Raad
vanState 201002336/1/V3. Datum uitspraak: 29 maart 2 0 1 0
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep v a n : (hierna: de vreemdeling), appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, {hierna: de rechtbank) van 4 maart 2 0 1 0 in zaak nr. 1 0 / 6 6 5 3 in het geding tussen: de vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie.
201,002336/1/V3
1.
2
29 maart 2 0 1 0
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2 0 1 0 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 4 maart 2 0 1 0 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 10 maart 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister van Justitie heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient t e worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201.002336/1/V3
3.
3
29 maart 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A . B . M . Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J . van de Kolk, ambtenaar van Staat.
w . g . Hent lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Van de Kolk ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2 0 1 0 347-550. Verzonden: 29 maart 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
23. Feb. 2010 13:22 22. Feb. 2010 10:16
HC-Zwolle
Mr. 5970
flr. tmt
P. 31/46
c i/o
PEfLITIE #
• Utrecht
M03RH U7H£CKT Kegfe Korpsondofdeel MhBrtdtldtfeor TttafeM Pu V-rtomimr/ZMk Oaten Oriffefwarp
Ufratfl fl VrtWDdtlngflPpotiB» F.Kamp .030-6591«» MM5312S7 /ZMk-1M»301O IWSOMO MUfrAMufctgfJviftlfcwtfiff
Maatregel van Bewaring
Ik, ondergetekende, Fokke Kamp, inspecteur van het regionaal politiekorps Utrecht, betast met hel toezicht op vreemdelingen, tevens hulpofficier van Justitie, leg met het oog op de uitzetting aan .
de vreemdeling, zich noemende: Aohtemaam Vooma{a)m(en)
Geboortedatum Geboorteplaats Geboorteland Nationaliteiten) Geslacht
; Marokkaanse : mannelijk
de maatregel van bewaring op« zoals bedoeJd in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (geen rechtmatig vefbl{ff). Deze maatregel wordt gevorderd door het belang van de openbare orde omdat er aanwijzingen zijn om te vermoeden dat betrokkene zich aan de uitzetting zal onttrekken, hetgeen blijkt uit het fett dat betrokkene - Niet beschikt ever een identiteitspapier als bedoeld ïn artikel 4.21 van het vrearndellngenbeshiit 2000 Geen vaste woon- A/efbi||rplaat» heeft Zieh niet gehouden heeft aan zijn vertrektemiijn Verdacht wordt van het plegen van een misdrijf 2Ich niet aangemeld heeft bj| de korpschef Zch bedient van een of meerdere aJJaseen . tJ s onvoldoende middelen van bestaan heeft ën niet heeft voldaan-aan da-vecpltchdtmg ex, artikel4.39vanr^VreemdeüngeribesliiiL. ' •'•--—.:
De maatregel Ie opgelegd: V.nn
i j
FES
:::; >y& pAfilna 1 usn 9
Feb. 2010 13:22 2010 1 6
PJaats Datum Tijd
HC-Zwo
Wr. 5970
P. 32/46
•iït.b'M
K. W>
Lftrscht 18/02/2010 20:30 uur,
De Siaateocrelaris van Jusftta, namens da ataattaeoretans. de hurpofTîcîer van Juatrtie, de inspecteur,. F. Kamp
HandtSTcSSig/
fön
deze maatregel it onmkktèiflk aan de vroemdaling uitgemikt.
Bareap tegen daza maatragal kan schrfftalQk worden ingesteld bQ de rechtbank te "SHSravanhafid, centraal Intakebureau Vreemdalmganzakan to Haarlem, faxnummer 029 912 6736. HIarbQ dient gebruik to worden gemaakt van het model beroepschrift zfe Nvww.reohtapraafc.nr.
V.nr
2010
U
'36
0302713600
° ° « p r o n g advc-catan 14:45
VAN-ŒCHTBAKK UTRECHT BEttRWS
*130R33MI
T -ai
rttu*.K 77 . 0 >•
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVEKHAGE Nevaudtöagsplaats Utrecht Soctorbcsftmrsrecbi VteemdeHngeokaxner TanVmmrmfr, AWB1Û/66S3 VRÛNTN uitspraak van de enkelvoudige kamer Sn de vak tussen de vreemdeling bekend ander nommer »geboren op onbekende datum, van gestelde Marokkaanse natiunaüteït, alia* .geboren op van gestelde Marokkaanse nationaliteit, eiser» gemachtigde: mr, ÊJ. Joosten, advocaat te Umseht, en de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mt. ÏJLLA- van toersuro. Procesverloop Verweerder heeft op 18 februari 2010 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van aitikcJ 59, eerste l i i aanhef en onder a, van de Vrcemddmgenwet 2000 (Vw) opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij deze rechtbank. Op grond van anikd 94, e e i ^ lid, van de Vw strekt dit beroep tevens tot toekenning van schadevergoeding. Hei gedmg is behandeld ter zitting van l maan 201Û. Eiser i& niet in persoon ter »tring versehenen, maar vertegenwoordigd door mr. Joosten voornoemd. Verweerder heeft ter zitting bij monde van ztjn gemachtigde zijn standpunten toegelicht. Overwegingen l. l e e n d e rechtbank van oordeel is dat dew van bewaring in strijd is wa de Vw, dan wel bij afweging van alle daarbybettoWcen belangen mrafc^jkhridTÜagercdttv^^ Vw het beroep gegrond en beveelt 2$ de opheffing van de maatregel of een wijäpng van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. 2. Eiser voert aan dat - kort samengevar * n}a. bewaring opgeheven dient te worden in verband met zgn gezxmdTieidsproblemen. Eiserbeeft2ich op litt standpunl gesteld dat hU vanwege zijn gezondheidstoestand detentbongesclnkt is. Voorts heeft eiser aangevoerd dat bij een verzoek op grond van artikel 64 van de VreetMelbgerrwet heeft irigediend en er dfrhal w mHfcrta M ^ W ""Qr »j" ntariiïng hesram- Eiser heeft tot slot aangevoerd aal vttweernei onvoldoende voortvarend har^elt dagen na de unewaringsteUing ee» vctxjrekficsprck nw etser te voeren.
2010
U : 3
6
0302713600
Oorsprong advocate #3
M:4S
VAN-RECHTBANK UTRECHT BEWARING
+31302233S49
T-Î31 P.DD3/004
zaaknummer. AWB 10/6653 VHONTN
blad 2
3, Verweerder concludeert tot ongegrondverkiarmg van hei beroep en tox afojjzug van hst verzoek om schadevergoeding. 4. Allereerst merkt do rechtbank op dat eiser niet in persoon is verschenen en dat hij daartoe een aïstandsverfclaring heeft ondertekend. Door eisers gemachtigde is ter znring ook bevestigd dat eiser niet ter zitting kan verschenen en daarvan afeieL De rechtbank concludeert dan ook dat eiser niet aan zrja verplichting om te verschenen wenst te voldoen. 5. Niet bestreden is &t de proccdnreleió^ tenuitvoerlegging van de bewaring in overeensternnu^rijnmet de wetterte 6, De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de bewaring moet worden opgeheven vanwege zijn gestelde gezondheidsproblemen. De rechtbank overweegt daartoe dat nil de overgelegde brief van 21 oktober 2009 van een arts en een maatschappelijk werker van NOAGG (Centrum voor Transculturele Geestelijke Gezondheidszorg) blijkt dat eiser psychische klachten heeft. Uit deze brief blijkt echter niet dat eiser detentieongeschikt bevonden is. Daarbij beeft verweerder ter zitting, onder verwijzing naar de vermelding hiervan m het proces-verbaal van verhoor (art. 59 van de Vw j a Art. 5.2 van de Vb) (gedingstuk 6), gesteld dat eiser voorafgaand aan de inbewaringstelling i$ cmderzocht door een arts van de crisisdienst LAreehi. Ook deze axts heeft eiser niet detenn'congeschiki bevonden. De rechtbank ziet evenmin m het verzoek van eiser van 26 februari 201Q om toepassing van artikel 64 van de Vw aanleiding om eiser detentieongeschikt te achten. De rechtbank zitt dan ook geen aanleiding om vanwege de gestelde dctcnticongeschikthfad de bewaring op te beffen. 7. Wat betreft het zicht op uitzetting in relatie tot het verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw, inhoudende dat de uitzetting achterwege bhjft indien de vreemdeling om gezondheidsredenen niet kan reuen, constateert de rechtbank dal op voorhand niet duidelijk is wat de uitkomst van etsers verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw zal zija. Daarbij is de toepasselijkheid van artikel 64 van de Vw eerst aan de orde indien het tijdstip van daadwerkelijke uitzetting op handen is. Daarvan is in dit geval nog geen sprake zodat naar hei oordeel van de rechtbank thans niet kan worden gesteld dal ieder zicht op uitzetting ontbreekt De enkele stelling ter zittiag ast een eesdcre inbewaringstelling van dser is opgeheven omdat hij niet uitzetbaar was leidt evenmin tot het oordeel dat elk zicht op uitzetting ontbreekt 8, Uil het dossier en het verhandeld« ter zitting is naar voren gekomen dat eiser op 18 februari 2010 in bewaring is gesteld en dat eiser op 20 februari 2010 is gehoord. Op 25 februari 2010 is met eiser een vertTckgesprek gevoerd en is een laissez*passenutnvraag opgestuurd naar de Ip-afdcUrtg van de DT&V. De rechtbank overweegt dit op grond van hei bovenstaande kan worden geoordeeld dat verweerder de verwijdering van eiser voldoende voortvarend ter hand neemt, 9. Gelet op het voorgaande en artikel 94, vierde Ua\ van de Vw is de reclabankv» oordcel dat de maaiegel van bewaring niet in stry d is met de Vw. Ook bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat, bij afweging van de betrokken belangen, de maatregel in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. 10. Het beroep Is ongegrond. Daarom wordt het verzoek ora scladevergûedvng afgewezen.
1-0. MRT. 2010 11:37 0302713600
13-2010
,4-45
Oorsprong advocatan
VAM-RECHTBANK UTRECHT BEIAftlNß
+31302233648
#3770 P.007
T-Hl " « « 4 H M
bUd3 saaknunw** AWB 10/6653 VRONTN
11. V û o r e e n p i t t t e s k o s t e u ^ Beslissing De rechtbank: vcttóaa« bec betoep ongegrond -, |. E b b « * *U rechter, en tobet openbaar uhgesprota op 4 inaart Aldus vastgesteld door mr. 2Û1Û.
De griffler
(fyo»
mr. J. EK
mr,MJH-Boomsina aßebrift verzonden óp:
~ 4 KMEl 2010
Rechtsmiddel /*—*\ Ingevolge artikel 95 van de V w a a a t e g m deze urtepraakbàmea een weetfoadedagvan befcrndoaking hiervan voor belanghebbenden hoger beroep opentyjde A%Üng bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113.2500 BG Den Haag. Het beroepschrift dient éen of meer grieven tegen dease uitspraak te bevatten.
/012
..10.MRT.2010 11:34 0302713600
Oorsprong
Oorsprong . advocaten
#3770 P.001 /012
Advocaten
Aan d e Afdeling Bestuursrechtspraak van d e Raad v a n State Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus 2 0 0 1 9 2500 EA Den Haag
Per telefax: 070-365 13 80
Utrecht, 10 maart 2010
RAAD VAN STATE „_
:3
APPELSCHRIFT
Geboren Verblijfsadres:
Land van h e r k o m s t
11. 0. MRT Z010
m
7 Û AKNR. < 2Q / 1^^^^6
I n z a k e : Appellant
INDnr.
INGEKOMEN
AAN: ftEHANOELO: 00:
PAR:
Marokko 1002191157
Geeft eerbiedig te kennen; Mr. E,J. Joosten, advocaat te Utrecht, verklaart hierbij, met het recht van vervanging, dat hij bepaaldelijk is gevolmachtigd door om onderhavig hoger beroepschrift bij Uw Afdeling in te dienen als bedoeld in artikel 70 lid 1 van de Vreemdelingenwet. Appellant, verblijvende in de Detentieboot te Dordrecht, kiest te dezer zake woonplaats te Utrecht, aan de Maliesingel 55, (3581 BR) te Utrecht ten kantore van zijn advocaat mr. EJ. Joosten, Appellant stelt hoger beroep in tegen de uitspraak van de Rechtbank te pen Haag, zittlnghoudende te Utrecht, reg.nr. AWB 10/6653 {beroep bewaring) van 8 maart 2010, waarbij het beroep van appellant ongegrond is verklaard (product/e 1). Appellant wenst de navolgende grieven naar voren te brengen;
firm Ten onrechte heeft d e rechtbank In rechtsoverweging 6. geoordeeld d a t de steiling d a t de bewaring dient te worden opgeheven vanwege eisers gestelde gezondheidsproblemen niet kan worden gevolgd. De rechtbank concludeert ten onrechte dat eiser niet detentieongeschikt is. De rechtbank refereert hierbij aan het onderzoek door een arts van de crisisdienst waaruit gebleken zou zijn dat eiser niet detentieongeschikt is. Tevens zou niet uit de brief v a n 2 1 oktober 2009 van een arts en een maatschappelijk werker van NOAGG gebleken zijn dat eiser detentieongeschikt is, noch z o u dit niet op grond v a n het artikel 64 verzoek dat namens eiser is ingediend geconcludeerd kunnen worden.
1
•10.MRT.2010 11:35 0302713600
Oorsprong advocatan
#3770 P.002 /012
Toelichting Appellant stond tot zijn bewaring onder behandeling van het OGGZ team van Altrecht te Utrecht. Daarbij is hij doorverwezen naar de afdeling psychiatrie van het UMC voor verdere observatie/ behandeling. In beroep is een brief van NOAGG, Centrum voor Transculturele Geestelijk Gezondheidszorg (Altrecht) overgelegd waaruit blijkt dat appellant lijdt aan een chronische depressieve stoornis (productie 2). Tevens is een verzoek ingediend op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet (productie 3). daar appellant om vooromschreven medische redenen niet uitzetbaar is. Daarbij valt tevens uit het gedrag van appellant voor en tijdens zijn detentie te concluderen dat hij psychisch volslagen in de war en niet toerekeningsvatbaar is. Verdere behandeling/ observatie heeft niet kunnen plaatsvinden nu appellant in bewaring gesteld is. Niet valt derhalve in te zien hoe de rechtbank in beroep kan concluderen dat uit onderzoek door een arts van de crisisdienst gebleken zou zijn dat eiser niet detentieongeschikt is, temeer daar deze arts dit op basis van een kort gesprek van nog geen half uur met appellant geconcludeerd heeft. De rechtank Is onvoldoende gemotiveerd voorbij gegaan aan de overgelegde bewijzen. Grief 2: Ten onrechte heeft de rechtbank in r.o. a overwogen dat verweerder da verwijdering van appellant voldoende voortvarend ter hand heeft genomen. Toelichting Appellant is op 18 februari 2010 in bewaring gesteld. Weliswaar is hij op 20 februari 2010 gehoord, doch dit horen kan niet beschouwd worden als een handeling gericht op uitzetting. Eerst op 25 februari 2010 is een vertrekgesprek gehouden met appellant en Is een laissez passer-aanvraag opgestuurd naarde betreffende afdeling van DT&V. Nu eerst na 7 dagen na de inbewaringstelling van appellant een eerste handeling is verricht die gericht is op uitzetting, heeft verweerder de uitzetting, mede gezien de medische situatie van appellant niet voortvarend ter hand genomen. Op grond van het vorenstaande verzoeken appellanten u • • •
dit hoger beroep gegrond te verklaren; de aangevallen uitspraak van de Rechtbank te Den Haag, zittinghoudende te Utrecht, te vernietigen; het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond te verklaren;
Productie(s): 1. Kopie uitspraak Rechtbank Utrecht 2. Kopie brief van NOAGG van 21 oktober 2009 3. Kopie artikel 64-verzoek
2