Raad
vanStatc 200906664/1 / V I . Datum uitspraak: 24 december 2009
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 5 augustus 2009 in zaak nr. 08/43276 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
2 0 0 9 0 6 6 6 4 / 1 /V1
1.
2
2 4 december 2 0 0 9
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2 0 0 7 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Bij besluit van 25 november 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris, het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar, almede het door de vreemdeling gemaakte bezwaar tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag van hem om op hem artikel 6 4 van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 (hierna: de V w 2000) toe te passen, ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 5 augustus 2 0 0 9 , verzonden op 17 augustus 2 0 0 9 , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 31 augustus 2 0 0 9 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de V w 2 0 0 0 , kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 0 0 9 0 6 6 6 4 / 1 /V1
3.
3
2 4 december 2 0 0 9
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w . g . Offers lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Klein Nulent ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2 0 0 9 1 54-620. Verzonden: 2 4 december 2 0 0 9 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze.
mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
31/03 2009 15:01 FAX 0736145540
BLAAS VD GRINT
*I/.AUIU(/|J9 12:54
NR(92
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplsats 's-Hettogenbosoh Sector bestuursrecht Zaakauinmer: AWB OS/43276 Uitspraak van de enkelvoudige kamer van S augustus 2009 inzake geboren op van Ivoriaanse nationaliteit, eiser, gemachtigde mr. P.A. Blaas, tegen de staatssecretaris van Justitie te Den Haag, verweerder, gemachtigde mr F.ït Baeten. Procesverloop Bij besluit van 2 S september 2007 heeft verweerder do aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfevergurming regulier voor bepaalde tyd in de zin van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), met als doel "medische behandeling" afgewezen wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mw). Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 25 november 2008 ongegrond verklaard. Bij dit besluit is tevens het bezwaar van eiser van 2S november 2007, dat gericht vas tegen defictieveweigering omtoepassingte geven aan artikel 64 van de Vw 2000, ongegrond veiklaard. Bovendien heeft verweerder d&ez medegedeeld dat hij de behandeling van een in te dienen beroepschrift niet in Nederland mag afwachten. Eiser heeft op 0 december 2008 tegen laatstgenoemd besluit beroep ingesteld. Tevens heeft eiser de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht ©en voorlopige voomening te treffen, inhondeade dat het verweerder wordt verboden eiser uit te zetten, zolang nog niet op het beroep is beslist Deze procedure is geregistreerd onder nummer AWB OS/43277, De zaak is behandeld op de zitting van 31 juli 2009, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door 2ijn gemachtigde, Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
S 2009 15:01 FAX 0736145540
BLAAS VD GRINT
^
WR. 921
0 0 5
P. 3
AWB 08/43276
5
Overwegingen 1. Aan de orde is de vraag of het besluit van 25 november 2008 in rechte stand kan honden. 2. Het wettelijk kader is als volgt. 3. Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan een aanvraag tot net verlenen van een verblyfivergumitagvoor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 worden afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige m w die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verbHjfevergunniag is aangevraagd. 4. Op grond van artikel 3.71, eerste hd, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tjjjd als bedoeld in artikel 14 van de V\y 2000 afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mw. 5. Jh artikel 17 van de Vw 2000 en in artikel 3-71, tweede lid, van het Vb 2000 is een aantal categorieën vreemdelingen genoemd die zijn vrijgesteld van het vereiste bezit van een m w . Daarnaast is in artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 bepaald dat Onze Minister (staatssecretaris) het eerste lid van dit artikel buiten toepassing kan laten, voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbüiijfcheid van overwegende aard. 6. Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde rijd niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mw, indien het een vreemdeling hetreß voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen. 7. Volgens paragraaf Bl/4.1.1 van de Vreemdelingendrculaire 2000 (hierna Vc 2000) dient voor deze vrijstelling beoordeeld te worden of de vreemdeling in staat is te reizen naar zijn land van herkomst of bestendig verblijf en in staat kan v/orden geacht daar de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mvv-aanvraag. Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst of bestendig verblijf betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling, Voor de procedurele aspecten wordt in dit kader verwezen naar hoofdstuk BS/4,4. van de Vo 2000, op grond waarvan verweerder ter beantwoording van de vorenbedoelde vraag het BMA van da Immigratie* en Naturalisatiedienst kan verzoeken een medisch advies uit te brengen. 8. Volgens paragraaf B8/4.2.2- van de Vc 2000, wordt de medisch adviseur slechts om een gedeeltelijk advies gevraagd, indien de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling onvoldoende is komen vast te staan. De medisch adviseur zal in deze gevallen geen advies worden gevraagd omtrent de vraag of medische behandeling in het herkomstland mogelijk is. De rechtbank acht dit helsid niet kennelijk onredelrjk. 9. Onbetwist is dat eiser ten tijde van de aanvraag om een verhlijfsvergimning regulier onder de beperking "madische behandeling", dan wel ten üjde van het primaire besluit of het besluit op bezwaar niet in het bezit was van een geldige mw. Voorts is niet gesteld of gebleken dat eiser behoort tot één van de categorieën vreemdelingen die ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, b en d tot en met f, van de Vw 2000 dan wel artikel 3.71, tweede lid, van het Vb 2000 van het mw- vereiste zijn vrrjgesteld.
i
08 2009 15:02 FAÏ 0738145540
«l008
BLAAS VD GRINT
i i. n u u , ^ y y y \ l'.OH
NR. 921
P. 4
A WB OS/43276
10, Partij eu hebben zich - kort weergegeven - op de volgende standpunten gesteld. 11, Eiser handhaaft zrjn standpunt dat hij uit Ivoorkust komt Hy heeft gesteld dat het voor hern, gelet op zijn gezondheidstoestand» niet verantwoord is om te reken en in Ivoorkust te verblijven. 12, Verweerder heeft ach op het standpunt gesteld dat de identiteit van eüer onvoldoende is komen vast te staan en dat op grond daarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat niet is gebleken van een medische behandeling waaraan eiser verblijfsrechten kan ontlenen. Wel moet in deze omstandigheden in bepaalde gevallen wel toepassing gegeven worden aan artikel 17, eerste lid, onder c, van de Vw 2000 dan wel artikel 64 van de Vw 2000, aldus verweerder- Derhalve dient uitsluitend met het oog op deze bepalingen een medisch advies te worden opgevraagd. 13, Verweerder heeft in het bestreden besluit erop gewezen dat in de beschikking van 27 oktober- 2003, waarbij de aanvraag tot het verlenen van een ve^hjfsvergunrjing asiel voor bepaalde tijd is afgewezen, is overwogen dat er in zeer ernstige mate getwijfeld wordt aan onder meer de gestelde afkomst en nationaliteit van eiser. De asielaanvraag is afgewezen omdat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig werd geacht Dit standpunt van verweerder is in de uitspraak van deze rechtbank van 30roei2005 bevestigd» De rechtbank heeft in die uitspraak overwogen dat een beroep op artikel 3 van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens (EVRM) in verband met het mogelijk ontstaan van een acute modische noodsituatie niet kan slagen nu eiser zijn afkomst en nationaliteit niet geloofwaardig heeft gemaakt. Verweerder stelt zich op het staodpunt dat hierdoor geen onderzoek kan worden uitgevoerd naar de behaadehnogelijkhedea en medische voorzieningen in relatie tot sociale opvang in het land van herkomst. 14, De rechtbank overweegt als volgt 15, Verweerder heeft terecht overwogen dat het op de weg van eiser ligt om zijn nationaliteit en identiteit aannemelijk te maken. Nu eiser tot heden zijn gpstdd& Ivoriaanse nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt behoefde verweerder de vraag, of eiser in staat kan worden geacht in zijn land van herkomst of bestendig verblijf de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mvv-aanvraag niet te beantwoorden, doch uitsluitend te onderzoeken of eiser in het kader van de toetsing aan esn mogelijke mw-vrijstelling al dan niet in staat is om te reizen. 16, Ingevolge Hoofdstuk S/l 0 van de Vreemdelingencirculaire 2000 blijft de uitzetting op grond van artikel 64 van de Vw 20Ö0 achterwege indien; "-de medisch adviseur aangeeft dat het vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen,* of -dat de stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan; en -de medische behandeling van de betreffende klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of ander land waarheen betrokkene zich kan verwijderen; en - de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze noodsituatie naar verwachting eenjaar of korter zal duren."
i
31/08 2009 15:02 FAX 0736145540
1/.AUG. 20Ô9 1 2 : 5 4
-
141007
BLAAS VD GRINT
92
P. 5
AWB OS/43276
17. Uit het BMA-rapport van 23 september 2008 inzake de medische problematiek van eiser blijkt dat hij bekend is met psychische klachten, zoals herbelevingen, spanningen, angsten en achterdocht. Diagnostisch is volgens de psychiater bij eiser sprake van een posttraumatisch stesssyndroom (KTSS) met psychotische klachten. In het verleden werd eiser hiervoor klinisch behandeld. Thans wordt eiser behandeld/begeleid door een psychiater. De behandeling bestaat uit gesprekken en medicatie, bestaande uit een antipsychoticum, een antidepressivum, een sedetivwn en een anti-parkinsoniniddel. Het is «iet duidelijk hoe laag de behandeling zal duren. Verder blijkt uit het BMA-rapport dat de klachten van eiser in Ivoorkust kunnen worden behandeld en dat de door eiser gebruikte medicatie verkrijgbaar of na bestelling op korte termijn leverbaar is. Indien behandeling uitblijft, is volgens het BMA een medische noodsituatie op korte termijn in de voim van een psychotische decompensatie mogelijk Eiser wordt door het BMA in staat geacht te reizen met de gangbare vervoersmiddelen. Volgens het BMA dient eisertijdensde reis te worden begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige en dient hij de beschikking te hebben over de hem voorgeschreven medicatie. 18. Conform vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de S&ad van State (AbRS, bijvoorbeeld 30 september 2003 UN: AL°041) kan, nu het BMA-advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze volledige informatie versohaft, onder aanduiding van de bronnen, waaraan deze is ontleend en geen concrete, met bewijsstukken onderbouwde, aanknopingspunten zijn aangevoerd voor twijfel aan de juistheid van deze informatie in dit deskundigenbericht, door verweerder bij de besluitvorming op de onderhavige aanvraag van eiser om een veibhjisvergunning worden uitgegaan van de juistheid en volledigheid van dit BMA-advies. De stelling van eiser dat hij in Ivoorkust wordt bedreigd door een doodseskader en dat hij op een dodenlijst staat, dient als asielgerelateerde omstandigheid in deze procedure buiten beschouwing te blijven. ï 9. Eiser heeft zich eerst na het bestreden besluit op artikel 3 van het EVRM beroepen, zonder daarbij te onderbouwen dat zijn uitzetting zal leiden tot een onmenselijke behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM. Indien eiser een aanvraag inhoudely k aan dit artikel getoetst wenst te zien, staat het hem vrij een (herhaalde) asielaanvraag in te dienen. 20. Het beroep is derhalve ongegrond. 21. Voor een veroordeling van één der partijen in de door de andere partij gemaakte kosten bestaat geen aanleiding. 22. Beslist wordt als volgt.
31/08 2009 15:03 FAX 0736145540 [/• AUG. 2UÖ9 1 2 : 5 4
1*200!
BLAAS VD GRINT
ï- 92
P. 6
AWB 08/43276
Beslissing De rechtbank, verklaart het beroep ongegroad. Aldus gedaan door mr. W .P.C.Cr. Derksen als rechter in tegenwoordigheid vsn G.CA. Dlngemans Wierts als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2009.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij: Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Boger beroep vreemdelingenzaken Postbus 20019 2500 EA Den Haag De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vterjvekejt na verzending van de uitspraak door de griffier. Arakei 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer gjieven tegen de uitspraak bevat Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt order meer dat bij het beroepschrift sen afschrift moet-worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Afschriften verzonden:
j J ^jjg 20ÖS
BLAAS VD GRINT
31/08 2009 14:59 FAX 0736145540
iooi
*I
Blaas & Van de Grint a d v o c a. 1: e n
PER POST EN TELEFAX 070-3651380
Road van State t.a.v. afdeling bestuursrec itsr$£jâ^Q Postbus 20019 INGEKOMEN 2500 EA 'S-GRAVENHAGE
.3 1 AUG 2009
Kniiinjiiiineiilaati 11 W H W D '.* Iffrlu^ttrilKJsrh I'osihns 1356 R20C1 HK "s-Hfi-lo^cnbosL-lJ
Tekfoun: 07S-&V2XM2 ToJul'iLx: 073 6I4SS40 K-ni.ilI; inrrirfijblafiSvilncleijrinl.iil
ZAAKNR,"23 0«j Q 6 C£~H AAN: BEHANDELD: DD:
PAR:
Dcrde.nrrkenuif/; INl'J liMiik (S7. [^.53.651 luv S I.if. Uiîhiicr tïi*rdr.njfdclcn Blaus & Vim dt: ( ] r i n l AtJvocnlcn
's-Hertogenbosch, 31 augustus 2009 inzake: / Staatssecretaris van Justitie onze réf.: 00003334 uw réf.: hoger beroep vreemdelingenzaken Geeft eerbiedig te kennen :
D
©
neer
verder te noemen appellant, geboren op in deze zaak gekozen woonplaats kiezende te 5211 WD 'sHertogenbosch aan de Koninginnenlaan 11 ten kantore van advocaat mr P.A. Blaas, die ten deze door appellant als gemachtigde wordt gesteld en die hierbij verklaart door appellant tot het indienen van dit hoger beroepschrift bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn en die als zodanig dit hoger beroepschrift zal ondertekenen. Verweerder in deze is de Staatssecretaris van Justitie, namens deze, de IND, verder te noemen de IND, dossiernummer 0305.01.0116.
Appellant heeft kennisgenomen van bijgevoegde uitspraak van 5 augustus jl. van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenboschr verder te noemen rechtbank, waarbij het namens appellant ingediende beroep regulier ongegrond is verklaard. Appellant kan zich met deze uitspraak nïet verenigen. Hij verzoekt u de uitspraak alsmede het bestreden besluit van de IND te vernietigen. Hiertoe is het navolgende van belang, 3 Grief I De rechtbank heeft in rechtsoverweging 17 ten onrechte gesteld dat het in deze procedure uitgebrachte BMA-rapport van 23 september 2008 inzake de medische problematiek van appellant op juiste gronden door verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd.
ludere ïuuispmkrlijkhr.iH is bq>c.rki lol h d lu-drap, dal onder on/.c ln;rocprtuanHprnl«.;!ijkh(:iri«v(!r/t:k(;rin(f wordl. iiii.bdua.lri. Aiiy liability * h ; i l l b r l i m i t e d to rhe n m n u n l w h i r h is paid o m unili:r i.lii' lïruûs pruffMsiijm.il Nubility policy.
31/08 2009 15:00 FAX 0736145540
BLAAS VD GRINT
©002
Blaas & Van de Grint ;\ d v o c a I c: ri
toelichting: Tussen partijen staat niet ter discussie dat gjle artsen die* appellant tot op heden behandeld hebben van oordeel zijn dat zijn uitzetting, ondanks dat appellant tijdens deze reis kan worden voorzien van anti-psychotica en of begeleiding door een verpleegkundige, ongeacht naar welk land, zol leiden tot een medische noodsituatie in de vorm van een psychische decompensate. Uit medisch oogpunt zijn de behandelend artsen van oordeel dat het onverantwoord is appellant te laten reizen en / of uit te zetten. Verder staat vast dat de BMA-arts bij het opstellen van zijn advies appellant nooit persoonlijk heeft onderzocht en voor de opstelling van zijn rapportage geheel is afgegaan op de informatie die de behandelend artsen hem ter beschikking hebben gesteld. Onder deze omstandigheden tezamen en in onderling verband bezien is het zonder nadere motivatie onbegrijpelijk dat de BMA-arts van oordeel is dat appellant desondanks met het oog op uitzetting zou kunnen reizen. Dit standpunt staat immers lijnrecht tegenover het standpunt van de behandelend artsen zonder dat op enigerlei wijze wordt aangegeven waarom appellant desondanks in staat zou zijn om te reizen. De rechtbank heeft op dit punt in onvoldoende mate onderkend dat de IND niet heeft voldaan aan haar vergewisplïcht en het bestreden besluit om die reden vernietigd dient te worden. 4 Grief II De rechtbank heeft zich in rechtsoverweging 19 ten onrechte op het standpunt gesteld dat appellant zich eerst na het bestreden besluit op artikel 3 EVRM zou hebben beroepen. toelichting; Alleen al uit hef feit dat appellant onbetwist heeft gesteld dat hij in aanvulling op de namens hem ingediende gronden heeft verwezen naar al hetgeen hij in de voorafgaande procedures naar voren heeft gebracht volgt dat appellant zich ook in deze procedure op artikel 3 EVRM heeft beroepen. De rechtbank heeft het beroep op artikel 3 EVRM ten onrechte gepasseerd. Het hele dossier Is als het ware doorspekt met een beroep op artikel 3 EVRM op grond waarvan het onbegrijpelijk is dat de rechtbank heeft overwogen dat appellant eerst na het bestreden besluit zich op dit artikel zou hebben beroepen. Ten overvloede wordt ïn dit kader o.a. verwezen naar de in deze procedure gewezen uitspraak van de voorzleningenrechter van de vreemdelingenkamer 's-Hertogenbosch van 19 maart 2008, AWB 07/ 38442 en de tijdens die terechtzitting namens appellant naar voren gebrachte pleitaantekeningen die nota bene onderdeel uitmaken van het door de IND in deze procedure opgestelde procesdossier waarin namens appellant expliciet Is gesteld dat de IND niet dan wel in onvoldoende mate heeft overwogen of artikel 3 EVRM aan uitzetting dan wel het stopzetten van de medische behandeling alhier in de weg staat waarbij o.a. is verwezen naar de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2ó juli 2007 gewezen onder nummer 200702121 / 1 JV 2007/ 443
31/08 2009 15:00 FAX 0736145540
BLAAS VD GRINT
Ig] 003
Blaas & Van de Grint a tl v o c a t e n
waarbij zover van belang is gesteld dat indien er sprake is van een medische noodsituatie ook in een procedure als de onderhavige aan artikel 3 EVRM getoetst dient te worden. Deze overweging van de rechtbank in de aangevallen uitspraak berust derhalve op een onjuiste lezing van hef dossier. De uitspraak îs in strijd met het bepaalde in artikel 8 : 69 van de algemene wet bestuursrecht. 5 REDENEN WAAROM :
Appellant u eerbiedig verzoekt het ingestelde hoger beroep gegrond te verklaren en de aangevallen uitspraak alsmede het bestreden besluit te vernietigen, kosten rechtens,
\
gemachtigde