Raad
vanState 201008918/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2010
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 13 augustus 2010 in zaak nr. 10/14071 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister van Justitie.
201008918/1/V1
1.
2
15 november 2010
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken. Bij besluit van 18 maart 2010 heeft de minister, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 13 augustus 2010, verzonden op 16 augustus 2010, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 10 september 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201008918/1/V1
3.
3
15 november 2010
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J.M. Schuyt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van staat.
w.g. Schuyt lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2010 1 54-620. Verzonden: 15 november 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
Uitspraak RECHTBANK 'S-GRA VENHAGE Nevenzittingsplaats Groningen Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer Zaaknummer: Awb 10/14071 Uitspraak in het geschil tussen:
geboren op van Surinaamse nationaliteit, V-nummer: eiseres, gemachtigde: mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht, en DE MINISTER VAN JUSTITIE, voorheen de Staatssecretaris van Justitie. (Immigratie-en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr. H.R. Nobel, ambtenaar ten departemente.
1.
Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij besluit van 15 december 2009 heeft verweerder de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder de beperking verband houdende met het verblijfsdoel "verblijf bij partner in het kader van gezinsvorming", met terugwerkende kracht vanaf 2 november 2007 ingetrokken. 1.2. Eiseres heeft daartegen op 30 december 2009 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 18 maart 2010 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. 1.3. Bij beroepschrift van 15 april 2010 heeft eiseres tegen het hiervoor genoemde besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van 19 mei 2010 heeft eiseres de gronden van haar beroep ingediend. 1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres toegezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft op 2 juli 2010 een verweerschrift ingediend. 1.5. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 15 juli 2010. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Zaaknummer: Awb 10/14071
2.
blad 2
Rechtsoverwegingen
Feiten en standpunten van partijen 2.1. Verweerder heeft de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken op grond van de volgende redenen. Op 4 en 10 november 2009 heeft de vreemdelingenpolitie Utrecht huisbezoeken gebracht aan het adres te zijnde het adres welke staat op de werkgeversverklaringen en de salarisstroken van (hierna: referente). Op 10 november 2009 heeft de vreemdelingenpolitie Utrecht tevens een huisbezoek gebracht aan eiseres op het adres te . Ten bewijze van de samenwoning tussen eiseres, referente en haar dochter geboren op 20 juni 2008, kon eiseres enkel dameskleding en schoenen tonen. Aangezien de aanwezigheid van dameskleding en schoenen niet duidt op aanwezigheid van een partner is aan eiseres gevraagd op een andere wijze aan te tonen dat er sprake is van de samenwoning tussen voornoemde personen. Eiseres is hier niet in geslaagd. Eiseres heeft gesteld dat zij geen foto's van de geboorte van kon laten zien, omdat zij niet bij de geboorte aanwezig was. Ook vakantiefoto's kon eiseres niet laten zien, omdat zij niet met referente op vakantie is geweest. Eiseres heeft verder verklaard dat er in huis geen kinderkamer aanwezig was, omdat de dochter van referente bij haar en eiseres in bed zou slapen. Verder heeft eiseres verklaard dat zij niet op het adres aan de te woonde en heeft ze geweigerd verdere vragen te beantwoorden. Van de bevindingen van het onderzoek door de vreemdelingenpolitie Utrecht is een proces-verbaal gemaakt. Uit dit proces-verbaal valt af te leiden dat referente niet samenwoont met eiseres op het adres Van der te en dat geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referente. Verweerder is niet gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden op grond van welke, bij afweging van alle aan de orde komende belangen, toch aanleiding bestaat van intrekking van de verblijfsvergunning af te zien. De intrekking van de verblijfsvergunning betekent geen schending van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), nu er wordt aangenomen dat er geen sprake is van familie- of gezinsleven. Hierbij heeft verweerder betrokken dat eiseres en referente feitelijk niet samenwonen en geen gemeenschappelijke huishouding voeren. 2.2. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder de verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ten onrechte heeft ingetrokken. Eiseres heeft gesteld dat verweerder in haar geval slechts heeft gezocht naar spijkers op laag water. Verweerder heeft in het bestreden besluit gewezen op een brief van Mitros van 8 oktober 2007 waaruit zou blijken dat de woning aan de ; passend is voor 4 personen. Eiseres heeft gesteld dat wat geschikt acht voor vier personen in de ogen van anderen klein kan zijn. Ten aanzien van de woning aan de te heeft eiseres gesteld dat de zus van referente hier inderdaad niet staat ingeschreven. De woning staat op naam van de heer ~ de partner van de zus van referente en de biologische vader van het kind van referente. Het is derhalve logisch dat zij vaak te Vinden is op dit adres. Ten aanzien van de stelling van verweerder dat het e-mail verkeer tussen referente en haar werkgever geen bewijs oplevert van het daadwerkelijk samenwonen van eiseres en referente heeft eiseres gesteld dat zij dit heeft overgelegd om misstanden omtrent het adres op de werkgeversverklaring en de loonstroken uit de weg te ruimen. Eiseres stelt voorts dat er veel positieve gegevens zijn aangedragen, zoals een foto, een gezamenlijke bankrekening, een zeer persoonlijke briefen de mededelingen tijdens de hoorzitting. Naar het oordeel van eiseres gaat verweerder ten onrechte uit van hetgeen de politie vermeldt in het proces-verbaal. Er is sprake van een moeizaam verlopen bezoek en een conclusie van een
Zaaknummer: Awb 10/14071
blad 3
agente. Deze conclusie dient echter achterwege te blijven, nu het aan verweerder en later de rechtbank is om conclusies te trekken. Eiseres heeft voorts gesteld dat artikel 8 EVRM van toepassing is nu er sprake is van een ongeoorloofde inmenging in het "family life" tussen eiseres en referente. Ten slotte heeft eiseres gesteld dat de verblijfsvergunning ten onrechte er 2 november 2007 is ingetrokken, nu er voorafgaande aan het proces-verbaal geen aanwijzingen zijn geweest die een intrekking rechtvaardigen. Beoordeling van het beroep 2.3. Ingevolge artikel 19 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden ingetrokken op de gronden bedoeld in artikel 18, eerste lid, met uitzondering van onderdeel b. 2.4. Ingevolge artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, Vw kan een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen, indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning verbonden is. 2.5. De verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) wordt verleend indien: a. de vreemdeling en de hoofdpersoon samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren, en b. het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. 2.6. Op grond van artikel 3.14, eerste lid, Vb 2000 wordt de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van een relatie verleend, indien de vreemdeling een duurzame en exclusieve relatie onderhoudt met de in Nederland gevestigde hoofdpersoon. 2.7. Volgens paragraaf B 1/5.3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ingetrokken indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend. 2.8. Volgens paragraaf B2/4.2 Vc 2000 kan het bestaan van een duurzame en exclusieve relatie worden aangetoond door de ondertekening van een relatieverklaring door beide partners. Door de ondertekening van die schriftelijke verklaring verklaren de vreemdeling en de hoofdpersoon feitelijke samen te (gaan) wonen en een duurzame en exclusieve relatie te onderhouden. Dat geldt evenzeer indien de vreemdeling zich er op beroept aanspraken te ontlenen aan artikel 3.13 tot en met 3.24 Vb 2000. Het gaat daarbij om een beleidsregel omtrent de vaststelling van feiten. Deze verklaring vormt geen onweerlegbaar bewijs. De aanvraag wordt, ongeacht de ondertekening van de relatieverklaring, afgewezen indien aannemelijk is dat sprake is van een schijnrelatie. Dit is een relatie die wordt aangegaan met als enig oogmerk een vreemdeling die nog niet (of niet meer) over een verblijfsrecht in Nederland beschikt alsnog een verblijfsrecht te verschaffen. Aanwijzingen dat er sprake is van een schijnrelatie zijn onder meer: - verklaringen van de betrokken partners, samen of afzonderlijk, waaruit de intentie van een schijnrelatie blijkt, of waaruit tegenstrijdigheden zijn af te leiden, die een dergelijke conclusie rechtvaardigen; - betrouwbare verklaringen van derden; en - de vaststelling bij proces-verbaal dat de betrokken partners niet samenwonen of geen
Zaaknummer: Awb 10/14071
blad 4
gemeenschappelijke huishouding voeren. 2.9 Volgens paragraaf B2/4.9 Vc 2000 moeten de vreemdeling en de persoon bij wie deze wil verblijven feitelijk samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. Zij dienen ook naar buiten toe, bijvoorbeeld naar de werkgever, de belastingdienst en de zorgverzekeraar, hetzelfde adres te voeren. Daarnaast dienen de vreemdeling en de persoon bij wie deze wil verblijven op hetzelfde adres in de GBA te staan ingeschreven. 2.10. De rechtbank merkt allereerst op dat bij het nemen van een belastend besluit als het onderhavige, de bewijslast bij verweerder ligt. Dat wil zeggen dat verweerder de intrekking van de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht, omdat sprake zou zijn van een schijnrelatie, van een deugdelijke motivering dient te voorzien en dat het niet aan eiser is om aan te tonen dat geen sprake is van een schijnrelatie. 2.11. De rechtbank is van oordeel dat verweerders conclusie dat tussen eiseres en referente sprake is van een schijnrelatie, gerechtvaardigd is en deugdelijk is gemotiveerd. Daarbij slaat de rechtbank in overwegende mate acht op het proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2009. Voorts acht de rechtbank van belang dat eiseres op geen enkele wijze aannemelijk heeft weten te maken dat zij een duurzame en exclusieve relatie met referente onderhoudt. Zo is eiseres blijkens het proces-verbaal van 10 november 2009 niet in staat om foto's te tonen van de geboorte van de dochtervan referente of van een gezamenlijke vakantie. Daarnaast is er blijkens het proces-verbaal geen kinderkamer in de woning van eiseres en heeft eiseres desgevraagd geen kinderkledingstukken aan de surveillanten getoond. Ook overigens hebben de surveillanten in de woning van eiseres niets aangetroffen wat enigszins zou wijzen op het feit dat er een kind in de woning zou verblijven. In de woonkamer en keuken hebben surveillanten geen foto's aangetroffen en geen speelgoed. 2.12. Nu verweerder, gelet op het voorgaande, deugdelijk heeft gemotiveerd dat er tussen eiseres en referente sprake is van een schijnrelatie, is het aan eiseres om het tegendeel te bewijzen. Hierin is eiseres niet geslaagd. Hoewel eiseres en referente beiden in de GBA staan ingeschreven op het adres te heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij daar ook feitelijk samen met referente woont. Zo heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij met referente naar buiten toe éénzelfde adres voert, bijvoorbeeld naar de werkgever, de belastingdienst en de zorgverzekeraar. De stelling van eiseres dat zij middels het door haar overgelegde mailverkeer tussen referente en haar werkgever heeft beoogd aan te geven dat de werkgever het onjuiste adres heeft gebruikt, wordt door de rechtbank als onvoldoende geacht, nu eiseres verder niets heeft overgelegd waaruit blijkt dat hetzelfde adres door zowel eiseres als referente naar buiten toe wordt gebruikt. De gezamenlijke bankrekening is hiertoe onvoldoende, nu het voor het hebben van een gemeenschappelijke bankrekening niet noodzakelijk is dat beide personen op hetzelfde adres staan ingeschreven en wonen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat uit het door eiseres overgelegde stuk van de Rabobank geen adres blijkt. 2.13. Ten aanzien van het beroep van eiseres op artikel 8 EVRM overweegt de rechtbank nog als volgt. Nu verweerder op goede gronden heeft overwogen dat er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referente is er geen sprake van "family life" als bedoeld in artikel 8 EVRM. Hetgeen eiseres met betrekking tot artikel 8 EVRM heeft gesteld behoeft derhalve dan ook geen verdere bespreking.
Zaaknummer: Awb 10/14071
blad 5
2.14. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat eiseres niet (langer) voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning aan haar is verleend. Verweerder heeft derhalve terecht, overeenkomstig het door hem gevoerde beleid, de verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht. 2.15.
Het beroep is derhalve ongegrond.
2.16. Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
Zaaknummer: Awb 10/14071
3.
blad 6
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. S.M. Schothorst en in het openbaar uitgesproken in tegen woordigheidvan mr. G.G. Doornbos als griffier op 13 augustus 2010.
de griffier
de rechter
)
)
Tegen de uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 'sGravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling^op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht, één of meer grieven tegön de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 is niet van toepassing. Afschrift verzonden:
1 6 AUG 2fl»
.10-SEP-2010 15:49
From:030a3l91B9
Pasc:I'll
advocatenkantoor mr. h.k. jap-a-joe
utrecht,
advocaat condidoot notaris mr. r. v e e r k a m p mr. h.s.k. j o p - a j o e mr, c.t.w. v o n d i j k advocaten
10 september 2010 Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 16113 2500 BC 'S GRAVENHAGE
RAAD VAN STATE
tevens per fax 070-3651380
INGEKOMEN
1 0 SEP 2010
HOGER BEROEP VREEMDELINGENZAKEN Geeft eerbiedig te kennen:
!':'
ZAAKNR. Z O « 0 O 3 9 « f f
""
AAN;
""
V \
BEHANDELD PD:
wonende te
.,jj'
PAR:
ter zake dezer domicilie kiezende
te Utrecht, Maliestraat 5 (3581 SH), ten kantore van de advocaat Mr. H.K. Jap-A-Joe, die door haar ten deze tot gemachtigde is gesteld en als zodanig dit hoger beroepschrift ondertekent; dat zij tijdig in hoger beroep komt van de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage (zittinghoudende te Groningen) d.d. 13 augustus 2010; een kopie van de uitspraak gaat hierbij; dat de zaak betreft: intrekken verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "verblijf bij partner
in het kader van gezinsvorming";
dat ondergetekende verklaart tot het instellen van dit hoger beroep bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door appellante, geboren op
vreemdelinge van
Surinaamse nationaliteit; dat zij zich met de uitspraak niet kan verenigen; dat haar grieven luiden als volgt: edh postadres: postbus 13244 3507 Ie utrecht bezoekadres: maliestraat 5 3581 sh utrecht telefoon: 030 233 12 30 fox: 030 231 91 09 e-mail:
[email protected]
1
10-5EP-E01B 15:58
From: 8302319109
Page^ll
Q&A75 A
<&<3Œ
advocatenkantoor GRIEF I Ten onrechte overweegt de rechtbank in het a quo sub 2.12: "Nu verweerder, gelet op het voorgaande, deugdelijk heeft gemotiveerd dat er tussen eiseres en referente sprake is van een schijnrelatie, is het aan eiseres om het tegendeel te bewijzen. Hierin is eiseres niet gestaagd. Hoewel eiseres en referente beiden in de GBA staan ingeschreven op het adres Van der Pekstraat te Utrecht, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij daar ook feitelijk samen met referente woont. Zo heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij naar buiten toe eenzelfde adres voert, bijvoorbeeld naar de werkgever, de belastingdienst en de zorgverzekeraar. De stelling van eiseres dat zij middels het door haar overgelegde mailverkeer tussen referente en haar werkgever heeft beoogd aan te geven dat de werkgever het onjuiste adres heeft gebruikt, wordt door de rechtbank als onvoldoende geacht, nu eiseres verder niets heeft overgelegd waaruit blijkt dat hetzelfde adres door zowel eiseres als referente naar buiten toe wordt gebruikt. De gezamenlijke bankrekening is hiertoe onvoldoende, nu het voor het hebben van een gemeenschappelijke bankrekening niet noodzakelijk is dat beide personen op hetzelfde adres staan ingeschreven en wonen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat uit het door eiseres overgelegde stuk van de Rabobank geen adres blijkt."
Toelichting Vooropgesteld zij dat hetgeen eerder in deze door of namens appellante en referente is vermeld en gesteld als in dit hoger beroep opgenomen dient te worden beschouwd. Zij blijven er mitsdien bij een duurzame en exclusieve relatie met elkander te onderhouden.
De wijze waarop de rechtbank tot de slotsom komt dat appellante niet geslaagd Is in het tegenbewijs betreffende de stelling van verweerder als zou in casu geen sprake edh
2
40-SEP-2010 15:50
From:0302319109
Pa9e:3'll
Ii,*?*»iwtSjC'..V --i.'
advocatenkantoor zijn van een duurzame en exclusieve relatie ontmoet bij haarde volgende kritiek: - de rechtbank heeft sub 2.2 in het a quo een overzicht gegeven van de gegevens die door appellante en referente waren aangedragen; enkele van deze gegevens zijn onbesproken gebleven in het a quo met name in het hiervoor geciteerde; het betreft: schrijven
de dato 8 oktober 2007, foto, de mededelingen van
appellante en referente tijdens de hoorzitting; de rechtbank heeft mitsdien in de visie van appellante ten onrechte de voor haar positieve gegevens niet alle bij de overwegingen betrokken; - het mailverkeer met de werkgever wordt door de rechtbank onvoldoende geacht omdat er geen andere gegevens zouden zijn overgelegd waaruit blijkt dat appellante en referente hetzelfde adres naar buiten toe gebruiken; dit is echter feitelijk onjuist: zie de brief van
voornoemd, de
werkgeversverklaring en de verklaring van het bureau voor familierechtelijke zaken welke beide laatste stukken zich in het dossier bevinden betreffende de aanvraag advies mw de dato 13 juli 2009 door appellante gedaan alsmede de betreffende aanvraag zelve; - het criterium, te weten: hetzelfde adres naar buiten toe gebruiken Is door verweerder niet gehanteerd en ook niet in de regelgeving van verweerder terug te vinden; de rechtbank heeft hier een nieuw criterium ingevoerd hetwelk in de voorfase en in bezwaar niet aan de orde was (gesteld); dit komt niet juist voor; - met betrekking tot het overgelegde stuk van de Rabo bank: mogelijk wordt bedoeld ABN-AMRO bank; uit het van die laatstgenoemde bank overgelegde stuk blijkt inderdaad niet een adres; doch daarop was door verweerder niet gewezen; verweerder meende dat uit dit stuk niet kan worden afgeleid dat appellante en referente daadwerkelijk gebruik maken van de rekening voor hun gemeenschappelijke huishouding; de rechtbank lijkt hier verweerder te hulp te komen; hoe het ook zij: nu dit punt niet edh
3
10-SEP-2010 15:51
Pa9e:4'll
From:030E319109
advocatenkantoor eerder door verweerder aan de orde was gesteld kon dit in beroep geen rol meer spelen (zo al van belang); zowel de rechtbank als verweerder hebben overigens in de visie van appellante ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken hetgeen appellante en referente kennelijk beoogden met het door hen bij hun schrijven van 9 november 2009 overleggen van dit stuk te weten kenbaar maken dat zij partners zijn blijkende uit het hebben van een gemeenschappelijke bankrekening.
Naar appellante meent is het a quo gezien voormelde kritiek mitsdien niet voldoende zorgvuldig voorbereid en deels niet juist. GRIEF II Ten onrechte overweegt de rechtbank in het a quo sub 2.14: "Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat eiseres niet (langer) voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning aan haar is verleend. Verweerder heeft derhalve terecht, overeenkomstig het door hem gevoerde beleid, de verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht." Toelichting Zowel in bezwaar als in beroep is door appellante (subsidiair) aangevoerd dat er geen enkele reden is om de verleende vergunning met terugwerkende kracht in te trekken met ingang van 2 november 2007. Verweerder reageert daarop niet in de beslissing op het bezwaar. De rechtbank vult dit manco in: het zou conform het beleid van verweerder zijn. Voor zover appellante bekend, is er geen beleidsregel die voorschrijft de vergunning met terugwerkende kracht in te trekken in gevallen als de onderhavige en daarbij
edh
4
10-SEP-2010 15:51
From:0302319109
Page:5^11
Q&A1S A
GS7@(X
advocatenkantoor terug te gaan tot de dag van eerste verlening. In ieder geval heeft verweerder geen melding gemaakt van een dergelijk beleid. Dit betekent mitsdien dat hiertegen geen verweer is of kon worden gevoerd door appellante hetgeen niet juist of zorgvuldig is. Uit de door verweerder verzamelde gegevens blijkt overigens niets ten nadele van appellante omtrent het verleden. MITSDIEN het de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State moge behagen de uitspraak waarvan hoger beroep te vernietigen. met veroordeling van verweerder (ex artikel 8:75 Awb) in de kosten die appellante in verband met de behandeling van de onderhavige procedure redelijkerwijs heeft moeten maken.
edh
5