Raad
vanState 201105178/1/V1. Datum uitspraak: 15 juli 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 7 april 2 0 1 1 in zaak nr. 1 0 / 2 4 4 9 3 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister).
2 0 1 1 0 5 1 78/1 A/1
1.
2
1 5 juli 2 0 1 1
Procesverloop
Bij' besluit van 8 juli 2 0 1 0 heeft de minister van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 7 april 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 4 mei 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201105178/1/V1
3.
3
15 juli 2011
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.
w.g. Steendijk lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Beerse ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2011 32-688. Verzonden: 15 juli 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
04/05 2011 15:52 FAX 0031203446203
BÛHLER ADVOCATEN
IgjOUd/U IU
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector Bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummers; AWB 10/24493 (beroep) AWB 10/24495 (voorlopige voorziening) V-nr; uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzienlngenrechter in het geding tussen: geboren op van Rwandese nationaliteit, eiser/verzoeker, hierna te noemen; eiser, gemachtigde: mr. A.W. Eikelboom, advocaat te Amsterdam, en; de minister voor Immigratie en Asiel» rechtsopvolger van de minuter van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. T. Nauta, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop Bij besluit van 8 juli 2010 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 10 april 2010 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 8 juli 2010 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Bij brief van dezelfde datum is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2011. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is venegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig E, Nsabimbona, tolk Kiniyarwanda, De voorzieningenrechter/rechtbank, hierna te noemen: rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Asielrelaas Eiser heeft het volgende relaas aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd. Eiser zat vanaf (993 in het leger. Van 1996 tot 2000 is hij bewaker geweest van
04/05 2011 15:53 FAX
0031203416203
BOHLER ADVOCATEN
Zaaknummers: AWB 10/24493 en A\VB 10/24495 inzake
1^006/010
pagina 2 van 6
en woonde hij ook bij hem in. Onlangs is gevlucht. Op 17 februari 2010 is eiser opgepakt door de Rwandese autoriteiten omdat ze informatie wilden over Eiser is daarna gevangen gezet, Hij is met hulp van _._. _ ontsnapt, waarna hij het land heeft verlaten en via Oeganda en Burundi naar Nederland is gereisd. In Oeganda heeft eiser een Rwandese krant gezien waar zijn naam in stond. Overwegingen Ten aanzien van het beroep I. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op grond van anikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met anikel 31, tweede lid, aanhef en onder d en f, van de V w 2000, Eiser heeft betwist dat van het asielrelaas positieve overtuigingskracht dient uit te gaan. Subsidiair heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen oordelen dat van het relaas geen positieve overtuigingskracht uitgaat. 2.1. Op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is de minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen. II. Op grond van artikel 29 van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling: a. die verdragsvluchteling is; b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan: 1°, doodstraf of executie; 2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of 3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict; c. van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met deredenenvan zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst; d. voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van Onze Minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar. 2.3. Artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 wordt afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder d, van genoemd anikel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag valse of vervalste reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden nee Ft overgelegd en, hoewel daaromtrent ondervraagd, opzettelijk de echtheid daarvan heeft volgehouden. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder f, van genoemd anikel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die
c
04/05 2011 15:53 FAX 0031203446203
BOHLER AUVUUAltH
Zaaknummers: A\VB 10/24493 en AWB 10/24495 inzake
Pagina 3 van 6
noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen. 3. Volgens paragraaf C 14/3,4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 zal van de verklaringen een positieve overtuigingskracht moeten uitgaan om een omstandigheid als genoemd in artikel 31, tweede lid, van de Vw 2000 buiten beschouwing te laten. 4.1. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser in beroep ter onderbouwing van zijn standpunt de volgende documenten heeft overgelegd: • een verklaring van kapitein een voormalig collega van eiser; - een verklaring van ~ , de zuster van alsmede - een kopie van hun militaire identiteitsbewijzen; en - een nieuwsbericht van allAfrica.com, "Rwanda; Govt Arrests Brother" van 23 augustus, jaartal onbekend. 4.2. Naar het oordeel van de rechtbank verzet de goede procesorde zich niet tegen het bij de beoordeling betrekken van deze stukken, nu verweerder ter zitting heeft aangegeven voldoende op de documenten te hebben kunnen reageren. De rechtbank is echter van oordeel dat de documenten niet relevant kunnen zijn voor het besluit en overweegt hiertoe als volgt. Eiser heeft op pagina 4 van hèt nader gehoor aangegeven dat hij niet bekend is met een zus van , Ter zitting heeft eiser echter verklaard dat wel degelijk een zus heeft. Op grond van het voorgaande kan aan de verklaring van liet die waarde worden toegekend die eiser daaraan toegekend wenst te zien. Gezien het voorgaande is de geloofwaardigheid van de tegelijkertijd overgelegde en gelijkluidende verklaring van eveneens twijfelachtig, De rechtbank neemt hierbij voorts in aanmerking dat de lay-out en de gegevens van de militaire identiteitsbewijzen van eiser en, niet overeenkomen, terwijl de geldigheidsduur ongeveer tegelijkertijd afloopt. Eiser heeft hier geen afdoende verklaring voor gegeven, anders dan dat eiser twee jaar eerder in dienst is getreden. Derechtbankbetrekt daarom deze in beroep overgelegde documenten, op grond van artikel 83, tweede lid, van de Vw 2000, niet bij haar beoordeling, 5. Voorts is aan de orde of verweerder in redelijkheid één of meerdere van de omstandigheden als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder d en f, van de Vw 2000 aan eiser heeft mogen tegenwerpen. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft bestreden dat hij een (ver)vals(t)e krant heeft overgelegd en, hoewel daaromtrent ondervraagd, opzettelijk de echtheid daarvan heeft volgehouden, Reeds hierom heeft verweerder in redelijkheid artikel 31, tweede lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 bij de beoordeling van de aanvraag kunnen betrekken. Hetgeen eiser over het tegenwerpen van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 heeft aangevoerd kan dan ook buiten beschouwing blijven. Daarom dient van het asielrelaas een positieve overtuigingskracht uit te gaan. 6.1. Eiser heeft aangevoerd dat zijn asielrelaas wel degelijk geloofwaardig is. Niet in geschil is dat eiser in het Rwandese leger diende. Verweerder kan dan zonder nadere motivering niet het feit dat eiser het merk van zijn vuurwapen niet kan noemen essentieel achten, Elke gewone soldaat heeft immers ook een wapen, Verweerders opmerking dat het ongeloofwaardig is dat eiser geen opleiding tot lijfwacht heeft gehad, is speculatief zonder informatie waaruit blijkt dat lijfwachten doorgaans een speciale opleiding volgen. Eiser heeft verklaard tussen 2003 en 2005 een opleiding te hebben gevolgd, Uit het feit dat eiser niet
.-wvv
t v
..
,u.^t
i n/\
woiiiuoH'iDiVO
bUHLtK
AUVUUAItN
Zaaknummers: AWB 10/24493 en AWB 10/24495 inzake
Pagina 4 van 6
precies kon aangeven wat hij in een bepaalde situatie zou doen, betekent niet dat het hem ontbreekt aan 'speciale specifieke vaardigheden'. Onduidelijk is op grond waarvan lijfwachten deze vaardigheden zouden moeten bezitten. Daarnaast was eiser in dienst van het Rwandese Jeger en maakte hij deel uit van het bataljon vnn Het stond vrij om de taken te verdelen. Het is dus niet vreemd dat uit de overgelegde documenten niet blijkt dat eiser lijfwacht was. Dit blijkt ook uit het feit dat, als in hei buitenland was, eiser 'gewoon' militair was. De 'convocation' is niet op echtheid onderzocht, zodat de echtheid ervan niet in geschil is. Het document ondersteunt eisers relaas dat hij zich moest melden, niet is gegaan en acht of negen dagen later is opgepakt. Eiser ging ervan uit dat de 'convocation' een vervolggesprek betrof over een eerder onderhoud over , die reeds voordat hij het land ontvluchtte ondergedoken was en gezocht werd. Persoonlijke informatie over het leven van Df zijn visie zijn geen zaken waar je volgens eiser met een generaal over spreekt, Tot stot is eiser niet zomaar in een 'huisje' gevangen gezet. Dit bevond zich in het militaire kamp 6.2 Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser de functie van lijfwacht heeft vervuld. Nu dit de kern vormt van het asielrelaas, wordt tevens geen waarde gehecht aan de problemen die uit deze functie zouden zijn voortgekomen. 6.3. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser met de originele documenten weliswaar zijn functie als beroepsmilitair heeft onderbouwd, maar niet dat hij de lijfwacht van was. De rechtbank stelt vast dat verweerder zijn conclusie dat van het relaas van eiser geen positieve overtuigingskracht uitgaat, heeft doen steunen op een groot aantal vaagheden, tegenstrijdigheden en bevreemdingwekkende verklaringen die eiser heeft afgelegd. Eiser weet vrijwel geen persoonlijke informatie te geven over heeft vaag en summier verklaard over zijn werkzaamheden als bewaker van kan niet uideggen waarom juist hij als persoonlijk bewaker van was aangesteld, kan evenmin uitleggen wat voor training/opleiding hij heeft genoten, kan niet aangeven hoe hij in bepaalde gevaarlijke situaties zou moeten handelen, weet niet welk merk en type vuurwapen . hij gebruikte, terwijl hij dit jarenlang by zich heeft gedragen, kent het kenteken van de auto van niet, weet niets over de agenda van en weet geen opvallende of gevaarlijke voorvallen of gebeurtenissen uit zijn periode als bewaker. Voorts weet eiser niet waarom na zijn vlucht juist met eiser contact heeft gezocht of gehouden en heeft hij geen informatie over de politieke ambities of de visie van 6.4. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank op grond van het voorgaande in redelijkheid kunnen oordelen dat van het relaas van eiser geen positieve overtuigingskracht uitgaat. Eiser heeft ook in beroep geen afdoende verklaring voor de vaagheden en tegenstrijdigheden kunnen geven. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door eiser overgelegde 'convocation' van 15 februari 2010, waarin hem wordt opgedragen zich op 18 februari 2010 bij de politie te melden, niet tot een ander oordeel leidt. Uit het document blijkt niet waarom eiser is opgeroepen. Het document is voorts niet in overeenstemming met het asielrelaas: is immers volgens eiser eerst op 26 februari 2010 gevlucht. De overgelegde BBC-artikelen kunnen evenmin eisers relaas bevestigen, nu niet de persoonlijke omstandigheden van ongeloofwaardig worden geacht, maar enke! eisers gestelde rol hierbij. Verweerder heeft daarom in redelijkheid kunnen oordelen dat hei niet geloofwaardig is dat eiser de functie van lijfwacht heeft vervuld en daarom de gestelde problemen van eiser ongeloofwaardig kunnen achten, Gelet hierop heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om eiser in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000.
•
0 4 / 0 5 2 0 1 1 1 5 : 5 4 FAX
0031203446203
BOHLER ADVOCATE»!
Zaaknummers: AWB 10/24493 en AWB 10/24495 inzake
^
y
Pagina 5 van 6
7. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Teruanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening 8. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist, Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening 9. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
DunLcrïrtUVUC'rtltH
Zaaknummers; AWB 10/24493 en AWB 10/24495 inzake
Igj v i v / v i v
Pagina 6 van 6
Beslissing De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 10/24493, verklaart het beroep ongegrond. De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 10/24495, wijsl het verzoek af. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, tevens voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van drs. Y.A.P. Huijbregts-Kegels, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2011. . /.
:•
De griffier
Afschrift verzonden op:
0 7 APR. 2011
Cone: YHK ColI.:JK D:C de
9r/fe^X?'
te,
Tegen de uiLSpraak op hei beroep staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16! 13, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid. van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten, Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing, Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
04/05 2011 15:51 FAX
0031203446203
BOHLER ADVOCATEN
ia 00 1/0 10
BÖhler ADVOCATIN
«ElïepSG RÄCHT 5 6 D - 5 6 I , 1017 EM AMSTERDAM TELEFOON + Î 1 (0)îO.ÎUÎt6îOC, Ti IE f AX + 31 (o)îD.jUu6îÛ1 E-MAIL:
[email protected] I www.bohkr.eii
DR. BRITTA BÖHLER MARC WIJHOAARPEN VICTOR K O P P E MICrflEL PESTMAN PLI f stuDUBFt PR3F, L I E S B E T K H A V E LB
Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Postbus 20019 2500 EA 's-Gravenhage
PROP. T i l l PRAKKEN DR. BAKTWAPIRT MARIEKE VAN tlK MICHEL UITERWAAL CDftRlIN UlLEHSM»
Tevens per fax: 070 - 36 51 380 Aantal pagina's; \Q
WI1EINELBOOM CHAN HA SAH KALBEN ANNE StHELTEMAHEDUIN TAMARA e-UNUMl VAlENTINi ILllbERIAAN
Amsterdam, Onze ref.
4 mei 2011 20110467.WE/AdR
PROF. OÖRAN SLUITER EDWARD VAN KEMPEK MARINADEN HoUDlJKen
Direct tel.nr: 020-3446250 Direct faxnr: 020-3446203
»BVIttV* PROF. HANS UlHltH J I H U R U N B'QINEIR» RRÇF. ANDRE NOLLKAEMPER
Betreft:
/ Minister voor Immigratie en Asiel HOGER BEROEPSCHRIFT
Geachte heer/mevrouw, Namens cliënt, de heer (tevens (foutief) gespeld ("appellant"), geboren op Rwanda en van Rwandese nationaliteit, woonachtig te voor deze zaak woonplaats kiezende aan de Keizersgracht 560-562 te Amsterdam (1017 EM) op het kantoor van zijn advocaat mr. A.W. Eikelboom ("ondergetekende"), die verklaart door hem bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep middels het opstellen, ondertekenen en indienen van dit hoger beroepschrift, kom ik hierbij in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank VGravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam van 7 april 2011, verzonden op dezelfde datum (AWB 10/24495), genomen in beroep tegen het besluit van de minister van Justitie, rechtsvoorganger van de minister voor Immigratie en Asiel ("verweerder") van 8 juli 2010 waarbij de aanvraag van appellant tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen. Een kopie van de uitspraak wordt hierbij als bijlage 1 overgelegd. Appellant kan zich met de uitspraak van de rechtbank, waarin zijn beroep ongegrond is verklaard, niet verenigen en voert daartegen de navolgende grief aan. IEDERE AANSPRAK! LLJKKtlD IS BEPERKT TOT HfT BEDRAG DAT IK HET DÏSIETRÏf FE*ÜE GEVAL ONDER ONZE IBR0|PSAAXS*"AKEIIJK>-E1DSVERZEKERING WBBBT UITBETAALD AN1 LIABILITY SHALL BE LIMITED T3 THE AMOUNT WHICH I I f AID U I O I R T H E FIRM'S PROFESSIONAL LIABLIIITV »DLICTINTHI MATTER » » C E R O I D
04/05 2011 15:51 FAX 0031203446203
BOHLER ADVOCATEN
Böhler 4 mei 2011, pagina 2 Grief De grief richt 2ich tegen de volgende rechtsoverwegingen; 6.3 De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser met de originele documenten weliswaar zijn functie als beroepsmilitair heeft onderbouwd, maar niet dat hij de lijfwacht van was. De rechtbank stelt vost dat verweerder zijn conclusie dat van het relaas van eiser geen positieve overtuigingskracht uitgaat, heeft doen steunen op een groot aantal vaagheden, tegenstrijdigheden en bevreemdingwekkende verklaringen die eiser heeft afgelegd. Eiser weet vrijwel geen persoonlijke informatie te geven over heeft vaag en summter verklaard over zijn werkzaamheden als bewaker van kan niet uitleggen waarom juist hij als persoonlijke bewaker van was aangesteld, kan evenmin uitleggen wat voor training/opleiding hij heeft genoten, kan niet aangeven hoe hij in bepaalde gevaarlijke situaties zou moeten handelen, weet niet welk merk en type vuurwapen hij gebruikte, terwijl hij dit jarenlang bij zich heeft gedragen, kent het kenteken van de auto van niet, weet niets over de agenda van ?n weet geen opvallende of gevaarlijke voorvallen of gebeurtenissen uit zijn periode als bewaker. Voorts weet eiser niet waarom na zijn vlucht juist met eiser contact heeft gezocht afgehouden en heeft hij geen informatie over de politieke ambtties of de visie van 6-4 Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank op grond van het voorgaande in redelijkheid kunnen oordelen dat van het relaas van eiser geen positieve overtuigingskracht uitgaat. Eiser heeft ook in beroep geen afdoende verklaring voor de vaagheden en tegenstrijdigheden kunnen geven. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door eiser overgelegde 'convocation' van 15 februari 2010, waarin hem wordt opgedragen zich op 18 februari 2010 bij de politie te melden, niet tot een ander oordeel leidt. Uit het document blijkt niet waarom eiser is opgeroepen, Het document is voorts niet in overeenstemming met het asielrelaas: is immers volgens eiser eerst op 26 februari 2010 gevlucht. De overgelegde BBC-artikelen kunnen evenmin eisers relaas bevestigen, nu niet de persoonlijke omstandigheden van , ongeloofwaardig worden geacht, maar enkel eisers gestelde rol hierbij. Verweerder heeft daarom in redelijkheid kunnen oordelen dat het niet geloofwaardig is dat eiser de functie van lijjwacht heeft vervuld en daarom de gestelde problemen van eiser ongeloofwaardig kunnen achten. Gelet hierop heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om eiser in het bezit te stellen'van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000.
Û4/Û5 2011 15:52 FAX 0031203446203
BOHLER ADVOCATEN
Böhler 4 mei 2011, pagina 3
Toelichting De grief richt zich tegen de vaststelling van de rechtbank dat de minister zijn conclusie dat van het relaas geen positieve overtuigingskracht uiigaat heeft mogen doen steunen op een groot aantal vaagheden, tegenstrijdigheden en bevreemdingwekkende verklaringen, Hiermee miskent de rechibank dat appellant voor deze gestelde vaagheden, tegenstrijdigheden en bevreemdingwekkende verklaringen een verklaring heeft gegeven. In rechtsoverweging 6.1 staan deze argumenten weliswaar opgesomd, maar de rechtbank heeft deze niet, althans niet kenbaar, in de beoordeling betrokken. Het gaat hierbij onder meer om de vraag of het aannemelijk is dat appellant geen bijzondere training heeft doorlopen (waarbij de minister op geen enkele wijze zijn stelling heeft onderbouwd dat dit in Rwanda gebruik zou zijn), of het aannemelijk is dat appellant niet het merk en type vuurwapen dat hij gebruikte kan noemen (waartegen is aangevoerd dat dit niet relevant is nu het bezit van een vuurwapen op zich niet in geschil is), of het ongeloofwaardig is dat appellant niets weet over de agenda van (waartegen is aangevoerd dat dit binnen de Rwandese gezagsverhoudingen bepaald niet merkwaardig moet worden geacht), en of het mogelijk is dat zich geen gevaarlijke voorvallen hebben plaatsgevonden in de periode dat appellant lijfwacht was (gesteld is dat dit nu eenmaal het geval is; de minister heeft geen informatie die het tegendeel moet bewijzen ingebracht). Tenslotte blijkt uit het oordeel van de rechtbank over de door appellant overgelegde convocation van 15 februari 2010 dat (ook hier) geen, althans niet kenbaar, acht is geslagen op de door appellant aangevoerde beroepsgronden. Immers, het feit dat pas op 26 februari 2010 Rwanda heeft verlaten wil niet zeggen dat deze niet reeds lang daarvoor werd gezocht, en in ieder geval op 15 februari. De convocation is dus in het geheel niet strijdig met het asielrelaas van appellant. Appellant stelt zich op het standpunt dat de rechtbank in de rechtsoverwegingen waartegen deze grief zich richt, er blijk van heeft gegeven het oordeel van de minister inzake de overtuigingskracht van het relaas van appellant te volgen zonder de daartegen aangevoerde beroepsgronden hierin te betrekken. Dit oordeel kan derhalve geen stand houden. Nu de ongegrondverklaring van het beroep van appellant in overwegende mate was gegrond op dit oordeel over de overtuigingskracht, stelt appellant zich op het standpunt dat de uitspraak in zijn geheel geen stand kan houden.
REDENEN WAAROM: Appellant zich wendt tot uw Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, met het verzoek de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, zittingsplaats Amsterdam van 7 april 2011 te vernietigen en verweerder op te
•
04/05
2011
1 5 : 5 2 FAX
0031203446203
BOHLER ADVOCATEN
0004/010
Böhler 4 mei 2011, pagina 4
dragen een nieuwe beschikking te nemen, dan wel de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank, dan wel zelfde zaak af te doen, kosten rechtens. Ik verzoek u het verschuldigde griffierecht van onze rekening-courant af te schrijven. Hoogachtend, Gemachti ge,
I A.W, Eikelboom