen. Er is echter een verschil tussen de theoretische match tussen aanbod en vraag en de praktijk. Het gaat dan vooral om de beschikbaarheid van de woningen. Zonder verhuizing komt er in de bestaande voorraad geen woning beschikbaar. Een nieuwbouwwoning is na realisatie beschikbaar voor verkoop of verhuur. Het is dan ook verleidelijk om nieuw te bouwen voor een groep die op dit moment vraagt om een woning. Mochten er echter in de bestaande voorraad al voldoende geschikte woningen zijn voor bepaalde groepen, dan is het van belang om deze woningen vrij te krijgen. Dit kan alleen maar als de groep die nu gehuisvest is in deze woningen, en daar feitelijk niet hoort te wonen of niet meer wil wonen, door kan stromen naar een voor deze groep geschikte en betaalbare woning. In deze woonvisie is gezocht naar de daadwerkelijke tekorten in de woningvoorraad. Daarbij is gekeken naar de mogelijkheden om deze woningen aan te vullen middels nieuwbouw. Verder is gekeken naar de woningen die de groep verhuizers achterlaat. Deze woningen komen dus beschikbaar voor een of meer doelgroepen. In Tiel is het met name van belang om de sociale huurvoorraad en de goedkope koopwoningen vrij te krijgen voor de doelgroep. Er is een grote groep huishoudens met een inkomen boven de inkomensnorm voor sociale huur die wel in een huurwoning wonen. Deze groep zal mogelijk verhuizen mits er een aantrekkelijk aanbod is voor hen: betaalbaar, beschikbaar en geschikt. De sleutel tot beweging op de woningmarkt ligt bij de groep middeninkomens. 2.3.3
Kwaliteit van de woningvoorraad
Tot een aantal jaren geleden was de woningmarkt in Nederland vooral aanbod gericht: Voor elke nieuwbouwwoning stonden de mensen in de rij. Bestaande koopwoningen waren binnen een paar weken tot enkele maanden verkocht. Hier is echter verandering in gekomen. De huidige woningmarkt is – en blijft waarschijnlijk – vraaggericht. Mensen stellen eisen aan de woning (en woonomgeving) en verhuizen uitsluitend nog als er een woning beschikbaar komt die volledig voldoet aan de wensen. De wensen zijn divers. Toch is er een tweetal trends te ontdekken. Belangrijkste wensen en eisen die gesteld worden aan de woning liggen op het terrein van geschiktheid voor elke doelgroep, afgestemd op de levensfase, en op (energie)duurzaamheid. Duurzaamheid op het gebied van energieverbruik kan antwoord geven op de vraag om lagere woonlasten en meer comfort. Milieubewust zijn is een item dat wel onder beleidsmakers leeft maar bij bewoners vaak nog niet. De bewustwording, het besef dat een duurzame woning woonlasten verlaagt en comfort verhoogt, is nog niet breed aanwezig. In deze woonvisie wordt de kwaliteit van de woningen belicht aan de hand van de thema's 'levensloopgeschikt' en 'duurzaam'. Daarbij is gekeken naar zowel de nieuwbouw als de bestaande woningvoorraad, in huur en koop.
12
3
Trends en ontwikkelingen
De huidige tijd – medio 2013 - kan getypeerd worden met begrippen zoals recessie, verminderd consumentvertrouwen en mindere financiële slagkracht van gemeenten, corporaties, ontwikkelaars en consumenten. Deze omstandigheden zijn van invloed op de haalbaarheid van woningbouwprojecten. Een overmaat aan aanbod leidt tot te weinig verkochte woningen per project waarmee de uitvoering stagneert. Projecten met dure koopwoningen komen in de huidige tijd ook moeizaam of niet op gang. De lage middeninkomens, waaronder een groep starters, zitten klem. Het huidige woningaanbod sluit niet voldoende aan op de groeiende vraag naar voor senioren geschikte woningen. In zowel de huur- als de koopmarkt heeft zich de afgelopen jaren ontwikkelingen voorgedaan, die het lastiger maken om een woning te vinden. In het onderstaande kader is een aantal van deze recente ontwikkelingen beschreven.
Huurmarkt Corporaties moeten 90% van hun sociale woningen met een huur < € 680,02 toewijzen aan huishoudens met een verzamelinkomen tot € 34.229 (actuele inkomens en huurgrens per 1 januari 2013). Het Woonakkoord gaat de komende jaren uit van een inkomensafhankelijke huurverhoging bij sociale huurwoningen. Voor inkomens onder de € 34.229 stijgt de huur met 1,5% boven inflatie. Voor middeninkomens tot € 43.000 mag de huur met 2% boven inflatie stijgen. Voor mensen met een inkomen boven € 43.000 is een huurverhoging van 4% boven inflatie van toepassing. Deze maatregelen zijn tijdelijk. De intentie van de rijksoverheid is om over enkele jaren de huursombenadering in te voeren. Het aanbod aan woningen met een huur tussen € 680 en circa € 900 is zeer beperkt. Corporaties moeten een administratieve scheiding aanbrengen tussen Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) en nietDAEB-activiteiten. Verhuurders van woningen in de gereguleerde sector moeten vanaf 2013 een verhuurdersheffing, gerelateerd aan de waarde van de woning.
Koopmarkt Per 2013 moeten hypotheekleningen gedurende de looptijd volledig worden afgelost, volgens een annuïtair aflossingsschema. De Rijksbijdrage voor startersleningen wordt verhoogd van € 20 miljoen naar € 50 miljoen. De normen voor het verkrijgen van Nationale Hypotheekgarantie (NHG) zijn aangescherpt door nieuwe berekeningen van het NIBUD. Banken zijn steeds terughoudender bij het verstrekken van hypotheken. Er is op termijn meer eigen geld nodig om een woning te kopen. Per 2014 is het niet meer mogelijk om meer te lenen dan de woningwaarde (tophypotheken). Beperking van de hypotheekrenteaftrek met 0,5% per jaar vanaf 2014, tot 38%.
Naast bovenvermelde ontwikkelingen zijn er ook ingrijpende wijzigingen in het beleidsveld van wonen, zorg en welzijn. Het Rijk zet in op het scheiden van wonen en zorg wat betekent dat de cliënt de woning zelf huurt en zelf de kosten voor de woning betaalt. De AWBZ vergoedt alleen de geïndiceerde functies (de zorg). Uiteindelijk verdwijnt alle extramuraal geleverde zorg en ondersteuning uit de AWBZ. Ondersteuning wordt ondergebracht in de Wmo, verpleging aan huis wordt ondergebracht in de ZorgVoorziengenWet (ZVW). Concreet is per 1 januari 2013 de extramuralisering doorgevoerd voor de cliëntgroepen met een ZorgZwaartePakket (ZZP) 1 tot en met 2. Per 1 januari 2014 volgt de groep ZZP 3 (ouderenzorg). Per 2015 wordt hier de groep ZZP 3 (verstandelijk gehandicapten en geestelijke gezondheidszorg) aan toegevoegd. Volgen we het regeerakkoord van het kabinet Rutte II dan is de verwachting dat rond 2016 ook 505 van de groep ZZP 4 wordt geëxtramuraliseerd. De ontwikkelingen rondom wonen en zorg behelsen ook veranderingen bij Wmo-uitgaven, zoals voor woningaanpassingen. Uitgangspunten zijn het 'zo lang mogelijk op eigen kracht' blijven en 'regie houden over het eigen leven'. Ook zelfredzaamheid is een veelgebruikte term waarbij mantelzorg een rol kan spelen.
13
Bovenvermelde maatregelen hebben gevolgen voor het woonbeleid. Op termijn moeten er meer woningen zijn die geschikt zijn voor mensen met een zorgvraag. Aan de kant van de zorginstellingen ontstaat een betaalbaarheidsprobleem bij het vastgoed. Bij verhuur van kleine wooneenheden in zorgcomplexen kan maar een lage huur gevraagd worden. De extra openbare dan wel gemeenschappelijke ruimten die meestal in deze complexen aanwezig zijn, kunnen niet gefinancierd worden uit huuropbrengsten van de woningen. Op termijn zullen zorgcomplexen voor de doelgroep met ZZP 1 tot en met 3 (op termijn mogelijk tot en met 4) niet meer aangeboden worden dan wel bouwkundig, financieel en organisatorisch anders ingericht zijn. De huidige tijd vraagt om een woonbeleid waarbij flexibel ingespeeld kan worden op veranderingen in wet- en regelgeving, beleid en de mogelijkheden van de woonconsument. Op korte termijn lijkt het bijna onmogelijk om te bouwen in duurdere prijscategorieën in de koop. Wel is een van de doelstellingen van de gemeente Tiel om juist in het duurdere segment woningen toe te voegen. Bouwen betekent beweging op de woningmarkt. Op korte termijn kan gekozen worden voor het bouwen van die woningen die ook nog in deze tijd afzet vinden. De ambitie voor de lange termijn moet echter altijd scherp in de gaten gehouden worden. Op het moment dat er zich wijzigingen voordoen die van invloed zijn op de woningmarkt, dient daar in programma, planning en fasering op ingespeeld te worden. Hiertoe is een monitor (van trends, prognoses en woonwensen) noodzakelijk.
14
4
Bevolkingsopbouw en –samenstelling
4.1
Terugblik
Op 1 januari 2013 telde de gemeente Tiel circa 41.751 inwoners. Figuur 1 geeft een beeld van de recente demografische ontwikkeling door geboorte en sterfte (geboorteoverschot), vestiging en vertrek (migratie) en de woningvoorraadontwikkeling.
Figuur 1: Bevolkings- en woningvoorraadontwikkeling 2003-2011 (Bron: CBS 2012)
In de gemeente Tiel is er in de afgelopen jaren meestal sprake van een bevolkingsgroei. Belangrijk daarin is dat het aantal geboortes structureel hoger is dan het aantal sterftes. Het geboortesaldo neemt wel geleidelijk af. De migratie (vestiging en vertrek) in Tiel fluctueert. Door nieuwbouw in 2005, 2006 en 2011 is het binnenlandse migratiesaldo in die jaren positief: meer mensen vestigden zich in de gemeente dan dat er vertrokken. In de andere jaren was er sprake van een negatief migratiesaldo (vertrek). 4.2
Migratie en verhuizingen
In 2005, 2006 en 2011 was er sprake van een positief migratiesaldo. Hieruit is de – logische – invloed van nieuwbouwprojecten op migratiestromen te zien. De oplevering in 2011 was in een jaar waarin de woningmarkt al in recessie was. Een van de redenen waarom deze nieuwbouw toch succesvol was, is vanwege het gerealiseerde programma: veel appartementen, veel betaalbare huur. Het betreft een woningsegment dat goed aansloot op de actuele vraag van betaalbaar, gelijkvloers wonen, geschikt voor senioren. In 2012 is een netto toevoeging te zien van 103 woningen waarvan ook weer het merendeel in de betaalbare huur en goedkope koop. De gemeente Tiel trekt vrijwel ieder jaar per saldo een kleine groep 65-plussers aan. Dit lijkt niet direct een relatie te hebben met wisselingen in de omvang en samenstelling van de nieuwbouwproductie in Tiel. Een verklaring voor deze migratiestroom kan zijn, dat deze groep verhuist naar een stad met meer voorzieningen. Ook heeft Tiel ten opzichte van omliggende, kleinere gemeenten, een ruimer aanbod aan voor ouderen geschikte woningen, al dan niet in een woonzorgcomplex.
15
Figuur 2: Migratie naar leeftijd 2001-2011 (Bron: CBS 2012)
Een groot deel van de mensen die vertrekt uit Tiel vertrekt in gezinsverband (combinatie vertrek tot 15 jaar en tussen 25 en 50 jaar). Behalve in 2001, 2005, 2006 en 2011. In deze jaren kwamen relatief veel gezinnen in de gemeente wonen. Dat zijn ook de jaren met veel nieuwbouw. In deze jaren zijn niet uitsluitend eengezinswoningen opgeleverd. Ook de toevoeging van (betaalbare) appartementen, heeft effect. Huishoudens stromen door naar deze appartementen en laten een eengezinswoning achter. Het overgrote deel van de verhuisbewegingen van en naar Tiel vindt plaats met gemeenten en steden uit de regio. Er zijn met name migratiestromen tussen Tiel en de regiogemeenten Buren, Geldermalsen en Neder-Betuwe. 4.3
De bevolking van Tiel
De bevolking van Tiel is iets jonger dan het provinciale gemiddelde. Ten opzichte van het provinciale gemiddelde zijn er minder 55-plussers in Tiel. In de geprognotiseerde bevolkingsopbouw en groei van de bevolking is een stijging te zien van het 55-plussers en in het bijzonder ook de 75-plussers.
Figuur 3: Bevolkingsopbouw en –prognose 2013-2028 (Bron: Provincie Gelderland, Primos 2013, CBS)
4.4
Leefstijlen in Tiel
De gemeente Tiel telde op 1 januari 2013 ruim 41.751 inwoners en ruim 17.400 huishoudens in een zelfstandige woning. Om deze huishoudens beter in perspectief te plaatsen, is gekeken naar een set 16
leefstijlen, waarin de voor de woningvraag meest kenmerkende demografische en economische kenmerken gecombineerd zijn. Hiermee wordt recht gedaan aan het verschil tussen gedrag en beleving dat bestaat tussen de verschillende groepen op de woningmarkt. De belangrijkste factoren die de woonvraag bepalen, zijn traditionele kenmerken als levensfase en inkomenssituatie. Op deze kenmerken is de indeling dan ook gebaseerd. De toevoegingen 'gebonden' en 'mobiel' verwijzen naar de actieradius van de activiteiten: familie, kennissen, werk, winkelen en uitgaan. Spreiden deze activiteiten zich over een grote regio uit, dan wordt gesproken over 'mobiel'. Vinden deze activiteiten met name plaats in de eigen woonplaats, dan spreken we van 'gebonden'. In bijlage 1 staat onder het kopje 'leefstijlen' een overzicht van de diverse leefstijlen. Op basis van CBS-gegevens over de bevolkingsopbouw en inkomens in Tiel, afgezet tegen referentiegegevens uit enkele andere gemeenten zijn de leefstijlen in Tiel als volgt doorgerekend: Leefstijl Tiel Regio Rivierenland Gebonden, kleine huishoudens 10% 8% Mobiele, kleine huishoudens 11% 8% Gebonden gezinnen 14% 14% Mobiele gezinnen 30% 35% Gebonden senioren 19% 17% Mobiele senioren 15% 18% Tabel 1: Gemeente Tiel. Leefstijlen 2013 (Bron: CBS, referentieonderzoeken)
De mobiele gezinnen vormen de grootste groep huishoudens in Tiel (30%). De gebonden en mobiele senioren samen zijn goed voor 34% van het totaal aan huishoudens. De overige 35% van de huishoudens bestaan uit, gebonden gezinnen en gebonden en mobiele kleine huishoudens. In vergelijking met de regio Rivierenland wonen er in Tiel relatief veel kleine huishoudens. Het aandeel mobiele gezinnen en mobiele senioren ligt net weer wat lager dan in de regio als geheel. Een verklaring hiervoor kan zijn, dat er in Tiel relatief veel huishoudens met een lager inkomen wonen. Deze groep blijkt vooral gebonden te zijn, met een actieradius in voorzieningen en activiteiten die vooral lokaal is. 4.5
Huidige woonsituatie bij de leefstijlen
Het overgrote deel van de gebonden huishoudens - 60% tot 80% - woont op dit moment in een huurwoning. In tegenstelling tot de gebonden huishoudens woont het merendeel van de mobiele huishoudens in een koopwoning. Naar de toekomst toe zien we een verschuiving naar de huursector ontstaan. Vooral bij gebonden en mobiele senioren is sprake van een door hen gewenste verschuiving van koop naar huur. Gebonden senioren kunnen op basis van hun inkomen hierbij aanspraak maken op een sociale huurwoning. Mobiele senioren zullen vanwege een te hoog inkomen in de vrije sector moeten huren. De figuur hierna geeft de huidige woonsituatie naar huur en koop weer voor de verschillende leefstijlen in Tiel.
17
Figuur 4: Woonvoorkeuren huur en koop van leefstijlen (Bron: referentieonderzoeken CBS)
4.6
Verwachte demografische ontwikkelingen
Er zijn verschillende prognoses in omloop met elk een eigen rekenmethode en daarmee ook verschillende resultaten. De Provincie Gelderland hanteert de systematiek volgens de Primosprognose. Dit is een trendprognose op basis van de bevolkingsontwikkeling van de afgelopen acht jaar. Het betreft vooralsnog een voorlopige prognose 2013. In deze prognose is geen rekening gehouden met woningbouwplannen en woningbouwafspraken. De komende jaren groeit de bevolking volgens Primos nauwelijks meer. Toch groeit de woningbehoefte (afgeleid van de huishoudensontwikkeling) nog wel. Dit is het gevolg van de gezinsverdunning (woningbezetting). Door meer kleine huishoudens neemt het aantal mensen per woning af. Hierdoor zijn met minder mensen, toch meer woningen nodig. De Pearl-prognose (2011) van het CBS gaat uit van een veelheid aan bepalende factoren (met een accent op economische factoren) en probeert op basis van het samenspel van die factoren een modelmatig reële inschatting te maken van de toekomstige bevolkings- en huishoudensontwikkeling. De prognose van Pearl houdt een grotere groeilijn van de bevolking en huishoudens aan dan de Primos-prognose. De prognoses laten daarbij zien dat het moeilijk is om de toekomst goed te voorspellen. De prognoses geven een bandbreedte waar woningbouwprogramma, planning en fasering op afgestemd kunnen worden.
figuur 5 en 6: Bevolkings- en huishoudensprognoses (Bron: Prognose provincie Gelderland, Primos 2013 en CBS-Pearl)
18
4.7
Kwantitatieve woningbehoefte
Er zijn diverse bevolkingsprognoses welke ieder een ander resultaat laten zien. In deze paragraaf zijn de resultaten van deze prognoses gegeven en een advies voor de wijze waarop omgegaan kan worden met deze verschillende gegevens. Met een totaal van 1.396 woningen voor de periode 2010-2020 en een gerealiseerd aantal woningen van 677 (gerealiseerd in de periode 2010-2012), resteert volgens de voorlopige provinciale prognose een opgave vanaf 2013 tot 2020 van 719 woningen. Dit komt neer op circa 103 woningen per jaar voor de komende zeven jaar. De totale bevolkingsontwikkeling van Tiel komt bij de Pearl-prognose nog boven de nullijn uit. Voor de periode 2013-2020 wordt een groei van het aantal huishoudens geprognosticeerd van circa 1.600, circa 230 woningen per jaar. Op basis van de provinciale bevolkingsprognose 2010 heeft Tiel voor de periode 2010-2020 ruimte gekregen voor een toename van de woningvoorraad met 1.700 woningen. De recente, nog voorlopige bevolkingsprognose van de provincie laat een iets ander beeld zien, namelijk 1.396 woningen dus 304 woningen minder. De prognose van Pearl ligt echter weer een stuk hoger. Bij de woningbouwprogrammering in Tiel wordt de provinciale prognose 2013 gezien als minimum en Pearl als maximum met als randvoorwaarde dat hierbij ook sprake moet zijn van economische groei (een van de indicatoren bij deze prognose). Wij hanteren dan ook voor de periode 2013-2020 een bandbreedte van 719 tot 1.600 woningen De komende jaren zal nog niet echt sprake zijn van economische groei en het is dan ook realistisch om nu zeker nog niet de bovengrens van de bandbreedte aan te houden. Op middellange en lange termijn kunnen aantallen mogelijk positief bijgesteld worden, richting bovengrens van de bandbreedte. Richting de provincie wordt vooralsnog het afgesproken aantal woningen van 1.700 in de periode 2010-2020 aangehouden. In hoofdstuk 8 is de geprognostiseerde woningbehoefte vergeleken met het actuele woningbouwprogramma. 4.8
Leefstijlen in de toekomst
Op basis van bevolkings-, huishoudens- en inkomensprognoses is een doorrekening gemaakt van leefstijlen voor de periode 2013-2028. Hieruit blijkt dat het aantal gebonden kleine huishoudens en gebonden en mobiele gezinnen de komende jaren gestaag afneemt. Bij de kleine huishoudens dient opgemerkt te worden, dat er deels een verschuiving plaatsvindt naar de groep senioren. De vergrijzing zet de komende jaren duidelijk door. De omvang van de groep senioren stijgt verhoudingsgewijs het sterkst bij de mobiele senioren. In navolgende tabel is een overzicht gegeven. De getallen in rood laten een daling zien. Groen staat voor een stijging. 2013
2018
2023
2028
Gebonden kleine huishoudens
1.740
1.620
1.570
1.460
Mobiele kleine huishoudens
1.920
2.160
2.080
2.040
Gebonden gezinnen
2.440
2.340
2.230
2.140
Mobiele gezinnen
5.400
5.230
5.210
5.160
Gebonden senioren
3.310
3.610
4.060
4.390
Mobiele senioren
2.620
3.060
3.370
3.590
Totaal
17.430
18.020
18.520
18.780
Tabel 2: Gemeente Tiel. Leefstijlontwikkeling 2013-2028 (Bron: CBS, referentiegegevens gemeenten Vianen en Gorinchem)
19
5
Bestaande woningvoorraad
5.1
De woningvoorraad in Tiel
De bestaande woningvoorraad maakt wezenlijk onderdeel uit van het woonbeleid. Negentig procent van de woningen die er over tien jaar staan, zijn er feitelijk nu ook al. Het inzetten van de bestaande woningvoorraad voor het woonbeleid is beperkt mogelijk. Het zijn immers woningen die al in gebruik zijn en in eigendom bij derden (particulier, belegger, corporatie). In het kader van doorstroming is het wel van belang om inzicht te hebben in de bestaande voorraad. Het gaat er dan niet zozeer om dat er een gedetailleerd en volledig overzicht is van alle woningen in Tiel. Belangrijker is inzicht in de manier waarop woningen vrijgemaakt kunnen worden voor een bepaalde doelgroep middels doorstroming. Op 1 januari 2013 telde de gemeente Tiel 17.431 woningen. In de afgelopen jaren zijn hoofdzakelijk in 2005, 2006 en 2009 tot en met 2011 relatief veel woningen toegevoegd aan de woningvoorraad. Vanaf 2006 zijn vooral veel meergezinswoningen toegevoegd. In 2011 lag het accent op eengezinswoningen. Iets meer dan de helft van de huidige woningvoorraad (17.431 woningen) bestaat uit koopwoningen (53%). Ongeveer 10% is particuliere huurvoorraad en de overige 37% van de woningvoorraad in Tiel betreft een sociale huurwoning.
figuur 7: woningbouw naar woningtype 2001-2011 (Bron: CBS (2012)
5.2
Kernvoorraad van Tiel
In 2010 bestond de sociale huurwoningvoorraad uit 6.023 woningen. In 2013 is dit aantal toegenomen met 6% (6.399 sociale huurwoningen tot € 680). Het aandeel eengezinswoningen is zowel bij SCW Tiel en SVT nagenoeg gelijk gebleven (respectievelijk 57% en 60%). De kernvoorraad in Tiel (woningen met een huurprijs tot aan de eerste aftoppingsgrens voor huurtoeslag) bestond op 1 januari 2013 uit 5.464 woningen. De sociale voorraad, de kernvoorraad inclusief de woningen tot aan de liberalisatiegrens, bestaat uit 6.399 (afgerond 6.400) woningen. SCW en SVT verhuren 111 vrije sector huurwoningen met een huur boven € 680.
20
SCW
SVT
Aantal
Aandeel
Aantal
Aandeel
Eengezinswoning < € 575
1.823
52%
1.583
53%
Eengezinswoning € 575 - € 680
158
4%
172
6%
Eengezinswoning > € 680
37
1%
27
1%
Appartement < € 575
680
19%
876
30%
Appartement > € 575 - € 680
26
1%
34
1%
Appartement > € 680
3
0%
8
0%
Seniorenwoning 2 < € 575
638
18%
264
9%
Seniorenwoning > € 575 - € 680
144
4%
1
0%
Seniorenwoning > € 680
36
1%
0
0%
Totaal
3.545
100%
2.965
100%
Tabel 3: Totaal aantal sociale huurwoningen per corporatie naar prijs en type Kernvoorraad sociale huurwoningen (Bron: SVT en SCW Tiel, peildatum 1 januari 2013)
5.3
Particuliere huurwoningen in Tiel
Van de totale huurwoningvoorraad in Tiel is 10% in eigendom bij overige verhuurders, waaronder Vestia (circa 150 woningen) en diverse particuliere verhuurders. Van deze huurwoningen zijn niet alle huurprijzen bekend. Het is aannemelijk dat een deel van deze woningen een huur heeft boven € 680 en daarmee geclassificeerd wordt als vrije sector huurwoning. 5.4
Wonen met zorg
De onderstaande tabel geeft de inventarisatie weer van het aanbod aan zorgplaatsen en zorgwoningen voor ouderen van verschillende zorgaanbieders in de gemeente Tiel. Aanbod 01-01-2013 3 Verpleging & verzorging (intramuraal )
439
Verzorgd wonen (complex extramuraal)
148
Zelfstandig met thuiszorg (extramuraal) VG intramuraal (indicaties CIZ) GGZ intramuraal (indicaties CIZ)
1.890 4 (sterwoningen) 440 85
Tabel 4: Wonen met zorg voor ouderen, aantallen per woonvorm (Bron: Onderzoek STMR (2011) & SCW Tiel (2013), CIZ)
2
Gelijkvloerse woning (appartement, grondgebonden), door de corporaties gelabeld als seniorenwoning. Woonvormen afgeleid van onderzoek door STMR voor de sector Verpleging en Verzorging (V&V). Voor de sectoren Verstandelijk Gehandicaptenzorg (VG) en Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ) zijn gegevens voor intramurale zorg afgeleid van het aantal mensen met een intramurale indicatie per 1 januari 2013 in Tiel. Niet bekend is of deze huishoudens ook allemaal intramuraal wonen. 3
4
Binnen de sterwoningen zijn er de nodige kwaliteitsverschillen. Woningen met 1 ster voldoen aan minimale toegankelijkheidseisen (nultredenwoningen) en zijn niet persé zorggeschikt en/of rolstoeldoor- en toegankelijk. Daarnaast woont ook een groot aantal mensen met thuiszorg in een reguliere (gezins)woning, zonder sterren. 21
6
Doelgroepen
6.1
Primaire doelgroep
Woningcorporaties en gemeenten hebben een eerste verantwoordelijkheid voor het huisvesten van de doelgroep van beleid, zoals deze is vastgelegd in het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH), en binnenkort in de Herzieningswet. Toch biedt de sociale huursector niet alleen uitkomst aan mensen die tot de BBSH-doelgroep horen. Ook mensen met een hoger inkomen wonen in de sociale huursector. Volgens de staatssteunregeling mogen woningcorporaties, om in aanmerking te blijven komen voor WSW-borging, maximaal 10% van hun sociale huurwoningen toewijzen aan huishoudens met een belastbaar inkomen boven de € 34.229 per jaar (prijspeil 1 januari 2013). Minimaal 90% moet toegewezen worden aan huishoudens met een inkomen van maximaal € 34.229 per jaar. Van alle huishoudens in de gemeente Tiel behoort 39% tot de sociale doelgroep met een inkomen tot € 34.229. Daarnaast heeft 14% een inkomen tussen € 34.229 en € 43.000 en nog eens 47% heeft een inkomen boven € 43.000. Aantal
Aandeel
BBSH-doelgroep
4.530
26%
Doelgroep tot € 34.229
2.270
13%
€ 34.229 - € 43.000
2.440
14%
Vanaf € 43.000
8.190
47%
Totaal 17.430 100% Tabel 5: Omvang verschillende inkomensdoelgroepen 2013 (Bron: CBS Rio, bewerking Companen)
De primaire doelgroep groeit tot 2020 naar verwachting met circa 300 huishoudens. De toename van de groep huishoudens met een middeninkomen tot 2020 bedraagt ruim 110. De groep huishoudens met een hoog inkomen groeit naar verwachting met circa 375 huishoudens. Deze aantallen zijn gebaseerd op een scenario waarin rekening gehouden is met 0% economische groei5, vanuit de verwachting dat er de komende vier jaar (looptijd woonvisie) niet of nauwelijks sprake zal zijn van een economische groei. Op dit moment hebben 4.230 huishoudens in de sociale huursector een inkomen tot € 34.229. Dit is 62% van het totale aantal huishoudens in een sociale huurwoning. Ongeveer 2.280 huishoudens (38%) wonen in een sociale huurwoning maar hebben een inkomen dat hoger is dan € 34.229. Deze huishoudens worden 'scheefhuurders' genoemd. Formeel krijgt deze groep geen sociale huurwoning meer toegewezen. In de praktijk blijkt het voor huishoudens met een (lager) middeninkomen niet altijd goed mogelijk om een hogere huur te moeten betalen. Corporaties hebben de mogelijkheid om 10% van de te verhuren woningen aan anderen dan de primaire doelgroep te verhuren en kiezen er dan ook voor om een deel van de huurwoningen toe te wijzen aan huishoudens met een (lager) middeninkomen. Een mix aan huishoudens uit diverse inkomensgroepen geeft differentiatie in een buurt. 6.2
Ontwikkeling kernvoorraad en sociale voorraad
In 2011 zijn er tussen de gemeente en de corporaties afspraken gemaakt over de omvang van de kernvoorraad en de sociale huurvoorraad tot 2015.
Tot het jaar 2015 moet de kernvoorraad (woningen met een huurprijs tot aan de eerste aftoppingsgrens voor huurtoeslag) een minimale omvang hebben van 4.800 woningen; Tot het jaar 2015 moet de sociale voorraad (kernvoorraad inclusief de woningen tot de liberalisatiegrens) een minimale omvang hebben van 5.800 woningen.
Dit verhoudt zich als volgt tot de huidige situatie:
5
bron: Update woningmarktverkenning 2013, Companen 22
Huidige voorraad Kernvoorraad
(tot
Afspraak tot 2015
Verschil
aan
5.464
4.800
+664
aan
935
1.000
-65
5.800
+599
aftoppingsgrens) Sociale
voorraad
tot
liberalisatiegrens Totaal
Tabel 6: Omvang huidige sociale voorraad in vergelijking met de afspraken tot 2015
Getalsmatig is de totale sociale huurvoorraad voldoende. Wel zou een verschuiving plaats moeten vinden naar de iets duurdere, maar nog wel sociale, huurwoningen. Dit kan in de bestaande voorraad uitsluitend bij nieuwe verhuring en als de woning kwalitatief goed genoeg is. Dan kan de huurprijs aangepast worden. Beide corporaties passen huuraanpassing bij nieuwe verhuring al toe. Bij scheefwoners bestaat ook de mogelijkheid om een extra huurverhoging te vragen. Door onder andere de verhuurdersheffing gaan SCW en SVT noodgedwongen meer inzetten op verkoop van woningen en het verhogen van de huren. Ook zijn er de komende jaren nog plannen om enkele woningcomplexen te slopen en er minder, en soms andere, woningen voor terug te bouwen. Een structurele uitbreiding van de sociale woningvoorraad is niet van toepassing. Wel moet gemonitord worden dat er voldoende voorraad blijft voor de doelgroep. Verkoop van woningen kan een goede optie zijn voor een aantal huishoudens, zoals met een middeninkomen. Sloop en vervangende nieuwbouw, soms met een vermindering van het aantal woningen, geeft een kwaliteitsverbetering. Actiepunt 1: monitoren kernvoorraad en sociale voorraad: jaarlijks en bij grootschalige ingrepen in de voorraad (sloop, nieuwbouw, transformatie). Actie verankeren in de prestatieafspraken. 6.3
Middeninkomens
De afgelopen jaren is het voor huishoudens met een middeninkomen steeds lastiger geworden om een woning te huren of te kopen. Door nieuwe toewijzingsregels kan slechts een beperkt deel van de middeninkomens nog terecht in de sociale huursector. Vanaf 2011 moet minimaal 90% van de huurwoningen worden toegewezen aan huishoudens met een verzamelinkomen beneden de € 34.229. Tegelijkertijd wordt het door nieuwe hypotheekregels voor dezelfde middeninkomens vrijwel onmogelijk om een passende (grondgebonden) woning te vinden in de koopsector. De woningmarkt zit op slot, in het bijzonder voor huishoudens met een middeninkomen. De problemen waarmee de doelgroep middeninkomens te maken heeft, is uiteen te rafelen in drie componenten: betaalbaarheid, beschikbaarheid en geschiktheid. Op de eerste plaats wordt het wonen voor middeninkomens duurder door nieuw beleid rondom huurverhogingen en de aflossing van hypotheken. Koop was voorheen voor sommigen nog een optie. Starters hadden via maatregelen zoals koopsubsidie en startersleningen nog wel kans om te kopen. Aangescherpte hypotheekeisen en wegvallende koopstimuleringsregelingen maken het moeilijk zo niet onmogelijk om nog te kopen. Hiermee valt men terug op de huurvoorraad. Tot de groep middeninkomens behoren huishoudens met een inkomen tussen € 34.229 (afgerond € 34.000) en circa € 43.000. Deze groep is in Tiel 14% van de huishoudens ofwel circa 2.440 huishoudens. Van deze groep woont 40% in een sociale huurwoning (36%) dan wel particuliere huurwoning (4%). Van de groep met een middeninkomen woont 60% in een koopwoning. Het aanbod aan huurwoningen in de vrije sector huur bij de corporaties is beperkt. Verder is 10% van de huurwoningen in Tiel in eigendom bij derden. Van deze woningen is niet bekend welke huur zij hebben. Aangenomen wordt, dat van deze particuliere huurwoningen een deel een vrije sector huur heeft en daarmee mogelijk interessant is voor de doelgroep middeninkomens (mits de huur niet te hoog is).
23
SCW
SVT
Aantal
Aandeel
Aantal
Aandeel
37
0,2%
27
0,2%
3
0%
8
0%
Seniorenwoning
36
0,2%
0
0%
Totaal
76
0,4%
35
0,2%
Eengezinswoning Appartement
Tabel 7: vrije sector huurwoningen bij SCW en SVT
De groep middeninkomens heeft op dit moment een moeilijke positie op de woningmarkt.
In de sociale huursector kan deze groep moeilijk terecht. Zoals hiervoor aangegeven mogen woningcorporaties op grond van Rijksregelgeving maximaal 10% van huurwoningen met een huur lager dan € 681,02 toewijzen aan deze groep. Corporaties hebben deze doelgroep wel als doelgroep van beleid benoemd. Zij streven er naar om binnen de 10% aan verhuringen welke vrij in te vullen zijn, nog steeds woningen te huur aan te bieden aan de huishoudens met een middeninkomen.
In de dure huursector (huurwoningen met een huur hoger dan € 681,02, prijspeil 2013) is slechts een beperkt aanbod van minder dan 1% ten opzichte van de totale woningvoorraad.
In de koopsector zijn de mogelijkheden van deze groep vooral beperkt door de aangescherpte hypotheekeisen en onzekerheid over werk en inkomen. Er is wel koopaanbod in Tiel in de lagere prijsklassen tot € 200.000,-. Het totale koopaanbod (dus niet de totale koopwoningvoorraad) bedraagt 323 woningen met een koopprijs tot € 200.000. Hiervan zijn 41 gelijkvloerse, met een lift bereikbare appartementen (Funda-scan, 16-05-2013).
Het is voor senioren moeilijk om nog een hypotheek te krijgen. Ook is bij senioren niet altijd meer de wens aanwezig om te kopen. Verder zijn er in het koopaanbod veel eengezinswoningen en weinig gelijkvloerse woningen en/of appartementen die met lift bereikbaar zijn. Om te zorgen dat er voldoende woningen beschikbaar blijven voor de primaire doelgroep is het van belang om voldoende passend aanbod te creëren voor de middeninkomens, waardoor de doorstroming op gang kan komen. Manieren om het aanbod voor middeninkomens te vergroten zijn:
Vergroten van het aanbod aan dure huurwoningen door in het nieuwbouwprogramma het accent te leggen op deze prijsklassen. Het aanbod moet wel aansluiten op de kwalitatieve vraag. Niet elke dure huurwoning blijkt op dit moment gemakkelijk verhuurbaar te zijn. Het rijk koerst op een beleid waarbij corporaties niet zomaar meer woningen in de vrije sector huur kunnen realiseren. Andere partijen, zoals beleggers, moeten deze taak overnemen. Kanttekening hierbij is de terughoudendheid van deze partijen bij kwalitatief minder goede wijken en kleinere kernen.
Aanbieden van bijzondere huur- en koopconstructies in de vorm van Koopgarant, Slimmer Kopen, erfpachtconstructies of collectief particulier opdrachtgeverschap zowel voor kopers (CPO) als huurders (CPOH). De beide corporaties bieden woningen aan met de startersrenteregeling. Dit is een product voor koopstarters, ook die met een (lager) middeninkomen..
Verkopen van corporatiewoningen. SCW en SVT bieden via StaVast woningen uit hun bezit te koop aan. Deze woningen zitten in een prijssegment dat betaalbaar is voor huishoudens met een middeninkomen. Ervaring is, dat zittende huurders de huurwoning waarin ze wonen niet aankopen. Wel is te zien dat huurders verhuizen naar een andere woning en deze dan wel kopen. Actiepunt 2: opstellen beleid middeninkomens, maatregelen en betrokken partijen. 6.4
Starters
Starters zijn personen of jonge gezinnen die nog niet beschikken over zelfstandige woonruimte. Hun woonwensen zijn echter niet gelijk. Zo zijn er starters die als alleenstaande op zoek zijn naar zelfstandige woonruimte en vaak genoegen nemen met een kleine woning of wooneenheid. Ook zijn er starters, die met een partner op zoek zijn naar zelfstandige woonruimte en behoefte hebben aan een kleine woning met minimaal twee slaapkamers. Voor beide groepen starters is de beschikbaarheid van woningen beperkt. Op de lange termijn is de starter het meest gebaat bij een woningmarkt waarin de doorstroming goed functioneert. Hoe meer huishoudens, die al beschikken 24
over woonruimte, de mogelijkheid krijgen om de door hen gewenste verbetering in hun wooncarrière te realiseren, hoe meer goedkope woningen in zowel de huur- als koopsector beschikbaar komen die geschikt zijn voor de starters. De druk op de sociale huurmarkt wordt vooral veroorzaakt door het uitblijven van uitstroom van groepen met een midden en hoger inkomen en ouderen. Starters met een inkomen lager dan € 34.229 zijn vooral aangewezen op de sociale huursector, waar in principe op langere termijn voldoende aanbod is als de doorstroming op gang kan worden gebracht. De komende jaren is er wel vraag naar extra sociale huurwoningen om aan de vraag van starters te voldoen. Starters met een inkomen tussen € 34.229 en € 43.000 vallen in de groep middeninkomens en hebben te maken met alle bij die groep beschreven problemen. De daarbij beschreven oplossingsrichtingen zijn eveneens onverkort voor starters van toepassing (bijvoorbeeld CPO en CPOH voor jonge huishoudens die zelf willen bouwen). Een specifieke oplossing voor (koop)starters is de Starters Renteregeling. Bij de Starters Renteregeling wordt twintig procent korting gegeven op de maandelijkse hypotheekrente. Het is de woningcorporatie, die elke maand twintig procent van de hypotheekrente voorschiet. Door deze korting op de hypotheekrente wordt het mogelijk om als starter een woning te kopen met lagere maandlasten dan bij een gewone hypotheek. De Starters Renteregeling is alleen van toepassing bij de woningen die door de corporaties verkocht worden. Sinds 2008 is het bij de gemeente Tiel niet meer mogelijk om een SVn-starterslening te krijgen. In de huidige tijd kan het instrument starterslening, mits onder de juiste voorwaarden, een stimulans zijn op de woningmarkt. Voorgesteld wordt om te onderzoeken óf en, zo ja, onder welke voorwaarden het gewenst en zinvol is om de starterslening opnieuw in de gemeente Tiel te introduceren. Actiepunt 3: onderzoek mogelijkheden en wenselijkheid SVn-startersleningen. 6.5
Arbeidsmigranten
Het aantal arbeidsmigranten in de regio Rivierenland is hoog. De meeste arbeidsmigranten werken in de land- en tuinbouw. In de regio Rivierenland is op basis van de aanwezige glas- en tuinbouw in 2012 een schatting gemaakt van de arbeidsbehoefte (seizoensgebonden en deels het voor het hele jaar). 6 Deze arbeidsbehoefte wordt grotendeels ingevuld door arbeidsmigranten. In de onderverdeling per gemeente is ook in Tiel een arbeidsbehoefte waar te nemen. Voor arbeidsmigranten in de regio is beleid met betrekking tot de tijdelijke huisvesting. Het beleid is gericht op oplossingen op het agrarisch perceel. De mogelijkheden betreffen tijdelijke huisvesting. Voor arbeidsmigranten die het hele jaar in Nederland verblijven is dit geen oplossing. Naast arbeidsmigranten in de land- en tuinbouw zijn er ook arbeidsmigranten voor werkzaamheden zoals in de (ver)bouw. In principe is ook hier de werkgever, vaak een uitzendbureau, verantwoordelijk voor de huisvesting. De aanwezigheid van arbeidsmigranten in Nederland is een feit. Het aantal arbeidsmigranten, de duur van hun verblijf en de woonplek zijn niet altijd bekend. Ook is niet bekend of woonplaats en werkplek dezelfde zijn. Huisvesting van arbeidsmigranten is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever. Bij permanente vestiging van arbeidsmigranten wordt huisvesting een opgave voor alle bij het woonbeleid betrokken partijen. Corporaties kunnen woonruimte aanbieden, gemeenten dienen een visie te hebben op de huisvesting, ook in relatie tot werkgelegenheid. Om inzicht te krijgen in omvang, type arbeidsmigranten, werkplek en woonplaats is in het actieprogramma voorgesteld nader onderzoek te doen naar arbeidsmigranten in Tiel en zo mogelijk in de regio. Vanuit Tiel is inzicht gewenst in het aantal in Tiel gehuisveste arbeidsmigranten in relatie tot de (Tielse) werkplek. Vanuit de regio is het van belang om de huisvestingsopgave voor arbeidsmigranten, zowel tijdelijke al permanente huisvesting, regionaal op te pakken en te verdelen. Actiepunt 4: onderzoek arbeidsmigranten, in samenwerking met de regio, werkgevers en huisvesters van arbeidsmigranten. 6
bron: 'Huisvesting arbeidsmigranten' Evaluatie beleidshandreiking 2008 25
6.6
Statushouders/vreemdelingen
SCW en SVT vervullen een rol in de huisvesting van statushouders en stellen binnen het halve jaar, met uitloop van maximaal nog een half jaar, de benodigde woningen ter beschikking. Voor wat betreft de taakstelling zit Tiel op schema. 6.7
Woonwagenbewoners
Woonwagenbewoners zijn sinds het intrekken van de Woonwagenwet in 1999 doelgroep van het reguliere volkshuisvestingsbeleid. In dat kader zien partijen het huisvesten van woonwagenbewoners als een oneigenlijke taak van de gemeente. Gezien de gewenste integratie van de doelgroep, de behoefte de benodigde hoge investeringen voor de woonvorm, zijn keuzes gemaakt met betrekking tot het aantal standplaatsen en de locaties. Er zijn 35 standplaatsen aangewezen als sociale kernvoorraad. Na een periode waarin het overleg over de overdracht heeft stilgelegen, is dit inmiddels wel weer opgepakt. Daaruit is gebleken dat het rechtstreeks overdragen aan de woningcorporaties voor de corporaties geen optie is. In goed overleg wordt nu onderzocht of de oprichting van een stichting die de woonwagenaangelegenheden moet gaan behartigen, haalbaar is.
26
7
Wonen, zorg en welzijn
7.1
Kaders voor wonen en zorg
In het beleidskader Wmo 2013-2016 van de gemeente Tiel staat de visie op de samenleving en de Wmo beschreven. Uitgangspunt is mee blijven doen in de samenleving. Zo lang mogelijk zelfstandig wonen is een hieruit voortvloeiende opdracht. Vanuit wonen en zorg is de opdracht in eerste instantie gericht op inwoners met een ondersteuningsvraag en kwetsbare inwoners. Daarbij gaat het niet om het bouwen van extra aangepaste voorzieningen, maar om het realiseren van kleinschalige woonvormen die multi-inzetbaar zijn. Wonen moet daarbij gekoppeld zijn aan andere welzijns- en zorgproducten die gezamenlijk beogen de kwaliteit van leven en dus van participatie te verbeteren. Hoewel het accent ligt op inwoners met een ondersteuningsvraag en kwetsbare inwoners, zal ook inzet worden gepleegd naar actieve burgers met als doelstelling het bevorderen van zo lang mogelijk zelfstandig wonen en het voorkomen van uitval (voorkomen/uitstellen dat mensen een ondersteuningsvraag krijgen en/of kwetsbaar worden). Dit heeft zich vertaald in drie beleidsvoornemens.
Bevorderen van 'zo lang mogelijk zelfstandig wonen' waar geschikte woningen, ook bij een verminderde mobiliteit, een onderdeel van is. Focus ligt niet alleen op de huurvoorraad maar ook op de particuliere woningvoorraad.
Voorkomen van uitval; stroomlijnen preventie en vroegsignalering: Ondersteunend aan dit voornemen is de woonladder van toepassing. Waar voor een huishouden een reguliere woning (mogelijk tijdelijk) niet mogelijk is, wordt toch gezocht naar een geschikte woonvorm om te voorkomen dat mensen echt op straat staan. De corporaties zijn volgens regionale afspraken over de woonladder partner bij het bieden van alternatieve woonruimten.
Behoud van evenwicht; ondersteuning en vangnet: Vanuit het uitgangspunt dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen, zijn er groepen die hierin ondersteund moeten worden. Senioren met een zorgvraag is een van deze groepen. Daarnaast zijn er ook andere groepen waarbij te denken valt aan mensen met een fysieke of verstandelijke handicap, een psychiatrische stoornis of dementie. Ook jongeren kunnen onder deze groep vallen, zoals bijvoorbeeld bij 'kamers met kansen' waar jongeren woonruimte te huur aangeboden krijgen in combinatie met (verplichte) coaching. Deze woonvisie spitst zich met name toe op reguliere woningen en intramuraal wonen (voor ouderen), gerelateerd aan de bevolkingsopbouw en –prognoses en de gevolgen van de scheiding wonen-zorg. In het actieprogramma is opgenomen dat de integratie van het Wmo-beleid en het woonbeleid uitgewerkt wordt in een uitvoeringsplan Wmo en wonen. Bij dit vervolg komen ook de overige kwetsbare groepen aan bod zoals dak- en thuislozen, jongeren die begeleiding nodig hebben en mensen met een fysieke of verstandelijke beperking. De mogelijkheden voor mantelzorg worden dan ook verder onderzocht. Hierbij kan gedacht worden aan specifieke woonvormen met mogelijkheden tot wonen in de directe omgeving van de mantelzorger, in al dan niet tijdelijke vorm (mantelzorgwoning op het perceel bijvoorbeeld). 7.2
Behoefteontwikkeling wonen met zorg
Ouderen of mensen met een langdurige ziekte of beperking kunnen niet altijd zelfstandig wonen. De zorg die zij nodig hebben, wordt beschreven in een zorgzwaartepakket (ZZP). Het Rijk zet in op het scheiden van wonen en zorg. De AWBZ vergoedt alleen de geïndiceerde functies (de zorg). Uiteindelijk verdwijnt alle extramuraal geleverde zorg en ondersteuning uit de AWBZ. Ondersteuning wordt ondergebracht in de Wmo, verpleging thuis in de ZorgVoorziengenWet (ZVW). De maatregel wordt gefaseerd ingevoerd en per 1 januari 2013 is het principe van scheiden van wonen en zorg doorgevoerd voor nieuwe cliënten met een lichtere ZZP (tot en met 2). Vanaf 2014 volgt ZZP3 (ouderenzorg), vanaf 2015 ook de andere ZZP 3 (verstandelijke handicaps en geestelijke gezondheidszorg). Per 2016 moet volgens het huidige regeerakkoord ook nog 50% van de groep tot en met ZZP4 extramuraal gehuisvest zijn. 27
De onderstaande figuur laat zien hoe, door de komende extramuralisering van de verschillende groepen zorgontvangers in de periode tot 2018, de behoefte verschuift naar complexgewijs verzorgd wonen en individueel wonen met zorg aan huis.
Figuur 8: Behoefte aan wonen met zorg onder ouderen in 2018 (4 scenario’s) (Bron: Woonzorgweter Companen (2013))
In de praktijk kan dit betekenen dat zorginstellingen kamers of appartementen kunnen gaan verhuren en de (extramurale) zorg bieden (juridisch scheiding wonen en zorg). Daarnaast zullen steeds meer mensen die voorheen in een intramurale instelling zouden gaan wonen, nu thuis blijven wonen of in een complex gaan wonen waar de zorg naar toe wordt gebracht. In de onderstaande tabel staan de ontwikkelingen van de vraag en het huidige aanbod van wonen met zorg weergeven. Vraag 2013
Vraag 2018
Vraag 2023
Aanbo d per 1-12013
Verschi l vraagaanbod
Verschi l 20132018
Verschi l 20132023
-240
-190
+205
+275
7
Intramuraal (landelijke norm) Feitelijke indicaties intramuraal Verzorgd wonen (complex) Zelfstandig met thuiszorg
350
215
260
455
439 (waarvan 90 ZZP1 en 2, 60 ZZP3 en 75 ZZP4) 235 355 425 285
425
500
-105 +5
148
+85
1.890 sterwon ingen
Tabel 8: Behoefteontwikkeling zorgaanbod en verschil vraag en aanbod, 2013 - 2018 (Bron: onderzoek STMR (2011) & Woonzorgweter Companen (2013))
Als we naar de feitelijke indicaties kijken voor intramurale zorg, lijkt er op dit moment voldoende aanbod in de gemeente Tiel. De huidige normatieve vraag ligt namelijk lager dan het aanbod in Tiel. Dit geeft echter een vertekend beeld omdat een deel van de capaciteit een regionale functie heeft. Dit blijkt ook uit de informatie, dat het aantal feitelijke indicaties voor intramurale zorg in lijn is met het aantal plaatsen. Het aanbod en de vraag naar verzorgd wonen liggen niet helemaal op een lijn. Op dit moment is er een tekort van ongeveer 90 zorgwoningen. Naar de toekomst toe zal dit aantal sterk toenemen. De vraag naar zelfstandig thuis wonen met zorg zal in de toekomst sterk groeien. Er is in de gemeente Tiel wel een redelijk aanbod aan woningen die voldoen aan de minimumeisen van toe- en 7
Een – geeft een tekort, een + geeft een overschot weer. 28
doorgankelijkheid (nultredenwoningen). Deze woningen zijn echter lang niet altijd geschikt voor mensen met een zorgvraag. De aanwezige woningen dienen ook beschikbaar te komen voor de doelgroepen. Wonen met zorg: verstandelijk en geestelijk gehandicapten Het scheiden van wonen en zorg zal niet alleen zijn uitwerking hebben op de huisvesting van ouderen (V&V, verpleging en verzorging). Ook onder de vanuit Verstandelijke Gehandicapten zorg (VG) en Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ, psychiatrie) geïndiceerde personen zal extramuralisering plaatsvinden. De omvang van zowel de VG en GGZ groep blijft nagenoeg gelijk naar 2018. Dit heeft te maken met het beperkte effect dat de vergrijzing op deze doelgroepen heeft. Er vindt door de extramuralisering wel een duidelijke verschuiving plaats van intramurale naar extramurale plaatsen.
VG GGZ
Intramurale plaatsen Extramurale plaatsen Intramurale plaatsen Extramurale plaatsen
2013 186
2018 84 102 20 63
80
Tabel 9: Behoefte aan wonen met zorg VG en GGZ, 2013 - 2018 (Bron: onderzoek STMR (2007) & Woonzorgweter Companen (2013))
7.3
Huisvesting voor mensen met een fysieke beperking: sterwoningen
De gemeente Tiel en de woningcorporaties SCW en SVT hebben voor de huisvesting van mensen met een beperkte mobiliteit een classificatiesysteem opgesteld om de Tielse woningvoorraad in te delen naar de mate van geschiktheid. Met dit systeem krijgen woningen 0 tot 4 sterren, afhankelijk van hun toe- en doorgankelijkheid. Het classificatiesysteem geeft zicht op de gewenste eisen van de onderscheiden sterrenwoningen. Het classificatiesysteem heeft zich de afgelopen jaren bewezen als intern sturingsinstrument voor beleid. Het helpt gemeente en woningcorporaties om in te spelen op de vraag naar verschillende gradaties van passende woningen voor senioren en mensen met een beperking. Er zijn op dit moment 1.890 sterwoningen met een of meer sterren. Binnen de sterwoningen zijn er de nodige kwaliteitsverschillen. Zeker woningen met 1 ster voldoen maar aan minimale toegankelijkheidseisen (nultredenwoningen) en zijn dan ook niet altijd zorggeschikt, rolstoeltoegankelijk of rolstoeldoorgankelijk. Daarnaast woont ook een groot aantal mensen met thuiszorg in een reguliere (gezins)woning zonder sterren. Streven is om bij nieuwbouw zoveel mogelijk in te spelen op de mogelijkheid tot gebruik van de woning voor fysiek gehandicapten. Niet elke woning hoeft bij oplevering geschikt te zijn maar er zijn maatregelen denkbaar waar bij de bouw al rekening mee gehouden wordt en die het mogelijk maken om de woning ook later nog aan te passen en geschikt te maken. Te denken valt aan bredere deurposten, geen drempels en ruime kamers en badkamer (dit alles voor zover financieel ook mogelijk). Bij de prestatieafspraken kan dit aspect met de corporaties verder uitgewerkt worden waarna afspraken vastgelegd worden in de prestatieafspraken. Particuliere woningeigenaren kunnen middels voorlichting, begeleiding en mogelijk ook subsidie uitgedaagd worden om hun woning – ook preventief – geschikter te maken voor een langere periode en een mogelijk verminderde gezondheid. Het sterrensysteem moet actueel gehouden worden. De technische eisen die aan de basis liggen van de sterclassificatie zijn nog gelijk aan de eisen van 2007. Nieuwe ontwikkelingen en inzichten zijn hierin niet meegenomen. Een actiepunt is dan ook de actualisatie van het sterrensysteem waarbij elementen van Woonkeur betrokken kunnen worden. Ook de directe woonomgeving is van invloed op de mobiliteit (bijvoorbeeld manoeuvreerruimte voor scootmobiel).
29
7.4
Overige kwetsbare doelgroepen
De woonladder Uitgangspunt voor het huisvesten van kwetsbare groepen is dat iedereen gehuisvest moet kunnen worden in een voor hem of haar geschikte woonvorm. Niet iedereen kan namelijk zelfstandig wonen. Daarom moeten alternatieven worden ontwikkeld voor deze groep. In het kader van de preventieve aanpak dak- en thuisloosheid is in het uitvoeringsprogramma OGGz/MO de ketenzorg versterkt. Daarbij wordt de zogenaamde woonladder als uitgangspunt gehanteerd voor de opvang in een tussenvoorziening en/of sociaal pension. Daarnaast is een mogelijke doorstroming naar reguliere huisvesting en begeleid wonen aandachtspunt van beleid. De woningcorporaties in de regio Rivierenland spelen daarbij een faciliterende rol. Voor de huisvesting van deze bijzondere doelgroepen hebben de woningcorporaties met een aantal maatschappelijke instellingen afspraken gemaakt. De afspraak is dat zij woningen beschikbaar stellen voor maatschappelijke instellingen ten behoeve van deze bijzondere doelgroepen. In de bijlage is nader ingegaan op de achtergronden en toepassingsvelden van de woonladder. 7.5
Opgave wonen en zorg
Voor Tiel ligt er een opgave voor het verzorgd wonen: een huidig tekort van 85 woningen een opgave van 205 woningen tot 2018 een opgave van 275 woningen tot 2023 De opgave hoeft niet volledig opgevangen te worden in de nieuwbouwproductie. Een kwantitatieve vraag vertaalt zich niet altijd in een daadwerkelijke vraag. Veel mensen blijven het liefst in de eigen woning. Aandachtspunt is dan ook het geschikt maken van de bestaande woningvoorraad. De vraag naar intramurale plaatsen neemt alleen maar af. Er komt een toenemende vraag naar zelfstandig wonen met thuiszorg. Het aanbod is niet te bepalen. Het zijn voor een deel ook de huishoudens die nu ergens wonen en uitsluitend vragen om thuiszorg. Wel vraagt dit vaak aanpassingen in de woning. Er is geen extra vraag naar woningen voor verstandelijk gehandicapten en mensen vanuit de geestelijke gezondheidszorg. Wel verschuift de vraag van intramuraal naar extramuraal. Er ligt nog een opgave om het wonen (woonvisie) en de zorg (Wmo-beleid) integraal te bezien en beleid en uitvoering op elkaar af te stemmen. Een uitvoeringsprogramma Wmo is in ontwikkeling. De integratie van Wmo en woonvisie moet gestalte gaan krijgen in een uitvoeringsprogramma 'wonen en Wmo'. Actiepunt 5: uitwerking beleid en uitvoeringsplan 'wonen en Wmo-beleid'.
30
8
Nieuwbouw
8.1
Kwantitatieve behoefte
De gemeente Tiel heeft een herijking woningbouwprogrammering 2010-2020 opgesteld. Aanleiding voor de herijking zijn de gewijzigde omstandigheden op de woningmarkt. Tiel heeft ook meer bouwmogelijkheden dan de komende tien jaar gerealiseerd kan worden. Er zijn dan ook keuzes gemaakt. In de herijking woningbouwprogrammering is uitgegaan van de realisatie van (netto) 1.677 woningen in de periode 2010-2020. In 2010-2012 zijn 677 woningen gerealiseerd. Resteert in de periode 20132020 het aantal van 1.000 aan geprogrammeerde woningen. Voor de periode 2013-2020 is er volgens de recente (nog voorlopige) provinciale prognose nog een opgave van 719 woningen. De Pearl-prognose gaat voor deze periode uit van circa 1.600 woningen. Een vergelijking van het geplande woningbouwprogramma tot 2020 met de prognoses geeft het volgende beeld: Restant 2013-2020
Programma
Verschil
tot 2020 Provinciale prognose 2010 (zoals
(1.700-677=) 1.023
1.000
23 'tekort'
(1.396-677=) 719
1.000
281 'teveel'
1.600
1.000
600 'tekort'
afgesproken) Provinciale prognose 2013 (voorlopige prognose) Pearl prognose Tabel 10: vergelijking prognoses
Zoals te zien, is het geplande woningbouwprogramma uit de herijking te hoog volgens de voorlopige provinciale prognose 2013. De Pearl prognose laat weer een heel ander beeld zien, met veel hogere aantallen nog te realiseren woningen. Het woningbouwprogramma uit de herijking woningbouwprogrammering (netto 1.677 woningen) wordt als uitgangspunt genomen voor de komende jaren. Hiervoor zijn meer redenen te geven. Zo is de verwachting, dat het realiseren van het geplande aantal woningen op zich al een hele prestatie is in deze tijd van crisis en een stagnerende woningmarkt. Tiel heeft bovendien een regionale opvangtaak. De afgelopen jaren is een positieve migratiestroom te zien, telkens als er gebouwd wordt. Bij enige ontspanning in de woningmarkt, kan dit effect opnieuw optreden. Ook is Tiel aantrekkelijk voor senioren vanwege een hoger voorzieningenniveau dan omringende, kleinere kernen. Het aantal sluit tevens aan op lopende afspraken met de provincie, waarbij Tiel een opgave gekregen heeft om 1.700 woningen te realiseren in de periode 2010-2020. Op basis van monitoring van gerealiseerde aantallen, ook in relatie tot de uitgangspunten voor kwaliteit en doelgroepen, wordt door de jaren heen duidelijk hoeveel er daadwerkelijk gebouwd wordt en welk effect dit heeft op de bevolking in aantallen en doelgroepen. 8.2
Kwalitatieve vraag
Op grond van woonvoorkeuren en leefstijlen is een inschatting gemaakt van kansrijke marktsegmenten en kwetsbare marktsegmenten. Hierbij is geen onderzoek gedaan in Tiel maar gekeken naar recente onderzoeken in een tweetal steden in de regio: Gorinchem en Vianen. De informatie is bewerkt naar de aantallen voor Tiel.
31
Eengezins, huur met een huur tot € 575 Eengezins huur met een huur van € 575 tot 680 Meergezins huur met een huur tot € 575 Nultreden grondgebonden huur met een huur tot € 575 Eengezins koop tot € 200.000
Gebonde n kleine huish. ++
Mobiele kleine huish. +
Gebonde n gezinnen +++
Mobiele gezinnen
Gebonde n senioren
Mobiele senioren
+
+++
+++
+++
+
+ ++
++
+
+
++
+
Eengezins koop van € 200.000 tot € 250.000
+
+
Eengezins koop van € 250.000 tot €
+
+
350.000 Meergezins Koop tot € 200.000
+
Meergezins Koop van € 200.000 tot
+
€ 250.000 Tabel 11: Gewenste woning 8, 2013-2028 (Bron: Woningmarktonderzoek Vianen en Gorinchem)
Uit de voorkeuren blijkt een belangrijke wens om goedkoop te huren, bij voorkeur onder € 575. Deze woningen zijn slechts beperkt, en vooral in bestaande, oudere bouw, voorhanden. Daarnaast zullen mobiele huishoudens door hun hoge inkomen niet voor deze woningen in aanmerking komen. Kleine huishoudens hebben een sterke voorkeur voor huren van een woning. Bij gezinnen zien we een voorzichtige vraag naar koopwoningen: hoe hoger het inkomen, des temeer voorkeur voor een eengezinskoopwoning. Maar duidelijk is dat hierin geen hele hoge prijzen worden gewenst. Onder senioren zien we een duidelijke voorkeur voor goedkoop wonen en wonen in een grondgebonden nultredenwoning. Bij mobiele senioren zijn (nultreden)appartementen daarnaast in trek. De hierboven geconstateerde woonwensen/leefstijlen zijn doorvertaald naar een inschatting van de woningvraag naar woningtype. De uitkomsten zijn gecorrigeerd voor huishoudens met een inkomen boven € 34.229 met een voorkeur voor sociale huurwoningen ('scheefwensers’). Zij hebben door toewijzingsregels nauwelijks nog kans op een sociale huurwoning. Hun verhuiswens is daarom niet meegenomen in deze analyses. De verschuivingen hierdoor zijn echter minimaal, wat erop wijst dat voorkeuren en praktische mogelijkheden redelijk in overeenstemming met elkaar zijn. In de huursector is op dit moment Deze vraag komt voor een deel van en hun (tijdelijke) onderdak zoeken goedkopere nultredenhuurwoningen
vooral vraag naar goedkope en betaalbare huurappartementen. starters die in de huidige crisis het kopen van een huis uitstellen in de huursector. Op langere termijn is er vooral een vraag naar (senioren).
De huidige voorraad sociale huurwoningen in Tiel is getalsmatig ruim voldoende. Mogelijk knelpunt ligt wel in de beschikbaarheid van deze woningen voor de doelgroep. De nadruk ligt dan ook niet op het realiseren van veel extra sociale huurwoningen maar op het bevorderen van de doorstroming. Insteek daarbij is het realiseren van aanbod voor de middeninkomens, het bouwen voor senioren en doorstroming bevorderen middels de mogelijkheid tot extra huurverhoging bij scheefwoners. Toevoegingen in de vorm van nieuwbouw blijven beperkt.
8
Woningsegmenten waar slechts een beperkte vraag naar is (minder dan 10%) zijn niet in deze tabel
opgenomen. 32
Figuur 9: Ontwikkeling vraag naar huurwoningen, 2013-2028 ( Bron: referentieonderzoeken, geijkt voor Tiel)
In de koopsector is er vooral aanvullend behoefte aan wat duurdere eengezinswoningen. Dit lijkt in tegenspraak met de huidige stagnatie die op de woningmarkt die zich juist in dit segment voordoet. In het recente WoON2012 komt deze vraag ook naar voren. Daarin wordt de vraag neergezet als een uitgestelde vraag. Men wil die duurdere woning wel, mits de huidige woning verkocht is en er meer zekerheden zijn over inkomen en hypotheekregels. In het goedkope prijssegment is er vooral behoefte aan appartementen (tot € 200.000). 8.3
Woningbouwprogramma
In de Herijking woningbouwprogrammering 2010-2020 heeft een selectie plaatsgevonden van locaties welke ruimtelijk van betekenis zijn voor Tiel en daarmee prioriteit moeten krijgen bij de (her)ontwikkeling. Hierbij is onder andere gekeken naar het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit, faseerbaarheid en flexibiliteit. Ook is gekeken naar de omvorming van functies of aanpassingen in de geplande woningaantallen. Uit de Herijking woningbouwprogrammering 2010-2020 is een voorkeursscenario gekozen en door de raad vastgesteld.
Figuur 10: ontwikkeling vraag naar huurwoningen, 2013-2018 (Bron: referentieonderzoeken, geijkt voor Tiel)
33
De Herijking betreft voornamelijk een ruimtelijke afweging op basis van beschikbare locaties. De woonvisie voegt hier de programmatische component aan toe vanuit behoefte en doelgroepen. Volgende, logische, stap is de toets van beide beleidsstukken aan elkaar. In het actieprogramma is deze toets, de integratie van beide beleidsdocumenten, als actiepunt benoemd. Waar gewenst, zal na deze toets een verfijning plaatsvinden van gewenste woonkwaliteit, doelgroep, planning en fasering.
figuur 11: voorkeursscenario, nog niet getoetst aan de doelstellingen uit woonvisie (bron: Herijking woningbouwprogrammering 2010-2020, bureau Nieuwe Gracht)
Actiepunt 6: confrontatie woonvisie (programmatisch) en herijking woningbouwprogrammering (ruimtelijk, planning en fasering).
34
9
Duurzaamheid van de woningvoorraad
Een belangrijke opgave voor de bestaande woningvoorraad is de verduurzaming ervan. Duurzaamheid heeft daarbij betrekking op twee aspecten:
verbeteren van de energieprestaties om daarmee het energieverbruik en de woonlasten te verminderen en het comfort te verbeteren. verbeteren van de geschiktheid van de woningen voor verschillende doelgroepen, waaronder senioren.
9.1
Het belang van het verbeteren van de energieprestaties
Andere lasten dan de huur zijn een steeds belangrijker deel van de woonlasten gaan uitmaken. Woonlasten ten gevolge van energie zijn van 2000-2007 gestegen met 60% (gas 80%, elektra 40%), een stijging van ca 8% per jaar (CBS). De gemiddelde energierekening van een label A-woning bedraagt € 105, terwijl dit voor een label Gwoning maandelijks € 231 bedraagt. Aangezien slecht geïsoleerde woningen vooral door de groepen met lage inkomens worden bewoond, betekent dit een extra beslag op het toch al geringe maandelijkse besteedbare budget. De vergrijzing betekent een toename van het aantal mensen dat vooral binnenshuis verblijft. Een goed geïsoleerde woning met een gezond binnenklimaat is voor die groep van groot belang. Vermindering van het energieverbruik en de CO2 -uitstoot kan op twee manieren, namelijk door technische maatregelen aan de woning en door gedragsverandering/bewustwording. 9.1.1
Huurwoningen
Technische maatregelen aan woningen in de huursector zijn de verantwoordelijkheid van de woningcorporaties. In de periode 2010-2011 zijn energie-prestatieafspraken opgesteld welke op 6 oktober 2011 zijn ondertekend door SCW, SVT en de gemeente Tiel. SCW en SVT voeren de komende 10 jaar energiebesparende maatregelen uit in de bestaande woningvoorraad. Het doel van deze maatregelen is om het energieverbruik van huurders te beperken en daarmee een bijdrage te leveren aan de betaalbaarheid van het wonen. In het Bouwbesluit zijn al eisen gesteld aan de duurzaamheid en energieprestatie-normen voor woningen. In aanvulling daarop is nog een extra afspraak gemaakt: Bij nieuwbouwprojecten met een minimale omvang van vijftig woningen worden de mogelijkheden onderzocht van duurzame energie en het behalen van een van de extra energieprestaties zoals dan vereist volgens het bouwbesluit. Voor het overige ligt de ambitie met name op het gebied van verbetering van de bestaande voorraad. Met de corporaties worden in het kader van de vernieuwing van de prestatieafspraken opnieuw afspraken gemaakt over de gewenste energielabels en het beoogde tempo bij verbetering van de bestaande huurvoorraad. 9.1.2
Particulier woningbezit
In de koopsector is verbetering van de energieprestaties de verantwoordelijkheid van de eigenaarbewoner. Van alle woningen in Tiel heeft 41% energielabel G, F of E. Omgerekend leven circa 8.000 huishoudens dus in een (zeer) energie-onzuinige woning. In de gemeente Tiel kunnen eigenaar-bewoners tot medio 2014 subsidie aanvragen voor het isoleren van hun koopwoning. Het gaat daarbij om vloer-, dak- of gevelisolatie of het vervangen van (dubbel)glas door HR++ glas. Het gaat om woningen die gebouwd zijn voor 1980. Het subsidiebedrag is vastgesteld op een derde van het uitgegeven bedrag met een maximum van € 500. De gemeente kan ervoor kiezen om eigenaar-bewoners te stimuleren hun woningen te verbeteren doorsubsidies, informatie en voorlichting. Dit gebeurt uiteraard al in het kader van de isolatiesubsidie 35
maar kan uitgebreider. De informatie kan tevens gericht zijn op gedragsverandering en bewustwording van alle bewoners op het gebied van energie. De gemeente kan hierbij samenwerking zoeken met de corporaties. 9.2
Levensloopgeschikte woningen
De woningvoorraad van Tiel bestaat voor ruim drie kwart uit eengezinswoningen. Deze woningen zijn minder geschikt voor sommige groepen zoals senioren en anderen met beperkingen in hun mobiliteit. Het meer geschikt maken van woningen voor diverse doelgroepen is daarom een belangrijk thema voor de bestaande voorraad. Doel hierbij is niet om alle woningen voor elke doelgroep geschikt te maken. Wel gaat het om het zoveel mogelijk borgen dat eventuele aanpassingen ook in de toekomst mogelijk zijn. 9.2.1
Huurwoningen
Met de corporaties kan in het traject van de prestatieafspraken bediscussieerd en afgesproken worden om bij nieuwbouw zoveel als mogelijk en reëel is rekening te houden met het gebruik door meer doelgroepen. 9.2.2
Particuliere woningvoorraad
Het (meer) levensloopgeschikt maken van koopwoningen is de verantwoordelijkheid van de eigenaarbewoners. De gemeente draagt hier in een aantal gevallen aan bij via de Wmo. De gemeente wil eigenaren stimuleren tijdig maatregelen te nemen door informatie en voorlichting. Preventief handelen betekent op termijn minder aanspraak op Wmo-gelden. In het actieprogramma van deze woonvisie is als actie opgenomen dat verdere uitwerking en uitvoering plaats moet vinden van het beleid wonen en zorg. Hierin wordt tevens aandacht besteed aan de levensloopgeschiktheid van woningen in bestaande voorraad en bij nieuwbouw, voor corporatiewoningen en particulier eigendom. Actiepunt 7: Uitwerking beleid voor energieduurzaamheid en levensloopgeschiktheid voor de particuliere woningvoorraad. Het zal met name gericht zijn op motivering en voorlichting. 9.3
Aanpak van dorpen en wijken
Een woning staat nooit op zichzelf maar maakt onderdeel uit van een groter geheel: een buurt, een wijk, een dorp. Naast de kwaliteit van de woning is de woonomgeving ook van invloed op het woongenot en de leefbaarheid. Beheer, onderhoud en herstel van de woonomgeving kunnen de uitstraling van een wijk beïnvloeden. Ook een gevarieerd woningaanbod in een wijk of dorp is een meerwaarde. Nieuwbouw en herstructurering zijn middelen die ingezet kunnen worden om in te grijpen in een eenzijdig woningaanbod. Een afstemming van plannen voor (vervangende) nieuwbouw, renovatie en de openbare ruimte is essentieel. Op initiatief van de gemeente is er jaarlijks overleg over de afstemming van onderhoud en beheer van de wijken en bijvoorbeeld de buurtconciërges. Bij de nieuwe prestatieafspraken wordt ook de wijkaanpak en de afstemming weer op de agenda gezet.
36
10
Partners en samenwerking
Bij de uitvoering van de woonvisie zijn partijen als woningcorporaties, particuliere verhuurders, ontwikkelaars en ook bewoners en maatschappelijke organisaties betrokken. Dat maakt deze spelers tot partners in het wonen die gezamenlijk, zij het vanuit verschillende taken en verantwoordelijkheden, de gewenste woonkwaliteit tot stand brengen. De mate waarin de gemeente kan sturen in de woningbouwproductie is afhankelijk van de wijze waarop de gemeente betrokken is bij de plannen. Toch kan de gemeente zowel bij eigen grondposities, als in gevallen van bestemmingsplanwijziging eisen stellen aan de ontwikkeling. In alle gevallen zijn partijen gebaat bij overleg en samenwerking al vanaf het moment dat het woonbeleid geformuleerd wordt. Juist in een woningmarkt waar niet alles meer mogelijk is, moet de woningbouwproductie goed aansluiten bij de vraag. 10.1
Prestatieafspraken
Tiel gaat in het woonbeleid uit van samenwerking met de partners in het wonen. Directe partners zijn SVT en SCW. Deze corporaties zijn betrokken geweest bij het opstellen van de woonvisie. Voor een effectieve uitvoering van het woonbeleid heeft de gemeente Tiel met de woningcorporaties SCW en SVT in 2008 prestatieafspraken gemaakt. Eind 2012 zijn de prestatieafspraken geëvalueerd. In vervolg op de woonvisie en de evaluatie van de prestatieafspraken 2008-2012, worden de prestatieafspraken herzien. In deze woonvisie is al een aantal bespreekpunten geformuleerd voor de prestatieafspraken. In het kader van gezamenlijke acties en projecten en het monitoren van de prestatieafspraken, vindt twee tot vier maal per jaar ambtelijk overleg hierover plaats. Bestuurders van gemeente en corporaties monitoren op hoofdlijnen in een half jaarlijks bestuurlijk overleg. Specifieke, gezamenlijk uit te werken onderwerpen wachten niet op de afgesproken reeks overleggen maar krijgen een eigen overlegstructuur. Een van de eerste onderwerpen is het opstellen van de nieuwe prestatieafspraken. Actiepunt 8: Opstellen prestatieafspraken met SCW en SVT. 10.2
Regionale afstemming
De gemeente Tiel maakt onderdeel uit van de regio Rivierenland. In de regio vindt afstemming plaats van de diverse lokale woningbouwprogramma's. Woonvisie en Herijking woningbouwprogrammering zijn input vanuit de gemeente Tiel voor het regionale woningbouwprogramma. 10.3
Betrekken van partners in het woonbeleid
De gemeente Tiel is voornemens om een jaarlijks overleg te voeren met alle bij het wonen betrokken partijen zoals zorgpartijen, makelaars, ontwikkelaars, bouwers en bewonersvertegenwoordigers. Doel hierbij is onder andere informatie-uitwisseling, het bespreken van trends en ontwikkelingen en het monitoren van het woonbeleid. Actiepunt 9: Jaarlijkse bijeenkomst met alle bij het woonbeleid betrokken partijen: het woonplatform Tiel. 10.4
Afstemming wonen en zorg
Zoals in de inleiding al aangegeven, beperkt deze woonvisie zich met name tot de diverse woonvormen van wonen en zorg. Het is echter essentieel dat de relatie tussen woonbeleid en Wmobeleid verder uitgewerkt wordt in een visie op - en beleid voor - wonen en zorg. (zie actiepunt 5)
37
11
Monitoring
Omdat de wereld sterk in beweging is, is een continue monitoring en bijstelling noodzakelijk van het woonbeleid en het woningbouwprogramma. Daarbij kan ingespeeld worden op veranderingen in weten regelgeving, financiële mogelijkheden en de actuele marktcapaciteit. Er is dan ook altijd een korte termijn en een langere termijn. Hiertoe is de aanbeveling om een monitor op te zetten. Kaders voor de monitor zijn verwoord in de woonvisie (doelstellingen met betrekking tot doelgroepen, aantallen, kwaliteiten en prijscategorieën) en de Herijking woningbouwprogrammering (kansrijkheid van locaties, planning en fasering). Het opstellen van de monitor is opgenomen in het actieprogramma. Onderdelen van de monitor zijn in ieder geval:
monitoren van wijzigingen in trends en ontwikkelingen en de mogelijke invloed op programma, planning en fasering. monitoren van de daadwerkelijke woningbouwproductie in relatie tot prognoses en geplande aantallen. monitoren van de gerealiseerde woningen in relatie tot de doelstellingen met betrekking tot doelgroepen, woningtypen, prijscategorieën en gewenste woningkwaliteit (waaronder energieduurzaamheid en levensloopgeschiktheid). monitoren van de effecten op migratie en doorstroming na oplevering van woningen.
Na het opstellen van de monitor worden de in de monitor omschreven onderwerpen jaarlijks doorlopen. In de monitor wordt een voorstel gedaan voor het proces en de betrokken partijen.
Actiepunt 10: Opstellen van een monitor wonen Tiel. Actiepunt 11: Jaarlijks monitoren van de woningbouwproductie: sloop en toevoegingen/nieuwbouwproductie, in aantallen, typen, kwaliteiten, gerelateerd aan het beleid met betrekking tot doelgroepen.
38
12
Actieprogramma
In dit actieprogramma zijn de acties benoemd, welke in vervolg op deze woonvisie uitgewerkt worden. Tevens is een aantal acties benoemd die continu uitgevoerd worden, gekoppeld aan projecten of in een jaarlijkse cyclus. Per actiepunt is verwezen naar het hoofdstuk uit deze woonvisie waar meer over de achtergrond van de actie te lezen is. Ook is waar mogelijk aangegeven welke partijen betrokken zijn bij de actie. Tot slot is een globale planning opgenomen.
nr
Actiepunt
Uit
Uitvoering door
Uitvoering in periode
1
Monitoren kernvoorraad en sociale
6.2
huurvoorraad
Corporaties, in overleg met
Jaarlijks en
de gemeente
grootschalige ingrepen in de voorraad (sloop, nieuwbouw)
2
Uitwerken beleid en maatregelen voor
6.3
Gemeente, in
de middeninkomens
2013/2014
samenwerking met corporaties en overige aanbieders van vrije sector huur- en goedkope koopwoningen
3
Onderzoek SVn-startersleningen
6.4
gemeente
2013
4
Beleid arbeidsmigranten
6.5
Gemeente in
2013
samenwerking met overige partijen zoals werkgevers en verhuurders 5
Beleid en uitvoeringsprogramma 'wonen
7
Gemeente, in
en Wmo-beleid'
2013/2014
samenwerking met corporaties en zorgaanbieders
6
Integratie woonvisie en Herijking
8.3
Gemeente
2013
Gemeente in
2014
woningbouwprogrammering 7
Uitwerken beleid (motiveren,
9
voorlichten) voor energieduurzaamheid
samenwerking met overige
en levensloopgeschiktheid van de
partijen (corporatie,
particuliere woningvoorraad
bouwers, makelaars)
8
Opstellen prestatieafspraken 2014-2018
10.1
Gemeente en corporaties
2013/ 2014
9
Woonplatform betrokken partijen
10.3
Gemeente, corporaties en
Jaarlijks
overige bij het wonen betrokken partijen 10
Opstellen van de monitor wonen Tiel
11
Gemeente, ism corporaties
2013
11
(Jaarlijkse) monitor wonen Tiel
11
Gemeente, ism corporaties
Jaarlijks
12
Input vanuit de woonvisie bij projecten:
Gemeente
Continu, bij
maatwerk woningbouwprogramma voor
projecten
de locatie, afgestemd op de stedebouwkundige en financiële kaders.
39
Bijlage 1: Begrippenkader Prijscategorieën woningen in huur en koop In onderstaande tabellen is een overzicht gegeven van de huur- en koopprijzen, gerelateerd aan de begrippen 'goedkoop', 'betaalbaar' en 'duur'.
Huur (prijspeil juli 2013) Goedkoop
Tot € 535,91
Aftoppingsgrens, laag
Betaalbaar
€ 535,91 - € 681,02
Duur
Vanaf € 681,02
Huurtoeslaggrens
Koop (prijspeil 1-1-2010 9) Goedkoop
Tot € 170.000
Middelduur – laag
Tussen € 170.000 en € 200.000
Middelduur – hoog
Tussen € 200.000 en € 250.000
Duur
Vanaf € 250.000
Inkomensgroepen Inkomensgroep Laag
Inkomensniveau Huishoudens met een verzamelinkomen (= belastbaar inkomen) tot € 34.085 (exclusief inkomens van inwonende kinderen)
Midden ('laag midden'
huishoudens met een verzamelinkomen van € 34.085 tot € 43.000
en 'midden')
waarbij soms een onderscheid gemaakt wordt tussen lage middeninkomens (tot € 38.000) en middeninkomens ( € 38.000- € 43.000)
Hoog ('hoog midden'
Huishoudens met een verzamelinkomen vanaf € 43.000 (hoge
en 'hoog')
middeninkomens) en vanaf € 62.000 (hoge inkomens)
Classificatiesysteem sterrenwoningen Gemeente Tiel en de woningcorporaties SCW en SVT hebben daartoe een classificatiesysteem opgesteld om de Tielse woningvoorraad in te delen naar mate van geschiktheid voor huisvesting van senioren en mensen met een beperkte mobiliteit. In dit systeem krijgen woningen geen tot 4 sterren, afhankelijk van hun toe- en doorgankelijkheid. Het helpt gemeente en woningcorporaties gericht in te spelen op de vraag naar verschillende gradaties van passende woningen voor ouderen en mensen met een beperking. Het doel daarvan is om gezamenlijk gerichte en transparante afspraken te maken over de realisatie (in zowel nieuwbouw als bestaande bouw) van ‘geschikte woningen’ gedefinieerd naar de volgende niveaus van geschiktheid.
9
Uit: Woonvisie Gelderland, deel C, kwalitatief woningbouwprogramma 2010-2019 40
Aantal
Omschrijving
sterren
*
Nultredenwoningen Alle primaire voorzieningen (woonkamer, toilet, badkamer, keuken en minimaal 1 slaapkamer) liggen gelijkvloers of zijn zonder traplopen bereikbaar. De woning ligt op de begane grond of is in geval van appartementen met de lift bereikbaar. De woning is geschikt voor bewoners met geringe beperkingen bij het lopen, die als hulpmiddelen eventueel wandelstok of kruk(ken) gebruiken.
**
Rollator toe- en doorgankelijke woning Alle primaire voorzieningen (woonkamer, toilet, badkamer, keuken en minimaal 1 slaapkamer) liggen gelijkvloers en zijn zonder traplopen bereikbaar. De woning ligt op de begane grond of is in het geval van appartementen met een lift bereikbaar. Personen met een rollator kunnen de toegang van de woning en het woongebouw zonder belemmeringen bereiken en zonder grote hindernissen in en door het woongebouw lopen. De woning en het woongebouw hebben geen of zeer geringe drempels. De woning is geschikt voor bewoners met beperkingen bij het lopen, die met een rollator afstanden kunnen overbruggen.
***
Rolstoel toegankelijke en rollator toe- en doorgankelijke woning Alle primaire voorzieningen (woonkamer, toilet, badkamer, keuken en minimaal 1 slaapkamer) liggen gelijkvloers. De woning ligt op de begane grond of is in het geval van appartementen met een lift bereikbaar. De toegangsdeuren in het woongebouw (inclusief liftdeur) en/of de voordeur kunnen zelfstandig met een rolstoel gepasseerd worden. De rolstoel is niet in de woning te gebruiken, de rollator wel. De woning is geschikt voor bewoners die een beperkte loopafstand kunnen afleggen, die binnen in de woning nog met een rollator uit de voeten kunnen, maar niet in staat zijn om grotere afstanden te overbruggen.
****
Rolstoel toe- en doorgankelijke woning Alle primaire voorzieningen (woonkamer, toilet, badkamer, keuken en minimaal 1 slaapkamer) liggen gelijkvloers. De woning ligt op de begane grond of is in het geval van appartementen met een lift bereikbaar. De toegangsdeuren in het woongebouw (inclusief liftdeur) en/of de voordeur kunnen zelfstandig met een rolstoel gepasseerd worden. Alle ruimtes binnen in de woning zijn bereikbaar en bruikbaar (te maken) voor bewoners in een standaardrolstoel. De woning is geschikt voor bewoners die zich zittend moeten verplaatsen en veelal afhankelijk zijn van zorg aan huis.
Leefstijlen Om de kwalitatieve woonwensen van de diverse huishoudens beter in perspectief te plaatsen, zijn deze omgezet naar eenvoudige leefstijlen, waarin de voor de woningvraag meest kenmerkende demografische en economische kenmerken gecombineerd zijn. Hierbij is aansluiting gezocht met gedrag en beleving dat bestaat tussen de verschillende groepen op de woningmarkt. De belangrijkste factoren die de woonvraag bepalen, zijn traditionele kenmerken als levensfase en inkomenssituatie. Op deze kenmerken is de indeling dan ook gebaseerd. De toevoeging ‘gebonden’ of ‘mobiel’ wijst niet zozeer op de (auto-)mobiliteit van groepen, maar veel meer op de actieradius van hun activiteiten: familie, kennissen, werk, winkelen en uitgaan. Bij de mobielen spreiden deze activiteiten zich over een grote regio uit terwijl deze activiteiten zich bij de gebondenen voornamelijk concentreren op de eigen woonplek.
41
Starters: Meestal jongeren die vanuit een onzelfstandige woonsituatie (meestal inwonend bij ouders, familie of op kamers) de woningmarkt betreden.
Gebonden Kleine Huishoudens: Eén- en tweepersoonshuishoudens tot 55 jaar, met een inkomen tot modaal (€1.800 netto per maand). Veel Starters op de woningmarkt behoren nadat zij een zelfstandig huishouden zijn gaan vormen tot de Gebonden Kleine Huishoudens. Onder deze ‘Starters’ zijn wel de nodige huishoudens met een groeiend inkomensperspectief. Mobiele Kleine Huishoudens: Eén- en tweepersoonshuishoudens tussen 35 en 55 jaar met inkomen tussen modaal en 1,5x modaal (€2.500 netto per maand) en één- en tweepersoonshuishoudens tot 35 jaar met inkomen vanaf modaal. Dit zijn huishoudens zonder kinderen met een behoorlijk inkomen, in de leeftijd tot 55 jaar. Gebonden Gezinnen: Gezinnen met kind(eren) met een inkomen lager dan anderhalf keer modaal.
Mobiele Gezinnen: Gezinnen met kind(eren), en één- en tweepersoonshuishoudens tussen de 35 en 55 jaar. Het inkomen ligt hoger dan anderhalf keer modaal. Dit is een groep met mogelijkheden op de woningmarkt.
Gebonden Senioren: Eén- en tweepersoonshuishoudens (zonder thuiswonende kinderen) tussen 55 en 75 jaar met een inkomen beneden modaal en van 75 jaar of ouder met een inkomen tot anderhalf keer modaal.
Mobiele Senioren: Eén- en tweepersoonshuishoudens (zonder thuiswonende kinderen) tussen de 55 en 75 jaar, met een inkomen hoger dan modaal en van 75 jaar of ouder met een inkomen boven 1,5x modaal. Net als de Mobiele Gezinnen hebben zij op basis van hun inkomen en eventueel vermogen de nodige mogelijkheden op de woningmarkt.
< 1x modaal
1x - >1,5x 1,5x modaal modaal
< 1x modaal
1x - >1,5x 1,5x modaal modaal
< 1x modaal
1x - >1,5x 1,5x modaal modaal
< 1x modaal
1x - >1,5x 1,5x modaal modaal
< 1x modaal
1x - >1,5x 1,5x modaal modaal
< 1x modaal
1x - >1,5x 1,5x modaal modaal
1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 3555 jr Gezinnen +kindere n 1 2
1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 3555 jr Gezinnen +kindere n
1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 3555 jr Gezinnen +kindere n 1 2
1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 3555 jr Gezinnen +kindere n 1 en 2
1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 3555 jr Gezinnen +kindere n 1 en 2
1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 3555 jr Gezinnen +kindere n 1 en 2
42
Bijlage 2: Woonladder regio Rivierenland Het begrip “Woonladder” is in 2005 gelanceerd door kamerlid Co Verdaas. Hij gebruikte de term om aan te geven dat er tussen gewoon wonen in een woonbuurt en leven op straat een aantal woonvarianten ontbreken die het ook voor mensen met een probleem op woongebied mogelijk maken dakloosheid te vermijden. De ladder miste een aantal treden. Natuurlijk waren aangepaste vormen voor sommige groepen beschikbaar; denk aan een gezinsvervangend tehuis. Andere groepen zoals verslaafden, psychiatrische patiënten, zwerfjongeren, ex gedetineerden en huisuitzettinggevallen vielen nogal eens buiten de boot. De metafoor woonladder is dan ook bedoeld om een denkkader te hebben voor een probleemanalyse van de keten wonen en voor het bedenken en realiseren van oplossingen voor de groepen met beperkingen. Zoals er in de ouderenzorg een samenhangend geheel is ontstaan van gewoon wonen, via aangepaste seniorenwoningen naar verzorgingshuis en verpleeghuis, zo zou ook voor de OGGz/MO doelgroepen een samenhangende keten moeten ontstaan. De ordenende factor is niet beperkingen in relatie met leeftijdgebonden problemen, maar beperkingen in relatie met wooncompetenties. In de analyse bleek al snel dat ook gewoon wonen differentiaties kent. Beïnvloeding, begeleiding, drang en soms dwang zijn nodig om mensen nog in dit kader binnen te houden. In Rivierenland is op grond van regionale omstandigheden gekozen voor de volgende woonladder. Trede 1 2 3 4 5 6
Woonvorm Normaal wonen Tweede kansbeleid Bijzondere bemiddeling Tussenvoorziening Beschermd woning niveau Onderste trede woonladder
Deze ladder kan met allerlei varanten uitgebreid worden, maar is in de huidige opstelling voldoende om zichtbaar te maken wat er voor de OGGz/MO doelgroep nodig is om haar op een zo hoog mogelijk niveau te laten wonen. Doelgroep per trede 1. Normaal wonen Het einddoel voor alle groepen is om binnen sociaal acceptabele grenzen je woonrechten uit te oefenen. Waar tijdelijk of permanent competenties ontbreken, wordt steun georganiseerd in diverse vormen. Omdat toch nog te veel mensen uitgezet werden, veelal wegens huurschulden of overlast is met de woningcorporaties in de regio een afspraak gemaakt over het terugdringen van huisuitzettingen. Ervaringen elders leren dat met gerichte preventieve interventies dit mogelijk is. In de praktijk lukt het tegengaan van uitzettingen redelijk. Woningcorporaties verschillen nogal wat betreft hun inzet op dit punt. Sommigen hebben speciaal geschoolde medewerkers in dienst genomen (meest maatschappelijk werkenden). Ook andere betrokkenen bij woonbegeleiding of schuldhulpverlening hebben niet altijd voldoende oog voor problemen op dit gebied. Tot normaal wonen worden ook o.a. projecten als 'kamers met kansen' gerekend. 2. Tweede kansbeleid Hier is sprake van een herkansing als in feite al een ontruiming mogelijk is. 'Uitgangspunt is dat, op het moment dat iemand feitelijk uitgezet kan worden, onder nadere voorwaarden een tweede kans kan worden geboden. Dat betekent dat een dergelijke huurder een huurovereenkomst voor bepaalde tijd krijgt onder strikte voorwaarden, waaronder een begeleidingstraject (Convenant 2de kans beleid).'
43
Er is voorzien in een driepartijen overeenkomst met een grote zorgcomponent en strikt omschreven voorwaarden. Het oordeel van de woningcorporatie en nader onderzoek door het Meldpunt Bijzondere Zorg bepalen of iemand in staat wordt geacht deze kans waar te maken en dus te krijgen. Doel is na 1 jaar (of na verlenging) te komen tot een normale huurrelatie. 3. Bijzondere bemiddeling dit is een al langer bestaand instrument om sociale en medische factoren mee te wegen bij de woningtoewijzing en urgentie toe te kennen. Als zodanig is het een prima instrument dat echter voor de OGGz/MO doelgroep onvoldoende werkt. OGGZ-gebonden factoren worden onvoldoende meegewogen. 4. Tussenvoorziening wonen Dit is een tijdelijke woonplek, gekoppeld aan begeleiding met als doelstelling na een half jaar (evt. verlenging) normaal te gaan wonen. Bedoeld voor mensen die tijdelijk uitgesloten zijn van de treden 1, 2 en 3, maar wel over de motivatie en de mogelijkheden beschikken om naar dat niveau\toe te groeien. De instroomcriteria voor deze voorziening zijn: 5. Regiobinding 6. Cliënt is naar het oordeel van de corporatie (tijdelijk)uitgesloten van normaal wonen, tweede kansbeleid en bijzondere bemiddeling 7. Oorzaak van deze uitsluiting kan velerlei zijn zoals echtscheiding in combinatie met andere oorzaken, huiselijk geweld, schulden, over het algemeen gepaard gaande met psychosociale problematiek. 8. Cliënt kan op eigen kracht geen tijdelijk adequate oplossing vinden 9. Cliënt heeft een AWBZ indicatie of begeleiding wordt gefinancierd vanuit de WMO/subsidiegelden. Als cliënten geen AWBZ indicatie hebben, wordt er naar gestreefd een AWBZ indicatie te verkrijgen 10. Cliënt is gemotiveerd te werken aan herstel/rehabilitatie/ uitstroom/oplossen van schulden 11. Cliënt accepteert hulp en begeleiding bij problemen op de levensgebieden die herstel/uitstroom in de weg staan. 12. Cliënt onderschrijft de huisregels Contra-indicaties zijn: 1. Extreem overlastgevend gedrag waardoor de veiligheid voor zichzelf en anderen niet gewaarborgd kunnen worden. 2. (Psychiatrische) behandeling is voorliggend 3. Chronisch en of intensieve lichamelijke zorg nodig hebben 4. Openstaande detentie, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt met het veiligheidshuis. 5. Geen perspectief op uitstroom 5. Beschermd wonen niveau dit is bedoeld voor mensen die de hogere niveaus niet kunnen halen en dak- of thuisloos zijn of marginaal – en ongewenst gehuisvest. De instroomcriteria voor beschermd wonen, waarbij het belangrijk is dat het een laagdrempelige voorziening wordt, zijn: 1. Cliënt moet dak en -thuisloos zijn en uitgesloten zijn van reguliere huisvesting. 2. Psychiatrische problemen vormen geen belemmering tenzij de gedragsproblematiek zo ernstig is dat het de dagelijkse gang van zaken verstoort en ook door de medebewoners als blijvend overlastgevend wordt ervaren. 3. Cliënten krijgen voorafgaand aan een definitieve plaatsing een proefperiode. (cliënt moet de plaatsing “verdienen’) 4. Indien mogelijk kan cliënt op zeer korte termijn, liefst nog dezelfde dag terecht. 5. Het gebruik van alcohol en of drugs is onder bepaalde voorwaarden toegestaan op de kamer. De verslavingsproblematiek moet bespreekbaar zijn 6. Gebruik in de openbare ruimten is niet toegestaan. 7. Vrouwen: vrouwelijke cliënten vormen een absolute minderheid. Hierdoor is het niet rendabel om een aparte vleugel in te richten. Mogelijk worden er kamers voor vrouwen gereserveerd die dicht bij de kantoorruimten liggen. 44
8. Cliënten moeten een AWBZ indicatie hebben of de plaatsen moeten gefinancierd worden vanuit de WMO. 9. In principe is het verblijf gericht op doorstroom naar een meer zelfstandige woonvorm. 10. Cliënt dient de huisregels te onderschrijven 11. Cliënt moet hulp en of begeleiding accepteren Uitstroomcriteria/contra-indicaties zijn: 1. Extreem overlastgevend gedrag waardoor de veiligheid voor zichzelf en anderen niet gewaarborgd kan worden. 2. Gebruik van geweld en extreem agressief gedrag. 3. Chronische en of intensieve lichamelijke zorg nodig hebben. 4. Excessief alcohol of drugsgebruik waaruit ernstige gedragsproblematiek voortvloeit. 5. Cliënt is dusdanig gerehabiliteerd dat hij door kan stromen naar een meer zelfstandige woonvorm. 6. Onderste trede woonladder Dit is de individuele oplossing voor de groep waar we eigenlijk geen raad mee weten. De term 'restscenario' is hier van toepassing. Elke hogere mogelijkheid is uitgesloten. Plaatsing in de Beschermde Woonvorm is gecontra-indiceerd (zie boven punten 6,7en 9). Al of niet gedwongen opname is onderzocht en niet aan de orde. Met 'restscenario' wordt bedoeld dat de positieve beeldvorming stokt. We moeten met elkaar constateren dat we een probleem hebben waarvoor geen gangbare oplossing binnen de woonladder bestaat. Meestal stokt dan ook de professionele beeldvorming en wordt de cliënt losgelaten. Het doel van de onderste trede is ‘containment’ of ook wel het voorkomen van dakloosheid en het beschermen van de bewoner en/of samenleving. Het is dus een middel waarmee de problematiek beheersbaar wordt gehouden. Er is geen sprake van een ‘kansenbeleid’. Natuurlijk is het goed wanneer de betrokkene zich (met hulp) toch weet te verbeteren. Wij dienen echter voor ogen te houden dat verbetering in deze fase geen doel op zich (meer) is. Een bijzondere groep is die van de ernstig problematische gezinnen. Voor hen biedt de Beschermde Woonvorm geen oplossing. Zij vallen dus eerder binnen deze categorie.
45
Einde De notulen van deze vergadering vindt u terug op het Raadsinformatiesysteem van de gemeente Tiel. http://raad.tiel.nl