Raad
vanState 201010064/1/V3. Datum uitspraak: 25 januari 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 22 september 2 0 1 0 in zaak nr. 0 9 / 3 4 1 7 4 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister van Justitie.
201010064/1/V3
1.
2
25 januari 2 0 1 1
Procesverloop
Bij besluit van 25 augustus 2 0 0 9 heeft de staatssecretaris van Justitie de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 22 september 2 0 1 0 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 20 oktober 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister voor Immigratie en Asiel heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201010064/1/V3
3.
3
25 januari 2 0 1 1
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J.M. Schuyt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w . g . Schuyt lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Van Leeuwen ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2 0 1 1 373-689. Verzonden: 25 januari 2 0 1 1 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
20/1. 2010 11:47 FAX
020 4213065
Jans * hasenaars adv.
00006,0019
uitspraak RECHTSANK 's-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummer: AWB 09 / 34174 uitspraak van de enkelvoadjge kamer voor vreemdelingenzaken van 22 september 2010 in de zaak van: geboren op van Burundese nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr, G.B. Jans, advocaat te Amsterdam, tegen: de minister van Justitie, voorneen de staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: J.M. HoUcbrandse, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te *s-Gravenhage. 1.
Procesverloop
1.1
Bij besluit van 25 augustus 2009 heeft verweerder de met ingang van 31 juli 2005 aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) ingetrokken. Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
1.2
De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2.
Overwegingen
2.1
Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, Vw, kan de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden ingetrokken dan wel de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan, worden afgewezen indien de grond voor verlening is komen te vervallen,
2.2
Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d Vw kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling a. die verdragsvluchteling is; b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
20/10 2010 11:48 FAI
020 4213065
Jans & hagenaars
SJ0007/0019
zaaknummer AWB 09 / 34174
c.
van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst; d. voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van Onze Minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar. 2.3
De rechtbank gan* uit v n de volgends feiten. Op 31 juli 2005 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 26 januari 2006 heeft verweerder eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw, met ingang van 31 juli 2005 geldig tot 31 juli 2010. Bij brief van 19 juni 2006 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft verweerder het categoriale beschenningsbeleid ten aanzien van Burundi beëindigd, met welke beëindiging door de Tweede Kamer is ingestemd.
2.4
Niet in geschil is dat het categoriale beschenningsbeleid voor asielzoekers uit Burundi met ingang van 2 augustus 2006 kon worden beëindigd en er derhalve geen aanleiding bestond om de aan eiser op de d-grond van artikel 29, eerste lid, Vw verleende verblijfsvergunning asiel te continueren.
2.5
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn asielaanvraag het volgende aangevoerd. Eiser heeft zich medio 2004 onder dwang aangesloten bij de FNL als informant. In mei 2005 begonnen de buren eiser uit te schelden voor moordenaar en FNL-er. Hieruit en uit de omstandigheid dat mensen wegliepen wanneer eiser zich in een groep mensen bevond, leidde eiser af dat men ontdekt had dat hij informant bij de FNL was. Daarom is eiser vanaf begin juni 2005 niet meer naar de FNL gegaan. Eiser vreest voor de FNL omdat hij niet meer voor hen werkt, hij vreest voor de buren omdat zij hebben ontdekt dat hij voor de FNL werkte en vreest voor het leger omdat hij aanneemt dat de buren het leger hebben ingelicht
2.6
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat op het moment dat de verbü'jfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw aan eiser werd verleend, er geen andere gronden bestonden voor verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw, omdat het door eiser naar voren gebrachte relaas ongeloofwaardig is. Ook thans bestaat er geen andere grond voor verlening van verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw.
2.7
Eiser heeft hiertegen in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte de geloofwaardigheid van zijn verklaringen in twijfel trekt
2.S
De rechtbank volgt eiser hier in niet en overweegt daartoe het volgende. Verweerder heeft zijn standpunt dat het relaas van verzoeker ongeloofwaardig is gegrond op de volgende overwegingen. De wijze waarop eiser heeft verklaard te zijn gerekruteerd door de FNL is niet aannemelijk te achten. Eiser was op het moment van rekruteren werkloos en had geen enkele band met FNL. Het is niet geloofwaardig dat eiser op die wijze vanuit het niets is opgedragen informant van de FNL te worden. Voorts zijn de verklaringen die eiser tijdens het onderzoek naar zijn asielaanvraag heeft afgelegd erg tegenstrijdig met die van zijn (toenmalige) echtgenote, door wie op 13 maart 2007 in Nederland asiel is aangevraagd. Verweerder heeft overwogen dat eiser en zijn echtgenote onder meer op de volgende punten tegenstrijdig hebben
FAI
020 4213085
Jans & hagenaars adv.
QlOOOa/0019
zaaknummer AWB 09/34174
verklaard. Ia de eerste plaats over het tijdsbestek waarbinnen de huisbezoeken van het FNL zouden hebben plaatsgevonden. Volgens eiser de eerste twee keer ten tijde van zijn rekrutering, medio 2004 en de laatste twee keer in juli 2005. Volgens zijn echtgenote allo vier de huisbezoeken binnen enige dagen, in juli 2005. In de tweede plaats hebben ze tegenstrijdig verklaard over het aantal mannen die de huisbezoeken namens het FNL hebben afgelegd. Eiser heeft verklaard dat hij medio 2004 thuis door 2 mannen van de FNL zou zijn benaderd en de volgende ochtend een tweede bezoek plaatsvond, waarbij een andere persoen kwam ea eiser niet nog een persoon heeft gezien. De echtgenote van eiser heeft verklaard dat bij de eerste drie huisbezoeken door de FNL steeds één en dezelfde man kwam. Dat namens eiseres in de correcties en aanvullingen van 22 mei 2007 is aangevoerd dat sprake is geweest van een misverstand en de eerste drie huisbezoeken steeds twee dezelfde mannen zijn gekomen, heeft verweerder niet gevolgd, nu de echtgenote hierover in het nader gehoor (op p. 6) expliciet anders heeft verklaard dat bij de eerste drie huisbezoeken steeds één en dezelfde man kwam. In de derde plaats hebben eiser en zijn echtgenote een andere lezing hebben gegeven over de gang van zaken bij het tweede huisbezoek. Daarbij zou eiser zijn meegenomen en volgens zijn verklaring ongeveer 25 tot 30 minuten hebben moeten lopen naar het station in Kinama, waarna hij na een gesprek met de commandant weer naar huis kon gaaa Die verklaring strookt niet met de verklaring van zijn echtgenote dat eiser bij dit tweede huisbezoek werd meegenomen en al na tien minuten later terugkwam, omdat gelet op de verklaringen van eiser bij in ieder geval langer dan 30 minuten weg moet zijn geweest Dat de echtgenote van eiser in haar correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft aangegeven dat haar man "een tijdje later terugkwam" heeft verweerder gelet op de eerdere expliciete tijdsaanduiding niet gevolgd. In de vierde plaats heeft de echtgenote van eiser verklaard dat hij fotograaf was, af en toe klusjes in de haven had en met wist dat eiser werkloos was, terwijl eiser heeft verklaard dat hij van 1999 tot 2000 in de haven als boekhouder werkzaam was en dat hij werkloos was op het moment dat hij door de mensen van FNL zou zijn benaderd. Ten aanzien van de door eiser in de zienswijze betrokken stelling dat de verschillen in verklaringen mogelijk zijn ontstaan onder invloed van de relationele problemen tussen eiser en zijn echtgenote en het feit dat zijn echtgenote ongeveer twee jaar na de gebeurtenissen is verhoord, heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat dit onvoldoende is om in het geheel niet van haar verklaringen te kunnen uitgaan en dat sprake is van dusdanige tegenstrijdige verklaringen op punten die de kern van het relaas raken, dat aan het relaas geen geloof kan worden gehecht 9
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich reeds op grond van de voormelde overwegingen in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is. Hetgeen eiser in beroep nog naar voren heeft gebracht met betrekking tot de in rechtsoverweging 2.3 vermelde overwegingen van verweerder, te weten dat het altijd een gegeven is geweest dat de huisbezoeken door de FNL altijd met twee personen was waarvan er één op de'uitkijk bleef staan en dat eiser de zin niet inziet van het feit dat hij zijn hobby als fotograaf niet heeft gemeld, kan niet leiden tot een ander oordeel. Aan eisers tijdens het nader gehoor van 22 januari 2009 gedane verklaring dat hij vanwege zijn gemengde afkomst (Hutu/Tutsi) bij terugkeer naar Burundi vreest voor problemen heeft verweerder evenmin geloof hoeven hechten, aangezien eiser tijdens het eerste gehoor van 2 augustus 2005 en nader gehoor van 13 september 2005 expliciet heeft verklaard dat hij, evenals zijn ouders, Hutu is. Eisen stelling in het beroepschrift dat hij niet eerder over zijn
1:51 FAX 020 4213065
j a n 8 & hagenaars adv.
©0009/0019
zaaknummer AWB 09 / 34174 4 gemengde afkomst heeft verklaard omdat hij bang was in Nederland niet als Hutu te worden beschouwd, kan niet leiden tot een ander oordeel Aan eiser, die in 2005 zelf de bescherming van de Nederlandse autoriteiten heeft ingeroepen, is voorafgaande aan beide geboren in 2005 meegedeeld dat hij in vrijheid kon spreken en dat alles wat werd besproken vertrouwelijk zou worden behandeld en dat het belangrijk is dat hij de waarheid vertelt Gelet daarop had van eiser mogen worden verwacht dat hij ook over zijn etnische afkomst naar waarheid zou verklaren. 2.10 In rechtsoverweging 2.3 heeft de rechtbank niet vermeld hetgeen ter zake van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen voorts in het bestreden besluit is overwogen ten aanzien van de door eiser tijdens het nader gehoor van 22 januari 2009 afgelegde verklaringen. Hetgeen eiser daartegen heeft aangevoerd behoeft dan ook geen bespreking. 2.11 De door eiser overgelegde algemene informatie over mensenrechtensituatie in Burundi, kan niet leiden tot het oordeel dat verweerder het asielrelaas van eiser niet in redelijkheid ongeloofwaardig beeft kunnen achten. Die informatie kan immers niet afdoen aan het feit dat van eiser mocht worden verwacht dat bij over hetgeen hem in Burundi zou zijn overkomen geloofwaardige verklaringen had afgelegd. 2.12 Gelet op het vorenstaande heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat ten üjde van de aan eiser op de d-grond van artikel 29, eerste lid, Vw verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd geen andere grond rechtsgrond bestond tot verlening van die verblijfsvergunning. Nu verweerder eisers relaas ongeloofwaardig heeft kunnen vinden en gesteld noch gebleken dat in de algemene veÜigheidsituan'e in Burundi op 25 augustus 2009 een grond is gelegen voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel, heeft verweerder eisers verblijfsvergunning per die datum terecht ingetrokken. 2.13 Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. 2.14 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
20/10 2010 11:52 FAX
020 4213065
Jans & hagenaars adv.
$0010/0019
i
zaaknummer AWB 09 / 34174
3.
Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.S. de Groot, griffier. Do beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2010.
[
De päBer is verhinderd ta teken*!
Afschrift verzonden op : 2 2 S E P 2 0 1 0 Coil Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16113, 2500 BC, 's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.
Voor èwshiiimaUmiA Oo griffier ffiidéVybink » »QnwnhaQ»
25/10 2010 11:43 FAX
Jans & hagenaars adv.
020 4213065
2)0001/0019
JANS & HAGENAARS ADVOCATEN
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
2 0 OKT 2010 Raad van State AfdL bestuursrechtspraak Alleen per fax: 070-3651380
ZAAKNR. 10\O AAN: BEHANDELD DD:
VQûCl^ V3 PAR:
Mr. 0£. Jana Mr. E.R. Hagenaars [n samenwerking met Mw. Mr. GE. Stasseri-Buljs Mr. WA.L. de Boer Mw. Mr. PM. de Vries Mr. KJ. Korteweg Klovenjershup'waJ 95 Postbus 15 l o f 1001 MC Amsterdam Tel 020 -420 77 66 Fax 020- 421 30 65
Amsterdam, 20 oktober 2010 Uwref. Awb. 09/3900, EVD 0507.31.0006 Inzake /Staat Doss.nr, 050636 gj/kw
Hoger beroepschrift! Geacht College, Hierbij wordt namens appellant, geboren te thans verblijvende te _ hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem d.d. 22 september 2010, Awb. 09/34174. Ondergetekende verklaart bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn tot het instellen van dit hoger beroep. Kopie van de uitspraak (prod. 1) alsmede van machtigingsformulier hoger beroep vreemdelingenzaken ex art 70 Vw. 2000 (prod. 2) wordt hierbij overgelegd. Een toevoeging is heden aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam. Grief Ten onrechte heeft de Rechtbank Haarlem overwogen inrechtsoverweging2.9: "Naar het oordeel van de Rechtbank heeft verweerder zich reeds op grond van de voormelde overweging in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is. Hetgeen eiser in beroep nog naar voren heeft gebracht met betrekking tot de in rechtsoverweging 2.8 vermelde overweging van verweerder, te weten dat het altijd een gegeven is geweest dat de huisbezoeken door de FNL altijd met twee personen was waarvan er één op de uitkijk bleef staan en dat eiser de zin niet inziet van het feit dat hij zijn hobby als fotograaf niet heeft gemeld, kan niet leiden tot een ander oordeel. Door eisers tijdens het nader gehoor van 22januari 2009 gedane verklaring dat hij vanwege zijn gemengde afkomst bij terugkeer naar Burundi vreest voor problemen heeft verweerder evenmin geloof hoeven
20/10 2010 11:44 FAI
020 4213085
Jana & hagenaars adv.
©0002/0019
hechten aangezien eiser tijdens het eerste gehoor van 2 augustus 2005 en nader gehoor van 13 september 2005 expliciet heeft verklaard dat hij, evenals zijn ouders, is. Eisers stelling in het beroepschrift dat hij niet eerder over zijn gemengde afkomst heeft verklaard omdat hij bang was in Nederland niet ab Hutu te worden beschouwd, kan niet leiden tot een ander oordeel Aan eiser die in 2005 zelfde bescherming van de Nederlandse autoriteiten heeft ingeroepen, is voorafgaande aan beide gehören in 2005 meegedeeld dat hij in vrijheid kon spreken en dat alles wat werd besproken vertrouwelijk zou worden behandeld en dat het belangrijk is dat hij de waarheid vertelt. Gelet daarop had van eiser mogen worden verwacht dat hij ook over zijn etnische afkomst naar waarheid zou verklaren. " Toelichting: Door aldus te overwegen gaat de Rechtbank geheel voorbij aan de essentie van de verklaringen van appellant tijdens de gehören in 2005 en die van zijn voormalige echtgenote in 2007. Daarbij miskent de Rechtbank dat nog los van het tijdsverloop de voormalige echtgenote van appellant zonder enig contact gehad te hebben met appellant omtrent de asielmotieven, laat staan de inhoud van de gehören dezelfde feiten naar voren zijn gebracht. Immers gaat het met name om huisbezoeken door leden van de FNL waaruit dus geconcludeerd kan worden dat die huisbezoeken daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Of dat nu twee of drie personen waren, wanneer die exact hebben plaatsgevonden en hoe vaak, dient niet van doorslaggevende betekenis te zijn. Appellants voormalige echtgenote had geen enkel belang erbij om daarover ongeloofwaardige verklaringen af te leggen, laat staan dat zij daarover maar ook op enig moment overleg met appellant heeft kunnen hebben. Bovendien staat vast dat vanaf de aankomst van de voormalige echtgenote met kinderen in Nederland er relationele problemen waren die mogelijk van invloed kunnen zijn geweest op de door de voormalige echtgenote afgelegde verklaringen. Bovendien miskent de Rechtbank daarbij het cultuurverschil tussen man en vrouw in Burundi waarbij er vanuit dient te worden gegaan dat de vrouw zich in het geheel niet met de zaken van de man bemoeit en ook niet daarover wordt geïnformeerd. Dat de vrouw het werk van de man als fotograaf betitelt als werk, terwijl de man dit niet meer dan als een hobby beschouwde is daarmee verklaarbaar. Voorts miskent de Rechtbank tevens dat door de verlening van de vtv-asiel op de d-grond aan appellant en vtv-asiel op de e-grond aan de voormalige echtgenote en de kinderen er verder toen niet meer inhoudelijk naar de asielzaken is gekeken. Eerst bij de intrekking van de vtv-asiel ex art 29 lid 1 sub d Vw. 2000 van appellant, althans het voornemen tot intrekking wordt appellant geconfronteerd met verschillen die er zouden bestaan in de door hem en zijn voormalige echtgenote afgelegde verklaringea In 2008/2009 werd het voornemen besproken en natuurlijk ook de mogelijke oorzaak van de verschillen in de afgelegde verklaringen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de uitleg van appellant voor die verschillen gelet op alle omstandigheden, tijdsverloop, relationele problemen en cultuur in het geheel niet door de Rechtbank worden gevolgd dan wel geloofwaardig worden bevonden. Ten aanzien van het feit dat appellant in 2005 zijn gemengde afkomst niet genoemd heeft, getuigt dit ook niet van enige kennis van de Rechtbank over het etnisch conflict in Burundi. Appellant voelde zich al bij de gehören in 2005 niet op zijn gemak vanwege zijn gemengde afkomst en het feit dat de tolk niet van gemengde afkomst was. Het is dan ook begrijpelijk dat appellant opgeeft Hutu te zijn, terwijl hij wist en voelde dat de tolk dat niet geloofde. Bovendien is appellant een land ontvlucht waarin nu juist die verschillen in afkomst tot een gruwelijke burgeroorlog hebben geleid. In die zin is het dan ook alles-
/10 2010 11:45 FAI 020 4213065
Jans & hagenaars adv.
@0003/0019
zins begrijpelijk dat appellant dit niet meteen bij aankomst in Nederland heeft gemeld. Pas na jaren in Nederland te hebben gewoond en zich veilig te hebben gevoeld, durfde appellant zijn gemengde afkomst naar voren te brengen. Gelet op het voorgaande had de Rechtbank niet zoals de IND hoeven te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de door appellant afgelegde verklaringen en het asielrelaas dienen te beoordelen op de werkelijke merites te weten dat appellant in Burundi als FNL-lid c.q. aanhanger werd en wordt beschouwd. Met het oog daarop is namens appellant belangrijke informatie overgelegd en gaat ook hierbij nog nieuwe informatie (prod. 3) waaruit blijkt dat de huidige regering ernstig jacht maakt op FNL-leden of voormalige FNL-!eden met alle gevolgen van dien te weten detentie en liquidatie. Met het oog daarop wordt hierbij nog zeer recente informatie met betrekking tot Burundi en standrechtelijke executies van leden van de FNL overgelegd (prod. 4). Tevens wordt hierbij overgelegd brief van de openbare basisschool De Bron waar de kinderen van appellant naar school gaan (prod. 5). Appellant meent dat nu hij al sinds jaar en dag de zorg over de kinderen heeft, gedwongen terugkeer naar Burundi tot een onacceptabele situatie zal leiden aangezien het risico op arrestatie en liquidatie evident is en de kinderen dan geheel ontheemd en niet zelfreddend zouden achterblijven. Immers zijn de kinderen grotendeels in Nederland opgegroeid en spreken zij de taal niet meer van het land van herkomst Burundi REDENEN WAAROM: appellant Uw Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoekt dit hoger beroep gegrond te verklaren; kosten rechtens. Amsterdam, 20 oktober 2010
G.E. Jans, gemachtigde/advocaat