Raad vanState 2O11O9095/1/V1. Datum uitspraak: 20 januari 2012
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: mede voor haar minderjarige kinderen, appellante, tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, van 1 9 juli 2011 in zaak nr. -11 /1898 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201109095/1 / V I
1.
2
20 januari 2012
Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2010 heeft de minister aan de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Dit besluit is aangehecht. Bij mondelinge uitspraak van 19 juli 2 0 1 1 , waarvan het proces-verbaal is verzonden op 22 juli 2 0 1 1 , heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 18 augustus 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister (thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 0 1 1 0 9 0 9 5 / 1 A/1
3.
3
20 januari 2 0 1 2
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.
w . g . Steendijk lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Beerse ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2 0 1 2 382-666. Verzonden: 20 januari 2 0 1 2 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
•18. Aug. 2011 21:14
ADVOCAAT SCHONKEREN
Nr. 9765
P. 6 ^
Proces-verbaal uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht nevenzittingsplaats Middelburg Procedurenummer: AWB 11/1898 V-nummers: Uitspraakdatum: 19juH 2011 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht inzake
eiseres, gemachtigde mr. FJ.M. Schonkeren, advocaat te Tilburg, tegen de Minister voor Immigratie en Asiel, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde mr. A. Hadfy-Kovacs, medewerker bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Het bestreden besluit Het besluit van verweerder van 22 december 2010 waarbij aan eiseres en haar minderjarige kinderen met ingang van 15 juni 2010 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend. Aan eiseres en haar dochter , geboren op is vergunning verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), aan de minderjarige kinderen en , is een verblijfsvergunning verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder e, van de Vw 2000.
Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2011. Eiseres is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan. Daarbij is vermeld welk rechtsmiddel kan worden aangewend.
•18. Aug. 2 0 1 1 2 1 : 1 4
ADVOCAAT SCHONKEREN
AWB nummer: 11/1898
1.
Nr. 9765
P. 1
blad 2
Uitspraak
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. 2.
Overwegingen
1. Eiseres heeft in beroep verzocht om verlening op de b-grond met ingang van 26 mei 2009 (datum asielaanvraag) in verband met de algemene veiligheidssituatie in Somalïe. 2. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 maart 2007 (vindplaats www.rechtspraak.nl. LJN: BA1219) volgt dat een gewenste (eerdere) ingangsdatum van een verleende verblijfsvergunning asiel en de daaraan eventueel verbondenrechtsgevolgengeen actueel en concreet procesbelang opleveren. DU is slechts anders indien niet de reden voor de verlening van de vergunning maar uitsluitend de ingangsdatum van de vergunning, zoals die is verleend, in geschil is. 3. Uit het onderhavige dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat laatstbedoelde situatie zich hier niet voordoet. Het bestreden besluit luidt immers: "Aan mevrouw, en haar dochter wordt een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet, met ingang van 15 juli 2010 (datum ondertekening model M 35K t.b.v. \ . geldig tot 15 juni 2015." Reden hiervoor is het risico op blootstelling aan vrouwenbesnijdenis, dat dochter bij terugkeer naar Somalië loopt. In verband met de geboorte van haar dochter heeft eiseres op 14 oktober 2010 aan verweerder een ondertekend formulier modelM 35K opgestuurd, gedateerd op 15 juni 2010. Niet in geschil is dat eerst met de ondertekening van het model M 35K aan de voorwaarden Yoor de aan de vergunningverlening ten grondslag gelegde reden is voldaan. Voorts kan niet worden gezegd dat het bestreden besluit onvoldoende kenbaar de concrete reden voor vergunningverlening vermeldt. 4. Gelet hierop heeft eiseres geen procesbelang bij het beroep. 5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. 6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Waarvan proces-verbaal, de griffier
ïmr. J.A.B. Koens
18. Aug. 2011 21:14
ADVOCAAT SCHONKEREN
Nr. 9765
P. 8
AWB nummer: U/1898
Afschrift verzonden op: 2 2
Wad 3
J(J(,| 2011
Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Het beroepschrift moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113,2500 BC 'sGravenhage.
*>>*t4«v*'h-c- •
iVOOR COPIE CONFORM üegriffisrvSn ét reclitbanl*
n: tF-i"***w,<M>'
Mio
8. Aug. 2011 21:12
ADVOCAAT SCHONKEREN
Nr. 9765
P. 1
Sc Mr F.J.M. SCHONKEREN
ADVOCATENKANTOOR
FAXVOORBLAD
Datum Faxnummer geadresseerde
:18 augustus 2011 :070-3651380
Fax afkomstig van Fax bestemd voor
:mr FJ.M. Schonkeren :Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Vreemdelingenzaken
Inzake
:hoger beroep van mw
Aantal pagina's (inclusief dit voorblad)
:8
Opmerkingen
:het hoger beroepschrift met bijlage wordt u heden ook per gewone post toegezonden
Indien u niet alle pagina's heeft ontvangen wordt u verzocht dit telefonisch te melden (tel. nr. 013-5335472).
INGEKOMEN 1 8 AUG 2011
8. Aug. 2011 21:13
r. 9765
ADVOCAAT SCHONKEREN
ADVOCATENKANTOOR A J B H A SmidspadSl 5046 JA Tilburg Telefoon
P. 2
Mr FJJvl. SCHONKEREN
Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van
013-5335472 Fax
State
Vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC 's-GRAVENHAGE
013-5335508
STA
INGEKOMEN
1 8 AUG 2011 Tilburg,
18 augustus 2011
Inzake:
hoger beroep van mevrouw
ZAAKNR AAN: BEHANDELD: DD:
IND-dossiernummer: 0905-26-1243
HOGER BEROEPSCHRIFT Edelgrootachtbare Heer of Vrouwe, Middels dit hoger beroepschrift wordt namens mevrouw '. geboren op , en haar kinderen geboren op , geboren op , en geboren op , allen van Somalische nationaliteit, hierna te noemen: betrokkenen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage, zittinghoudende te Middelburg, d.d. 19 juli 2011 (Awb 11/1898). Betrokkenen hebben mij bepaaldelijk gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep. Zij kiezen domicilie op mijn kantooradres. Bijgaand treft u aan een kopie van de op 22 juli 2011 aan mij per aangetekende post toegezonden uitspraak. In de bestreden uitspraak wordt het namens betrokkenen ingestelde beroep tegen de beschikking van de Minister voor Immigratie en Asiel d.d. 22 december 2010, waarbij de asielaanvraag is ingewilligd, niet-oiuvankelijk verklaard. Betrokkenen kunnen zich in de bestreden uitspraak niet vinden en voeren daartegen de volgende grieven aan. Grief J: Ten onrechte heeft de Rechtbank als volgt overwogen; "Uit het onderhavige dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat laatstbedoelde situatie zich hier niet voordoet [...] Reden hiervoor is het risico op blootstelling aan
18. Aug. 2 0 1 1 2 1 : 1 3
ADVOCAAT SCHONKEREN
Nr. 9765
P. 3
vrouwenbesnijdenis, dat dochter bij terugkeer in Somalië hopt. In verband met de geboorte van haar dochter heeft eiseres op 14 oktober 2010 aan verweerder een ondertekend formulier model M35K opgestuurd, gedateerd op 15 juni 2010. Niet in geschil is dat eerst met de ondertekening van het model M35K aan de voorwaarden voor de aan de vergunningverlening ten grondslag gelegde reden is voldaan. Voorts kan niet worden gezegd dat het bestreden besluit onvoldoende kenbaar de concrete reden voor vergunningverlening vermeldt. " [r,o. 3] "Gelet hierop heeft eiseres geen procesbelang bij het beroep. " [r.o. 4] Deze grief richt zich tegen de rechtsoverwegingen 3 en 4 van de aangevallen uitspraak. Betrokkenen stellen zich op het standpunt dat de Rechtbank heeft miskend dat de verleende vergunning is verleend vanwege de dreigende schending van art. 3 EVRM. In de gronden van beroep is namens betrokkenen betoogd dat de dreigende schending van art. 3 EVRM zich niet pas met ingang van 15 juni 2010 voordoet, maar met ingang van de indiening van de asielaanvraag. Aldus heeft de Rechtbank miskend dat in het beroep ter discussie is gesteld de ingangsdatum van de verleende vergunning binnen het kader van dezelfde reden voor verlening van de vergunning, ni. de dreigende schending van art. 3 EVRM. Van belang hierbij is dat de Minister de asielaanvraag heeft getoetst aan art. 3 EVRM en op grond hiervan tot de conclusie is gekomen dat de verleende vergunningen dienen in te gaan op 15 juni 2010. Het miskennen van procesbelang impliceert dat dit oordeel van de Minister onherroepelijk wordt. Op grond van het voorgaande concluderen betrokkenen dat de Rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat zij bij het beroep geen procesbelang hebben. Grief 2; Ten onrechte heeft de Rechtbank het namens betrokkenen ingestelde beroep nietontvankelijk verklaard en nagelaten de beschikking van de Minister gedeeltelijk voor wat betreft de ingangsdatum van de verleende vergunningen - te vernietigen. Uit hetgeen ter toelichting op grief 1 is opgemerkt volgt dat de Rechtbank het beroep gegrond had dienen te verklaren en de bestreden beschikking gedeeltelijk had dienen te vernietigen.
MET CONCLUSIE: Betrokkene verzoekt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de bestreden uitspraak van de Rechtbank te VGravenhage, zittinghoudende te Middelburg, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het op 17 januari 2011 ingediende beroep alsnog gegrond te verklaren en de beschikking van de Minister d.d. 22 december 2010 gedeeltelijk - voor wat betreft de
2
8. Aug. 2011 2 1 : 1 3
ADVOCAAT
r. 9765
ingangsdatum van de verleende vergunningen - te vernietigen. F.J.M. Schonkeren gemachtigde
3
P. 4