1
Raad vanState 200908144/1 A/3. Datum uitspraak: 10 december 2009
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
a p p e n d ! IL,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, van 25 september 2009 in zaak nrs. 09/19597 en 09/19593 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200908144/1 A/3
1.
2
10 december 2009
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 25 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 oktober 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrïft is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200908144/1 /V3
3.
3
10 december 2009
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Borman lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Leeuwen ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2009 373. Verzonden: 10 december 2009 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze.
£ mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
AFSCHRIFT
s\ /
RECHTBANK 's-GRAVENHAGÊ Sector Bestuursrecht vreemdelingenkamer rtevenzittingsplaats Almelo regnr: Awb 09/19597 BEPTDN/DU (voorlopige voorziening) Awb 09/19593 BEPTDN/DU (beroep) uitspraak van de voorzien In gen rech ter inzake:
geboren op van Somalische nationaliteit, IND dossiernummer 090t.27.1238, verzoeker, gemachtigde mr. M.L. Saija, advocaat te Arnhem:
en De Staatssecretaris van Justitie« (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Oravenhage, verweerder, vertegenwoordigd door mr. M- Bu ij s man, ambtenaar ten departemente.
1.
Procesverloop
Op 27 januari 2009 heeft verzoeker een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning. asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 27 mei 2009 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Bij brief van 29 mei 2009 is daartegen beroep ingesteld, Verzoeker mag de behandeling daarvan niet in Nederland afwachten. Bij verzoek van 29 mei 2009 is verzocht.de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep is beslist. Het verzoek is voorzien van gronden bij brief van 23 Juni 2009. Bij fax van 16 september 2009 heeft verzoeker nadere stukken ingediend. Het verzoek is ter zitting van 17 september 2009 behandeld, Verzoeker en zijn gemachtigde
zijn met kennisgeving niet verschenen. Yerweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2, Overwegingen De voorzieningenrechter stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste Hd, Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter zal toetsen of het
600/
9 0 0 ' d K5Z#
H3IY00A0Y YPIY5 N3
tf303Hd
96ûZ0LC92ie00 9 t : CI
eGOZ'VAO'ZZ
Zaaknummer: AWB 09/19597 BEPTDN/DU en 09/19593 BEPTDN/DU
blad 2/5
beroep een redelijke kans van slagen heeft en of bij afweging van de betrokken belangen uitzetting van verzoeker in afwachting van de beslissing op beroep moet worden verboden. Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. kan hij, ingevolge artikel 8:86 Awb. onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Ingevolge artikel 30, eerste lid. aanhef en onder a. Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, afgewezen, Indien een ander land. partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval is van toepassing Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van de Europese Unie van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt Ingediend (hierna: Vo 343/2003). Italië heeft niet tijdig gereageerd op het terugnameverzoek, zodat dat land op grond van artikel 20. eerste lid, aanhef en onder c. Vo 343/2003 wordt geacht in te stemmen met terugname van verzoeker. Verzoeker heeft aangevoerd dat Nederland het asielverzoek aan zich dient te trekken en voert daartoe het volgende aan.
Italie heeft verzoeker in het bezit gesteld van een zogenaamde "sogiorno". DU is een verblijfsvergunning, die driejaar geldig is. Na verlening van deze vergunning heeft verzoeker geen hulp meer gekregen van Italie. Verzoeker kreeg geen huisvesting, geen uitkering, geen eten en geen ziektekostenverzekering. Tevens werd hem geen toegang tot de medische voorzieningen verleend. Toen hij zijn sogiorno kwijtraakte kreeg hij geen nieuw document meer. In Italie is verzoeker tevens slachtoffer geworden van racisme. Er werden stenen en eieren naar verzoeker gegooid. Hij heeft daarvoor geen bescherming van de Italiaanse autoriteiten gekregen. Verzoekers relaas komt overeen met dat van vele andere asielzoekers, die in Italië zijn verbleven. Verzoeker stelt dat de omstandigheden in Italië mensonterend zijn en in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 13 van de Richtlijn 2003/9/EO van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (hierna: Opvangrichtlijn), de artikelen 9 en 11 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVE5CR) en de artikelen 3 en 31 van het Europees Sociaal Handvest (ESH). Het feit dat Italië de - Opvangrichtlijn niet nakomt wordt ondersteund door de-Europese Commissie: Verzoeker verwijst daarvoor naar het rapport van de Europese Commissie van 26 november 2007 betreffende de omzetting van de Opvangrichtlijn. Voorts heeft verzoeker gewezen op de door het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM ) op 4 juni 2009 getroffen interim measure waarbij het EHRM de Nederlandse overheid verboden heeft de uitzetting van een Somalische asielzoeker te effectueren. In die interim measure heeft het EHRM de Nederlandse overheid tevens verzocht aan te geven naar welk deel van Somalië hij de betreffende asielzoeker wil uitzetten. Verzoeker stelt dat, nu niet betwist is dat hij uit Somalië komt, hij in aanmerking dient te komen voor een verblijfsvergunning op grond van het categoriaal beschermingsbeleid. In dit verband stelt verzoeker dat Nederland het categoriaal beschermingsbeleid dat gold voor Somalië ten onrechte heeft afgeschaft.
600/ 900'd ÏEÏZ»
MaiYOOAQY YflYS NH H303I1d
9SQZOLZ3ZIZQ0
Ll-'Zl
600Z'IMO*£Z
Zaaknummer: A W 8 09/19597 BEPTDN/DU en 09/19593 BEPTDN/DU
biad 3/5
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Op grond van artikel 3, tweede lid, Vo 343/2003 is elke staat bevoegd om de behandeling van een bij hém ingediend asielverzoek- ondanks het feit dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling ervan- aan zich te (rekken. In zijn algemeenheid mag ervan worden uitgegaan dat de lidstaten het beginsel van nonrefoulement eerbiedigen. Het is aan de vreemdeling om op grond van concrete, op de individuele zaak betrokken feiten en omstandigheden aannemelijk Ie maken dat dit in dit geval wat betreft Italie anders is. Verzoeker is hierin niet geslaagd. Verzoeker heeft zijn verklaringen omtrent de Italiaanse asielprocedure op geen enkele wijze onderbouwd. Met de enkele verklaring dat zijn relaas overeenkomt met hetgeen andere asielzoekers in Italië is overkomen heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat er concrete aanwijzingen bestaan dat Italië de internationale verdragverplichtingen jegens hem niet nakomt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat - verweerder daarbij het gegeven heeft mogen betrekken dat het feit dat verzoeker In eerste instantie zijn verblijf in Italië verzwegen heeft afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van ' verzoekers verklaringen over hetgeen hij in Italië allemaal heeft meegemaakt Voor zover verzoeker stelt dat hij In ttalid slachtoffer is geworden van racisme overweegt de . voorzieningenrechter dat verzoeker in voorkomende gevallen bij de (hogere) Italiaanse autoriteiten om bescherming kan vragen. Nu verzoeker die bescherming niet heeft gezocht, is niet aannemelijk dat de autoriteiten hem niet willen of kunnen beschermen. Verweerder behoefde in dit betoog dan ook geen reden te zien het asielverzoek onverplicht aan zich te trekken. Voor zover verzoeker zich er op beroept dat Italië zich niet houdt aan de Opvangrichtlijn en de Definitierichtlijn, overweegt voorzieningenrechter dat deze grief zich richt tegen de inhoudelijke beoordeling van het asielverzoek van verzoeker. Deze grief moet verzoeker In Italië inbrengen en moet ook door dat land beoordeeld worden. Hetzelfde geldt met betrekking tot het beroep van verzoeker op het ESH en het IVESCR. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij daarvoor In Italië niet de mogelijkheid krijgt of heeft gekregen. De gestelde gebrekkige wijze waarop de opvangrichtlijn door Italië wordt toegepast, betekent nog niet dat Italië zich niet aan de refoulementverboden zal houden. In het gegeven dat in Italië de opvangvoorzieningen anders geregeld zijn dan in Nederland heeft verweerder geen aanleiding hoeven te zien de asielaanvraag van verzoeker aan zich te trekken. Ten aanzien van. verzoekers beroep op de door het EHRM op 4 juni 2009 in een andere zaak getroffen interim measure overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker deze interim measure niet heeft overgelegd, zodat de voorzieningenrechter niet kan beoordelen of het om cen vergelijkbare casus gaat en /of de interim measure getroffen is met het oog op hetrisicodat Italië de desbetreffende vreemdeling zaJ uitzetten naar het land van herkomst. Voor zover verzoeker een beroep doet op de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem van 20 juli 2009, overweegt de voorzieningenrechter dat, nu deze grief eerst bij brief van 16 september 2009 is aangevoerd en verweerder zich tegen het inbrengen van deze grief heeft verweerd, hij deze grief wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing laat.
600/ LOO'd t£IZ#
N3IYOOAOY YPIY3 N3 HSOSIld
9602OZ.E9ZTE00 9T ='EX 6002'JMO*SZ
Zaaknummer: AWB 09/19597 BEPTDN/DU en 09/19593 BEFTDN/DU
blad 4/5
De rechter komt voorts niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van verzoekers stelling dat het categoriaal bescherming* bel cid met betrekking tot Somalië ten onrechte is afgeschaft en dat hem daarom op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, van de Vw 2000 een vcrblijfsgunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw 2000 dient worden verleend. De voorzieningenrechter overweegt daarbij, zonder zich uit te laten over de vraag of het categoriaal beschermingsbeleid voor Somalie* al dan niet terecht is afgeschaft, dat het in onderhavige procedure (slechts) gaat om de beoordeling van de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van verzoeker. Ook Indien Nederland ten aanzien van asielzoekers afkomstig uit Somalie wel een categoriaal beschermingsbeleid zou voeren levert dit geen concrete aanwijzing op aan de hand waarvan verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat Italie de op dat land rustende Internationale verplichtingen jegens hem niet zal nakomen. Verweerder is derhalve ook niet gehouden de behandeling van het asielverzoek om die reden aan zich te trekken. Het beroep heeft geen redelijke kans van slagen, zodat het verzoek wordt afgewezen. Omdat nader onderzoek niet tot een andere uitkomst zal leiden, verklaart de voorzien in genree h ter. met toepassing van artikel 8:86 Awb, tevens het beroep ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van deze zaak redelijkerwijs heeft moeten maken.
500/
800'd
SEt2#
N3IY00AGY YCIYS N3
H353nd
9S0ZQLZ9ZXZO0
9X :*ET 6 0 0 2 * I>iO ' £Z
Zaaknummer: AWB 09/19597 BEPTDWDUen 09/19593 BEPTDN/DTJ
1
blad 5/5
Beslissing
De voorzien ingenrechter: wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af; verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. J.H. Keuzenkamp, rechter, en door deze en mr. Ü.M. Middelhuls, als griffier ondertekend De griffier,
De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op
*-
çpp ««.
Tegen deze uitspraak, voorzover daarbij in de-hoofdzaak Is beslist, kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak-rande Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113,2500 BC 's-Oravenhage. Artikel 83 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Afschrift verzonden:
2 5 S E P 2009
VÜORArSCriHil-'i CONFORM, DEGHlFr'iERVAN _ , ;HTBANKTE'S-GRAVENHAGÉ
600/ 500'd iZiZH
N3IY00AQY YJTIVS N3 yaOSITd
96O2O£.E9JÏC00 61 :*ET êoOZ ' L'AO ' £Z
23.OiCr.20C9 1 3 . : i 5 003125370209. PLISGSR 3>; SAIJA ADVOCATEN
»2iil
P.001 /009
RAAD VAM 3TATS INGEKOMSN
PLIEGER & SAIJA
2 3 0K[ 2009
zwad. '
ADVOCATEN
7/>o'/Otïfwy \/S
AAN: BEHANDELD: QD:
. PAR:
Advocaten Mw. mr. E Dsrksen Mr. R. Piieger Mw. mr. M.L Saija Mr. AH. Staring Mr.P.Gw.vanWöes
Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113
Baioskadres Eusabiusbuitensingel 3
350ÛBC's-GRAVENHAGE
Postbus 703 3800 AS Arnhem
Arnhem, 21 oktober 2009
tel. 026-3702026 fax 02S-3702098 Pfàger-saija-advocatenÇi'hatnel.nl ww.plidgef'SBija-advocäteiint
Appelschrift Betreft v-nummer INDnr.
: 0901.27.1238
Geeft eerbiedig te kennen, Appellant, nationaliteit, verblijvende te zake domicilie kiezende ten Kantore van advocaat mr lui o •
, van Somalische , te dezer , ~ tei gesteld en als
MACHTIGING Gelet op het bepaalde in artikel 70 van de Vitemdellnoeiiu«* 9nnn
t,
"^•^TÄsaa^^,
2 3 . OKT. 2029 13.: 15 0031263702096
PLIEGER SN SAIJA ADVOCATEN
O
#2434 P.002 / 0 0 9
PLIEGER&SAIJA ADVOCATEN
De heer hierna te noemen appellant, kan zich niet verenigen met de uitspraak v * rechtbank Almelo, noch met de overwegingen die hieraan ten grondslag liggen en wel om de navolgende redenen. ï. Procesverloop Appellant heeft op 27 januari 2009 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediei«;. Bij besluit van 27 mei 2009 heeft de Staatssecretaris de aanvraag afgewezen. Bij brief van 29 mei 2009 is daartegen beroep ingesteld. Onderhavig hoger beroepschrift richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo d.d. 25 september 2009. In geneomde uitspraak wordt het verzoek van appellant om uitzetting achterwege te laten tot op het beroep aangaande zijn asielaanvraag is beslist afgewezen en wordt zijn beroep vanwege bet ontbreken van kans van slagen ongegrond verklaard. II. Grieven Grief I De grief van appellant richt zich tegen de gedeelte van de uitspraak van de rechtbank: Voor zover verzoeker zich erop beroept dat Italië zich niet houdt aan de OpvangrichtUjn en de Definitierichtlijn, overweegt de voorzieningenrechter dat deze grief zich richt tegen de inhoudelijke beoordeling van het asielverzoek van verzoeker. Deze grief moet verzoeker in Italië inbrengen en moet ook door dat land beoordeeld worden Hetzelfde geldt met betrekking ot het beroep van verzoeker op het SSH en het 1VESCR. Verzoeker heefi niet aannemelijk gemaakt dat hij daarvoor in Italië niet de mogelijkheid'krijgt ofheefi gekregen De gestelde gebrekkige wijze waarop de opvangrichtUjn door Italië wordt toegepast, betekent nog niet dat Italië zich niet aan de refoulementverboden zal houden, In het gegeven dat in Italië de opvangvoorzieningen anders geregeld zijn dan in Nederland heeft verweerder geen aanleiding hoeven te zien de asielaanvraag van verzoeker aan zich te trekken. Toelichting 1 Appellant merkt op dat de rechtbank voorbij gaat aan de mensonterende manier waarop Italie omgaat met zijn asielzoekers en immigrantea Weliswaar zou appellant zich feitelijk in Italia op de in de gronden aangevoerde bepalingen, zoals de Opvangrichtlijn dienen te beroepen, echter zoals reeds aangevoerd, had klagen bij de autoriteiten absoluut geen zin.
23.ÛKT.2009 13.: 15 00 312637 02096
PLIEGER EN SAIJA ADVOCATEN
O
#2*3i P.Û03 /Q09
PLIEGER&SAI/A AÛVOCAIIN
2 Procedures zijn vaak tijdrovend en de uitkomst blijft onzeker. Daar komt bij dat juridische bijstand uiterst kostbaar is. Zoals reeds door appellant tijdens de gehören naar voren gebracht is gebleken, dat appellant geen middelen heeft, om zich feitelijk in Italië te handhaven en hij heeft geen middelen om een advocaat in te schakelen. Dit is terug te voeren op de wijze waarop Italie met asielzoekers omgaat Zoals door appellant, onder meer in de zienswijze is naar voren gebracht, is appellant door de Italiaanse autoriteiten op straat gezet en diende hij direct de opvang, welke bij als asielzoeker genoot, te verlaten. Hierna heeft hij geen enkele hulp meer ontvangen van de Italiaanse autoriteiten. Appellant had geen recht op huisvesting, geen recht op een uitkering, eten, ziektekostenverzekering en bad geen enkele toegang tot enige medische voorziening. Appellant was verstoken van alle voorzieningen en was gedwongen om op straat te leven. Hij heeft buiten mpetn slapen en kwijnde weg van de honger. Appellant heeft zijn verblijf in Italie nog erger ervaren dan de onveiligheid in Somalie. 6 Zonder vast woonadres is het onmogelijk om aan werk te komen in Italie. Tevens is het niet mogelijk een bankrekening te openen. Appellant spreekt de Italiaanse taal niet. Derhalve kwam appellant in een situatie terecht waar hij niet uitkwam. Het relaas van appellant staat niet op zich en past in de context van de situatie van asielzoekers en immigranten in Italie 7 Het voorgaande wijst uit dat appellant in Italie reeds slachtoffer is geworden van een onmemselijk behandeling in de zin van artikel 3 EVRM. De mensonterende manier waarop Italie omgaat met zijn asielzoekers en immigranten mag als algemeen bekend worden verondersteld. Terugkeer naar diepe armoede zoals appellant in Italie heeft gekend komt feitelijk neer op een onmenselijke behandeling. 8 Appellant is van mening dat uit de manier waarop hij in Italie is behandeld, duidelijk valt af te leiden dat hem bij terugkeer in Italie wederom een onmenselijke behandeling in strijd met artikel 3 EVRM te wachten staat. Hiermee heeft appellant aannemelijk gemaakt dat Italie in overtreding is en zich niet houdt aan internationaal gemaakt afspraken. 9 Door appellant is in de zienswijze en het beroep bgewezen op de de utispraak van het Europese Hof voor de rechten van de Mens in Straatsburg die op 24 februari 2009
23.OKT.£009 13.: 16 003126370209 5
PLIEGEÄ SN SAIJA ADVOCATEN
ô
f12434 P.004 /009
PÜEGER& SM JA ADVÛCATf.t
uitspraak heeft gedaan in de zaak Beh Khemais vs Italië (apll, Nr 246/07). Deze zaak betreft de deportatie van verzoeker door Italia naar Tunesië, waar hij was veroordeel tot 10 jaar gevangenisstraf vanwege Hdmaatschp van een terroristische organisatie. Deze deportatie vond bovendien plaats terwijl er eerder een rule 39 interim measure was toegewe2en. Een land dat een vreemdeling ondanks bovenstaande wil uitzetten is geen land dat zich aan haar verdragsverplichtingen houdt en derhalve geen land om naar teruggestuurd te worden. 10 Tevens heeft appellant venvezen naar het rapport van Thomas Hammarbert, Commissionaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa, van 16 april 2009 waar hij zijn bezorgdheid uit over een aantal aspecten van het Italiaanse asielbeleid. Grief II De grief van appellant richt zich tegen het oordeel van de rechtbank om het beroep op de door appellant overgelegde uitspraak van rechtbank Haarlem van 20 juli 2009, wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten. Toelichting Appellant is van mening dat de door hem overgelegde uitspraak bij de beoordeling van het beroep betrokken had dienen te worden. Immers, de uitspraak is een dag voor de zitting van de behandeling van de voorlopige voorziening, aan de rechtbank overgelegd.
III. Conclusie Om alle genoemde redenen verzoekt appellant het hoger beroep gegrond te verklaren en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Productie: uitspraak rechtbank Almelo