Raad vanState 200808348/1 /V3. Datum uitspraak: 9 april 2 0 0 9
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 21 oktober 2 0 0 8 in zaak nr. 0 6 / 4 1 8 1 9 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200808348/1/V3
1.
2
9 april 2 0 0 9
Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2 0 0 6 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Bij besluit van 14 augustus 2 0 0 6 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 21 oktober 2 0 0 8 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 18 november 2 0 0 8 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris van Justitie heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200808348/1/V3
3.
3
9 april 2 0 0 9
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Brugman, ambtenaar van Staat.
w . g . Offers lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Brugman ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2 0 0 9 205. Verzonden: 9 april 2 0 0 9 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze,
mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
A^i
uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Dordrecht Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer procedurenummer: AWB 06/41819, V-nummer: 051.001.2933,
uitspraak van de enkelvoudige kamer inzake , wonende te
, eiseres,
gemachtigde: mr. C.J. van der Waarde, advocaat te Zwijndrecht, tegen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. H. van Velzen, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. 1. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 20 januari 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna evenals de Staatssecretaris van Justitie aan te duiden als verweerder) afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'verblijf bij echtgenoot'. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 15 februari 2006 bezwaar gemaakt bij verweerder. Bij besluit van 14 augustus 2006 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 22 augustus 2006 beroep ingesteld. De zaak is op 2 september 2008 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Voorts is ter zitting verschenen P.N. Kuipers, tolk. Verder is ter zitting verschenen J.Q. Zhou, de echtgenoot van eiseres.
procedurenummer: AWB 06/41819
2
2. Overwegingen 2.1. wettelijk kader 2.1.1. Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is Onze Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 (van de Vw 2000) worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. 2.1.2. Ingevolge artikel 3.71, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mw. Ingevolge artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 kan Onze Minister het eerste lid buiten toepassing laten, voorzover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. 2.1.3. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) heeft een ieder recht op respect voor zijn familie- en gezinsleven. Ingevolge artikel 8, tweede lid, van het EVRM is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafrjârë~feiten, dë~bescfiermuTgvan dëgëzöndheid of de góéde zeden" of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. 2.2. Het bestreden besluit en het verweer 2.2.1. Het bestreden besluit strekt tot handhaving van het primaire besluit van 20 januari 2006. In het bestreden besluit heeft verweerder, kort samengevat en voor zover van belang voor de beoordeling van het beroep, het volgende overwogen. Ei seres is niet in het bezit van een geldige mw. Vrijstelling van het mvv-vereiste wordt slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen verleend. Dat ei seres kinderen heeft, stelt haar niet automatisch vrij van het mw-vereiste. Er zijn verschillende mogelijkheden om de kinderen in Nederland op te laten vangen gedurende de afwezigheid van ei seres. Zo heeft de echtgenoot van eiseres aangegeven dat hij kennissen heeft in Nederland waar de kinderen wellicht zouden kunnen verblijven. Daarnaast is het mogelijk de kinderen tijdelijk mee te nemen naar China. Voor zover eiseres stelt dat zij in China nergens kan verblijven, wordt overwogen dat niet wordt ingezien waarom eiseres en haar kinderen niet tijdelijk in bijvoorbeeld een hotel zouden kunnen verblijven. 2.2.2. In het verweerschrift heeft verweerder, kort samengevat, naar voren gebracht dat niet is gebleken dat eiseres al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van een paspoort. Als eiseres zich op het standpunt stelt dat zij buiten haar schuld niet naar China kan afreizen, kan zij dit aan de orde stellen in een daartoe geëigende procedure.
procedurenummer: AWB 06/41819
3
Ei seres is haar relatie met referent aangegaan toen haar verblijfsrecht niet onomstreden was en de twee kinderen zijn geboren toen haar verblijfsrecht niet onomstreden was dan wel tijdens illegaal verblijf. De gevolgen van deze keuze moeten geheel voor haarrekeningen risico komen. Het is derhalve aan ei se re s en haar echtgenoot om te bepalen hoe zij de periode overbruggen die is gemoeid met het aanvragen van een mw. Dat ei seres niet wordt vrijgesteld van het mw-vereiste levert geen schending op van artikel 8 van het E VRAI. De belangenafweging is terecht niet in het voordeel van ei seres uitgevallen. In dit kader wordt veel gewicht toegekend aan het belang van de Nederlandse Staat bij handhaving van het mw-vereiste met het oog op een restrictief toelatingsbeleid. Het niet vrijstellen van het mw-vereiste betekent niet dat ei sere s het uitoefenen van het het familieen gezinsleven hier te lande nimmer zal worden toegestaan. 2.2.3. Ten slotte heeft verweerder naar voren gebracht dat het ter zitting door eiseres gedane beroep op de uitspraak van 31 januari 2006 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) inzake Rodrigues da Silva en Hoogkamer (JV 2006, 90) ter bescherming van de goede procesorde buiten beschouwing moet blijven. Subsidiair heeft verweerder gemotiveerd betoogd dat de betreffende zaak niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. 2.3. de gronden van beroep Eiseres heeft, kort samengevat en voor zover van belang voor de beoordeling van het beroep, het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd. Eiseres probeert al jaren tevergeefs om documenten te krijgen waarmee zij kan terugreizen naar China. Het aanvragen van een Chinees paspoort heeft echter geen enkele zin. Als men langer dan vijfjaar weg is uit China, wordt dat niet verstrekt Eiseres is als minderjarig kind naar Nederland meegenomen en bij een landgenoot gebracht, waar zij voor kost en inwoning moest werken. Eiseres verblijft al jaren in Nederland. Zij is getrouwd en heeft twee kinderen, haar echtgenoot kan hét gezin onderhouden. Eiseres wil hier in alle rust voor haar gezin zorgen, zodat haar kinderen als gewone Nederlandse kinderen kunnen opgroeien en niet als 'verschoppelingen door het leven moeien. Ook een verblijf In China gedurende drie maanderrlevert een schending op van artikel 8 van het EVRM. Eiseres doet in dit verband een beroep op de uitspaak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 16 maart 2007 (LJN BA1059). Ter zitting heeft eiseres gewezen op de uitspraak van 31 januari 2006 van het EHRM inzake Rodrigues da Silva en Hoogkamer. Het oudste kind is leerplichtig en haar echtgenoot moet voltijds werken om aan het inkomensvereiste te blijven voldoen, zodat hij niet voor de kinderen kan zorgen. De kinderen van eiseres kunnen slechts twee tot drie dagen bij kennissen van haar echtgenoot verblijven. In China kan eiseres niet in haar levensonderhoud voorzien en een hotel kan zij niet betaten. Het is onredelijk dat eiseres wel in Nederland heeft mogen trouwen zonder papieren, maar niet wordt vrijgesteld van het mw-vereiste. Als eiseres in aanmerking was gekomen voor verblijfsaanvaarding op grond van het generaal pardon, zou het mw-vereiste niet zijn tegengeworpen. 2.4. beoordeling 2.4.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraken van 26 juni 2003 (JV 2003/357) en 9 december 2003 (JV 2004/63), komt verweerder bij de toepassing van artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 een ruime beoordelingsmarge toe en kan toepassing van deze hardheidsclausule beperkt blijven tot zeer uitzonderlijke gevallen. De weigering van verweerder om in een bepaald geval toepassing te geven aan die clausule zal de toetsing in rechte slechts dan niet kunnen doorstaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder bij
procedurenummer: AWB 06/41819
4
afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten. Gelet op deze jurisprudentie staat ter beoordeling van de rechtbank of verweerder zich in het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toepassing van artikel 3.71, eerste lid, van het Vb 2000 in het geval van eiseres geen onbillijkheid van overwegende aard oplevert en of dit standpunt in het bestreden besluit deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe het volgende. 2.4.2. De verwijzing van eiseres naar de regeling met betrekking tot het zogenoemde generaal pardon bevat geen aanknopingspunten voor de conclusie dat verweerder niet in redelijkheid aan het mvv-vereiste heeft kunnen vasthouden. De rechtbank stelt voorop dat deze regeling na het bestreden besluit tot stand is gekomen. Bovendien is namens eiseres ter zitting desgevraagd verklaard dat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van een vergunning tot verblijf in het kader van het generaal pardon. Voor zover eiseres heeft willen betogen dat de regeling met betrekking tot het generaal pardon onredelijke elementen heeft en daarom aanpassing behoeft, laat dit de rechtmatigheid van het bestreden besluit evenzeer onverlet, reeds omdat het bestreden besluit en niet de regeling ter toetsing voorligt 2.4.3. Het betoog van eiseres dat de Chinese autoriteiten niet zullen meewerken aan een al dan niet tijdelijke terugkeer naar China leidt evenmin tot de slotsom dat verweerder niet in redelijkheid aan het mw-vereiste heeft kunnen vasthouden. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat eiseres al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van een paspoort of een vervangend reisdocument. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft eiseres verklaard dat zij zich nimmer tot de Chinese autoriteiten heeft gewend ter verkrijging van documenten. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat dit redelijkerwijs niet van eiseres kon worden verlangd. Eiseres heeft een eigen verantwoordelijkheid om het redelijkerwijs mogelijke te doen ter verkrijging van reisdocumenten. Zelfs als zou worden aangenomen dat de Chinese autoriteiten in 2006 en de jaren daarvoor bijna nooit documenten hebben verstrekt aan Chinese burgers die naar eigen zegjpnntëfovéT'documenten b"e"SChlkten7betekent"ditniel dat een poging daartoe-ten-tfjde hier van belang bij voorbaat kansloos was. De na het bestreden besluit ontstane situatie voor wat betreft de afgifte van laissez-passers door de Chinese autoriteiten is rechtens niet relevant, omdat de rechtmatigheid van het bestreden besluit moet worden beoordeeld op basis van de destijds bestaande situatie. 2.4.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het voor rekening en risico van eiseres komt dat zij een gezinsleven in Nederland heeft opgebouwd, terwijl niet duidelijk was of zij hier zou mogen blijven. Mede gelet hierop heeft verweerder er op kunnen wijzen dat de zorg voor haar kinderen gedurende haar terugkeer naar China voor het aanvragen van een mw de eigen verantwoordelijkheid is van eiseres en haar echtgenoot. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in het geheel geen mogelijkheden zijn om de kinderen mee te nemen naar China of in Nederland tijdelijk door haar echtgenoot, eventueel ondersteund door derden, op te vangen. Hetzelfde geldt voor de stelling van eiseres dat zij zich in China zelfs niet tijdelijk staande zal kunnen houden. Dat de burgemeester van Dordrecht eiseres toestemming heeft verleend om in Nederland te trouwen, betekent niet dat verweerder niet aan het mvv-vereiste mag vasthouden.
procedurenummen AWB 06/41819
5
2.4.5. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, bijvoorbeeld haar uitspraak van 9 november 2007 (UN BB8353), zal het tegenwerpen van het mvv-vereiste slechts in uitzonderlijke gevallen een schending van artikel 8 van het EVRM opleveren, omdat de verplichting Nederland te verlaten in beginsel slechts tijdelijk van aard is. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft ei seres dergelijke uitzonderlijke omstandigheden niet gesteld. Het beroep van eiseres op de uitspraak van 31 januari 2006 van het EHRM kan haar niet baten. In de betreffende zaak was het kind van de vreemdeling duidelijk ouder dan de kinderen van eiseres ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Voorts waren de ouders van het kind in de betreffende zaak gescheiden, was het gezag over het kind toegekend aan de Nederlandse vader en was er een omgangsregeling getroffen. Deze naar het oordeel van het EHRM bijzondere omstandigheden doen zich in het geval van eiseres niet voor. Ook overigens is niet gebleken dat de feiten en omstandigheden in de betreffende zaak zozeer vergelijkbaar zijn met die in de onderhavige zaak dat op grond van de uitspraak van 31 januari 2006 van het EHRM moet worden geconcludeerd dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 8 van het EVRM. Het beroep van eiseres op de uitspraak van 16 maart 2007 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, faalt reeds omdat de rechtbank in die uitspraak heeft geoordeeld dat verweerder in de betreffende zaak mocht vasthouden aan het mw-vereiste. 2.4.6. Het beroep is derhalve ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
procedurenummen AWB 06/41819
3. Beslissing Derechtbank's-Gravenhage: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, rechter, en door deze en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend. De griffier,
De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 2 I OKT 2008 Afschrift verzonden op: 5 ] QKT 200B
Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Men wordt verzocht een afschrift van de uitspraak mee te zenden.
1.00 'd
*96
ZtOZZt^ZlO
GÇ=23
8002-TT-8T
OöJlfit Advocate Ronerdsni Mathenesseriaan I 9 > 3 o I 4 Hß fwü.ci«iiV. Telefoon: OO 31 10 2 7 0 7 9 0 9
RAAD VAM STATi INGEKOMEN
Raad Van State
i ? NOt'. 2008
Afdeling Bestuursrechtspraak Postbus 20019 2500 EA 'S-GRAVENHACE
1-y.xwn. 2 6 . c /Ç'o,P3 ^ W. r.PCHAMD£lü:DDÏ
Fax:070-3651380
tnzake: / INO Oen Boscn Onze referentie: D0805100107Î7\HB CW/IB Uw referentie: / Behandeld door C j . van der Waarde Direct email: vanderwaasde&col letinternational.com
Rotterdam, 18 november 2008
Edelachtbaar College, Tot mij wendde zich mevrouw
geboren
, van Chinese nationaliteit, V-nummer belangen te behartigen.
IND-nummer met het verzoek haar
Cliënte heeft mij bepaaldelijk gevolmachtigd om in haar vreemdefingrechtefïjke procedure alle vereist geachte maatregelen te nemen. Cliënte verblijft thans te Dordrecht, maar kiest woonplaats te mijnen kantore aan de Mathenesserlaan 195, 3014 HB Rotterdam. Clië?' - Xan zich niet verenigen met de uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht d.d. 21 oktober 2008 (bijlage 1), verzonden op 21 oktober 2008, vandaar dat zij tegen deze uitspraak thans tijdig hoger beroep indient. Hierbij verklaar Ik, mevrouw mr CJ. van der Waarde, advocaat te Rotterdam, door Ye bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het Instellen van hoger beroep tegen de eerdergenoemde uitspraak
ZOO'd
y.ss
G*:22
eeozzeszio
8002-11-81
Pagina: 2/6 Onze referentie: DO80510010717\HB CW/IB
van de Rechtbank 's- Cravo^UQt. «vCmittingsplaats Dordrecht van 21 <*h)béY ?OO0. w £ het kenmerk AWB nr.06/ 41819. Als belanghebbende en referent van
treedt op haar echtgenoot de heer
_ wenst tegen de uitspraak de volgende grieven in te brengen: grïefJ or.voldoende ingegaan OP hetgeen in beroep is aangevoerd In rechtsoverweging 2.1.2. overweegt de rechtbank: Volgens de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de afdeling), bijvoorbeeld de uitspraken van 26 juni 2003 QV 2003/357) en 9 december 2003 QV2004/63). komt verweerder bij toepassing van artikel 3.71 voerde lid van het Vb 2000 een ruime beoordelingsmarge toe en kan toepassing van deze hardheidsclausule beperkt blijven tot zeer uitzonderlijke gevallen,... Vervolgens stelt de rechtbank in rechtsoverweging 2.4.3. Het betoog van dat de Chinese autoriteiten niet zullen meewerken aan een al dan niet tijdelijke terugkeer naar China leidt evenmin tot de slotsom dat verweerder niet in redelijkheid aan het mw-vereiste heeft kunnen vasthouden... Door de rechtbank wordt ten onrechte overwogen dat niet is gebleken dat appellante al het mog' ? ;\-- heeft gedaan om In het bezit te komen van een paspoort of een vervangend reisdocument. De rechtbank miskent hiermee dat de omstandigheid dat Ye geprobeerd heeft aan documenten te komen en dat dit niet getukt is een omstandigheid is die meegewogen had moeten worden bij de beslissing op bezwaar. Dit klemt temeer daar getracht heeft een geboorteakte te laten overkomen vanuit China voor haar huwelijk in 2004, en dit niet gelukt is en derhalve de burgemeester in Dordrecht ondanks het ontbreken van een geboortebewijs hen toch getrouwd heeft. Immers, weliswaar heeft appellante tüdens de hoorzitting In bezwaar verklaard dat zij zich nimmer persoonlijk tot Chinese autorfteiten heeft gewend, maar dit Is wel door haar echtgenoot gebeurd. Één en ander is ook volstrekt een gewoonte in China: zodra appellante is gehuwd dient zij zich via haar echtgenoot tot de autoriteiten te wenden en niet rechtstreeks. Bovendien is duidelijk dat de laatste twee jaar de Chinese autoriteiten ïn ieder geval al geen reisdocumenten verstrekken aan Chinese onderdanen die langdurig, dat wil zeggen langer dan vijfjaar, uit China zijn vertrokken.
eoo'd
y.sB
eeo3se92io
09 = EZ
OOOZ-TT-ST
Pagina: 3/6 Onze referentie: DOSOS10010717\HB CW/1B
Verweerder heeft dit niet weersproken, en evenmin yirm«.,^«^*;; «n.-erfegi. ";• ^ M ? . ^ * h daarbij voorbijgegaan aan de stelling dat de wel bij de Chinese ambassade is geweest, en heeft zo haar uitspraak onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Grief II Niet dan wel onvoldoende ingegaan OP aangevoerde gronden In rechtsoverweging 2.4.4. overweegt de rechtbank: Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen ste/ien dat het voor rekening en risico van eiseres komt dat zij een gezinsleven in Nederland heeft opgebouwd, terwijl niet duidelijk was of zij hier zou mogen blijven Ten onrechte overweegt de rechtbank in de tweede alinea onder 2.2.2. dat de gevolgen van de keuze (dat appellante haar verblijfsrecht is aangegaan tijdens een niet onomstreden verblijfsrecht in Nederland) voor haar rekening dienen te blijven. Hierbij worden de belangen van de kinderen volledig over het hoofd gezien. In de Internationale regelgeving Is verwoord in ondermeer artikel 24 van het Handvest van de Grondrechten en in artikel 3 van het Internationaal Kinderverdrag, dat de belangen van minderjarige kinderen In iedere beslissing moeten worden meegenomen. In de uitspraak van het HvJ van de EG van 27 juni 2006 Ov 2006/313) is uitdrukkelijk overwogen dat de artikelen over de belangen van de kinderen rechtstreekse werking in onder andere Nederland hebben nu alle EU-lidstaten het Internationaal Kinderverdrag hebben ondertekend. Hierbij is ook van belang dat indien partijen er voor zouden kiezen om de kinderen tydelijk in Nederland achter te laten het zo zou zijn dat de kinderen tijdelijk het gezelschap van appellante zouden moeten missen. Indien partijen er voor kiezen dat de kinderen meereizen met appellante naar China, dan is duidelijk dat de kinderen tijdelijk het gezelschap van hun vader zouden moeten missen. Ook door het tijdelijk gedwongen uit elkaar verblijven wordt artikel 8 EVRM geschonden nu duidelijk is dat de kinderen momenteel dagelijks met beide ouders contact hebben. Daarbij komt ook nog dat in ogenschouw dient te worden genomen dat met du.deüjk is hoelang het tijdelijke verblijf bulten Nederland zou moeten duren vanwege het ontbreken van documenten en het feit dat de Chinese autoriteiten op grond daarvan al jarenlang geen laissez-passer of andere reisdocumenten verstrekken
*.°0 " d
'/.SS
ZCOZZtSZLO
T9 :22
BOOZ- TT-BT
Pagina: 4/6 Onze referentie: DO605100lO717\HB CW/IB r^.";!::.-r:
: ft
1
i
-inno
Nu niet blijkt dat het beläng van het kind is meegewogen is de bestreden Liîtspfctàk v»> w\ PunS ^voldoende gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Grief III Onjuiste rprhfsoDvatTinq In rechtsoverweging 2.4.5 overweegt de rechtbank: Volgens vaste jurisprudentie van
9
P°" d
*S6
eeozzese^o
19:22
BOOS-U-BT
Pagina: S/6 Ome referentie: D08051OO1O717\HBCW/IB Datum: 1 8 - ) ) - 2 0 0 8
wel degelijk een verblijfsvergunning aangevraagd en heeft Nederland in onderhavige zaak geen economisch belang: de echtgenoot van appellante voldoet aan het ïnkomensvereiste, althans heeft voldoende inkomsten zodat geen beroep op de openbare kas hoeft te worden gedaan. Tevens wijkt de situatie van appellante in positieve zin af van de situatie uit de uitspraak van 31 januari 2006, omdat in die zaak partijen maar één jaar hadden samengewoond en in onderhavige zaak duidelijk is dat al voor het tijdstip van de geboorte van de kinderen partijen samenwoonden en deze samenwoning tot op heden voortduurt. In de zaak^ie heeft geleid tot de uitspraak van 31 januari 2006 is dan ook unaniem door het Europese Hof was besloten dat artikel 8 EVRM was geschonden, zeker ook omdat sprake was van excessief formalisme. Hiervan lijkt ook in onderhavige zaak sprake nu ook de Nederlandse staat ervan uit gaat dat appellante alleen maar naar China hoeft terug te keren teneinde de M W aan te vragen en verleend te krijgen. Ook de Nederlandse staat gaat er immers van uit dat deze M W zal worden verleend en dat mevrouw derhalve wederom legaal Nederland kan binnenreizen. Mede op basis van de gewijzigde jurisprudentie en de standpunten van het Hof van Justitie van de EC en de Europese Commissie heeft de staatssecretaris aangekondigd voornemens te zijn om artikel 3.71 Vb te wijzigen, omdat de toetsing aan met name artikel 8 EVRM tot op heden in Nederland een te beperkte toetsing is geweest. Zeker indien het "slechts" ging om een toetsing aan artikel 8 EVRM tijdens de MW-procedure. Deze voorgenomen beleidswijziging is verwoord in een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 29 oktober 2008 en is gepubliceerd in de Staatscourant van 30 oktober 2008, nummer 398. Hoe*v la staatssecretaris anderen nog wel de gelegenheid geeft om te reageren op verschillende punten uit de voorgenomen beleidswijziging heeft zij uitdrukkelijk al aangegeven van mening te zijn dat de toetsing aan artikel 8 EVRM met name de toetsing die plaatsvindt indien nog niet wordt beschikt over een MW, in Nederland een te beperkte is. Nu inmiddels dan ook de minster, dan wel de staatssecretaris, hun mening blijken te hebben veranderd, is niet in te zien waarom 'm onderhavige zaak niet is geconcludeerd tot schending van artikel 6 EVRM tijdens de MW-procedure. Grief tV Onjuiste juridisch overweging In rechtsoverweging 2.4.2. stelt de rechtbank; De verwijzing van eiseres naar de regefing met betrekking tot het zogenoemde generaaf pardon bevat geen aanknopingspunten voor de conclusie dat verweerder niet in redelijkheid aan het mw-vereiste had kunnen vasthouden etc...
9Q0-d
X9G
CZOZZCSZLO
ZZ-IZ
BOOZ-ïï-Bï
Pagina: 6/6 Uw re te rennt. Onze referentie: D080510010717\HB CW/IB Datum: 18-11-2008
Ten onrechte wordt door de rechtbank overwogen dat niet met recht worden verwezen naar de zogenaamde pardonregeling, nu deze regeling pas na het bestreden besluit tot stand is gekomen. Bovendien is ten onrechte door de rechtbank overwogen dat voor zover de generaal pardonregeling onredelijke elementen bevat, deze de rechtmatigheid van het bestreden besluit onverlet laat. Immers, in WBV 2007/11 is verwoord dat het niet in redelijkheid van iemand kan worden gevraagd terug te keren naar het land van herkomst voor het aanvragen van een M W indien de partner al voor 1 april 2001 Nederland is binnengereisd. Deze situatie is derhalve vergelijkbaar met de situatie waarin zowel referent ais betrokkene zich bevinden. Beiden zijn ruim voor 1 april 2001 binnengereisd. Omdat zij op dat moment nog geen gezin vorreden, kunnen zij geen aanspraak maken op het nationale beleid betreffende gezinshereniging, maar dienen zij aanspraak te maken op het nationale beleid betreffende gezinsvorming. Indien één of beide partners voor 1 april 2001 is ingereisd staat in de generaal pardonregeling dat, ook indien appellante niet rechtstreeks op de generaal pardonregeling een beroep kan doen zij in ieder geval een reguliere aanvraag voor verblijf bij partner/echtgenoot kan doen, waarbij een beroep kan worden gedaan op vrijstelling van ondermeer het MW-vereiste, omdat het inhumaan zou zijn dat de gezinsleden elkaar gezelschap tijdelijk zouden moeten missen. Conclusie De conclusie is dan ook dat appellante van mening is dat de uitspraak van de rechtbank Den Haag, nevenzittlngsplaats Dordrecht van 21 oktober 2008 geen stand kan houden en dient te worden vernietigd. Hoogachtend, CJ. van der Waarde Advocaat
Collet Advocaten Rotterdam Mathenesserlaan 195 , 3014 HB Rotterdam, Telefoon: 00 31 10 2707909 . Telefax: 00 31 10 2707900