Raad
vanState 201002249/1/V2. Datum uitspraak: 2 december 2 0 1 0
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 februari 2010 in zaak nr. 09/16328 in het geding tussen: de vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie.
201002249/1/V2
1.
2
2 december 2010
Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2009 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 10 februari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 5 maart 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister van Justitie heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201002249/1/V2
3.
2 december 2010
3
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, ambtenaar van staat.
w.g. Offers lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwinkels ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2010
309-663. Verzonden: 2 december 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
05mrt 1016:45
Collet Advocaten Rdam
0031102707900
uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Afdeling 3. enkelvoudige kamer Regnr.: A WO 09/16328 BEPTDN UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wel bestuursrecht (Awb) in bet geding tussen
, eiser, V-nummer
woonplaats kiezende ten kantore van zijn
gemachtigde, mr. M.A. Collet, advocaat te Rotterdam, en de staatssecretaris van Justitie, verweerder. ! PROCESVERLOOP Eiser heeft gesteld te zijn geboren op en de Iraakse nationaliteit te bezitten. Hij verblijft sinds 28 april 2008 als vreemdeling in Nederland. Op 20 juni 2003 heeft hij een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als
bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000. Verweerder heeft op 24 februari 2009 eiser schriftelijk mededeling gedaan van het voornemen de aanvraag af te wijzen. Eiser heeft zijn zienswijze op deze mededeling schriftelijk naar voren gebracht. Bij besluit van 7 april 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Bij schrijven van 5 mei 2009 heeft eiser tegen dit bestuit een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van hel beroep lieeft plaatsgevonden op 22 oktober 2009. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. G.H.P. Buren, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. J.l\ Lamfers. Tevens WEIS 1er zitting aanwezig de heer A. Dahmani. lolk in de Iraaks-Arabische laai. Il OVERWEGINGEN I Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag - voor zover van belang en samengevat - het navolgende aangevoerd. Eiser runde samen met zijn broer in Bagdad een sportwinkel en ecu fabriek waar zij producien voor de sport winkel maakten. Onder de klandizie van de sportwinkel bevonden zich Amerikanen. Eiser en zijn broer zijn geregeld in de bij de Amerikanen langsgegaan om sportartikelen in elkaar te zetten. Eiser werd hierdoor vanaf 25 maart 2008 bedreigd. Sinds eind februari 2008 werd eiser bovendien aangesproken door mensen uit zijn wijk. waar het Al Mahdi legerde controle heeft. Eiser werd gesommeerd geen alcohol te nuttigen en meer te bidden. Op 3 april 2008 is er een aanslag gepleegd op het voertuig waarin eiser en zijn broer zich bevonden. Hierbij is de broer van ciserom het leven gekomen. De bedreigingen aan het adres van eiser en zijn
p.5
0 5 mrt 10 16:45
Collet Advocaten Rdam
0031102707900
Reanr.: AWB 09/16328 BEPTDN
fnmilie bleven na deze aanslag voortduren. Op 16 april 2008 heeft eiser besloten Irak te verlaten. Tijdens de asielprocedure van eiser is de moeder van eiser ontvoerd en is de rest van de familie gevlucht, Ter zitting heeft eiser verklaard dat zijn moeder nog steeds niet gevonden is. 2 Verweerder heeft met verwijzing naar artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, in samenhang met liet bepaalde inliet tweede lid, aanhef en onder f vandat nrtikel, de aanvraag afgewezen. Verweerder heeft daarbij geconcludeerd dat van het asielrelaas geen positieve overtuigingskracht uit gaal. 3 In beroep heeft eiser het volgende aangevoerd. Het is onjuist dat eiser onvoldoende ( reisdocumenten heeft overgelegd. Eiser heeft een groot aantal documenten overgelegd die stuk voor stuk authentiek bevonden zijn. Het door eiser geschetste reisverhaal is aannemelijk voor een vluchteling uit Irak. Eiser stelt dat hij bij terugkeer gegronde vrees beeft vooreen behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het stellen van de eis dat eerst bescherming moet worden gevraagd bij de autoriteiten tn het land van herkomst is niet realistisch ïn het geval van Bagdad. Dt situatie is daar immers niet onder controle. Daar komt bij dat mensen die met de Amerikanen samenwerken behoren tot een risicogroep ingevolge hel Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2008/28. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dot hij voor de Amerikanen gewerkt heeft. Eiser stelt dat voorts dat hij in aanmerking komt voor de subsidiaire beschermingsstatus als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van richtlijn 2004/83/EG (de Defïnitierichtlijn) en doet een beroep op hel arrest Salah Sheekh van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 11 januari 2007 (EHRM, UN AZ5971 ). Eiser behoort tol een groep die systematisch wordt blootgesteld aan onmenselijke behandeling. Reeds vanwege het behoren tot deze groep heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. <1 Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, c, en d, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling (a) die verdragsvluchteling is (b) die annnem«tijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (c)vait wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit liet land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dal hij terugkeert naar hel land van herkomst (d) voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van Onze Minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situalie aldaar. Ingevolge het Vluchtelingenverdrag is sprake van vluchtelingschap in het geval dar de betrokkene, uit gegronde vrees voor vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en hij de bescherming van dat land nier kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen. Ingevolge artikel 31, eerste lid, vande Vw2GD0 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraugis gegrond op
p,6
05 mrt 10 16:46
Collet Advocaten Rdam
0031102707900
Reynr.: AWU 09/16328 BEPTÜN
omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetïij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Ingevolge artikel 31, tweede lid. aanhef en onder f, van de Vw 2000 wordt bij hel onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen. 5 Blijkens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State CABRS). onder meer de uitspraak van 27 januari 2003 ( U N AF5566), behoort de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling in zijn asielrelaas naar voren gebrachte feiten tot de verantwoordelijkheid van verweerder en kan die beoordeling door de rechter slechts terughoudend worden getoetst. Aan de orde is derhalve de vraag of verweerder, gelet op de motivering neergelegd in het voornemen en het bestreden besluit, bezien in het licht van de verslagen van de gehouden gehören» de daarop aangebrachte correcties en aanvullingen en het gestelde in de zienswijze, in redelijkheid tot zijn oordeel over de geloofwaardigheid van het relaas kon komen. In de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, hoofdstuk C14/3.3. heeft verweerder als beleid neergelegd dat het relaas in beginsel geloofwaardig wordt bevonden, indien de asielzoeker op alle vragen zo volledig mogelijk heeft geantwoord, het relaas innerlijk consistent en niet onaannemelijk is en strookt met wat er over de algemene situatie in het land van herkomst bekend is. Indien zich een van de omstandigheden van artikel 31, tweede lid, a tot en met f, van de V w 2000 voordoet, doel dit afbreuk aan de geloofwaardigheid van het relaas en rust op de asielzoeker een zwaardere bewijslast. Er mogen dan in het relaas geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen. Van het relaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan. 6 Verweerder heeft liet niet overleggen van liet grensoverschrijdinBsdocument waarmee eiser de reis van Irak naar Turkije heeft gemaakt aan eiser kunnen toerekenen en zich op het standpunt mogen stellen dat aldus albreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. De omstandigheid dat eiser afhankelijk was van een reisagent die overhandiging van het grensoverschrijdingsdocument van hem verlangde, kan naar vaste rechtspraak niet afdoen aan de eigen verantwoordelijkheid van eiser voor de onderbouwing van zijn asielrelaas. Dit geldt temeer, tiu eiser naar eigen zeggen zelfstandig naar Turkije is gereisd en pas in Istanbul een reisagent heeft benaderd. Verweerder heeft eiser daarnaast mogen tegenwerpen dat hij hetgeen hij heeft gesteld over zijn reisroute niel met een vliegticket, een boarding pass of met indicatief bewijs over de gekozen route en de gemaakte tussenstop in Turkije heeft onderbouwd. Op eiser rust, nu van een schending van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f van de Vw20OO sprake is, een zwaardere bewijslast als het gaat om het aannemelijk maken van zijn asielrelaas. 7 Verweerder heeft '\n redelijkheid kunnen oordelen dat eiser in dit bewijs niet is geslaagd. Eiser is er niet in geslaagd met objectief bewijs aannemelijk te maken dat hij Amerikaanse klanten had. Verweerder betwist niet dat eiser in Bagdad een sportwinkel heeft gce'NpIüitccrd. Eiser heeft, ook tijdens hel gehoor, echter geen feitelijke informatie verstrekt waaruit kan blijken dat van banden met de Amerikanen sprake was. Eiser heeft zich in
P.7
05mrt1016:47
Collet Advocaten Rdam
0031102707900
Regnr.: AWB 09/16328 BEPTDN
onduidelijke en vage bewoordingen uitgelalcn over zijn bezoeken aan de Groene Zone. Hij heeft geen namen ofmililaire rangen kunnen noemen van de Amerikanen niet wie hij handel dreef. Omdat de goederen op bestelling werden geleverd, mocht dat in redelijkheid wel van hem worden venvacht. Eiser heeft voorts inconsistent verklaard over het aantal keren dat hij in de Groene Zone is geweest, heeft de Groene Zone nïei nauwkeurig kunnen omschrijven en heeft vage verklaringen afgelegd over de wijze waarop hij de Groene Zone binnenging. Verweerder heeft in hetgeen eiser hierover 'm beroep heeft gesteld - verweerder zou zich onvoldoende rekenschap hebben gegeven van de manier waarop er tussen Irakezen en Amerikanen in de Groene Zone handel gedreven werd - in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om aan deze inconsistenties en onduidelijkheden voorbij te gaan. De rechtbank ziet in het verloop en in de inhoud van de gehören voorts onvoldoende aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van eiser dat de vraagstelling van verweerder op meerdere punten onduidelijk was. Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van het asielrelaas geen positieve overtuigingskracht uit gaat. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Eiser komt derhalve niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. 8.1 Over de aanspraak die etser stelt te kunnen maken op een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 overweegt de rechtbank als volgt. Uit het onder 7 overwogene vloeit voort dat de rechtbank verweerder volgt in diens standpunt dat eiser niet valt onderde in WBV 2008/28 genoemde risicogroep van 'personen in risicoberoepen*. Eiser heeft, de door hem gestelde zakelijke contacten met de Amerikanen immers niet aannemelijk gemaakt. De parallel met het door eiser aangehaalde arrest Salah Sheekh, waarin werd aangenomen dat de vreemdeling in kwestie behoorde tot een groep die systematisch werd blootgesteld aan behandeling in strijd met artikel 3 van het EVR.M waardoor deze geen 'special distinguishing features' meer aannemelijk hoefde te maken, gaal reeds daarom niet op. 8.2 Eiser heeft ten slotte gesteld dat hij, gelet op de veiligheidssituatie in Bagdad, subsidiaire bescherming als bedoeld in artikel 15, aanhef cit onder c van de Definitierichtlijn behoort te krijgen. Ingevolge dit artikel, gelezen in samenhang met artikel 2, aanhef en onder e van de Definitierichtlijn, verlenen lidstaten de subsidiaire beschermingsstatus aan een onderdaan van een derde land die niet voor de vluchtelingenstatus in aanmerking komt, maarten aanzien van'wie zwaarwegende gronden beilaan om aan te nemen dat hij, wanneer hij naar zijn land van herkomst terugkeert, een reëel risico zou lopen op ernstige schade die bestaat uit een ernstige en individuele bedreiging van het leven o f de persoon als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Gelei op de uitspraak van de ABRS van 25 mei 2009 ( U N D1470I ) voorziet de bescherming geboden door artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vvv 2000 in de vereiste bescherming als genoemd in artikel 15. aanhef en onder c van de DefinitiericlHlijn. De rechtbank zal eisers beroep op artikel 15, aanhef en onder c van de Definitierichtlijn daarom hier, onderde beoordeling van zijn beroep op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b von de Vw 2000, bespreken.
p.8
OSmrt 1016:48
Collet Advocaten Rdam
0031102707900
Rctmr.: AWB 09716328 BEPTUN
Zoals reeds overwogen, heeft verweerder eisers relaas ongeloofwaardig kunnen achten, zodat thans alleen nog aan de orde is de vruagof, getct op Je al aangehaalde uitspraak van de ABRS van 25 mei 2009. sprake is van de uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een aan de gang zijnd gewapend conflict dermate hoog is dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te itemeit dat een burger die terugkeert naar het betrokken gebied, lomer door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico op de in artikel I5, aanhef en onder c van de Definitieriehtlijn bedoelde emsiige bedreiging zou lopen. De rechtbank is met verweerder vnn oordeel dat dit niet het geval is. In het arrest F.H. tegen Zweden van 20 januari 2009 ( U N BH3275) heeft het F.H RM geoordeeld dat de algemene veiligheidssituatie in Irak en in Bagdad niet zodanig ts dat er substantiële gronden zijn om nan ie nemen dat burgers die naar dit land worden teruggestuurd louter vanwege hun aanwezigheid aldaar een reëel risico lopen op schending van artikel 3 van het EVRM. Uit de door de eiser aangehaalde rapporten- waaronder hel algemeen ambtsbericht van 27 juni 2008 en een rapport uit 2009 van de US Department of State - blijkt niet dat sindsdien een zodanige verslechtering van de veiligheidssituatie in de provincie Bagdad heeft plaatsgevonden dat ten aanzien van de situatie in die provincie ten tijde van de totstandkoming van voormeld besluit van 7 april 2009 tot een ander oordeel zou moeten worden gekomen. Verweerder heeft dan ook mogen overwegen dat uu de overgelegde informatie niet kan worden afgeleid dat de mate van het willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict op dat moment in Irak in het algemeen, en in Bagdad in het bijzonder, dermate hoog was dat zwaarwegende gronden bestonden om aan te nemen dat eiser, louter door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op ernstige en individuele bedreiging van zijn leven of persoon. De rechtbank verwijst op dit punt naar een recente uitspraak van de ABRS van 5 januari 20)0 ( U N BK9629). 9 Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, de aanvraag op goede gronden afgewezen. 10
Mee beroep is daarom ongegrond.
11
Gr zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
05mrt 10 16:48
Collet Advocaten Rdam
0031102707900
Regnr.: AWÖ 09/16323 BEPTDN
III
BESLISSING
De rechtbank. 's-Gravenhage
RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.T.W. van Ravenstein, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Badermonn.
-
%
.
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2010.
RECHTSMIDDEL Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag (nadere informatie: www.raadvanstate.nl).
Afschrift verzonden op:
\ 0 FE3. 20W
p.10
05 mrt10 16:43
Collet Advocaten Rdam
,C0L(.£^
0031102707900
p.1
Collet Advocaten Rotterdam Mathenesserlaan 195 3014 HB Rotterdam
Telefoon: 00 31 10 2707909 Telefax: 00 31 10 2707900
[email protected] ^Uv/iÖ^
Aan de Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC 's-Gravenhage Fax: - 3 1 70 365 13 30
Inzake: /hoger brp Onze referentie: D085698740724\HB GB/CB Uw referentie: / Behandeld door: M.A. Collet Direct email: info^collelinternacional.com
Rotterdam, 0 4 / 0 3 / 2 0 1 0
RAAD VAN STATE f INGEKOMEN- , > « *
HOGER BEROEPSCHRIFT
0 5 MRT 2010
(toevoeging is aangevraagd) AAM:
V ^
BEHANDELD DD:
Edelachtbare heer/vrouwe, Geacht College,
Tot m i j wendde zich de heer INDnr. 0 8 0 6 . 2 0 . 1 3 6 4 , Vnr. zijn belangen te willen behartigen.
' ~> PAR:
geboortedatum van Iraakse nationaliteit, met het verzoek
Client wordt hierna ook g e r o e m d heeft mij bepaaldelijk gevolmachtigd om in de vreemdelingrechtelijke procedure alle vereist geachte maatregelen te nemen., verblijft thans te _ _ maar kiest woonplaats te mijnen kantore aan de Mathenesserlaan 195 te 3014 HB Rotterdam. kan zich niet verenigen met de uitspraak van de Rechtbank 's-Cravenhage, d.d. 10 februari 2010 (bijlage 1), verzonden op 10 februari 2010, vandaar dat Jassim tegen deze beslissing thans tijdig hoger beroep indient. Hierbij verklaar ik, mr. M.A. Collet, advocaat te Rotterdam, door bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep tegen de eerdergenoemde uitspraak van de Rechtbank 's-Cravenhage, d.d. 10 februari 2 0 1 0 met het kenmerk AWBnr.09/16328.
Collet Advocaten maakt deel uit van het netwerk Collet In:ornationa1 Lawyers & Associates. Voor meer informatie: www. col le tinte rnauon.il.com. Collet international Lawyers is part of the network Collet International Lawyers & Associates. For Inforrratian: www.culletinternailonal.co-n.
05mrt 10 16:43
Collet Advocaten Rdam
0031102707900
p.2
Pagina: 2/4 Uw referentie: / Onze referentie: D085698740724\HB CB/CB
Datum; 05-03-2010
Het hoger beroepschrift dient tot vernietiging van de bestreden uitspraak te leiden, nu er grieven worden aangevoerd die van belang zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling en rechtsbescherming, zodat het hoger beroepschrift kennelijk gegrond verklaard dient te worden. De rechtbank overweegt in overweging 8.2: 'Ce/et op de uitspraak van deABRS van 25 mei 2009 (LJN 8(4791) voorziet de bescherming geboden door artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000 in de vereiste bescherming als genoemd in artikel 15, aanhef en onder c van de Defïnitierichtlijn. De rechtbank zal eisers beroep op artikel 15, aanhef en onder c van de Defïnitierichtlijn daarom hier, onder de beoordeling van zijn beroep op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000, bespreken. Zoals reeds overwogen, heeft verweerder eisers relaas ongeloofwaardig kunnen achten zodat thans alleen nog aan de orde is de vraag of, gelet op de al aangehaalde uitspraak van de ABRS van 25 mei 2009, sprake is van de uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een aan de gang zijnd gewapend conflict dermate hoog is dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico op de in artikel 15, aanhef en onder c van de Defïnitierichtlijn bedoelde ernstige bedreiging zou lopen. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat dit niet het geval is. In het arrest F.H. tegen Zweden van 20 januari 20090JN BH3275) heeft het EHRM geoordeeld dat de algemene veiligheidssituatie in (rak en Bagdad niet zodanig is dat er substantiële gronden zijn om aan te nemen dat burgers die naar dit land worden teruggestuurd louter vanwege hun aanwezigheid aldaar een reëel risico lopen op schending van artt'Skel 3 van het EVRM. Uit de door eiser aangehaalde rapporten - waaronder het algemeen ambtsbericht van 27juni 2008 en een rapport uit 2009 van de US Department of State -blijkt niet dat sindsdien een zodanige verslechtering van de veiligheidssituatie in de provincie Bagdad heeft plaatsgevonden dat ten aanzien van de situatie in die provincie ten tijde van de totstandkoming van voormeld besluit van 7 april 2009 tot een ander oordeel zou moeten worden gekomen. Verweerder heeft dan ook mogen overwegen dat uit de overgelegde informatie niet kan worden afgeleid dat de mate van het willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict op dat moment in frak in het algemeen, en in Bagdad in het bijzonder, dermate hoog was dat zwaarwegende gronden bestonden om aan te nemen dat eiser, louter door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op ernstige en individuele bedreiging van zijn leven of persoon. De rechtbank verwijst op dit punt naar een recente uitspraak van de ABRS van 5 januari 2010 ( UN BK 9629). Appellant stelt dat de rechtbank ten onrechte geoordeefd heeft dat appellant geen aanspraak zou kunnen maken op bescherming op grond van artikel 15 c van de Definitie Richtlijn, DRi. Volgens het ambtsbericht van 29 januari 2010, pagina 7 1 , blijft het oordeel van de UIMHCR dat: "Irakezen afkomstig uit de provincies van het noorden van CentraalIrak en Bagdad behoeven volgens UNHCR internationale bescherming. Zij zouden
Collet Advocdieii madki duel ulr van het netwerk Collet International lawyers fi Associates. Voor meer mfornwrie: *v*w.colletinterncrlonal.coii. Collet lin«i ridilurul Lawyers is part ot the network Collet International Lawyers S Associates. For information: w-vw.culletinlernaiional.com.
05mrt 1016:44
Collet Advocaten Rdam
0031102707900
p.3
Pagina: 3/4 Uw referentie: / Onze referentie: D085698740724\HB CB/CB Datum: 05-03-2010
moeten worden beschouwd als vluchteling op basis van de criteria in het Vluchtelingenverdrag uit 1951. Wanneer zij niet als vluchteling worden erkend, zou volgens UNHCR internationale bescherming moeten worden geboden door toepassing van een bredere definitie van het begrip 'vluchteling' of door een aanvullende vorm van bescherming. UNHCR is expliciet van oordeel dat het geweldsniveau in deze gebieden en in Bagdad van zodanige aard is, dat een persoon er enkel door zijn aanwezigheid een reëel gevaar loopt op een serieuze bedreiging van zijn leven of persoonlijke integriteit," Verwezen wordt naar de UNHCR Guidelines van 27 april 2009. Dit wordt door de rechtbank miskend. Ten tijde van de zitting was deze informatie nog niet bekend. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van uw Afdeling van 5 januari jl.,terwijl de zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2009. Appellant is niet in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, terwijl het onderzoek al was gesloten. Alleen al daarom is er sprake van stijd met artikel 8:69 Awb en de goede procesorde en is appellant in zijn belangen geschaad. Ten onrechte is dan ook voorbij gegaan aan de informatie van gezaghebbende organisaties welke geen rol hebben gespeeld in de beslissing van het EHRM en waaruit blijkt dat er specifiek in Bagdad sprake is van een situatie die tot bescherming op grond van artikel 15 c DRI noopt. In plaats van een verbetering van de veiligheidssituatie is er eerder sprake van een verslechtering. Het geweld is zowel gericht als willekeurig en er is sprake van een 'most extreme case of general violence'. Appellant beroept zich in deze op een recente uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Zwolle van 29 januari 2010, bijlage 2, Awb 09/36544, en waarin onder andere geoordeeld is dat: "De rechtbank leidt uit deze informatie af dat in frak, en meer in het bijzonder in Baghdad, in de periode voorafgaand aan het bestreden besluit van 15 september 2009, en met name in maart 2009, sprake was van ernstig en wijdverspreid geweid, met grote aantallen burgerslachtoffers tot gevolg. Het geweld had bovendien een willekeurig karakter. De situatie in Irak rechtvaardigt niet dat verweerder volstaat met een enkele mededeling van zijn standpunt dat geen sprake is van een uitzonderlijke situatie. De verwijzing door verweerder naar het arrest van het EHRM van 20 januari 2009 (32621/06, F.H. t. Zweden) maakt dit niet anders, nu de hiervoor genoemde gebeurtenissen na dit arrest hebben plaatsgevonden en derhalve door het EHRM niet zijn meegewogen bij de beoordeling van de situatie in Irak. " Dit staat dan ook in schril contrast met het oordeel van de rechtbank 'sGravenhage. In deze zaak gaat het eveneens om een vreemdeling afkomstig uit Irak. Er had dan ook op zijn minst gemotiveerd dienen te worden waarom er in Bagdad geen sprake is van een uitzonderlijke situatie als beschreven in artikel 15 c van de DRi. I
Collet Advocaten maakt deel uit win het netwerk Collet International Lawyers Ä Associates. Voor meer Informatie: wvAV.colletinternarional.con. Collet International Lawyers is part of the network Collet International La'.vyers & Associates. For information: wvAV.cwlletlntcrnational.com.
05mrt 1016:44
Collet Advocaten Rdam
,C9ML^.
0031102707900
p.4
Pagina: 4/4 Uw referentie: / Onze referentie: D0S5698740724\HB CB/CB Datum: 05-03-2010
Gelet op al het vorenstaande is het bestreden besluit in strijd met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen en ontberen deze een draagkrachtige motivering. Het beroep dient gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 Awb. Internationaal belang vergt nader oordeel (refoulementverbod en nieuw bewiis) Gelet op al het voorgaande en in respect van de in geding zijnde menrenrechten en gelet op artikel 94 van onze Grondwet, dient een binnen Nederland geldende wettelijke bepaling of regel buiten toepassing te blijven indien toepassing ervan strijd oplevert met bijvoorbeeld het Vluchtelingenverdrag of het EVRM. Omdat een gemotiveerd beroep is gedaan op die Internationale bepalingen, kan niet simpelweg worden volstaan met het enkel hanteren van die Nederlandse bepalingen om het beroep af te wijzen. De Rechtbank heeft verzuimd te motiveren waarom die Internationale bepalingen in casu niet van toepassing zijn of niet nader getoetst hoeven te worden. Er is hier geen sprake van een situatie waarbij enkel door het indienen van een nieuwe asielaanvraag geprobeerd wordt om het eerder besluit aan een nieuwe toetsing te onderwerpen. Er is hier sprake van een belangrijk bewijs dat aantoont dat er schending dreigt van het refoulementverbod.
Rechtsgevolgen Nu de Immigratie- en Naturalisatiedienst ook geen verdere overwegingen heeft gebezigd in de bestreden beslissing, kan dus ook niet worden besloten de rechtsgevolgen in stand te laten. Een nieuwe beslissing leidt immers niet noodzakelijk tot een zelfde oordeel, noch kan thans worden gesteld dat het bestreden besluit rechtmatig tot stand is gekomen, derhalve kan ook geen toepassing worden gegeven aan artikel 8:72 lid 3. Om ai deze redenen verzoekt lassim u: het hoger beroep gegrond te verklaren en de bestreden uitspraak, alsmede de primaire beslissing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst te vernietigen. Naast dit telefaxbericht wordt dit beroepschrift met bijlage u ook per gewone post toegestuurd. < '. o. HoogachtendT M.A. Collet bijlage: uitspraak Rechtbank d.d. Voor eventuele vragen aangaande dit beroepschrift kunt U terecht op: Mathenesserlaan 195 3014 HB Rotterdam Telefoon: 00 31 10 2707909 Telefax: 00 31 10 2707900 info^colletint ernationai.com
Collçi Advocaten maakt deel uit van het netwerk Collet International Lawyers & Associates. Voor meer informatie: www.coltetimernaiional.con. Collet Internailonal Lawyers is part of the network Collet International La.'/yers & Associates. For information: wvvw.col I e tin tern alianal, com.