Raad
vanStatc 200805529/1. Datum uitspraak: 26 februari 2 0 0 9
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van: de staatssecretaris van Justitie, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 19 juni 2 0 0 8 in zaak nr. 0 8 / 1 5 7 0 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200805529/1
1.
2
2 6 februari 2 0 0 9
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2 0 0 7 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen en tevens geweigerd hem ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 19 juni 2 0 0 8 , verzonden op 2 0 juni 2 0 0 8 , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 17 juli 2 0 0 8 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. In de eerste grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er voldoende aanwijzingen waren dat de vreemdeling geen gelegenheid heeft gehad in het eerste en nader gehoor gedetailleerd te verklaren en afdoende te antwoorden op de gestelde vragen. Volgens de staatssecretaris heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het onderzoek van de staatsecretaris onzorgvuldig is geweest. Daartoe betoogt de staatssecretaris dat de overweging van de rechtbank hierover innerlijk tegenstrijdig en onbegrijpelijk is. De staatssecretaris bestrijdt dat hij nader had dienen te onderzoeken of de vreemdeling in staat was consistent en adequaat te verklaren. Uit de verslagen van gehoor blijkt niet dat de vreemdeling geen dan w e l onvoldoende gelegenheid heeft gehad de hem gestelde vragen te beantwoorden. Op basis van de verslagen van gehoor, noch op basis van de op initiatief van de stichting Nidos afgenomen IQ-test en de mededeling over een (mogelijke) posttraumatische stressstoornis (hierna: PTSS) bij de vreemdeling, bestond er voor de staatssecretaris aanleiding nader onderzoek te doen naar het vermogen van de vreemdeling consistent te verklaren. 2.1.1. Volgens de paragrafen C l 2/1.1 en C l 3/1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2 0 0 0 w o r d t , tijdens het eerste of het nader gehoor, bij twijfel over de aanwezigheid van een PTSS als gevolg van het ontbreken van een consistent relaas of indien de betrokkene een verwarde indruk maakt, de Medische opvang asielzoekers of de GG&GD ingeschakeld. Deze
200805529/1
3
26 februari 2 0 0 9
inschakeling betreft de vraag of de betrokkene gehoord kan worden of doorverwezen moet w o r d e n . 2.1.2. Gelet op de gehören en het feit dat de vreemdeling daarbij enkele duidelijke verklaringen over zijn asielrelaas heeft afgelegd en steeds heeft aangegeven dat hij de tolk goed verstond en de vragen heeft begrepen, vormden de resultaten van de IQ-test, uitgevoerd door de stichting Nidos, geen reden voor de staatssecretaris om nader te onderzoeken of de vreemdeling in staat w a s consistent en adequaat te verklaren. Volgens de door de vreemdeling in beroep overgelegde verklaring van een psychotherapeut, de heer Mooij, van 27 april 2 0 0 8 is het retrospectief niet te bewijzen dat de vreemdeling niet in staat zou zijn om uitgebreider te antwoorden, maar is het wel aannemelijk dat een jongen van die leeftijd, die zwaar getraumatiseerd is, die zijn familie heeft verloren en een tijdlang op straat heeft geleefd na een desoriënterende reis naar een hem onbekend land, niet in staat is in een geheel nieuwe situatie adequaat te antwoorden. Hieruit, noch uit de eerdere vaststelling door de heer Mooij dat de vreemdeling leidt aan een PTSS volgt echter dat de vreemdeling door zijn psychische problemen niet consistent en adequaat kon verklaren tijdens de gehören. Hierbij is van belang dat de rapporten van de beide gehören, zoals de staatssecretaris heeft vermeld in het besluit van 17 december 2 0 0 7 , geen aanknopingspunten bieden om aan te nemen dat de vreemdeling in een zodanige gemoedstoestand verkeerde dat hij de gestelde vragen niet naar behoren kon beantwoorden en voorts dat de contactambtenaar, zoals de staatssecretaris in hoger beroep heeft betoogd, evenmin bijzonderheden heeft geconstateerd waaruit zou zijn op te maken dat de vreemdeling niet in staat w a s te worden gehoord en vragen te beantwoorden. Ook acht de Afdeling van belang dat de vreemdeling eerst in de zienswijze van 13 oktober 2 0 0 5 naar voren heeft gebracht dat hij waarschijnlijk een PTSS heeft. Derhalve bestaat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht of de vreemdeling voldoende gelegenheid heeft gehad en in staat w a s consistent en adequaat te verklaren. De grief slaagt. 2.2. Op grond van hetgeen de vreemdeling tijdens het eerste gehoor heeft verklaard is bij de staatssecretaris twijfel gerezen over de door de vreemdeling opgegeven nationaliteit en plaats van herkomst en heeft hij om die reden een taalanalyse laten verrichten door het Bureau Land en Taal (hierna: het BLT). In het besluit van 17 december 2 0 0 7 en het daarin ingelaste voornemen heeft de staatssecretaris overwogen dat, nu de vreemdeling toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd, als bedoeld in artikel 3 1 , tweede lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 (hierna: de V w 2 0 0 0 ) , van het asielrelaas van de vreemdeling om het geloofwaardig te achten positieve overtuigingskracht dient uit te gaan en zich op het standpunt gesteld dat dit niet het geval is, nu de vreemdeling, gelet op het taalanalyserapport, niet kan worden gevolgd in zijn verklaring dat hij de Sierra Leoonse nationaliteit bezit en in dat land heeft g e w o o n d .
200805529/1
4
26 februari 2 0 0 9
2.3. In de t w e e d e grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het door de vreemdeling overgelegde rapport van de contra-expertise van 11 april 2 0 0 6 en het weerwoord van de opsteller daarvan op de reactie op die contra-expertise van het BLT, verzonden bij brief van 3 0 oktober 2 0 0 6 , voldoende concrete aanknopingspunten bieden voor twijfel aan de conclusies van het BLT, zodat de door het BLT verrichte taalanalyse niet als een voldoende draagkrachtige motivering van het besluit van 17 december 2 0 0 7 kan gelden. Daartoe betoogt de staatssecretaris dat de conclusie van het rapport van de contra-expertise niet luidt dat de vreemdeling eenduidig uit Sierra Leone afkomstig is en dat hij aan de opmerking dat niet kan worden vastgesteld dat de vreemdeling afkomstig is uit Sierra Leone, maar dat deze mogelijkheid niet kan worden uitgesloten, mede gezien de reactie van het BLT op de stellingen van de contra-expertise, niet de conclusie heeft hoeven verbinden dat zijn besluit tot afwijzing van de aanvraag van de vreemdeling niet (mede) kon worden gebaseerd op het taalanalyserapport. 2.3.1. Ingevolge artikel 3 1 , eerste lid, van de V w 2 0 0 0 w o r d t een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde t i j d , als bedoeld in artikel 2 8 van die w e t , afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Derhalve is het aan de vreemdeling om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover de staatssecretaris aannemelijk te maken en niet aan de staatssecretaris o m de verklaringen van de vreemdeling gemotiveerd te weerleggen. 2.3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 14 juli 2 0 0 4 in zaak nr. 2 0 0 4 0 1 1 2 7 / 1 ; w w w . r a a d v a n s t a t e . n l ) , komt de staatssecretaris, door in het kader van het onderzoek naar de nationaliteit, dan w e l naar het land of de plaats van herkomst van de vreemdeling een taalanalyse te laten uitvoeren, de desbetreffende vreemdeling tegemoet in de voldoening aan de ingevolge voormeld artikel 3 1 , eerste lid, van de V w 2 0 0 0 op hem rustende last om de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken, in het geval twijfel gerezen is aan de gestelde identiteit en nationaliteit, waaronder in voorkomende gevallen begrepen de stamafkomst of de plaats van herkomst. Wanneer de taalanalyse deze twijfel niet wegneemt, kan de desbetreffende vreemdeling deze door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten w e g te nemen. Hiertoe kan hij, indien hij van mening is dat de analyse onvolkomenheden bevat, de band, waarop het gesprek ten behoeve van de taalanalyse is opgenomen, desgewenst door een zelf gekozen onafhankelijke deskundige laten beoordelen en zo nodig van commentaar laten voorzien. De desbetreffende vreemdeling kan niet enkel door het plaatsen van kritische kanttekeningen bij de uitgevoerde taalanalyse teweegbrengen dat de staatssecretaris een nieuwe taalanalyse moet laten verrichten, dan wel van een van de taalanalyse afwijkende conclusie uit dient te gaan. Door het achterwege
200805529/1
5
26 februari 2 0 0 9
laten van een contra-expertise blijft de gerezen twijfel aan de identiteit en nationaliteit bestaan. 2.3.3. In het taalanalyserapport van het BLT van 7 juni 2 0 0 4 is geconcludeerd dat de vreemdeling eenduidig is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Guinee. Volgens de taalanalist spreekt de vreemdeling Fula zoals dat gangbaar is in Guinee, spreekt hij geen Krio en is er niets in de spraak van de vreemdeling dat wijst op een herkomst uit Sierra Leone. Voorts is de vreemdeling niet in staat uitgebreide, gedetailleerde informatie te verschaffen over zijn beweerde leefomgeving in Sierra Leone. De conclusie van het rapport van de contra-expertise van 11 april 2 0 0 6 luidt - samengevat weergegeven - dat, gelet op de aanwezigheid van Engelse leenwoorden, niet kan worden vastgesteld dat de vreemdeling uit Sierra Leone komt, maar dat deze mogelijkheid niet uit te sluiten is. In zijn naar aanleiding van de contra-expertise opgestelde reactie van 11 mei 2 0 0 6 stelt het BLT in de contra-expertise geen reden te zien om het standpunt dat de vreemdeling eenduidig is te herleiden t o t de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Guinee te herzien. Daartoe voert het BLT het volgende aan. De betrokken taalanalist, aangeduid als F U L 1 , is in Sierra Leone geboren en getogen, moedertaalspreker van het Fula en beheerst daarnaast zowel het Krio als het Engels. Het BLT t w i j f e l t daarom niet aan diens conclusie dat de vreemdeling het Fula, zoals dat in Sierra Leone gangbaar is, niet spreekt. De opsteller van de contra-expertise heeft volgens het BLT geen voorbeelden gegeven die de andersluidende conclusie onderbouwen. Voorts heeft het BLT meegewogen dat de vreemdeling in het geheel geen Krio spreekt, terwijl hij niet behoort tot een leeftijdsgroep, zoals hoogbejaarden of zeer jonge kinderen, die mogelijkerwijs het Krio niet machtig is. Anders dan de opsteller van de contra-expertise is het BLT van mening dat van de vreemdeling mag worden verwacht dat hij concrete en gedetailleerde informatie kan verstrekken over zijn afkomst en leefomgeving. De opsteller van de contra-expertise blijft in zijn weerwoord op voormelde reactie van het BLT, verzonden bij brief van de Taaistudio van 3 0 oktober 2 0 0 6 , bij zijn standpunt dat de vreemdeling niet noodzakelijkerwijs Krio zou moeten spreken en dat het onduidelijk is waarom het BLT niets heeft gezegd over de aanwezigheid van talrijke Engelse leenwoorden, w a t kan worden herleid tot de spraak in Sierra Leone. Hieraan w o r d t toegevoegd dat de opsteller van de contra-expertise wel degelijk deskundig is, dat kennis van het Krio niet over het hele land gelijkelijk is verspreid en ook niet in alle leeftijdsgroepen en dat de Krio-experts bevestigen dat veel mensen in de afgelegen gebieden van Sierra Leone geen Krio spreken. 2.3.4. Uit de contra-expertise is gebleken dat de vreemdeling geen actieve kennis van het Krio heeft, hetgeen bevestiging vindt in de reactie van het BLT. Nu de uitkomst van de contra-expertise niet zonder meer is dat de vreemdeling op basis van zijn gebruik van het Fula eenduidig is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone en ook het weerwoord van de opsteller daarvan op de reactie van het BLT niet leidt tot een andere conclusie, is de rechtbank ten onrechte t o t het oordeel gekomen
200805529/1
6
26 februari 2 0 0 9
dat de contra-expertise concrete aanknopingspunten bevat voor twijfel aan de juistheid van de taalanalyse van het BLT en de taalanalyse derhalve niet kan gelden als een voldoende draagkrachtige motivering van het besluit van 17 december 2 0 0 7 . De grief slaagt. 2.4. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit van 17 december 2 0 0 7 toetsen in het licht van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden, in zoverre daarop, na hetgeen hiervoor is overwogen, nog moet worden beslist. 2.5. Aan de hiervoor niet besproken bij de rechtbank voorgedragen beroepsgrond over het overleggen van documenten komt de Afdeling niet toe. Over die grond is door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven, waartegen in hoger beroep niet is opgekomen. In deze situatie zou die grond bij de Afdeling slechts aan de orde kunnen komen, indien sprake is van een nauwe verwevenheid tussen het oordeel over die grond, dan wel het onderdeel van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop die betrekking heeft, en hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Van een nauwe verwevenheid tussen het oordeel over die beroepsgrond, dan wel een onderdeel van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop die betrekking heeft, en hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld, is in dit geval geen sprake. Deze beroepsgrond valt thans dientengevolge buiten het geding. Derhalve staat vast dat de staatssecretaris in redelijkheid het ontbreken van documenten, als bedoeld in artikel 3 1 , tweede lid, aanhef en onder f, van de V w 2 0 0 0 , aan de vreemdeling heeft kunnen tegenwerpen. Dientengevolge dient van het asielrelaas van de vreemdeling om het geloofwaardig te achten positieve overtuigingskracht uit te gaan. 2.6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet de vreemdeling worden geacht tijdens de gehören in staat te zijn geweest consistent en adequaat te verklaren. Nu de contra-expertise voorts, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen concrete aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de juistheid van de door het BLT verrichte taalanalyse, bestaat geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris zich op basis van de uitkomst van die taalanalyse niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas van de vreemdeling positieve overtuigingskracht mist. 2.7. De vreemdeling heeft in beroep betoogd dat bij terugkeer naar het land van herkomst sprake zal zijn van een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). Daartoe betoogt hij dat de psychische gesteldheid ten gevolge van de PTSS zijn gewone dagelijkse leven bedreigt. 2.7.1. Blijkens vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM; zie laatstelijk het arrest van 27 mei 2 0 0 8 in zaak nr. 2 6 5 6 5 / 0 5 , N. tegen het Verenigd Koninkrijk, www.echr.coe.int/echr) kan uitzetting in verband met de medische toestand van de uit te zetten persoon, onder uitzonderlijke omstandigheden en
200805529/1
7
26 februari 2 0 0 9
wegens dwingende redenen van humanitaire aard, bij gebrek aan medische voorzieningen en sociale opvang in het land, waarnaar w o r d t uitgezet, leiden t o t schending van artikel 3 van het EVRM. Van uitzonderlijke omstandigheden kan blijkens die jurisprudentie slechts sprake zijn, indien de desbetreffende vreemdeling lijdt aan een ziekte in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium. De vreemdeling heeft niet met medische verklaringen of anderszins aangetoond dat de psychische stoornis waaraan hij lijdt zich in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium bevindt. Gelet hierop is geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in het hiervoor genoemde arrest alsmede de arresten van het EHRM van 2 mei 1 9 9 7 in zaak nr. 1 4 6 / 1 9 9 6 / 7 6 7 / 9 6 4 , St. Kitts (RV 1 9 9 7 , 70) en van 6 februari 2 0 0 1 in zaak nr. 4 4 5 9 9 / 9 8 , Bensaid tegen het Verenigd Koninkrijk (JV 2 0 0 1 / 1 0 3 ) . Het beroep op artikel 3 van het EVRM kan derhalve niet slagen. 2.8. Voorts heeft de vreemdeling in beroep geklaagd dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geweigerd ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de zin van artikel 1 4 , aanhef en onder e, van de V w 2 0 0 0 , gelezen in samenhang met artikel 3 . 4 , eerste lid, aanhef en onder x, van het Vreemdelingenbesluit 2 0 0 0 (hierna: het Vb 2 0 0 0 ) , te verlenen. Daartoe heeft hij betoogd dat hij, gezien het samenstel van de door hem geschetste omstandigheden, met terugwerkende kracht in het bezit had moeten worden gesteld van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking "alleenstaande minderjarige vreemdeling". 2.8.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 februari 2 0 0 6 in zaak nr. 2 0 0 5 0 9 0 1 2 / 1 , www.raadvanstate.nl) volgt uit artikel 3 . 5 6 , eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb 2 0 0 0 dat pas van de bevoegdheid ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14 van de V w 2 0 0 0 , te verlenen gebruik kan worden gemaakt, indien de asielaanvraag van de desbetreffende vreemdeling is afgewezen. Bij besluit van 17 december 2 0 0 7 is de asielaanvraag van de vreemdeling afgewezen. Niet in geschil is dat hij op die datum reeds de meerderjarige leeftijd had bereikt. Gelet hierop voldeed de vreemdeling op dat tijdstip niet aan het vereiste van minderjarigheid en is terecht geweigerd hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. 2.9.
Het inleidende beroep dient ongegrond te worden verklaard.
2.10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200805529/1
3.
8
26 februari 2 0 0 9
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. II. III.
verklaart het hoger beroep gegrond; vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats A r n h e m , van 19 juni 2 0 0 8 in zaak nr. 0 8 / 1 5 7 0 ; verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de V i n , voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w . g . Parkins-de Vin voorzitter
w . g . Klein Nulent ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 6 februari 2 0 0 9 218-587. Verzonden: 2 6 februari 2 0 0 9 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze,
mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 08/1570 Datum uitspraak: 19 juni 2008
Uitspraak Ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) inzake
geboren op v-nummer van Sierra Leoonse nationaliteit, eiser, gemachtigde mr. L.H.C, van Sommeren, tegen de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst, verweerder.
Het procesverloop Eiser heeftop 4 juli 2002 een aanvraag gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 24 mei 2006 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Dit besluit is bij brief van 1 maart 2007 door verweerder ingetrokken. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 17 december 2007 de aanvraag van eiser van 4 juli 2002 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wederom afgewezen. Op 11 januari 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen dit besluit. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Registratienummer: AWB 08/1570
-)
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 8 mei 2008. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. X.J. Polak.
De beoordeling 1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden. 2. Ter staving van zijn asielaanvraag heeft eiser, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht. Eiser heeft Sierra Leone verlaten nadat gewapende mensen zijn dorp aanvielen. Eiser en zijn ouders werden daarbij aangehouden en naar buiten gebracht. Zijn zus werd gedwongen in het huis te blijven en het huis werd in brand gestoken. Eiser werd op de grond gegooid en ze wilden de arm van eiser afhakken met een kapmes. Ze zeiden tegen zijn ouders dat ze moesten wachten. Er werd geschoten. Iedereen vluchtte weg. Sindsdien heeft eiser zijn ouders niet meer gezien. Eiser kon naar het bos vluchten. Bij de rivier kwam hij zijn broer tegen. Samen gingen ze viaNongoa en Gueckedou naar Conakry. Daar heeft eiser op straat geleefd. Op een gegeven moment heeft de Guinese president gezegd dat alle Sierra Leoonse vluchtelingen terug moesten keren naar Sierra Leone. Na deze toespraak werden vluchtelingen geslagen door Guinese burgers. Sommigen moesten hun spullen afstaan aan burgers. Omdat eiser en zijn broer het moeilijk hadden, besloot zijn broer om terug te keren naar Sierra Leone om zijn ouders te vinden. Onderweg is zijn broer overleden. Eiser werd op een dag door een onbekende blanke man geholpen. Deze man heeft eiser naar Nederland gebracht. 3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft geen documenten overgelegd om zijn nationaliteit, identiteit en reisroute te kunnen vaststellen. De verklaring van de ambassade van Sierra Leone die eiser heeft ingebracht, kan niet gezien worden als een identiteitsbewijs. Voorts heeft eiser onvoldoende meegewerkt aan de vaststelling van de reisroute, nu hij niet in staat is gebleken om gedetailleerde en verifieerbare informatie over de gestelde reis te verstrekken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van documenten die zijn reisverhaal onderbouwen, niet aan hem is toe te rekenen. Er is derhalve sprake van omstandigheden als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder f, Vw 2000. De oprechtheid van het asielrelaas van eiser is daarom op voorhand aangetast en er wordt afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van het relaas. Over de door eiser opgegeven herkomst en identiteit zijn tijdens het eerste en het nader gehoor twijfels ontstaan, naar aanleiding waarvan een taalanalyse door Bureau land en Taal (verder: BLT) is uitgevoerd. Uit deze analyse is gebleken dat eiser eenduidig niet is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone en dat eiser eenduidig is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Guinee. Eiser wordt daarom niet geloofd ten aanzien van de problemen die hij in Sierra Leone heeft ondervonden en aanleiding waren voor zijn vertrek uit Sierra Leone. Verweerder heeft voorts overwogen dat uit de gehören niet gebleken is dat eiser zich in een dusdanige situatie bevond dat hij niet in staat zou zijn om uitgebreider te antwoorden of dat hij in een zodanige gemoedstoestand was dat hij niet kon antwoorden. Daarom gaat verweerder uit van de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Verweerder heeft ambtshalve getoetst of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel "alleenstaande minderjarige vreemdeling" en geconcludeerd dat eiser hier niet voor in aanmerking komt omdat eiser in 2005 meerderjarig is geworden.
Registratienummer: AWB 08/1570
3
4. Hiermee kan eiser zich niet verenigen en daartoe wordt het volgende aangevoerd. Naar de mening van eiser kan hem niet toegerekend worden dat hij geen documenten heeft omdat hij meegenomen is door een man die hij niet kende. Deze man heeft de reis geregeld en dan waarschijnlijk ook geregeld dat eiser niet gecontroleerd werd. Als hij al documenten heeft gehad, dat weet eiser niet, dan zijn deze documenten tijdens de brand in zijn woning in Sierra Leone verloren gegaan. Zijn verklaringen over de reis zijn consistent. Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat van hem niet verwacht kan worden dat hij gedetailleerde verklaringen af kon leggen gelet op zijn psychische gesteldheid. Verweerder had de medische verklaring van psychotherapeut de heer J.Th. Mooïj van 26 juni 2006 waaruit blijkt dat er bij eiser sprake is van een posttraumatische stresstoomis (PTSS) waardoor eiser niet volledig heeft kunnen verklaren, mee dienen te nemen in zijn besluit. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder geen rekening gehouden heeft met het feit dat eiser ten tijde van de gehören minderjarige was en dat hij zich in een crisissituatie bevond. Gelet op de IQ test die verweerder in 2003 heeft laten doen, had verweerder nader onderzoek dienen te verrichten. Verder betwist eiser de uitkomst van de taalanalyse. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar het rapport van de contra-expertise van de Taaistudio van 18 april 2006. Hierin wordt geconcludeerd dat het niet uit te sluiten is dat eiser uit Sierra Leone afkomstig is. Eiser is van mening dat de contra-expertise concrete aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de taalanalyse van BLT, zodat niet langer van de conclusies van dat rapport kan worden uitgegaan. Tenslotte stelt eiser zich op het standpunt dat bij terugkeer naar Sierra Leone er sprake is van een schending van artikel 3 van het (Europese) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (verder: EVRM). Daarnaast doet eiser een beroep op het traumata-beleid. 5.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is. 7. Op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 wordt bij de beoordeling van de aanvraag (onder andere) betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis-en of identiteitsdocumenten dan wel andere documenten heeft, tenzij het ontbreken daarvan niet aan hem is toe te rekenen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd nu eiser alleen een verklaring van de ambassade van Sierra Leone te Brussel van 1 december 2005 heeft overgelegd. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank deze verklaring onvoldoende kunnen achten. De verklaring is immers geen identiteitsbewijs in de zin van de Vreemdelingencirculaire 2000 (verder: Vc 2000). Uit paragraaf C4/3.6.2 volgt dat een identiteitsbewijs een officieel document is dat afgegeven is door de overheid met daarin tenminste een pasfoto en geboorteplaats en- datum van de asielzoeker. Hieraan voldoet de verklaring van de ambassade niet. Voorts heeft eiser onvoldoende gedetailleerde, consistente en controleerbare verklaringen afgelegd omtrent zijn reisroute. Zo kan hij onder andere niet zeggen hoe de man, die hem geholpen heeft, heette, hoeveel dagen hij per boot heeft gevaren en op welke dag hij in Nederland is aangekomen. Mitsdien bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder artikel 31, tweede lid, sub f, van de Vw 2000 niet in redelijkheid aan eiser heeft kunnen tegenwerpen. 8. Blijkens de uitspraak van de Afdeling van 27januari 2003 (JV 2003/103) brengt het toerekenbaar ontbreken van documenten mee dat op voorhand afbreuk is gedaan aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Waar verweerder in beginsel het relaas en de daarin gestelde feiten voor waar pleegt aan te nemen, indien de asielzoeker alle hem gestelde vragen zo volledig mogelijk heeft beantwoord, het relaas op hoofdlijnen innerlijk consistent
Registratienummer: AWB 08/1570
4
en niet onaannemelijk is en strookt met wat over de algemene situatie in het land van herkomst bekend is, geldt indien zich een van de omstandigheden als opgesomd in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw 2000 voordoet, een extra voorwaarde. Volgens vaste jurisprudentie mogen in dat geval in het relaas geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan. 9. Verweerder heeft overwogen dat eiser zeer vage en summiere verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn gestelde herkomst uit Sierra Leone. Zo heeft eiser verklaard dat hij tot zijn tiende levensjaar in Sierra Leone heeft gewoond, maar hij kan zich geen dingen herinneren van Sierra Leone. Eiser kan geen informatie verschaffen omtrent de leeftijd, de geboorteplaats, het geboorteland of de nationaliteit van zijn ouders, zijn broer en zijn zuster. Ook werpt verweerder eiser tegen dat hij vage en summiere verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde woonomgeving. Dat eiser niet afdoende heeft kunnen verklaren blijkt volgens verweerder niet uit de gehören. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de inhoud van de rapporten van het eerste en nader gehoor niet valt te concluderen dat eiser niet of slecht in staat was de hem gestelde vragen te begrijpen en hier betekenisvolle antwoorden op te geven. Volgens verweerder volgt deze conclusie ook niet af te leiden uit de verklaring van de heer Mooij. 10.
De rechtbank overweegt als volgt.
11. Uit de IQ-test die eiser op 18 en 25 september 2003 heeft gedaan volgt dat eiser een IQ van 57 heeft. Door Nidos zijn deze testresultaten op 26 november 2003 aan verweerder gestuurd. Nidos heeft daarbij aangegeven dat eiser op een zeer laag niveau functioneert en snel overvraagd wordt. Nidos heeft verder aangegeven dat er waarschijnlijk vragen zijn gesteld tijdens het eerste en het nader gehoord die eiser niet heeft begrepen. In de eerdere zienswijze van de eerste gemachtigde van eiser wordt melding gemaakt van PTSS. Dit wordt later onderbouwd met een verklaring van de heer Mooij van 26 juni 2006. In deze verklaring wordt onder meer aangegeven dat eiser afwisselend periodes doormaakt van verdoofd zijn en niets meer voelen en dan weer periodes van angst en verdriet. De psychotherapeut geeft aan dat dit een kenmerkend proces is bij een PTSS. Ook wordt aangegeven dat hij verschrikkelijke wreedheden heeft meegemaakt en deze pas onlangs heeft kunnen vertellen. Eerder was dit niet mogelijk volgens de heer Mooij. 12. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, er voldoende aanwijzingen waren dat eiser in zijn eerste en nader gehoor geen gelegenheid heeft gehad om gedetailleerd te verklaren en om afdoende te antwoorden op de gestelde vragen. Daaraan kan niet afdoen dat verweerder zelf zegt dat eiser geen tekenen daartoe gaf maar er waren toen wel degelijke gegevens bekend die een ander licht op de zaak werpen. Dit is door verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzocht. De rechtbank merkt hierbij nog op dat in het nader gehoor onder andere op pagina 5 en 11 door de rapporteur enkele vragen worden gesteld die niet beantwoord worden door eiser. Hieruit maakt de rechtbank op dat niet is uit te sluiten dat eiser de vragen waarschijnlijk niet begreep. 13. Eiser heeft in beroep nog een verklaring van de heer Mooij ingebracht. De rechtbank acht dit een nadere onderbouwing van zijn eerdere ingenomen standpunt en zal deze verklaring dus meenemen bij de beoordeling van het beroep. In deze verklaring van de heer Mooij van 27 april 2008, welke geciteerd is in een e-mailbericht naar de gemachtigde van eiser, wbrdt aangegeven dat het retrospectief niet te bewijzen is dat eiser niet in staat zou zijn om uitgebreider te antwoorden, zoals door verweerder wordt gesteld, maar dat het wel aannemelijk is dat een jongen van die leeftijd, die zwaar getraumatiseerd is, die zijn familie heeft verloren, die een tijdlang op straat heeft geleefd en die na een desoriënterende
Registratienummer: AWB 08/1570
5
reis naar een onbekend land, niet in staat is in een geheel nieuwe situatie adequaat te antwoorden. De heer Mooij geeft ook aan dat PTSS niet eerder onderzocht is en dat dit daarom in een later stadium pas is genoemd. De rechtbank overweegt dat eiser in eerste instantie is gehoord over dingen die hij aangaf. Later heeft eiser uitgebreider en gedetailleerder kunnen verklaren. De rechtbank acht het aannemelijk dat dit een gevolg kan zijn van PTSS. In het nader gehoor heeft eiser slechts een beknopt relaas van zijn vlucht weergegeven. Er is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake van de omstandigheid dat er in de nieuwe verklaringen een geheel nieuw of geheel ander asielrelaas naar voren komt. 14. Geiet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat, gelet op de omstandigheid dat eiser lijdt aan een PTSS, verweerder op voldoende zorgvuldige wijze heeft onderzocht of eiser in staat was om consistent en adequaat kon verklaren. 15. Verweerder heeft voorts in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas een taalanalyse laten uitvoeren door BLT. In het rapport van de taalanalyse van 7 juni 2004 heeft BLT geconcludeerd dat eiser eenduidig te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Guinee. De taalanalist (FUL1) komt tot deze conclusie op basis van de gegevens dat eiser Fula spreekt zoals dat gangbaar is in Guinee. Hij gebruikt Franse leenwoorden door zijn Fula. Hij spreekt geen Krio, de voertaal van Sierra Leone. Er is volgens de taalanalist niets in de spraak van eiser dat wijst op een herkomst uit Sierra Leone. Daarnaast was eiser niet in staat concrete en gedetailleerde informatie te verschaffen over zijn beweerde herkomstomgeving. De taalanalist is afkomstig uit Sierra Leone en spreekt Fula, Krio en Engels. 16. Naar aanleiding van de uitkomst van de taalanalyse van BLT heeft eiser een contraexpertise laten uitvoeren door de Taaistudio. In het rapport van deze contra-expertise van 18 april 2006 wordt geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld dat etser uit Sierra Leone komt maar dat deze mogelijkheid niet uit te sluiten is. De contra-expert heeft (onder meer) geconcludeerd dat de meest recente socialisatie van eiser waarschijnlijk in het Franssprekende gedeelte van Guinee heeft plaatsgevonden maar dat zijn spraak ook bewijs van socialisatie in Sierra Leone bevat. Met name de Engelse leenwoorden in de spraak van eiser kunnen teruggebracht worden tot de spraak in Sierra Leone. De contra-expert stelt verder dat het van iemand die ongeveer 10 jaar was toen hij Sierra Leone verliet, niet verwacht kan worden, dat hij gedetailleerde informatie over zijn herkomstomgeving kan geven zoals een volwassene dat kan. Ook stelt de contra-expert dat het Krio niet in alle delen van Sierra Leone wordt gesproken. Van de taalanalist van De Taaistudio, dr. F. Ngom, is bekend dat hij onderzoeker en docent Frans en linguïstiek is. Dr. Ngom spreekt Fula en heeft gepubliceerd over het taalkundige systeem van het Fula. Dr. Ngom is zeer bekend met dialectkenmerken van Fula, Mandingo, Wolof, Engels, Krio, Portugees Creools en Frans zoals dat in West-Afrika wordt gesproken. 1 7. Ten aanzien van het rapport van de contra-expertise heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een tweede beoordeling door een deskundige omdat er gesproken wordt van 2 opnames. Volgens verweerder heeft de deskundige niet dezelfde opname gebruikt voor zijn beoordeling. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat niet controleerbaar is onder welke omstandigheden deze opname tot stand is gekomen. Verweerder stelt derhalve dat aan de conclusies van de contra-expert geen overwegende waarde gehecht kunnen worden. Verweerder heeft ter zitting verwezen naar de reactie van BLT op de contra-expertise. 18. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een contra-expertise nu duidelijk uit het rapport van de heer Ngom blijkt dat hij twee opnames heeft gebruikt. Zo geeft hij op
Registratienummer: AWB 08/1570
6
pagina 3 en 4 telkens aan of de woorden afkomstig zijn van de kortere cd-opname ( gemaakt door eiser zelf) of van de langere cd-opname van verweerder. Ook blijkt uit pagina 4 dat de kenmerken waarop de contra-expert zijn conclusies baseert, de Engelse leenwoorden, Franse leenwoorden en de fonemische nasale klinkers, ongeveer in gelijke mate aanwezig zijn in de voorbeelden die hij van elke opname heeft. Uit het rapport blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de contra-expert de opname van verweerder meegenomen heeft. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de conclusies van de contraexpert wel degelijk meegenomen dienen te worden bij de beoordeling van de aanvraag van eiser. Nu verweerder dit niet gedaan heeft, ontbeert het besluit reeds hierom een deugdelijke motivering. 19. Ter beoordeling ligt voorts voor of de contra-expertise concrete aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de juistheid van de taalanalyse van BLT. 20. De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de contra-expertise een concreet aanknopingspunt biedt voor twijfel aan de taalanalyse. Daarbij acht de rechtbank in het allereerst van belang dat in de contra-expertise uitgebreid gemotiveerd is weergegeven op basis waarvan het niet uit te sluiten is dat eiser uit Sierra Leone afkomstig is. Daarentegen ontbeert de taalanalyse van BLT elke onderbouwing voor de conclusie dat eiser Fula spreekt dat gangbaar is in Guinee. Ook heeft de contra-expert gemotiveerd dat de Engelse spraak van eiser te herleiden is tot de spraakgemeenschap van Sierra Leone terwijl in de taalanalyse van BLT hier niets over opgenomen is. 21. Voorts is in de taalanalyses van BLT gesteld dat eiser niet in staat is concrete en gedetailleerde informatie te verschaffen over zijn beweerde herkomstomgeving. In de contra-expertise is gemotiveerd uiteengezet welke informatie eiser over zijn omgeving en culturele achtergrond heeft gegeven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zonder nadere motivering niet kan worden gesteld dat de informatie die eiser heeft gegeven onvoldoende concreet of niet gedetailleerd is. 22. Voorts is de conclusie van BLT dat eiser niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Sierra Leone met name gebaseerd op de conclusie dat eiser geen actieve kennis heeft van het Krio. BLT verwijst in dit verband nog naar The Ethnoloque (Gordon: 2005) waarin is opgenomen dat het Krio de belangrijkste voertaal is in Sierra Leone en dat deze taal de linqua franca is in het hele land. ïn de contra-expertise en in de reactie van de contra-expert op de reactie van BLT is deze conclusie door de contra-expert weersproken. De heerNgom heeft verklaard dat in sommige delen van Sierra Leone een lokale taal gesproken wordt en dat de redactie van The Ethnoloque inmiddels heeft aangegeven dat de informatie van het Krio thans anders is dan eerder in The Ethnoloque is aangegeven en dat het Krio in sommige delen van Sierra Leone helemaal niet gebruikt wordt. 23. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de contra-expertise van de Taaistudio van 18 april 2006 voldoende concrete aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de conclusies van de taalanalyse van BLT van 7 juni 2004, zodat die taalanalyses niet als een voldoende draagkrachtige onderbouwing van het besluit van 17 december 2007 kunnen gelden Hetgeen verweerder verder heeft overwogen en wat daar zijdens eiser tegen in is gebracht, behoeft, nu niet is gebleken dat eiser daar procesbelang bij heeft, derhalve geen verdere bespreking. 25. Gelet op het bovenstaande is het beroep gegrond wegens schending van het motiveringsvereiste (artikel 3:46 van de Awb) en wegens schending van het vereiste dat het
Registratienummer: AWB 08/1570
bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen (artikel 3:2 van de Awb). Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing De rechtbank verklaart het beroep gegrond; vernietigt het besluit van 17 december 2007; draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw bestuit te nemen met inachtneming van deze uitspraak; veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644,~-, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die dit bedrag dient te betalen aan eiser. Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Ünschoten en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2008 in tegenwoordigheid van drs. M. van der Wel als griffier.
de rechter
VERZONDEN OP 2 0 JUN 2008
Voor fotokopie conform^ De griffier van de \M^ Rechtbank te 's-Gravenhagév Nevenzittingsplaats Arnhem
Rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16113, 2500 BC Js-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).
RAAD VAN STATE
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE
INGEKOMEN .1 7 JUL 2008 ZAAKNR. AAN: BEHANDELD DD:
inzake
HOGERBEROEPSCHRIFT
DE STAATSSECRETARIS V A N J U S T I T I E (Schedeldoekshaven 100, 2511 EX Den Haag) appellant gemachtigde: mr. M.M. van Asperen advocaat t e Den Haag (postbus 11756, 2502 AT Den Haag)
tegen
verweerder in eerste instantie woonplaats gekozen hebbende ten kantore van d e gemachtigde: mr. L.H.C, van Sommeren advocaat te Nijmegen (postbus 1295, 6 5 0 1 BG Nijmegen)
Pels Rijdeen & Droogteever Fortuljn advocaten
en
notarissen
PAR:
1
Inleiding
1.1
Appellant (hierna t e noemen: de Staatssecretaris) komt hierbij in hoger beroep van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Arnhem, van 19 j u n i 2008 (Awb 0 8 / 1 5 7 0 ) . De rechtbank heeft de uitspraak op 20 juni 2008 verzonden. Een kopie van de bestreden uitspraak gaat hierbij als p r o d . 1 . In deze uitspraak heeft de rechtbank het beroep in een procedure over de afwijzing van een asielaanvraag gegrond verklaard, het bij haar bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de Staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit neemt met inachtneming van de uitspraak. Voorts is ten laste van de Staat der Nederlanden een proceskostenveroordeling uitgesproken. De vernietiging houdt - kort weergegeven verband met een contra-expertise naar aanleiding van een taalanalyse door het Bureau Land en Taal.
1.2
De Staatssecretaris kan zich met deze uitspraak niet verenigen. Na een weergave van het procedureverloop zullen de grieven worden geformuleerd en toegelicht.
2
Procedureverloop
2.1
Op 4 juli 2002 diende - thans - verweerder een asielaanvraag in. Na het eerste gehoor en nader gehoor is aan de toenmalige gemachtigde van verweerder bij brief van 9 oktober 2002 bericht dat een taalanalyse essentieel werd geacht bij het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag. Op 7 juni 2004 is het rapport van taalanalyse uitgebracht.
2.2
Op 13 juli 2005 stelde verweerder beroep in tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Hierop is een voornemen uitgebracht tot afwijzing van zijn asielaanvraag.
2.3
Na gegrondverklaring van het beroep tegen het niet tijdig beslissen bij uitspraak van 20 september 2005 is in overleg met de gemachtigde besloten de beslissing op de aanvraag aan te houden in afwachting van het resultaat van een door verweerder geëntameerde contra-expertise ten aanzien van de taalanalyse.
2.4
Bij brief van 26 april 2006 heeft de toenmalige gemachtigde van verweerder het rapport van contra-expertise van 11 april 2006 overgelegd. Het Bureau Land en Taal (BLT) heeft in een nota van 11 mei 2006 op dit rapport gereageerd.
2.5
Bij beschikking van 24 mei 2006 heeft de toenmalige Minister de asielaanvraag afgewezen. Verweerder heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld.
Pels Rijdeen & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
S-^-îaâ-ÎS
2.6
Bij brief van 20 december 2005 heeft verweerder een door de Sierraleonese ambassade te Brussel afgegeven nationaliteitsverklaring overgelegd. Bij brief van 30 oktober 2006 is voorts een reactie van de contra-expert toegezonden op de reactie van het BLT. Bij brief van 2 februari 2007, ten slotte, is aanvullende informatie van verweerder overgelegd over zijn directe leefomgeving in Sierra Leone.
2.7
Bij brief van 1 maart 2007 is namens de toenmalige Minister te kennen gegeven dat de beschikking van 24 mei 2006 was ingetrokken.
2.8
Op 22 juni 2007 heeft verweerder opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Bij uitspraak van 30 oktober 2007 is dit beroep gegrond verklaard en is de Staatssecretaris opgedragen binnen vier weken een besluit te nemen op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.9
Op 12 november 2007 heeft de Staatssecretaris wederom een voornemen uitgebracht tot afwijzing van verweerders asielaanvraag. Verweerder heeft hierop bij brief van 7 december 2007 gereageerd. Bij beschikking van 17 december 2007 is verweerders asielaanvraag afgewezen. Het is dit besluit dat thans door de rechtbank is vernietigd.
3
Grieven
Grief I 3.1
Ten onrechte overweegt de rechtbank in rov. 12 - zakelijk weergegeven - dat er, gelet op omstandigheden die zij in rov. 11 noemt, voldoende aanwijzingen waren dat verweerder in zijn eerste en nader gehoor geen gelegenheid heeft gehad om gedetailleerd te verklaren en afdoende te antwoorden op de gestelde vragen. Ten onrechte overweegt de rechtbank dat daaraan niet kan afdoen dat verweerder hiertoe geen signalen heeft gegeven, omdat er volgens de rechtbank wel degelijk gegevens bekend waren die een ander licht op de zaak werpen. Dit is, aldus de rechtbank ten onrechte, door de Staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig onderzocht. Hierbij wijst de rechtbank op het nader gehoor waarin onder andere op bladzijde 5 en 11 door de rapporteur enkele vragen worden gesteld die door verweerder niet worden beantwoord. Hieruit maakt de rechtbank op dat niet is uit te sluiten dat verweerder de vragen waarschijnlijk niet begreep.
3.2
Ten onrechte overweegt de rechtbank in rov. 14 - zakelijk weergegeven - dat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat, gelet op de omstandigheid dat verweerder lijdt aan een PTSS, op voldoende zorgvuldige wijze is onderzocht of verweerder in staat was om consistent en adequaat te verklaren.
Pe!s Rfjdcen & Droogleever Fortufjn advocaten en notarissen
Grief II 3.3
Ten onrechte overweegt de rechtbank aan het slot van rov. 18 - zakelijk weergegeven - dat de conclusies van de contra-expert meegenomen dienen t e worden bij de beoordeling van de aanvraag van verweerder en dat, nu de Staatssecretaris dit niet heeft gedaan, het besluit reeds hierom een deugdelijke motivering ontbeert.
3.4
Ten onrechte overweegt de rechtbank in rov. 2 0 : "De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de contra-expertise een concreet aanknopingspunt biedt voor twijfel aan de taalanalyse. Daarbij acht de rechtbank in het allereerst van belang dat in de contra-expertise uitgebreid gemotiveerd is weergegeven op basis waarvan het niet uit te sluiten is dat eiser uit Sierra Leone afkomstig is. Daarentegen ontbeert de taalanalyse van BLT elke onderbouwing voor de conclusie dat eiser Fula spreekt dat gangbaar is in Guinee. Ook heeft de contra-expert gemotiveerd dat de Engelse spraak van eiser te herleiden is tot de spraakgemeenschap van Sierra Leone terwijl in de taalanalyse van BLT hier niets over opgenomen is.".
Ten onrechte overweegt de rechtbank in rov. 2 1 : "Voorts is in de taalanalyses van BLT gesteld dat eiser niet in staat is concrete en gedetailleerde informatie t e verschaffen over zijn beweerde herkomstomgeving. In de contra-expertise is gemotiveerd uiteengezet welke informatie eiser over zijn omgeving en culturele achtergrond heeft gegeven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zonder nadere motivering niet kan worden gesteld dat de informatie die eiser heeft gegeven onvoldoende concreet of niet gedetailleerd is.". Ten onrechte overweegt de rechtbank in rov. 22 - zakelijk weergegeven - dat de conclusie van BLT dat verweerder niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Sierra Leone met name is gebaseerd op de conclusie dat hij geen actieve kennis beeft van het Krio. 3.5
Ten onrechte overweegt de rechtbank in rov. 23 - zakelijk weergegeven - dat de contra-expertise van de Taaistudio voldoende concrete aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de conclusies van de taalanalyse van het BLT, zodat die taalanalyse niet als een voldoende draagkrachtige onderbouwing van het bij haar bestreden besluit kan gelden.
3.6
Op de hiervoor bestreden overwegingen berusten de rechtsoverwegingen 24 en 25. Gegrondbevinding van de hiervoor geformuleerde grieven vitieert ook deze rechtsoverwegingen.
Pels Rijdeen & Droogleever Fortuljn advocaten en notarissen
4
Aanvulling en toelichting o p d e g r i e v e n
4.1
Bij gelegenheid van zijn asielaanvraag heeft verweerder gesteld te zijn geboren in te
in Sierra Leone. Hij sprak slechts Pular, zo verklaarde hij tijdens
het eerste gehoor. Verweerder verklaarde bij die gelegenheid dat ook zijn vader en moeder uitsluitend Pular hadden gesproken 1 . Verweerder was niet in het bezit van een document dat zijn identiteit, herkomst of reisroute kon onderbouwen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Staatssecretaris verweerder in redelijkheid artikel 3 1 , tweede lid, onder f, Vw 2000 heeft kunnen tegenwerpen. Ad grief I 4.2
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft verweerder tijdens het eerste en het nader gehoor voldoende gelegenheid gehad om - waar nodig - met gedetailleerdheid te verklaren en afdoende te antwoorden op de gestelde vragen. De overweging van de rechtbank dat niet is uit te sluiten dat verweerder de vragen (die hij niet heeft beantwoord) waarschijnlijk
niet begreep, is innerlijk tegenstrijdig en onbegrijpelijk. De
Staatssecretaris bestrijdt dat hij nader had dienen t e onderzoeken of verweerder in staat was consistent en adequaat t e verklaren. 4.3
Uit de verslagen van gehoor blijkt niet dat verweerder geen dan wel onvoldoende gelegenheid heeft gehad de hem gestelde vragen te beantwoorden. Tijdens het eerste gehoor reageert verweerder wel op veel vragen met de mededeling dat hij het niet weet. Dat betrof niet alleen vragen over afstanden en t i j d . Tijdens dit eerste gehoor zijn hem veel korte en betrekkelijk eenvoudige vragen gesteld. De contactambtenaar heeft blijkbaar geen bijzonderheden geconstateerd waaruit zou zijn op te maken dat verweerder niet in staat was te worden gehoord en vragen te beantwoorden Dat de contactambtenaar in kwestie wel oog had voor bijzonderheden blijkt uit de op een na laatste twee alinea's op bladzijde 9 van het verslag van dit gehoor.
Bij het begin van het nader gehoor heeft de contactambtenaar verweerder er op gewezen dat hij het hem diende te zeggen als verweerder de tolk niet goed begreep of als een hem gestelde vraag niet duidelijk was. De contactambtenaar heeft tijdens het
1 Zie respectievelijk blz. 3, de op twee na laatste altnea en blz. 4, de tweede, derde en vierde alinea, van het verslag van eerste gehoor.
Pels Rijdeen a Droogleever Fortuljn advocaten en notarissen
gehoor ook nadrukkelijk gevraagd of verweerder de vraag begreep als hij zweeg nadat hem vragen waren gesteld. 1 Ook tijdens dit gehoor waren de (vele) vragen kort en betrekkelijk eenvoudig. Verweerder legde bij gelegenheid ook de nodige assertiviteit aan de dag 3 . Aan het einde van het gehoor heeft verweerder op de vraag of hij het steeds had aangegeven als hij de tolk niet verstond of een hem gestelde vraag niet begreep, bevestigend geantwoord. Het verslag geeft er geen blijk van dat de contactambtenaar heeft geconstateerd dat er bijzonderheden waren waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verweerder niet in staat was te worden gehoord of adequaat t e antwoorden.
4.4
Anders dan de rechtbank heeft overwogen kan de grondslag voor haar oordeel niet (mede) worden gevonden in de resultaten van een op initiatief van de stichting Nidos afgenomen iQ-test. I n het voornemen van 12 november 2007 zijn de testresultaten meegewogen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van verweerders relaas. 4 In de hierop uitgebrachte zienswijze van 7 december 2007 is namens verweerder eveneens op deze IQ-testen gereageerd (waarbij er overigens ten onrechte van is uitgegaan dat deze namens de toenmalige bewindspersoon zouden zijn uitgevoerd) en wel in die zin dat de vraag werd opgeworpen of een Nederlandse test wel zo op verweerder had kunnen worden toegepast, en werd gesteld dat in ieder geval duidelijk is (geworden) dat verweerder een veel hoger IQ heeft dan uit de test van 2003 naar voren kwam. In het licht van de verslagen van gehoor en gelet op deze stellingname van verweerder zelf, noopten de testresultaten de Staatssecretaris niet tot nader onderzoek.
4.5
De mededelingen over een (mogelijk) PTSS bij verweerder hebben de rechtbank evenmin kunnen leiden tot het in deze grief bestreden oordeel. Uit niets blijkt dat verweerder vanwege medisch-psychische omstandigheden niet in staat was - adequaat - te verklaren. Het nader gehoor heeft vier weken na verweerders aanmelding bij de Nederlandse autoriteiten plaatsgevonden. Er bestond voor de toenmalige bewindspersoon voor of na die tijd geen enkele aanleiding nader onderzoek te doen naar verweerders vermogen consistent t e verklaren. Zoals de rechtbank overigens zelf overweegt is verweerder nadien ook niet met een ander asielrelaas gekomen of met wezenlijke aanvullingen of wijzigingen. Hij heeft van meet af aan verklaard over datgene wat hem en de naaste leden van zijn familie naar zijn
2 3 4
Blz. 5, de eerste vier alinea's van het verslag. Vergelijk blz. 15, de laatste vier alinea's. Blz. 3, de tweede en derde alinea.
Pels Rijdeen & Droogleever Fortuljn advocaten en notarissen
sss^EEsas 7
zeggen was overkomen. Dat verweerder in een later stadium van de procedure een gedetailleerder beschrijving van de omgeving van zijn ouderlijk huis in Sierra Leone heeft gegeven, draagt, wat daarvan z i j , in het licht van zijn gehele relaas en de uitkomst van de taalanalyse, niet bij aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas als zodanig. Irrelevant is dus of dit gedetailleerder verklaren, zoals de rechtbank aannemelijk acht, een gevolg is van PTSS. Een onafhankelijk medisch oordeel dat verweerder vanwege PTSS niet adequaat heeft kunnen verklaren, is overigens niet overgelegd. Ad grief 4.6
II
Alvorens een besluit op verweerders asielaanvraag te nemen, is verweerder uitgenodigd voor een gehoor ten behoeve van een taalanalyse.
4.7
Uw Afdeling heeft inmiddels in een reeks van uitspraken overwogen dat de Minister met het uitvoeren van een taalanalyse de desbetreffende vreemdeling tegemoet komt in de voldoening van de op h e m , de vreemdeling, rustende last o m de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk t e maken, in het geval twijfel is gerezen over de gestelde identiteit en nationaliteit, waaronder in voorkomende gevallen begrepen de stamafkomst of de plaats van herkomst. Wanneer de taalanalyse deze twijfel niet wegneemt, kan de vreemdeling deze door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg t e nemen. Hiertoe kan h i j , indien hij van mening is dat de analyse onvolkomenheden bevat, de band waarop het gesprek ten behoeve van de taalanalyse is opgenomen door een zelf gekozen onafhankelijke deskundige laten beoordelen en zo nodig van commentaar laten voorzien. Zie onder meer: ABRS 24 maart 2005, JV 2005, 2 0 2 ; ABRS 31 maart 2005, JV 2005, 207. Een taalanalyse komt tot stand onder verantwoordelijkheid van een ter zake deskundig bureau, waarvan de kwaliteit, zoafs Uw Afdeling, na kennisneming van werkwijze en procedures van dit bureau heeft overwogen, voldoende is gewaarborgd. "Zie onder meer ABRS 29 maart 2007, JV 2007, 230. Aan de onderzoeksresultaten van een op verzoek van de vreemdeling verrichte taalanalyse kan slechts betekenis worden gehecht als controleerbaar is door wie en onder welke omstandigheden het desbetreffende onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat geldt niet alleen de opsteller van de contra-expertise, maar ook de gebruikte bandopname. Van een bandopname dient derhalve bekend te zijn op welke wijze.
Pels Rijdeen & Droogleever Fortuijn advocaten
en
notarissen
onder welke omstandigheden en met welke waarborgen omgeven de opname is vervaardigd. Zie onder meer ABRS 7 augustus 2007, JV 2007, 429. 4.8
I n het rapport van taalanalyse van 7 juni 2004 verklaart de taalanalist dat verweerder volgens de taalanalyse eenduidig t e herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Guinee. In de beschrijving van de spraak van verweerder stelt de taalanalist dat verweerder het Fula spreekt zoals dat gangbaar is in Guinee. Hij gebruikt Franse leenwoorden door zijn Fula. Hij spreekt geen Krio, de voertaal van het land. De enkele woorden die verweerder in het Susu heeft gesproken, zijn in de taalanalyse buiten beschouwing gelaten. Er is, aldus de taalanalist, niets in de spraak van verweerder dat wijst op een herkomst uit Sierra Leone. Dan volgt een aantal woorden met de uitspraak van het Fula en een aantal woorden dat de woordkeuze van verweerder illustreert. Voorts worden voorbeelden gegeven van de door hem gebruikte grammatica.
4.9
I n zijn rapport van contra-expertise geeft de contra-expert t e kennen het met de taalanalist eens te zijn dat verweerder het Fula spreekt "not as it is commonly spoken in Sierra Leone, and t h a t he can be traced to Guinea". The contra-expert vervolgt echter (in § 6.1 van zijn rapport) "while it is true that the subject can be traced t o Guinea based upon the evidence, it is equally true that the English loans in his speach can also be traced to Sierra Leone where he claims to be f r o m " . De taalanalist wijst er in § 6.2 van zijn rapport op dat het hem niet duidelijk is waarom de taalanalist Engelse leenwoorden negeert. Volgens de contra-expert kan niet worden vastgesteld dat verweerder afkomstig is uit Sierra Leone, maar kan deze mogelijkheid niet worden uitgesloten. Het bewijsmateriaal suggereert dat zijn meest recente socialisatie waarschijnlijk plaatsvond in het Frans sprekende Guinee, maar dat zijn spraak ook bewijs bevat van "some socialization" in Sierra Leone 5 .
4.10
De Staatssecretaris heeft aan dit rapport van contra-expertise en aan de nadere reactie van de contra-expert niet de conclusie hoeven verbinden dat zijn besluit tot afwijzing van verweerders aanvraag niet (mede) kon worden gebaseerd op het rapport van taalanalyse, mede gezien de reacties van het Bureau Land en Taal op de stellingen van de contra-expert.
5
Zie het voorblad van de contra-expertise onder de kop 'Origin according to the contra-expert".
Pels RJjcken & Droogleever Fortuljn advocaten en notarissen
4.11
Allereerst is van belang dat de contra-expert op basis van de - beide - opnames klaarblijkelijk niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat verweerder eenduidig te herleiden is tot de spraak- (en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone. Reeds hierom is met het rapport de bestaande twijfel aan het door verweerder opgegeven land van herkomst niet weggenomen.
Vergelijk: ABRS 9 mei 2006, JV 2006, 249; ABRS 13 december 2006, nr. 200606583 (prod. 2). 4.12
Voorts heeft de Staatssecretaris, anders dan de rechtbank heeft overwogen, het rapport van de contra-expert niet terzijde geschoven met de overweging dat geen sprake is van een contra-expertise omdat de contra-expert ook een beweerdelijk door de vreemdeling ingesproken tweede opname heeft gebruikt, en dus niet uitsluitend de opname die ten grondslag ligt aan de taalanalyse. In het voornemen is - terecht gewezen op het feit dat de contra-expert klaarblijkelijk twee opnames heeft gebruikt en dat aan de aan de hand van deze [tweede] opname getrokken taalkundige conclusies van de contra-expert geen overwegende betekenis kan worden gehecht in het kader van de beoordeling van de spraak- en cultuurgemeenschap waaraan verweerder is te relateren.6 Aan deze overweging gaat een inhoudelijke reactie op het rapport door vooraf, een verwijzing naar de reactie van het BLT. Voor zover de rechtbank een en ander in rov. 17 heeft miskend, is deze overweging onjuist. In de beschikking is vervolgens slechts geconstateerd - kort weergegeven - dat op de overweging ten aanzien van het gebruik van een tweede opname in de zienswijze niet is gereageerd.
4.13
Het is verder merkwaardig en onjuist dat de rechtbank (in rov. 20) overweegt dat in het rapport van taalanalyse elke onderbouwing voor de conclusie dat verweerder een Fula spreekt dat gangbaar is in Guinee ontbreekt en dat mede ten grondslag legt aan haar oordeel dat het rapport van contra-expertise concrete aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de juistheid van de taalanalyse. Dat punt was tussen partijen immers niet in geschil, althans de contra-expert merkt hierover op dat " I agree with the
6 7
Biz. 4, de tweede alinea. Vergelijk ook de eerste woorden van de tweede alinea: "In aanvulling hierop".
Pels RJJcken & Droogieever Fortuyn advocaten en notarissen
10
analysts that the alien speaks Fula not as it is commonly spoken in Sierra Leone, and that he can be traced to Guinea 8 . Anders dan de rechtbank overweegt heeft de contra-expert vender niet gesteld dat de Engelse spraak van verweerder is te herleiden tot de spraakgemeenschap van Sierra Leone. De contra-expert heeft slechts opgemerkt dat "the English loans in his speech can also be traced to Sierra Leone" 9 (curs, dzz), dus als mogelijkheid. Het is juist dat in de taalanalyse niets is opgemerkt over het gebruik van (twee, volgens de contraexpert, op de door de taalanalist gebruikte opname) Engelse woorden. Kennelijk heeft de taalanalist geen dan wel onvoldoende aanleiding gezien aan het gebruik van (slechts) deze twee woorden conclusies te verbinden over een mogelijke herkomst van verweerder. Het BLT heeft in zijn reactie op de contra-expertise geen aanleiding gezien daarover anders te oordelen. 10
4.14
In dit verband merkt de Staatssecretaris nog op dat verweerder volgens zijn eigen relaas tot ongeveer zijn tiende jaar in Sierra Leone heeft gewoond, toen met zijn oudere broer naar Guinee is vertrokken, waar hij geen onderwijs heeft gevolgd, slechts op straat bedelde en ( m e t zijn broer) verbleef in een gemeenschap van andere Sierraleonese vluchtelingen." Het ligt dus weinig voor de hand dat verweerder het Fula zoals dat in Guinee wordt gesproken, zou spreken op basis van zijn verblijf van enige jaren in Guinee en hij op basis van zijn spraak niet meer zou kunnen worden gerelateerd aan de spraak- en cultuurgemeenschap van Sierra Leone.
4.15
Het is de Staatssecretaris niet duidelijk waarop de rechtbank (in rov.22) baseert dat de conclusie van het BLT dat verweerder niet is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Sierra Leone met name is gebaseerd op de conclusie dat verweerder geen actieve kennis heeft van het Krio. In de taalanalyse is geconcludeerd dat verweerder het Fula spreekt zoals dat gangbaar is in Guinee en dat niets in de spraak van verweerder wijst op een herkomst uit Sierra Leone. In het rapport van taalanalyse is eveneens opgemerkt dat verweerder geen Krio spreekt, de voertaal in Sierra Leone. Op dit laatste is nogmaals gewezen in de
8 De eerste zin In paragraaf 6.1 van het rapport (blz. 5). 9 Ibid. 10 De reactie van 11 mei 2006, onder 7. 11 Vergelijk blz. 12 van het verslag van nader gehoor waar verweerder verklaart dat zij naar Belleville In Conakry gingen omdat daar alle (arme) vluchtelingen verbleven, In de buurt van de Sierraleonese ambassade. Vergelijk hierover ook de verklaring van de heer Moolj, van 26 juni 2006, onder meer overgelegd bij de gronden van beroep van 20 juni 2002.
Pels RJjcken & Droogleever Fortufjn advocaten en notarissen
11
reactie van het BLT op het rapport van contra-expertise. Het niet spreken van Krio is derhalve een van de elementen die bij de beoordeling zijn meegewogen. In dit verband is het wellicht goed te wijzen op twee meer algemene aspecten. I n totaal zijn er naar schatting 2.915.784 sprekers van het Fuuta Jalon. Daarvan zijn er 2.550.000 woonachtig in Guinee, dus 87,5 % . " De Staatssecretaris wil aannemen dat het kan voorkomen dat mensen die leven in geïsoleerde landelijke gebieden in Sierra Leone geen Krio beheersen. Dat betreft in ieder geval een uiterst kleine minderheid. Als verweerder enerzijds het Fula spreekt en anderzijds geen Krio beheerst, terwijl hij verklaart dat zijn ouders dat evenmin spraken, roept dat daarom al bij voorbaat twijfel op over een beweerdelijke herkomst uit Sierra Leone. 4.16
De Staatssecretaris heeft ten slotte de informatie die verweerder heeft verschaft over Sierra Leone summier kunnen achten, ook als daarbij zou worden betrokken dat hij op jeugdige leeftijd Sierra Leone zou hebben verlaten. Verweerder komt ook volgens de contra-expert niet verder dan het noemen van de namen van twee Sierraleonese steden, van twee van de drie kleuren van de vlag en van enkele s t a m m e n in Sierra Leone. Anders dan de rechtbank overweegt, behoefde dat oordeel geen nadere motivering. De contra-expert komt in feite tot eenzelfde opsomming van " f e i t e n " die verweerder over Sierra Leone heeft kunnen noemen als de taalanalist. Door het eisen van een nadere motivering geeft de rechtbank in feite een oordeel over de waardering van gestelde feiten die is voorbehouden aan de Staatssecretaris.
12 Ethnologue, die het Fuuta Jalon dan ook aanmerkt als "A language of Guinea".
Pels Rijcken & Droogleever FortuIJn advocaten en notarissen
12
4.17
Gelet op al het voorgaande had de rechtbank het beroep ongegrond moeten verklaren
5
Conclusie De Staatssecretaris concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot ongegrondverklaring van het beroep.
Den Haag, 17 juli 2008
advocaat
behandeld door correspondentie telefoon fax e-mafl zaaknummer referentie
M.M. van Asperen postbus 11756, 2502 AT Den Haag (070) 515 37 06 (070) 515 33 65
[email protected] 51009802 IND-0207.04.8131
Pels Rijdeen a Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen