Raad
vanState 200806868/1/V1. Datum uitspraak: 2 april 2009
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 11 augustus 2008 in zaak nr. 08/8768 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200806868/1/V1
1.
2
2 april 2 0 0 9
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2 0 0 6 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Bij besluit van 13 februari 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 11 augustus 2 0 0 8 , verzonden op 12 augustus 2 0 0 8 , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats A r n h e m , het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 9 september 2 0 0 8 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200806868/1 A
3.
/
1
3
2 april 2 0 0 9
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A . B . M . Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J . J . Schuurman, ambtenaar van Staat.
w . g . Hent lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Schuurman ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2 0 0 9 282-587. Verzonden: 2 april 2 0 0 9 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze,
mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
UÖ/UÖ i u u a i a : os KAJL 03U 2342995
SCHOOLPLEIN ADVOCATEN
Q0O6/OII
Uitspraak RECHTBANK 'S-G RAVEN H AG E Vreemdelingenkamer Nevenzittings plaats Arnhem Registratienummer: AWB 08/8768 Datum uitspraak: 11 augustus 2008
Uitspraak Ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) inzake
geboren op ( v-nummer van Turkse nationaliteit, ei seres, gemachtigde mr. D. Gürses, tegen de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst, verweerder. Het procesverloop Op 25 april 2005 heeft ei sere s een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'beschikking conform Minister' aangevraagd. Bij besluit van 28 september 2006 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Daartegen heeft eiseres op 18 oktober 2006 bezwaar gemaakt. Aangezien de werking van het besluit van 28 september 2006 niet wordt opgeschort door de indiening van het bezwaarschrift heeft eiseres bij verzoekschrift van 5 oktober 2006 verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op haar bezwaar is beslist. Bij uitspraak van 26 april 2007 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Zwolle het verzoek toegewezen en verweerder verboden eiseres uit Nederland te verwijderen totdat is beslist op het bezwaar.
09-09-2008
16:05
030 2342995
95^
P nne
ua/utt
iuuo i o : a o KAJL UJO 2342995
SCHOOLPLEIN ADVOCATEN
@oo7/on 2
Registratienummer: AWB 08/8768
Op 29 maart 2007 is eiseres gehoord door een ambtelijke commissie. Bij besluit van 13 februari 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Op 10 maart 2008 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 10 juli 2008. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L. Verheijen.
De beoordeling 1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit - de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen - te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden. 2. Oe rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden. 2.1 Op 2 met 2000 heeft eiseres een aanvraag gedaan bij de Nederlandse vertegenwoordiging te Ankara voor een visum voor kort verblijf voor toeristisch verblijf en familiebezoek. Bij besluit van 29 juni 2000 heeft het hoofd van de Visadienst namens de Minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de Visadienst) de aanvraag van eiseres afgewezen. Daartegen heeft eiseres op 25 juli 2000 bezwaar gemaakt.. Bij besluit van 5 september 2001 heeft de Visadienst het bezwaar gegrond verklaard en medegedeeld dat er geen bezwaar meer is tegen afgifte van een visum voor kort verblijf voor toeristisch verblijf en familiebezoek aan eiseres. 2.2 Op 13 januari 2004 is eiseres door de vreemdelingenpolitie van de regio Utrecht staande gehouden teneinde haar identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie vast te stellen. Eiseres is vervolgens op grond van artikel 59 van de Vw 2000 in bewaring gesteld. 2.3 Op 14 januari 2004 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. In verband met deze aanvraag is de inbewaringstelling van eiseres opgeheven. Bij besluit van 24 februari 2004 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 14 december 2004 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht, ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hiema: de Afdeling) van 25 februari 2005 is deze uitspraak bevestigd, waardoor het besluit van 24 februari 2004 onherroepelijk is geworden. 2.4 Naar aanleiding van de onderhavige aanvraag heeft verweerder op 19 december 2007 aan het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (hierna: LEC EGG) verzocht om een risicoanalyse te maken betreffende de zaak van eiseres. Op 28 januari 2008 heeft het LEC EGG een analyse (mogelijk) eergerelateerd geweld ten aanzien van
09-09-2008
1G:05
030 2342995
35%
p nrw
ua/ua 2UU3 1 5 : 5 5 VAX 030 2342995
SCHOOLPLEIN ADVOCATEN
të|OOS/011
Registratienummer: AWB 08/8768
3
ei se re s uitgebracht (hierna; de analyse eer gerelateerd geweld). In dit rapport wordt geconcludeerd dat het niet aannemelijk is geworden dat eiseres in . a of I - de plaatsen waar zij een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) kan aanvragen - of elders in Turkije heeft te vrezen voor eerwraak of bloedwraak. 3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet beschikt over een geldige mvv en voorts niet gebleken is dat zij behoort tot de categorie vreemdelingen genoemd in artikel 17, eerste lid, onder c van de Vw 2000, danwei artikel 3.71, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000), die voor vrijstelling van het mvvvereiste in aanmerking komt. Verweerder acht hiertoe redengevend dat de gestelde medische klachten van eiseres op geen enkele wijze zijn onderbouwd. Bovendien staat eiseres niet onder medische behandeling noch is gebleken dat zij medische behandeling nodig heeft. Voorts ziet verweerder geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000, nu eiseres geen zeer bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard bij het vasthouden aan het mvv-vereiste. Daarbij acht verweerder van belang dat gelet op de analyse eergerelateerd geweld het niet aannemelijk is dat eiseres heeft te vrezen voor eer- of bloedwraak. 4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar aanvraag ten onrechte is afgewezen wegens het ontbreken van een mw, nu zij ingevolge artikel 17, eerste lid onder c, van de Vw 2000 vrijgesteld zou moeten worden van het mw*vereiste en toepassing van het mvv-vereiste bovendien leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Eiseres heeft daartoe ondermeer het volgende, kort samengevat, aangevoerd. Eiseres is van mening dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en onzorgvuldig is voorbereid nu verweerder in zijn bestreden beslissing van 13 februari 2008 onvoldoende rekening heeft gehouden met de door haar aangevoerde schrijnende omstandigheden. Zo heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met het feit dat zij zeer getraumatiseerd is door gebeurtenissen uit het verleden en dat zij slachtoffer is geworden van eergerelateerd geweld. Voorts is eiseres van mening dat verweerder onvoldoende belang heeft gehecht aan het feit dat zij nog altijd heeft te vrezen voor eerwraak. Bovendien is ze volledig ingeburgerd in de Nederlandse samenleving, behoort ze tot de Bulgaarse minderheid in Turkije en heeft ze in Turkije geen sociaal vangnet, aldus eiseres. 5.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. Ingevolge artikel 14, tweede lid, van de Vw 2000 wordt een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14, worden afgewezen, indien een vreemdeling niet over een geldige m w beschikt die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. In artikel 17, eerste lid, van de Vw 2000 en in artikel 3.71, tweede lid van het Vb 2000 worden categorieën vreemdelingen opgesomd die van het bezit van een (geldige) mvv zijn vrijgesteld. 7. Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14, niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mw, indien het een vreemdeling betreft, voor wie het, gelet op diens gezondheidstoestand, niet verantwoord is om te reizen. 8. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres niet beschikt over een geldige mvv. Het geschil beperkt zich derhalve tot de vraag of eiseres
09-09-2008
16:06
030 2342995
96X
P.008
u a / u a zuoa 1 5 : 5 5 FAX 030 2342995
SCHOOLPLEIN ADVOCATEN
©009/011
4
Registratienummer: AWB 08/8768
vrijgesteld dient te worden van het mw-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, en onder c van de Vw 2000 dan wel op grond van artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000. 9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van hei mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiseres haar medische klachten niet heeft onderbouwd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. 10. Ten aanzien van het beroep op artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 overweegt de rechtbank als volgt. 11. Ingevolge artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 kan verweerder het eerste lid buiten toepassing laten, voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (hierna: de hardheidsclausule). 12. Hetgeen door eiseres is aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid tot toepassing van de hardheidsclausule had dienen over te gaan. Het enkele feit dat eiseres al sinds 2002 in Nederland verblijft, heeft verweerder als onvoldoende voor een geslaagd beroep op de hardheidsclausule kunnen aanmerken. Immers, nu eiseres langdurig illegaal in Nederland heeft verbleven en geen gevolg heeft gegeven aan haar rechtsplicht om Nederland te verlaten, dienen de gevolgen van haar verblijf hier te lande voor haar eigen rekening en risico te blijven. Voorts volgt de rechtbank de stelling van eiseres, dat van haar niet verwacht mag worden dat zij terugkeert naar haar land van herkomst nu ze daar geen sociaal vangnet meer heeft, niet. Immers, eiseres heeft geenszins onderbouwd dat zij niet alleen terug kan reizen en niet in haar land van herkomst de m w-procedure kan afwachten. Daarbij acht de rechtbank, met verweerder, van belang dat eiseres op tweeëntwintig jarige leeftijd haar land van herkomst - waar is ze geboren en getogen - heeft verlaten. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van eiseres verwacht mag worden dat zij zich zelfstandig kan handhaven in haar land van herkomst. Ten aanzien van de stellingen van eiseres dat van haar, gelet op haar medische klachten en haar traumatische ervaringen, niet verwacht mag worden dat zij terugkeert naar haar land van herkomst is de rechtbank van oordeel, onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 9, dat deze stellingen niet kunnen slagen. Eiseres heeft haar medische klachten immers niet onderbouwd. 13. Ten aanzien van de stellingen van eiseres omtrent haar vrees om slachtoffer te worden van eerwraak en haar stelling dat ze behoort tot de Bulgaarse minderheid in Turkije overweegt de rechtbank als volgt. 13.1 Uit het systeem van de Vw 2000 volgt dat een beroep op asielgerelateerde gronden dient te worden beoordeeld in het kader van een eventuele aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 en niet kan worden beoordeeld in het kader van een beroep op artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000. Gelet op het in het systeem van de Vw 2000 neergelegde onderscheid in behandeling van aanvragen om een asielvergunning en een reguliere vergunning is dit beleid niet kennelijk onredelijk te achten, zoals ook is overwogen door de Afdeling in haar uitspraak van 26 februari 2007 (registratienummer: 200607094/1). 13.2 Blij kens paragraaf B1 /4,1.1 van de Vc 2000, voor zover thans van belang, wordt in ieder geval geen zeer uitzonderlijk geval dat tot toepassing van de hardheidsclausule aanleiding geeft aangenomen, indien de desbetreffende vreemdeling asielgerelateerde gronden aanvoert.
09-09-2008
16:06
030 2342995
96^
P.009
uw/u« 2UU3 15:5(J KAI 030 2342995
SCHOOLPLEIN ADVOCATEN
12)010/011
5
Registratienummer: AWB 08/8768
13.3 Nu de door encres aangevoerde stellingen asielgerelateerd zijn, kunnen deze stellingen geen geslaagd beroep op de hardheidsclausule opleveren. Bovendien heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen baseren op de analyse eergerclateerd geweld van 28 januari 2008. Immers, uit deze analyse blijkt dat: "het niet aannemelijk is dat eiseres in Ankara of Istanbul (de plaatsen waar zij een mvv kan aanvragen) heeft te vrezen voor eerwraak ofbloedwraak. Overigens lijkt hei niet waarschijnlijk dat zij elders in Turkije hoeft te vrezen voor haar leven. "
De door eiseres bii brief van 27 iuni 2008 overgelegde verklaringen van , gedateerd op 24 januari 2008, en het verzoek van gedateerd op 28 januari 2008, kunnen - nu onduidelijk is gebleven met welk doel en onder welke omstandigheden deze verklaringen zijn opgesteld • niet aan bovenstaand oordeel afdoen. 14. Nog daargelaten dat eiseres haar gestelde vrees bij terugkeer niet aannemelijk heeft gemaakt, ligt het op haar weg om, indien zij meent dat daarvoor grond bestaat, opnieuw een asielaanvraag in te dienen en daarbij aan te geven welke nieuwe feiten of veranderde omstandigheden tot een ander dan het eerdere, in rechte vaststaande afwijzende asielbesluit van 24 februari 2004 aanleiding zouden moeten geven. 15. Gezien het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen grond bestaat om eiseres vrij te stellen van het mw-vereiste en dat evenmin aanleiding bestaat voor het oordeel dat het toepassen van het mvv-vereiste voor eiseres zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. 16. Derhalve is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
09-09-2009
1G:0S
030 2342995
3£'s.
P.010
1011/011
SCHOOLPLEIN ADVOCATEN
uo'uo iuuo io:oe tAA 030 2342995
Registratienummer: AWB 08/8768 De beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. Overbeeke en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2008 in tegenwoordigheid van mr. L.E. Huberts als griffier. y^^foi
de griffier
rechte
•' V.
VERZONDEN OP 1 2 AUG 2008
Voor fotokppi e confonn De griffier 'an de Rechtbank U 's-i ^yenhage Nevenzitringfcpra Ms Ati&em
Rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-G raven h age. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).
09-09-2008
16:06
030 2342995
QKV
SCHOOLPLEIN ADVOCATEN
««, us tuuo j.0-04 r.iA UJu Z342MiJ5
1001/011
Correspondentie uitsluitend: l'tutbus l ? 3 N 3507 LH Utnxhi
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
/
sircrclumm bis Ouütruin Leiiy Pecters
on,kcnntóÉü^l^:
Bezoekadres: Schuit lp Ie in 5A S1X\ l'X Utrecht lel (0301 2M iû-ie«
mr. K. Vleugel mr. S. Spans mr. O. f iü«c« mr. W. Boclcns mr. J.E. Jalandoni mw. mr. M.H.R. de Boer mw. mr. J.(ï. VI. !cr Avési mr. J.M. I.antennen* *
e-mail: infrtfr/jNchrt.ilpItfinndv.ïCuten.nt www.se fioolplemadvacawn.nl
advocaten en procureurs "adviseur
£aad van State Afdelings Bestuursrechtspraak Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus- 16X13 2500 BC Den Haag Per fax 070-3651380 en Falk
uw kenmerk
MvJ
Ui rech l
9 september 2008
HOGER BEROEPSCHRIFT Inzake , appellante, geboren op van Turkse nationaliteit, feitelijk verblijvend te r , in deze zaak woonplaats kiezend te Utrecht aan het Schoolplein 5 A op het kantoor van Mr. O. Gurses, die in deze hogere beroepsprocedure bepaaldelijk is gevolmachtigd voor haar op te treden tegen Pe Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gevestigd te 's-Gravenhage. Appellante komt in hoger beroep tegen de uitspraak van de President van de Rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, d.d. 11 augustus 2008, verzonden d.d. 12 augustus 2008, gewezen onder nummer AWB 08/8768 BEPTDN, welke hierbij wordt overgelegd. GRIEF Ten onrechte heeft de rechtbank gesteld dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat appellante niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 17 eerste lid aanhef en onder c van de Vw 2000. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte gesteld dat verweerder ingevolge artikel 3.71 vierde lid van het Vb 2000 het eerste lid niet buiten toepassing hoeven te laten op grond van hardheidsclausule. Appellante heeft een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier ingediend wegens schrijnende omstandigheden. Deze aanvraag moet naar de mening van appellante zo worden uitgelegd dat zij gericht is op verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.4 derde lid van het Vb 2000 waarbij op grond van Werkinstructie 2005/3 van bepaalde voorwaarden die voor reguliere aanvragen gelden kan worden afgeweken. Appellante heeft gesteld dat verweerder niet getoetst heeft of appelante onder deze regeling voor schrijnende gevallen valt. Ook afgezien van deze regeling heeft verweerder niet beoordeeld of betrokkene als individueel geval op grond van schrijnende omstandigheden in aanmerking komt voor een vergunning. Appellante stelt dat
09-09-2008
16:04
030 2342995
95*
p nm
*•*•«•• »•••»* «ou i J « a » 3
SCHOOLPLEIN ADVOCATEN
(2)002/011
SChïb, / E I N ~«\o*./..~
Pagina 2
.Schoolplein 5A
iSSI PX Utrecht
!
verweerder het mw-vereiste niet heeft mogen tegenwerpen, zonder een inhoudelijke beoordeling van de schrijnendheid. Gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid in schrijnende gevallen, brengt logischerwijs vrijstelling van het mvv-vereiste met zich mee op grond van de hardheidsclausule. Appellante heeft in dat verband een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel waarbij werd verwezen naar een aantal uitspraken de rechtbank Zwolle: Awb 06/36936, uitspraakdatum 15 november 2006, Awb OS/512247, uitspraakdatum 20december 2006, Awb 07/5423, uitspraakdatum 23 oktober 2007, rechtbank Utrecht Awb 06/30475, uitspraakdatum 11 oktober 2006. In de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 23 oktober 2007 overweegt de rechter dat het systeem van de wet en de dwingendrechtelijke eis van het beschikken over een m w niet in de weg staat om in de door een vreemdeling aangevoerde feiten en omstandigheden die' kunnen leiden tot toepassing van de discretionaire bevoegdheid vanwege schrijnendheid, ipso facto een onbillijkheid van overwegende aard te Ie2en in de zin van het vierde lid van artikel 3.71 Vb 2000, waardoor van het mw-vereiste kan worden afgeweken aldus de voorzieningenrechter. Vervolgens overweegt de rechter dat het vaststaat dat verweerder in soortgelijke gevallen, waar een beroep op de discretionire bevoegdheid werd gedaan vanwege schrijnendheid, het vereiste van het beschikken over een geldige m w niet heeft tegengeworpen. Het gelijkheidsbeginsel vergt volgens vaste jurisprudentie een consistente gedragslijn van het bestuur, waarbij het bewaken van die consistentie bij uitstek de verantwoordelijkheid van het bestuur is, aldus de voorzieningenrechter.
i
Appellante is van mening dat de bestreden uitspraak te kort doet aan de hierboven uiteengezette casus door te zeggen dat appellante dan maar opnieuw een asiel aanvraag kan indienen.
j
Appellante heeft bij het indienen van de aanvraag expliciet een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Appellante is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de afwijzing van haar verzoek om een verblijfsvergunning niet van onevenredige hardheid zou getuigen. Het bestreden besluit ontbeert ter zake een zelfstandige motivering. Verweerder heeft er geen, althans onvoldoende blijk van gegeven de gestelde bijzondere omstandigheden te hebben laten meewegen.
i
Appellante bestrijdt het bestreden besluit en voert daartegen aan dat haar terugkeer naar Turkije van onevenredige hardheid getuigt. Niemand van de familie is bereid of in staat om zich over appellante te ontfermen. In dit verband heeft appellante diverse verklaringen en documenten overgelegd waaruit onomstotelijk vast staat dat zij in Turkije geen leven meer zal hebben. De rechtbank heeft ten onrechte gesteld dat deze verklaringen buiten beschouwing gelaten althans onvoldoende in haar. overweging meegewogen. Verweerder mocht er niet zonder meer van uitgaan dat appellante zich in Turkije kan vestigen nu vast is te komen staan dat een sociaal vangnet en daarmee enige vorm van bescherming in Turkije ontbreekt. Appellante zou bij terugkeer in Turkije van sociale maatschappelijke contacten verstoken zijn. Appellante meent kortom dat in de gewraakte beschikking ten onrechte onvoldoende rekening is gehouden met haar schrijnende situatie, d.w.2. met klemmende redenen van humanitaire aard. Appellante is van mening dat haar situatie zodanig uitzonderlijk en schrijnend is dat op die grond een vergunning dient te worden verleend. Appellante heeft in dit verband gesteld dat zij van haar sociale netwerk in Nederland veel steun ondervindt. Zij verblijft al sinds 2002 in Nederland; appellante heeft door haar verblijf hier sterke banden met
09-09-2008
16:05
030 2342995
•-
- * - . - • • r.-wa. »ju
ijïjaaa
SCHOOLPLEIN ADVOCATEN
©003/011
SCHlv /EIN Ä
-V',V--
Pagina 3
Schoolplein 5A .15M PX Uirechi
Nederland opgebouwd. Appellante heeft in Nederland jarenlang gewerkt. De banden van appelante met Nederland 2ijn stevig. Er is bij haar sprake van zeer ernstige medische problematiek: zij lijdt aan depressies met angst - en wanhoopsaanvallen, heeft een posttraumatische stressstoornis en een persoonlijkheidsstoornis. De klachten zijn chronisch en verbeteren niet. Bij uitzetting ontstaat bij haar een groot risico op suïcide. Appellante heeft geen verzekering om voor haar klachten behandeld te worden. Zij gebruikt slechts medicijnen. Er is sprake van een verregaande mate van inburgering in de Nederlandse samenleving, -er is geen enkel contact meer met de familie in Turkije. -zij behoort tot de Bulgaarse minderheid in Turkije. -er is sprake van eerwraak -zij heeft aangegeven te vrezen voor eerwraak van de zijde van de vermoorde jongen, de eigen familie en de familie van de ten onrechte veroordeelde jongeman. Appelante is van mening dat haar situatie een schoolvoorbeeld is van een 'schrijnend geval'. Zij lijdt enorm onder de uitzichtloze situatie waarin zij zich thans bevindt. Zij is op een dieptepunt beland. De hulpverleners en haar vrienden maken zich grote zorgen om haar. Zij krijgt veel geestelijke, lichamelijke en morele ondersteuning van hulpverleners en vrienden in Nederland. Zij heeft verzocht om de criteria die worden toegepast op de schrijnende gevallen ook bij haar aanvraag te betrekken en dit mee te nemen in de belangenafweging. Appellante is van mening dat dit niet althans onvoldoende mate in de afweging meegewogen is. Voorts gaat de rechtbank volledig en zeer naïef voorbij aan het verhaal (dat algemeen bekend is) hoe een eerwraak-kwestie in Turkije wordt beslecht. Met betrekking tot de toetsing aan de artikel 17 vreemdelingenwet en artikel 3.71 vreemdelingenbesluit heeft appellante erop gewezen dat zfj slachtoffer is geworden van eergerelateerd geweld en zij vreest voor eerwraak vanwege haar betrokkenheid bij een moordzaak. Uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije dd. maart 2007 (p. 25/ 68 / 69/82) blijkt dat er in Turkije weliswaar opvangcentra zijn voor vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van (seksueel en eergerelateerd) geweld maar dat de meeste van deze opvangcentra niet voldoende beveiligd zijn, zodat deze in het algemeen niet kunnen worden aangemerkt als een veilige haven voor vrouwen die op de vlucht zijn voor geweld in de relationele en eerwraak-sfeer, en zeker geen permanente oplossing zijn voor dit in de Turkse cultuur nog diep verankerde probleem, ook al omdat het verblijf in een opvangcentrum ten hoogste enkele maanden kan duren, waarna de vrouw in kwestie vaak geen andere keus rest dan weer naar huis terug te keren. Appellante heeft aangegeven dat zij na de bedreigingen naar andere onbekende plaatsen is gevlucht, echter na een tijdje was dit schuiladres niet meer veilig. Het is uit de verklaringen van appelante, bezien in het licht van de overige informatie die in de loop van de procedure is overgelegd, in voldoende mate aannemelijk dat zij aan de zijde van de familie van de vermoorde jongen, aan de zijde van haar eigen familie (schande) en aan de zijde van de "dader" vele jaren in een hel geleefd heeft terwijl tevens in voldoende mate aannemelijk is dat deze mensen extreem geweld niet schuwen, in dit verband zie ook de uitspraak van de rechtbank Haarlem, van 20 november 2007, awb 07/20762. De rechtbank heeft het beroep op de hardheidsclausule ten onrechte als asiel gerelateerde omstandigheid afgedaan. Echter gelet op de achtergrond van mevrouw waarbij zij vreest voor eergerelateerd geweld, allerminst problematisch is om te reizen en ais documentloos verblijf problemen oplevert kunnen niet als asiel gerelateerd mogen worden aangemerkt. Deze en andere omstandigheden kunnen wel een rol spelen bij een beroep op een mw-vrijstelling omdat zij zien op de feitelijke mogelijkheid om een
09-09-2008
16:05
030 2342995
95X
P.003
a»o
©004/011
SLHUULPLh'lN ADVOCATEN
SCfk /EIN ~\-«~/"-
Pagina 4
Schnfilplciil f>\ JS.S1 PX L'irwhi
mvv te bemachtigen. Volgens het "Handelingsprotocol Aanpak Eergerelateerd Geweld" opgesteld d.d. 14 april 2008 door de belangenorganisatie, Inspraakorgaan Turken (IOT), Samenwerkingsverband Marokkanen in Nederland (SMN) en Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON) wordt op dit moment binnen de Nederlandse samenleving de volgende definitie van eergerelateerd geweld gehanteerd: 'Eergerelateerd geweld is elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in een reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of vrouw en daarmee van zijn of haar familie waarvan de buitenwereld op de hoogte Is of dreigt te raken' (Ferwerda, 8L Van Leiden, 2005, p. 49). Eergerelateerd geweld is een vorm van vrouwenonderdrukking en is in strijd met de fundamentele rechten van de mens. Eergerelateerd geweld komt voort uit een mentaliteit waarin het zelfbeschikkingsrecht van individuen systematisch wordt onderdrukt. Daarmee staat het de persoonlijke ontwikkeling van meisjes en vrouwen op alle mogelijke niveaus (mentaal, fysiek en economisch) in de weg. Eergerelateerd geweld manifesteert zich in diverse vormen van geweld op fysiek, mentaal en seksueel gebied. Hierbij kunnen de geweldsvormen variëren in duidelijk zichtbaar en eenvoudig te definiëren tot verborgen en niet als zodanig (h)erkend', aldus het protocol. De rechtbank heeft zonder nader te motiveren de stellingen van verweerder en de analyse overgenomen. Appellante had juist aangegeven dat de praktijk in Turkije anders ligt dan de theorie van de analisten. De redenen die ten grondslag liggen aan de aanvraag van appellante waarom aan haar een verblijfsvergunning verleend zou moeten worden op grond van klemmende redenen van humanitaire aard, de discretlonaire bevoegdheid van de minister dan wel schrijnende of onvoorziene gevallen, bieden voldoende ruimte en de mogelijkheid om dit te honoreren. Ten onrechte stelt verweerder ten aanzien van deze redenen afzonderlijk maar ook in samenhang en in combinatie met elkaar dat niet geconcludeerd kan worden dat er zodanig klemmende redenen van humanitaire aard zijn dat een verblijfsvergunning behoort te worden verleend. Appellante is van mening dat juist in haar situatie om al genoemde redenen gerechtvaardigde grond bestaat voor het verlenen van een vergunning. Verweerder stelt zonder te motiveren dat de genoemde redenen, ook in onderlinge samenhang en combinatie bezien geen klemmende redenen van humanitaire aard opleveren. Ook haar situatie als alleenstaande vrouw en als verstoten en geïsoleerde vrouw in het land van herkomst zijn niet althans onvoldoende onderbouwd en inhoudelijk besproken. Om deze redenen wordt ten onrechte gesteld dat appellante geen geslaagd beroep kan doen op zeer bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in de Vreemdelingenwet. Juist in dit soort situaties dient vooral gekeken te worden naar de humanitaire aspecten. Appellante Is van mening dat de Staatssecretaris zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen en mogen stellen dat gelet op de door betrokkene aangevoerde gronden onverkorte toepassing van het m w - vereiste tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden. Appellant stelt voorts dat deze uitspraak in strijd is met artikel 3 en 6 EVRM. Appellante verzoekt hetgeen in deze procedure naar voren is gebracht als hier herhaald en Ingelast te beschouwen. Voorts stelt appellante dat door haar gevat inhoudelijk onvoldoende te behandelen en de bijzondere omstandigheden waarin zij zich bevindt niet te toetsen, de rechtbank ten
09-09-2009
1G:05
030 2342995
95X
P.004 •
•rvo. MOW
âd-tâifttO
©005/011.
SCHOOLPLEIN ADVOCATEN
Pagina 5 Schoolplein $A ."oNI PX Uirechi
onrechte voorbij is gegaan aan alle argumenten die in deze procedure tot op heden naar voren zijn gebracht. Ten overvloede meldt appellante dat de volmacht van haar gemachtigde betrekking heeft op het instellen van het hoger beroep en dat haar gemachtigde bepaaldelijk gemachtigd is en is geweest om in de procedures met inbegrip van onderhavige als gemachtigde op te treden. CONCLUSIE Appellante concludeert op grond van het bovenstaande tot vernietiging van de uitspraak van deiRechtbank te 's-Gravenhage, nevenzïttfngsplaats Arnhem, d.d. 11 augustus 2008, AWB 08/8768. Hooga< htend,
2008
16:05
030 9.3&9.QQK