Raad
vanState 201112337/1/V2. Datum uitspraak: 18 januari 2012
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 23 november 2011 in zaak nrs. 11/35515 en 11/35516 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201112337/1 A/2
1.
2
18 januari 2012
Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2011 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 23 november 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 27 november 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister, thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
20111 2337/1/V2
3.
3
18 januari 2012
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, ambtenaar van staat.
w.g. Hent lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Yildiz ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2012
594. Verzonden: 18 januari 2012 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
27Nov 11 12:00
, WALLS ADVOCATEN
,23. NOV. 2011 14:40
0786317373
SEC. BESTUURSRECHT
p.4
n
m
uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittmgsplaats 's-Hertogenbosch Sector bestuursrecht Zaaknummers: AWB 11/35515 (beroep) AWB U/35516 (voorlopige voorziening) Uitspraak van de voörzieningeorechter van 23 november 2011 inzake geboren op van Chinese nationaliteit, verblijvende te verzoeker, gemachtigde mr. HJE. Visscher, tegen de minister voor Immigratie en Asiel, Ie Den Haag, verweerder, gemachtigde mr. drs. J.R. Toussaint Procesverloop Bij besluit van 3 november 2011 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) in de algemene asielprocedure afgewezen. Verzoeker heeft op 3 november 2011 tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroepschrift is geregistreerd onder zaaknummer AWB 11/35515. Tevens hoeft verzoeker op dezelfde datum de voorzieningenrechter van dezerechtbankverzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het verweerder wordt verboden hem uit te zetten totdat op het beroep is beslist. Dit verzoekschrift is geregistreerd onder zaaknummer AWB 11/35516. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 16* november 2011, waar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. J.M, Walls, zaakwaarnemer van verzoekers gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan, indien tegen een besluit b\j de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzienmgenrechter van deze rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist
p
3/J
27 Nov 11 12:00
, WALLS ADVOCATEN
,23. NOV. 2 0 1 ' 1 4 : 4 0
SEC. BESTUURSRECHT
0786317373
p
Hkt m
P<
AWB 11/35515 (beroep) AWB 11/35516 (voorlopige voorziening) 2. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb lean, indien het verzoek wordt gedaan indien beroep by de rechtbank is ingesteld en de voondeningenrechter van oordeel is dat na de zitting» bedoeld in artikel 8:53, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwya niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak worden gedaan In de hoofdzaak. 3. De voomeningenrecfater 13 van oordeel dat bedoelde situatie zich hier voordoet en zal derhalve onmiddelujk uitspraak doen in de hoofdzaak (het beroep). 4. Verzoeker meent dat hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. Ter onderbouwing hiervan heeft verzoeker, samengevat weergegeven, het volgendo aangevoerd. Verzoeker is afkomstig mt het dorp in de buurt van de plaats in Tibet Verzoekers was al sinds 200 S van plan om Iets tegen het Chinese regime in Tibet te doen. Op 6 juli 2011 ging verzoeker met twee vrienden, en pamfletten plakken. Op die pamfletten stond onder meer dat de Tibetanen onafhankelijkheid en godsdienstvrijheid willen hebben. Verzoeker en zijn vrienden werden op heterdaad betrapt door politieagenten en sloezen op de vlocht. Verzoekers is gevlucht naar zijn vriend , die in het dorp woont. Deze vriend is poolshoogte gaan nemen om zo te weten te komen wat er met de twee vrienden van verzoekers was gebeurd. Hïj vernomen dat een ven ds vrienden van verzoeker is doodgeschoten en de ander is opgepakt Ook heeft hij vernomen dat de politie do woning van verzoeker had omsingeld. Verzoeker heeft twee dagen ondergedoken gezeten bij m is toen naar Lhasa gegaan. Op 20 juli 2011 is hij de grens met Nepal overgestoken- Vervolgens ia verzoeker op 28 september 2011 met het vliegtuig verder gereisd. Verzoeker beeft in een onbekend land een tussenlanding gemaakt en is vervolgens doorgevlogen. Vervolgens is eiser met de trein verder gereisd. Op 29 september 2011 is hij io Nederland aangekomen. 5. Verzoeker beroep zich onder meex op Wljzigingsbesluit (WBV) 2008/22 en 2010/16. Hierin staar, onder andere vermeld dat de mensenrechtensituatie in Tibet slecht blijft en dat martelingen, arrestaties en detenties zonder berechting voor komen. Deze zijn vooral gericht tegen mensen die openlijk uitkomen voor een onafhankelijk Tibet of publiekelijk hun steun betuigen aan de Dalai lama. Personen die verdacht worden van politieke misdaden hebben niet altijd toegang tot rechtsbijstand. Gezien de moeihjke positie van Tibetanen verdient de behandeling van asielaanvragen van Tibetanen extra aandacht waarbij de toetsing van het algehele asielrelaas als uitgangspunt dient Op grond van WBV 2010/16 houdt dit in, dat indien een Tfbetaan aannemelijk maakt dat hij bij terugkeer vanwege welke reden dan ook, waaronder begrepen een asielaanvraag of langer verblijf in het buitenland (meer dan zes maanden), niet alleen zal worden ondervraagd, maar tevens zal worden gearresteerd, hij op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asieL Uit WBV 2008/22 kan worden opgemaakt dat ook een Tibetaan die aannemelijk maakt dat hij bij terugkeer naar China zal worden gearresteerd, omdat bij het land heeft verlaten zonder de juiste procedures te volgen, bijvoorbeeld zonder paspoort of met een vals paspoort, in aanmerking kan komen voor een verbu'jfsvergumiïng. 6. Verweerder heeft zich in bet bestreden beslint op het standpunt gesteld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf; betzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening van een verblijfsvergunning vormen. Die afwijzing is gebaseerd op bet bepaalde in het eerste lid in
5
i/%
27Nov 11 12:02
. WALLS ADVOCATEN
23. NOV. 2011 H : 4 0
SEC. BESTUURSRECHT
0786317373
p.6
M. W
AWB 11/35515 (beroep) AWB U/35516 (voorlopige voorziening) smenhang met het bepaalde m het tweede lid, aanhtf Vw2000.
P. 5/3
3 van de
7. Ia bet kader van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw2000 beeft verweerder vastgesteld dat verzoeker geen documenten heeft overgelegd om zjjn nationaliteit, identiteit en reisroute te kunnen vaststellen. Het ontbreken van identiteitsdocumenten CD reisdocumenten heeft verweerder aan verzoeker toegerekend. Hiertoe heeft verweerder onder meer op gemerkt dat niet is gebleken dat verzoeker zijn identiteitskaart en vliegtickets onder dwang aan de reisagent heeft moeten afstaan. Daarbij heeft verweerder nog van belang geacht dat het tweede vliegticket, dat verzoeker heeft gebruikt na de tussenlanding, net na de controle door de reisagent is afgepakt, terwijl verzoeker op dat moment al in een land was waar hij de bescherming van de betreffende autoriteiten kon inroepen onder het gelijktijdig overleggen van alle beschikbare documenten De stelling van verzoeker dat hij zich op dat moment in een vreemd land bevond, maakt dit niet anders, nu bet aan hem is om aannemelijk te maken dat bij daar niet direct de bescherming van de plaatselijke autoriteiten kon inroepen. Verder is aan verzoeker toegerekend dat hij geen enkel indicatief bewijs van de reis beeft overgelegd. Verweerder heeft in dat verband opgemerkt dat verzoeker stelt dat hij ruim twee maanden ia Nepal heeft verbleven, maar ter staving daarvan geen enkel indicatief bewijs kan overleggen. Ook van de gestelde vliegreizen kan verzoeker dat niet, terwijl het reizen per vliegtuig juist het bestaan van dergelijke indicatieve documenten impliceert, aldus verweerder. Subsidiair heeft verweerder verzoeker aangerekend dat hij geen verifieerbare verklaringen over de reu kan verstrekken. Volgens verweerder kan het enkel geven van de vluchtdunr, de wachttijden, het aantal rijen in het vliegtuig en de kleur van de kleding van de stewardessen niet worden aangemerkt als het verstrekken van verifieerbare reisdetails. Naar de mening ven verweerder blijft verzoeker in gebreke als het gaat om het verstrekken van elementaire gegevens zoals de naam van de Iuchtvaartmaatschappy(en), vluchtnummers, stoelnummers en vlisgbeatemrningen. De omstandigheid dat verzoeker enkel Tibetaana en een beetje Chinees spreekt, maakt niet dat niet van verzoeker had mogen worden verwacht dat hij op grond van e Igenwaarnemingsvermogen meer reügegevens zou hebben verstrekt dan hij heeft gedaan. 8. De voorzjeningenrechter overweegt dat het verweerder is om ts bepalen welke documenten hij noodzakelijk acht voor de beoordeling van de asielaanvraag. De voorzJenmgenrechteT kan dit standpunt slechts marginaal toetsen, evenals in bet geval dat verweerder de verklaringen voor het ontbreken van documenten niet geloofwaardig acht Naar bet oordeel van de voorzienmgenrechter bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet m redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat uit de verklaringen niet, althans onvoldoende, is gebleken dat hij zijn vliegtickets onder dwang aan de reisagent heeft afgestaan. De voorziemngenrechter neemt hierbij in aanmerking dat het de verantwoordelijkheid is van verzoeker is om - daar waar mogelijk - zijn identiteit en reisroute met documenten te onderbouwen. De voorzjeoingenrochter Is voorts van oordeel dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat van verzoeker verlangd kon worden dat hij zijn gestelde verblijf In Nepal en zijn reis met indicatieve bewezen zou hebben gestaafd. De stelling in beroep dat niet is gebleken dat verblijf in Nepal dergelijke documenten genereert; kan niet worden gevolgd, nu het aas verzoeker is om aannemelijk te maken dat bij ondanks een langdurig verblijf in Nepal geen indicatieve bewijzen biervan heeft. Bovendien heeft verweerder zich tevens op bet standpunt mogen stellen dat verzoeker geen verifieerbare gegevens over zijn gestelde reisroute heelt verstrekt en ook op die manier zijn reis niet aannemelijk heeft gemaakt Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 31, tweede lid,
27 Nov 11 12;03
_ WALLS ADVOCATEN
.23. WOV. 2 0 H Î 4 : 4 0
SEC. BESTUURSRECHT
0786317373
p.7
M 090
AWB 11/35515 (beroep) AWB 11/35516 (voorlopige voorziening)
?. Ó/S
4
aanhef en onder £ van de Vw 2000. Dit betekent voorts dat van het asielrelaas van verzoeker positieve overtuigingskracht dient uit te gaan. 9. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het relaas van verzoeker positieve overtuigingskracht mist. Daartoe heeft verweerder overwogen dat de verklaring van verzoeker dat in Tibet geen vry heid van godsdienst is ca het Chinese geboortebeleid bedoeld is om de Tibetaanse bevolking te beperken, niet overeenkomt met de informatie mt het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over China van juni 2010. Daarin Staat vermeld dat het Tibetaanse boeddhisme openlijk beleden kan worden en het geboortebeleid voor heel China en dos niet alleen voor Tibet geldt Verweerder heeft voorts opgemerkt dat verzoeker geen inzicht heeft kunnen geven in de reden van zijn gestelde politieke daden. Hierbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat verzoeker uit een dorp komt waar niemand ooit politieke activiteiten heeft verricht en dat de vrienden van verzoeker» met wie hij pamfletten zou hebben verspreid, evenmin eerder politieke activiteiten hebben ontplooid. Volgens verweerder blijft verzoeker bovendien in vaagheden en algemeenheden steken in zijn motivatie om stelling te nemen tegen de Chinese autoriteiten, zoals bet verbod op hebben van een foto van de Dalai Lama, het afkeuren van diens uitspraken door de Chinese autoriteiten en het opleggen van beperkingen ten aanzien van de grootte van kuddes dieren. Hierbij speelt voor verweerder ook mee dat verzoeker met inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij eerst in juli 2011 voor de allereerste keer In zijn leven zijn politieke standpunten wilde uiten door het plakken van pamfletten, terwijl hij stelt al vanaf zijn twintigste levensjaar, derhalve vanaf 1990, een sterke drang tot het uiten van zijn politieke standpunten te hebben. Zijn uitleg hiervoor dat het kwam door de thuissituatie, te weten dat zijn vader in 1995 ziek is geworden, kan verweerder niet overtuigen. Verweerder wijst erop dat verzoeker vervolgens is gevraagd om welke reden by tussen 1990 en 1995 geen pohneke activiteiten heeft ontplooid en dat verzoeker hierop heeft geantwoord dat zfjxi vader ziek was. Varwem-dar vindt dit een vage en wisselende verklaring. De stelling in de zienswijze dat verzoeker niet eerder actie kon ondernemen, omdat bij lang© tijd zijn zieke vader heeft moeten helpen, overtuigt verweerder evenmin. Volgens verweerder heeft verzoeker geen belder inzicht gegeven in het ziekteproces van zijn vader. Hierdoor kan niet worden beoordeeld of het voor verzoeker gedurende de lange periode van twintig jaar niet eerder mogelijk was uiting te tegen aan zijn politieke gevoelens. Daar komt naar de mening van verweerder nog bij dat verzoeker evenmin duidelijk kan maken waarom hij niet na de dood van zijn vader in 2008/2009 meteen zijn overtuiging is gaan uiten. Dat 49 dagen na het overlijden een ritueel wordt gehouden voor de overledene, acht verweerder geen afdoende verklaring. Dat de zwangerschap van zijn vrouw hiervoor een reden is geweest wordt door. verweerder evenmin ingezien, nu de doohter van verzoeker is geboren in juni 2010, dos ruim eenjaar voor het gestelde plakken van pamfletten. Dat als hij als kersverse vader zijn dochter niet in do steek wilde laten, verklaart niet waarom verzoeker wel tot politieke daden zou overgaan als zijn dochter een jaar oud is. Verweerder blijft van mening dat verzoeker geen duidelijkheid heeft verschaft over de wijze waarop zijn politieke gevoelens en zijn drang tot het uiten van zijn politieke overtniging zijn aangewakkerd, terwijl dat wel op diens weg had gelegen. 10. Verweerder vindt voorts ongerijmd dat als verzoeker en zijn twee kompanen vier of vijf maanden voor 6 juli 2011 al voornemens bespraken om pamfletten op te plakken en zij twee dagen voor die datum concreet hun daad aan het voorbereiden waren, eerst op de dag zelf zijn gaan bespreken hoe zij de pamfletten moesten plakken. Verder kan niet worden gerijmd dat verzoeker enerzijds blijk geeft van de perceptie dat het plakken van pamfletten levensgevaarlijk kan zyn en dat niemand op de uitkijk stond tijdens het plakken zelf. De
27 Nov 11 12£4
t
WALLS ADVOCATEN
. 2 1 NOV. 2011 1 4 : 4 1
SEC. BESTUURSRECHT
0786317373
p.8
r\ 7/8
w.m
AWBU/35515 (beroep) AWB M/35516 (voorlopige voorziening)
S
verklaring van verzoeker dat zij gingen plakken en snel weg wilden gaan, kan verweerder niet overtuigen, mi sprake zou zijn geweest van zestig pamfletten die geplakt moesten worden, waarbij alleen verzoeker de pamfletten zou hebben aangebracht en de anderen de pamfletten droegen en insmeerden met lijm. 11. Verweerder meent daarnaast dat afbreuk aan de positieve overtuigingskracht wordt gedaan doordat verzoeker geen inzicht heeft kunnen geven in de reden waarom hij als enige heeft weten te ontkomen aan de achtervolgers en ongedeerd is gebleven. Voorts heeft verweerder gewezen op de verklaring van verzoeker dat hij over het lot van ztyn vrienden louter is geïnformeerd door zijn kennis , Volgens verweerder is deze persoon geen objectief verifieerbare bron. Daarbij komt dat deze persoon alles op zijn beurt weer heeft gehoord van bewoners van de plaats , omdat hij niet naar de woonplaats van verzoeker zelf durfde te gaan aangezien hy daar als vreemde zou opvallen. Volgens verweerder valt dit niet te rijmen met de verklaring van verzoeker dat ïit zfjn dorp komt en dus geen vreemde is. Verweerder ziet verder niet in dat de bewoners van zouden weten dat verzoekers vriend . zijn naam aan de politie zou hebben doorgegeven, nu zij daar niet bij aanwezig waren, omdat alles zich zou hebben afgespeeld in bet dorp van verzoeker. De verklaring van verzoeker dat de mensen in het dorp het al wisten, omdat sprake is van buurdorpen, acht verweerder niet afdoende. Ook de verklaring van verzoeker dat hij alleen weet wat hij van . beeft vernoemen, overtuigt verweerder niet. In dat licht bezien kan het verweerder evenmin overtuigen dat bedoelde dorpsbewoners wel zouden weten van het lot van de kompanen van verzoeker, maar niet van het lot van diens vrouw en dochter. 12. Verweerder volgt verzoeker voorts niet in zijn stelling dat hij een reëel risico tooptte worden blootgesteld aan een behandeling of bestraffing die door artikel 3 van bet Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) wordt verboden, omdat hij illegaal China zou zijn uitgereisd. Verzoeker heeft zijn reis verwijtbaar niet onderbouwd met (indicatieve) documenten, zodat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij illegaal is uitgereisd. Het ambtsbericht van juni 2010 over de situatie in China - waarin onder meer melding wordt gemaakt van martelingen, arrestaties en detenties zonder berechting—brengt verweerder niet tot een ander standpunt, omdat het asielrelaas van verzoeker ongeloofwaardig wordt bevonden. Verweerder verwijst hierbij tevens naar de uitspraak van deze rechtbank, nevenziïtingsplaats VHertogeubosch, van 10 juni 2011 (AWB 11/16651), die bij uitspraak van 29 serrteniber 2011 is bevestigd door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (zaaknummer 2011066"6?/1 /V2). 13. Naar het oordeel van de voorzienmgenrechter kan aan verzoeker worden toegegeven dat uft het rapport van het US Department of State van 13 september 2011 blijkt dat godsdienstvrijheid in Tibet door wetten en beleid aan banden wordt gelegd en dat in een verslag van een Tibetaanse mensenrechtenorganisatie wordt gezegd dat de geboortebeperking is ingegeven door de ideologische overtuiging van China dat nationale minderheden, zoals Tïbetanea, raciaal inferieur zijn. Dit neemt niet weg dat verweerder voor het overige voldoende steekhoudende argumenten heeft aangedragen dat het relaas van verzoeker positieve overtuigingskracht mist. Verweerder heeft het asielrelaas van verzoeker dan ook ongeloofwaardig mogen achten. Verzoeker heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij, los van zijn asielrelaas, bij uitzetting naar China een reëel risico loopt van een behandeling of bestraffing die is verboden bij artikel 3 van het EVRM. De enkele stelling dat hij van Tibetaanse afkomst is en illegaal China heeft verlaten, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat bij terugkeer sprake zou zijn van een schending van artikel 3 van het EVRM.
112.06.
. WALLS ADVOCATEN
2 3 . W V . 2 0 M 14:41
0786317373
SEC. 3ESÏUURSREC4T
Hl
m
p
AWB U/35515 (beroep) AWB U/35516 (voorlopige voorziening) Verweerder heeft zich naar het oordeel van de voorzieniDgenrechter terecht op het standpunt gesteld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij op legale wijze is uitgercisd. Hierdoor is evenmin aannemelijk gemaakt dat verzoeker al enige tijd in het buitenland verblijft. Voorts valt met in te zien dal de Chinese autoriteiten op ds hoogte zouden zijn van verzoeker asielaanvraag, laat staan dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat hij op basis van zijn asielaanvraag en de daaraan door hem ten grondslag gelegde individuelefeitenen omstandigheden, -welke ongeloofwaardig zijn geacht, bij terugkeer naar China zal worden ondervraagd en gearresteerd. 14. Hetgeen overigens is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. 15. Gezien het voorgaande komt verzoeker niet in aanmerking voor toelating op één van de in artikel 29 Vw 2000 genoemde gronden waarop hjj een beroep heeft gedaan. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Dit brengt tevens mee dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal worden afgewezen. 16. Voor een veroordeling van één der partijen in de door de andere partij gemaakte kosten bestaat geen aanleiding. Beslissing De voorzieningenrechter, -
verklaart het beroep ongegrond; wjjst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. R J A. Schaaf als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. A.A.M J. Smulders als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2011.
s£Z
Partijen hamen tegen deze uitspraak, voor zover daarby in de hoofdzaak is beslist, hoger beroep insulten bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 200J9, 2500 EA Den Haag De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de idtspraak bevat. Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt onder meer dat bij het beroepschrifi een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Afechriften verzonden:
* 3 MOV, 2011
27 Nov 11 12:p0
. WALLS ADVOCATEN
0786317373
p.1 >
W A
A D
V
L O
L
C
A
T
S E
N Wïjiucraat 209 33 IL BV Dordrecht Telefoon: 078 631 1020 Telefax: 078 631 7373
Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State Postbus 20019 2500 EA 's-Gravenhage
mr d n J.M. Walls
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
Tevens per fax 070 365 1380,9 pag.
2 7 NOV 2011 ZAAKNR.f^UfQ3V^ - l AAN; X. 8EHANDELD:DD:
Inzake: Procedurenr: Onze ref: Vnr: Dordrecht,
mw mr S. Zwiets mw mr M . C . M . van der Mark raw mr H . E . Visscher Advocaten m w T . Sahar Juridisch medewerker
PAR:
n.n.b. 13384 27nov
Appelschrift Vreemdelingenrecht Asiel AA-procedure Hoogedelgestreng college, Door deze, derhalve tijdig binnen de wettelijke beroepstermijn stelt ondergetekende, mr H.E. Visscher, advocaat, kantoorhoudendete 3311 BV Dordrecht aan de Wijnstraat 209, die verklaart bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn door appellant, van Tibetaanse nationaliteit, thans verblijvende te en domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde, om dit appelschrift In te dienen en te ondertekenen en hoger beroep in te stellen, hoger beroep in tegen de uitspraak van 23 november 2011, reg. nr. 11 / 35515, [aangehecht), van de rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht, vreemdelingenkamer, zittirigpla~ats's:HertbgènbóschT De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard. Verweerder is de Minister voor Immigratie en Asiel. Appellant wenst tegen voornoemde uitspraak de navolgende grieven aan te voeren:
Stichting Beheer Derdengelden ING 7909289 Tedere aansprakelijkheid is Seperkt cot het bedrag dai in het desbetreffende gevil onder de bcrocpsaartsprakclijkheidsYCTzeltciing «ui de behandelend advocaat wordt uitbetaald.
27Nov1112;00
. WALLS ADVOCATEN
W A
0786317373
A D
V
L O
L
C
A
T
P.2
S E
N
Grief l(r.o. 13) Ten onrechte althans ongemotiveerd doet de rechtbank zijn oordeel berusten op de overweging dat verweerder "voor het overige voldoende steekhoudende argumenten heeft aangedragen dat het relaas van verzoeker [thans appellantj positieve overtuigingskracht mist". Toelichting Appellant weerlegde eik argument van verweerder gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank stelde verweerder ten onrechte dat in Tibet godsdienstvrijheid zou bestaan, alsmede dat de geboortebeperking in Tibet niet zou zijn ingegeven door ideologische overtuiging van de Chinese autoriteiten. Met betrekking tot deze twee punten motiveert de rechtbank naar het oordeel van appellant geheel juist. Niet valt dan ook in te zien dat de rechtbank een inhoudelijke motivering met betrekking tot de tegenwerpingen die de rechtbank in stand laat achterwege zou mogen laten.
Grïef2(r.o. 13) Nu de rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt stelde dat appellant niet aannemelijk maakte dat appellant legaal uitreisde is het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het risico dat appellant zou lopen vanwege zijn asielaanvraag in Nederland geheel onbegrijpelijk. Toelichting Door het oordeel van de rechtbank staat in rechte vast dat ervan moet worden uitgegaan dat appellant illegaal uitreisde, zoals appellant ook stelde. Schending van artikel 3 EVRM in verband met een asielaanvraag in het Westen is dan ook aannemelijk op grond van WBV 2010/16.
2
27 Nov 11 12:JD0
0786317373
. WALLS ADVOCATEN
W
A D
V
L O
T
N
Grief 3 De rechtbank verklaart ten onrechte het beroep ongegrond. Toelichting Deze grief heeft geen zelfstandige betekenis. REDEN WAAROM: Appellant zich tot U wendt met het eerbiedig verzoek: 1. 2. 3. 4.
Dit hoger beroep gegrond te verklaren; Voornoemde uitspraak te vernietigen; Het bepaalde in artikel 44 Wet RvS dan wel in artikel 42 Wet RvS toe te passen; Verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
H.E. Vissen er, advocaat, bepaaldelijk gevolmachtigde
V
Bij opvolgend faxbericht verzonden aan IND 's Hertogenbosch 3
P.3